====== De christelijke vrijheid ====== ==== 1. Wat verstaan we onder de christelijke vrijheid? ==== Niet een licentie of geoorloofdheid of in het algemeen eenvoudigweg alle vrijheid, maar een vrijheid die beperkt is tot zekere graden of trappen, want het bijwoord 'christelijke' of ook 'geestelijke' maakt dat deze bijzondere vrijheid van de burgerlijke en lichamelijke vrijheid en ook van de door sekten en scheurmakers bedachte vrijheid onderscheiden wordt. Deze vrijheid strijdt niet met de lichamelijke of burgerlijke dienstbaarheid,((*Efeziërs 6:1 *1 Korintiërs 7:22)) of met de dienstbaarheid die wij God en de gerechtigheid schuldig zijn.((*1 Petrus 2:16 *Romeinen 6:18)) 1 Korintiërs 7:22: "Evenzo is hij, die als vrije geroepen werd, een slaaf van Christus", dat is: die moet Christus dienen.\\ Ten andere, als men spreekt van de christelijke vrijheid, moet men onderscheid maken tussen de vrijheid van de wil, waarvan wij gesproken hebben op de plaats van de vrije wil, en de vrijheid van de persoon, waarover wij nu zullen handelen.\\ In het Grieks wordt ze genoemd //lutroosis //en //eleutheria//, verlossing, ontbinding en vrijheid van slavernij. 2 Korintiërs 3:17: "Waar de Geest des Heren is, is vrijheid", //eleuteria//, in het Latijn //libertas //of //liberatio//, vrijheid of vrijmaking, maar dan niet door geweld of kracht, zoals toen de Heere vroeger Zijn volk uit de hand van de Farao bevrijdde en verloste. Tenzij??? ten aanzien van de satan, wiens macht en rijk Christus uitgeroepen heeft, noch ook met dank en believen der vijanden, als toen het volk terugkwam uit Babylonië, maar die verkregen of verworven wordt doordat het volle rantsoengeld betaald is, niet aan de satan, maar aan God, die de apostel ook noemt //apolutroosin//, dat is: een verlossing. ==== 2. Hoe zit het met de vrijheid van de personen? ==== Volgens Paulus is die vrijheid er in twee onderscheiden graden: - De vrijheid van onze verlossing, door de betaling van Christus' bloed als het volle rantsoengeld. Dit ziet op onze bevrijding van de dienstbaarheid aan de zonde, de dood en de wet, wat we een verlossende vrijmaking zouden kunnen noemen. Hiervan gewaagt de apostel in Romeinen 6:22: nu bent u "vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen". En in Romeinen 8:2: "De wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods." - De vrijheid die ons ten volle stelt in de volle en volmaakte vrijheid. Deze vrijheid wordt genoemd een verlossing der verkregen bezittingen.((*Efeziërs 1:14)) En in Romeinen 8:21: "de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods". En "de verlossing van ons lichaam" (Romeinen 8:23). Dit zouden we kunnen noemen de begonnen en volbrachte vrijheid. Want hoewel wij vrij zijn door de eerste wijze van vrijheid, worden wij toch enigszins door de kracht van de zonden in enige dienstbaarheid gehouden, zodat wij niet doen wat wij willen.((*Galaten 5:17)) En de slavernij van de verdorvenheid, ja de dood, houdt ons nog verward in haar banden, tot aan de dag van de verlossing toe, wanneer Christus ons, die Hij verlost heeft, ten enenmale in vrijheid zal stellen. Want wij zijn alleen nog in hope zalig geworden.((*Romeinen 8:24)) En 1 Johannes 3:2 zegt: "Nu zijn wij kinderen Gods", en ook wel vrij,((*Matteüs 17:5)) "en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen". \\ Hierbij zal komen de verlossing of wederoprichting van de schepselen, niet van de engelen of ieder mens in het bijzonder, maar van de hemelen en van de elementen, waardoor ze uit de dienstbaarheid van de verdorvenheid, waaraan ze nnu onderworpen zijn, verlost zullen worden tot de vrijheid van de kinderen van God, dat wil zeggen: tot die gelukzalige stand van onverderflijkheid, die geopenbaard zal worden als de kinderen van God verheerlijkt zullen zijn. Want er zullen "nieuwe hemelen en een nieuwe aarde" zijn.((*2 Petrus 3:13 *Handelingen 3:21 *Romeinen 8:19-21)) Maar wij zullen hier voornamelijk spreken van de eerste soort vrijheid. ==== 3. Wat is de christelijke vrijheid? ==== Het is een geestelijke vrijheid, waardoor wij, ware gelovigen, door het bloed van Christus, vrij en bevrijd zijn: - van de dienstbaarheid der zonde en de tirannie des duivels; - van de beschuldiging, last en vloek der wet, de last van Gods toorn, van de verdoemenis en van de eeuwige dood; - en begaafd met de Geest der aanneming, van de vrijheid, en van de verlichting, van het deksel des harten, dat is: van de deerlijke??? blindheid der dwaling en het juk van de duisternis, dat ons door Adams zonde opgelegd is. - van het juk van de ceremoniën van de wet, van de spijs, de drank, de dagen, de kleding van het lichaam, en van het onderhouden van zulke middelmatige dingen. En overzulks ook van alle menselijke tradities of instellingen, opdat wij vanzelf en met een ijver, zowel met de ziel als met het lichaam, God dienen in gerechtigheid en heiligheid, al de dagen van ons leven.((*Romeinen 4:12-14 *1 Korintiërs 9:27 *Galaten 3:4,5 *Titus 2:11,12)) ==== 4. Welke zijn de oorzaken van deze vrijheid? ==== De voornaamste werkende oorzaak is God, de verdienstelijke oorzaak is Christus alleen, die ons vrijmaakt, zoals in Johannes 8:36 uitdrukkelijk gezegd wordt: "Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn." En in Galaten 5:1: "Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt." Deze vrijheid heeft Hij ons door Zijn dierbaar bloed verworven.((*Kolossenzen 1:14 *1 Petrus 1:18)) De meewerkende oorzaak is de Heilige Geest, want "waar de Geest des Heren is, is vrijheid" (2 Korintiërs 3:17). De Geest is immers ook een pand, arpenning??? en een getuige van deze vrijheid. Verder zijn er twee werktuiglijke oorzaken: - de waarheid of het evangelie, waardoor deze vrijheid aangeboden en opgedragen wordt. Jeremia 34:17: "Zie, Ik kondig voor u een vrijlating af". En Johannes 8:32: "En gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken." - het geloof, waardoor deze vrijheid aangenomen wordt.((*Romeinen 5:2)) Het onderwerp zijn alle gelovigen, hetzij Griek of Jood, hetzij man of vrouw, hetzij dienstbare of vrije.((*1 Korintiërs 7:22 *Galaten 3:28)) Wat de vorm van deze geestelijke vrijheid betreft: men ziet haar niet, zij is verborgen. Als de zielen van de gelovigen besprengt en afgewassen worden door het bloed van de Zoon van God, en door de Heilige Geest herschapen, en de gewetens door het geloof gereinigd worden van de dode werken, om de levendige God te dienen.((*Hebreeën 9:14)) Daarom heeft deze vrijheid, waar ze ook is, deze bijvoegselen: rechtvaardigheid, vrede, een goed geweten en blijdschap door de Heilige Geest.((*Romeinen 14:17 *1 Timoteüs 3:13)) Jozef genoot deze vrijheid dan ook, hoewel hij dienstbaar was en in de gevangenis opgesloten,((*Genesis 39:20,21)) en ook Daniël, toen hij tussen de leeuwen zat,((*Daniël 6:17-23)) en Lazarus, al was hij vol zweren.((*Lucas 16:20-22)) ==== 5. Waarin bestaat deze vrijheid? ==== In de bevrijding of vrijheid van de zonde en de dood, die geschiedt door de vergeving der zonde, opdat ze niet wordt toegerekend, door de doding van het vlees, opdat het de overhand niet neemt, en door de verlossing van de tweede dood, naar luidt van Paulus' woord in Romeinen 8:1,2: "Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. 2 Want de wet van de Geest des levens", dat is: de Geest van Christus, of de genade van de wedergeboorte, "heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet", macht, autoriteit en kracht van de zonde en de dood. Daarom wordt ze genoemd de vrijheid van de gerechtigheid en van het leven, en de vergeving van misdaden,((*Efeziërs 1:5???)) van zonden,((*Kolossenzen 1:14???)) en van overtredingen,((*Hebreeën 5:18???)), de wet van de geest des levens, dat is: Christus' heiligheid, die in Christus bestaat. Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet of het recht van de zonde en de dood. ==== 6. Hoe worden wij gezegd van zonden bevrijd en verlost te zijn, als deze altijd in ons wonen, en Johannes in 1 Johannes 1:8 verzekert: "Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet"? ==== Men moet onderscheid maken tussen de heersende zonde en de verheerste. Zo ook tussen de materie van de zonde en de vorm, want wij zijn verlost en vrijgemaakt van de heerschappij der inwonende zonde. Ook van de vorm of schuldt daarvan. Daarom wordt in 1 Johannes 3:6 gezegd: "Een ieder, die in Hem blijft, zondigt niet", te weten: met een lust, gehoorzamend, dienstbaar en zonder strijdt, dat is: die Christus waarlijk deelachtig is, die begeeft zich niet tot zonde. Zo ook in 1 Johannes 3:9: "Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde", dat wil zeggen: die maakt er zijn werk niet van te zondigen. En men zegt niet dat de zonde in de gelovigen niet is of woont, maar dat ze in hem niet heerst.((*Romeinen 5:12)) En van de schuld. Psalm 32:1: "Welzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is." Maar van de verheerste, getemde en de materie van de zonde leest men in Prediker 7:20: "Niemand op aarde is zo rechtvaardig, dat hij goed doet zonder te zondigen." ==== 7. Wat is het nut van dit onderdeel van de leer? ==== Het dient ons tot: - vertroosting, dat wij van het recht van de zonde, die ons van God vervreemdt, bevrijd zijn. - onderwijzing, opdat wij onze Verlosser dankbaar zijn, en ons met alle vlijt en naarstigheid wachten, niet weer in het net van de zonde betist??? en verward te worden, want dan is onze "laatste toestand erger dan de eerste" (2 Petrus 2:20), dat wil zeggen: ongelukkiger.((*Matteüs 12:???)) Daarom concludeert Paulus in Romeinen 6:14 dat de zonde over ons niet behoort te heersen, omdat wij niet zijn onder de wet, die ons zou mogen beschuldigen, en tot zonde tergen, waarom ze ook genoemd wordt "de macht van de zonde",((*1 Korintiërs 15:5)) maar onder de genade, dat is: omdat wij met de Geest van Christus begaafd zijn, door wiens kracht wij de overblijfselen van de zonde moeten kruisigen.((*Galaten 5:24,25)) ==== 8. Wat is het tweede deel? ==== De bevrijding van de wet der zeden. En dat niet voor wat betreft de gehoorzaamheid, maar wat de rechtvaardiging en verdoeming aangaat, dat is: van het recht, de strafbaarheid, juiste rechtvaardigheid, onstuimige doordrijving en rechtvaardiging van de wet, of van de noodwendigheid om de wet ten volle in het werk te stellen, tot verkrijging van de rechtvaardigheid. Ten andere van de verbinding tot de straf en derhalve van de bekommernis, angst en vreze van de toorn, en van de vloek van God, of de eeuwige dood vanwege de overtreding van de wet. Galaten 3:13: "Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden", dat wil zeggen: Hij heeft de vervloeking die de wet ons opzendt??? geleden of verdragen, omdat wij die zouden ontvlieden, en ons aan kwame??? de zegeningen van Abraham in Christus Jezus, en de belofte van de Geest door het geloof ontvingen. Daarom zegt Paulus in Romeinen 6:14: "gij zijt niet onder de wet", omdat wij niet zijn onder de vloek, noch onder de dwang. En in 1 Timoteüs 1:9 "dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige", dat wil zeggen: voor wat betreft de last van het vervloeken en dwingen. ==== 9. Waarom worden wij door Christus niet evengoed verlost van de eerste als van de tweede dood, aangezien ze beiden het loon op de zonde zijn, voortkomend uit de toedreiging van God in Genesis 2:17: "ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven"? ==== - Omdat het rijk van Christus niet van deze wereld is.((*Johannes 18:36)) - Hoewel Hij de eerste dood niet heeft weggenomen, heeft Hij haar conditie en stand voor de gelovigen veranderd, in dier voege dat ze nu is een uitblussing van de overblijfselen van de zonde, en een deur tot het eeuwige leven, naar de regel van Romeinen 8:28: "dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben". Dat geeft ook David te kennen, in Psalm 116:15: "Kostbaar is in de ogen des Heren de dood van zijn gunstgenoten." En Paulus in Filippenzen 1:21: "Het leven is mij Christus en het sterven gewin". En in Filippenzen 1:23: "Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn". Prediker 7:1: "De dag des doods is beter dan de dag van iemands geboorte." En Cyprianus zegt: "De dood is een poort van het leven, een overwinning van de strijd en een haven van de zee." - Men moet onderscheiden tussen de tijden van het Koninkrijk van Christus van de genade en de heerlijkheid, en de tijden van de weldaden van God. De ziel van degene die gelooft, wordt in dit leven herboren, maar het lichaam moet eerst sterven, voordat het herboren wordt. Want de apostel schrijft in 1 Korintiërs 15:36-43: "Wat gij zelf zaait, wordt niet levend, of het moet gestorven zijn, en als gij zaait, zaait gij niet het toekomstige lichaam, maar slechts een korrel, bijvoorbeeld van koren, of van iets anders. Maar God geeft er een lichaam aan, gelijk Hij dat gewild heeft, en wel aan elk zaad zijn eigen lichaam. Alle vlees is niet hetzelfde, maar dat van mensen is anders dan dat van beesten, en het vlees van vogels weer anders dan dat van vissen. Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die der aardse. De glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster verschilt van de andere in glans. Zo is het ook met de opstanding der doden. Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid; er wordt gezaaid in oneer, en opgewekt in heerlijkheid; er wordt gezaaid in zwakheid, en opgewekt in kracht." En in vers 44 zegt hij: "Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt", niet in wezen, maar in hoedanigheid, want hij noemt een natuurlijk lichaam dat door de ziel alleen bewogen en bekrachtigd wordt, en een geestelijk lichaam, dat tegelijk met de ziel door Gods Geest levend gemaakt zal worden". - Om de oefening van het geloof, de hoop, de aanroeping en de werken der liefde van de gelovigen in hun uiterste. - Omdat de dood van het lichaam naar het woord van Paulus in 1 Korintiërs 15:26 "de laatste vijand" is, die door de heerlijke opstanding uiteindelijk ook vernietigd moet worden. ==== 10. Wat is de vrucht van deze vrijheid? ==== Dat de gelovigen een gerust geweten hebben, niet meer schrikken voor de wet, maar zich daarin vermaken, en erop vertrouwen dat hun werken - hoewel onvolmaakt - God als hun Vader behagen. ==== 11. Wat is het derde deel van de christelijke vrijheid? ==== De schenking van de Heilige Geest, die een onzienlijke en inwendige verzegeling is van de voorgaande delen. Want in Romeinen 8:15 schrijft de apostel: "Gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader". En in vers 16: "Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn." \\ Hij neemt van ons het deksel des harten, dat is: die ellendige slavernij der blindheid en het juk van de duisternis, dat wij door de zonde onderworpen zijn, en Hij verlicht het hart en bekeert het tot God, en Hij maakt ons bekwaam om het licht van het Evangelie te aanschouwen, opdat wij ui de dienstbaarheid van de blindheid tot de vrijheid van het licht gebracht worden. Daarom zegt Hij in 2 Korintiërs 3:17: "Waar de Geest des Heren is, is vrijheid", dat is: levendmaking of verlichting door de Heilige Geest, uit de verkondiging van het Evangelie, waardoor het deksel van de onwetendheid, duisterheid en zwakheid van onze harten gelicht wordt, dat wij het heerlijk aanschijn van Christus kunnen aanschouwen, en ten laatste doet Hij dat wij niet uit bedwang maar van zelf en gewillig de wet gehoorzamen.((*Psalm 51:14)) ==== 12. Wat is het vierde deel van de christelijke vrijheid? ==== De bevrijding van de ceremoniële wet, en meer nog van de menselijke tradities, instellingen en waandiensten, die om God te dienen ingesteld zijn: - de offers en sacramenten die God het Joodse volk belast en bevolen heeft, die omdat het voorbeelden en schaduwen van de waarheid geweest zijn moesten ophouden wanneer de waarheid geopenbaard werd, als dingen die vervuld zijn en hun einde waartoe zij ingesteld zijn verkregen hebben, zoals de apostel het doorlopend leert in de gehele brief aan de Hebreeën, waarvan men deze regel wel moet onthouden: alle Mozaïsche ceremoniën buiten, binnen en na Christus geopenbaard in het vlees, zijn te niet gedaan, zodat degene die ze zal willen onderhouden, verstoken wordt van de vrijheid die wij in Christus hebben.((*Galaten 2:4,5)) Want in Galaten 3:25 heet het: "Nu echter het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder de tuchtmeester." - de noodzaak om enige wetse geboden aangaande de middelmatige dingen te onderhouden, als daar zijn van het verkiezen en eten van zekere spijzen, van onderhoudingen der dagen en dergelijke. Van welke beide delen dezer vrijheid gesproken wordt in Galaten 5:1,2,13.((*Galaten 5:1,2,13 *Efeziërs 2:15 *Kolossenzen 2:14,16)) ==== 13. Wat zijn middelmatige dingen? ==== Basilius noemt ze dingen die geoorloofd zijn, en in ons macht en goeddunken staan, Gregorius van Nazianze dingen die in het midden gesteld zijn, Chrysostomus tot de Romeinse //adiaphora//, onverschillige dingen, waar niet veel aan gelegen is, wat niet veel scheelt of hoeft gedaan te worden. En middelmatige dingen zijn werken of daden die in zichzelf of naar hun aard goed noch kwaad zijn, maar uit de omstandigheden van hun gebruik goed of kwaad geacht worden. Of dat worden middelmatige dingen of daden genoemd, die in Gods wet of Woord niet uitdrukkelijk geboden of verboden zijn, zoals het eten van vlees of deze spijze op deze of die dag, of niet te eten, op dit fatsoen??? of met deze verf??? gekleed te worden of niet gekleed te worden. Want het zijn geen middelmatige dingen die uitdrukkelijk in het Woord Gods geboden worden, of openlijk tegen Gods Woord strijden, zoals naar de mis gaan, en met zulke over-geloofse dingen gemeenschap te hebben die tegen het Woord van God en de verdienste van Christus strijden, of die om de bijgevoegde waan van verdienste of godsdienst goddeloos zijn. ==== 14. Mag men de middelmatige dingen dan wel sol bol??? en zonder onderscheid gebruiken? ==== Nee, men moet daarin de volgende voorzichtigheden waarnemen: - Aangaande het geloof, dat wij namelijk niets zullen doen of bij de hand nemen met een twijfelend geweten, die ons in achterdenken zou mogen brengen, of wij dat wel zouden mogen gebruiken of doen met een goed geweten of niet. Maar dat wij uit het Woord van God verzekerd zijn wat ons toegelaten, wat geboden en wat verboden is, naar luidt van Romeinen 14:5: "Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd." En in vers 14 staat "dat niets uit zichzelf onrein is; alleen voor hem, die iets onrein acht, is het onrein." En in vers 22: "Zalig is hij, die zich geen verwijten maakt bij hetgeen hij goed acht." - In het gebruik der middelmatige dingen worden drieërlei soorten van mensen aangemerkt. Want sommige zijn zwak in het geloof, dat wil zeggen: niet zo geoefend in de leer van het geloof, en zij kennen de christelijke vrijheid niet. Sommigen zijn hardnekkig en moedwillig, en sommign sterk die de christelijke vrijheid weten. Zoveel de eerste aangaat, men moet zich wel wachten en toetsen dat men die dingen die wij uit Gods Woord geleerd hebben middelmatig te zijn, niet gebruikt of tot wellustigheid of roekeloos of op een verkeerd moment, met ergernis van onze evennaasten, die in het geloof nog zwak is. Maar wij zullen het gebruik van die dingen matigen, naar het verstand en het begrip van onze naasten, die uit onwetendheid nog zwak en in de school van Christus nog jong zijn, en dat tot de tijd dat ze onderwezen zijn.((*Romeinen 14:1)) De één (te weten, die in de kennis van het evangelie heeft toegenomen en naar 1 Timoteüs 4:4 weet: "alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt". En naar Titus 1:15 "Alles is rein voor de reinen, maar voor hen, die besmet en onbetrouwbaar zijn, is niets rein") gelooft dat men alle ding eten mag, maar de ander, die zwak is, ere moest. Romeinen 14:3: "Wie wèl eet," zijns vrijheids namelijk bewust zijnde, "minachte hem niet, die niet eet," dat is: hij bespotte hem niet trots, "en wie niet eet, oordele hem niet, die wèl eet", dat wil zeggen: hij veroordele niet wat hij niet verstaat. "Dan gaat er immers iemand, die zwak is, ten gevolge van uw kennis verloren, een broeder, om wiens wil Christus gestorven is" (1 Korintiërs 8:11). "Daarom, indien wat ik eet, mijn broeder aanstoot geeft, wil ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder geen aanstoot te geven" (1 Korintiërs 8:13). - Maar tot de tweede soort mensen behoort deze regel, de moedwillige, hardnekkige, bijgelovige mensen, of die uit een verkeerde boosheid onze vrijheid valstrikken leggen, en moet men in hun goddeloze mening of waan door ons afhouden van het gebruik der vrijheid niet versteken. De zwakken zal men wat toegeven tot stichting, maar de Farizeeën, dat wil zeggen: de dwarsdrijvers, of de kwaadaardige verspieders, die op ons loeren, zal men niet een handbreed wijken, opdat de christelijke vrijheid in haar geheel blijft. Daarom zegt Christus in Matteüs 15:14: "Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden." Zo heeft Paulus ook toegelaten dat Timoteüs besneden werd, acht hebbende op de zwakheid van de gelovigen onder de Joden.((*Handelingen 16:3)) Maar hij wilde niet dat Titus besneden zou worden, omdat hij de christelijke vrijheid tegen de hardnekkige inkruipers of valstrikleggers moest verdedigen of beschermen.((*Galaten 2:3-5)) - Wij moeten onze vrijheid niet …??? of verzuimen en nalaten, maar gebruiken tot stichting en bevestiging van degenen die nu sterk zijn, en in het Woord wel onderwezen. Zo schrijft Paulus in Galaten 2:11 dat hij Petrus hevig berispte, omdat hij hen om de Joden de heidenen ontzag, omdat hij hen niet zou ergeren, waarmee hij de hardnekkige Joden versterkte, dat ze de heidenen altijd voor onrein hielden. - De onwetende en zwakken behoren niet waanweerdelijk??? te verdoemen vanwege hetgeen zij nog niet verstaan, maar dat ze degenen die sterker zijn als zij haar recht en vrijheid laat behouden.((Romeinen 14.)) Dat ook geen gemeente een andere gemeente veroordele om een andere onderhouding van de middelmatige dingen, zoals tot grote schade van de christenheid geschied is in de vroege kerk, aangaande het paasfeest, en de onderhouding van de vastdagen. ==== 15. Wat te denken van de menselijke tradities die niet door God zijn ingesteld? ==== Zo veel de godsdienst aangaat, moet men alleen letten op het geschreven Woord van God, en niet op menselijke instellingen, want God heeft ons bekend gemaakt hoe wij Hem zullen leren kennen en dienen, en dat men derhalve niet moet gehoorzamen de instellingen die de leer of de geestelijke regering aangaan, die openlijk of scheefs??? tegen het Woord van God strijden, en ons van Christus afleiden, of de riten en gebruikelijke wijzn om God te dienen, waarvan sommigen zeer leurig???, ijdel, kinds en beuzelachtig zijn, sommige voor zichzelf, of om iets anders zeer bijgelovigs of overgelovigs, en sommige zeer goddeloos, als daar zijn de kramerijen van de missen, de aanroeping van heiligen, de instelling van ongehuwd te leven, het onderscheid der spijzen, het opperste gebied van de roomse paus, het smeden van beelden en kruizen, van de vrije wil, de verdienste, de aflaten, de wezenlijke veranderingen, het oliesel, het vasten in de Vasten, het wijwater, de wijding van de altaren, de beloften van de monniken, de gebeden voor de doden, de fielterij??? van de Dagheyvers???, de dienst van de relikwieën of overblijfselen van heiligen, etc. \\ Matteüs 16:6: "Wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën". En in ~Matteüs 15:9: "Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn." En Ezechiël 20:18,19: "Wandelt niet naar de inzettingen van uw vaderen, onderhoudt hun verordeningen niet en verontreinigt u niet met hun afgoden. Ik ben de Here, uw God, wandelt naar mijn inzettingen en onderhoudt naarstig mijn verordeningen." Handelingen 5:29: "Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen". Galaten 1:9: "Indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt!" \\ Maar de wettige ceremoniën, die door de kerkenraad ingesteld zijn, zonder waan van godsdienst en noodzakelijkheid, maar alleen opdat "alles betamelijk en in goede orde" in de gemeente toegaat (1 Korintiërs 14:40), die moet men onderhouden, niet van zichzelf, maar door de wet van de liefde, zodat degene die ze veracht en moedwillig met ergernis nalaat, voor God schuldig is vanwege de overtreding van de orde en het breken van de band der liefde. Maar buiten het gevaar van ergernis en moedwilligheid zondigt degene die ze nalaat niet. \\ Bovendien zijn er sommige menselijke instellingen die op zichzelf wel niet goddeloos zijn, maar die toch weinig of niet tot stichting te betekenen hebben, en waarvan het beter was, dat ze ten enenmale niet waren gedaan. In het onderhouden of nalaten van deze moet men acht hebben op de ergernissen. ==== 16. Maar houdt Christus de tradities, instellingen of wanen die tegen het Woord van God strijden niet voor goed, als Hij in Matteüs 23:2 zegt: "De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben zich gezet op de stoel van Mozes"? ==== Geenszins, maar de instellingen en bedieningen van Mozes, die van God bevolen waren, want hierin moet men ze horen, hoe verkeerd ze in hun andere dingen ook waren. Dit geeft ook te kennen de gelijkenis van de stoel, daar ze als leraars van de wet van Mozes op zaten. En die hier beveelt dat men de Farizeeën horen zal, zo ze uit Mozes leren, die vermaant elders zijn discipelen dat de zich zouden wachten van hun zuurdesem.((*Matteüs 16:6)) Zo moet ook het woord van Lucas 10:16 ("Wie naar u hoort, hoort naar Mij") niet getrokken worden tot de wanen die met het evangelie strijden. ==== 17. Wat te denken van de goede bedoeling of mening, zoals ze dat noemen? ==== Dat het geen goede mening is, die iets bovenmate, tegen Gods Woord, alleen uit menselijk vernuft, in de dienst van God instelt. "Gij zult geenszins doen wat wij hier thans doen: ieder geheel naar eigen goeddunken" (Deuteronomium 12:8), maar onderhoudt "heel het gebod, dat ik u heden opleg" (Deuteronomium 11:8). ==== 18. Aangezien Paulus in Romeinen 13:5 beveelt dat men de overheid zal gehoorzamen, niet alleen vanwege de staf, maar ook vanwege het geweten, geeft hij daar te kennen dat de overheid wetten mag stellen over de gewetens? ==== Nee, aangezien hij de dienst van God en de geestelijke regel om rechtvaardig te leven, zowel hier als daar, verre verheft boven alle menselijk geboden, maar hij wil slechts dat men de overheid zal gehoorzamen, als ze eerlijke en geoorloofde dingen gebiden, dat is: //usque ad aras//, tot de dienst Gods toe, omdat God ons deze gehoorzaamheid bevolen heeft, wiens gebod niemand met een goed geweten voor God mag versmaden. Hij onderwerpt dan niet het geweten aan de menselijke wetten, maar aan de ordinantie van God, inzoverre die beveelt de menselijke wetten die met de goddelijke niet strijden te gehoorzamen. ==== 19. Wat te denken van de ceremoniën die door Christus zijn ingesteld? ==== Deze moeten vanwege het gebod en de autoriteit van de insteller worden onderhouden, al worden de mensen door hun onderhouding daarvan voor God niet gerechtvaardigd. \\ Als mensen daarvan in geval van noodzaak daarvan ontschuldigd en verschoond worden, zodat zij ze niet onderhouden, als iemand door nood zich afhoudt van het gebruik van de sacramenten, zolang er maar geen verachting bijkomt, naar het woord van Bernardus: "Het missen van de sacramenten verdoemt niet, maar het verachten". ==== 20. Wat is het doel en de vrucht van dit deel van de christelijke vrijheid? ==== - Dat wij Gods gaven met een gerust geweten gebruiken, daartoe dat ze ons van Hem gegeven zijn, zo nochtans dat wij dit gebruik matigen naar de stichting van onze naasten. - Dat wij weten dat ons geweten vrij is van de macht van alle mensen. "Gij zijt gekocht en betaald" (1 Korintiërs 6:20), dus: "Weest geen slaven van mensen" (1 Korintiërs 7:23). - Dat wij onze broeders, die nog zwak zijn, niet veroordelen, want of iemand "staat of valt, gaat zijn eigen heer aan", en "de Here is bij machte hem vast te doen staan" (Romeinen 14:4). - Dat wij God en niet de schepselen dienen, met oprechte, dat is geestelijke godsdiensten, en dat wij onszelf noch andere mensen in het kwade iets toegeven. ==== 21. Welke dingen komen met de christelijke vrijheid in strijd? ==== Deze dingen niet: - de lichamelijke dienstbaarheid, die de minderen de meerderen schuldig zijn; - de dienstbaarheid van de geest tot God; - de dienstbaarheid van het lichaam tot de geest.((*1 Korintiërs 9:27)). Maar de volgende dingen wel: - de dienstbaarheid van de zonde, de dwaling, de blindheid van de wet, en de menselijke instellingen; - de dromen van de Joden van het aardse koninkrijk van de Messias. - de leer van de stoïcijnen, die de wijzen van de wereld alleen vrijheid toeschrijven; - de strikken van de menselijke wetten en tradities of instellingen, waarmee de gewetens van de mensen bezwaard worden; - de dwalingen van degenen die zich beroemen, dat ze door de verkondiging van het Evangelie van alle lichamelijke schulden en plichten bevrijd en verlost zijn, en daarom hun heren, meesters, schuldheren en overheden niet bewijzen wat zij hen schuldig zijn. Zo ook die van de libertijnen, vrijgeesten en wederdopers, die onder het mom van de christelijke vrijheid vrij en geoorloofd zondigen, waarbij zij misbruik maken van de uitspraak van Paulus in Romeinen 7:26: "Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet Gods, maar met mijn vlees aan de wet der zonde." Want hierom zeggen ze dat ze alleen naar het vlees hoereren, dronken drinken en een onrein leven leiden, maar naar de Geest en het gemoed rein zijn en de wet van God dienen, daar onze vrijheid veeleer daartoe strekt, dat wij der zonden dienstknechten niet langer zijn zullen, want "een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde", Johannes 8:34, en Paulus zegt in Romeinen 8:13: "Indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven". Paulus spreekt dan van de strijd tegen de zonde, en niet van de vrijwillige en uiterlijke werken, maar van de verdorven, altijd uitpuilende en opzipperende??? genegenheden, die de allerheiligsten ook niet geheel kunnen verwerpen zo lang ze in dit sterfelijk lichaam zijn; - die van de chiliasten, die zeggen dat het gebied van de heiligen duizend jaar voor de jongste dag in de wereld duren zal; - de dwalingen van de wederdopers, die onder het mom van de geestelijke vrijheid de overheid, het ambt van de overheid en de burgerlijke dienstbaarheid weren en wegnemen, daar het toch niet verhindert vrij te zijn naar de geest en het gemoed, en dienstknecht naar het lichaam. Daarom zegt Paulus in 1 Korintiërs 7:21: "Zijt gij als slaaf geroepen, bekommer u daarover niet", alsof deze beroeping een christen niet betaamt, en in Efeziërs 6:5: "Slaven, weest uw heren naar het vlees gehoorzaam met vreze en beven, in eenvoud uws harten, als aan Christus." - de roekeloosheid van degenen die de middelmatige dingen te onpas of onmatig of zonder onderscheid misbruiken, en geen acht slaan op de zwakken maar hen onbedachtzaam ergeren.((*Romeinen 14:15,16 *1 Korintiërs 6:12 *1 Korintiërs 10:23 *2 Korintiërs 11:12))