====== Het eeuwige leven ====== ==== 1. Hoe spreken theologen over het (eeuwige) leven? ==== Ze onderscheiden: - Het leven van de ziel. De apostel Paulus noemt het zo omdat de ziel het meest wezenlijke van de mens is, waardoor goede en slechte mensen hier op aarde kunnen samenleven, elkaar kunnen liefhebben, aanvoelen en begrijpen. Dit leven wordt ook wel het lichamelijke, tijdelijke of natuurlijke leven genoemd. Hiertegenover staat de eerste of natuurlijke dood die de scheiding is van ziel en lichaam. - Het leven der genade. Alleen kinderen van God verkrijgen dit leven als ze inwoners zijn van het geestelijk koninkrijk van Christus in deze wereld. Dit leven wordt door zijn voortreffelijkheid ook wel “het leven uit God” genoemd. Het komt, net als alle leven, van God. De gelovigen hebben er deel aan en ervaren het als een groot voorrecht. Om dezelfde reden wordt het ook wel het “leven van Christus” genoemd. Christus leeft door het geloof en door Zijn Heilige Geest in Zijn kinderen, waardoor ze een leven leiden dat met de wil van God overeenkomt. Omdat het innerlijk van de mens wordt vernieuwd, het verstand verlicht en de wil en het gevoel worden bewogen, wordt het ook wel het “nieuwe christelijke leven” genoemd. We kunnen dan spreken van een “nieuw schepsel”; een nieuwe mens met een bovennatuurlijk en geestelijk leven. Dit leven staat tegenover de oude mens, die dood is in de zonde. - Het leven der heerlijkheid. Wanneer de ziel in het toekomende weer met het lichaam verenigd is, zal het een eenheid zijn die de apostel beschrijft als een “geestelijk lichaam”. Het gaat dan niet om de essentie, maar om de uiterlijke verschijningsvorm zoals verklaard wordt in 1 Korintiërs 15:44 : "Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam." Hierdoor zullen de gelovigen in eeuwigheid leven; dit leven is in Christus verkregen en zal wanneer het einde van de wereld er is, geopenbaard worden. In dit verband spreekt men ook wel over de “tweede dood”, die ook eeuwig genoemd wordt. We zullen er hierna nog meer over zeggen. ==== 2. Op hoeveel manieren kan men over het eeuwige leven spreken? ==== Op twee manieren: - Door er in overdrachtelijke [metonymische] zin over te spreken. In die zin is het een weg, een manier om het hemelse leven te verkrijgen; zoals beschreven wordt in Johannes 3:16: "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe" en in Johannes 17:3: "Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt." Hierbij moeten we ons realiseren dat de woorden "U” en “Jezus Christus, die Gij gezonden hebt" in dit tekstgedeelte de onderwerpen zijn, en de woorden "de enige ware God" verklaren wie deze twee zijn, en dat deze woorden door Christus zelf worden uitgesproken. 1 Johannes 5:20: "Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven." Dit is een werkende oorzaak in zoverre Hij God is. Maar als méns is Hij voor ons gestorven. Op die manier is Hij mens voor ons geworden, en is de zonde, (die een oorzaak van de dood is) in Zijn vlees verzoend. Anderzijds is Hij de werkende oorzaak door Zijn voorbede, Zijn wil en de kracht van Zijn offer; omdat Hij ons zijn vlees heeft gegeven en mét dit vlees de vergeving van de zonden en het eeuwige leven. Het is ook een instrument waardoor God ons levend maakt en aan Zijn Beeld gelijkvormig. In deze zin begint het eeuwige leven in de gelovigen al in dit leven. - Door gelovige toe-eigening van de belofte dat gelovigen op aarde en degenen die de zaligheid al genieten, deel zullen hebben aan het eeuwige leven. We lezen daarover in Johannes 3:16: "Opdat een ieder, die in Hem (Christus) gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe." En in Titus 3:7: "Opdat wij (…) erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens." ==== 3. Hoe kan men bewijzen dat er een eeuwig leven is? ==== - Uit de natuur van God. Omdat God onveranderlijk is en eeuwig leeft, trekken we de logische conclusie dat er een eeuwig leven is. - Het volgt uit wat de ziel in wezen is. Omdat ze onsterfelijk is, volgt daaruit dat er na dit leven nog een leven is waar de ziel, hoewel van het lichaam gescheiden, zelfstandig voortleeft en God daar kent, eert en dient. - Uit de opstanding der doden. Het zou niet nodig zijn dat er een opstanding is als er geen leven zou zijn waarin men zal voortleven. En nog belangrijker zijn de uitspraken van God de Vader en Christus over de voorzienigheid, over de rechtvaardigheid van God, over de onsterfelijkheid van de ziel, over de opstanding van de lichamen en over het laatste oordeel. Die uitspraken kunnen niet waar zijn als het eeuwige leven er niet werkelijk is. - Uit het “handschrift van God” dat hij in het verstand van ieder mens heeft geschreven; want ons verstand zegt ons dat er een laatste oordeel zal zijn. Goddelozen worden daardoor met een bange vrees bevangen en christenen die “in hope zalig worden” verkwikt en verheugd. - Uit de bewijstekst die we in 1 Corinthiërs 15:19 vinden: "Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen.” Het geloof steunt dus niet op de dingen van dit tijdelijke leven. - Uit de getuigenissen in de Schrift. Bijvoorbeeld in Daniël 12:2: "Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen." Ook in Matteüs 25:46: "En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven." In Johannes 10:28: "en Ik geef hun (mijn schapen) eeuwig leven.” In Hebreeën 13:14: "Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige." En in 1 Johannes 2:25: "En dit is de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven." - Uit de voorbeelden die de Schrift geeft. Henoch, en later Elia, zijn zonder te sterven in dit eeuwige leven opgenomen en zijn daarmee onderpanden en voorbeelden geweest van de zekere hemelvaart van Christus: "Wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.” In Johannes 14:3 en 17:24 staat ten slotte: “Ik wil, dat waar Ik ben, ook zij (de gelovigen) bij Mij zijn." - Het is ten slotte een artikel van onze Apostolische Geloofsbelijdenis: “Ik geloof een eeuwig leven.” ==== 4. Hoe wordt het eeuwige leven in de Schrift ook wel genoemd? ==== * Het wordt wel een lofprijzing genoemd: het Koninkrijk van God, het Koninkrijk van de Vader of het Koninkrijk der hemelen. * In metaforische zin wordt het eeuwige leven ook de “schoot van Abraham” genoemd. Van ouders wordt immers wel gezegd dat zij hun kinderen in hun schoot dragen. Zo worden de gelovigen als lieve kinderen in de armen van hun aller Vader uit het moeizame bestaan van deze wereld opgenomen, gekoesterd en verkwikt, en van alle gevaren, onheil en levensmoeiten verlost en bevrijd. Ook is het de plaats waar Christus ons een woning bereid heeft, zoals Hij dat uitlegt in Matteüs 8:11: “Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen.” Augustinus schrijft dat hij het niet weet, maar is toch van oordeel dat dit koninkrijk “een oord van hemelse rust” zal zijn en dat de zielen of geesten van de gelukzaligen daar leven en Gods aanschijn zien en genieten. * Bij wijze van gelijkenis wordt het Koninkrijk der hemelen ook wel het paradijs genoemd, of een lusthof, zoals die in Eden geplant was. Hoewel het duidelijk is dat de gehele aardbodem door de zondvloed verwoest is, wordt er desondanks kinderachtig gedisputeerd waar deze hof gelegen was. Het eeuwige leven wordt ook wel aangeduid als: * Het huis van de Vader (Johannes 14:2). * Een overvloed van vreugde (Psalm 16:11). * De vreugde van uw heer (Matteüs 25:21). * De nieuwe, welgebouwde, heilige en toekomende stad Jeruzalem (Hebreeën 13:14; Openbaring 21:10). * De onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u (1 Petrus 1:4). * De heerlijkheid van God. Het eeuwige leven is het delen in Gods heerlijkheid. "Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:23). * Onze heerlijkheid. Omdat het dit alleen is waarop wij veilig en gerust zonder zorg mogen steunen en die verwachten. “Wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid” (1 Corinthiërs 2:7). * Een verkwikking (2 Thessalonicenzen 1:7). * Een tijd van verademing (Handelingen 3:19). * De weg des vredes (Lucas 1:79). * Een grote gelukzaligheid. Er is niets wat met het eeuwige leven vergeleken kan worden. Geen oog heeft het gezien, geen oor heeft het gehoord en het is nimmer in een mensenhart opgekomen (1 Corinthiërs 2:9; Psalm 31:20; Jesaja 64:4). ==== 5. Maar waarom wordt dit leven eeuwig genoemd? ==== Omdat dit leven niet tijdelijk is of een eindige periode beslaat. Te midden van alles wat verandert zal het onveranderlijk zijn. Hoewel het een begin heeft, zal het nimmer ontnomen worden aan wie het eenmaal gegeven is. Het zal in alle eeuwigheid zonder einde voortduren. ==== 6. Wat is het eeuwige leven? ==== Het is een zich bevinden in een staat van heerlijkheid waarin de uitverkorenen na de toekomende opstanding van de doden met Christus hun Hoofd volkomen verenigd zullen zijn. In de hemel zullen ze God en de engelen kennen op een wijze die we niet in woorden kunnen uitdrukken of hier op aarde kunnen genieten. Maar wij zullen het hoogste goed dat ons door Christus bereid is, eeuwig loven en prijzen, en met lichaam en ziel Zijn beeld gelijkvormig worden. Men kan ook zeggen dat het eeuwige leven de toestand van de gezaligden is waarin ze een volmaakte kennis van God en Zijn rechtvaardigheid zullen hebben. Een leven in volkomen vreugde waar geen verdriet en moeite, zonde en dood, pijn en droefheid, smart en verzuchting zijn zal. Samengevat: Het eeuwige leven is een volmaaktheid van ziel en lichaam waarin niets onvolmaakts zal zijn. Onder Zijn heerschappij en welbehagen zullen alle dingen de wil van onze Schepper en Verlosser volkomen dienen. ==== 7. Wat zijn de oorzaken van het eeuwige leven? ==== De voornaamste oorzaak is God. Hij schenkt ons naar Zijn barmhartigheid en genadige goedheid en naar Zijn wil een aandeel aan het eeuwige leven, door onze Middelaar Christus (Johannes 6:40; 1 Johannes 5:11 . De verdienende en werkende oorzaak is Christus alleen (Johannes 14:6). Het evangelie is de instrumentele oorzaak omdat het deze genade openbaart en toepast. De werkende oorzaak is het geloof (1 Petrus 1:9). De verzegelende oorzaak is de Heilige Geest. Onze goede werken en onze verdrukkingen zijn geen verdienende oorzaak, maar een weg tot het Koninkrijk, zegt Bernardus van Clairvaux. En wij moeten door veel verdrukkingen het Koninkrijk van God binnengaan (Handelingen 14:22). ==== 8. Waarom zegt Christus in Matteüs 7:14 dat de poort nauw is en de weg smal die tot het leven leidt? ==== - Omdat de toegang tot het eeuwige leven voor het menselijke verstand onbekend en niet te doorgronden is. Maar Christus heeft het ons verklaard. - Omdat de toegang tot dit leven alleen door Christus is. - Omdat betrekkelijk weinig mensen door die nauwe poort gaan en die smalle weg bewandelen. We kunnen de weg van de deugd vergelijken met de weg die de zondaren gaan; weinigen leiden een deugdzaam leven. - Omdat het leven van het geloof voor het menselijk vlees niet aangenaam is, en zwaar valt vanwege het kruis en het verloochenen van zichzelf tegenover degenen die het geloof tegenstaan. Daarom is de weg van het geloof eng en smal. Niet voor alle mensen, want voor de uitverkorenen is die weg breed en zelfs weids. ==== 9. Hoe kunnen we ons het eeuwige leven voorstellen? ==== In materiële zin is God het eeuwige leven, in formele zin is het de kennis Gods zelf; voor zover we het zien op Hem en onze aanneming tot kinderen zullen kunnen doorgronden. Want hoewel we met zeer veel blijdschap van het gezelschap, het voorkomen en de gesprekken met de engelen en gezaligden zullen genieten, zullen we daarmee tóch niet tevreden zijn en erin berusten, maar alleen in het zeer aangename aanschouwen en genieten van God om Christus wil (Matteüs 5:8; 1 Johannes 3:2). Ook de zaligheid van de engelen bestaat uit het genieten en aanschouwen van God. Het is als het geluksgevoel van een hoveling aan het hof van de koning wanneer deze, om zijn waardering te laten blijken, hem vriendelijk en welwillend aankijkt en belangstellend naar zijn welbevinden vraagt. Zo zullen wij ook al in dit leven Christus kennen als de bewerker van onze zaligheid, en Hem volgen waar Hij ook heengaat. We zullen Hem volgen en nooit meer van Hem afdwalen. ==== 10. Maar we genieten God toch al in dit leven en ons geloofsoog ziet Hem toch op deze aarde? ==== Jazeker. We belijden daarom dat het eeuwige leven nu al in ons begonnen is. Het is echter wel een raadsel; de geschapen werkelijkheid ligt er als een duistere sluier overheen. Wij komen daardoor niet tot een helder aanschouwen. Paulus verklaart daarom in 1 Timoteüs 6:16 dat Hij, de Here der heren, “onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan.” Wat wij zien van God komt ten eerste door ons natuurlijk inzicht in de geschapen werkelijkheid; we zien Hem als in een spiegel waarin een zekere glans van de Godheid oplicht. Ten tweede zien we Hem in die spiegel op een figuurlijke wijze. Zijn Goddelijke heerlijkheid wordt bijvoorbeeld in Jesaja 6:1-2 uitgebeeld: “In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij.” En Mozes heeft de Here slechts van achteren gezien en niet zijn aangezicht, Gods eigen majesteit zag hij niet (Exodus 33:23). En ten derde kunnen we door ons geloofsinzicht de wil en de werken van de Vader en de Zoon herkennen en kennen. Christus spreekt daarover in Johannes 14:9: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.” Maar eens, in de heerlijkheid, als onze lichamen opgewekt zijn, zullen we God zien zoals Hij is (1 Johannes 3:2). Op een wijze die wij nu nog niet kunnen begrijpen, zullen we zijn grootheid en heerlijkheid zien. Niet bedekt, maar veel helderder dan Mozes Hem op de berg van aangezicht tot aangezicht heeft gezien (Exodus 33:11). Veel heerlijker dan onze eerste voorouders God vóór de zondeval hebben gezien (Openbaring 22:3). ==== 11. Zullen we elkaar in het eeuwige leven herkennen? ==== Jazeker, want we zullen vervuld zijn van de Heilige Geest en wijsheid, we zullen als Adam voor de val zijn toen hij de zuiverheid van Gods beeld nog droeg. Hij herkende Eva hoewel hij haar nog nooit gezien had en niet wist hoe ze tot aanzien was geroepen (Genesis 2:23). Zo heeft Petrus op de berg, toen hij nog bekleed was met zijn sterfelijk lichaam, alleen maar een indruk gekregen van het eeuwige leven van Mozes en Elia. Hij had ze tevoren nooit gezien maar hen door een innerlijke openbaring herkend (Matteüs 17:3,4). ==== 12. Wie zijn er voorbestemd tot het eeuwige leven? ==== Een bepaald aantal mensen uit verschillende landen en volkeren zijn persoonlijk voorbestemd. In de Bijbel wordt gezegd: “Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard” (Romeinen 11:7). Alleen de gezegenden van de Vader (Matteüs 25:34), ofwel de uitverkorenen, dus degenen die in Christus geloven, zullen zalig worden. Gelovigen, die doen wat Zijn Vader wil en die hun geloof door de werken bewijzen, zowel mannen als vrouwen, zijn mede-erfgenamen van de genade van het eeuwige leven. ==== 13. Wat kunnen we zeggen over de aard van het eeuwige leven? ==== Ons verduisterd verstand kan het wezenlijke van het eeuwige leven niet bevatten. De volkomen kennis ervan zullen we pas in het eeuwige leven zelf verkrijgen; het is nu nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen (1 Johannes 3:2). Laten we tevreden zijn met wat de Heilige Schrift meedeelt over wat het eeuwige leven is en de heerlijkheid ervan: - In het eeuwige leven zal het functioneren van lichaam en ziel in alle opzichten volmaakt zijn; want de zonde van zowel de ziel als het lichaam zal geheel teniet zijn gedaan. We zullen verlost zijn van de dood, verdorvenheid en ellende. Er zal geen ouderdom of sterfelijkheid zijn, geen droefheid, smart, ziekte of pijn, geen armoede of gebrek en geen klacht zal meer gehoord worden. “Er zal een gezonde eeuwigheid en een eeuwige gezondheid zijn," zegt Bernardus. De rechtvaardigen beërven het land en wonen daarin voor immer” (Psalm 37:29). Hun zaligheid zal in de Heere zijn. Dat volkomen leven zal moeiteloos zijn, want ons lichaam en ziel zullen van de Heilige Geest ontvangen wat nodig is. Er zal een volmaakte kennis zijn van alle dingen, want wij zullen verkeren in het eeuwig licht van de Vader der Lichten, en de wijsheid van God zelf zal ons verklaard worden. - In dat gelukzalige eeuwige leven zal men geen enkel gebrek ervaren. Want er zullen geen hulpmiddelen als rust, voedsel, drank, kleding, het licht en de warmte van de zon of de koelte van de maan nodig zijn. Deze dingen zullen in het toekomende leven onnodig zijn, want El Shaddai, de almachtige God, zal dan alles en in allen zijn en met Zijn goedheid alles als een mantel bedekken. De genade van God zal ons genoeg zijn, we zullen voor Hem leven en door Hem verzadigd worden uit Zijn volheid en heerlijkheid, en Hij zal ons laven uit de Fontein van leven en vreugde (1 Corinthiërs 15:28). - Het zal een bijzonder heerlijk leven zijn, want we zullen niets anders zien dan de heerlijkheid en de verheerlijking van de enige ware drie-enige God. We zullen heilig zijn zoals God heilig is; want wij zullen Hem gelijk zijn, hoewel niet even-gelijk. (1 Johannes 3:2). En de gemeente zal zonder vlek of rimpel zijn, geheel heilig en onbesmet (Efeziërs 5:27). - Het eeuwige leven zal zeer aangenaam zijn. De uitverkorenen zullen alles bezitten wat zij wensen – want, zegt Bernardus: “Al wat wij liefhebben zal er zijn en wat er niet is zullen wij niet wensen.” We zullen door het voortdurend aanschouwen van God en de tegenwoordigheid van Christus, naar lichaam en ziel met een “overvloed van vreugde” vervuld zijn (Psalm 16:11). Voor de reeds gestorvenen geldt: “Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld” (Psalm 17:15). Hoe groot zal het genieten van de zaligheid zijn in het aanschouwen van het hoogste goed waarin alle geestelijke goederen en liefelijkheden samenvallen. De Heilige Geest zal in de uitverkorenen een voortdurende en onuitsprekelijke vreugde verwekken. Een eeuwige blijdschap zal hierdoor ontstaan die niemand ons ontnemen kan. - We zullen deel krijgen aan de Goddelijke natuur. Niet door de instorting van iets van het Goddelijk wezen, maar door het ontvangen van Goddelijke eigenschappen als onsterfelijkheid, eerlijkheid, deugdzaamheid, wijsheid en rechtvaardigheid. Ze vormen de witte, lange, zijden, zuivere en blinkende klederen waarmee de uitverkorenen bekleed zullen worden. - We moeten in dit verband ook letten op de eigenschappen van ons verheerlijkte lichaam. Het zal bekleed worden met een zeer grote schoonheid en majesteit. Ons vernederde lichaam zal gelijkvormig zijn aan het verheerlijkte lichaam van Christus (Filippenzen 3:21). De rechtvaardigen zullen stralen als de zon en blinken als de glans van het uitspansel (naar Daniel 12:3). - De uitverkorenen zullen de overwinning behaald hebben op duivel, dood en hel. Ze zullen in volmaakte vrede verenigd worden met alle heiligen, omgang hebben met de heilige engelen en volkomen liefde beoefenen met God en hun naaste. Want ze zullen geen eigen wil hebben; hun wil zal volkomen samenvallen met de wil van God. Alles zal met hun wil in overeenstemming zijn. Er zal ook een zoet gezang klinken, want ze zullen zingen met de engelen en God zonder ophouden loven en prijzen. Er zal een overvloed zijn van wat voor lichaam en ziel nodig is. “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgeklommen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben” zal daar zijn (1 Corinthiërs 2:9). Wie zou niet wensen door de dood in te gaan en met Christus te zijn? ==== 14. Zullen de uitverkorenen in een gelijke mate delen in de eeuwige heerlijkheid? ==== Neen, maar zoals als God in dit leven Zijn gaven aan de uitverkorenen niet in gelijke mate schenkt, zo zal Hij zijn gaven in de hemel aan zijn uitverkorenen ook niet in gelijke mate schenken. Christus spreekt er in het bijzonder tot Zijn apostelen over (Matteüs 19:28). En Paulus is er zeker van dat er een bijzondere kroon voor hem is weggelegd voor zijn arbeid (1 Thessalonicenzen 2:19). Zie ook Daniël 12:3. De Schrift belooft de gelovigen niet alleen het eeuwige leven, maar een ieder daarbij een bijzonder loon naar werken. Deze evenredigheid kan men waarschijnlijk ook betrekken op het verderf als het tegendeel van het eeuwige leven. In dit verband wijzen we op de woorden van Paulus in 1 Corinthiërs 15:41. ==== 15. Wanneer begint het eeuwige leven? ==== Het eeuwige leven vangt al tijdens dit leven in het hart van de gelovigen aan als de Heilige Geest, door de verkondiging van het Woord, hun verstand verlicht met de ware kennis van God en hun wil ombuigt om Zijn geboden nauwgezet na te leven. Ja, zij gevoelen het onderpand van het toekomende leven en hebben er een voorsmaak van (Efeziërs 1:4). Daaruit ontstaat een hoop, die de gelovigen niet kan bedriegen (Romeinen 5:2-5). Door het geloof in Christus zijn we overgegaan van de dood in het leven. We zullen dit leven door hoop erfelijk bezitten (Romeinen 8:24). Dit is zo zeker alsof het nu al werkelijk is gegeven. Evenwel zullen we het volle bezit en de volkomenheid ervan pas verkrijgen op de tijd die God alleen bekend is. Christus zelf zal dan vanuit de hemel verschijnen om ons te verlossen, en het getal van degenen die zalig zullen worden, vol maken. ==== 16. Genieten de zielen van de gelovigen direct na hun sterven al de volmaakte en volkomen zaligheid? ==== Laten we tevreden zijn met de wetenschap dat direct na de scheiding van lichaam en ziel de zielen van de gelovigen zullen terugkeren tot God die ze hun gegeven heeft (Prediker 12:7). En ook omdat de ziel, nadat zij van het lichaam losgemaakt is, met Christus in het paradijs zal zijn; in de vrede, in de rust, in de vertroosting, in de verkoeling, zonder vrees of zorg. Geborgen in Gods hand zal hen geen leed meer worden aangedaan. Ze zullen deelnemen aan de verheerlijking van de Naam van God. Hoewel niet gezegd mag worden dat het meteen al een volmaakte gelukzaligheid zal zijn. Het is slechts het begin van de zaligheid, want de zielen der gelovigen verwachten de opstanding van het lichaam en de volkomen genieting van alle hemelse goederen die God beloofd heeft aan degenen die Hem liefhebben (2 Timoteüs 4:8; Openbaring 6:9-11). Daartegenover staat wat Petrus in 2 Petrus 2:9 zegt: De onrechtvaardigen zullen gestraft worden door het ontnemen van hun leven of door andere straffen. Ze zullen bewaard worden tot het laatste oordeel, om dan gepijnigd te worden met veel zwaardere straffen en kwellingen, te weten: eeuwige, naar lichaam en ziel. ==== ==== ==== 17. Waar zullen we eeuwig leven? ==== Niet op de aarde zoals die nu is, niet in de wolkenlucht of in de “hemelse gewesten” waar nog dood, angst en verschrikking, zonde, machten van de duisternis en boze geesten heersen; want die zullen smelten en vergaan, maar de gezaligden zullen leven in de hemel der hemelen, in de hoogste hemel, waarnaar Christus als mens is opgevaren en “hoger geworden is dan de zichtbare hemelen”. Dit is de “derde hemel” waarin Paulus werd opgenomen en die hij in 2 Corinthiërs 12:2-4 als het paradijs aanduidt. Maar ná het laatste oordeel of de “wederoprichting aller dingen” zal de plaats waar de gezaligden eeuwig zullen wonen niet alleen in de hemel, maar ook op de nieuwe aarde zijn. Want Petrus zegt: “Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont” (2 Petrus 3:13). Zie ook Jesaja 65:17 en Openbaring 21:1. ==== 18. Wat is het doel van het eeuwige leven? ==== - Het eerste doel is dat God zijn genade daadwerkelijk aan zijn uitverkorenen wil bewijzen. - De gelovigen zullen verder de volle vrucht van het lijden en de dood van Christus genieten. - Ze zullen loon naar werken verkrijgen. - Ze zullen in het eeuwige leven Gods onmetelijke barmhartigheid erkennen en Hem eindeloos aanschouwen. Hij is immers de vervulling van hun hartstochtelijk en vurig verlangen. Ze zullen Hem zonder vermoeid te worden eeuwig loven en prijzen. ==== 19. Wat zijn de vruchten van het eeuwige leven? ==== - We zullen als de engelen zijn; niet wat hun wezen betreft, maar wel voor wat betreft de bijzondere kenmerken van hun dienst. - De gelovigen zullen deel krijgen aan de verheerlijkte menselijke natuur van Christus. We zullen met Hem als priesters, profeten en koningen regeren, hoewel Zijn heerlijkheid op een voor ons nog verborgen wijze de onze onuitsprekelijk ver zal overtreffen. ==== 20. Wat is het nut van de leer over het eeuwige leven? ==== - Deze leer zal ons troost bieden wanneer we in dit leven gebukt gaan onder allerhande ellende en ongerechtigheid. - Ze matigt de droefheid om geliefden die ons door de dood ontvallen. - Ze vermindert de angst en de schrik voor de dood omdat we geloven dat wij na ons verscheiden een beter leven verkrijgen zullen. We mogen denken aan wat geschreven staat in Openbaring 14:13: "Zalig zijn de doden, die in de Here sterven van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van al hun moeiten…" - Deze leer zet ons aan om God in alles te gehoorzamen, te dienen en liefde te bewijzen aan onze medegelovigen met wie wij in de hemel altijd zullen verkeren. ==== 21. Wat is strijdig met de leer van het eeuwige leven? ==== - De ongerijmde denkbeelden van Democritus, Epicurus, Plinius, Galenus en andere wijsgeren die de leer van het eeuwige leven belachelijk maken en leren dat alle dingen met het sterven van ons lichaam vergaan. - De nieuwsgierige vragen van de roomsen, die ze opwerpen in hun veronderstellingen over de rangorde waarin de heiligen in het eeuwige leven zullen staan. Van hen komt ook het verzinsel dat wie kuis zijn in het huwelijksleven dertig vruchten zullen verkrijgen, de weduwen en de weduwnaars die zich van het huwelijk onthouden zestig en de maagden honderd, of zelfs gouden kronen. - De dwalingen van hen die vooruitlopend op het toekomende leven willen weten wat men in de hemel doet, maar tegelijk verzuimen de weg te bewandelen waarlangs men in de hemel komt. - De waandenkbeelden van sommige kerkvaders als Ireneüs, Tertullianus en anderen, die van mening waren dat de zielen van de vromen pas ten hemel zullen opvaren na de wederkomst van Christus, en dat ze tot aan de opstanding vertoeven op een zekere plek, die niet de hemel is maar wel hoger dan de hel. - De dwaling van paus Johannes XX((Vermoedelijk bedoelt Bucanus paus Johannes XIX, daar Johannes XX nooit heeft bestaan.)) die meende dat de zielen Gods aangezicht niet zullen zien tot aan de dag van de wederkomst. - Tegen het eeuwige leven pleit vooral het bestaan van de eeuwige dood. Ook droefheid en angst, kou en vermoeidheid, klagen en wenen, ziekte en dood, honger, dorst en armoede. En niet in het minst de ergernissen, de verleidingen van de satan en zielsangsten van de gelovigen.