====== De zonde tegen de Heilige Geest ====== ==== 1. Wat is de onvergeeflijke zonde? ==== Het soort zonde, dat zó dodelijk is, dat de eeuwige dood erop volgt, zonder enige hoop op vergeving, omdat er geen berouw bij komt. ==== 2. Hoe wordt deze zonde genoemd? ==== Zonde tegen den Heilige Geest, lastering van de Geest((*Matteüs 12:31)) en zonde tot de dood((*1 Johannes 5:16)). ==== 3. Maar wat is dat dan voor zonde? ==== Om dat beter te begrijpen, verzamelen we enkele Schriftbewijzen, die aantonen wat deze zonde respectievelijk niet en wel is. - Allereerst denken we aan 1 Johannes 5:16-17: "Als iemand zijn broeder ziet zondigen, een zonde niet tot de dood, moet hij bidden en God zal hem het leven geven, hun namelijk, die zondigen niet tot de dood. Er bestaat zonde tot de dood: daarvoor zeg ik niet, dat hij moet vragen. Alle ongerechtigheid is zonde, en er bestaat zonde niet tot de dood". Hier wordt de zonde tot de dood onderscheiden van de ongerechtigheid bij een algemene overtreding van de wet. Ik leid daaruit af, dat de zonde tegen de Heilige Geest niet een overtreding in het algemeen is, en ook niet een overtreding van de ethische wet in het bijzonder, indien zij is begaan uit onwetendheid, zwakheid, of boosheid. - Dan komt ons voor de geest Matteüs 12:32: "Spreekt iemand een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar spreekt iemand tegen de heilige Geest, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende". En ook het woord van Paulus, die in 1 Timoteüs 1:13 bekent, dat hij een lasteraar van Christus is geweest, een vervolger en een verdrukker,((*1 Timoteüs 1:13)) maar desondanks barmhartigheid verworven heeft, omdat hij het onwetend en uit ongeloof gedaan had. Hieruit leid ik af dat godslastering en vervolging van Christus en Zijn evangelie geen zonde tegen de Heilige Geest is, indien dit voortkomt uit onwetendheid. - Dan zijn er de verloocheningen van Petrus, die Christus tegen zijn geweten in en al vloekend heeft verloochend.((*Matteüs 26:69-74)) Hij deed dit echter uit angst voor de gevaarlijke omstandigheden, terwijl het oordeel van zijn verstand niet overeenstemde met zijn tong. Zijn geloof was niet uitgeblust - de Heere had immers gebeden dat het niet zou ophouden - maar brandde in zijn hart. Anders zou hij zich wel bij de vervolgers van Christus gevoegd hebben, maar hij ging weg terwijl hij bitter weende. Hieruit leid ik af dat de verloochening van Christus die uit zwakheid voortkomt, en niet gepaard gaat met de bedoeling om Christus te verwerpen, maar begaan wordt met de wetenschap dat er nog een toegang tot de zaligheid is overgebleven, géén zonde tegen de Heilige Geest is, hoewel er niets dichterbij deze zonde komt dan zulk een verloochening. - Te denken is aan het woord van de Heere in Matteüs 12:13 en verder,((*Marcus 3:28 *Lucas 12:10)) waar Hij de lastering van de Heilige Geest voorhoudt tegenover de Farizeeën, die Christus en zijn Evangelie niet alleen versmaadden en verachtten, maar ook zeiden dat Christus de duivelen uitdreef door Beëlzebul, de prins onder de duivelen, en dat Hij een onreine geest had, terwijl ze Christus toch kenden uit de profeten, alsook uit Zijn leer en uit Zijn wonderen, en ook wel wisten dat dit werken van Christus waren, door de kracht van de Heilige Geest.((*Matteüs 12:22-24)) Hieruit concludeer ik dat de de zonde tegen de Heilige Geest als volgt is te omschrijven: //Christus en Zijn heilig evangelie kennen maar verloochenen, en tegen beter weten en geweten in een werk van de Heilige Geest aan de satan toeschrijven.// Dit is de ene soort van zonde tegen de Heilige Geest, en ook de zonde van de Farizeeën geweest. Het is de zonde van hen die de waarheid kennen maar niet érkennen, en haar schelden en lasteren en uitmaken voor een ketterse, verkeerde en duivelse leer. - Ten slotte is er de Schriftplaats Hebreeën 6:4-6:"Het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest" en dus na te zijn onderwezen in de leer belijdenis van het christelijk geloof hebben gedaan en zich door de doop tot de gemeente hebben begeven, "van de hemelse gave genoten hebben en deel gekregen hebben aan de heilige Geest, en het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben" maar niet hebben opgeslokt, en veel minder nog hebben verteerd en gekookt, "en daarna afgevallen zijn", namelijk niet in een bijzondere zonde tegen de eerste of tweede tafel, maar in een algehele afval van Christus, "weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken". En Hebreeën 10:26 zegt: "indien wij opzettelijk zondigen", dat is: met volle raad en toestemming, ja indien wij met voorbedachten raad van Christus afwijken, "nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over". Het gaat hier dus om een zondigen door mensen die de waarheid niet alleen gekend hebben, maar daarvan ook belijdenis gedaan hebben. Hieruit leid ik af: - dat het kenmerkende van deze zonde is, dat men Christus en het evangelie gekend heeft door de Heilige Geest, die de harten verlicht, om geheel en al met voorbedachte rade en wil af te wijken en Christus te verloochenen, Zijn waarheid door opgezette boosheid met alle macht te vervolgen, Hem smaad aan te doen en Zijn offer te verachten; - dat niet alle verworpenen zich aan deze zonde schuldig maken, maar alleen zij die Christus en zijn waarheid gekend hebben; - dat de uitverkorenen aan deze zonde niet onderhevig zijn, daar Gods raad om hen zalig te maken en te behouden niet gebroken kan worden. ==== 4. Wat is dus de zonde tegen de Heilige Geest? ==== Het is een algehele afval van Christus, dat wil zeggen: een vrijwillige verloochening of herroeping van de waarheid van het evangelie dat men duidelijk gekend heeft, en een weerspannigheid die voortkomt uit haat van de waarheid, en die gepaard gaat met tirannieke, sluwe en schijnheilige tegenwerking. Of: wie zondigt tegen de Heilige Geest, weerstaat door opzettelijke boosheid de goddelijke waarheid, waarvan de glans hem dusdanig heeft overstraald, dat hij zich niet kan verontschuldigen met onwetendheid. ==== 5. Kunt u enkele voorbeelden noemen van deze zonde? ==== Een voorbeeld van de eerste soort zijn de Farizeeën, tegen wie de Heere over deze zonde gesproken heeft in Matteüs 12:31((*Matteüs 12:31)). Want zij wisten niet alleen dat Christus van God was (Johannes 3:2),((*Johannes 3:2)) maar ook Wie hij was (Johannes 7:28): "Mij kent gij en gij weet, vanwaar Ik ben". Ondanks dat zij dit wisten, hielden zij niet op willens en wetens, tegen hun geweten in, Zijn goddelijke werken te berispen, en Hem tot de dood toe te vervolgen, uit haat van de waarheid. Zo waren er blijkens Handelingen 6:10 ook enigen uit de Joden, die de Geest die door Stefanus sprak, tevergeefs probeerden te weerstaan. Zonder twijfel echter werden veel Joden daartoe gebracht door hun ijver voor de wet: daarom heeft Petrus in Handelingen 2:41 op de Pinksterdag drieduizend aangenomen die berouw hadden, ondanks dat zij Christus tot de dood van het kruis toe vervolgd hadden. Maar er zijn ook anderen geweest, die door een verkeerde goddeloosheid woedden en raasden tegen God, dat wil zeggen: tegen de leer waarvan ze wel wisten dat die van God was. Voorbeelden van de laatste soort zijn Saul, en Judas, en Arius, evenals de afvallige Julianus: want deze Julianus is naar behoren in de christelijke religie onderwezen geweest, zodat hij de waarheid van het evangelie kende en daarvan ook openlijk belijdenis heeft gedaan en de doop ontvangen heeft, maar naderhand is hij op advies van een aantal verkeerde filosofen, zoals Libanius, Jamblicus en anderen, van Christus afgevallen, en een vijand van Christus geworden, en een vervolger van de gemeente, en heeft hij de afgoden van de heidenen geofferd, en met alle macht geprobeerd de christelijke godsdienst te verdelgen. ==== 6. Hoe kunnen we deze zonde aanwijzen? ==== Het is erg moeilijk om te beoordelen of van deze zonde sprake is, met name wel in de tegenwoordige tijd, omdat de gave van de onderscheiding van de geesten in de gemeente niet meer zo in zwang is als in de oude kerk,((*1 Korintiërs 12:10)) toen Petrus de geveinsdheid van Ananias en Saffira doorzag.((*Handelingen 5:3-9)) Daarom moet men deze zonde niet aanwijzen, tenzij dan achteraf, door haar af te leiden uit de onboetvaardigheid die tot het einde toe voortduurt. Want Manasse, de zoon van Hizkia, de koning van Juda, heeft vele jaren lang Gods Woord gruwelijk vervolgd, terwijl hij verschrikkelijke afgoden oprichtte tegen Gods verbod in,((*2 Koningen 21:6)) en veel onschuldig bloed in Jeruzalem vergoten;((*2 Koningen 24:4)) maar omdat hij daarna berouw heeft gehad,((*2 Kronieken 33:12-13)) heeft hij de zonde tegen de Heilige Geest niet tot de hoogste trap gebracht. Deze zonde was wel in hem begonnen, maar werd in hem niet volbracht. ==== 7. Zullen we ook bidden voor degenen die tegen de Heilige Geest zondigen? ==== Hoe dichter iemand bij het uiterste gevaar is, des te zorgvuldiger moeten wij hem op alle manieren weer op de rechte weg proberen te brengen, en vooral ook voor hem bidden. Wanneer God ons echter iemand die tot de dood zondigt als met de vinger aanwijst, dan staat ons te doen wat 1 Johannes 5:16 ons duidelijk leert: "Als iemand zijn broeder ziet zondigen, een zonde niet tot de dood, moet hij bidden en God zal hem het leven geven, hun namelijk, die zondigen niet tot de dood. Er bestaat zonde tot de dood: daarvoor zeg ik niet, dat hij moet vragen". En in 1 Samuël 16:1 heeft de HEERE het Samuël kwalijk genomen dat hij gedurig leed droeg over Saul, die Hij verworpen had. Want zoals Hypocrates verbiedt medicijnen te gebruiken voor zwakken zonder hoop, zo wil ook God niet, dat de geest van het gebed tevergeefs zal zuchten en bidden voor hen die ongeneeslijk ziek zijn. ==== 8.Waarom wordt er gezegd dat deze zonde in het bijzonder tegen de Heilige Geest begaan wordt? ==== Niet ten aanzien van het wezen of van de goddelijke Persoon van de Geest, want de waardigheid van de Heilige Geest is niet groter dan de waardigheid van de Vader of de Zoon. De ene Persoon van de Heilige Drie-eenheid kan ook niet vertoornd worden zonder dat het leed van de zonde zich uitspreidt tot de enige Godheid zelf. Nee, het wordt gezegd ten aanzien van de genade en de verlichting, waar de Heilige Geest de Werkmeester van is, in de harten van de mensen, in zoverre het het eigen en onmiddellijk ambt van de Heiligen Geest is ons te verlichten, en voor ons, die in het licht van de waarheid gebracht zijn, een weg te openen tot de Vader, en tot de Zoon, en tot Hemzelf: want al is dit werk de drie Personen gemeen, toch werkt de Heilige Geest hier wel in het bijzonder, zoals de Vader dat doet in het werk van de Schepping, en de Zoon in het werk van de verlossing. ==== 9. Waarom wordt deze zonde onvergeeflijk genoemd? ==== Niet vanwege de moeilijkheid van het verkrijgen van vergeving, zoals sommigen menen. Ook niet omdat deze zonde machtiger en groter zou zijn dan Gods genade, want de regel van de apostel in Romeinen 5:20 staat vast: "waar de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden". Maar deze zonde wordt zo genoemd om de volgende redenen: - Omdat degenen die deze zonde begaan, om hun ondankbaarheid met eeuwige blindheid geslagen worden, en dat door het rechtvaardig oordeel en de beschikking van God, die niet bespot wil zijn, en die niet kan verdragen dat Zijn Geest, die een Geest van de waarheid is, van leugen beticht wordt.((*Galaten 6:7)) - Om de onboetvaardigheid of de onmogelijkheid van het hebben van leedwezen en berouw, zoals de Apostel zegt in Hebreeën 6:4-6: het is onmogelijk dat zij vernieuwd worden tot bekering. Want aangezien de ware boetvaardigheid van Gods Geest voortkomt, en wij Gods Geest door het geloof in Christus verkrijgen, kunnen zij die tegen de Heilige Geest zondigen nooit leedwezen hebben, en daarom ook nooit vergeving verkrijgen: want als ze boetvaardig waren, zouden ze zeker vergeving ontvangen. In Ezechiël 18:21 belooft God immers dat Hij genadig zal zijn, zodra de zondaar zich waarlijk bekeerd zal hebben, daar God degenen die zich van harte bekeren, evenmin kan verstoten of minachten als Zijn eigen Geest. - Omdat er geen offer meer overblijft, als men van Christus' offer afwijkt.((*Hebreeën 10:26)) ==== 10. Wat is het verschil tussen de onvergeeflijke zonde en de dodelijke zonde? ==== - Dat alle onvergeeflijke zonde wel dodelijk is,((*1 Johannes 5:16)) maar niet alle dodelijke zonde onvergeeflijk. - Dat de dodelijke zonde vergeeflijk wordt, zodra zij die tevoren niet geloofden wel geloven, maar de onvergeeflijke zonde wordt nooit vergeeflijk, want degenen die deze zonde bedrijven, hebben nooit berouw en komen nooit tot geloof. ==== 11. Welke dingen komen bij deze zonde het dichtst in de buurt? ==== - De zonde van de duivelen, die de bekende waarheid willens en wetens met gruwelijke haat en razernij vervolgen. - De verloochening van Christus die voortkomt uit zwakheid. - De zonden tegen het geweten, die vaak opnieuw worden begaan, zijn een weg tot de zonde tegen de Heilige Geest. Want ook de ziekten van het gemoed geldt wat terecht van de ziekten van het lichaam wordt gezegd: te laat wordt het medicijn bereid, als de ziekte langzamerhand zeer verergerd is. ==== 12. Welke dingen strijden tegen deze leer? ==== De dwaling van de donatisten en novatianen, die de terugkomst van de zogenaamde lapsi weigerden of hen vergeving van zonden ontzegden. Hiertoe misbruikten zij een Schriftplaats als Hebreeën 10:26. Want er zit nog een groot verschil tussen de val van hen die bewust zondigen, en van hen die geheel en al met voorbedachte rade van Christus afvallen, lust en behagen hebben in goddeloosheid, en tegen de waarheid strijden. Anders was het gedaan met David en Petrus, ja met ons allen. Wat dan ook ingaat tegen het woord van Christus over het zeventig-maal-zeven-maal vergeven in Matteüs 18:22, alsook tegen Ezechiël 18:21-22: "Wanneer de goddeloze zich bekeert van alle zonden die hij begaan heeft, al mijn inzettingen onderhoudt en naar recht en gerechtigheid handelt, dan zal hij voorzeker leven; hij zal niet sterven. Geen van de overtredingen die hij begaan heeft, zal hem worden toegerekend; om de gerechtigheid die hij betracht heeft, zal hij leven". Deze dwaling gaat ook in tegen de voorbeelden van David, Hizkia, Manasse en Petrus, die allen in genade zijn aangenomen.