====== De macht en autoriteit van de kerk en de synoden ====== ==== 1. Heeft de kerk wel enige macht? ==== Jazeker! Want: - Er is geen enkel huisgezin, geen geordend gezelschap, geen maatschappij of staat, en dus ook geen kerk – die toch de uitnemendste vorm van samenleving is – die kan bestaan zonder een geheel van regels en instellingen, zonder toezicht en zonder een vorm van regering. - God heeft Zelf bepaalde regels voor de kerk voorgeschreven, en Hij heeft haar dus ook de macht gegeven de zaken aan de hand daarvan te beoordelen en bindende uitspraken te doen. - De priesters en levieten waren in de tijd van het Oude Testament geordend om kerkelijke zaken te behartigen.((*Leviticus 14:3 *Deuteronomium 24:8)) De ‘kerkenraad’ bestond toen uit priesters, levieten, wetgeleerden of schriftgeleerden, de hoofden van de families of de oudsten van het volk. Die raad had de taak om Gods wetten en Zijn goddelijke rechten te behartigen.((*2 Kronieken 19:8-11 *Matteüs 5:22)) - Christus heeft in de plaats van de ambten in de synagoge het zogenaamde //presbyterium// of de kerkenraad ingesteld in de christelijke gemeente.((*Matteüs 18:17)) Daar hebben de apostelen zich strikt aan gehouden,((*1 Timoteüs 4:14)) en zo heeft de christelijke kerk altijd een kerkenraad gehad. - De zogenaamde sleutelmacht is aan de kerk gegeven met het bevel die ook te hanteren. - De verkondiging van het Woord zou niet tot nut zijn, als de kerk geen macht of autoriteit had om de verachters van dat Woord in te tomen en aan banden te leggen. - Men is verplicht aan de keizer te geven wat hem toekomt, en zo komt ook de kerk toe wat haar toekomt.((*Matteüs 22:21)) ==== 2. Hoe wordt die macht van de kerk genoemd? ==== Die wordt met volmacht, autoriteit, kerkrecht en de sleutels van het Koninkrijk der hemelen aangeduid. Zie Matteüs 16:19: “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen.” Door de beeldspraak van deze laatste aanduiding wordt de bevoegdheid van het hoofd van het huisgezin aangegeven waarmee hij kan binnen- en buitensluiten, al naar hij dat wenselijk vindt.((*Jesaja 22:22)) Het Koninkrijk der hemelen – dat is de gemeente – wordt gestalte gegeven door de verkondiging van het evangelie, dat wil zeggen: het wordt voor de gelovigen opengedaan en voor de ongelovigen toegesloten. De hemel zelf wordt hierbij als een huis voorgesteld, waarin men alleen door Christus binnengaat. Alleen het geloof leidt ons tot Christus. Dat geloof wordt door de Heilige Geest in ons gewerkt door de bediening van het Woord en de sacramenten, opgedragen aan de herders van de gemeente. Daarom wordt van hen gezegd dat zij de sleutels van het Koninkrijk der hemelen dragen. ==== 3. Wat houdt de kerkelijke volmacht in? ==== Het is de volmacht of bevoegdheid die God aan de kerk gegeven heeft om door de dienaars en opzieners van de gemeenten geoefend te worden in de opbouw en onderhouding van de zuiverheid van de leer en het dienen van God. Die macht of autoriteit is er ook om te stichten en de orde, de heiligheid en de eerbaarheid in de gemeente te bevorderen – zowel voor het openbare leven als in de privésfeer, en ook voor elk lid van de gemeente in het bijzonder. Die macht mag niet aangewend worden naar eigen goeddunken en willekeur van de gezagsdragers om alles te gebieden wat men maar wil, maar naar het voorschrift van Gods eigen Woord en naar Zijn wil – en dat tot zaligheid en stichting van de kerk en de gemeenten. ==== 4. Waar komt die volmacht of bevoegdheid vandaan of van wie is die afkomstig? ==== Van God door Jezus Christus. Als men namelijk van de mens uit beziet door wie die macht wordt uitgeoefend, kan men alleen van een //dienst// spreken. Als men het echter vanuit Christus beziet, is er sprake van een onbeperkte macht zoals die op aarde wat haar omvang, nut en waardigheid betreft, niet te vinden is. De kracht ervan is door de Heilige Geest ingegeven, Die Zijn werk doet door de bediening van het Woord; zie Johannes 20:22: “En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest.” ==== 5. Is de kerkelijke volmacht onderscheiden van die van de burgerlijke autoriteiten? ==== Ja, zeer zeker! Christus zegt dit Zelf.((*Lucas 12:14 *Lucas 22:25-26 *2 Korintiërs 10:4)) Bij beide machten is er wel overeenstemming wat de werkende Oorzaak betreft, want dat is God, Die beide machten heeft ingesteld. Maar er zijn wel verschillen: - Wat het //subject// betreft. De burgerlijke macht is namelijk gericht op de //mensenmaatschappij// en het in stand houden daarvan, met het doel het natuurlijke leven onder controle te brengen van een en dezelfde overheid. Maar het subject van de kerkelijke macht is de //gemeente//, dus de vergadering van de christenen in zover ze door God geroepen en aan Hem toegewijd zijn om in ware gehoorzaamheid aan God een geestelijk leven te leiden. De burgerlijke autoriteit is er vervolgens voor tijdelijke behoeften, dus voor vergankelijke aardse aangelegenheden die tot dit leven behoren((*1 Korintiërs 6:3)), maar de kerkelijke autoriteit is er voor geestelijke zaken die het dienen van God betreffen((*2 Korintiërs 10:5,6)). - Wat het //doel// betreft. Het doel van de burgerlijke overheid is namelijk om de mensen in het maatschappelijk bestel een stil en gerust leven te laten leiden, hun met goede wetten leiding te geven, te zorgen voor de fysieke veiligheid van de onderdanen, hun leven te beschermen – en dat alles voor zover ze hier op aarde leven en wonen((*Romeinen 13:3-5 *1 Timoteüs 2:2)). Het is overigens wel zo dat God wil dat door de burgerlijke overheid ook het welzijn van Zijn gemeente wordt bevorderd. Een voorbeeld daarvan is Asa, die een wet liet uitgaan dat “ieder die de Here, de God van Israël, niet zou zoeken, ter dood gebracht [moest] worden” (2 Kronieken 15:13). Maar het werkelijke doel van de herders en leraars is dat ze het geweten van de leden der gemeente stichten, daaraan leidinggeven, en onderwijs geven vanuit Gods Woord. Dat geldt namelijk voor hen in zover ze burgers zijn van het hemelrijk en te zijner tijd in de hemel zullen worden verzameld om daar voor altijd te blijven((*Efeziërs 1:18 *Filippenzen 2:30 *Kolossenzen 3:2,3)). Daarom wordt de kerkelijke autoriteit de //jus poli// genoemd, het recht van de hemel, en de burgerlijke autoriteit de //jus soli//, het recht van de aarde. - Wat de //vorm// betreft. De wereldse macht is meestal van gebiedende aard, en kan uitgeoefend worden in soeverein machtsvertoon waarbij geweld kan worden gebruikt, naar het goeddunken van hem aan wie de macht gegeven is. De burgerlijke overheid heeft ook alle bevoegdheid om wetten uit te vaardigen. Maar de kerkelijke macht heeft een dienend karakter, en wordt begrensd door bepalingen en wetten die door God, de enige Wetgever, worden vastgesteld. De kerk ontvangt immers geboden om te geloven, maar vaardigt die niet zelf uit. Ze mag Gods geboden ook niet veranderen, maar moet die onderhouden en ze ook handhaven. De kerkelijke bevoegdheid is dus een aan haar gegunde en toevertrouwde macht. Wat de kerk God hoort spreken, moet ze alleen maar ná spreken als een echo, als een weerklank; en zo geeft ze de boodschap aan anderen door.((*Maleachi 2:6-7 *Ezechiël 3:17 *Jeremia 23:28 *Matteüs 28:20)) - Wat de //manier// waarop betreft – en dat geldt dan zowel de rechtspraak als de toepassing daarvan. De burgerlijke autoriteiten spreken recht aan de hand van menselijke wetten, die ze zelf gemaakt hebben. Ze onderzoeken een kwestie heel nauwkeurig, zoals het behoort, en veroordelen de schuldige, ondanks het feit dat hij ontkent, op grond van wat de getuigen melden – als die tenminste terecht opgeroepen zijn.((*Deuteronomium 19:15 *Matteüs 18:16)) De kerkelijke macht oordeelt alleen op gezag van het geschreven Woord van God. Ze onderzoekt de kwestie dus niet op de nauwkeurige manier als het werelds gerecht doet; ze handelt dus anders, maar neemt op samenvattende wijze en naar de aard der liefde kennis van de zaak uit de mond van de zondaar zelf. Als hij zijn zonde heeft bekend, oordeelt de kerk dat hij schuldig is en vermaant hem dan tot boete, berouw, leedwezen en bekering.((*Matteüs 15:25,26 *1 Korintiërs 5:4,5 *2 Korintiërs 2:7 *2 Korintiërs 7:11))\\ Vervolgens voert de burgerlijke macht haar oordeel en vonnis uit door middel van het fysiek leed, door lijfstraffen, door een geldboete, door gevangenisstraf, door oorlog en geweld en door het zwaard zelf. De kerkelijke macht voert haar oordeel echter uit door het geestelijke zwaard, dus vanuit het Woord van God, door te bestraffen en vermanen, door tuchtmaatregelen te nemen en ten slotte door uitvaardiging van de ban [of kerkelijke uitsluiting].((*2 Tessalonicenzen 3:14 *1 Timoteüs 1:20)) Dat de apostelen soms fysieke strafmaatregelen hebben gebruikt((*Handelingen 5:5 *Handelingen 13:11)), viel buiten de normale orde omdat de burgerlijke regering in die gevallen een godloos karakter droeg. Het ene neemt dus het andere niet weg, maar ze versterken elkaar juist. ==== 6. Uit welke elementen bestaat de kerkelijke volmacht? ==== Dat zijn er drie: - de bevoegdheid om het Woord te bedienen; - de bevoegdheid om vastgestelde regels of richtsnoeren te hanteren; - de bevoegdheid om de kerkelijke tucht te handhaven. Over deze drie bevoegdheden zal afzonderlijk gesproken worden. ==== 7. Wat is de volmacht om het Woord te bedienen? ==== Het recht en de bevoegdheid om in de kerk niet zomaar alles te leren maar alleen wat de Heere ons door Zijn profeten en apostelen heeft voorgeschreven, om de sacramenten naar Zijn bevel en instelling te bedienen, en om – naar oud gebruik – de huwelijken in te zegenen. Die bevoegdheid komt alleen de leraars toe, al hebben diakenen dikwijls wel hun beurt hierin waargenomen. In het bijzonder zijn hier de uitdrukking “met de sleutel openen en toesluiten” van toepassing.((*Matteüs 16:19)) De bediening van het Woord is dan de eerste sleutel, terwijl de tweede betrekking heeft op de kerkelijke straf, de tucht en de uitsluiting door de ban. ==== 8. Wat is de eerste van die beide sleutels? ==== Die is niet anders dan de prediking van het evangelie – een prediking die aan de dienaren van de gemeente is opgedragen. Daardoor wordt aan de gelovigen verkondigd dat hun zonden hun door Christus uit genade vergeven zijn. Maar aan de ongelovigen wordt verkondigd dat hun zonden níet vergeven zijn. Christus heeft in Matteüs 16:19 tegen Petrus gezegd: “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.” Deze uitspraak wordt door Johannes in Johannes 20:22-23 als volgt uitgelegd: “Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.” ==== 9. Hoeveel sleutels zijn er? ==== Er is maar één dienst van het goddelijk Woord, waardoor men van de zonden bevrijd of daaraan juist gebonden blijft; en zo is er eigenlijk ook maar één sleutel om het Koninkrijk der hemelen te openen of te sluiten. Maar omdat er verschillende vruchten [op de bediening van het Woord] zijn, wordt er toch over twee sleutels gesproken, namelijk de sleutel die losmaakt of opendoet, en de andere die vastbindt en sluit. Hetzelfde evangelie is namelijk een kracht Gods tot behoud voor eenieder die gelooft,((*Romeinen 1:16)) én een doodslucht ten dode voor ieder die niet gelooft.((*2 Korintiërs 2:16)) De sleutel die ontbindt en opent, is een deel van de bediening van het Woord van God waardoor naar het spreken van dat Woord de gelovigen zowel in het openbare als het persoonlijke leven de vergeving van zonden verkondigd wordt, dus de vrijspraak van de zonden in de Naam van Christus. Zo wordt door de prediking van het evangelie dus de hemel geopend, en de gelovigen worden verlost van de banden der zonden die ons verstrikt houden in de macht van de dood en het eeuwige oordeel. Daardoor worden zij tot een erfgenaam verklaard van het eeuwige leven.((*Lucas 1:77 *Handelingen 2:38 *Johannes 20:23)) De sleutel die bindt en sluit, is het andere deel van de bediening van het Woord, waardoor de ongelovigen en hardnekkige weigeraars aangezegd wordt dat ze nog aan hun zonden vastzitten, en zo wordt de hemel voor hen gesloten. Zij worden als het ware gebonden, dat wil zeggen: ze blijven verstrikt in de sterke banden van de zonden; zo worden zij veroordeeld tot de eeuwige dood en het eeuwige oordeel – tenzij zij zich bekeren. Deze sleutels zijn zo belangrijk dat gezegd kan worden dat alles wat op aarde door de verkondiging van het evangelie geopend en vergeven is, ook in de hemel geopend en losgemaakt is tot vergeving van zonden; en dat alles wat op de aarde door diezelfde verkonding juist gesloten en vastgebonden is, dat ook in de hemel zal zijn. Christus heeft immers Zelf gezegd in Lucas 10:16: “Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij.” En in Johannes 3:18 lezen we: “Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld”.((*Johannes 3:36)) Er is dus sprake van één sleutel, maar in de praktijk werkt deze op tweeërlei manier. En wie het evangelie gelooft, gelooft het door de kracht van de Heilige Geest – dat geloof is als het ware de tweede sleutel van het Koninkrijk der hemelen. ==== 10. Van wie is deze sleutelmacht afhankelijk? ==== Die hangt niet af van de persoon of waardigheid van de dienaren van het Woord. In eigenlijke zin kunnen zij namelijk niet binden of vrijmaken of naar hun goeddunken het Koninkrijk der hemelen openen of sluiten. Maar die macht hangt wél af van hun wettig ambt, of veeleer van God Zelf, Die in de dienst van het Woord door de Heilige Geest Zijn kracht laat gelden zo dikwijls de dienaar zijn ambt op een goede en zuivere wijze bedient.((*Hebreeën 4:12)) In dat licht moeten we ook Marcus 2:7 lezen: “Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” – te weten van rechtswege en op grond van Zijn eigen autoriteit of bevoegdheid. Zie ook Johannes 20:23: “Wie gij hun zonden kwijtscheldt”, namelijk in een heel concrete situatie of door de verkondiging van het Woord in de Naam van Christus, “die zijn ze kwijtgescholden”. En in dat licht moeten deze beide teksten ook overeenstemmen. ==== 11. Aan wie zijn die sleutels gegeven? ==== Niet alleen aan Petrus, maar aan al de apostelen tegelijk, en ook aan de trouwe herders en dienaars van alle tijden, tot wie Christus spreekt: “Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend” (Johannes 20:22,23). ==== 12. Wat is het tweede deel van de kerkelijke volmacht? ==== Dat is de volmacht van de kerkelijke tucht, die uitgaat van een bepaalde vastgestelde regel of richtsnoer, namelijk het Woord van God dat altijd gevolgd moet worden. Het is een volmacht van de kerk, enerzijds ten aanzien van de leer en de artikelen van het geloof – dit is de volmacht over de leer; en anderzijds ten aanzien van de bepalingen die ze voorschrijft om de maatschappelijke voorschriften en de goede omgang met elkaar in maatschappelijk verband te handhaven – zij wordt de volmacht van de kerkelijke tucht genoemd. ==== 13. Wat houdt de volmacht van de kerk over de leer in? ==== Deze is van tweeërlei aard: in het algemeen en in bijzondere zin. In het algemeen gesproken is deze volmacht iets wat gemeenschappelijk is voor heel de kerk; niet alleen voor de herders, maar voor ieder lidmaat van de gemeente in het bijzonder. - Het trouw bewaren van de Schriften – zoals een brievenbesteller met brieven doet –, ze ook ijverig lezen, en ook [de betrouwbaarheid ervan] beoordelen. Dit laatste mag men niet doen alsof men gezag heeft over de Schrift, want onze autoriteit moet aan die van de Schrift onderworpen zijn, maar naar de regel van de Schrift zelf. Het gaat er daarbij om naar de norm van de Schrift de echte en betrouwbare geschriften door de Geest van Christus te onderscheiden van de bastaard- en pseudogeschriften. De schapen kennen immers de stem van de Herder.((*Johannes 10:4)) - Het erkennen, aanvaarden en toestemmen van de ware leer vanuit de Heilige Schrift; zie Johannes 5:39: “Onderzoekt de Schriften”; Matteüs 7:15: “Wacht u voor de valse profeten”; Lucas 12:1: “Wacht u voor de zuurdesem, dat is de huichelarij, der Farizeeën”; en Galaten 1:8: “Maar ook al zouden wij (…) een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.” Daarom zegt Augustinus:((In boek 2 //Contra Faustum//, hoofdstuk 5.)) “De Schrift is als het ware gezeten op een hoge stoel, en ze moet door ieder heel trouw en met een Gode geheiligd verstand gediend worden.” En in een ander geschrift zegt hij: “Men moet de eeuwige wet kennen met een rein hart, maar het is niet toegestaan erover te oordelen.”((In //Boek van de ware godsdienst//, hoofdstuk 31.)) De bijzondere volmacht van de kerk is niet aan haar gegeven om nieuwe artikelen van het geloof te formuleren of iets te onderwijzen buiten het geschreven Woord van God om, maar om de Schrift als door een trompet overal bekend te maken. Die volmacht is er om zo het apostolische en profetische Woord alléén aan de mensen voor te houden, daarvan niets achterwege te laten of te veranderen, daar ook niets bij te doen of te verzinnen((*Deuteronomium 4:2 *Deuteronomium 12:32 *Openbaring 22:18,19)), maar alles getrouw naar Gods Woord, tot Zijn eer en tot stichting van de gemeente te verkondigen. Zo mag de kerk de leer uit de canonieke boeken uitstallen en de waarheid ervan bewijzen. De Schrift moet vanuit de Schrift zelf verklaard worden en niet uit enkele vooringenomen standpunten, ideeën en inzichten, en evenmin uit iemands persoonlijke gevoelens – maar uit de fontein en de kern van de Schrift zelf. Dat moet gebeuren door het ijverige onderzoek van elk woord en de observatie van de manier van spreken in de Schrift waar het op dat moment over gaat, door het nadenken over de context van wat voorafgaat en wat volgt, en door de vergelijking van overeenkomstige Schriftgedeelten. De uitleg moet ook overeenkomen met de rechtzinnige leer en het richtsnoer van het geloof zoals dat kort samengevat is in de geloofsbelijdenis van de apostelen.((*Matteüs 23:8 *Matteüs 28:20 *Romeinen 12:6 *1 Petrus 4:11)) Ten slotte moeten alle menselijke ingevingen – van wie ze ook zijn – worden weggenomen, zodat het alleen gaat om Gods geboden en Zijn besluiten.((*2 Korintiërs 4:7)) Dit zijn de geestelijke wapens die God heel effectief kan gebruiken om alle verdedigingswerken ondersteboven te keren, waardoor de trouwe strijders voor God alle beraadslagingen en alle hoogmoed die ingaat tegen de wijsheid van God, verbreken en aan de schandpaal brengen.((*2 Korintiërs 10:4-6)) Zo wordt het rijk van Christus gebouwd en dat van satan uitgeroeid; zo mogen de schapen weiden en worden de wolven verjaagd. Degenen die graag willen leren, worden onderwezen, terwijl zij die hardnekkig blijven, worden bestraft en weerlegd. Ten slotte mag de kerk ook ‘donderen en bliksemen’ als dat nodig is, en vertrouwend op de almacht van Christus alle mensen aanspreken – of ze nu een hoge of lage positie innemen. Maar dit alles wel gebaseerd op het Woord van God, en ook in die mate dat niemand de overmoed heeft of zich de volmacht toe-eigent om anderen in woord of geschrift te leren dan alleen wanneer men daartoe op een wettige manier geroepen is. Dat mag ook alleen gebeuren vanuit een goede orde – een orde die niemand met een goed geweten kan voorbijgaan, want anders zou men alleen maar een opening bieden voor de razernij van de wederdopers.((*1 Korintiërs 14:30-33)) Het is echter wel zo dat alle christenen verplicht zijn elkaar te onderwijzen, te vermanen, te bestraffen en in de Heere te troosten. Het mag ook niet ontkend worden dat elk huisgezin door de vaders en de moeders bestuurd en geleid moet worden, zodat ze fungeren als een gemeente in het klein. ==== 14. Is men niet verplicht om eenvoudigweg naar de stem van de gemeente te luisteren en alles te accepteren wat zij zegt? ==== Beslist niet! De kerk mag alleen maar leren en doorgeven wat ze van God geleerd heeft, wat haar bevolen is te verkondigen en wat ze vanuit het gezag van Gods Woord kan bewijzen. ==== 15. Heeft de kerk de bevoegdheid om de canon of regel van de Schrift vast te stellen? ==== De kerk mag de boeken die niet canoniek zijn, niet alsnog voor canoniek verklaren; maar ze zorgt er alleen voor dat díe boeken als canoniek worden aangenomen die in zichzelf werkelijk canoniek zijn. Ik zeg dus dat de kerk de Schrift niet geloofwaardig maakt, maar ze verklaart alleen maar dát ze dit is. Immers, alleen dat wordt authentiek of geloofwaardig genoemd wat vanuit zichzelf waarheid genoeg bevat, dat zichzelf hierin ook voldoende aanbeveelt, ondersteunt, bewijst en vanuit zichzelf de autoriteit heeft om geloofd te worden. ==== 16. Is de kerk niet het middel waardoor men gelooft dat de Heilige Schrift en ook andere zaken er [voor ons] zijn die de zaligheid betreffen? ==== De Schrift is inderdaad het middel, maar alleen van uitwendige aard dat in dienst staat [van het geloof], maar er niet de oorzaak van is. De belangrijkste oorzaak waardoor men tot geloof komt, is de Geest van God. De gemeente is daarbij niet meer dan een instrument – dus wel iets waar//door// maar niet waar//om// wij geloven. Het is immers Paulus die plant, Apollos die begiet, maar God Die de wasdom geeft (1 Korintiërs 3:6). De kerk kan zich zonder de Heilige Geest niet overtuigend presenteren, en ze zorgt er ook niet voor dat wij de zaken die in zichzelf wáár zijn, voor waarachtig houden en geloven. Ze prijst ons echter wel door het getuigenis van de Heilige Geest de Schrift aan – en dat is ook haar roeping. De kerk kan de mensen door haar gezag en voortdurend getuigenis er soms wel toe brengen dat ze gaan erkennen dat de Schrift canoniek is. We zouden immers niet in de Schrift geloven, behalve wanneer de kerk die aan ons voorhoudt en ons die aanprijst. Niemand kan echter in zijn hart en heel persoonlijk van de waarheid van de Schrift overtuigd zijn, dan alleen door de Geest van God. Het geloof is dan ook geen gave van de kerk, en ons geloof richt zich ook niet op wat de kerk zegt en oordeelt, maar op het Woord van God dat in de canonieke boeken is te vinden. ==== 17. Heeft de kerk de volmacht, het gezag en het hoogste recht om de Schrift uit te leggen? ==== Nee, die macht ligt bij de Heilige Geest, Die zowel in het openbaar door de woorden van de Schrift als persoonlijk in onze harten spreekt; en verder ligt die macht ook bij de Heilige Schrift zelf. Daarom moet men de zin en betekenis van de Schrift onder leiding van de Heilige Geest uit de Schrift zelf afleiden. De Schrift moet dus door de Schrift zelf uitgelegd worden. Immers: - Het geloof komt alleen uit de Schrift voort. - De Schrift moet door dezelfde Geest worden uitgelegd en begrepen door Wie ze ook geschreven is; zie daarvoor 1 Johannes 2:27: “De zalving, die gij van Hem ontvangen heeft, (…) [leert] u over alle dingen.”((*Jesaja 54:13)) - De kerk heeft een minder groot gezag dan de Heilige Schrift.((*Galaten 1:8)) - De mensen uit Berea werden geprezen, omdat ze de leer die Paulus bracht, onderzochten en toetsten aan de Schrift.((*Handelingen 17:11)) - De kerk kan dwalen. - Alleen Hij Die de wet gegeven heeft, heeft ook de volmacht en de autoriteit om de wet uit te leggen. Daarom las Nehemia de wet des Heren aan het volk voor, en hij leerde haar te begrijpen door de Schrift zelf.\\ We ontkennen echter niet dat de kerk een uitlegster van de Schrift is en dat alleen in de kerk de gave is om haar uit te leggen. Maar we ontkennen dat de uitleg van de Schrift gebonden is aan een bepaalde ‘stoel’ en aan de geldige opvolging van mensen. We geloven dus niet dat de paus zich de volmacht over de Schrift mag toe-eigenen.\\ Mozes functioneerde als rechter om alle meningsverschillen te beoordelen((*Exodus 18:13-26)), en hij was een profeet die God met zeer grote wijsheid – buiten de normale orde om – bedeeld had. Door het getuigenis van God Zelf was hij in zijn ambt bevestigd en door Hem ook naar het volk [Israël] gezonden. Maar de paus heeft geen enkele van deze kenmerken. En in Deuteronomium 17:8 e.v. wordt allen wel het bevel gegeven het besluit van de hoogste rechter na te volgen en te gehoorzamen, maar alleen op voorwaarde dat hij een oordeel uitspreekt in overeenstemming met Gods wet. In Maleachi 2:7 wordt het bevel gegeven dat “de lippen van de priester kennis [bewaren]” en dat men “uit zijn mond onderricht [zoekt] in de wet”, maar daar wordt niet beloofd dat hij altijd als zodanig in functie zou blijven. Er volgt namelijk direct na die tekst: “Gij evenwel zijt van de weg afgeweken; gij hebt door het onderricht in de wet velen doen struikelen” (vers 8).\\ Ook de sleutels die aan Petrus gegeven zijn,((*Matteüs 16:18,19)) houden niet in dat hij een volmacht heeft om de Schrift uit te leggen, maar wel om het evangelie te verkondigen – en dat werd niet alleen aan Petrus, maar ook aan de andere discipelen gegeven!((*Matteüs 28:18,19)) En Christus Zelf geeft ons in Matteüs 18:17 de opdracht dat we naar de gemeente moeten luisteren, maar dan bedoelt Hij wel de ware kerk, die alleen datgene gebiedt wat door Christus als goed erkend en aanbevolen wordt. Daarom moest men ook naar de Schriftgeleerden en de Farizeeën luisteren((*Matteüs 23:2)) zolang ze, op de stoel van Mozes zittend, hem ook werkelijk navolgden. Als zij dat niet deden, wilde Christus dat Zijn discipelen zich zouden wachten voor de zuurdesem van de Farizeeën.((*Matteüs 16:6)) In de concilies van de kerk zijn besluiten genomen die voor de kerk van groot belang waren, maar dat gebeurde niet op het gezag van die concilies zelf, maar alleen op het gezag van de Heilige Schrift, zoals we dat zien in Handelingen 15:6-15. ==== 18. Wat is de volmacht van de kerk als het gaat over tradities, bepaalde instellingen of wetten? ==== Dat is de bevoegdheid om iets in te stellen of te verordenen. Dat betekent niet dat het de kerk is toegestaan om bepaalde wetten van wat goed of verkeerd is aan het geweten op te leggen of voor te schrijven((*Galaten 1:8)). We hebben namelijk maar één Meester en Wetgever, de Zoon van God((*Jakobus 4:11)), onze Bruidegom((*Efeziërs 5:30)) en Here((*1 Korintiërs 8:6)), Die ook de wil van Zijn Vader aan ons uitlegt((*Johannes 1:18)), Die het Hoofd van de kerk is((*Efeziërs 4:15)) en onze enige Leraar. Alleen ten aanzien van Hem is vanuit de hemel in absolute zin gesproken: “Hoort naar Hem!”((*Matteüs 17:5)) Hij alleen heeft de heerschappij en Hij gebiedt over het geweten. In Zijn Woord heeft Hij ten volle de gehele raad van onze zaligheid, de volheid van de ware gerechtigheid en alles wat met de dienst van Zijn Naam te maken heeft, duidelijk genoeg aan ons voorgehouden; en het is ons niet toegestaan daar ook maar iets aan toe of af te doen. Het is echter wel toegestaan aan de herders en leraars om tot welzijn van de gemeente enige regels en bepalingen uit te vaardigen ten aanzien van uitwendige en minder belangrijke zaken. Dat geldt ook voor het instellen of juist afschaffen van verschillende gebruikelijke vormen die als doel hebben de eerbaarheid en de algemene bereidwilligheid van de lidmaten der gemeente te bevorderen – al naar de noodzaak of het nut voor de gemeente dit lijkt te eisen. Dergelijke regels of bepalingen zijn meestal immers niet algemeen geldend en ook niet altijddurend.((*Kolossenzen 2:5)) Alle dingen behoren eerlijk en met orde in de gemeente – het huis van God – toe te gaan((*1 Korintiërs 14:30)). Daarbij moeten we het voorbeeld volgen van de apostelen tijdens de eerste door hen gehouden ‘synode’ van Jeruzalem((*Handelingen 15:29)), en van Paulus((*1 Korintiërs 11:4,7,34)). Over deze bepalingen spreekt de apostel in 2 Tessalonicenzen 2:15: “Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn.” Het is mogelijk dat iemand hieronder wil verstaan dat het onderwijs dat ze ontvangen hadden, niet verschilt van zowel de brief [van Paulus] als van het Woord, of dat woord en brief van Paulus niet van elkaar verschillen, zoals ze dat van hem geleerd hadden.((*2 Tessalonicenzen 3:6)) De Geest Die leert in alle waarheid en in het bijzonder aan de apostelen beloofd was((*Johannes 14:26 *Johannes 16:13)), heeft hun niets nieuws geleerd, maar Hij heeft verklaard wat ze al eerder gehoord hadden en heeft het hun weer in herinnering gebracht. Wel niet alle woorden van Christus zijn een voor een opgeschreven, maar alleen de kern of de basis ervan, maar wel is alles opgeschreven wat nodig is voor de zaligheid.((*Johannes 20:31)) ==== 19. Geef eens enkele voorbeelden van wetten of verordeningen die door de kerk mogen worden geformuleerd en ingesteld, dus van kerkelijke instellingen die van het ene op het andere geslacht zijn overgeleverd. ==== Dat zijn bijvoorbeeld zaken als het Avondmaal van de Here houden terwijl men nuchter is, het bidden met gebogen knieën en ontbloot hoofd, het plechtig bedienen van de sacramenten zonder enige slordigheid, het op waardige manier begraven van de doden en het zegenen van pasgehuwde stellen. Ook kan men denken aan het houden van bepaalde dagen, uren en plaatsen waar men zal samenkomen om een godsdienstoefening te houden, waar men een zekere orde handhaaft in het bidden, preken, uitleggen van de Catechismus en het bedienen van de sacramenten. Zo zijn er meer dingen te noemen, die iets van God hebben wat betreft de stichting die ervan uitgaat – en dat is onze opdracht; maar ook iets menselijks en aan verandering onderhevig voor wat betreft de vorm, de manier waarop en het uiterlijk aanzien ervan. ==== 20. Waar moet men op letten als men voor die menselijke instellingen regels voorschrijft en als men die in stand houdt? ==== - Ze mogen niet in strijd zijn met de rechtzinnige leer van het geloof, en evenmin van Christus afleiden of van bijgeloof getuigen, zoals dat van de meeste roomse ceremoniën en instellingen geldt. Ze mogen ook het geweten geen strik om de hals werpen, zoals wetten die alleen maar zijn ingesteld om de bestemming en de vaste gang van zaken van iets te onderhouden, terwijl men doet alsof het aspecten zijn van het dienen van God.((*1 Korintiërs 7:35 *Kolossenzen 2:16-18 *Galaten 5:1)) - Ze mogen niet verheven worden boven de leer die de apostelen vanuit de hemel ontvangen hadden; en ze mogen ook niet worden beschouwd als altijddurende en onveranderlijke instellingen. Ze mogen namelijk veranderd worden als dat noodzakelijk is. - In de plaats van goede, eerlijke en nuttige bepalingen mogen niet allerlei onnuttige, vreemde, lachwekkende, bedrieglijke en heel bezwaarlijke zaken worden ingesteld, zoals bepalingen die de roomsen opleggen over de oorbiecht, het verschil in voedsel of dagen of kleding, het opleggen van een bedevaart, en dergelijke. - De kerk mag ook niet zoals onder de roomsen het geval is, worden overladen door een menigte van dergelijke bepalingen, waardoor de ware en zuivere godsdienst wordt onderdrukt – zoals eertijds ook door de farizeeërs is gebeurd((*Matteüs 23:4)). Daardoor zouden de geboden van God namelijk worden uitgewist ten gunste van die van mensen.((*Matteüs 15:3 *Matteüs 7:13 *Handelingen 15:10)) - Die bepalingen en instellingen mogen ook niet veranderen in iets van bijgelovige of zelfs goddeloze aard. Er mag ook niet een verkeerd idee van verdienstelijkheid ontstaan, van iets wat echt nodig is en waarmee men God dient. Men mag ze dus niet beschouwen alsof ze nodig zijn tot zaligheid, en ook moet men niet denken dat ze door zichzelf – //ex opere operato//, zoals de roomsen zeggen – vanwege het feit dat ze door ons gedaan worden, een dienst aan God zijn. Als dat gebeurt, moeten ze direct in goede zin gewijzigd worden of radicaal worden afgeschaft – naar het voorbeeld van Hizkia, die de koperen slang stukgeslagen heeft.((*2 Koningen 18:4)) - Ten slotte moet men erop letten dat ze niet onder de mantel van “een middelmatige zaak” het vergif schuilhouden dat we moeten opdrinken; en dat ze geen dodelijke angel verbergen onder een aantrekkelijk lokmiddel. ==== 21. Wie mogen deze wetten en verordeningen opstellen? ==== In de plaatselijke gemeenten mogen dat de herders en leraars doen, met vooraf gegeven advies van de kerkenraad en met toestemming van een gezaghebbende christelijke overheid, en eveneens met de voorkennis en de toestemming van de gemeente, die daarin niet op lichtvaardige gronden behoort af te wijken van de mening van de predikanten en ouderlingen. Dit alles op voorwaarde dat een en ander met goede redenen vanuit Gods Woord is gebaseerd. Voor gemeenten in regionaal of provinciaal verband komen dergelijke beslissingen toe aan een synode, die op een wettige wijze is bijeengekomen en dit soort wetten en bepalingen kan instellen. ==== 22. Wat is een wettig samengeroepen synode? ==== Het is een vergadering of een concilie waarbij de kerk óf uit verschillende plaatsen bijeenkomt – en dan wordt ze een particuliere of provinciale vergadering genoemd; óf waarbij de gehele kerk samenkomt – en dan is er sprake van een algemene of generale synode. De gemeenten worden hierbij vertegenwoordigd door personen die zij voor een bepaalde tijd afvaardigen, zoals de herders en de ouderlingen. Dezen zijn dan onafhankelijk van elke vorm van heerschappij, of dat nu een meer democratische regeringsvorm is of één waarbij slechts enkelen de macht hebben; en dat geldt nog veel meer voor elke vorm van antichristelijke tirannie. Het gaat er de synode om, alle wolven te weren en de meningsverschillen die in de kerk zijn gekomen, vanuit het Woord van God – dat altijd als regel en richtsnoer moet worden gehanteerd – uit de weg te ruimen; om de zuivere leer te verdedigen en een goede uitwendige regeling van zaken, zoals in het geheel van de kerk gebruikelijk is, vast te stellen.((*Handelingen 15:2-6 e.v.)) Het nut van zo’n synode is groot, want: - datgene waar velen hun advies over geven, wordt des te gemakkelijker aangenomen; - de dwalingen en de ketters die deze dwalingen aanhangen, worden des te gemakkelijker onderdrukt en het zwijgen opgelegd, als ze na algemene instemming en afweging door velen veroordeeld worden. ==== 23. Door wie moeten synoden worden voorgeschreven of uitgevaardigd? ==== Door de hoge overheid, als deze althans zelf het christelijk geloof aanhangt of dat toestaat; deze behoort ook zelf in eigen persoon of door anderen die ze daarvoor wil uitkiezen, in de synode de leiding als voorzitter te hebben. Het is namelijk het ambt en de plicht van de overheid om als een beschermheer voor Gods gemeente te functioneren tot behoud van een bestendig en rustig kerkelijk leven. Maar dan wel op zó’n manier dat ze zich onderwerpt aan het Woord van God, dat door Zijn dienaren wordt uitgelegd. Als de overheid echter ongelovig is, is het de taak van de herders en leraars om er scherp op te letten dat de christelijke kerk geen verderf, schade of hinder ondervindt. Tegelijk is het dan hun taak om elkaar te vermanen en ertoe aan te zetten om gezamenlijk namens de gemeenten bijeen te komen, zonder daarbij te letten op de voortreffelijkheid van een bepaalde verblijfplaats. Men moet er dan van verzekerd zijn dat de afgevaardigden uitblinken in de leer, in de vroomheid van hun leven en in andere gaven van de Heilige Geest – zonder echter het gewone volk buiten te sluiten. Dit alles blijkt wel uit Handelingen 15.((*Handelingen 15:2,22-25)) En vooral moet Christus Zelf in de concilies, synoden en andere vergaderingen van de predikanten aanwezig zijn, zoals Hij dat was toen Hij in het midden van de leraren zat((*Lucas 2:46)), en de leiding op Zich nemen. ==== 24. Moet men altijd voor ontegensprekelijk wáár houden wat op de synoden besloten wordt? ==== Nee, en dat blijkt wel als men kijkt naar het tweede concilie van Nicea, dat een besluit nam om tegen Gods Woord in de beeldenverering in te voeren; en dat geldt ook voor de tweede synode van Efeze, waar de ketterse ideeën van Eutyches de overhand behielden, en het concilie in Afrika, waar Cyprianus ook bij tegenwoordig was en waar besloten werd dat men degenen die door ketters gedoopt waren, opnieuw moest dopen. De kerk hier op aarde kan dwalen, ook als ze in vergadering bijeen is, zo is af te leiden uit meerdere Schriftplaatsen.((*Jesaja 56:10 *Jeremia 6:13 *Ezechiël 22:25 *1 Koningen 22:6-23 *Matteüs 22:29 *Johannes 11:47 *2 Tessalonicenzen 2:4-12)) De oorzaak hiervan is dat de kerk hier op aarde niet bestaat uit heilige engelen, maar uit mensen wie het eigen is om te dwalen en te struikelen. Als in Psalm 89:6 gesproken wordt over Gods “trouw in de gemeente der heiligen”, moet dat opgevat worden ten aanzien van de engelen die in de hemel wonen óf van de kerk waar het evangelie zuiver gepredikt wordt. ==== 25. Hebben de synoden dan wel enig gezag? ==== Jazeker, maar dat is wel een gezag dat afhankelijk is van Gods Woord. In Matteüs 18:20 lezen we: “Waar twee of drie – dus ook méér – vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.” Er valt dus niet aan te twijfelen dat Hij nog veel méér op een algemene vergadering van de kerk door Zijn Heilige Geest de leiding neemt.((*Handelingen 13:28 *1 Korintiërs 5:4)) De uitspraken en beslissingen van synoden mag men dus niet naast zich neerleggen, namelijk van die vergaderingen waarbij Christus in hun midden was. Daar moet men dan wel de voorwaarde aan verbinden dat Christus in het midden van dat concilie of die vergadering zal zijn – dat is dus als er in Zijn Naam vergaderd wordt en de Heilige Schrift daar de belangrijkste plaats inneemt. Als dat het geval is, heeft het besluit van het concilie of synode ten aanzien van een bepaald onderdeel van de leer waarover verschil van mening bestaat, ook kracht. Het is dan van groot gewicht, omdat de kwestie op een wettige manier onderzocht en ook nauwgezet getoetst en beproefd is. Het moet dan worden gezien als een bindende uitspraak die na vooraf gehouden beraadslagingen en overleg tot stand gekomen is. Maar dan wel zo dat die uitspraak altijd getoetst moet worden aan de toetssteen van Gods Woord, zoals in 1 Tessalonicenzen 5:21 wordt gezegd: “Toetst alles en behoudt het goede.” ==== 26. Maar beveelt de apostel niet in Hebreeën 13:17 dat wij onze voorgangers gehoorzaam zijn? ==== Jawel, maar onder deze niet genoemde voorwaarde dat ze wáre voorgangers zijn en het boek van de wet niet uit hun mond wijkt als ze op de stoel van Mozes gezeten zijn;((*Jozua 1:7,8)) dat wil zeggen: als ze de leer van Mozes zuiver prediken.((*Matteüs 23:2)) Dat geldt voor de zaken die het godsdienstig leven aangaan, en ook voor de bediening van het Woord van God en die der sacramenten. Men moet dus de geesten – dat zijn hier dus de geesten van hen die zeggen dat ze met de Geest van God begenadigd zijn – wel beproeven of ze uit God zijn.((*1 Johannes 4:1)) Dat kan nooit en nergens op een overtuigender manier gebeuren dan door het Woord van God zelf. Daarin staat immers dat we de geesten moeten beproeven((*Deuteronomium 13:1-4)) en niet moeten luisteren naar de woorden van valse profeten.((*Jeremia 23:16)) ==== 27. Hoe worden de besluiten van de synoden meestal genoemd? ==== Ze worden vaak //canones// genoemd. Deze krijgen pas dan hun gezag en bindende kracht ten aanzien van hen die deze overtreden of verachten, als ze door de hoge overheid als goed erkend en bekrachtigd worden en nier voorafgaan aan de burgerlijke straf, alhoewel ze effectief en bindend zijn ten aanzien van de kerkelijke tucht. ==== 28. Zijn dergelijke instellingen geen hinderlijke binding ten aanzien van het geweten? ==== Op zichzelf gezien in het geheel niet, omdat ze van mensen zijn en ook vatbaar voor verandering. Toch mag niemand ze, zo gezien, met een goed geweten moedwillig overtreden of verachten. Dat mag niet vanwege de ergernis die dat geeft, en ook niet vanwege de halsstarrigheid waarmee dat gebeurt. Ieder is dan ook verplicht om zich daar met een vrij geweten aan te houden.((*1 Korintiërs 10:28,29)) Maar als men niet de kans loopt ergernis te geven, dus zó dat onze zwakke broeders daardoor niet worden geërgerd en wij vanwege doorslaggevende oorzaken verhinderd worden ons eraan te houden, is het toegestaan die met een onbezwaard hart en geweten soms te laten voor wat ze zijn. ==== 29. Wat is het doel van dit kerkelijk gezag? ==== In het algemeen gesproken: de eer van God en de stichting van de gemeente. In 2 Korintiërs 8:10 en ook in 13:10 zegt Paulus dat hem de bevoegdheid gegeven is om op te bouwen en niet om af te breken.((*2 Korintiërs 8:10 *2 Korintiërs 13:10)) Het doel van synodes is de zuivere leer naar het Woord van God tegen de ketters te verdedigen en de orde in de kerken in te stellen en te bewaren, naar de omstandigheden die tijd, plaats en personen met zich meebrengen. ==== 30. Wat is het nut en resultaat van synodes? ==== Het aanzien ervan en de goede orde die ze bevorderen.((*1 Korintiërs 14:40)) Wat de orde betreft, hebben degenen die leidinggeven en de verkondigers van het evangelie bepaalde richtlijnen waarnaar ze kunnen handelen. Daardoor gaan de gemeenteleden ook gehoorzaamheid in praktijk brengen, en wordt de vrede, de eenheid en de welstand van de gemeente in stand gehouden. Wat het aanzien en gezag betreft, worden wij hierdoor aangespoord tot godzaligheid. Daardoor gaan de uitnemendheid en de waardigheid van de praktijk der godzaligheid schitteren. ==== 31. Welke zaken zijn hiermee in strijd? ==== - De dwaling van hen die de kerk te veel of juist te weinig gezag toeschrijven. - De dwaling van de novatianen of katharen, die hen die dwaalden in de belijdenis of die slechte daden deden, niet weer in genade wilden aannemen. - De roomse heerszuchtige drang naar de monarchie die de roomsen zich toe-eigenen om koninkrijken naar hun hand te kunnen zetten. - De dictatoriale uitspraak dat de paus van Rome door niemand beoordeeld mag worden, en dat hij boven de concilies en synodes staat. - Dat de paus zichzelf de sleutels van de macht in de kerk toe-eigent en misbruikt, om naar eigen goeddunken de zonden wél of niet te vergeven. - De opperheerschappij en de absolute macht die de pausen zich naar eigen goeddunken aanmeten – op grond van hun [zogenaamde] recht van opvolging in de kerk – ten aanzien van de vraag hoe de norm van de Schrift moet worden vastgesteld. Dus hoe het Woord moet worden uitgelegd en wat de juiste betekenis of bedoeling is van de Schrift. Dit betreft ook het recht om artikelen van het geloof te formuleren, nieuwe kerkelijke wetten uit te vaardigen, niet eerder omschreven verordeningen te interpreteren en daarover te oordelen, en goddeloze besluiten te bekrachtigen. Het is immers zo, zeggen ze, dat de paus alle rechten daartoe in het ‘kastje’ van zijn hart heeft opgesloten. - De roomse ceremonies en gebruiken, en alle andere op niets berustende godsdienstige handelingen die tegen het Woord van God ingaan. - De dwaling dat de kerk het richtsnoer of de norm zou zijn van alle dingen die men moet geloven, terwijl juist de Schrift het enige richtsnoer is van het geloof. - Het bijgelovige en zelfs goddeloze waandenkbeeld dat het nodig, verdienstelijk en van godsdienstig belang is om menselijke ceremonies te onderhouden. - Een verkeerd en zondig ijveren voor de ceremoniële wetten van Mozes. - De belediging van God die hierin bestaat dat de roomsen aan de leken – zoals ze die noemen – verbieden om de Heilige Schrift te lezen en ook om de Bijbel in de eigen taal uit te geven. - Daar komt nog bij dat de concilies moeten vergaderen onder het gezag van de paus, die dus deze vergaderingen beïnvloedt en regeert; en de mening da deze concilies dan ook niet kunnen dwalen. - De dwaling dat de kerk datgene wat in Gods geschreven Woord ontbreekt, door de ongeschreven traditie moet aanvullen. Dat betekent dat aan de kerk méér gezag en macht wordt toegekend dan passend is. - De dwaling dat de kerk in de algemene concilies een hoogtepunt beleeft en dat de waarheid alleen maar gewaarborgd is onder de herders en leraars van de kerk. - De dwaling dat de bevoegdheid om de Schrift uit te leggen, bij de concilies berust, zonder dat men zich verder nog op iets kan beroepen. - De dwaling dat de goedkeuring of het voor betrouwbaar erkennen van de Schrift ten aanzien van de vraag of ze canoniek is of apocrief, afhankelijk is van hoe de kerk daarover oordeelt. - Het minachtend neerzien op verordeningen die alleen maar tot stand gekomen zijn om de eerbaarheid en de orde in de gemeente te handhaven. - De dwaling van hen die bij meningsverschillen in de kerk genoeg denken te hebben aan hun eigen mening en oordeel en daardoor aan synodes of synodale besluiten geen waarde toekennen.