====== De wet ====== ==== 1. Waar komt het woord ‘wet’ vandaan? ==== Het woord ‘wet’ (//lex//) komt van //ligando// (binden), omdat de wet de mensen verbindt aan wie ze is opgelegd – óf tot werkelijke gehoorzaamheid óf tot straf. Het is ook mogelijk dat het woord van //legendo// (lezen) afstamt, omdat de wetten gewoonlijk in het openbaar worden voorgelezen. Ten slotte kan het woord ook verband houden met //eligendo// (kiezen), omdat de wet de norm aangeeft van wat men wil kiezen of verwerpen. In het Grieks kennen we het woord //nomos// (wet), alsof men bij vergelijking over een ‘nemer’ sprak, omdat de wet niemand het zijne afneemt maar juist ieder datgene geeft wat hem op basis van het recht toekomt. ==== 2. Wat betekent het woord ‘wet’? ==== - In het algemeen wordt het woord gebruikt voor alle onderricht dat ons iets voorschrijft; dat komt overeen met wat in het Hebreeuws //Thora// wordt genoemd, dat van het woord //iara// is afgeleid, wat betekent: hij heeft geleerd. Zo wordt ook het evangelie een ‘wet’ genoemd; zie Jesaja 2:3, waar staat: “Uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem.” Hetzelfde zien we in Jeremia 31:33: “Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven.” En in Romeinen 3:27 wordt het evangelie door eenzelfde manier van spreken “de wet van geloof” genoemd, dat wil zeggen: een leer die de zaligheid aanbiedt onder een voorwaarde: als u gelooft. In Filippenzen 3 betekent het een voorschrift zoals de godsdienst dat aangeeft; Paulus gaat daar ook vanuit en zegt dan dat hij een farizeeër geweest is naar de wet, dat is dus: wat die godsdienst betreft. - In het bijzonder en bij uitstek betekent de wet het hele Oude Testament; zie Romeinen 3:19: “Nu weten wij, dat de wet, bij al wat zij zegt, tot hén spreekt, die onder de wet zijn.” - Als de wet tegenover de profeten gesteld worden, betekent de wet alleen de boeken van Mozes; dan wordt de wet van de profeten en de psalmen onderscheiden, zoals Lucas in hoofdstuk ~Lucas 24:44 zegt: “Alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen”. En in Romeinen 3:21 lezen we: “Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen”. - Als de wet tegenover het evangelie gesteld wordt, dan is de wet de wet van de zeden en alles wat daarbij hoort, zoals in Romeinen 3:28 gebeurt: “Wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet.” - Als de wet tegenover de genade gesteld wordt, betekent de wet de toorn van God, het oordeel en strenge rechtvaardigheid; daarover lezen we in Romeinen 6:14: “Want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.” Zo ook in Galaten 5:18: “Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dat zijt gij niet onder de wet.” - Soms wordt de wet gesteld tegenover de waarheid; dan geeft de wet de schaduwdienst van het Oude Testament aan, dus alles wat met de ceremoniën van de wet te maken heeft, zoals in Johannes 1:17 wordt bedoeld: “De wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.” - Als de wet in verband gebracht wordt met de tijd dat Christus in de wereld is gekomen, betekent de wet het geheel van het maatschappelijk en burgerlijk bestel zoals Mozes dat had verordend; daarvan lezen we bijvoorbeeld in Galaten 3:23: “Voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden.” Ook heeft het woord dan betrekking op de instelling van het priesterschap, waarover we in Matteüs 11:13 lezen: “Al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe.”((*Hebreeën 7:12 *Hebreeën 10:1)) - Soms wordt het woord “wet” in vergelijkende zin gebruikt om de autoriteit, het gezag en de kracht aan te geven waardoor wij tot iets worden gedreven of aangespoord, bijvoorbeeld wanneer gesproken wordt over de “wet van de Geest des levens”, de “wet der zonde en des doods” en de “wet der zonde, die in mijn leden is”.((*Romeinen 8:2 *Romeinen 7:23)) ==== 3. Wat verstaan we hier onder het woord ‘wet’? ==== Een leer of standpunt dat door God in het verstand van de mensen is ingeplant, en in latere tijd door Mozes aan ons is doorgegeven. Hierin worden zaken bevolen die heilig en rechtvaardig zijn, waarbij het eeuwige leven beloofd wordt onder de voorwaarde dat u al de geboden volbrengt, maar waarbij u met het eeuwige oordeel bedreigd wordt als u ook maar in het allerminste tekortschiet.((*Jakobus 2:10 *Galaten 3:10)) ==== 4. Welke andere namen worden ook wel aan de wet gegeven? ==== Er zijn verschillende namen en ook in verschillend opzicht. Als er bijvoorbeeld een vergelijking gemaakt wordt tussen de wet en het evangelie – en dat gebeurt vooral in hoofdstukken over de rechtvaardiging – geeft Paulus aan de wet geen al te fraaie namen. Dat gebeurt echter niet omdat de wet niet goed is, maar vanwege ons mensen. Paulus spreekt over de wet als een “tuchtmeester” en als “in verzekerde bewaring” zijn((*Galaten 3:23,24)), als een “slavenjuk”((*Galaten 5:1 *Handelingen 15:10)) en als de “kracht der zonde”((*1 Korintiërs 15:56)). Ook zegt hij dat de wet “toorn bewerkt” die tot de dood leidt((*Romeinen 4:15 *Romeinen 7:5)), en hij typeert de wet als “zwakke en armelijke wereldgeesten”((*Galaten 4:9)), als “de bediening des doods en der veroordeling”, als de “letter die doodt”((*2 Korintiërs 3:6,7,9)), als het “bewijsstuk dat tegen ons getuigde”((*Kolossenzen 2:14)) en ten slotte als “de bedeling die slaven baart”((*Galaten 4:24)). Maar de wet op zichzelf beschouwd als een leer die door God is ingesteld, wordt een heilige wet genoemd, een heilig en goed gebod((*Romeinen 7:12)); er wordt dan over “levende woorden” gesproken((*Handelingen 7:38)) en over “het gebod dat ten leven moest leiden”((*Romeinen 7:10)). ==== 5. Wie heeft de wet opgesteld en ook ingesteld? ==== God Zelf. Hij heeft de wet al vanaf de schepping in het verstand van de mens ingegeven. Daarna heeft Hij de wet op de berg Sinaï in stenen tafels gegrift en laten verkondigen.((*Exodus 20:1-17)) ==== 6. Wie zijn de zogenaamde meewerkende oorzaken, of anders gevraagd, wie waren de bedienaars van de wet? ==== - De engelen; ze hebben de wet niet ingesteld, maar ze waren de boden en getuigen die God in de verkondiging van Zijn Woord gebruikt heeft. Zie Handelingen 7:53, waar we lezen: “Gij, die de wet ontvangen hebt op beschikking van engelen.” En in Galaten 3:19 staat: De wet “is op last van God door engelen in de hand van een middelaar gegeven.” Dat wil zeggen: de wet is aan Mozes, Gods bode, gegeven door de dienst van de engelen. - Mozes; hij is door God in het bijzonder hiertoe geroepen – zie Exodus 19:3-20 en Johannes 1:17, waar staat: “De wet is door Mozes gegeven.” Dat wordt door Handelingen 7:38 bevestigd, want Mozes heeft als een middelaar tussen God en het volk Israël((*Deuteronomium 5:5)) tot tweemaal toe de twee stenen tafelen, die hij van God door de dienst van de engelen ontvangen had, vanaf de berg naar de Israëlieten gebracht.((*Exodus 32:15 *Exodus 34:29)) ==== 7. Wat is de inhoud of het voorwerp van de wet? ==== De liefde tot God en de naasten. Zie Matteüs 22:37-39, waar we lezen: “Gij zult liefhebben de Here, uw God, met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand”, en: “gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” ==== 8. Hoeveel elementen bevat de wet van Mozes? ==== Drie, de zedelijke wet, de ceremoniële wet en de burgerlijke wet waarop de rechtspraak berust. Zie Deuteronomium 6:1: “Dit nu is het gebod, dit zijn de inzettingen en de verordeningen die de Here, uw God, bevolen heeft.” En Romeinen 9:4: “Hunner [de Israëlieten] is (…) de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften.” De eerste hebben de Joden met de heidenen gemeenschappelijk gehad en de laatste waren speciaal voor hen als – bij wijze van spreken – hun stadsrechten. ==== 9. Wat houdt de zedelijke wet in? ==== Dit is Gods gebod dat de norm inhoudt om godvrezend en rechtvaardig voor God te leven. Het gebod eist van alle mensen een volkomen en altijddurende gehoorzaamheid tegenover God, en het belooft het eeuwige leven aan hen die volkomen gehoorzaamd zullen hebben. Maar het bedreigt degenen die Gods wet niet volkomen hebben gehoorzaamd; zie hiervoor Leviticus 18:5: “De mens die ze [Gods inzettingen] doet, zal daardoor leven”.((*Deuteronomium 27:26 *Galaten 3:12 *Deuteronomium 21:23)) Zie ook Galaten 3:10: “Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.” Ze wordt de zedelijke wet of de wet der zeden genoemd, omdat ze een voortdurende regel van leven is, waaraan ieders doen en laten zowel tegenover God als tegenover onze naasten moet voldoen, en ze is kort samengevat in de Tien Geboden.((*Exodus 20:10 *Deuteronomium 5:6)) ==== 10. Wat is het verschil tussen deze zedelijke wet en de menselijke wetten die op de zeden betrekking hebben? ==== Dat verschil is heel groot, want de menselijke wetten eisen of verbieden alleen uitwendige daden, en willen dat er maatregelen of richtlijnen genomen worden die alleen indirect hun invloed uitoefenen, en zo inwendig de gevoelens kunnen sturen en matigen naarmate de rede dat vereist. Maar de wet van God eist niet alleen uitwendige daden, maar ook een bekering van onze gehele natuur tot God; ze eist een absolute en volkomen gehoorzaamheid en een instelling van al onze gevoelens naar de eeuwige regel van Gods wijsheid, en ze wil geestelijke gevoelens die oprecht en zuiver met Gods wet overeenkomen. Paulus heeft daarvan gezegd in Romeinen 7:14: “Wij weten immers, dat de wet geestelijk is.” En in Deuteronomium 6:5 lezen we: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.” Exodus 20:17 zegt ons: “Gij zult niet begeren…”. Ook moeten we onze naasten liefhebben als onszelf. Vervolgens houden de menselijke wetten ons alleen maar tijdelijke straffen voor, maar de zedelijke wet van God dreigt ons met Zijn eeuwige toorn en tegelijk ook met tijdelijke en eeuwige straffen. ==== 11. Is de zedelijke wet anders dan de wet van de natuur? ==== Nee. //Waarom was het dan nodig dat de Tien Geboden werden afgekondigd?// - Na de val van Adam is het verstand van de mens door duisternis bevangen, waardoor ook de kennis van de wet der natuur verdonkerd is; ook ons toestemmen van de wet is zwakker geworden en er is in de mens een grote hardnekkigheid ontstaan onder invloed van onze lagere driften. - God heeft door een nieuwe afkondiging van de wet te kennen gegeven dat Hij de Auteur van de wet der natuur en de natuurlijke kennis is; en tegelijk wil Hij betuigen dat Hij niet wil dat Zijn wet in de wind geslagen wordt. - God heeft gewild dat er een uitdrukkelijke stem van Zijn gericht en oordeel tegen de zonde zou klinken, en dat men zal weten dat de mensen niet als door toeval gestraft worden, maar door Gods verordening. - Zo hebben wij mensen een bepaalde manier om God te dienen en te eren. ==== 12. Wat is het doel van de wet? ==== Dat wordt gezegd in 1 Timoteüs 1:5: “En het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof.” ==== 13. Kunnen wij aan de wet de gehoorzaamheid geven die van ons geëist wordt? ==== De wedergeborenen kunnen dat niet; dat leert de ervaring ons maar ook het getuigenis in de Schrift, zoals Jezus Sirach 7:21 en Spreuken 20:9. In 1 Koningen 8:46 lezen we: “Er is immers geen mens die niet zondigt”; en David zegt in Psalm 143:2: “Niemand die leeft, is voor U rechtvaardig.” Als Paulus in Romeinen 7:21 over goede werken spreekt, zegt hij: “Als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig”; en in Filippenzen 3:12 belijdt hij: “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn.” Ten slotte getuigt ook de nieuwe Weg die ons gewezen is om hemelwaarts te gaan, namelijk Jezus Christus onze Here, het heel duidelijk, want Paulus zegt in Galaten 2:21: “Indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven.” ==== 14. Is het dan niet onrechtvaardig dat God onmogelijke dingen van ons eist? ==== Nee, laat die gedachte ver van u! God eist van ons wat van Hem is en wat Hij ons eerst gegeven heeft. Hij had immers bij de schepping aan onze eerste ouders het vermogen gegeven om de wet te onderhouden. Het is als bij iemand die een ander geld leent; die laatste raakt dat geld door zijn slordigheid en dus door eigen schuld kwijt óf hij jaagt het erdoorheen. Hij kan het geld dus nu niet meer terugbetalen. De schuldeiser kan nu natuurlijk niet van onrechtvaardigheid beticht worden als hij het geleende geld terugeist van die man of van zijn erfgenamen. ==== 15. Nu kennen we twee uitspraken die aan Hiëronymus worden toegeschreven, namelijk: Vervloekt is hij die zegt dat God onmogelijke dingen heeft geëist; en: Vervloekt is hij die zegt dat het mogelijk is de wet te volbrengen. Hoe moeten we dat opvatten? ==== We moeten tijden en personen onderscheiden. God heeft vóór de val geen onmogelijke dingen geboden aan onze eerste voorouders. En dat geldt ook voor de wedergeborenen voor wie het mogelijk is de wet door genade te houden. Zij kunnen dat namelijk in de eerste plaats door toerekening van de voldoening door Christus en door vergeving van de zonden. Het ‘einde’ of het doel van de wet is immers Christus tot rechtvaardiging van ieder die gelooft (Romeinen 10:4). Ambrosius zei het zo: “Wie in Christus gelooft, heeft de volmaaktheid van de wet in zich.” In de tweede plaats kunnen zij dat door vanwege de kracht van de Heilige Geest een nieuw leven te gaan leiden om te komen tot aan de mate van een goed geweten. Hierdoor kunnen zij volmaakt genoemd worden((*Filippenzen 3:15 *1 Korintiërs 2:6)), maar het is toch nog een ‘onvolkomen volmaaktheid’.((*Filippenzen 3:12)) In deze zin zijn de geboden van God niet zwaar,((*1 Johannes 5:3)) omdat ze weten de vergeving van de zonden te zullen ontvangen en omdat de Geest van het vernieuwde leven deze wil in de gelovigen werkt op zo’n manier dat ze een behagen hebben in de wet van God.((*Romeinen 7:22 *Psalm 1:2)) Maar het onderhouden van de wet is onmogelijk voor de mens die in zijn verdorven natuur door eigen kracht en eigen werken aan haar wil voldoen. De Schrift schrikt er ook niet voor terug om te zeggen dat het onderhouden van de wet een juk is dat de apostelen en de andere gelovigen niet konden dragen, evenmin als de kerk in de eerste tijd of de aartsvaders dat konden doen.((*Handelingen 15:10)) En dit geldt werkelijk ook voor degenen die wedergeboren en gerechtvaardigd zijn. ==== 16. Wat is het nuttige gebruik of de functie van de zedelijke wet? ==== Dat is van drieërlei aard, namelijk het weren of beteugelen van de zonde, het veroordelen ervan en het onderwijs eruit. Het eerste gebruik is uitwendig, omdat het te maken heeft met het recht, de straf en het maatschappelijk nut. Dit gebruik is het ook waardoor zelfs een niet-wedergeboren mens van de zonde wordt weerhouden; dat komt door de vrees die er is voor straf en door de angst voor Gods wraak. Dat is nodig om het maatschappelijk leven van de mensen en de vrede te handhaven. De apostel houdt ons in 1 Timoteüs 1:9 voor “dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en tuchtelozen, voor goddelozen en zondaars”. Met het eerste bedoelt hij te zeggen dat deze wet niet zozeer de rechtvaardiging of het oordeel van deze rechtvaardigen betreft, maar meer een eisend karakter heeft. Het is bij hen echter net als bij een moeder die haar kinderen vanzelf liefheeft en hun te eten en te drinken geeft. Ze hoeft daar door de wet helemaal niet toe gedwongen te worden, al is het wel waar dat de wet dit ook van haar eist. Dit gebruik of effect van de wet is goed om ieder mens zijn taken en verplichtingen te laten verrichten en de goede gewoonten en manieren in stand te houden. Met dit laatste zijn farizeeërs en huichelaars overigens tevreden! Ten aanzien van dit gebruik van de wet zegt Paulus in Filippenzen 3:6 dat hij vóór zijn bekering ‘onberispelijk’ is geweest. ==== 17.Wat is het tweede gebruik of functie van deze wet? ==== Het tweede gebruik ervan is dat het geweten van de mensen geraakt wordt. De wet ontdekt de zonde en ze straft en veroordeelt die. Ze brengt de mens voor Gods rechterstoel en onderwerpt hem aan het oordeel van de verdoemenis. Over dit gebruik van de wet lezen we in Romeinen 3:20: De “wet doet zonde kennen.” En in Romeinen 7:9 staat: “Ik heb eertijds geleefd zonder wet”, dat wil zeggen: zonder bezorgd te zijn, want ik voelde het oordeel van de wet niet. De tekst vervolgt dan: “Toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven”; dat wil zeggen: ik heb begrepen dat ik de dood en de verdoemenis waardig ben. Ten aanzien van dit gebruik van de wet wordt wel gezegd dat de wet toorn bewerkt,((*Romeinen 4:15)) omdat ze Gods grimmige toorn aankondigt en als het ware uitroept dat wij aan de toorn van God zijn onderworpen. In 2 Korintiërs 3:7 lezen we dat de wet de bediening van de dood is. Dit houdt in dat de wet ons uit de kennis van de zonde doet inzien dat we de dood, dus de verdoemenis waardig zijn. Dat komt niet door een gebrekkige wet en de wet zelf heeft hieraan geen schuld – want zij is vanuit haarzelf goed en heilig – maar door het gebrek van onze verdorven natuur. De toetssteen is immers niet het goud zelf, maar alleen een steen die de toets aanlegt en zo het echte goud van het valse onderscheidt. De wet is dus niet de oorzaak van de zonde, maar een toetssteen die het onderscheid maakt tussen echt en onecht.((*Romeinen 7:5-7)) Dit gebruik van de wet dient ertoe om de aan zichzelf overgegeven goddeloze mensen te verschrikken, maar ook om hen die minder verhard in de zonde zijn vatbaar te maken en hen erop voor te bereiden hulp te zoeken en die in Christus te ontvangen. In dat verband wordt de wet een leidsman of tuchtmeester genoemd.((*Galaten 3:24)) Zo beschuldigde de wet alle mensen van ongerechtigheid, maar tegelijkertijd leerde ze ook dat de gerechtigheid in de beloofde Messias te zoeken was als ze niet verloren wilden gaan. Een voorbeeld van deze functie van de wet zien we bij David. Nadat hij de bestraffing van Nathan had gehoord((*1 Samuël 12:1-14)); en Jesaja zegt: “Als een leeuw, zo verbreekt Hij al mijn beenderen” (~Jesaja 38:13). [Op de Pinksterdag] luisterden de Joden naar de prediking van Petrus over Gods wet, en daarbij beschuldigde hij hen dat ze ondankbaar waren tegenover God en dat ze de onschuldige Christus gedood hadden. Dat was dus een schandelijke overtreding van beide tafels van Gods wet. Toen ze daarover diep getroffen werden in hun hart, vroegen ze aan de apostelen: “Wat moeten wij doen, mannen broeders?” Petrus antwoordt dan: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden”.((*Handelingen 2:14-38)) Het is als bij ongebluste kalk; dat wordt door het water geactiveerd en door olie weer uitgeblust. Zo wordt de zonde die zich in allerlei situaties voordoet, door de wet juist des te erger, maar de angstige gevoelens van het hart dat door het oordeel van de wet geheel en al verslagen is, worden door de olie, dus door het horen van de troost van het evangelie, weer geheeld en tot rust gebracht. ==== 18. Wat is het derde gebruik of functie van de wet? ==== Dit derde gebruik is van geestelijke aard, omdat het alleen diegenen betreft die door God wedergeboren zijn. Gods Geest onderwijst hen in het ware dienen van God en in het leiden van een rechtvaardig leven. In Ezechiël 20:19 wordt hierover gesproken: “Wandelt naar mijn inzettingen en onderhoudt naarstig mijn verordeningen.” Ten aanzien van dit gebruik prijst David ons de wet bijzonder sterk aan met heerlijke woorden van lofprijzing: “De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; (…) de bevelen des Heren zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des Heren is louter, het verlicht de ogen”.((*Psalm 19:8,9)) ==== 19. Hebben zij die door de Heilige Geest wedergeboren zijn, ook met de wet van doen? Zij hebben immers de Heilige Geest tot Leraar en Leidsman? ==== Ja, ook zij hebben met de wet te maken. - Het menselijk verstand dwaalt heel gemakkelijk zodra het niet door Gods Woord wordt bestuurd. - God wil niet dat wij naar eigen vermogen en inzicht onze dingen doen en ons godsdienstig leven leiden, maar Hij wil dat we ons laten leiden door Zijn Woord. Zo zegt Psalm 119:105 dat: “Uw woord is een lamp voor mijn voet.” En in Matteüs 15:9 staat: “Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.” - Het voorschrift om godvruchtig en goed te leven dat de Heilige Geest ons voorhoudt, is niet anders dan wat de wet voorschrijft. - De overblijfselen van het vlees zijn sterk. De gelovigen zijn immers niet in alles wedergeboren, en daarom is het nodig dat ze van dag tot dag en hoe langer hoe meer door de wil van God worden onderwezen, en dat hun natuurlijke traagheid om het goede te doen door de goddelijke vermaningen wordt aangespoord en geprikkeld om onmiddellijk te gehoorzamen. ==== 20. Wat houdt de ceremoniële wet in? ==== Dat is de wet ten aanzien van de kerkelijke gebruiken en de uitwendige voorschriften. - De offers. - De heilige zaken, plaatsen, voorwerpen en tijden; en ook de heilige feesten. - De sacramenten. - De voorschriften ten aanzien van het voedsel((*Deuteronomium 14:6-21 *Leviticus 17:11)), de kleding((*Deuteronomium 22:5-11)), het zaaien((*Leviticus 19:19)), het ploegen((*Deuteronomium 22:10)), de vrucht((In het Latijn staat hier //praeputio//, wat zoveel betekent als voorhuid. In de Hebreeuwse tekst van Leviticus 19:23 wordt de vrucht van de boom namelijk letterlijk een voorhuid genoemd, wat doet denken aan de besnijdenis: zoals een zoon niet besneden mocht worden voor de achtste dag, mocht de vrucht van de boom niet gegeten worden voordat er drie jaren voorbij waren gegaan.)) van de bomen((*Leviticus 19:23)), het vangen van vogels((*Deuteronomium 22:6)) en dergelijke. Er waren ook voorschriften die ten dienste van de godsdienstige ceremoniën werden voorgeschreven zolang het maatschappelijk bestuur onder de wet van Mozes duurde; eerst gebeurde dat in de tabernakel die men kon meenemen tijdens de reis, en daarna in de tempel die op een vaste plaats stond; en ook wel op andere plaatsen buiten tabernakel en tempel om. ==== 21. Wat hield het gebruik van de ceremoniën en offers in? ==== - Ze waren een beeld van de inwendige, geestelijke dienst aan God, die men Hem verschuldigd was. - Ze lieten de verdorvenheid zien van de zonde die in de mensen woont, en tegelijk ook wat zij vanuit zichzelf verdienen, namelijk de dood en het eeuwige oordeel – en als zodanig waren ze ook een uitvloeisel van de zedelijke wet. - Het waren voor de gelovigen een zichtbare en tastbare prediking van het lijden en de dood van Christus, waardoor zij van de ellendige gevolgen van de dood en het oordeel verlost zijn. Als zodanig zijn ze vooruitwijzingen van het evangelie geweest, waarbij in het bijzonder de wet een tuchtmeester tot Christus wordt genoemd.((*Galaten 3:24)) De besnijdenis leerde aan het beloofde geestelijke nageslacht van Abraham dat de oudtestamentische afwassingen met kracht verwezen naar de afwassing van de vuile zonden door het bloed van Christus. De offers waren een afschaduwing van het komende slachtoffer, Christus. Daarom lezen we in Kolossenzen 2:17 en in Hebreeën 10:1 dat de wet slechts een schaduw had van de toekomstige goederen, en niet de gestalte van de dingen zelf, maar dat de werkelijkheid zelf van Christus is.((*Kolossenzen 2:17 *Hebreeën 10:1)) - Het waren tekenen of sacramenten, waardoor de Heilige Geest duidelijk wilde werken – en dan niet op de manier van het al ‘gewerkte werk’, zoals men dat noemt, maar door middel van het geloof. Daarom worden de offers ook wel een verzoening of wegneming van de zonden genoemd.((*Leviticus 16:27)) - Het waren kentekenen van de belijdenis, tekenen van onderscheid en het bestaan van een tussenmuur, waardoor de Israëlitische gemeente werd onderscheiden van de heidenen en tegelijk ook de overvloedige afgodendienst van de heidenen werd geweerd. ==== 22. Wat hield de burgerlijke wet in? ==== Deze wet had betrekking op uitwendige kwesties waardoor de burgerlijke en maatschappelijke zaken van de Israëlieten geregeld moesten worden. Het Israëlitische burgerlijk recht werd gehandhaafd door de burgerlijke overheden. Zij spraken zich uit over het onderscheid in bevoegdheden, over de verdeling van erfgrond en -goederen, de straffen voor misdadigers, de verdeling en het beheer van erfenissen, de handhaving van het recht bij de rechtspraak, de manier waarop huwelijken werden gesloten, het verlaten van elkaar als echtgenoten, de slavernij, de gang van zaken en de bepalingen in geval van oorlog, het oproepen van getuigen, het voorkomen van woeker, bepalingen om voor zijn broeder ‘zaad te verwekken’, straffen bij lastering, meineed, ontheiliging van de sabbat en van de ceremoniële bepalingen, oproer en burgerlijke opstandigheid, doodslag, geleden schade in materieel en lichamelijk opzicht, overspel, verkrachting, diefstal – kortom: de burgerlijke overheid sprak zich uit over alle overtredingen die begaan werden tegen elk van de tien geboden. ==== 23. Wat was de functie van de wet in de rechtspraak? ==== - Om het gezag van de regering in het maatschappelijk leven te handhaven, al naar gelang de situatie van plaats, tijd en volk. - Om een duidelijk verschil te laten uitkomen tussen de staat waarin de Messias geboren zou worden en andere, heidense volken. ==== 24. In hoeverre is de wet niet meer van kracht? ==== Ten aanzien van de rechtvaardiging moeten we weten dat er niemand rechtvaardig is of vanwege enig onderhouden van de wet tot het eeuwige leven wordt aangenomen. Ten aanzien van het gehoorgeven aan de wet moeten we de verschillende aspecten van de wet onderscheiden. Ook de zedelijke wet kent twee aspecten, namelijk de geboden, dus de regel of het richtsnoer ten leven, met daaraan toegevoegd de beloften en de bedreigingen. Ten aanzien van de regel ten leven wordt de wet wat de geboden zelf betreft niet afgeschaft, niet in dit en evenmin in het toekomende leven, want God eist een altijddurende liefde tot Hem en – ieder op eigen terrein – zijn medeschepselen. Wat dit betreft, zegt de Here Jezus dat Hij niet gekomen is om de wet te ontbinden, maar om die te vervullen, en dat niet één jota of één tittel zal vergaan, eer de hemel en de aarde vergaat.((*Matteüs 5:17,18)) Maar ten aanzien van de toegevoegde beloften en bedreigingen zijn al de beloften van de wet vastgemaakt in Christus. De bedreigingen, de onverbiddelijke eis van de wet en de strenge uitvoering ervan gelden niet meer voor de wedergeborenen. Zie Romeinen 6:14: “Gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.” Zo ook: “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn” (Romeinen 8:1). Nogmaals: “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden” (Galaten 3:13). En ten slotte zegt Galaten 4:4 dat Christus onder de wet geboren is om hen die onder de wet waren, vrij te kopen. De niet wedergeboren mensen zijn echter aan de gehele wet en aan haar veroordeling en vonnis onderworpen, zoals Galaten 3:10 duidelijk maakt: “Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.” ==== 25. Is de ceremoniële wet afgeschaft? ==== Ja, zij is niet meer van kracht, maar dan niet zozeer wat de diepere zin ervan betreft. Ze mag in de Schrift dus ook gelezen worden, want ze kan ons onderwijs geven over Christus Jezus; maar het uitwendig onderhouden van deze wet geldt niet meer. Daniël 9:27 zegt ons: “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden.” En Christus zegt in Matteüs 11:13: “Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe.” In Johannes 1:17 staat: “Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.” Daarom zijn de ceremoniën langs de weg van een openbaar besluit door de Heilige Geest in de vergadering van de apostelen te niet gedaan; zie daarvoor Handelingen 15:6 en verder. Ze kunnen nu ook niet meer opnieuw worden gepraktiseerd, want ze wezen op Christus, maar Hij is gekomen en heeft ze alle vervuld. Hij heeft het bewijsstuk van onze schuld uitgewist, “dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde” (Kolossenzen 2:14). De ceremoniën waren plechtige instellingen die van onze schuld en onreinheid spraken. Maar in Hebreeën 10:14 staat: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.” Dit is ook bevestigd door het scheuren van het voorhangsel van de tempel, toen Christus aan het kruis Zijn lijden onderging.((*Matteüs 27:51)) Daarom zegt Paulus in Galaten 5:2: “Indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen.” In plaats van deze ceremoniële wet heeft Christus de bediening van twee sacramenten ingesteld, die in de christelijke gemeente moeten worden onderhouden. Dat moet gebeuren naar de richtlijn die Hij heeft ingesteld, en wel tot aan het einde van de wereld. Zie Marcus 16:15 en verder, waar Christus het bevel geeft om heen te gaan in de wereld, daar het evangelie te verkondigen en te dopen die zullen geloven. En in 1 Korintiërs 11:26 staat: “Verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.” Maar dingen die plaatselijk tot de gang van zaken behoren, heeft Hij in de vrijheid van de gemeenten gesteld. ==== 26. Maar is ook de burgerlijke wet afgeschaft? ==== Ja, in die zin dat geen enkele natie gehouden is om de burgerlijke wetten van het volk Israël te onderhouden. Het staat elke vorst vrij om al naar gelang plaats, tijd, personen en omstandigheden de manier en de vormgeving van de straffen zelf te bepalen. De burgerlijke wet verbindt namelijk alleen degenen aan wie ze gegeven is. De wet die voor een bepaalde tijd gegeven is, behoudt ná die tijd niet langer haar gezag; en zo is ze aan de Israëlieten ook slechts voor een zekere tijd gegeven. “De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn” (Genesis 49:10). Zo mag ook het woord van Christus Zelf worden opgevat dat hij in Lucas 16:16 spreekt: “De wet en de profeten gaan tot Johannes”; met “de wet en de profeten” wordt namelijk de burgerlijke wetgeving die Mozes had ingesteld. De burgerlijke wet [onder Israël] is dus een door de tijd begrensd recht geweest, en daarom worden de christenen niet gedwongen hun burgerlijke regering en wetgeving op dezelfde manier in te richten als dat onder het volk Israël gebeurde. Het is hun dus toegestaan om zich te voegen naar de burgerlijke wetten van hun volk, voor zover die overeenkomen met de wet die de natuur voorschrijft én met de Tien Geboden.((*Romeinen 14:1)) “Onderwerpt u aan alle menselijke instellingen, om des Heren wil.”((*1 Petrus 2:13)) Bovendien heeft God de burgerlijke regering onder de wetgeving van Mozes in Israël door Zijn onverbiddelijk oordeel uitgeroeid.((*Matteüs 24:15)) Die burgerlijke wetgeving is niet afgeschaft voor zover het gaat om het wezen en het doel ervan, namelijk de natuurlijke en algemene gerechtigheid die afkomstig is van het goddelijk en natuurlijk recht. De algemeen geldende zedelijke wet zegt namelijk dat díegenen gestraft moeten worden die de menselijke gemeenschap in de war schoppen. Er moet immers oprecht naar vrede en rust gestreefd worden, waarbij recht en gerechtigheid gehandhaafd blijven. ==== 27. Welke zaken verschillen geheel en al met de wet? ==== Het evangelie is geheel verschillend van de wet. Daarover spreken we in het volgende hoofdstuk. ==== 29. Wat is in strijd met de leer over de wet? ==== Verschillende dwalingen: - Die van de manicheeërs, die beweren dat de wet een kwaad iets is omdat ze toorn veroorzaakt.((*Romeinen 4:15)) Dat doet zij echter niet zelf, maar de toorn wordt veroorzaakt door de overtreding van de wet. Zij zeiden echter dat niet God de Gever van de wet is, maar ik weet niet welke andere macht. - Die van de pelagianen, die van mening zijn dat ze vanuit zichzelf geschikt genoeg zijn om de wet te volbrengen. - Die van de antinomianen of wetbestrijders en van andere vrijgeesten die het gevoelen uitdragen dat de christenen niet meer met Gods wet der zeden te maken hebben en dat men in de kerk niet meer behoort te preken over de Tien Geboden, omdat de gelovigen door Gods Geest al wedergeboren zijn. - Die van de farizeeërs, die van mening waren dat het mogelijk en zelfs heel gemakkelijk is om de wet te vervullen.((*Matteüs 19:20)) Ook beweren zij dat er sommige uiterst belangrijke geboden zijn die de grootste zonden betreffen zoals doodslag, overspel, het afleggen van een meineed; daarnaast zijn er volgens hen ook heel kleine zonden, waarvan God vindt dat het niet zo erg is als die gedaan worden. Als voorbeeld noemen ze dan de innerlijke verlangens die van Gods wet afwijken.((*Matteüs 5:19)) Hierbij hoort ook de dwaling van hen en van de Ebonieten, die leerden dat het onderhouden van de ceremoniële wet bij het Evangelie gevoegd moet worden. - Die van de roomsgezinden, die er vast van overtuigd zijn dat de wet door een wedergeboren mens in de situatie waarin hij is volkomen kan worden onderhouden. Ook beweren zij dat de Heilige Schrift aan de gelovigen verschillende werken toeschrijft, waarvan sommige goed zijn die dus aan de wet voldoen, en sommige verkeerd omdat ze tegen de wet ingaan. Daarmee zeggen ze dus dat de wet geen méér volkomen gehoorzaamheid van de mens eist dan hij in dit leven kan opbrengen. Ook beweren zij dat de mens méér kan doen dan hij de wet verschuldigd is als hij dat wil. Dat worden dan de “overtollige goede werken” genoemd. Daardoor kunnen mensen door het onderhouden van de wet gerechtvaardigd worden en het eeuwige leven verdienen. - De dwaling van hen die door een verkeerd ijveren de levitische ceremoniën weer in de kerk invoeren. - De dwaling van dwaze mensen die zonder enig verstand beweren dat christelijke naties alleen geregeerd moeten worden via de burgerlijke wetten van de Israëlieten. - De dwaling van de wederdopers, die beweerd hebben dat de aartsvaders niets geloofden van de beloften van het eeuwige leven, maar dat ze zich alleen lieten voeden door beloften die op het uitwendige en lichamelijke leven betrekking hadden. Ze beweren dat omdat van hen gezegd wordt dat ze alleen in en onder de wet verkeerden.((*Romeinen 3:19 *Galaten 4:3-5)) Bovendien wijzen ze op Matteüs 11:13, waarin staat dat al de profeten en de wet tot Johannes toe hebben geprofeteerd. - Ten slotte al de dwalingen die afwijken van de werkelijke zin en betekenis van de wet, en ook al de zonden die met de Tien Geboden in strijd zijn.