====== De eeuwige dood ====== ==== 1. Waar komt het woordje ‘dood’ vandaan? ==== Sommigen menen dat de dood door de Grieken //thanatos// genoemd wordt, omdat het woord afkomstig zou zijn van //ano eis theon phromenos//, dat is: door God omhoog genomen worden. //Thanein // (sterven) zou dan komen van //te anoo theein//, dat is: van boven beschouwen. Dit omdat de dood ons weer bij God brengt. De Grieken noemen de dood ook //teleute//, waarbij het erop lijkt dat ze //telete// bedoelen, dat is: het einde, de uitgang en de intrede in het eeuwige leven. Het Latijnse woord voor ‘dood’ (//mors//) lijkt afkomstig van //mora//, dat is: wacht. De dood wacht ons immers op. ==== 2. Hoeveel gestalten zijn er van de dood? ==== - De lichamelijke dood, die ook wel de tijdelijke dood genoemd wordt. Die dood wordt veroorzaakt door natuurlijke of ‘toevallige’ omstandigheden. Bij de laatste speelt geweld een rol of er is sprake van een vrijwillig scheiden van de ziel van het lichaam. Deze dood geldt algemeen, zowel voor zowel godzaligen als goddelozen. Ze geldt dus voor alle mensen vanwege Gods rechtvaardig oordeel over de zonde van Adam en vanwege de haat en nijd van de satan. Door Johannes wordt deze dood ten aanzien van de goddelozen de eerste dood genoemd (Openbaring 20:4). Deze dood geldt dus ook voor de godzaligen, hoewel hun zonden vergeven zijn. De redenen hiervoor zijn: - ze moeten de zonden leren haten; - ze moeten de ernst van Gods toorn tegen de zonde erkennen en belijden; - ze moeten de overblijfselen van de zonde en de ellende die hun vanwege de zonde aankleeft, afleggen; - ze moeten oog krijgen voor de kracht van God die de doden opwekt; zo zijn hun dood en hun zwakheid tot hun bestwil en bedoelen ze de eer van God. \\ Daarom behoren ze dezelfde wens als Paulus te hebben, die zei: “Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn” (Filippenzen 1:23). De reden daarvoor is niet dat dit leven hem verdrietig stemt of een walg voor hem is of omdat hij de dood zelf aangenaam vindt, want zo’n wens zou in strijd zijn met de gewone menselijke gevoelens! Maar de reden daarvoor is wel dat de dood een verlossing en bevrijding is van alle zonden en van de ellende in dit leven [die daarvan het gevolg is]. De dood is ook een toegang tot het aanschouwen van Gods aangezicht. Ze is een terugkeer vanuit de ballingschap tot ons huis. Dat huis is niet vervallen, maar nieuw en stemt bijzonder tot genoegen.((*2 Korintiërs 5:16)) De dood is winst voor ons,((*Filippenzen 1:21)) en betekent de toegang tot de Vader.((*Johannes 5:24 *Johannes 13:1)) Daarom is er geen oorzaak voor de gelovigen om bang te zijn, want de dood is door Christus overwonnen.((*Hosea 13:14)) Ze is nu zó voor ons als Christus haar voor ons toegeschikt heeft.((*Hebreeën 2:15)) Het uur van ieders dood is door God bepaald, maar wordt beheerst door het verlangen van het geloof. Dat verlangen is van die aard dat we in dit leven blijven zolang als de Heere het wil, want de godzaligen willen liever leven tot eer van Christus dan voor hun eigen profijt en genoegen. - De geestelijke dood; zowel van de gelovigen als van de ongelovigen. De geestelijke dood van de gelovigen heeft drie aspecten: - De geestelijke dood van de //zonde//. Dat is de kracht en de macht van de zonde, ja het leven van de zonde. In Romeinen 6:2 en 8 wordt deze kracht een dood genoemd: “Hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?” - De geestelijke dood van de //wet//; dat geldt alleen in zover de wet de kracht van de zonde aangeeft: - Zij die in Christus zijn, beschuldigt ze echter niet meer. - Ze beweegt ook niet meer tot zonde: “Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus” (Romeinen 7:4); “Ik ben door de wet voor de wet gestorven om voor God te leven” (Galaten 2:19). Christus zorgt ervoor dat wij sterven aan de wet, omdat Hij ons rechtvaardig maakt en de schrik en de angst van het geweten die de wet ons aanbrengt, van ons wegneemt. Ze brengt juist heiligheid teweeg, waardoor de zondige begeerten gedood worden. Het verbod door de wet is nu niet langer een oorzaak of een aanleiding om te zondigen, zoals vroeger wel het geval was.((*Romeinen 7:5-9)) - De geestelijke dood van de //wereld//; dat geldt voor zover de wereld daadwerkelijk voor de geestelijke mens werkelijk dood en gestorven is. Dat gaat dus niet op voor hen die in een klooster gaan en een monnikenleven leiden. - Dat geldt wel voor hen die om de uitnemendheid van de kennis van Christus alle dingen waardeloos achten – dingen die de wereld in hoge waarde houdt en zich erg voor inspant. - En ook voor hen die weigeren de werken van de wereld uit te voeren, zoals hoererij bedrijven, dobbelen, zich met lichtzinnige spelen bezighouden en al de zondige daden van het vlees beoefenen. - En voor hen die geen plezier hebben in wereldse dingen, maar het lijden moeten ondergaan als mensen die door de wereld veracht en gekleineerd worden. De wereld is voor hen dikwijls niet minder dan dood; ze zijn als het ware aan de wereld gestorven. Daarom zegt Paulus in Galaten 6:14: “Door wie (namelijk Christus) de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld. En ook: ”Ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, Mijn Here, dat alles te boven gaat" (Filippenzen 3:8). \\ Maar de geestelijke dood van de ongelovigen of van de enkel natuurlijke mensen mag de dood van het geloof of van de ziel genoemd worden. Zij die Christus en Zijn Geest niet hebben, en dus zonder geloof zijn, zijn dood door de zonden (Efeze 2:5). Zij leven in de zonde, ze bidden niet om vergeving en zijn zo levend dood.((*1 Timoteüs 5:6 *Openbaring 3:1)) Van hen kunnen we zeggen dat ze in de donkere schaduw van de dood leven.((*Jesaja 9:1)) - De eeuwige dood. Deze dood betekent een eeuwigdurende rampzaligheid en ellende van de hele mens. Ze wordt ook wel de tweede dood genoemd.((*Openbaring 2:11 *Openbaring 21:8)) Daarvan wordt gezegd: “Het onheil doodt de goddeloze” (Psalm 34:22). En: “Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft” (Ezechiël 33:11). - De burgerlijke dood. Zo noemen de rechtsgeleerden de situatie, wanneer iemand zich zó gedraagt dat hij van zijn ambten en waardigheden, van zijn eer en aanzien en van zijn vrijheid beroofd wordt, en niet langer als een ‘man van eer’ kan gehouden worden. \\ Maar we willen nu wat meer zeggen over de derde vorm van dood, de eeuwige dood. ==== 3. Wat houdt de eeuwige dood in? ==== Het is een onuitsprekelijk ellendige, verschrikkelijke en altijd durende toestand waarin de verworpenen verkeren, waartoe ze door God zijn voorbestemd. Het is niet een toestand waarin de ziel eenmaal opnieuw van het lichaam gescheiden zal worden. Die dood betekent ook niet dat of de ziel of het lichaam zal vergaan en er [gewoonweg] niet meer zal zijn, niet meer zal leven en niet meer zal voelen. Lichaam en ziel zullen er namelijk altijd zijn en ‘leven’. Maar deze dood is een toestand waarin zowel de ziel als het lichaam tot in eeuwigheid afgezonderd zullen zijn van Gods gunstrijk aangezicht. En dat niet alleen: ze zullen ook vanwege de zonde rechtvaardig veroordeeld worden tot de verschrikkelijke, altijd durende en welverdiende verdoemenis en vervloeking.((*Jesaja 66:24 *Matteüs 25:41,46)) Het is zoals er staat in 1 Korintiërs 2:9: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.” Op dezelfde manier kan ook de ernst en de zwaarte van de straffen en plagen die voor de verdoemden bereid zijn, in dit leven nooit ten volle begrepen worden, laat staan dat men ze in woorden zou kunnen uitdrukken. ==== 4. Als ziel en lichaam van de verworpenen er dan altijd zullen zijn, waarom wordt hun toekomstige toestand dan geen ‘leven’ maar ‘dood’ genoemd? ==== Omdat zo’n ellendige en jammerlijke toestand met recht ‘dood’ genoemd mag worden, en niet ‘leven’. ==== 5. Wat zijn de andere benamingen voor deze eeuwige dood? ==== Om de ernst en de bitterheid van de straf enigszins uit te beelden wordt de eeuwige dood in de Schrift aangeduid met woorden die ontleend zijn aan de straffen in het tegenwoordige leven. Dan valt te denken aan woorden als: oneer((beschaemtheyt)), verachting, eeuwige schande((verwijt)) en smaad; de worm die altijd knaagt; de poel van vuur en sulfer, het helse vuur of ‘gehenna’, het dal van Hinnom; geklaag, geween en tandengeknars; de oven van vuur, het eeuwige, verslindende en nooit uit te blussen vuur; de buitenste duisternis, buiten het Koninkrijk van het licht; de worm die niet sterven zal, de eeuwige straf en meer dergelijke aanduidingen.((*Jesaja 30:33 *Jesaja 66:24 *Matteüs 8:12 *Matteüs 22:13 *Matteüs 25:46 *Marcus 9:43,47 *Openbaring 19:20 *Openbaring 20:10,14,15)) Door deze andere aanduidingen wordt aangegeven en afgebeeld hoe groot en ernstig de straf en de toestand van de eeuwige dood zal zijn. ==== 6. Wat zijn de oorzaken van de eeuwige dood? ==== De voornaamste oorzaak is God als de rechtvaardige Rechter.((*Matteüs 25:41 *Romeinen 2:8 *2 Tessalonicenzen 1:5-9)) Een andere oorzaak is de satan, die ons tot zonde verleid heeft en vanaf de schepping van de wereld een mensenmoordenaar is, omdat hij de mens door de zonde ten onder gebracht en gedood heeft.((*Johannes 8:44)) De werkende of instrumentele oorzaak is de mens zelf, die de satan toestond zijn werk in hem te doen. Ten slotte moet de zonde genoemd worden, waardoor de mens van Gods wet is afgeweken. “Ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (Genesis 2:17), namelijk de tijdelijke en de eeuwige dood. En Romeinen 5:12 zegt dat door “één mens de zonde de dood de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood”. “Het loon dat de zonde geeft, is de dood” (Romeinen 6:23). “De dood [is er] door een mens” (1 Korintiërs 15:21). ==== 7. Voor wie is de eeuwige dood toebereid? ==== Voor de vervloekten of verworpenen, voor de werkers van de ongerechtigheid, de goddeloze zondaren, de losbandige((overgheven)) booswichten en schurken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars.((*Openbaring 21:8)) Kort gezegd: voor de ongelovigen, dus degenen die God niet kennen en het Evangelie niet gehoorzaam zijn.((*1 Tessalonicenzen 1:8)) Zij zullen met ziel en lichaam gestraft worden, want ze hebben met hun ziel en hun lichaam gezondigd. “Wees bevreesd voor Hem Die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel” (Mattheüs 10:28). Dat betekent: ze zullen eeuwig straf ondergaan, terwijl zowel het lichaam als de ziel blijft bestaan. ==== 8. Welke plaats is voorbestemd voor de eeuwige dood? ==== De plaats die de Joden //tophet// noemden vanwege de verwarring, het voortdurende gedreun en het sterke rumoer. Of ook wel //gehenna// vanwege een plek die dichtbij Jeruzalem lag, in het veld van een man met de naam Hinnom, waar de Israëlieten hun kinderen aan de afgod Molech offerden.((*Jesaja 30:33 *2 Koningen 23:13 *2 Kronieken 28:3 *Jeremia 7:31)) De Grieken spreken over //hades//, van //teme// //eidein//, een donker gat waarin men niets zien kan; of //anelion//, een donkere kuil of een verblijf waar de zon niet in kan schijnen. Ook spreekt men wel van //tarrarum//, een gruwelijke plek, //hoti tarattai hapanta//, omdat alles hier ijzingwekkend verschrikkelijk is. De Romeinen noemen die plaats //inferos, infernus, orcus,// het laagste, het onderste, omdat de hel onder de aardoppervlak ligt. Ze spreken over wel over //abyssus//, de afgrond, een poel van ontzaglijke diepte’; of over //abythos//, zonder grond.((*Lucas 8:31 *Openbaring 9:11)) ==== 9. Wat is de hel? ==== Het is een zekere verborgen en verschrikkelijke plaats die door God bestemd is voor de verdoemde mensen en gevallen engelen, om daar voor eeuwig gestraft te worden.((*Numeri 16:30-33 *Jesaja 30:33 *Matteüs 8:12 *2 Tessalonicenzen 1:9)) ==== 10. Waar is de hel? ==== Waar de hel is, is niet zo gemakkelijk te zeggen. We moeten ons daar ook niet al te druk om maken, maar er vooral voor waken dat wij er zelf niet terechtkomen. Toch ís ze wel degelijk ergens, niet hierboven, maar hierbeneden, omdat ze ónder ons is. Ze is daardoor zeer ver verwijderd van de allerhoogste hemel die de woonplaats van de gelukzaligen is. De Schrift stelt immers in Lucas 16:26 dat er een onoverkomelijke kloof is, een //mega chasina//, dat wil zeggen: een grote, diepe en grondeloze poel – een woord dat afkomstig is van //chansin//, opensplijten, van elkaar scheuren – tussen de godzaligen en de goddelozen. “En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in schoot” (Lucas 16:23). Zij die hierin geworpen worden, worden van bovenaf naar beneden gestoten. Ze komen in een plaats die ten opzichte van ons hier de aarde en de hemel de onderste plaats is.((*Openbaring 9:11 *Openbaring 20:3)) In Openbaring 17:8 wordt gezegd dat het beest vanuit de afgrond op de aarde zal komen. En in Numeri 16:30-33 wordt verteld dat Korach, Dathan en Abiram levend naar de hel zullen varen. Dat is niet gewoonweg het graf, waarvoor het woord “hel” soms ook wel gebruikt werd.((*Psalm 16:10 *Handelingen 2:31)) Hiermee is niet in strijd dat van de satan gezegd wordt dat hij uit de hemel viel, toen zijn macht door het Evangelie vernietigd werd (Lucas 10:18) en nu in de lucht zweeft.((*Efeziërs 2:2 *Efeziërs 6:12)) Hij doolt hier alleen maar voor een tijd rond om het geloof van de godzaligen te beproeven en Gods rechtvaardige oordelen over de mensen uit te voeren. Op een andere plaats wordt gezegd dat de duivelen in de afgrond geworpen en aan de krochten der duisternis overgegeven zijn om hen tot het oordeel te bewaren.((*2 Petrus 2:4 *Judas 1:6)) In Jesaja 30:33 is een ontzagwekkende beschrijving van de hel te vinden: reeds lang is voor de koning [van Assyrië] een brandstapel bereid. God heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des HEREN steekt hem in brand als een stroom van zwavel. ==== 11. Wanneer zal de straf in de hel beginnen? ==== Sommige van die straffen beginnen als een soort voorspel bij verschillende goddelozen al in dit leven. Het is bijvoorbeeld een hel om de toorn van God te gevoelen, en te ervaren dat men door God vervloekt en verworpen is. Soms worden die gevoelens ook door de godzaligen ervaren, maar alleen in dit leven, en dat als een beproeving.((*Psalm 18:5-6)) De ergste straffen worden echter uitgesteld tot na de jongste dag. De zielen van de goddelozen ondergaan evenwel direct na de dood de straf van de verdoemenis.((*Lucas 16:19-25)) Zij worden bewaard tot op de dag van het oordeel, wanneer ze hun lichaam weer aangenomen hebben en tot in eeuwigheid gepijnigd zullen worden. ==== 12. Zullen de straffen van de verdoemden altijd duren? ==== Ja, omdat de regel van Gods gerechtigheid dit vereist. De oneindige majesteit van Gods majesteit is namelijk geschonden en beledigd. Bovendien is de gelukzaligheid van de uitverkoren eeuwig, en daarom moet de rampzaligheid van de verworpenen ook eeuwig zijn. De Schrift spreekt hier ook van in Jesaja 66:24,((*Jesaja 66:24)) en in Daniël 12:2 lezen we: “Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.” Matteüs 25:41 zegt: “Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur”, dat is het nooit uit te blussen vuur. Daar zullen de verdoemden altijd in blijven om voor eeuwig gestraft te worden. Het is net als met een salamander die middenin het vuur ook niet vergaat of verteerd wordt. In Marcus 3:29 lezen we: “Wie gelasterd heeft tegen de heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde” – zo iemand zal tot in eeuwigheid geen vergeving meer ontvangen. ==== 13. Zal de toestand van de verdoemden en de manier waarop de eeuwige straffen worden uitgevoerd, voor ieder gelijk zijn? ==== Beslist niet, zoals kan worden afgeleid uit de woorden van Christus in Matteüs 10:15: “Het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor die stad”, die immers het evangelie afwijst. In Matteüs 11:22 staat: “Het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor u.” In Matteüs 23:14 zegt Christus tegen de huichelaars, de farizeeën: “Daarom zult gij zwaarder oordeel ontvangen.” Ten slotte zegt Lucas 12:47: “Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen. Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen.” ==== 14. Wat is het doel van de hel? ==== Een belangrijk doel is dat de goddelozen hun verdiende straffen ontvangen. Het uiteindelijke doel is echter dat God in het straffen van de goddelozen geopenbaard wordt als een rechtvaardig Rechter, die tegenover de verworpenen Zijn rechtvaardigheid en toorn betoont. Zijn onmetelijke goedheid, genade en barmhartigheid toont Hij echter aan de voorwerpen van Zijn goedertierenheid. Hen heeft hij immers uit genade uitverkoren om hen tot in alle eeuwigheid zalig te maken. ==== 15. Wat is het nut van deze leer? ==== Om in ons een voortdurend verlangen naar ware godzaligheid en levensvernieuwing op te wekken. In Matteüs 3:8-10 staat: “Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt; reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen; iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.” Daarom zegt Chrysostomos in zijn dertiende preek over de Romeinenbrief: “Het zou te wensen zijn dat men steeds over de hel sprak, want het //denken //aan de hel zou kunnen beletten dat men in de hel //komt//.” ==== 16. Wie of wat komt in strijd met de leer over de hel? ==== - De epicuristen, die de onsterfelijkheid van de ziel ontkennen en dus ook de straffen die aan zondaren opgelegd zijn. Hun mening wordt echter weerlegd door Gods Woord, maar ook door ons gewone verstand. - De aanhangers van Origenes, die eens de barmhartigste leraars van de kerk werden genoemd, maar ervan droomden dat álle mensen, tot de grootste booswichten toe, en zelfs ook de duivels, na het vervullen van hun straf, uiteindelijk zalig zouden worden. - Mensen die beweren dat er geen bepaalde plaats voor de hel is bestemd. Zij beweren dat de hel alles is wat ons van God gescheiden houdt, of zoals Hiëronymus zegt: “alles wat twist veroorzaakt tussen de broeders.” - De dwaling die Hiëronymus in zijn //Amicum Origeni// omschreef als de gedachte dat de hel niets anders is dan de angst van het geweten.