====== Christus ====== ==== 1. Wat betekent de naam 'Christus'? ==== Het betekent 'gezalfde' en komt van het woord //chrio// (zalven). Deze naam komt onder meer voor in Jesaja 45:1: "Zo zegt de HERE tot Kores, Zijn gezalfde". Maar bij uitstek wordt deze naam toegeschreven aan de Zaligmaker van de wereld, die in het Hebreeuws //messias// genoemd wordt.((*Johannes 1:42)) "Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid; daarom heeft, o God, uw God u gezalfd met vreugdeolie boven uw metgezellen" (Psalm 45:8). Hij is de [eeuwige] Koning, de enige Hogepriester en de [hoogste] Profeet die aan het menselijk geslacht beloofd is.((*Psalm 2:7 *Psalm 110:4 *Jesaja 61:1)) ==== 2. Is de naam 'Christus' aanduiding van zijn natuur of van zijn persoon? ==== Van zijn persoon, en dat naar zijn beide naturen. Het betreft immers een concrete naam. ==== 3. Wat bedoelt u met een concrete naam? ==== [Concreet staat tegenover abstract. Waar een abstracte naam ziet op een afgezonderd deel van het geheel, bijvoorbeeld alleen op de goddelijke of alleen op de menselijke natuur van Christus, daar neemt een concrete naam de verschillende delen of naturen samen.] De naam 'Christus' duidt [dus niet op de goddelijke of op de menselijke natuur van Christus, maar op heel de persoon van] Christus. Ook de benaming 'Zoon van God' ziet niet alleen op zijn goddelijke //natuur//, maar op [heel] zijn //persoon//. Evenzo duidt de benaming 'Zoon des mensen' niet alleen op de //mensheid//, maar op de //persoon// van Christus. Anders is het dus met een abstracte naam. Die wijst wél op een afzonderlijke natuur, hetzij op de godheid, hetzij op de mensheid van Christus. ==== 4. Welke dingen zijn vooral nodig om Jezus Christus te kennen? ==== Zijn persoon en zijn ambt. ==== 5. Wie is Christus? ==== Hij is de eniggeboren Zoon van God, die uit zijn eigen liefde tot de mensen, voor zichzelf uit het zaad van de maagd Maria, gereinigd door de Heilige Geest, een lichaam geschapen en aangenomen heeft. Het betreft een echt menselijk lichaam, dat voor eeuwig persoonlijk en onlosmakelijk verenigd is met een redelijke ziel. Zo is Hij, terwijl Hij God bleef, waarachtig mens geworden, ons in alles gelijk, alleen behalve de zonde. ==== 6. Welke dingen moeten wij vooral in aanmerking nemen als het gaat om de persoon van Christus? ==== Vier dingen, namelijk: - dat Christus God is; - dat Christus mens is; - dat Hij //theanthropos// is, dat wil zeggen: tegelijk God (//theos//) en mens (//anthropos//) in één persoon. - De manieren waarop in de Schrift gesproken wordt over de persoon van Christus. ==== 7. Uit wat voor getuigenissen blijkt dat Christus God is? ==== Uit drie soorten getuigenissen, namelijk: - uit duidelijke uitspraken van de Schrift, waarin de godheid van Christus wordt bevestigd; - uit werken die uitsluitend toebehoren aan God; - uit de eer en aanbidding die Christus door de heilige gelovigen en engelen gegeven wordt. //Noem enkele duidelijke Schriftplaatsen waaruit blijkt dat Christus God is.// * Jesaja 9:5: "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst". * Jeremia 23:6: "In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen; en dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de Here onze gerechtigheid." * Judith 6////:11 en verder noemt hem de Engel die aan de heilige vaderen verschenen is. * De naam Jehova (Heere) in het Nieuwe Testament. * Matteüs 16:16: "Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!" * Johannes 1:1: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God." * Johannes 20:28: "Tomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Here en mijn God!" * Romeinen 9:5: "Hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen." * 1 Johannes 5:20: "Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven." * Handelingen 20:28: "Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft." * 1 Timoteüs 3:16: "En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid." In deze Schriftplaatsen wordt Christus ronduit God genoemd, en de naam Jahweh wordt Hem rechtstreeks toegeschreven. En dat dus niet figuurlijk, waarbij een teken genoemd wordt naar God en zijn tegenwoordigheid. Van dat laatste is bijvoorbeeld sprake in Exodus 17 ten aanzien van het altaar,((*Exodus 17:15)) in Psalm 24 met betrekking tot de ark van het verbond((*Psalm 24:7)) en in Jeremia 33 als het gaat om de stad Jeruzalem((*Jeremia 33:16)). //Wat zijn de tweede soort getuigenissen?//\\ Dat zijn werken die alleen aan God toebehoren en die aan Christus worden toegeschreven, zoals scheppen en behoeden, verlossen, de ongerechtigheden wegdoen, de harten doorgronden, verhoren, levend maken, oordelen. Ook wonderwerken die Hij op eigen kracht deed, zoals voorzegd in Jesaja 35:5,6, waarnaar Christus ons ook Zelf terugwijst,((*Johannes 10:15 *Matteüs 11:4,5)), en waarvoor Hij ook zijn apostelen macht gegeven heeft((*Matteüs 10:8)). Verder worden aan Hem titels en eigenschappen toegeschreven die alleen de goddelijke natuur toekomen, zoals eeuwig, almachtig, oneindig, Koning der koningen, Heiland en nog veel meer, die allen bevestigen dat Hij van nature God is. //Wat zijn de derde soort getuigenissen?//\\ De eer en godsdienst die aan Christus wordt gegeven, zoals het aanroepen en aanbidden en het in Hem geloven en op Hem hopen. Waarvan sprake is in de volgende Schriftplaatsen: * Psalm 72:11: "Mogen alle koningen zich voor hem nederbuigen, alle volkeren hem dienen." * Jesaja 11:10: "En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn."((*Romeinen 15:12)) * Psalm 2:12: "Welzalig allen die bij Hem schuilen!" * Filippenzen 2:10: "Opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn." * Johannes 14:1: "Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij." * Handelingen 7:59: "Here Jezus, ontvang mijn geest." Deze teksten bevestigen dat Christus de waarachtige God is. ==== 8. Waarom moest Christus als Verlosser God zijn? ==== Vooral om twee redenen: - om de grootte van het kwaad waaronder het menselijk geslacht gebukt ging, dat door geen enkel schepsel kon worden weggenomen. - om de grootte van het goed dat de mensen door niemand kon worden teruggegeven dan door God, die alleen waarlijk goed is.((*Matteüs 19:17)) //Wat is de grootte van het kwaad?// Die bestaat in vier dingen: - de zwaarte van de zonde; - de grote en ontzaglijke last van Gods toorn; - de heerschappij van de dood; - de tirannie van de duivel. Deze dingen kon niemand behalve God wegnemen, tenietdoen, verzoenen en overwinnen. //Wat is de grootte van het goed, dat door geen schepsel hersteld en teruggegeven kan worden ?// Het herstel van Gods beeld. Daarom is Christus ons van God geworden: "wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing" (1 Korintiërs 1:30),((*Kolossenzen 3:10)) welke dingen Hij niet slechts leert, maar ook verwezenlijkt en herstelt.((*Lucas 1:77 *2 Korintiërs 5:21 *Filippenzen 3:9)) ==== 9. Waarom wordt Hij het Woord (logos) genoemd? ==== Basilius zegt: omdat Hij uit het Verstand is voortgekomen en het Beeld is van degene die Hem heeft voortgebracht, de Vader geheel vertonend. Zoals ook ons woord een weergave is van een hele gedachte. Christus is, zoals Ignatius zegt, het eeuwige Woord dat reeds in de stilte [van het nog niet spreken] was. Of zoals Ireneüs zegt: Hij is de uitlegger van de Vader, waarbij //logos// als het ware //logoon// (spreker) is. Of omdat Hij degene is over wie gesproken is, die de Heere [in zijn spreken] beloofd heeft. Of omdat Hij degene is die [scheppend] sprak, waardoor de dingen werden gemaakt. ==== 10. Naar welke natuur wordt Hij het Beeld van God genoemd (Kolossenzen 1:15)? ==== Niet alleen naar zijn menselijke natuur, zoals van de mens wordt gezegd dat hij naar het beeld van God is geschapen, maar vooral naar zijn goddelijke natuur, die echter zichtbaar werd in het vlees. Of voor zover God Zichzelf in Christus laat aanschouwen. Daarom wordt Hij ook genoemd "de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen" (Hebreeën 1:3). Als zodanig is Hij niet maar een vergankelijk beeld, maar een altijd blijvend beeld. ==== 11. Hoe bewijst u dat Christus echt mens is? ==== In Genesis 3:15 wordt aan het zaad van de vrouw beloofd, dat het de kop van de slang zou vermorzelen. In Genesis 22:18 heeft God aan Abraham beloofd dat in zijn zaad alle volken zouden gezegend worden. In 2 Samuël 7:12-16 wordt aan David beloofd dat zijn zoon zou zitten op zijn troon en in eeuwigheid zou heersen. Jesaja 7:14: "Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven." Bovendien toont de hele geschiedenis van het evangelie duidelijk aan dat Christus ontvangen is, geboren en besneden, en dat hij een echt lichaam en een echte ziel heeft gehad. Hij heeft gehongerd en gedorst, Hij heeft Zijn bloed gestort en is gestorven. Hij heeft alle eigenschappen en genegenheden van de menselijke natuur gehad, hoewel zonder zonde. Hij is zichtbaar opgevaren naar de hemel, vanwaar Hij ook zal wederkomen om te oordelen. ==== 12. Waarom moest Christus echt mens zijn? ==== - De gerechtigheid van God vereiste dat de ongehoorzaamheid die in ons vlees was begaan, daarin ook zou geboet worden. - Het moest ook met het oog op onze aanneming tot kinderen van God. De Zoon van God heeft onze menselijke natuur willen aannemen en onze Broeder willen worden en onze naaste en verwante, opdat wij, tot zijn leden gemaakt, kinderen van God zouden worden.((*Galaten 3:26)) Daarmee zou Hij het recht hebben om ons te verlossen en te rechtvaardigen. Hieruit vloeit de troost voort [die ons deel mag zijn] in allerlei verzoekingen. Daarom zegt de apostel in Hebreeën 2:16,17: "Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham. Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen." En in Hebreeën 4:15: "Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen." - Tot slot moest het om ons te verzekeren van onze opstanding. Want omdat Christus ons vlees heeft aangenomen, opgewekt en onsterfelijk gemaakt en het bovendien in de hemel heeft gebracht, zullen wij op de jongste dag worden opgewekt krachtens de gemeenschap die wij met Hem hebben. En ons vernederd lichaam zal aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig worden gemaakt.((*Filippenzen 3:21)) 1 Korintiërs 15:21,22: "Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden." ==== 13. Waarom zijn de Vader en de Heilige Geest niet in het vlees gekomen, maar alleen de Zoon? ==== - Omdat het zo moest zijn, dat de wereld verlost en alles weer opgericht zou worden door Degene door Wie alles geschapen is. Of dat de mens door Diegene van de dood zou verlost worden, door Wie hij geschapen was. En door Wie hij in het eeuwige leven zou zijn gebracht, als hij niet gezondigd had. - Het zou ongerijmd zijn geweest als er twee Zonen zouden zijn geweest, de ene in de Godheid en de andere in de mensheid. - Zo is het van eeuwigheid de raad van God geweest. Hij heeft Zich voorgenomen het menselijk geslacht zalig te maken door de [vleesgeworden] Zoon. ==== 14. Hoe is Christus God en mens? Afzonderlijk of verenigd? ==== Verenigd, niet afzonderlijk. //Hoe is [zijn mensheid] dan verenigd [met zijn godheid]?// \\ Niet slechts door inwoning, zoals God woont in de heiligen.\\ Ook niet alleen door overeenstemming, zoals de gelovigen één zijn in de Vader en de Zoon.\\ Niet door vermenging, zoals water en wijn gemengd worden.\\ Evenmin door samenvoeging, zoals twee planken samengevoegd worden.\\ En ook niet door samenstelling, waardoor uit twee dingen een derde entiteit ontstaat. Maar door een persoonlijke vereniging. Die vereniging is allernauwst en onbegrensd. Zodat de godheid zelfs niet voor een deel aan de mensheid van Christus is onderworpen of meegedeeld. De menselijke natuur is door de Zoon van God alleen aangenomen in één en dezelfde //hypostasis// (persoon).((*Hebreeën 2:16)) ==== 15. Wat betekent de persoonlijke vereniging in Christus? ==== Het betekent dat de persoon van de Zoon van God, die van eeuwigheid al een Persoon was, een zuivere menselijke natuur heeft aangenomen, die geen eigen persoonlijkheid bezat. En dat in de eenheid van zijn eigen Persoon, met behoud van de eigenschappen van beide naturen. Of, zoals Paulus het beschrijft in Kolossenzen 2:9: "want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk." De vereniging van ziel en lichaam is hiervan wel een voorbeeld, maar het komt daarmee niet geheel overeen. Want bij de mens komt uit de natuur van de ziel en de natuur van het lichaam een derde natuur voort (uit de eerste twee gemaakt), die de menselijke natuur wordt genoemd. Maar in Christus wordt geen derde natuur gemaakt uit de goddelijke en menselijke. Beide naturen blijven zuiver en onvermengd. Ook de vergelijking met gloeiend ijzer komt hiermee niet overeen, want de hitte en de gloed in het ijzer zijn slechts hoedanigheden, niet de substantie van het ijzer zelf. Daarom noemt de apostel Paulus dit terecht een groot geheimenis van het geloof.((*1 Timoteüs 3:16)) ==== 16. Hoe is de vereniging tot stand gekomen? ==== Onvermengd, onveranderlijk, ongedeeld, onafscheidelijk. We belijden dat het onderscheid van de naturen door de vereniging niet is weggenomen. De eigenschap van elke natuur is geheel behouden. Beide naturen komen samen in één Persoon en in één zelfstandigheid. Zoals de synode van Chalcedon heeft gezegd.((Zie de geschiedenis van Evagrius, Boek 2, Hoofdstuk 4.)) Want sinds het Woord onze menselijke natuur heeft aangenomen, heeft Hij die nooit meer afgelegd, zelfs niet in de dood. Dit wordt ook uitgedrukt in de volgende oude dichtregels: //Ik ben wat ik was, ik was niet wat ik ben, nu ben ik beide te zaam;\\ van beide afkomsten mij bekend, gij weet mijn Naam.// ==== 17. Met welke Schriftplaatsen kunt u bewijzen dat de goddelijke en menselijke natuur in Christus één en dezelfde Persoon betreffen? ==== * Jesaja 7:14: "Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven." * Jesaja 9:5: "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst." * Lucas 1:35: "Daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden." * Johannes 1:14: "Het Woord is vlees geworden." Niet door een sacramentele vereniging, zoals van de steenrots wordt gezegd dat het Christus was. Niet door verdubbeling van de personen, alsof er twee personen in Christus waren. Niet door vermenging van de naturen, niet door verandering, zoals het water wijn is geworden.((*Johannes 2:9)) Maar door aanneming van het vlees in eenheid van de Persoon. * De stem van God die sprak over Jezus, de Zoon van Maria: "Deze is mijn Zoon, de geliefde" (Matteüs 3:17). * Efeziërs 4:10: "Hij, die nedergedaald is, Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen." * Galaten 4:4: "heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet". ==== 18. Maar waarom zeggen Damascenus en Gregorius van Nyssa dat het vlees van Christus God is geworden? ==== Daarmee bedoelen ze niet dat zijn vlees in de goddelijke natuur is veranderd, maar verenigd is met de goddelijke natuur in één ondeelbare //hypostasis// (persoon). Ook doelden ze daarmee op de schenking van [goddelijke] gaven, waardoor de menselijke natuur van Christus - zonder zelf te worden opgeheven - alle schepselen te boven gaat. ==== 19. Waarom moest Christus God en mens zijn in één en dezelfde Persoon? ==== - Om de mens met God te kunnen verzoenen, oftewel: om God en mens met elkaar te verenigen. - Om een geschikte Middelaar te kunnen zijn tussen God en mens, vanwege zijn verwantschap met beiden.((*1 Timoteüs 2:5)) - Om ons met God te kunnen verzoenen door zijn dood. Als God alleen had Hij de dood niet kunnen ondergaan, en als mens alleen had Hij de dood niet kunnen overwinnen.((*Hebreeën 2:14)) - Omdat het werk van onze verlossing, volbracht in het vlees van de Zoon, een toereikende betaling zou zijn voor de zonde, waardoor een oneindig goed geschonden was. Want hoewel sommige handelingen specifiek voortkomen uit de goddelijke natuur en andere uit de menselijke, hebben ze allemaal een gelijke waarde en waardigheid, die ze ontlenen aan de goddelijke natuur. Zo maakt het vlees van Christus levend, omdat het het vlees is van zijn Persoon, die God is. En zo rechtvaardigt de gehoorzaamheid van de mens Christus, omdat het de gehoorzaamheid is van zijn Persoon, die God is. Evenzo verlost het bloed van Christus de kerk, omdat het het bloed van God is.((*Handelingen 20:28)) ===== Over de manieren van spreken ===== ==== 20. Wat wordt bedoeld met de mededeling van eigenschappen? ==== Niet het overgaan van de eigenschap van de ene natuur naar de andere, noch een onderlinge vermenging, maar een toeschrijving door middel van een synecdoche, waarbij een deel wordt genomen voor het geheel. Het gaat hier dus om een manier van (s)preken. In Christus is wel 'iets' en 'nog iets', namelijk zijn twee naturen, maar niet 'iemand' en 'nog iemand', want Hij is één Persoon. Wat in Christus dan ook de eigenschap is van de ene natuur, wordt niet toegeschreven aan de andere natuur, maar aan heel zijn Persoon, ook al wordt Hij daarbij wel genoemd naar de andere natuur, hetzij naar de goddelijke, hetzij naar de menselijke.\\ Want het is zoals Theodoretus zegt: "De eigenschappen van de naturen zijn gemeenschappelijk voor de Persoon, die de eigenschappen van beide naturen bezit." Of zoals Damascenus zegt: "De ene natuur deelt in wat van de andere natuur is, vanwege hun ongescheiden inwoning in een en dezelfde Persoon." Het kan ook een manier van (s)preken zijn waarbij aan de ene Persoon van Christus gezamenlijk die dingen worden toegeschreven die horen bij elk van beide naturen. Aangezien Christus in twee volmaakte naturen bestaat, is Hij beide: volmaakt God en volmaakt mens. Daarom worden aan Hem terecht en wezenlijk zowel de eigenschappen van God als die van de mens toegeschreven. Terecht wordt dus gezegd: God, of de Zoon van God, is geboren uit de maagd Maria, heeft geleden, is gekruisigd.((* 1 Korintiërs 2:8)) En: God heeft Zich de Kerk verworven met zijn eigen bloed.((*Handelingen 20:28)) Dit [zeggen we] niet op een absolute, directe en opzichzelfstaande manier (want God kan dit niet ondergaan), maar op een indirecte manier en met betrekking tot iets anders, [vanwege zijn andere natuur]. Want wat de eigenschap is van de ene natuur, namelijk ontvangen worden, geboren worden, gekruisigd worden en sterven wordt niet aan de godheid toegeschreven, maar aan de persoon die naar de andere (namelijk de goddelijke) natuur wordt genoemd. Het woord ‘Zoon van God’ of ‘God’ (wat het onderwerp van de zin is) is namelijk een concrete term, geen abstracte. Het duidt niet de goddelijke natuur aan, maar de persoon die God én mens is. Zo wordt terecht gezegd: de Zoon des Mensen, of Christus de mens, is eeuwig, almachtig, alomtegenwoordig, redt, wekt de doden op en geeft het eeuwige leven. En in Johannes 3:13 staat: "Niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen." Dit wordt gezegd met het oog op de vereniging [van beide naturen], aangezien dezelfde Persoon tegelijk mens en God is. Want zoals God vanwege de eenheid de menselijke eigenschappen tot de zijne rekent, zegt Cyrillus,((In 'Over de Vleeswording van de Eniggeborene', hfst. 16.)) zo rekent de mens vanwege de eenheid de goddelijke eigenschappen tot de zijne. Dit is ook omdat ‘Zoon des Mensen’ een concrete term is die de ene persoon van Christus aanduidt, die uit een goddelijke en een menselijke natuur bestaat. En daarom is Christus overal geheel aanwezig (totus), maar niet in zijn geheel (non totum). Daarentegen is het goddeloos om te zeggen: de godheid van Christus is geboren uit de maagd en heeft geleden; of: de mensheid van Christus is eeuwig, alomtegenwoordig en almachtig. Want ‘godheid’ is een abstract woord dat alleen de Goddelijke natuur in Christus aanduidt, een natuur die volkomen vreemd is aan alle lijden. Het toeschrijven van de eigenschappen van de verschillende naturen [aan elkaar] is vanwege de hypostatische vereniging [van beide naturen in één en dezelfde Persoon] alleen geldig als het gaat om zaken die als een volledig en ondeelbaar subject worden aangeduid. Want zoals we niet zeggen: ‘het lichaam is de ziel’ of ‘de mens is de ziel’, zo zeggen we ook niet: ‘deze God (Christus) is het lichaam van Christus’ of ‘de ziel van Christus’, maar alleen: ‘God is mens’. ==== 21. Is de mededeling van eigenschappen alleen spreekwoordelijk, of bestaat zij ook metterdaad? ==== Een dergelijke manier van spreken beschrijft de werkelijkheid. Want de Persoon, over wie door een synecdoche zowel de goddelijke als de menselijke namen, eigenschappen en werkingen gemeenschappelijk en gelijkelijk worden uitgesproken, die persoon bevat in zichzelf werkelijk en feitelijk alles wat de ware God en de ware mens toekomt. Het goddelijke komt Hem toe omdat Hij God is; het menselijke omdat dezelfde Persoon mens is, maar niet met betrekking tot beide naturen. Het is, zoals Cyrillus leert: het ene wordt gezegd met betrekking tot het andere. Anders zou de Eutychiaanse ketterij van de vermenging van naturen of eigenschappen worden geïntroduceerd, en zou de synecdoche als manier van spreken ophouden te bestaan. ==== 22. Moeten de benamingen die betrekking hebben op het ambt van de verlossing worden toegeschreven aan een afzonderlijke natuur of aan de Persoon? ==== Aan de persoon. Zo is Christus naar zijn beide naturen Middelaar, Herder en Hogepriester, ook al houdt elke natuur daarbij zijn eigen kracht. ==== 23. Wat is het effect van deze persoonlijke vereniging? ==== De schenking van de gaven waarmee de menselijke natuur in de Persoon van Christus is versierd. Daardoor gaat zij alle schepselen te boven in wijsheid, goedheid, heiligheid, macht, majesteit en heerlijkheid. De oudvaders noemden dit de vergoddelijking van het vlees, de scholastici een hebbelijke genade. Maar dat is beslist te onderscheiden van de mededeling van eigenschappen, die een wederkerige uitwisseling van eigenschappen betreft. ==== 24. Hoeveel 'staten' kennen we van Christus? ==== Twee: - De staat van zijn vernedering, waarin Hij vrijwillig de lasten, schande en kwellingen van onze zwakke natuur op Zich nam, en Zichzelf vernederde tot de dood aan het kruis, terwijl zijn godheid rustte, zoals Ireneüs zegt, opdat Hij gekruisigd kon worden en kon sterven.((*Filippenzen 2:7,8)) - De staat van zijn verhoging, waarin zijn menselijke natuur na zijn dood niet de wezenlijke eigenschappen maar wel alle menselijke zwakheden heeft afgelegd. De menselijke natuur van Christus is tot de hoogste eer boven alle schepselen verheven en uitermate versierd, zonder te worden gelijkgesteld met zijn goddelijke natuur. ==== 25. Welke dingen strijden tegen [deze leer]? ==== De ketterijen van: - Macedonius en Valentinus, die beweerden dat Christus een hemels lichaam met Zich meebracht uit de hemel. Apelles zou Hem een lichaam van lucht en 'sterrenvlees' hebben gegeven, dat door de maagd Maria heenging als water door een kanaal. Zoals ook de wederdopers menen. - De Manicheeën, die Hem een denkbeeldig lichaam toeschreven. - Appolinaris, die ontkende dat Christus een redelijke ziel had aangenomen en stelde dat zijn godheid de plaats daarvan innam. - Eunomius, die leerde dat Christus alleen mens was en slechts Gods Zoon genoemd werd door aanneming. - De Ebionieten, die zeiden dat Christus geboren was uit het zaad van een man. - Nestorius, die leerde dat er in Christus niet alleen twee naturen maar ook twee personen zijn. En dat zijn godheid zijn mensheid bijstond door een soort samenvoeging of combinatie, maar niet door een persoonlijke vereniging. Daarom ontkende hij dat Maria //theotokos// (Godbaarster) was, en beweerde hij dat door de joden alleen een mens [die] niet God [was] gekruisigd is. - Eutyches, wiens dwaling tegenovergesteld is aan de voorgaande, want hij leerde dat de menselijke natuur na de vereniging begiftigd was met de eigenschappen van de godheid. - De Monothelieten [of één-wil-drijvers], die stelden dat er in Christus slechts één wil was. - De Ubiquitisten, die aan de mensheid van Christus de wezenlijke eigenschappen van de godheid toeschrijven, zoals de majesteit en alomtegenwoordigheid van de goddelijke natuur. Daarbij vergeten ze het gezegde: "Wie de eigenschappen wegneemt, neemt ook de natuur weg", en omgekeerd: "Wie de eigenschappen toeschrijft, schrijft ook de natuur toe". En als gesproken kan worden van een wezen [of een bepaalde natuur], dan ook van de wezenlijke eigenschappen die daarbij horen. ===== Over het ambt van Christus ===== ==== 26. Hoeveel ambten heeft Christus? ==== Hij heeft een drievoudig ambt, namelijk een profetisch, priesterlijk en koninklijk ambt.((*Hebreeën 2:10)) Dit ambt oefent Hij uit naar zijn beide naturen. ==== 27. Wat is zijn profetisch ambt? ==== Het is dat ambt, waarin Hij het evangelie - dat wil zeggen: de verborgen raad van de Vader over de verlossing van het menselijk geslacht - door het Woord, de Heilige Geest en de sacramenten aan de mens openbaart, zowel rechtstreeks als door de dienaren van het Woord.((*Johannes 1:18 *Efeziërs 4:10,11)) //Kunt u dat bewijzen?// * Deuteronomium 18:18: “Een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied.” * Jesaja 61:1: “De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis.” * Matteüs 17:5: “Terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een stem uit de wolk zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!” Daarom wordt Hij een Herder((*Jesaja 40:11 *Johannes 10:11)) genoemd, een Vredeverkondiger((*Zacharia 9:10 *Efeziërs 2:17)) en een getrouwe getuige van God((*Openbaring 1:5)). Dit ambt bedient Hij tot aan het einde van de wereld.((*Efeziërs 4:11)) ==== 28. Wat is zijn priesterambt? ==== Het ambt waarmee Hij de Middelaar is tussen God en mensen,((*1 Timoteüs 2:5 *Hebreeën 11:24)) wat aan niemand anders toekomt dan aan Christus alleen.((*Hebreeën 2:17)) //Hoeveel delen heeft dit ambt?//\\ Twee: - voldoening, waarmee Christus de wet heeft vervuld en voor de zonden van de wereld volkomen heeft betaald. Ten aanzien daarvan wordt Hij de Verlosser genoemd, de Zaligmaker((*Matteüs 1:21)) en het Lam of offer((*Matteüs 20:28 *Galaten 3:13)). - voorbede, waarmee Christus verlangt dat Zijn ene offer tot in eeuwigheid van kracht is bij God de Vader voor de verzoening van zijn uitverkorenen. Hij brengt onze gebeden tot de Vader en geeft ons de vrijmoedigheid tot Hem te naderen. ==== 29. Naar welke natuur is Christus middelaar en priester? ==== Niet naar een van beide naturen afzonderlijk, maar zowel naar zijn goddelijke als naar zijn menselijke natuur. [En dat om de volgende redenen:] - Omdat Hij in één en dezelfde Persoon zowel God als mens is. - Omdat Hij naar de ordening van Melchizedek zonder vader en moeder is, want Hij is God. - Omdat Hij, die God met de mens en de mens met God moest verzoenen, deel moest hebben aan beide naturen, zoals Irenaeus zegt: "Het was nodig dat de Middelaar tussen God en mensen, door Zijn verbondenheid met beiden, beiden tot vrede en eendracht bracht, en ervoor zorgde dat God de mens aannam en de mens werd teruggebracht tot God." - Omdat de werken van de Middelaar verheven moeten zijn, willen ze welgevallig zijn voor God. - Omdat niemand genoeg heeft kunnen doen behalve God, en niemand verplicht was genoeg te doen behalve de mens. ==== 30. Was Christus niet al middelaar vóór zijn aanneming van de menselijke natuur? ==== Ja, want in de kennis, voorbestemming en aanvaarding [door God] werden de twee naturen als verenigd beschouwd. En bij Hem hebben gedane en toekomstige daden dezelfde status. Vandaar Hebreeën 13:8: "Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid." En zoals van het Lam geschreven staat dat deze geslacht is vanaf de grondlegging van de wereld,((*Openbaring 13:8)) zo kan ook gezegd worden dat Hij toen al voor zijn kerk bad om aanvaarding door de Vader. ==== 31. Op welke manier doet de Zoon voorbede bij de Vader? ==== Als Persoon, maar dan wel in zoverre Hij mens is. De waardigheid en de aangenaamheid van zijn gebeden vloeien echter voort uit de voortreffelijkheid van de goddelijke natuur, die in Christus persoonlijk met de menselijke natuur is verenigd. ==== 32. Hebt u een duidelijk bewijs voor Christus' priesterambt? ==== Psalm 110:4: “De Here heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek”, die een voorafbeelding van Christus was,((*Hebreeën 7:3)) zoals ook Aäron en Izaäk((*Genesis 22:6-9)) dat waren. ==== 33. Kunnen de dienaren van het evangelie ook priesters genoemd worden? ==== Ja, maar slechts om twee redenen: - omdat ze samen met de anderen Christus zijn toegeëigend en dus christenen zijn. - omdat ze het evangelie onderwijzen en de mensen daardoor als een levend offer opdragen aan God. Daarom verklaart Paulus dat hij priesterdienst verrichtte toen hij de heidenen door het evangelie opdroeg als een welgevallige offergave, geheiligd door de Heilige Geest.((*Romeinen 15:16)) Nergens echter wordt de priesternaam in het Nieuwe Testament specifiek toegeschreven aan de evangeliedienaren, want Christus heeft geen [gelijkwaardige] medewerkers in zijn priesterambt. ==== 34. Wat is het koninklijke ambt van Christus? ==== Dat is het ambt waarmee Hij naar zijn beide naturen, willens en wetens, alles leidt, bestuurt en regeert. //Kunt u een duidelijk bewijs geven voor dat ambt?// * Psalm 2:6: “Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg.” * Matteüs 28:18: “En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde.” * Johannes 13:3: Christus wist “dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging”. Hierom wordt Hij genoemd de eeuwige Koning((*Zacharia 9:6)), Koning der gerechtigheid((*Hebreeën 7:2)) en Koning der koningen((*Openbaring 17:14)). //In hoeveel opzichten wordt dit ambt bediend?// In deze wereld op twee manieren: - In het algemeen, of met macht, waarmee Hij alle schepselen door zijn heerschappij regeert. - In het bijzonder, of in genade, waarmee Hij op een bijzondere en voorname wijze zijn kerk regeert, beschermt en leidt, terwijl Hij haar op aarde rijk maakt en in de hemel verheerlijkt. Ten aanzien van dit ambt wordt Hij ook Koning genoemd: - omdat Hij de kerk heeft vrijgemaakt, die door de satan was binnengevallen; - omdat Hij het rijk van de duisternis heeft overwonnen; - omdat Hij allen die tot Hem de toevlucht nemen, beschermt en zaligmaakt. ==== 35. Wie zijn de burgers van het Koninkrijk van Christus? ==== De gelovigen, die naar Christus, hun koning, christenen((*Handelingen 11:26)) worden genoemd en een koninklijk priesterschap((*1 Petrus 2:9)). ==== 36. Wat zijn de weldaden of vruchten van dit genaderijk? ==== Gerechtigheid, vrede en blijdschap in de Heilige Geest,((*Romeinen 14:17)) dat wil zeggen: vrede, vreugde, gelukzaligheid, licht en kennis van God. Deze dingen zijn hier [op aarde] begonnen, maar in de hemel of in het rijk der heerlijkheid volkomen. Hieruit blijkt dat dit koninkrijk niet werelds is, maar geestelijk, hemels en eeuwig.((*Daniël 2:44 *Lucas 1:33 *Johannes 18:36 *2 Korintiërs 11:4)) ==== 37. Hoeveel onderdelen kent het koninklijke ambt van Christus? ==== Twee: de roeping en het oordeel. - De roeping geschiedt door het Woord van de waarheid en is tweeledig: - Met een algemene roeping Christus nodigt alle mensen in het algemeen tot het omhelzen van zijn evangelie. Daartoe heeft Hij de bediening van het Woord ingesteld.((*Matteüs 12:14)) - Met een bijzondere roeping roept en verlicht Hij zijn uitverkorenen tot kennis van Hemzelf. Dit doet Hij door de dienst van zijn dienaren en door de inwendige kracht [werking] van zijn Geest. - Het andere deel van zijn koningsambt is het oordeel, dat Hij op tweede manieren uitoefent: - In dit leven: - over de uitverkorenen, enerzijds door hen te rechtvaardigen oftewel van zonden vrij te spreken, wat de taak van een rechter is; anderzijds door hen te beschermen tegen allerlei vijanden; - over de verworpenen, door hen met tijdelijke straffen te straffen of hen door zijn Woord te overwinnen; ook door hun bijgeloof of valse godsdienst te verdrijven en de razernij van de satan en de goddelozen te bedwingen. - In het toekomende leven, door zowel de uitverkorenen als de verworpenen voor zijn vierschaar te dagen en vonnis te vellen overeenkomstig zijn Woord: - door de uitverkorenen te verheerlijken; - en door de goddelozen te veroordelen tot de eeuwige straffen. ==== 38. Aangezien het koninkrijk van Christus eeuwig is (Psalm 45:7), waarom zegt 1 Korintiërs 15:24 dan dat Christus op de jongste dag zijn rijk zal overgeven aan God en de Vader? ==== Dit((*Psalm 45:7 *1 Korintiërs 15:24)) wil niet zeggen dat Christus afstand doet van zijn koningschap, maar dat de wijze van bestuur zal ophouden die Christus gebruikt om zijn kerk in deze wereld te vergaderen en te bewaren. ==== 39. Welke [leringen] zijn in strijd met de leer over het ambt van Christus? ==== - De dwaling van Stancari. De dingen die de Persoon [van Christus naar zijn beide naturen] betreffen, zoals zijn Middelaarschap, schreef Stancari afzonderlijk toe aan zijn menselijke natuur. En daarmee ook de dwaling van Osiander, die het middelaarsambt dan weer uitsluitend toeschreef aan de godheid [van Christus]. - De dwalingen van de roomsen: - over de macht van de paus, de kerken en concilies om nieuwe geloofsartikelen op te stellen en menselijke inzettingen en [zogenaamde] uitleggingen van de Schrift aan de kerk op te leggen; - over de [zogenaamde] verdiensten van [goede] werken, genoegdoeningen en het misoffer, die zijn ingesteld in de plaats van het offer van Christus; en over het priesterschap en het offer (waarmee zij goddeloos zeggen Christus te offeren voor levenden en doden); en over de aanroeping en voorbede van de [gestorven] heiligen; - over het primaat van de Paus en het stadhouderschap van Christus. - De dwaling van de joden over een werelds koninkrijk van Christus.