====== De doop ====== ==== 1. Waar komt het woord 'doop' vandaan? ==== Het Latijnse woord //baptismus// (doop) komt van het Griekse werkwoord //baptein//, dat zoveel betekent als dopen, onderdompelen, indopen, nat maken of wassen. Van //baptein// komen woorden als //baptizoo// (ik doop of dompel onder, ik was af), //baptomai// (ik word gedoopt) en //baptismos// (een doop, een onderdoop of een afwassing). In het Latijn is //baptisterion// een waterbad of waterkuip van hout of steen waarin men zich wast. Een //baptista// is iemand die doopt. Hiervan komen de woorden //anabaptist// (Wederdoper) en //katabaptist// (iemand die de doop tegenspreekt). //Op hoeveel manieren wordt dit woord voor 'doop' of 'afwassing' in de Schrift gebruikt?// Op twee manieren: - In eigenlijke zin. Dan bedoelen we een gewone afwassing, zoals bijvoorbeeld in de levitische wet is voorgeschreven. Zo spreekt Hebreeën 9:10 van de "onderscheiden wassingen" waarmee onreine mensen 'gedoopt' of gereinigd werden. Deze afwassingen waren voorafbeeldingen van onze doop.\\ Ook wordt het woord 'doop' gebruikt voor het doorgeschoten onderhouden van de wet door de farizeeën in Marcus 7:4: "en van de markt komende eten zij niet dan na zich gereinigd te hebben; en vele andere dingen zijn er, waaraan zij zich volgens overlevering houden, bijvoorbeeld het onderdompelen van bekers en kannen en koperwerk en bedden". - In oneigenlijke zin wordt het woord op veel verschillende manieren gebruikt: - Bij wijze van een gelijkenis.Zo wordt de zondvloed waar God de zonden van de wereld mee strafte en waarin Hij het huisgezin van Noach in de ark bewaarde, een doop genoemd als een "tegenbeeld" of voorafbeelding van onze doop.((*1 Petrus 3:21)) En zo wordt ook de doorgang door de Rode Zee, waarin Farao met zijn leger verzonk en waardoorheen Israël behouden werd een doop genoemd. Ook het schuilen onder de wolk waarvan we in 1 Korintiërs 10:2 lezen wordt daar een doop genoemd. Sommigen wijzen hierbij ook nog op de doop van de tranen en de boetvaardigheid van de zondares, waarmee ze de voeten van Christus waste.((*Lucas 7:38)) Ook wordt het woord 'doop' bij gelijkenis gebruikt voor kruis en bittere benauwdheid. Die worden dan vergeleken met een diepe waterstroom waarin mensen kunnen verdrinken en ondergaan. Zoals in Matteüs 20:22: "Kunt u de drinkbeker drinken die Ik drinken zal, en met de doop gedoopt worden waarmee Ik gedoopt wordt?" (HSV) En Lucas 12:50: "Ik moet gedoopt worden met een doop, en hoe beklemt het mij totdat het volbracht is." Daarom spreken de kerkvaders ook van een 'bloeddoop' wanneer christenen gemarteld werden en hun bloed vergoten vanwege hun geloof in Christus. - Als een figuurlijke manier van spreken. Zo wordt het gebruikt voor de zending en uitstorting van de Heilige Geest, of voor de bijzonder gaven van de Heilige Geest die de gelovigen soms ontvingen door de waterdoop. Als in Handelingen 1:5 "Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze." Zo wordt er gesproken van de doop des Geestes of de vuurs. - Bij wijze van een synecdoche, dat wil zeggen: een deel wordt genomen voor het geheel. Zo wordt het woord doop gebruikt voor heel de leer en dienst van Johannes in Johannes 4:1 en 3:23, zie ook Matteüs 21:25 "Vanwaar was de doop van Johannes? Uit de hemel" dat is van God "of uit de mensen? Want hij predikte de doop der bekering tot vergeving van zonden". Marcus 1:4. In Handelingen 18:25 lezen we van Apollos, die wist alleen van de doop van Johannes. Zo wordt het ook gebruikt in Handelingen 19:3 en 4 Paulus zegt tot hen: " Waarin zijt gij dan gedoopt?" Daarmee wordt bedoeld: In welke leer bent u onderwezen? Zij zeiden: " In de doop van Johannes". Dat is: in de leer die Johannes predikte en met de doop verzegelde. - Door een overnoeming en door uitnemendheid ??? Voor het gewone sacrament der gemeente waardoor wij ons in het openbaar begeven in de dienst van onze kapitein Christus, om onder Hem de christelijke krijg te voeren en waardoor we ons aan Hem door een eed verplichten en verbinden. Dit sacrament wordt door de Kerkvaders waterdoop genoemd of ook wel doop des bloeds omdat de kracht van de doop ontleend wordt aan het bloed van Christus. 1Johannes 1:7 "Het bloed van Christus reinigt ons van alle zonden". En ook wordt het genoemd: de doop des Geestes. Omdat het bloed van Christus ons door de Heilige Geest toegeëigend wordt. In welke laatste betekenis wij het woord doop of baptismus passend op dit sacrament gebruiken. Zo wordt het ook bij veel volkeren gebruikt. Wij geven daarom aan dit woord doop de voorkeur boven het woord wassing. Favorinus legt het woord doop, om haar te prijzen, aldus uit: "De doop is datgene waarin de zonde afgeworpen wordt en vervalt." De Grieken hebben de doop vanwege zijn vrucht ook een verlichting genoemd, omdat daarin het ware licht alle mensen verlicht. In de oude kerk was 'verlicht worden' een synoniem voor door de doop in de gemeente aangenomen worden. De 'verlichten' of gedoopten waren van de leerlingen onderscheiden.((*Hebreeën 10:32)) Uit dit spraakgebruik is later ontstaan de grote menigte van wassen Paaskaarsen. ==== 2. Wat is de doop? ==== De doop is het eerste of het inleidende sacrament van het Nieuwe Testament. Het is een heilige daad bestaande uit het waterbad en het woord. Hiermee wordt een Christenmens, volgens het gebod en de instelling van Christus, hetzij dat hij volwassen is geworden en Christus belijdt, hetzij dat hij een kind is van gelovige ouders, met aanroeping van de naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, door de dienst der gemeente, in gewoon water gedoopt of besprenkeld, waarmee de bloedstorting van Christus op het kruishout verbeeld wordt. (Hebreeën 10:22: "en met een lichaam dat gewassen is met zuiver water." Zo leest men ook in Handelingen 8:39 dat Filippus zo gedaan heeft.) Het dient om echt en metterdaad, krachtig het hele leven door, het verbond der genade dat tevoren gemaakt is te versterken; de gerechtigheid of de afwassing der zonden verkregen door dat bloed, aan de gelovigen te geven en te verzegelen. Om te betuigen de aanneming in het genadeverbond, de inplanting in Christus, de wedergeboorte en de vernieuwing van de natuur of de bekering, door de genade des Heiligen Geestes die hem door dat bloed verworven of verkregen is. Het betuigt ook de gemeenschap aan Christus en aan al Zijn goederen, de hemelse erfenis en de aanneming onder de burgers van de zichtbare kerk en van het hemels koninkrijk, opdat hij (van dezelve) ??? (door de doop, of door de kerk?) gerekend werd onder de kinderen van God en het recht daarvan geniete en gebruike. Ook om te betuigen dat de gedoopte van zijn kant belooft dat hij gerekend wil zijn onder het volk van God, en daarmee de duivel, de zonde, de wereld, het vlees en alle sekten verzaakt; en daarmee belijdt dat hij in Christus tot eer van God leven wil. Met andere woorden: De doop is een sacrament of een zegel van de gerechtigheid door het geloof, dat is onze inleiding en inlijving in Christus, vergeving van de zonden, schenking van de Heilige Geest en van de wedergeboorte, waardoor wij Christus verzegeld en ingelijfd en met Hem begraven worden. Daardoor sterven wij aan de zonden door de kracht van de dood van Christus, en wij staan op tot een nieuw leven door de kracht van Zijn verrijzenis.((*Romeinen 6:3-5)) Wij worden daardoor ook verbonden om de enige God oprecht te dienen, in eenvoud en onschuld te leven en de eenheid van de gemeente te onderhouden. Daarom wordt de doop ook genoemd een stipulatie of een vraag van een goed geweten((*1 Petrus 3:21)), dat is een onderlinge verbintenis tussen God en de gedoopte mens. Van God Die betuigt dat Hij de gedoopte persoon in genade aanneemt. En van de de gedoopte persoon die aan God belooft dat hij Hem ( wettelijk) ??? (trouw of oprecht) wil dienen. Waaruit volgt dat men iemand die niet gedoopt is niet tot het heilig avondmaal mag toelaten omdat hij eerst in de gemeente behoort aangenomen te zijn voordat hij daardoor kan gespijsd en gevoed worden.((*Matteüs 28:19 *Handelingen 24:1 *Johannes 4:1-2 *Matteüs 3:11 *Johannes 3:5 *Galaten 3:27 *1 Korintiërs 6:11 *1 Korintiërs 10:2 *Titus 3:5 *Efeziërs 5:26)) ==== 3. Hoe menigerlei is de doop? ==== De doop is eenderlei, Efeze 4:5 "Een Heer, een geloof, een doop". Maar aangezien men in de doop niet alleen moet kijken naar de materie en de uiterlijke daad, maar ook moet letten op de inwendige werking van God, kan men wat dat betreft ook zeggen dat de doop tweeerlei is: de uitwendige waterdoop waarmee de dienaar des Woords doopt en de inwendige doop des Geestes. Dat ziet op het inwendige werk van Christus waardoor Hij zelf de harten reinigt door Zijn bloed en daarmee ook de Heilige Geest schenkt. Toch moet men deze beide zijden van de doop niet van elkaar losmaken. De uitwendige doop is een getuigenis van de inwendige; de waterdoop is een zegel en pand van de geestelijke doop en inwendige afwassing die door het bloed en de Geest van Christus geschiedt. Daarom wordt van Christus gezegd dat Hij gekomen is "door water, Geest en bloed". 1 Johannes 5:6. ==== 4. Wie is de Auteur of de Insteller van de doop? ==== God, als Vader, Zoon en Heilige Geest. En overdrachtelijk gesproken: - Door de dienst van Johannes de Doper, want het is zeker dat Johannes door God geroepen is om onder de Joden te dopen en de bekering te preken.((*Lucas 3:2-3 *Johannes 1:33)) Daarom zegt Christus dat de doop van Johannes, overdrachtelijk gesproken, uit de hemel, dat is van God was, en niet uit de mensen.((*Matteüs 21:25)) - Ook heeft Christus de doop door Zijn voorbeeld bevestigd toen Hij zelf door Johannes gedoopt wilde worden.((*Matteüs 3:15)) - En de God Drie-enig heeft het Zelf bij de doop van Christus met een heerlijk en helder getuigenis bevestigd.((*Matteüs 3:16-17)) - Verder heeft Christus voor Zijn dood uitgezonden om te dopen((*Johannes 4:1-2)) - Tenslotte heeft Hij zijn na Zijn opstanding Zijn discipelen en hun navolgers uitgezonden tot alle volken en uitdrukkelijk bevolen om hen te onderwijzen en te dopen. "Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb." Matteüs 28:19 Daaruit blijkt hoe hoog we de doop moeten houden en met welk een eerbiedigheid zij behoort gebruikt te worden. ==== 5. Wat is de werkende oorzaak? ==== De voornaamste en echte werkende oorzaak is Christus Zelf. Want Hij is het inderdaad die ons Zelf in Zichzelf, in Zijn dood en in Zijn opstanding doopt. Efeziërs 5:26. "om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord". De tweede, en we noemen dat hier de werktuiglijke oorzaak, zijn de dienaren. Zo zegt Johannes de Doper: Ik doop u met water. Christus heeft aan zijn discipelen bevolen: doopt hen. ==== 6. Mag men wel zeggen dat de dienaren inderdaad dopen, dat is de zonden afwassen en wederbaren? ==== Ja men, doch ??? Want Christus heeft het gebod niet beperkt tot het waterbad, maar in het algemeen gezegd: "doopt hen", en in Johannes 20: 23 wordt gezegd: "wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden". En zo spreekt Paulus over de wedergeboorte als hij zegt: "Ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt" 1 Korintiërs 4:15. En in 2 Korintiërs 4:6 zegt de apostel dat hij hen de Geest bedient heeft en niet de letter. Hij doelt daar op het sacrament dat hij hen bedient heeft, waardoor Christus Zelf als door een werktuig de zonde afwast en hen wederbaart. ==== 7. Wie komt het eigenlijk toe de doop te bedienen? ==== Degenen die de opdracht hebben het woord te bedienen. Want tot hen tot wie Christus gezegd heeft : predik het evangelie, Tot dezelfden heeft Hij ook gezegd doop hen. En in Efeze 5:26 noemt de apostel het waterbad met het woord des evangelies: "haar reinigende door het waterbad met het Woord". Zo doopten ook Johannes de Doper en de discipelen van Christus die tegelijk het evangelie predikten. ==== 8. Mogen meerdere dienaars tegelijk iemand dopen? ==== Nee, want iemand die uitspreekt: Ik doop u, kan dat alleen waar zeggen als hij zelf de doop bedient. Hij moet dus zelf ook het water gebruiken om te besprengen of onderdompelen. ==== 9. Wat is het verschil tussen de doop van Johannes de Doper en de doop van Christus of de apostelen en hun opvolgers? ==== Het is niet verschillend in de insteller, noch in het wezen, in de leer, in het teken of in de ceremonie. Ook niet in de vrucht of in de betekenis, want ze zijn beiden door God ingesteld en dezelfde vergeving der zonden en genade des Heiligen Geestes wordt in beiden te kennen gegeven, aangeboden en verzegeld; hetzij Johannes ze bedient, of de apostelen of de hen navolgende dienaars.((*Lucas 1:3 *Lucas 2:3)) Het onderscheid is alleen wat betreft de omstandigheden zelf en de wijze van de openbaring van Christus daarin. Want de doop van Johannes wordt zo genoemd omdat hij de eerste is die gedoopt heeft en de doop van Christus heet zo omdat de doop op Hem ziet. En ook doopte Johannes in Degene die na hem kwam, dat is in Christus die kort daarna lijden, sterven en verrijzen zou.((*Handelingen 19:4)) Terwijl de apostelen naderhand en alle dienaren dopen in Christus die geleden heeft en opgestaan is. ==== 10. Waarom zegt dan Johannes in Matt. 3:11 Ik doop met water, terwijl hij aan Christus toeschrijft: Die doopt met de Heilige Geest en met vuur? ==== - Dit zegt hij niet omdat hij wil ontkennen dat de vergeving van de zonden en de Heilige Geest ook door zijn dienst gegeven wordt, want de Heilige Geest is in de doop van Johannes in de gedaante van een duif op Christus neergedaald. Maar hij wil zijn persoon en ambt en dat van alle dienaren onderscheiden van de persoon en het ambt en de geestelijke kracht en sterkte van Christus. Immers Johannes, de apostelen en de andere dienaren geven zelf niet de vergeving der zonden, de Heilige Geest, de gerechtigheid en het eeuwige leven. Nee, Christus alleen vergeeft de gelovigen de zonden en Hij geeft hun de Heilige Geest door de bediening en de ambten die Hij ingesteld heeft. - Hij spreekt van de doop en de schenking van de Heilige Geest die op de Pinksterdag in de gedaante van vuur begonnen is.((*Handelingen 2:1)) - Johannes de doper wil niets anders zeggen dan wat ook Paulus zegt van zijn dienst: "Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom. Daarom, noch die plant, noch wie begiet betekent iets, maar God die de wasdom geeft" (1 Korintiërs 3:6-7). ==== 11. Was het nodig dat degenen die door Johannes gedoopt waren naderhand ook de doop van Christus ontvingen, die door zijn discipelen bediend werd? ==== Augustinus is van dat gevoelen omdat hij meent dat de doop van Johannes een andere doop geweest is dan de doop van Christus. Maar Ambrosius ontkent dat terecht. Want Handelingen 18:25: "Apollos wist alleen van de doop van Johannes," toch wordt hij evenwel aangenomen en alleen nauwkeuriger onderwezen in de weg des Heren, terwijl men niet leest dat hij opnieuw met water gedoopt werd. Men moet geen ding voor zeker beweren zonder dat het gestaafd is door het woord van God. Als deze mening dat de doop van Johannes een andere doop is waar zou zijn, dan zouden wij ook onze doop met Christus niet gemeen kunnen hebben. Maar Christus is zowel besneden als gedoopt en heeft daarmee zowel de besnijdenis der vaderen als onze doop geheiligd. ==== 12. Als de doop van Johannes en die van de apostelen en hun navolgers een is, waarom doopt dan Paulus de twaalf discipelen die tevoren door Johannes gedoopt waren? ==== In Handelingen 19:2 - 5 vraagt Paulus aan deze mensen: hebt gij de Heilige Geest ontvangen toen u tot geloof kwam? Maar zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een heilige Geest is. En hij zei tot hen: Waarin bent u dan gedoopt? En zij zeiden: In de doop van Johannes. - Sommigen zeggen dat die twaalf discipelen wel onderricht gehad hadden en onderwezen waren in de doop van Johannes, dat wil zeggen: in zijn leer en in zijn dienst, maar dat ze niet met werkelijk indopen in het water gedoopt waren. Zo zijn ze dan naderhand eenmaal alleen in de naam van Jezus gedoopt. - Anderen zijn van gevoelen dat ze wel werkelijk met de doop van Johannes gedoopt waren. Ze zijn dan naderhand door Paulus niet met water gedoopt, maar ze zouden door hem gedoopt zijn in de naam van Jezus, dat is met wonderlijke gaven des Geestes versiert, als Paulus hen de handen oplegde. - Ambrosius is van mening dat ze met een vervalste doop, door een nabootsing onder de naam van de doop van Johannes, niet zozeer gedoopt waren als wel besmet, ofwel dat ze niet wettelijk gedoopt waren. Ze wisten immers volgens hun eigen bekentenis niet dat de Heilige Geest een persoon was, te onderscheiden van de Vader en van de Zoon. Zonder de Heilige Geest kan men niet op rechte wijze in Christus geloven. Daarom werden ze eerst door Paulus onderwezen. Na dat onderricht zijn ze op de rechte wijze in Christus gedoopt. Daarom kan men niet zeggen dat de doop bij hen herhaalt is. - Augustinus denkt dat die twaalf mensen door Johannes echt gedoopt zijn en daarna ook door Paulus gedoopt zijn. Want hij houdt het ervoor dat de doop door Johannes een andere is dan de doop van Christus. Dus hij is van mening dat het daarom geen wederdoop genoemd kan worden. Dat zou wel zo zijn als het een en dezelfde doop zou zijn. - Anderen willen zeggen dat men beide de dopen moest gebruiken vanwege de onderscheiden betekenis. Dat wil zeggen de een zag op Christus die komen zou, de andere ziet op Christus die gekomen is. Daarom is het dus geen wederdoop geweest, maar het was een bevestiging, een verbetering van de eerste doop. - Maar men moet de tekst wel goed lezen. Want ten eerste zegt de tekst niet dat Paulus degenen gedoopt heeft die door Johannes gedoopt waren. Dat zeggen de wederdopers wel, maar men moet de woorden van Paulus die daar spreekt wel onderscheiden van de woorden van de evangelist die de historie vertelt. Want dit zijn de woorden van Paulus die daar zegt: "Johannes doopte een doop van bekering en zeide tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Christus Jezus. En die hem hoorden (te weten Johannes) werden gedoopt in de naam van de Here Jezus." Hier bedoelt Paulus met: " zij die hem hoorden" de mensen die naar de dienst van Johannes hoorden. Zij werden door Johannes gedoopt in de naam van de Here Jezus. ??? (Hier speelt een vertaalinterpretatie) Maar daarna in vers 6 vertelt de evangelist met zijn eigen woorden: " En toen Paulus hen de handen oplegde kwam de heilige Geest op hen." En verder, dat de twaalf zeggen dat ze zelfs niet gehoord hebben dat er een Heilige Geest is, moet niet verstaan worden van de zelfstandigheid, het wezen en de persoon van de Heilige Geest, (anders waren het geen discipelen, dat is christenen geweest), want Johannes had duidelijk van de Heilige Geest geleerd toen hij zei dat Christus dopen zou met de Heilige Geest. Daarom moeten we deze uitspraak overdrachtelijk opvatten; bedoeld wordt de uitstorting van de gave van de Heilige Geest zoals die zo voortreffelijk zichtbaar werd in het begin van de eerste kerk. In Johannes 7:39 wordt gezegd: Want de Heilige Geest was nog niet, want Christus was nog niet verheerlijkt. En daarom mag men ook zeggen dat die twaalf óók gedoopt zijn in de naam van Jezus, dat is dat ze door de oplegging der handen van Paulus niet de ceremonie van de doop ontvangen hebben, maar de zichtbare genade van de Heilige Geest. De gave van de Heilige Geest wordt overdrachtelijk ook een doop genoemd in Handelingen 1:5 en 11: 16. Ook wordt er zo over geschreven in Handelingen 8:12 - 17. Daar staat dat die van Samaria, als ze Filippus die hen Christus predikte geloofden, door hem gedoopt zijn. Daarna echter kwamen Petrus en Johannes te Samaria "die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de heilige Geest mochten ontvangen. Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus." (Waarmee ze de vergeving der zonden ontvingen) " Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de heilige Geest." Dit gebeurde op een zichtbare wijze; dus niet de gave van de wedergeboorte, die hun al in de doop aangeboden werd, maar die heerlijke en bijzondere gaven als daar zijn de gave der tongentaal, de gave om wonderwerken te doen en dergelijke. ==== 13. Mogen de vrouwen in de gemeente ook dopen? ==== Zeker niet, want in al de plaatsen waar over de doop gesproken wordt leest men daar niets van. Epifanius schrijft dat het gebruik van de doop door vrouwen, door de ketter Marcion is ingevoerd. En verder: de doop komt toe aan degenen die het evangelie prediken;((*Matteüs 28:15)) en aangezien het de vrouwen niet toekomt in de gemeente te onderwijzen((*1 Timoteüs 2:22)), zo hoort men haar ook niet toe te laten de doop zowel als het heilig avondmaal te bedienen. De hele oude kerk heeft gewild dat de doop alleen zou bediend worden in de gemeente, de bijeenkomst der gelovigen, waarvan de apostel beveelt dat de vrouwen daar helemaal stil zouden zijn. Laat staan dus dat hij zou willen dat ze de sacramenten bedienen.((*1 Korintiërs 14:34)) Zo handelen vrouwen dus dubbel verkeerd als ze, in een zogenaamde gelegenheid van nood, de doop bedienen en daarmee zonder, ja tegen het gebod Gods dopen. Daarenboven binden ze dan de eeuwige zaligheid aan het uiterlijke teken, terwijl die alleen in de dood van Christus en in het verbond der genade te vinden is. Het voorbeeld van Zippora die haar zoon besneed((*Exodus 4:15)) behoort men hierin niet na te volgen. Dat was óf een reukloze en ongeoorloofde daad van een dwaze en boze vrouw, óf een apart staande en bijzondere daad. Want de engel liet hem met rust omdat het kind besnéden was, niet omdat zíj hem besneden had. Op dezelfde manier moet men oordelen als een particulier persoon die niet in de dienst is, of een zogenaamde leek, zich er toe zet om de doop te bedienen, Hebreeën 5:4 "En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron." Want wij weten van geen noodzakelijkheid die ons er toe zou moeten brengen, dat we de orden zouden moeten te buiten gaan die God ingesteld heeft. Wij houden de spreuk voor goed: Niet het derven van het sacrament verdoemt, maar het verachten ervan. Bovendien is de doop door vrouwen, zonder enige uitzondering, al lang geleden door het concilie van Carthago veroordeeld. Augustinus is hierin ook niet te prijzen als hij schrijft: dat het geen of maar een geringe zonde is zo een leek, als de nood het vereist, doopt.((Boek 8, contra Epist. Parmen, hoofdstuk 134)). Wel moet men zijn best doen dat het kind door een wettige dienaar gedoopt wordt, maar als dat niet lukt dan moet men het van God verwachten dat Hij het Zelf door Zijn Geest doopt. Ja, men moet vast geloven dat het kind van gelovige ouders nu al door de doop van de Heilige Geest gedoopt is vanwege dat het in het verbond is. ==== 14. Maar hebben de apostelen geen leken gebruikt om de doop te bedienen? ==== Immers Petrus, in Handelingen 10:38 en 48, toen hij aan Cornelius het evangelie verkondigd had, doopte hem toch niet maar beval dat hij door anderen gedoopt zou worden. Men leest toch ook van Paulus in 1 Korintiërs 1:16 dat zij die de apostelen gebruikten om de gelovigen te dopen leken geweest zijn? Geenszins, maar het waren evangelisten, ouderlingen of diakenen die de apostelen gewoonlijk met zich mee namen. Ze bedienden soms ook het woord en waren toen in een groot aantal. Ze doopten ook niet uit zichzelf, maar op het bevel van de apostelen. Daarom doopten niet zijzelf, maar de apostelen doopten door hen. Immers die door een ander wat doet, die lijkt het zelf te doen. Dat Paulus er in de gemelde plaats aan toe voegt dat hij niet gezonden is om te dopen maar om het evangelie te prediken, dat moet men verstaan als enigszins in vergelijking gesproken. Want hij wil te kennen geven dat hem niet voornamelijk en in het bijzonder door God opgelegd is het ambt om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen.Dergelijke manier van spreken staat er in Jeremia 7:21 "Ik heb niet gesproken noch geboden etc." Hij verkleint ook de waarde en de vrucht van de doop niet, maar aangezien het weinig personen gegeven was om onderwijs te geven, terwijl er velen waren die doopten; ook konden er velen tegelijk onderwezen worden, maar de doop moest ieder apart toegediend worden; daarom begaf Paulus zich, omdat hij met wetenschap boven anderen begaafd was om te onderwijzen, tot het werk dat het allernodigst was. En hij liet anderen doen waar zij bekwaam toe waren. ==== 15. Behoort de doop voor bondig en goed gehouden te worden die door ketters of papisten bediend is? ==== Is het dat men spreekt van ketters die de beginselen van de hemelse leer verzaken, en de wezenlijke vorm of gestalte van de doop ten enenmale verderven, zoals de Arianen, de Samosathenianen, Manicheeën en Macedonianen doen die niet zuiver zijn in de leer van de Drie-eenheid, en als ze toch in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest dopen, dan ontkennen ze toch dat deze twee met de Vader mede eeuwig, mede wezenlijk en van een en gelijke eer zijn. Of ze ontkennen dat de Zoon de menselijke natuur waarlijk aangenomen heeft. Zodanige doop moet niet voor bondig en goed gehouden worden, maar voor godslasterlijk. Want als de wezenlijke gestalte van een ding weggenomen wordt, dan wordt ding ook zelf weggenomen. Daarom moet men de doop van hen die zich van deze dwalingen bekeren en zich begeven tot de rechtzinnige kerk of gemeente, geen herdoop noemen, maar zij worden dan eerst echt gedoopt. Dat komt ook overeen met het besluit van het concilie van Nicea. Maar van de doop van ketters als de Novatianen en Donatisten die het artikel van de Drie-eenheid recht leerden, of de doop van Papisten die ten dele van de waarheid afdwalen en door algemene dwaling al heel lang de stoel der herders innemen en de openbare dienst behouden terwijl men het er niet voor mag houden dat ze wettelijk beroepen zijn; in hun doop, al is duidelijk dat er veel ongerijmde en ongeoorloofde dingen in zijn, zo wordt Christus er toch enigszins, tenminste met de naam, de betekende zaak zelf, wat het voornaamste hoofdpunt betreft, zonder afgoderij behouden. Immers de wezenlijke gestalte van de instelling en de rechte zin en mening van de woorden "Ik doop u in de naam des Vader, des Zoons en des Heiligen Geestes" wordt gehandhaafd. Daarenboven heeft het Gods barmhartigheid belieft om de overblijfselen van Zijn gemeente temidden van het pausdom te over te houden. Zo hebben ook de Israëlieten de besnijdenis behouden alhoewel velen goddeloze godsdiensten omhelsden en najaagden.((Ezechiël 16 en 13)) Ze geven ook haar namen niet aan de antichrist, noch aan de beelden en afgoden, maar aan Christus. Zo is dan die doop niet tevergeefs of van geen waarde, maar goed. Het is immers niet de dienst van die persoon (die doopt), maar van de gemeente die nog onder het pausdom schuilt. Zij hebben wel het hoofd of het lichaam met water besprengd, maar Christus heeft inwendig gedoopt. Daarom moeten degenen die door hen gedoopt zijn het er niet voor houden alsof het geen doop was. Ze moeten zich niet opnieuw laten dopen. Nochtans, aangezien ze goddeloos van de andere dingen leren, zo geven ze reden waarom de gelovigen van hen moeten wegvluchten, zoals geschreven staat in 1 Johannes 5:21: "Bewaart uzelven van de afgoden". ==== 16. Mogen degenen die in de christelijke religie duidelijk onderwezen zijn hun kinderen met een goed geweten wel door paapse priesters laten dopen? ==== Nee, zeker niet, want: 1e Het is wat anders dat het voor goed gehouden mag worden dat je zo gedoopt bent, dan of je het begeert datgene wat zo schennend bijgelovig en overgelovig bediend wordt. 2e Aangezien we er geen oorzaak toe moeten geven dat de dwalingen zowel in de leer als in het gebruik van de sacramenten met de bijgelovige ceremoniën, door ons gebruik zouden bevestigd worden. Ook zijn de dienaren van de antichrist vals en onwettig tot het ambt gekomen. We zouden dan door ons voorbeeld daarmee instemmen. We moeten ons in deze hoeden voor alle schijn des kwaads en voor gemeenschap aan de zonde van anderen.((*1 Tessalonicenzen 5:22 *1 Timoteüs 5:22)) 3e Aangezien al hetgeen wij ter hand nemen met een twijfelend gemoed, zelfs in de middelmatige, ja de allergeringste dingen als spijs of drank, terwijl uit Gods woord niet duidelijk op te maken is of de dingen wel of niet geoorloofd zijn, zonde is. Romeinen 14:5 tot 23. "Men moet ook geen kwaad doen opdat er goed uit voortkome" Romeinen 3:8. Laat ons Christus hierin openlijk belijden en niet altijd onze zwakheid al te veel toegeven. 4e Het is onze plicht uit de tempelen der afgoden te vluchten((*Jesaja 52:11 *2 Korintiërs 6:14-16)), en ons voor de afgoden te wachten((*1 Johannes 5:21)), voor vervloekt te houden die een ander evangelie leert, Galaten 1:8. We moeten naar Christus' stem horen en van de stem van anderen wegvluchten, Johannes 10: 3-5 en 27. Verder, we moeten ons wachten voor de desem, ja de pestilentiale leer van de Farizeeën en de Sadduceeën. Matheus 16:6, 11 en 12. De Galaten werden om reden dat ze bij de belijdenis van het evangelie de ceremonien onderhielden, door de apostel beoordeelt als het evangelie verlaten te hebben en los van Christus te zijn en zijn genade vernietigd te hebben. Terwijl ze Hem toch voor de zaligmaker hielden. 5e De zuivere bediening van de doop behoort bij de godzaligen van zo groot gewicht te wezen, dat ze alle moeite zullen doen om die voor hun kleine kinderen te bekomen. 6e Als de doop vanwege dit godzalig voornemen, dat verre het beste is, uitgesteld moet worden, en de kinderen in die tussentijd komen te sterven, ze mogen dan toch geacht worden deel te hebben aan het verbond van God en erfgenamen te zijn van de eeuwige zaligheid. Immers, zoals gezegd wordt, het derven van het sacrament verdoemt niet, maar het verachten. ==== 17. Werd de doop die Athanasius, terwijl hij nog een kind was, in kinderspel bediende, met recht door Alexander bisschop van Alexandrië en door het concilie der ouderlingen voor goed gehouden? ==== Zeker niet, want het woord en de sacramenten behoren eerbiedig en godsdienstig bediend te worden; en alleen door degenen die het wettelijk opgedragen is en daartoe geroepen zijn. Dus niet door hen die niet in enige bediening zijn, laat staan door kinderen in hun kinderspel en grappenmakerij. ==== 18. Wat is het middel om te dopen? ==== Het is tweeërlei, uitwendig die gezien kan worden, en inwendig die alleen het verstand begrijpt. Ten eerste, het teken, het middel dat uiterlijk met de zintuigen waargenomen wordt, is gewoon helder schoon en zuiver water dat men overal kan bekomen. Het hoeft niet eerst met bijzondere bezweringen gewijd te worden, er hoeft niets bij gemengd te worden of bijzondere geneeskrachtige werking te hebben, het hoeft niet gemaakt of gedistilleerd te worden. Het moet ook geen ander vochtigheid zoals olie of bloed zijn. Er is geen vuur of zout of enig ander element bij nodig. Want het woord van de instelling van de doop komt bij het element van het water en zo wordt de doop gewijd en geheiligd tot een bad der wedergeboorte en vernieuwing door de heilige Geest.((*Matteüs 3:11 *Efeziërs 5:26 *Hebreeën 10:23)) Het andere teken dat gezien wordt is de ceremonie van de daad zelf, de uitwendige afwassing met het water door de dienaar der gemeente. We zien het indopen in het water, het blijven onder het water en het uittrekken van het lichaam uit het water. Of we zien de besprenging van in ieder geval het hoofd tot twee of driemaal toe om duidelijk te maken dat de doop geschied in de naam van ieder van de drie personen in de goddelijke Drie-eenheid, of maar eenmaal om daarmee aan te geven de eenheid van wezen in de drie goddelijke personen. Er is geen principieel verschil of de dopeling geheel in het water ondergedompeld wordt, zoals oorspronkelijk gebeurde in een rivier of fontein, of alleen maar besprengd wordt.((*Johannes 3:23 *Handelingen 3:38-39)) Daarom was er vroeger in de kerken van de christenen een wasvat of een waterbad, dat is een grote kuip vol water. Als de apostel spreekt van de doop in Galaten 3:27 "Want gij allen die in Christus gedoopt zijt hebt u met Christus bekleed", dan doelt hij over de gewoonte die in de eerste kerk gebruikelijk was dat de naakte lichamen niet besprengd, maar ondergedompeld zijnde, naderhand met nieuwe witte kleding bekleed werden. Zo staat er ook in Kolossenzen 3:9 "daar gij uitgedaan hebt de oude mens met zijn praktijken". In Handelingen 2:41 lezen we van de drieduizend bekeerlingen die op die dag gedoopt werden, waarschijnlijk werden zij besprengd. Hoe het ook de manier is, ondergedompeld of besprengd, het is hetzelfde, want het woord dopen betekent niet alleen onderdompelen, maar eigenlijk vooral besprengen en nat maken. Christus heeft de wijze van dopen gesteld in de vrijheid van de gemeente. Het besprengen met water komt het best overeen met de betekenis, want Petrus zegt: "dat wij uitverkoren zijn tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus".((*1 Petrus 1:2)) Door de doop wordt deze besprenging te kennen gegeven, zoals dit onder de wet werd afgebeeld door de besprenging met het bloed((*Hebreeën 9:19)). De kracht van de doop is ook niet afhankelijk van de hoeveelheid van het water.((*Handelingen 8:13)) Ten tweede, de duidelijke en begrijpelijke woorden der instelling en belofte zijn ook een onderdeel van de doop. Voornamelijk de aanroeping van de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, zijn heldere duidelijke woorden waardoor we innerlijk de doop kunnen begrijpen. Deze drie, het water, de besprenging en het woord, zijn uiterlijke wezenlijke onderdelen van de doop. Met name de laatste twee, de besprenging en de woorden, maken het uiterlijk gezien, echt tot een doop. ==== 19. Is het wel geoorloofd om naast het water een ander zichtbaar teken er bij toe te voegen? ==== Voorbeelden daarvan zijn: zout, om de dopeling op de tong te leggen; speeksel, om de oren en de neusgaten van de dopeling daarmee te bestrijken onder het uitspreken van het woord: "Effatha" dat is wordt geopend; melk en honing, om daarmee aan te duiden het recht tot het eeuwige leven waarvan het land Kanaän dat van melk en honing vloeide een voorbeeld was; vettigheid of heilige olie waarmee de borst, de schouderbladen en het voorhoofd bestreken werden, om daarmee aan te duiden dat hij een gezalfde oftewel een christen is, en als een worstelaar met olie des geestes ingesmeerd. Ook werd een gewijde brandende waskaars gebruikt, om daarmee aan te geven dat de dopeling van het rijk der duisternis overgegaan was in het rijk van het licht. Verder werd er wel geblazen in het gezicht van de dopeling, er werd een wit kleed gebruikt en de dopeling werd ook bekruist. Al deze dingen zijn niet geoorloofd, omdat in het van God ingestelde teken van de doop niet minder dan in de andere geboden van God behoort te gelden wat we lezen in Deuteronomium 12:32 "Al wat ik u gebied zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen." Deze gebruiken zijn immers allemaal door mensen ingesteld. Ze hoeven op zichzelf niet verkeerd te zijn, sommige dingen zijn ook door de oudvaders gebruikt, zoals melk, honing, het blazen en het witte kleed, we kunnen dit lezen bij Tertullianus. Toch zijn ze zonder Gods bevel door mensen ingesteld en nu worden ze een oorzaak van superstitie en bijgeloof. Ze worden voor noodzakelijke dingen gehouden. En zo besmetten ze veeleer de doop dan dat ze die versieren. Daarom moeten ze geweerd en weggenomen te worden, naar het voorbeeld van Hizkia die het koperen voorbeeld van de slang stuk brak, die nochtans op Gods bevel gemaakt was; immers het volk begon die slang te misbruiken en onteerden daarmee God.(( )) Als men voorgeeft dat, door die door mensen bijgevoegde ceremoniën, veel nuttige en fraaie dingen geleerd kunnen worden, dan zeggen we: 1 Dat we niet wijzer moeten zijn dan Christus Jezus: de voorbeelden zijn onder het oude verbond geweest, maar hetgeen Christus ons in het Nieuwe Testament heeftwillen leren dat heeft Hij gedaan niet door schaduwen en figuren, maar door het licht van zijn woord. En de ceremoniën die Hij wilde dat men bij zijn woord zouden gebruiken, die heeft hij zelf ingesteld. 2 De sacramenten krijgen hun waardigheid en sieraad uitsluitend uit het woord van God. 3 De menigte en pompeuze pracht der menselijke ceremoniën verlammen en verduisteren de ceremoniën die van God ingesteld zijn. 4 De ceremoniën schrijft men niet toe de blote betekenis, maar zonder en buiten het woord Gods, schrijft men ze een geestelijke kracht en werking toe. Zoals blijkt uit de wijding met olie, zout en waskaarsen, etc. 5 Ze zijn verworden tot, en veranderd in bijgelovigheid en misbruik. 6 Ten onrechte meent men dat ze behoren tot het wezenlijke en de waarheid van de doop. ==== 20. Wat is het woord in de doop? ==== Het woord van het evangelie, namelijk de instellingswoorden van de Here Jezus Christus die ook de belofte van zaligheid en het eeuwige leven bevatten. Ze luiden als volgt: ”en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes;” ”wie gelooft en zich laat dopen zal behouden worden” (Matteüs 28:19).((*Marcus 16:16)) Dit woord wordt bij de bediening van de doop uitgesproken in gewoon Nederlands zodat ieder ze verstaan kan: “Ik doop u in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes”. Deze woorden noemt men wel de vorm of de gestalte des doops. Wij spreken liever van het formulier of het kort begrip der woorden. Daarom zegt Didymus dat de doop onvolkomen is als een van de drie personen niet genoemd wordt. Want al leest men in Handelingen 2:38 “ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus,” dat wordt óf bedoeld als een deel voor het geheel, zoals Ambrosius het uitlegt, want het heeft dezelfde betekenis als de voornoemde volledige vorm. Immers in Christus is ook de Vader en de Heilige Geest; en wie in de Zoon gelooft, die gelooft in de Vader en in de Heilige Geest.((*Johannes 12:44 *Johannes 14:9-11)) Óok kan het opgevat worden als in de naam of uit het bevel van Christus. Dat wil zeggen: gelijk Hij hen bevolen had. Immers het woord ‘in de naam van’ wordt dikwijls gebruikt voor een bevel of gebod. Óf het geeft weer het doel en oogmerk waartoe zij doopten. Óf de vrucht van de doop wordt bedoeld en niet de vorm of de gestalte, zodat de betekenis is dat ze gedoopt hebben in de naam en in de belijdenis van Christus. Óf ook in Zijn dood en daarmee werd de gelovige in Christus ingelijfd en de christenen werden daarmee Christus als hun Middelaar toegewijd en verzegeld. Hoe dan ook de doop is op de gebruikelijke wijze en vorm bediend. ==== 21. Wat wil het zeggen gedoopt te worden in de naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes? ==== Door deze manier van spreken wordt te kennen gegeven dat degene die gedoopt wordt met aanroeping van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn zonden vergeven zijn van God die Vader, Zoon en Heilige Geest is. De dopeling wordt in genade aangenomen, verkoren tot een kind, verzegeld, opgenomen en geheiligd tot het eigendom en huisgezin-, tot het recht, de macht, de godsdienst, het verbond, de genade, religie, geloof, trouw en gemeenschap des Vader, des Zoons en des Heiligen Geestes die de ware God is. Hij is vanwege natuur en wezen één, maar drie in persoonlijke eigenschappen. Hij is de Auteur van onze zaligheid, opdat wij naar Zijn wil en welbehagen zouden leven. Daarom luidt de doopformule ook: ‘in de naam’ en niet ‘in de namen’ opdat niemand uit deze plaats oorzaak zou nemen om toezeggen dat er drie goden zijn. Deze manier van spreken kan men afleiden uit de woorden van Paulus in 1 Korintiërs 1:13 waar hij zegt dat hij niemand in zijn naam gedoopt heeft. Zo worden wij dan door de doop aan God den Vader toegewijd; aangezien onze aanneming tot kinderen en onze wedergeboorte die daar op volgt door de Heilige Geest bekrachtigd en vast gemaakt wordt. ==== 22. Welk is de inwendige materie de doops? ==== De betekende zaak, zowel die met het water overeenkomen, als het bloed en de Geest van Jezus Christus, als ook de inenting en inlijving in Christus door de Heilige Geest((*1 Korintiërs 12:13)), verder ook de toerekening van de gerechtigheid van Christus die daar op volgt, de vergeving en de afwassing der zonden, de geestelijke wedergeboorte, vernieuwing en heiligmaking van degenen die gedoopt wordt. Ook dat men Christus als een kleed aandoet om ons daarmee te bedekken((*Galaten 3:27 *Efeziërs 5:26 *Titus 3:5)). Verder ook als vrucht: de gemeenschap en de genieting des doods, der begrafenis en der opstanding van Christus.((*Romeinen 6:4-5 *Kolossenzen 2:1-3)) Ten laatste onze aanneming tot kinderen en de ingang in Gods gemeente oftewel de aanneming in de gemeenschap der heiligen. Deze betekende zaak mag wel genoemd worden het wezenlijke deel en de inwendige vorm of gestalte des doops. ==== 23. Wat is dan de vorm of gestalte des doops? ==== De vorm van de uiterlijke doop is de heilige uitwendige en betekenende daad die de dienaar des woord bedient, bestaande ten eerste uit het uitspreken en verklaren van de instelling en de beloften Gods die Hij bij de doop gevoegd en gedaan heeft, of in het onderwijs van het wettelijk en heilzaam gebruik van de doop. Verder ook bestaat het in de belijdenis van het geloof waarop men doopt, óf in het op catechetische wijze vragen en antwoorden, óf in het uitspreken en voor vast verklaren???, waardoor de leerlingen die gedoopt zouden worden eertijds de inwendige doop die door de uitwendige voor vastgesteld zou verklaard worden, betuigden. Zoals in Handelingen 8:27. Maar vooral en voornamelijk in de besprenging met het water in de naam van de Vader, de Zoon en de Heiligen Geest. En ten laatste behoort bij de vorm van de doop ook het gebed, de zegening en de dankzegging. Dit alles in een taal die de mensen kennen, zodat ze daar amen op kunnen zeggen, 1 Korinthiërs 14:16, want van deze dingen hebben wij een gebod en voorbeeld in de Schriften. “Predik het evangelie, wie gelooft zal hebben etc.” Matteüs 28:19 en ook lezen we in Handelingen 22:16 “Laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van Zijn naam.” Maar de bijbel schrijft ons geen vaste regel voor, met vast uitgedrukte woorden, hoe men die vermaningen en gebeden die ons uit de instelling en leer van de doop die ons uit Gods woord nagelaten is, doen zal. Ze heeft het overgelaten en gesteld onder de vrijheid van de gemeente naar de eis der omstandigheden zoals het meest stichtelijk is. Als men maar het fundament en de grond behoud. De gestalte van de inwendige doop is die inwendige daad die alleen Jesus Christus zelf toekomt, werkende door de Heilige Geest. ==== 24. Wat is de analogie en overeenkomst van het teken met de betekende zaak in de doop? ==== De overeenkomst is zeer heerlijk want zoals het water het lichaam en de vuiligheid van het lichaam afwast, zo wast het bloed van Christus door zijn verdienste onze zonden en geestelijke vuiligheden af. En Zijn Geest heiligt ons((*Romeinen 3:25 *Titus 3:5 *1 Johannes 1:7)). En zoals alle vruchtbaarheid (voortplanting)??? geschied door vochtigheid of uit waterachtige materie, (waarom enige filosofen als Thales gezegd hebben dat het water het begin en de oorsprong aller dingen is), zo geschied onze wedergeboorte in de doop door (de werking van) de Heilige Geest, die dikwijls onder de naam van water wordt te kennen gegeven. (wiens werking dikwijls met die van water wordt vergeleken)??? Want net zoals water de aarde vruchtbaar maakt om vrucht te dragen en de dorst verslaat, net zo maakt de Heilige Geest, die namelijk over de wateren zweefde,((*Genesis 1:2)) ons bekwaam om goede werken te doen. Bovendien blust ze de dorst naar de aardse en de vergankelijke dingen. Daarom worden de goede werken vruchten van de Geest genoemd.((*Galaten 5:22)) En Christus zegt in Johannes 7:37-39: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden.((*Jesaja 55:1)) Verder, het dopen in water, of het besprenkelen, geeft duidelijk te kennen de besprenging met het bloed van Christus tot vergeving der zonden en de toerekening van de gerechtigheid. Het blijven onder water, al is het maar voor een ogenblik, maakt duidelijk de dood en de begraving van onze aangeboren verdorvenheid, (door de kracht van de dood en de begrafenis van Christus), dat is de doding van onze oude Adam die het eerste deel is van onze wedergeboorte.((*Romeinen 6:3-4)) En het trekken uit het water, stelt ons als door zijn overeenkomst voor ogen, de opgang (opstanding)??? van de nieuwe mens. Ofwel de levendmakend en vernieuwing van het leven en daarmee is het een beeld van onze toekomstige opstanding.((*Romeinen 6:4-5 *Romeinen 6:13)) ==== 25. Wat voor verandering of samenvoeging van de tekens en van de betekende zaak geschieden in de doop? ==== Geen natuurlijke, want het teken oftewel de uiterlijke afwassing, is een lichamelijke daad van de dienaar alleen; terwijl het betekende een geestelijke werkelijkheid is, een daad die God alleen toekomt. Want afgewassen te worden door het bloed van Christus en door de Geest van Christus wedergeboren te zijn is niet lichamelijk, hetzij zichtbaar of onzichtbaar met het bloed van Christus besprengd worden. Maar het is het van God in genade aangenomen worden om het vergoten bloed van Christus. En de wedergeboorte is het om Zijn ganse gehoorzaamheid in Zijn lichaam ingeplant zijnde ook door de kracht van Zijn Heilige Geest levend gemaakt te worden. Zo wordt er ook uitdrukkelijk van Christus gezegd: “Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur” (Johannes 1:33).((*Matteüs 3:11)) Nochtans, vanwege de overeenkomst van het teken met de betekende zaak en vanwege de relatie en de overdrachtelijkheid en de waarheid van de betekenis met de tekenen, en ook vanwege de belofte die gedaan is aan hen die de doop op de rechte wijze gebruiken, zo is de vereniging op sacramentele wijze. Daarom kunnen de namen en eigenschappen van de tekenen en de betekende zaken onder elkaar verwisseld worden. Hierom wordt de doop genoemd het bad der wedergeboorte waardoor wij zalig gemaakt of gered zijn, Titus 3:5. Het water wordt wel genoemd het bloed en de Geest van Christus. En dat is niet maar beeldspraak, integendeel, het is een zeker getuigenis dat de gedoopten, wanneer ze geloven, door het bloed van Christus gereinigd, en door de Heilige Geest wedergeboren worden. ==== 26. Wordt de mens die het ondergaat altijd op hetzelfde moment met het water en met de Geest gedoopt? ==== Nee, aangezien de belofte van de Geest bij de doop gegeven niet absoluut is, maar conditioneel, of onder een zekere voorwaarde; namelijk gehoorzaamheid en geloof zijn nodig en vereist. Verder, omdat God bij de doop niet handelt alsof men op natuurlijke manier een drankje ingenomen heeft dat even goed werkt of men nu slaapt of wakker is; of zoals men verwarmd wordt door het vuur, of men er nu aan denkt, of dat men er niet aan denkt. Nee, God handelt daar in vrij. Soms is de waterdoop zonder de doop des Geestes, zoals blijkt uit het voorbeeld van Simon de Tovenaar. Hoewel hij geloofde, dat wil zeggen, hij was begaafd met een zogenoemd historisch geloof, toch had hij de Geest van de wedergeboorte niet.(( )) De doop met de Heilige Geest gaat soms voor, soms tijdens, en soms ook wel na de waterdoop. Want de mannen en vrouwen in Samaria die Filippus geloofden toen hij hen de dingen van het Koninkrijk Gods en de naam van Jezus Christus verkondigde, als ook de Moorman en de hoofdman Cornelius met zijn huis, ze zijn eerst met de Heilige Geest gedoopt geweest en daarna met water. Dat blijkt uit hun geloof en bekering.(( )) Maar in de kinderen die het koninkrijk der hemelen toekomt, zo men Gods inzettingen aanziet, komen de doop, de rechtvaardigmaking en de wedergeboorte wel te samen in een, vanwege de natuur van het verbond. “Ik zal uw God zijn en de God van uw zaad na u.” Genesis 17:7. Maar de vrucht daarvan wordt eerst te zijner tijd door duidelijke blijken geopenbaard. Want het zaad van Woord en sacramenten ligt zolang als in de aarde begraven, als het de Heere goeddunkt om Zijn genade uit te stellen en op te schorten. ==== 27. Is Christus in de doop en in het avondmaal op een en dezelfde wijze tegenwoordig? ==== Hij is tegenwoordig in het wettelijk gebruik, maar de wijze waarop moet wel enigszins onderscheiden worden. In de doop is Hij tegenwoordig als tot wedergeboorte, in het avondmaal als tot versterking en voeding van degene die al wedergeboren is. Versta dit wel als alleen voor degene die het nuttigt, want buiten het ingestelde gebruik mag het op zichzelf genomen geen sacrament genoemd worden. ==== 28. Op welke wijze moet de doop ontvangen worden? ==== De wijze waarop de tekenen ontvangen worden is natuurlijk, maar het ontvangen van de betekende zaak is geestelijk. Want de betekende zaken worden ons krachtig meegedeeld van God door de Heilige Geest alleen, door middel van de wettige bediening van de doop. Alleen door het geloof als een gave van God kunnen de mensen de zaken die door het sacrament betekent worden zichzelf, ieder in het bijzonder, toe-eigenen. De kinderen hebben ten aanzien van God een bijzonder privilege of voordeel. ==== 29. Wie zal men dopen? ==== Zonder onderscheid van natie en geslacht alle levende mensen die klaarblijkelijk door God in Zijn verbond aangenomen zijn, of waarvan gezegd wordt dat ze daarin aangenomen zijn.((*Handelingen 10:47 *Handelingen 11:17)) Hetzij //volwassenen// die zich bij de gemeente voegende en met de leer van het evangelie instemmend, belijdenis van hun geloof in Christus doen, hun zonden bekennend en boetvaardigheid tonend. Volgens de opdracht in Matteüs 3:6 en 28:19, daar lezen we dat gedoopt moeten worden die het evangelie gehoorzamen en discipelen zijn. Ook lezen we in Handelingen 2:41 “die zijn woord aanvaardden lieten zich dopen “. En Christus zegt eerst: “Wie gelooft zal hebben” en daarna “en gedoopt zal zijn” Zo is Simon de tovenaar toegelaten tot de doop, ook de Moorman en anderen.((*Handelingen 8:13 *Handelingen 8:37 *Handelingen 10:46-47)) Of //kinderen, //die uit gelovige en gedoopte ouders geboren zijn. Dus geen kinderen van ongelovigen, die geen deel uitmaken van de gemeente en niet gedoopt zijn. Want alleen het nageslacht van de eersten is in het verbond begrepen, volgens Handelingen 2:39 “Want voor u is de belofte en voor uw kinderen”, maar dat van ongelovigen niet.((*Genesis 17:7 *Lucas 18:16)) Het maakt daarbij niet uit of een kind uit een ongelijk huwelijk geboren is, van een gelovige met een ongelovige, of dat beide ouders christen zijn, want de apostel noemt deze kinderen ‘heilig’((*1 Korintiërs 7:14))ofwel rein en voor de Heere afgezonderd volgens het verbond. Daarbij is het geen verhindering dat we niet weten of al deze kinderen die uit gelovige ouders geboren zijn wel uitverkoren zijn, want we moeten Gods verborgen oordelen niet onderzoeken. We houden met recht al degenen die uit christenen geboren zijn voor waarschijnlijk uitverkoren. ==== 30. Zal men volwassenen en kinderen op dezelfde wijze tot de doop toelaten? ==== Nee, de volwassenen zal men niet eerder dopen dan nadat ze behoorlijk onderwezen zijn in het geloof van Christus, of tenminste in de eerste beginselen van de christelijke leer, het abc van het christelijk geloof, de catechismus; die de ruwe en onverstandige mensen de eerste grondbeginselen van het geloof in Christus leert.((*Hebreeën 6:1)) En verder, voordat men ze dopen zal, zijn ze verplicht haar geloof voor de gemeente te belijden. Matteüs 3:6 ”en zij lieten zich in de rivier de Jordaan door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden.” Dat wil zeggen dat ze de leer van de vergeving der zonden uit genade, van harte omhelsden en aannamen. Ook in de eerste kerk eiste men een zodanige bekentenis van de leerlingen, die zeer verschillend is van de paapse oorbiecht. Daarom noemt de apostel in 1 Petrus 3:21 de doop “een bede van een goed geweten tot God” Dit ziet namelijk op de vraag van de onderwijzer in de beginselen der hoofdpunten, daar de leerlingen gevraagd werden van de voornaamste artikelen des geloofs; en het gebruik van de doop op antwoorden. Hierop ziet de uitspraak van Tertullianus “de ziel wordt bekrachtigd, niet door het wassen, maar door het antwoorden”.((In zijn boek over de opstanding van het vlees.)) Maar als men de kleine kinderen der gelovigen dopen zal, zo moet van van hen niet het dadelijk geloof dat uit het gehoor is vorderen, nog de belijdenis van het geloof die zelfs God niet van hen eist, want zij kunnen het zelfs nog niet kennen en uitdrukken vanwege hun kind zijn. Daarom de wijze van vragen en antwoorden: //gelooft gij?- ik geloof// en //verzaakt gij? - ik verzaak//, zoals die bij de volwassenen gebruikt wordt, is voor de kinderdoop zeer ongerijmd en ongefundeerd, gezien op hun kind zijn. ==== 31. Zal men volwassenen die, terwijl ze ongelovig zijn, begeren gedoopt te zijn, ook mogen dopen? ==== In het geval van Turken, Joden of van heidenen die soms de doop verlangen vanwege maatschappelijke voordelen, voor eigen gewin en profijt, daarom zal men ze niet mogen dopen, want de doop is een sacrament van de wedergeboorte, daarom behoort ze geen dekmantel te zijn van huichelarij en vuil gewin. Men zal ze alleen mogen dopen als ze van harte betuigen dat ze de godzaligheid niet veinzen om vuil gewin. Verder dat ze ook de mohammedaanse leer of het vals jodendom of heidendom verzaken. Ook moet duidelijk zijn dat ze de christelijke leer verstaan, omhelzen en van harte belijden en bekennen dat ze in de gekruiste Christus geloven. Als hun levenswandel en geloof door de tijd heen wel getoetst is, en ze de gemeente goede hoop geven, dan mogen ze tenslotte gedoopt worden. Zo antwoordde Filippus de Moorman toen hij begeerde gedoopt te worden: “Indien gij van ganser harte gelooft zo is het geoorloofd.” En hij antwoordde en zei “ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.” Deze woorden bevatten de zuivere vorm van de belijdenis die ze ten tijde van de apostelen van de dopelingen vorderden en eisten. ==== 32. Zal men de kleine kinderen van ongelovigen die kennelijk van Christus vervreemd zijn en die door hun ouders verlaten zijnde, door christenen worden opgevoed, terstond dopen? ==== Nee, totdat ze volwassen geworden zijn en in de christelijke leer grondig onderwezen zijnde belijdenis doen van hun rechtzinnig geloof en daardoor betuigen dat ze door God uit genade begiftigd zijn met het recht der kinderen Gods en dat ze van de wereld afgezonderd en geheiligd zijn. Daarom moesten alle volwassen ongelovigen in de oude kerk eerst leerlingen zijn aleer ze gedoopt werden. Als dat onderricht gevolgd is en het geloof beleden, mag men hen de doop geenszins weigeren.((*Handelingen 10:47)) ==== 33. Zal men de kinderen ook dopen van hen in de gemeente, die door boos en verkeerd leven, te kennen geven dat ze niet werkelijk van de gemeente zijn? ==== Ja, toch wel, want de goddeloosheid van de ouders behoort de kinderen van de gemeente niet tot nadeel te strekken, Ezechiël 18:4, 20 “de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid van de vader” Men moet ook niet zien op de goddeloosheid der naaste ouders, maar op de godzaligheid van de gemeente, die toch ook hun moeder is. En ook mag men zien op de voorouders die godzalig geleefd hebben, want Paulus zegt in Romeinen 11:16 “is de wortel (de voorouders) heilig, dan ook de takken(de nakomelingen).” Daarom werd ook de besnijdenis van de kinderen van goddeloze Joden niet geweigerd. Daarom worden ook de kleine kinderen die uit overspel geboren zijn, door de gemeente niet terug gezonden, ofschoon de ouders hen niet bekeren, als ze nochtans door anderen als de ouders ten doop gebracht worden. Augustinus leert dit ook,((In brief 75 aan bisschop Aurelius.)) als hij besluit dat als iemand geboren wordt uit gebannen ouders, dat hij nochtans zulk een ban niet onderworpen is, omdat hij geen deel heeft aan de zonde van die ouders. ==== 34. Zal men de kleine kinderen van roomsen wel tot de doop van de rechtzinnige gemeente toelaten? ==== Men houdt het er terecht voor dat er in de roomse kerk (de vuiligheid des pausdom) nog een gemeente is ten aanzien van de uitverkorenen, die zich te zijner tijd zal openbaren. (???Of die te zijner tijd openbaar zal komen.) In 2 Tessalonicenzen 2:4 wordt gezegd “dat de tegenstander die zich verheft en stelt boven al wat God is (dat is de antichrist) of die zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien dat hij een God is," (niet in de tempel in Jeruzalem, want die zal volgens het getuigenis van Christus niet herbouwd worden, maar in de gemeente die volgens Paulus in de brief aan de Korintiërs de tempel van God wordt genoemd). Zo, al is het met veel gebreken besmet, is het kleed en kenteken van het christendom naar zijn wezenlijke vorm en gestalte daar nog behouden. Immers de grondstukken van de christelijke godsdienst als de (belijdenis van de) Drie-eenheid en de persoon van Christus worden er beleden. Daarom blijft het verbond van God hun deel, zoals Paulus van de Joden zegt in Romeinen 3:3-4: "Zal hun ontrouw de trouw van God tenietdoen? Volstrekt niet".((*Romeinen 11:25)) Ook worden de kinderen van de Joodse en Samaritaanse gemeenschap, kinderen voor God genoemd, alhoewel ze aan de Moloch geofferd werden en besmet werden met allerlei valse godsdiensten. Ze onderhielden toch de besnijdenis en bleven de wet met de mond belijden. Maar tegelijk omhelsden ze allerlei afgodische godsdienst van de omringende volken.((*Ezechiël 16:10 *Ezechiël 23:4)) Daarom behoort men de kinderen van roomsen, als er iemand van de ouders dat wenst, en als er iemand bij is die belooft ze godvrezend op te voeden, naar mijn gevoelen van de doop niet uit te sluiten. ==== 35. Zal men wel kinderen dopen, men leest nergens uitdrukkelijk dat men ze dopen zal? ==== Ja, toch wel, want het wordt nergens verboden. En alhoewel het ook nergens uitdrukkelijk en letterlijk gezegd wordt, toch wordt het wel bedoeld met woorden die van gelijke waarde zijn en door noodzakelijke gevolgtrekkingen te maken. - Aangezien er overeenkomst is tussen besnijdenis en doop, (behalve dan in de uiterlijke handeling van de ceremonie) want beiden betekenen dezelfde inwendige en geestelijke zaak, namelijk de vergeving van zonden en de doding van het vlees. Ze zijn beiden beelden van de wedergeboorte. Beiden zijn een teken van de inlijving en aanneming in Gods gemeente en huisgezin. Allebei spreken ze van dezelfde Christus, in de besnijdenis in de belofte en in de doop als gekomen zijnde. Ze zijn tekenen van hetzelfde verbond, dezelfde wil van God is vast om dat verbond te verzegelde. De doop is ook gekomen in de plaats van de besnijdenis waarmee alle jongetjes van acht dagen oud besneden werden.((*Genesis 17:12 *Kolossenzen 2:11,12)) De positie van de kinderen van de christenen is nu in het Nieuwe testament wat de jongetjes betreft niet minder. Anders zou Christus door zijn komst bij zijn volk teweeggebracht hebben dat Gods genade nu veel donkerder, enger en minder geopenbaard en betuigd zou worden dan ze tevoren aan de Joden geopenbaard was. Dat zou toch al te lasterlijk tegen Christus zijn. Als men Gods gebod van de besnijdenis niet afwijst, dan kan men ook de kinderdoop niet afwijzen. Maar aangezien de manier waarop de kinderen in het verbond waren opgenomen door de besnijdenis aan de apostelen toen genoegzaam bekend was, heeft Christus het voldoende geacht een algemeen gebod aangaande de doop te geven. Hij heeft het niet nodig gevonden iets over de kinderen in het bijzonder te verordenen. - Ze zijn in het verbond net zoals de kinderen van de Israëlieten aan wie de verbond belofte gedaan is: "Ik zal uw God zijn," dat betekent, Ik zal mij over u ontfermen, "en de God van uw zaad na u". In deze woorden is de belofte van Gods vaderlijke gunst begrepen en de vergeving van de zonden en het eeuwige leven is er in begrepen.((*Genesis 17:7)) Als de ouders deze woorden door het geloof aannemen dan houdt dat niet alleen een een geestelijk of een allegorisch bedoeld zaad in, maar ze slaan ook op hun eigen kinderen die ze zelf ontvangen hebben, ja zelfs tot in het duizendste geslacht toe. Deze belofte betreft de kinderen der christenen evengoed als destijds de kinderen van de Joden. En in Handelingen 2:38 zegt Petrus: Bekeer u en laat en ieder van u gedoopt worden, want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere onze God er toe roepen zal. En Christus beveelt dat men tot Hem zou brengen de kleine kindertjes, dus niet die al wat ouder waren en zelf al lopen konden, maar die nog heel klein aan moeders borst waren en door hun moeders tot Hem niet geleid, maar gedragen werden opdat Hij ze zou aanraken.*((Matteus 19:13)). Hij heeft hen ook omhelst en in Zijn armen genomen; Hij heeft door Zijn gebed en zegening hen aan de Vader opgedragen om hen te bewaren en door het opleggen van Zijn handen heeft Hij hen geheiligd. Dit kan niet anders begrepen worden dan dat Hij hen in genade aangenomen heeft.*(()) En tenslotte heeft Hij ook duidelijk van die kleine kindertjes gesproken als Hij hen nodigde tot Zijn gemeenschap. (Matteus 19:14 Laat de kinderen begaan en verhindert hen niet bij Mij te komen, want voor zodanige (voor zulke kleine kinderen en voor diegenen die aan hen gelijk Zijn) is het Koninkrijk der hemelen). En Petrus noemt in 1 Petrus 2:2 degenen die door de Gods Woord herboren zijn om onsterfelijk te leven: als pasgeboren kinderen. En ook in Mattheüs 18:4 Wie zich dan zal vernederen als dit kind, die is de belangrijkste in het Koninkrijk der hemelen.‭ en in vers 14 ‭‭Zo is het ook niet de wil van uw Vader, Die in de hemelen is, dat een van deze kleinen verloren gaat.‭ Want het is zeker dat Christus de kleine kinderen voor goed kent en aanneemt, anders zou hij hen niet prijzen die aan deze kindertjes gelijk geworden zijn. \\ Dat het koninkrijk Gods ook toekwam aan de kleine kindertjes die door het bevel van Herodes omgebracht zijn, dat geeft het evangelie voldoende te kennen als bij die geschiedenis de schriftplaats uit Jeremia 31:15 aangehaald wordt. We lezen immers in Mattheüs 2:17 en 18 van de heilige martelaren, de kinderen van Rachel. \\ Daarom, die de belofte die in het woord van de doop begrepen is toekomt, van de gemeenschap met Christus en het eeuwige leven, die komt ook toe, naar Gods ordinantie en beschikking, het teken zoals dat bij het sacrament hoort. En zo is er nu geen andere manier om ze tot Christus te brengen dan dat ze door de doop in de gemeente, die het lichaam van Christus is, opgenomen worden. Immers ze kunnen de leer zelf nog niet begrijpen. - Alhoewel nu is het gehoor volgens ((*Romeinen 10:17)) het gewone middel om het geloof te werken; en het is ook onmogelijk om zonder geloof God te behagen; ((*Hebreeën 11:6)) toch is in de kleine kinderen wel het zaad of de kiem van het geloof en van de vernieuwing door de Heilige Geest, alhoewel ze nog geen kennis hebben van goed en kwaad ((*Deuteronomium 1:39)). Want God acht ze niet voor onrein, maar Hij neemt ze aan tot Zijn kinderen en heiligt ze vanaf hun geboorte zoals we lezen in ((*1 Korinthiërs 7:14)) Uw kinderen zijn heilig. Dat betekent dat er in hen een verborgen werking en verlichting door de Heilige Geest is, die een nieuwe beweging en toegenegenheid naar God werkt op haar eigen manier, voorzover we kunnen opmerken, zonder het Woord. In hen die onderwezen kunnen worden is evenwel het Woord het enige zaad van de wedergeboorte. ((*1 Petrus 1:23; *Romeinen 8:16)) De Heere heeft immers in Johannes de Doper, die Hij in het lichaam van zijn moeder al heiligde, laten zien wat Hij bij machte is om te doen. ((*Lucas 1:15, 41)) \\ We moet aan God echter Zijn verborgen werken en oordelen overlaten, want de gemeente paar niet te oordelen over de dingen die verborgen zijn. ((*1 Petrus 1:23)) \\ De gebeden der gemeente voor de kinderen van de gelovigen die gedoopt worden zijn ook niet tevergeefs, als de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest over hen aangeroepen wordt, dan verkrijgen ze datgene waar ze om bidden. ((*Matteüs 18:19)) Al is het niet zoveel het ieder in het bijzonder aan gaat, dan geldt dit toch in het algemeen voor de kinderen der gelovigen. Daar uit mogen we opmaken dat ze in genade zijn aangenomen en met de Heilige Geest begiftigd en daarom behoren gedoopt te zijn. ((*Handelingen 10:47)) - Want hoewel de kleine kindertjes niet in daden hebben gezondigd vergeleken met de overtreding van Adam (Romeinen 5:14), toch zijn ze als Adamskind zondig. Ze zijn van het menselijk geslacht dat uit Adam voortkwam. Ze zijn in hem gestorven ((*1Korintiërs 15:22)). Ze zijn naar Psalm 51 ((*Psalm 51:7)) in zonde ontvangen (tegen de mening van de Pelagianen) en ze zijn uit het vlees geboren ((*Johannes 3:6)) en zijn daarom van nature kinderen des toorns ((*Efeziërs 2:3)). Er sterven ook elke dag kinderen, niet minder als de volwassenen. \\ Daarom, opdat ze God behagen en in het Rijk van God binnengelaten zouden worden, waarin niets kan komen dat onrein en besmet is, ((*1 Korintiërs 15:50; *Openbaringen 21:17)) zo hebben ze nodig dat ze een klein vonkje hebben van de kennis van God die ze naderhand volkomen zullen genieten. Ook hebben ze nodig de afwassing van de zonde en de zuivering van de aangeboren verdorvenheid, die ze vanaf de geboorte met zich meedragen, ofwel de wedergeboorte waar de doop een zegel van is. \\ Daarom behoort de doop aan de kleine kinderen niet geweigerd te worden. Johannes 3:3-5: Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, hij kan het koninkrijk van God niet binnengaan. - Aangezien het gebod van te dopen algemeen is en de hele gemeente behelst, waarvan de kleine kinderen ook leden zijn en zelfs een groot gedeelte uitmaken, daarom moet men dit gebod niet alleen op de volwassen toepassen, maar ook op de kinderen van de gelovigen. Want Paulus bedoelt de hele gemeente als hij zegt dat ze gereinigd is door het waterbad in het Woord ((*Efeziërs 5:26; *Matteüs 28:19)) \\ Als er staat alle volken, dan horen daar de kinderen bij. - Aangezien de kleine kinderen, vanwege dat ze nog heel jong zijn, het Woord van God nog niet begrijpen kunnen en ook niet daadwerkelijk kunnen geloven; ook kunnen ze het geloof en de boetvaardigheid, waar de doop net als eertijds de besnijdenis een sacrament van is, nog niet belijden en de onderlinge samenhang daarvan bevestigen zoals de volwassenen. ((*41))Toch zijn ze wel, in plaats van eigen de belijdenis van het geloof, in de gemeente uit het volk van God geboren. Ze zijn daarom niet alleen in het verbond, maar worden ook door gelovigen ten doop gebracht. Deze gelovigen beloven voor haar en gevraagd zijnde antwoorden ze voor haar. \\ Augustinus ((*23.)) Alhoewel de kleine kinderen het geloof niet hebben dat in de wil van de gelovigen bestaat, zo maakt haar nochtans het sacrament des geloofs gelovig. \\ Ze weten ook niet van de Heilige Geest alhoewel die toch in hen is; ze weten niet dat ze een ziel hebben en dat ze leven, toch mag men daarom niet zeggen dat ze geen ziel hebben en niet leven. \\ Tenslotte is het ook genoegzaam dat ze gedoopt worden op hun toekomende bekering, boetvaardigheid en geloof, net zoals de kinderen van de Israëlieten besneden werden op hun toekomstige boetvaardigheid en geloof, alhoewel ze het Woord Gods en de verborgenheid van de besnijdenis niet begrepen. \\ Christus heeft ook de kleine kinderen gezegend en veel goeds toegewenst al was het duidelijk dat ze niet begrepen wat Christus deed. - Want wat de instelling van de doop gebiedt: namelijk dat degenen die gedoopt zullen worden eerst onderwezen zijn ((*Matteüs 28:19)); en als er gezegd wordt dat Johannes predikte de doop der bekering, ((*Marcus 1:4)) omdat hij degenen die hij dopen zou eerst leerde; (uit welke tekstplaatsen de wederdopers de kinderdoop tegenspreken) dat moet men niet zo strikt aan het vervolg van de woorden verbinden. Men kan dat immers alleen op hen doen slaan die door hun volwassenheid ook geleerd en onderwezen kunnen worden. Of op kinderen die vreemd van het verbond zijn, want die moet men wel eerst onderwijzen alvoor men hen doopt. \\ En anders moet men het toepassen op de jonge kinderen die in het verbond zijn en het evangelie niet kunnen horen, terwijl ze wel mogen en moeten gedoopt worden. Ze zijn immers in de gemeente geboren en ze horen daarom bij de gemeente zelfs aleer ze nog geleerd en onderwezen kunnen worden. Het is voor hen voldoende als ze dan pas geleerd en onderwezen worden als ze daartoe in staat zijn. \\ Alhoewel het Woord ook niet van het teken gescheiden is als ze in de gemeente van God als kleine kinderen het sacrament ontvangen. \\ Op die manier betreft de hele spreuk: //Wie gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. En wie niet gelooft zal hebben // (welteverstaan: al is hij gedoopt) //die zal verdoemd worden, //niet de kinderen der gelovigen, maar het betreft degenen die het evangelie kunnen horen. Zoals ook de spreuk van de apostel ((*2 Tessalonicenzen 3:10)): //Wil iemand niet werken dan zal hij ook niet eten// gezegd wordt van een soort van mensen die tot hun jaren gekomen zijn. Ook dan laten we dit dus niet op allen slaan. \\ Men kan ook niet simpel zeggen dat aangezien men allen die geloven dopen moet, dat daarom allen behoren te geloven die men moet dopen; aangezien een algemene bevestigende uitspraak niet eenvoudig maar in een andere algemene gevolgtrekking verwisselt kan worden. De woorden:// die men dopen zal// en //die geloven// strekken zich ook niet even wijd uit. Maar wel deze woorden: //die men dopen zal// en //die men voor lidmaten der gemeente moet houden//. - Want Paulus betuigt in 1 Korintiërs 10:2 dat al de Israëlieten die door de Rode Zee gingen gedoopt zijn; terwijl onder hen, daar ze met zoveel duizenden waren, ook veel kinderen geweest zullen zijn die het voorbeeld van onze doop ontvingen. Daarom is het ook vals om te zeggen dat er niet een plaats in de Schrift is die betuigt dat er ook kinderen gedoopt zijn. Ja wat meer is, de apostelen, alhoewel men niet met name leest dat ze kinderen doopten, hebben nochtans hele huisgezinnen gedoopt. Daarvan zullen de kinderen zeker niet het kleinste deel geweest zijn. ((*Handelingen 16:15 en *18:8; *1 Korintiërs 1:6)) \\ Men kan hier ook niet met recht zeggen dat dit een wijze van spreken (synekdoche) is waar een klein deel als een groter geheel aangeduid wordt, dus dat men daarbij alleen de volwassenen moet verstaan met uitsluiting van de kindertjes. Waarom deze uitvlucht? Het moet naar de natuur en de eis van de zaak toch echt van de kinderen verstaan worden. - Ook de Vaderen zeggen dat de gewoonte van het dopen van kinderen vanaf de apostelen af tot hun tijd toe de gewoonte is geweest. Origenes zegt ((in 6.ad Rom.)), //De kerk heeft de instelling van de apostelen ontvangen de kinderen ook te dopen// en Augustinus, sprekend van de kinderdoop zegt: ((De peccatorum merit & remis. lib 6 & contra Donat. lib 4, cap 13)) //'t Geen de ganse kerk onderhoudt is in de conciliën niet ingesteld maar is altijd geweest en gelooft men terecht niet anders ingestelt te zijn dan door de autoriteit van de apostelen. //Daarom is het dan ook vals dat men van het pausdom zegt dat de kinderdoop niet zozeer gegrond is op het uitgedrukte gebod van de Schrift, of op enig voorbeeld daarin, maar alleen op een besluit en ordinantie van de kerken ==== 36. Aangezien het teken degenen toekomt die deel hebben aan de belofte, waarom de kleine kinderen gedoopt worden, zal men hen dan ook het avondmaal des Heren uitreiken? ==== Sommige oudvaders zijn van dat gevoelen geweest, zoals Cyprianus ((Serm. 5 de lapsis)) en ook Augustinus ((Lib. de excl. dogmat. cap. 52)) daartoe bewogen zijnde door de woorden uit Johannes 6:53 //tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf.// \\ Maar wij gaan daar niet in mee; want deze plaats spreekt niet van het sacramenteel eten, maar van het geestelijk eten. Het spreekt van het geloof waardoor de gelovigen die op Christus steunen levend gemaakt worden. Ze vertrouwen dat hij voor hen Zijn lichaam heeft opgeofferd en Zijn bloed heeft uitgestort. Op deze wijze is het vlees van Christus voor ons een spijs en Zijn bloed voor ons een drank geworden. \\ Ook werd daarvoor wel aangedragen de spreuk: //die de belofte toekomt, die komt ook het teken toe//. Dit is wel waar, maar dan wel naar Gods schikking en naar de eigenschap van ieder sacrament. In dier voege namelijk dat het sacrament der inlijving zowel aan de kinderen als aan de volwassenen op gelijke wijze medegedeeld wordt; alhoewel in het Oude Testament alleen aan de manspersonen, en ook niet eerder dan op de achtste dag; maar in het Nieuwe Testament zowel aan de manlijke als aan de vrouwelijke personen zonder daarvoor een vaste tijd te bestemmen. \\ Maar het sacrament van de voeding werd in het Nieuwe Testament alleen aan de volwassenen meegedeeld; en dat vanwege het bijzondere doel en de verscheidenheid van de omstandigheden van werking en daad. \\ En zo heeft het Avondmaal zijn eigen doel, opdat in de openbare vergadering de dood des Heren in het gebruik daarvan verkondigd zou worden; daarin is ook vereist dat ieder die ten avondmaal zal gaan zichzelf eerst oprecht beproeft. De bijzondere handelingen betreffen ook de uiterlijke ceremonie, als eten en drinken, die voorwaar in de kinderen geen plaats hebben. \\ Ook was de besnijdenis in het Oude Testament ook voor de jonge kinderen; maar het Pascha alleen voor degenen die vanwege hun leeftijd konden vragen wat het inhield en beduide((*Exodus 12:26)). \\ Hierom zegt het bekende versje: \\ //Ebrius, infamis,erroneusatque furentus. \\ Cum pueris, Domini non debent fumere corpus.// \\ Oftewel: Dronkaards, kwalijk beruchte dwaalgeesten, onzinnigen en kinderen behoren aan de tafel des Heren niet te gaan. ==== 37. Waarom wilde Christus in zijn dertigste jaar gedoopt worden, daar Hij immers de vergeving der zonden en de wedergeboorte niet nodig had? ((*Lucas 3:23)) ==== Christus geeft hier zelf het antwoord op aan Johannes, toen die hem weigerde te dopen. In Matteüs 3:15 lezen we: //Laat het nu gebeuren, want op deze wijze past het ons alle gerechtigheid te vervullen. //Alsof Hij wilde zeggen: Ieder het zijne, U uw ambt, Ik het Mijne. Dat Jezus zich toen aan die ceremonie heeft willen onderwerpen, dat heeft Hij gedaan om verschillende redenen. - Hij deed dit om daarmee de leer, de doop en de hele bediening van Johannes de Doper te bevestigen en te getuigen dat Hij die voor goed hield. Daarmee prees Hij ons ook het gebruik van de sacramenten aan door Zijn voorbeeld. - Hij deed dit opdat Hij op het juiste moment als het het allerbest paste, namelijk toen Hij Zijn predikambt wilde aanvangen en het Nieuwe Testament ter hand nam. Op dat moment heiligde Hij onze doop in Zijn lichaam, Hij heeft die met ons gemeen, als een vaste band van vereniging en gemeenschap die het Hem belieft heeft met ons te maken. Ook betuigde Hij daarmee dat dezelfde dingen in onze doop onzichtbaar plaatsvinden die in Zijn doop op zichtbare wijze geschied zijn, als de hemel openging en de Heilige Geest in de gedaante van een duif neerdaalde. - Hij gaf daarmee ook te kennen dat Hij om die reden in de wereld gezonden was om gedoopt, dat is gedompeld te worden in de dood, om daarmee onze zonden door Zijn bloed af te wassen. Zoals we lezen in Lucas 12:50 //Ik moet gedoopt worden met een doop, en hoe beklemd het Mij totdat het volbracht zij.// - Hij deed dit opdat de ware werkelijkheid met het voorbeeld of de figuur en schaduw overeenkwam. Net zoals de Hogepriester als hij ingewijd werd, eerst aan zijn hele lichaam gewassen werd met water en daarna de priesterlijke kleding aangedaan hebbend, voor het volk gesteld werd met geluid van bazuinen, Zijn hoofd met olie gezalfd;((*Exodus 29:4-6 *Numeri 10:3)) (dit geschiedde ook als koningen gewijd werden) zo heeft ook Christus gedoopt willen worden. Opdat Hij geordineerd en bevestigd zijnde van de ganse godheid, de dienst van het Evangelie zou aanvangen en beginnen. De stem van de Eeuwige Vader die van de hemel klonk was als de bazuin; de olie was de Heilige Geest die in de gedaante van een duif neerdaalde, Christus met Zijn vleugels omvatte en op Hem ruste. \\ Ja de stem van de Vader, sprekend van Christus: Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.((*Matteüs 3:17)) (waar Ik mij in verblijd en verlustig) komt zeer wel overeen met het opschrift op de voorhoofdplaat van de hogepriester: //De heiligheid des Heren … zodat zij welgevallig zijn voor het aangezicht des Heren.((*Exodus 28:36, *Exodus 28:38)) //ofwel dat Hij een welbehagen in haar hebbe. ==== 38. Wat bedoelt Paulus in 1 Korintiërs 15:29 als hij spreekt van een dopen voor de doden? ==== De tekst luidt: "Wat zullen anders zij doen, die zich voor de doden laten dopen? Indien er in het geheel geen doden opgewekt worden, waarom laten zij zich nog voor hen dopen?" Daarmee wil hij beslist niet leren: - dat men zelfs de doden moet dopen (wat gedurende lange tijd gewoonte is geweest, zoals blijkt uit het derde Concilie van Carthago, hoofdstuk 6); - of dat de doden met wijwater moeten worden besprengd, zoals de papisten uit deze plaats concluderen; - of dat de doop //ex opere operato //voor zover het een werk is dat de doden nut doet, zoals de papisten zeggen dat ze een mis voor de doden doen en hun graven met wijwater plegen te bekwispelen; - of dat we voor iemand die zonder doop gestorven is, een ander die nog leeft moeten dopen, zoals de Marcionieten deden, en welke verkeerde handelwijze Tertullianus vermeldt, en waarvan men ook zegt dat het een Joods gebruik was, waar men van leest in Numeri 19:12, waar de naaste vrienden zich in zijn plaats door de priester lieten reinigen; - of dat men willens en wetens de doop tot het laatste uur van de dood moet uitstellen; - of dat we hen die in doodsnood op bed liggen moeten dopen; - of dat we voor de zielen van de gestorvenen in het vagevuur moeten waken, op de grond liggen, bidden, vasten en vrijwillig een kruis dragen, om hun zonden te verzoenen, zoals de papisten dromen. Zeker niet, in deze uitleggingen wordt de zin en de mening van de woorden niet goed getroffen, omdat het woordje 'voor' (//hyper//) niet altijd betekent: 'in plaats van' of 'op de plaats van'. En het is ook niet geloofwaardig dat deze bijgelovigheden en kwellingen voor de doden en het dopen van de zieken ten tijde van de apostelen in gebruik geweest zijn (wat echter naderhand is opgekomen, zoals Epiphanius getuigt((In refut. Cherinthi.))): dat sommigen, als ze met de kennis van Christus en het geloof begaafd waren, toch de doop uitstelden, hetzij uit vrees, hetzij om enige andere oorzaken, totdat ze de doop in hun ziekte voor hun dood begeerden, en zich pas dan tot de gemeente en tot Christus begaven, opdat ze zonder het openbare getuigenis van de zaligheid, daar de Heere geboden heeft de gelovigen mede te tekenen uit deze wereld niet zouden scheiden: eindelijk is dit bijgeloof daar nog bij gekomen, dat sommigen de doop met voorbedachten rade tot het uur van de dood toe uitstelden, opdat ze daarna, als ze doop ontvangen hadden, niet weer zouden zondigen. En ik acht het ook niet geloofwaardig dat deze manier in zwang zou geweest zijn toen Paulus nog leefde, want anders zou hij niet verzwegen hebben wat voor bijgeloof daarin gelegen was. In dit vers ziet de apostel dan ook op: - de oude wijze van doen van sommige gemeenten, die de mensen op de doden, dat is: boven op de dode lichamen van de gestorvenen, die in de graven lagen, of op de graven van de gestorvenen, of bij de beenderen van de doden, doopten, om daarmee te kennen te geven dat ze met Christus aan de zonden gestorven waren, en bereid waren om te sterven om Christus' wil, en dat ze de opstanding der doden geloofden. Deze uitleg is eenvoudig, en verdraait de woorden van de apostel niet. Want het woord //nekros // (een dode) betekent eigenlijk een menselijk lijk, en het woord //hyper // (voor), met een genitivus, wordt vaak bij de Grieken gebruikt voor 'daarboven' of 'bovenop', ter aanduiding van de plaats waar het gebeurt. - Of hij verstaat daaronder het einde van de doop, zoals Theophilactus het uitlegt: omdat namelijk degenen die als doden gedoopt worden, voor doden werden gedoopt, opdat de zonde in hen uitgeblust of gedood werd. - Of hij ziet op de zekere hoop op de opstanding, en om een remedie of hulpmiddel te hebben tegen de dood, daar de doop een zegel en pand is van de vergeving van zonden, de wedergeboorte en de opstanding van het vlees. - Of hij bedoelt daarmee het gebruik van de Joden, die afwasten wie de doden hadden aangeraakt((*Numeri 19:12 *Prediker 34:10)). - Of hij ziet op het dopen van de doden zelf, welk gebruik naar verluidt ook door christenen is onderhouden geweest.((*Handelingen 9:37)) Zo was ook het gebruik van de heidenen, die voor hun uitvaarten hun doden wasten en zalfden. Deden de eersten het in de zekere hoop op de toekomende opstanding, de laatsten door een valse nabootsing, uit eergierigheid, bijgeloof, en een ijdele zorg voor de gestorvenen. Het is niet zo dat Paulus deze manier van doen wil prijzen en goedkeuren, al weerspreekt hij haar niet. Ook zegt hij niet: waarom worden //wij//, te weten: wij ware christenen, voor de doden gedoopt, maar hij onderscheidt de bijgelovigen van de gelovigen door te zeggen: wat zullen //zij //doen, en waarom worden //zij //voor de doden gedoopt? Hij weerlegt hen dus aan de hand van hun eigen ceremoniën en manieren van doen, waarmee zij in feite getuigenis aflegden van de hoop op de opstanding. ==== 39. Zal men ook levenloze dingen dopen, zoals bijvoorbeeld kerkklokken en dergelijke? ==== - Zeker niet, want men leest niet dat de doop anders ingesteld is dan alleen voor de mensen, Christus is immers alleen voor hen mens geworden en gestorven. - Want het sacrament van de werdergeboorte komt alleen toe aan hen die ook wedergeboren kunnen worden. Die levenloze dingen die de gerechtigheid van het geloof niet toekomt, die komen ook de sacramenten niet toe. De doop komt ook niet meer toe aan klokken dan aan ossen en ezels, want ze noemen ze lichtvaardig met de naam van een mens in de naam van de Vader en de zoon en de Heilige Geest. ==== 40. Aan wie wordt de betekende zaak van de doop meegedeeld? ==== Alleen de uitverkorenen en gelovigen die door aanneming kinderen van God en broeders en mede-erfgenamen van Jezus Christus zijn. Want bij al de gaven van Christus wordt deze voorwaarde gedaan dat we er alleen deel aan zullen krijgen als we geloven. Alleen van de gelovigen wordt gezegd: //maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods; 1 Korintiërs 6:11// ==== 41. Moet men het aan zijn bijgeloof of aan zijn godsdienstigheid toeschrijven dat de grote Constantijn liever in de Jordaan gedoopt wilde zijn? ==== Hij wilde in de Jordaan gedoopt worden en niet ergens anders, omdat daarin ook onze Zaligmaker gedoopt was. Bovendien wilde hij zich niet eerder laten dopen dan nadat hij 65 jaar oud was en op het einde van zijn leven, toen wilde hij alsnog met haast gedoopt worden door Eusebio, een Ariaan, de bisschop van Nicomedië.((Tripart. hist. lib. 3. cap. 12; Euseb. de vita Constantini Lib. 4)) \\ Dit is te wijten aan zijn bijgeloof of superstitie. Want niet de plaats is hierbij van belang, maar de instelling van God en de zaak die er door uitgebeeld wordt. Het is ook beter dat de doop in de samenkomst bediend wordt dan heimelijk in de huizen, want zo zal er ook in het openbaar in de samenkomst over gebeden kunnen worden en deze gebeden zullen niet vruchteloos zijn.((*Matteüs 18:19)). En ook is het belangrijk dat veel mensen weten wie de medeburgers der heiligen en de huisgenoten Gods zijn. ==== 42. Op welke dagen zal men dopen, op werkdagen of feestdagen? ==== Vroeger werden er wel bijzondere dagen voor verordineerd. Er kwamen veel leerlingen uit de heidenen tot de gemeente, daarom werd er dan een bijzondere dag voor vastgesteld, zoals op Pasen of Pinksteren, deze dagen werden daarom wel doopdagen genoemd. Ook de tweede zaterdag na pasen, die //quasi modogeniti// (van de pasgeborenen?) werd genoemd en de zondag voor Pasen die ze Witte Zondag noemden (nu is dat Witte Donderdag). Deze naamgevingen zijn voortgekomen uit de wijze waarop vroeger de volwassenen bij de doop met nieuwe kleding gekleed werden. Later werd het langzamerhand gebruikelijk dat de dopelingen in witte kleding verschenen om gedoopt te worden. Hieruit is ook het gebruik van het witte hemd (de doopjurk) ontstaan dat de kleine kinderen aangedaan wordt als ze bij het doopvont gebracht worden. Dit gebruik is niet alleen zonder enig nut en profijt, maar is ook bijgelovig te noemen. Alhoewel het algemeen gebruik is, weet men over het algemeen niet waarom dit zo gedaan wordt. Wel is het zo dat er een bepaalde dag verordineerd was voor de besnijdenis. Maar wij zijn zowel voor volwassenen als kinderen niet meer gebonden aan bepaalde dagen, als het maar een dag is dat de gemeente samenkomt om het Woord van God te horen en hun gebeden tot God te doen. Als het maar naar de instelling van Christus godzalig, eerlijk en ordelijk geschiedt.((*1 Korintiërs 14:4)) Laten we schijn vermijden dat de enen dag belangrijker is voor de godsdienstoefening dan de ander. \\ //Galaten 4:10 Gij onderhoudt dagen, en maanden, en tijden, en jaren. 11 Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.// ==== 43. Mag men zich voor de tweede keer laten dopen? ==== Alleen in het geval iemand gedoopt is in de naam van God, zonder ieder der personen te noemen, of als maar een van de personen overgeslagen is, of als de doop gedaan is door ketters die de leer van de drie-eenheid loochenen, zoals Marcionieten, Arianen en Geestbestrijders en dergelijke. Want de formule van de doop is daarin niet gehandhaafd, zo is namelijk op het concilie van Nicea besloten; zie daarvoor Hoofdstuk 19. Als men zich daarna laat dopen, dan wordt men niet werkelijk herdoopt, maar met de ware doop van Christus gedoopt. \\ Als echter de doop op een wettige manier geschied is, naar de instelling en het voorbeeld dat Christus ons heeft voorgeschreven, dan is het niet geoorloofd om die te herhalen. - Want het wordt nergens zo geboden. In tegenstelling tot het avondmaal waarvan we lezen: Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, enz. 1 Kor 11:26. \\ Men leest ook niet dat ze ooit door iemand herhaald is, net zomin als eertijds de besnijdenis, die in de plaats van de doop gekomen is, herhaald werd.((*Genesis 17:14, *1 Korintiërs 10:2)) \\ Van de sacramenten moet men in tegendeel, oordelen naar de woorden van God als we lezen in Efeze 4:5 //Een Here, een geloof, een doop.// - Als men eenmaal op wettige wijze God heeft aangeroepen in Geest en waarheid, dan behoort dat nimmermeer voor niet gedaan gehouden te worden.((Matteüs 18:19-20)) - Ook is de doop eensacrament der wedergeboorte. En het is genoeg eenmaal herboren en in de gemeente of het koninkrijk van God in te gaan. Want net zoals iemand niet opnieuw op natuurlijk wijze geboren kan worden, zo kan iemand die eenmaal geestelijk door God wedergeboren is niet opnieuw wedergeboren worden. Augustinus zegt ook(( In Iohan. tra 11 en 12)) //Gelijk de vleselijke geboorte een is; zo is ook de geestelijke wedergeboorte een.// \\ Het sacrament van het avondmaal daarentegen waarin wij gevoed worden met het lichaam en bloed van Christus, moet dikwijls herhaald worden zoals we ook dikwijls moeten eten om gevoed te worden. \\ Ja, die God eenmaal verkoren en tot kinderen aangenomen heeft, die verwerpt Hij nimmermeer. Want //de genadegaven van God zijn onberouwelijk, Romeinen 11:29.// En die eenmaal waarlijk aan Christus gegeven is, al wijkt hij soms af, hij wordt zeker niet uitgeworpen, Johannes 6:37En: //de ontrouw van de mensen zal Gods trouw niet teniet doen.// \\ Maar wat betreft de afvalligen die helemaal van het geloof afvallen, In Hebreeën 6:4-6 lezen we: //Het is onmogelijk degenen die eens verlicht zijn geweest, // (of gedoopt, te weten die nadat ze in de Here onderwezen waren, belijdenis gedaan hebben van het christendom, en door de doop in de gemeente aangenomen) //en daarna afgevallen zijn// (te weten in de algemene of totale afval van Christus,) //weder opnieuw tot bekering te brengen. //En dus kan de genade der vernieuwing niet opnieuw door het sacrament van de doop aan hen verzegeld worden. Op deze manier hebben Damascenus en andere Oudvaders deze gevolgtrekking hieruit gemaakt. - Ook is de betekenis, de kracht, het gebruik, de nuttigheid en de vrucht van de doop niet maar voor een zeker ogenblik van tijd; of alleen voor de tijd die in het verleden ligt. Nee, het ziet zeker ook op de toekomende tijd, zolang het leven duurt van de gedoopte((*Romeinen 6:2 en verder)). Want hetgeen Paulus in Romeinen 3:26 zegt, dat Christus onze Verzoener geworden is tot vergeving van de vorige zonden, dat is niet te verstaan alsof hij de andere zonden uitsluit. Nee, hij bedoelt dat Christus door de Vader juist aan die arme zondaren gegeven is die door het proef-ijzer van hun geweten gekwetst zijnde naar de medicijnmeester smachten en verlangen. De doop is niet bedoelt voor hen die daarin aanleiding nemen om ongestraft te blijven en zich vrij tot de zondigen te begeven. Ook David hoefde na zijn zonde niet opnieuw besneden hoefde te worden, maar hij had alleen nodig om daar weer aan terug te denken om tot berouw te komen. Want mensen die eenmaal de doop der bekering ontvangen hebben, tot vergeving van hun zonden, die hebben altijd een getuigenis en onderpand van Gods verbond en van de voortdurende afwassing der zonden die wij in het bloed van Christus hebben.((*Marcus 1:4, *Lucas 3:3)) Ze moeten hun doop daarom dikwijls in gedachten hebben om het vertrouwen in de vergeving van onze zonden steeds meer in onze harten te versterken. Immers de eenmaal gedane belofte blijft altijd: //Wie gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn zal zalig wezen.// Die belofte wil ons, als wij ons bekeren, als met uitgerekte armen ontvangen en aannemen. Christus gebruikt in deze uitspraak daarom ook de toekomende tijd. ==== 44. Zei Hiëronymus niet dat de mensen, na de schipbreuk der menselijke natuur, twee planken of tafels der zaligheid gegeven zijn, de doop en, als de eerste plank verloren is, de penitentie of boetvaardigheid? ==== Men moet de spreuken der oudvaders, zoals ook de rechtsgeleerden van hun wetten zeggen, wel met een korreltje zout nemen. Men mag de spreuk , die wat merkwaardig schijnt te luiden, wel gebruiken tegen de Novatianen, namelijk dat de boetvaardigheid nog rest voor hen die na de doop over hun zonden treuren en beangst zijn. Zo heeft Johannes de jongeling((Eusebius hist. eccles. boek 3, hfdst. 23)) die kapitein van de moordenaars was geworden weer geroepen. Zo nodigt hij ook de gemeenten in Klein Asia tot bekering.((*Openbaring 3:3-19)). En Paulus roept ook de Galaten, die na hun doop gevallen waren, tot de genaden van de beloften van de doop((*Galaten 3:27)); en zo ook de Korintiërs((*1 Korintiërs 12:18)). \\ Maar het is een ongerijmd gevoelen als men het verstaat alsof de eerste plank of tafel, namelijk de doop of de genade van de vergeving der zonden die men in de doop ontvangen heeft, als men die helemaal verloren zou hebben, zoals de papisten dat leren, dan door voldoende innigberouw of verslagenheid, biecht en voldoeningen weer zou kunnen verwerven en verkrijgen. Integendeel: Gods verbond is eeuwig bevestigd en onveranderlijk. Jesaja 54:8-10 en Hosea 2:18 //Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid.// Van deze belofte is immers de ontvangen doop een bevestiging. ==== 45. Is het gebruik van de doop een vrije of middelmatige zaak? Men zou er dan vrij in zijn om ze te gebruiken of zorgeloos na te laten, zonder verhindering van de zaligheid. Of is ze wel noodzakelijk? ==== Het is voor de kerk van Christus noodzakelijk. De kinderen van de christenen moeten en behoren gedoopt te worden. Dus dit is het uitgangspunt voor de kinderen der christenen. Maar als het door iets verhinderd is, dan is men wel verplicht om ze te begeren en naar al zijn vermogen daar naar te staan, nochtans is het niet zo simpel, precies en absoluut, dat degenen die zo zonder gedoopt te zijn sterven, met name de christenkinderen, niet zouden kunnen zalig worden. Dit is wel de mening van Augustinus((De nuyt. & consub. boek 2 Hfdst. 17 en 18)), en ook de mening van hen die zeggen dat de doop de eerste trap en ingang der zaligheid is; ze sluiten daarmee allen buiten de zaligheid die niet gedoopt zijn, terwijl het duidelijk is dat ze de doop niet hebben veracht. \\ Maar wij verklaren ronduit dat dit ons gevoelen niet is. - Want zo wordt Gods genade en de kracht van Zijn verbond groot ongelijk gedaan. Hij belooft daarin immers dat Hij de God van de gelovigen en hun kinderen zal zijn; en dat Hij zijn genade uitstrekken zal tot over het duizendste geslacht. Exodus 2:6. - Het zou ook ongerijmd zijn voor de kleine kindertjes die eertijds voor de achtste dag, op welke naar de wet de besnijdenis moest plaatsvinden, gestorven zijn; of voor degenen die in de woestijn veertig jaar lang niet besneden waren; of voor de christenkinderen die vroeger voor Pasen of Pinksteren (want dat waren de dagen dat de doop in de gemeente vaak werd bedient) ongedoopt buiten hun schuld stierven, alsof zij niet zouden kunnen zalig zijn. Wat een kruis zou het ook voor hun ouders in hun geweten wezen als ze moesten geloven dat hun kinderen, die gestorven zijn voor hun doop, niet zouden kunnen zalig zijn? \\ Waarom zou het kind ook de schuld van een ander moeten dragen? Ja, dit leert Thomas zelfs ((. par. qu. 68. art. 8)), dat de kindertjes alsdan gedoopt worden met de doop des Geestes //(baptisma flaminis)// als ze niet mogen gedoopt worden met de waterdoop //(baptismus fluminis)//. - De sacramenten zijn geen werkende oorzaken, maar alleen getuigenissen en verzegelingen van onze zaligheid. Ze geven nog nemen door haarzelf de genade. Het derven zelfs van de tekenen kan de kinderen niet schaden; maar wel het moedwillig verachten of verzuimen van het teken door de ouders.((*Exodus 4:24; *Jozua 5: 3,4,5)) - De moordenaar aan het kruis, die zich bekeerde, was niet door de zichtbare doop gedoopt, maar toch heeft hij de onzichtbare doop wel gehad. Ditzelde moet men dan ook gevoelen van de kinderen die niet hebben kunnen gedoopt worden. Genesis 17:14 //En de onbesnedene, de man namelijk, die het vlees van zijn voorhuid niet laat besnijden, die mens zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten. //Dit is gezezegd van de volwassenen, dat wil zeggen: de volwassene die zich niet //wil //laten besnijden. Nu, datzelfde wordt bedoeld met de woorden: //Wie niet zal gedoopt zijn//. Dus, wie niet //wil// gedoopt worden. Dit wordt ook gezegd in Johannes 3:5 //tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. // ( Deze plaats is voor Augustinus een vast bewijs dat zij die zonder doop sterven in het Rijk van God niet kunnen komen)((Aug. contra Donatisten, lib. 4 cap. 21 en 23)). Maar deze plaats moet men niet laten slaan op de kleine kinderen die, niet door eigen schuld, maar omdat ze te snel sterven, niet gedoopt kunnen worden; nee, dit betekent dat men de gewone gelegenheid om te dopen niet moet verzuimen als men in de gelegenheid is om er gebruik van te maken. Of zo men wil, dat, al is het dat men nog niet in der daad gedoopt is, men toch de hartelijke wens moet hebben om ze te ontvangen. Zo legt ook Thomas het uit((Part. 3, Qu. t, art. 2)); en zoals ook Ambrosius van de keizer Valentiniano zegt((Lib. de vita Valent.)): Dat hij gedoopt was door begeerte, wens en wil; al was hij niet daadwerkelijk gedoopt door het waterbad. Want hij kwam naar Ambrosius toe om gedoopt te worden, maar hij stierf onderweg. De doop is namelijk niet het element van het water op zich, maar het is het levende water van de Heilige Geest die aan de ziel doet wat het water aan het lichaam doet. Zo wordt dus onder de naam van water en Geest hetzelfde bedoeld. Het is een manier van spreken die we ook vinden in Matteüs 3:11 //die na mij komt, … die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. //Is dat niet ??? de Geest die in de wedergeboorte het werk doet, en de natuur heeft van vuur. Deze doop des Geestes is in de wedergeboorte absoluut nodig. ==== 46. Zal men de doop bedienen zonder bezwering, dat wil zeggen zonder verzaking en wegblazing van de satan en de duivelen? ==== Het werkwoord //Excorcizein, (//daarvan is het woord excorsisme of bezwering), is iemand bij goddelijke zaken, zoals bij God of bij Christus bezweren door iets te zeggen of te doen als we lezen in Matteüs 26:63 // Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. //En in Handelingen 19:13 bezwoeren de zonen van Sceva de duivel door Jezus, die Paulus verkondigde. Hiervan komt het woord //excorsisten, //bezweerders. Er is een ware bezwering als een bijzondere gave van de heilige Geest. Men leest in het boek Handelingen dat de apostelen, en andere gelovigen met hen, duivelen uit de bezetenen uitdreven. Ook zegt Christus in de evangelieën: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, maar dat geschiedde niet bij de doop. zoals ook Tertullianus in zijn verantwoording schrijft. Men moet daarom ook deze wijze van doen niet onderhouden: - Want Christus heeft niet bevolen iemand te bezweren toen hij het bevel tot de doop gaf. - Want Christus heeft i de doop de duivel verdreven. Cyprianus zegt daarover:((epistel ad magnum)) Gelijk de schorpioenen en slangen, die op het land heel gevaarlijk zijn, als ze in het water gegooid worden hun kracht verliezen en hun venijn niet kunnen behouden, zo kunnen de duivels hun macht niet behouden in degenen die gedoopt en geheiligd zijnde, door de Heilige Geest beginnen bewoond te worden. - Ook hebben de apostelen de doop bediend zonder bezwering. - Ook doopt men niet degenen die van de duivel bezeten zijn, noch de heidenen die de duivelen dienen, maar alleen degenen die heilig, medegenoten van het verbond der genade en lidmaten van Christus zijn. Van het is het ongerijmd om te zeggen dat ze onder de macht van de duivelen zouden wezen. - Bovendien is het ambt van bezweren samen met de gave van wonderen alleen voor een tijd geweest. Net zoals de ziekenzalving, waarbij de zieken die door de ouderlingen van de gemeente, onder aanroeping van de naam van Christus, gezalfd werden, gezond werden.((*Jacobus 5:14)) Dat was tot de tijd toe dat het evangelie over de hele wereld verbreid was. - Ook is het nooit gebruik geweest bij de besnijdenis van de kleine kinderen Dat de heidenen die gedoopt zouden worden, zoals Tertullianus schrijft((lib. decor. milit. & contra Marcione lib. 7)) soms voor de doop, onder handoplegging van de bedienaar, betuigden dat ze de duivel en zijn engelen en alle wereldse pracht verzaakten, dat was in de oude kerk een openbaar getuigenis van hun bekering. De dopeling blies daarbij en klapte in de handen, om daarmee aan te geven dat hij de satan en zijn hele rijk verfoeide en verloochende. \\ Maar in het pausdom wordt dit gedaan door degene die doopt; hij blaast in het gezicht van het kind dat gedoopt wordt; dit zijn daarom dwaasheden en verwerpelijke grillen. ==== 47 Is het nodig dat er getuigen, die men peter en 'gevaders' noemt, bij de doop zijn? ==== Het is niet echt nodig, het wordt in de schrift nergens uitdrukkelijk geboden, maar men hoeft het ook niet simpel af te keuren of te verwerpen. - Want het is voortgekomen uit de gewoonte die men vanouds had bij het dopen van de leerlingen. Ze gaven niet alleen zelf antwoord als men hen van hun geloof ondervraagde, maar men stelde ook getuigen en borgen van hun geloof, handel en wandel. - Het strijd niet tegen de schrift. - Het is een oude gewoonte in de kerk van Christus - Het is niet onbehoorlijk of oneerlijk. - Het komt voort uit de liefde. - Er heeft niemand hinder of schade van, maar het strekt tot nut en zaligheid van het kind. - Het strekt ook tot stichting van de gemeente. - Zoals in de natuurlijk geboorte, om de baring te bevorderen een vroedvrouw behulpzaam is, zo gebruikt men ook in de geestelijke geboorte van de doop iemand als een vroedvrouw om het kind te onderwijzen in de dingen die het geloof en het christelijk leven aangaan en betreffen. Maar men zal daarvoor zulke getuigen en borgen nemen die zelf behoorlijk weten wat ze beloven aangaande het onderwijzen, sturen en vermanen van de kinderen. Ze moeten, als het nodig zou zijn, klaarblijkelijk in staat zijn om dit te kunnen doen. ==== 48 Waarom geeft men de kinderen bij het dopen hun namen? ==== - Omdat men dit vroeger bij de besnijdenis placht te doen.((*Lucas 1:59, *Lucas 2:21)) - Om daarmee aan te geven dat wij dan eerst bij God in enige achting en bij naam gekend zijn als wij herboren worden. Dan zijn we nieuwe mensen ofwel kinderen van God geworden. We hebben daarmee onze eerste naam waarmee we kinderen des toorns genoemd werden, terzijde gesteld. - Opdat, zo vaak wij aan onze naam denken, wij ook aan het verbond en de beloften van God in de doop denken. We denken dan aan zijn betekenis; ook aan onze plicht die daarmee samenhangt. Want we zijn gedoopt in de dood van onze Here Jezus Christus opdat wij ook met Hem zouden sterven en ook met Hem tot in een nieuw leven zouden opstaan; en tenslotte opdat wij in Christus dienst ingeschreven zijnde, onder Zijn leiding en vaandel ernstig zouden strijden en vechten tegen Zijn en onze vijanden. ==== 49 Welke namen hoort men te geven? ==== Oorspronkelijk gaf men namen, ofwel vanwege iets wat samenhing met de omstandigheid bij de geboorte, zoals Izak of Jacob; ofwel door een profetische ingeving, om een verborgen werk van God te laten weten; of ook wel ter gedachtenis aan iets wat in het verleden plaatsvond, zoals Adam (uit bloedrode grond) of Israël (vorstelijk strijder); of ook wel om aan te geven wat er gebeuren zal, zoals Eva, Abraham en Johannes. \\ Nu zijn er zoveel namen; alhoewel het niet zo belangrijk is hoe iemand genoemd wordt, want de naam helpt niet om zalig te worden; toch zijn de gelovigen schuldig om de beste en godzaligste namen voor hun kinderen uit te kiezen. Ze moeten geen namen kiezen die algemeen zijn, zoals namen van ons beroep of ambt, ook geen vreemde, ongewone, goddeloze namen, die onbekend zijn of geen enkele betekenis hebben. Men kan beter wezenlijke, gebruikelijke, heilige, bekende en betekenisvolle namen kiezen die de drager tot lering en vermanig dienen, of namen van mensen die vanwege hun godzaligheid in de schrift geprezen worden als voorbeeld tot navolging. Of men gebruikt tenminste namen van onze voorouders die niet met afgoderij besmet zijn geweest en ook zulke die ons tot godzaligheid en een oprechtheid leven mogen onderwijzen. \\ Men gebruike niet namen van hen die ons een verkeerd voorbeeld in gedachten zouden brengen en die genomen zijn van trotse en bloeddorstige mensen. De gedachtenis van zulke mensen behoren de vromen met recht te haten.((*Lucas 1:54, *Hosea 2:16, *Psalm 16:4)) ==== 50 Is het predikambt hoger dan het ambt om te dopen? ==== Ja, dat is het. Want men leest nergens dat Christus, die het evangelie verkondigd heeft, ook iemand heeft gedoopt.((*Johannes 4:2)) En Paulus heeft er maar zeer weinig gedoopt. Want Christus zegt hij //heeft mij niet gezonden //dat wil zeggen in het bijzonder en voornamelijk //om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen.// 1 Korintiërs 1:17. En Petrus heeft zelfs het huisgezin van Cornelius niet gedoopt, als was hij er wel bij aanwezig, maar heeft het door anderen laten dopen.((*Handelingen 10:48)) \\ Daarom doen zij ook dwaas die de sacramenten, die op zich heilig en voortreffelijk zijn, al te veel toeschrijven. ==== 51 Waarin verschillen de doop en het avondmaal, en waarin komen ze overeen? ==== - Zij verschillen in de wijze en ten aanzien van de tekenen en ook wat betreft de daden en belangrijkste doeleinden. Want in de doop gebruikt men water waarmee men uitwendig het lichaam besprengt en deze besprenging van het bloed van Christus geschiedt inwendig. En het belangrijkste en voornaamste doel daarvan is de afwassing der zonden en de aanneming tot kinderen van God, de inplanting in Chistus en in Zijn gemeente. \\ Maar in het avondmaal gebruikt men brood dat men breekt en eet. En de gemeenschap met het lichaam van Chistus geschiedt inwendig. Men gebruikt ook de drinkbeker waaruit men drinkt en men heeft gemeenschap aan het bloed van Christus. Het doel van het avondmaal is de geestelijk voeding van de inwendige mens. \\ Dat is dus het belangrijkste onderscheid tussen doop en avondmaal in de uitwendige tekenen. - Zij verschillen ook in gebruik, want het sacrament van de doop mag men maar eenmaal gebruiken. Maar als men het avondmaal dikwijls en ernstig gebruikt moet dat dienen om de dood des Heren daarmee te verkondigen en daaraan te denken. - Zij verschillen ook in het onderwerp, want de doop komt de kinderen toe, al is het dat het gebruik ook van toepassing is op de volwassenen, maar het avondmaal des Heren betreft met name de volwassenen en ouderen. \\ Nochtans komen ze hierin overeen dat het //genus// (???) (geslacht, klasse, soort) of het algemeen woord ??? en de auteur van beiden een is. Ook bestaan ze beiden uit twee delen, namelijk uit een aardse en uit een hemelse zaak. Het algemene doel is één, ze hebben dezelfde betekenende zaak, want de gemeenschap met christus wordt zowel in het ene als in het andere verzegeld; beiden zijn ze zegelen van het verbond en de belofte der genade; ze zijn beiden van gelijke waardigheid. Paulus getuigt dat we in de doop in Christus worden ingelijfd en Christus aan doen.((*Romeinen 6:4,5 *Galaten 3:27)) Maar het een stelt ons Christus voor als een bad der wedergeboorte met het teken van het water; en het ander stelt ons Hem voor als een voedsel voor onze ziel met het teken van spijze en drank. ==== 52 Is het ene sacrament niet beter als het andere? ==== Niet ten aanzien van //het wezen//, \\ dat wil zeggen, niet daarin alsof men in de doop alleen ontving de gave van de genade van Christus en niet Christus zelf, maar in het avondmaal het lichaam en bloed van Christus, alhoewel ze niet allen zijn genade ontvangen (zoals ons tegensprekers zeggen); daar het doel ofwel de relatie en opzicht in beiden een en hetzelfde is, die ook de daadwerkelijke uitwerking van beiden mag genoemd worden, te weten onze vereniging of vergezelschapping met Christus die zowel in de doop als in het avondmaal verzegeld wordt.((*Efeziërs 3:6 *1 Korintiërs 10:16,17)) Maar alleen //in de reden//, \\ dat is ten aanzien zowel van ons begin of opgang in Christus, als van onze toeneming en onderhouding in Hem; want inzoverre het meer is om geboren te worden, als om gevoed te worden, inzoverre mag het sacrament der wedergeboorte gesteld worden boven het sacrament van voeding namelijk het heilig avondmaal. Daar het uitnemender is voor het eeuwige leven gevoed en gekoesterd te worden, (in dier voege dat men altijd herboren mensen blijft), zou men kunnen zeggen dat het heilig avondmaal gesteld worden vóór de doop. \\ Maar aangezien de waardigheid van beiden heel en al hangt aan de betekende zaak, namelijk de gemeenschap die wij aan Christus hebben, alhoewel de doop ons die afbeeld door het waterbad en het avondmaal door de spijze en de drank, toch is het beter dat men zich matige in de vergelijking van beiden, opdat het niet schijne dat men de een meer toeschrijft dan de ander. \\ Want het water in de doop is niet minder, op een sacramentele wijze van spreken, het bloed van Christus als de wijn in het avondmaal het bloed van Christus is.((*1 Petrus 1:2)) En het is ook niet minder om in de doop in Christus ingelijfd te worden, met Hem gekruisigd te worden, te sterven en begraven te worden, te verrijzen en Christus aan te doen, als in het avondmaal Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken. En tenslotte wordt ons een en dezelfde Christus voorgesteld in de doop als een wasvat, een ingang tot het huis des Heren, en als een kleed; en in het avondmaal als een spijs en drank; om Hem door het geloof meer en meer te genieten. ==== 53 Wat zijn de doeleinden van de doop? ==== Die zijn twee: het eerste ziet op ons geloof tot God, het tweede ziet op onze belijdenis en bekentenis tot de mensen. Ten eerste: - Omdat de doop ons voorschildert de dood, de begrafenis en de opstanding van Christus; en ons leert van de vergeving van de zonden en die als een goddelijk zegel aan de gelovigen verzegelt.((*Handelingen 2:38 *Handelingen 22:16)) - Zij leert ons van de doding en vernieuwing van onze natuur. Christus belooft die door Zijn Geest in ons te bewerken en te volbrengen. Hier in dit leven nog onvolkomen, maar toch wel zodanig dat de zonde die in ons woont niet zal heersen, maar van dag tot dag door de genade van de Heilige Geest, gedood worde.((*Efeze 5:26 *Titus 3:5,6 *Romeinen 7)) Zoals we ook lezen in 2 Korintiërs 4:16 //nochtans wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd.// - Zij is een zegel en pand van onze vereniging en gemeenschap met Christus; opdat wij weten dat wij zo bij Christus behoren en met Hem verenigd zijn als de leden met hun Hoofd. We hebben daarom deel aan al zijn bezittingen en zullen met Hem deel hebben aan Zijn erfdeel. Zoals we lezen in 1 Korintiërs 12:13 //want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt. //Daarom bewijst Paulus dat wij kinderen van God zijn //omdat wij Christus in de doop aangedaan hebben((*Galaten 3:26,27)); d//at wil zeggen, omdat wij door het getuigenis van de doop bij Christus, de Zoon van God behoren en met Hem verenigd zijn. - De doop is een instrument of werktuig waardoor de rijke uitstorting van de Heilige Geest over ons komt met Zijn gaven, zoals geloof, hoop, liefde; en en andere deugden en krachten worden ons door Hem meegedeeld. Zoals we lezen in Titus 3:5,6 //Door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geestdie Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort. // \\ Net zoals ook Augustinus zegt: Door de doop zijn we lidmaten van Christus geworden en //uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen. //Johannes 1:16. - De doop onderwijst ons dat wij gelijkvormig moeten worden aan het beeld van de Zoon van God; zowel in het kruis, de dood en de begrafenis, alsook in de verlossing, opstanding en toekomende heerlijkheid((*Romeinen 8:19)). - De doop verwekt ons om onze naasten zonder vooringenomenheid en met liefde tegemoet te treden; onszelf voortdurend te doden ofwel te bekeren en om ons leven tot eer van God te leven((*Romeinen 6:4)). - Zij dient tot de volle verzekerdheid en versterking van ons geloof; en ook tot troost in elke aanvechting, omdat ze een getuigenisbrief is dat God met ons verzoend is door Zijn Zoon. We zijn immers in Hem ingegrift; Zijn verdiensten en weldaden komen ook ons toe en wij zijn in Hem ook tot kinderen van God aangenomen. Ook wil de Vader ons door zijn Geest regeren, van de eeuwige dood verlossen en tenslotte wil Hij ons het eeuwige leven schenken. ==== 54 Worden deze weldaden gelijkelijk door allen genoten die de doop ontvangen. ==== Nee, want allen zijn daarin niet hetzelfde. Want de inlijving en inplanting in Christus en de weldaden die daaruit volgen worden de verworpenen (ofschoon ze gedoopt worden), zeker niet inderdaad meegedeeld, (alhoewel ze hen wel echt aangeboden worden) maar alleen ten aanzien van het sacrament. Want God roept alleen diegenen krachtig, en rechtvaardigt ze, wederbaart ze en verheerlijkt ze die Hij daartoe ook verkoren en verordineerd heeft. ((*Romeinen 8:30)) Maar de uitverkorenen, hetzij kinderen of volwassenen, worden evengelijk, of door de doop of voor de doop, ingelijfd en begiftigd met de toerekening der gerechtigheid, de vergeving der zonden en met het recht op het eeuwige leven; want ze zijn alleen evengelijk kinderen van God. \\ Maar de wedergeboorte geschiedt niet in allen op dezelfde manier; en ook de gaven van de Geest, het geloof, de hoop en de liefde worden aan allen niet in gelijke maat geschonken, of door allen in gelijke maat ontvangen, maar alleen naar de mate dat het God belieft en goed denkt. De gelijkenis van de talenten((*Matteüs 25:14)) leert ons dat heel duidelijk. En we lezen in Efeze 4:17 //Aan elk van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus.// Men neemt de vruchten van de wedergeboorte in de één meer en groter waar dan in de ander. ==== 55 Welk is het tweede doel van de doop? ==== Om onze belijdenis voor de mensen te betuigen. Want de doop is ook een pand, veldteken en krijgslivrei, of kenteken en leus waarmee wij openlijk voor de mensen en de engelen van God betuigen dat we bij Gods zichtbare gemeente willen gerekend worden; we willen daarin ingelijfd worden en ons onder de dienst van Christus begeven. We willen onder Hem de strijd voeren. We verklaren namelijk dat we in de dienst van de enige ware God, Vader, Zoon en Heilige Geest, of in de enige ware godsdienst met alle christenen eensgezind zijn; dat we vreemd zijn van alle andere sekten onder de mensen die God niet in waarheid aanroepen zoals Hij zich in zijn woord geopenbaard heeft. En zo dienen en eren we God met onze belijdenis. ==== 56 Wat is de vrucht van de doop? ==== De verzegeling van de heilzame gaven van Christus en van onze rechtvaardigheid voor God; en de rust in ons geweten voor God, als God de zaligheid uit genade om Christus wil aanbiedt, opdraagt en belooft; het geweten stemt dat dan toe en neemt de beloofde genade door het geloof aan. Daaruit ontstaat de gerustheid van ons gemoed en geweten voor God. Ze houdt het in zichzelf voor zeker met God verzoend te zijn door de opstanding van Jezus Christus((*1 Petrus 3:21)). Ze geeft daarbij ook de zekere hoop om in het koninkrijk der hemelen binnen te gaan. ==== 57 Blijven al de zonden, of worden ze in de doop weggenomen? ==== Vanwege de natuurstaat blijven de zonden inderdaad voorzover het de kracht, of de wortel en de materie van de zonde betreft. Maar ze worden weggenomen vanwege de stand van de persoon wat aangaat de schuld of de **??? form** (ik ben niet zeker over dit woord, het kan hier en elders niet met vorm vertaalt worden, het omvat behalve de vorm ook de **daadwerkelijke handeling**) die de gelovigen niet toegerekend wordt, want in Romeinen 8:1 lezen we: zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn. Dat wil zeggen, al de zonden, zowel erfzonde als daadwerkelijke zonden, worden in de doop vergeven((*Ezechiël 36:25 *Zacharia 13:1 *Marcus 1:4 *1 Korintiërs 6:11 *Hebreeën 10:2 *Romeinen 11:26,27 en glossa ad Romeinen 6)). Daarom zegt Ambrosius: //Gods genade scheld ons alle onze zonden in de doop om niet// kwijt//,// en, //de begeerlijkheid wordt in de doop weggenomen, niet opdat ze niet meer in de mens zij, maar opdat ze hem niet //hindere//. // \\ En ten andere wordt de zonde dagelijks meer en meer gedood((*Romeinen 6:6-12)), totdat ze eindelijk in de dood ten enenmale tenietgedaan en weggenomen zal wezen. \\ Dus dwalen degenen zeer die menen dat men door de doop in dit leven in dezelfde gerechtigheid en volkomenheid of zuiverheid van natuur gesteld wordt als Adam voor de val gehad heeft. - Want de zonde blijft wonen in hem die de vergeving der zonden door de doop verkregen heeft((*Romeinen 7:17,18)). Maar niet om in hen te regeren of te heersen; nee, het is de bedoeling dat de wedergeboren mens de zonde als een vijand zou overwinnen, binden, onderdrukken en kwellen; zoals men van Adonibezek((*Richteren 1:6)) leest die door de Israëlieten overwonnen werd. Laten men zo de zonde de handen en de voeten afsnijden en doden, totdat men haar geheel en al ten onder gebracht heeft. - De verdrukking des levens, ze zijn de straf der hel geweest en zijn alszodanig weggenomen; toch blijven ze nog wel, maar niet tot wraak of straf, maar tot beproeving en oefening; en tot meerder eer voor ons, opdat de inwonende zonde daardoor gedood zou worden; en opdat ons geloof en onze godzaligheid daardoor geoefend en vermeerderd zou worden. Zoals gezegd wordt in Richteren 3:1 //Dit nu zijn de volken, die de Here liet overblijven om door hen al die Israëlieten op de proef te stellen. //Met de bedoeling dat de lidmaten niet ongelijk zullen bevonden worden aan het Hoofd in wie ze ingelijfd zijn. Romeinen 8:17// immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.// ==== 58 Wat is het juiste wettelijk gebruik van de doop? ==== Als wij ze gebruiken met het doel waarvoor ze door Christus ingesteld is; namelijk dat we in Christus alleen, zoeken en door het geloof aannemen, de vergeving van de zonden, de vernieuwing van onze natuur en de hemelse erfenis. We moeten de doop daarin zien als een goddelijk getuigschrift van die weldaden, die zo lang wij leven ons geloof zal versterken, en ons steeds zal betuigen dat de belofte der genade ons toekomt. En ook dat wij, daar ons onze zonden vergeven zijn, in genade aangenomen zijn. Ook onderwijst en vermaant de doop ons dat wij op deze conditie of voorwaarde gedoopt zijn, dat wij zouden wandelen in een vernieuwd leven; en ons met heel ons bestaan naar het eeuwige leven zouden uitstrekken. ==== 59 Wat is de vrucht van de kinderdoop? ==== De kinderdoop strekt tot troost van de ouders, want het teken dat aan het kind gegeven wordt, versterkt als door een ingedrukt zegel, de belofte die aan de gelovige ouders gedaan is, namelijk dat de Here niet alleen haarzelf, maar ook haar kinderen tot een God zal zijn. Daardoor verblijden ze zich uitermate en maken Gods goedertierenheid groot. \\ De kinderdoop strekt daarnaast ook tot onderwijzing aan de kinderen als ze ouder worden; ze worden er door aangezet om die God ernstig en ijverig te dienen, die hen zo ernstig en plechtig met zo'n bijzonder zegelpand der aanneming, tot zijn kinderen aangenomen heeft, nog voor ze Hem, vanwege hun klein kind zijn, als een Vader konden erkennen. ==== 60 Welke dingen strijden hiertegen? ==== - Ten eerste de dwalingen van de papisten: - Ze leren dat de doop van Johannes anders is geweest dan de doop van de apostelen. - De reine en eenmalige instelling van de doop door Christus besmetten ze door daaraan van alles toe te voegen, zoals zout, olie, honing, blazing???, speeksel, bekruisen??? en brandende waskaarsen. - Ze verwarren de kinderdoop met de volwassendoop door het vooraf stellen van vragen over het geloof en het ontvluchten van de duivel. - Ze zeggen dat de doop voor alle gedoopten, zowel ongelovigen als gelovigen, door het dopen zelf (//ex opere operato//) de genade aanbrengt, rechtvaardig maakt, zonden vergeeft en ook heilig en heerlijk maakt. - Ze beweren ook, wat nog maar kort geleden door sommige mensen verzonnen is, dat de doop een teken indrukt in de ziel. Dat ingedrukte teken noemen ze een //karakter,// dat niet verwijderd kan worden, zodat een christen daardoor zelfs ook in de hel van een jood en een heiden onderscheiden kan worden. - Ze leren dat de waterdoop absoluut nodig is om zalig te worden. En dat er dus niemand zonder de doop zalig kan worden. - Ze verwarren het dopen /ambt van bezweren??? en dopen met elkaar. Ze beweren dat ze de duivel uit de dopeling uitdrijven, terwijl iemand die werkelijk door de duivel bezeten is niet zou behoren gedoopt te worden. - Ze laten vrouwen toe, als de zogenaamde nood het vereist, om de doop te bedienen. Als dan het kind toch in leven blijft brengen ze het naar de priester om alsnog het kind ook door hem te laten dopen. - Ze dromen dat het water, of de ceremonieen van de doop een goddelijke kracht hebben. - Ze bezweren en wijden het water van de doop, zoals de tovenaars doen, op de dag voor pasen en pinksteren. Terwijl de apostelen slecht gewoon water gebruikten dat ze overal vinden konden, zoals in Handelingen 8:38 bij de doop van de moorman. - Ze achten het een vereiste om tot driemaal toe in te dopen. - De kleine kindertjes die zonder de doop sterven stellen ze buiten het aangezicht van God en het eeuwige leven. Ze zouden dan in een zogenaamde voorburg der hel zijn, waar ze wel de straf dragen van de ??? schade, maar niet van het gevoelen. Ze begraven deze kinderen ook niet met de andere christenen in de gewijde aarde van het kerkhof maar buiten de gewone begraafplaats, tenzij ze in het lichaam van de moeder 'gedoopt' zijn. - Ze dopen allerhande kinderen. - Ze dopen ook dingen zoals klokken in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; ja, met nog veel meer statie dan bij de doop van mensen. Want het is niemand geoorloofd klokken te dopen dan de bisschoppen alleen; (terwijl het zelfs bij hen aan vrouwen toegelaten wordt om mensen te dopen). Ze geven ook namen van vrouwen aan klokken, bijvoorbeeld //Margaretha// of //Paulina //ik doop u in de naam des Vaders etc. Ze verzinnen ook dat door het geluid van de klokken, die zo gewijd en gedoopt zijn, de duivels, of het leger en de dreiging van de vijand, of ook onweer, hagel en plasregen, cyclonen en onstuimige stormwinden, donder, schadelijke bliksem en weerlicht verdreven worden, ook zou brand en vuur uitgeblust worden en zelfs doden zouden er hun vermaak in hebben. - Ze verzinnen ook een geestelijk familieband tussen de gedoopten, zijn ouders, zijn kinderen en kindskinderen en tussen de getuigen of peten en zijn ouders of kinderen en kindskinderen. - Ze stellen ook dat het teken en de betekende zaak, dat is het water en de Geest, natuurlijkerwijze aan elkaar gebonden en wezenlijk in elkaar zijn. - Ze oordelen dat de doop minder is dan de monnikkengelofte. - Ze bedienen de doop in een vreemde en uitheemse taal. - Ook strijdt hiertegen de valse leer van degenen die staande willen houden, dat door de doop alleen maar de vorige zonden vergeven worden. Hieruit is ontstaan dat veel mensen in de oude kerk de doop ten onrechte uitstelden tot zelfs het laatste uur voor de dood toe. - En ook de dwaling van het gewonen volk dat, aangaande het kind dat hen geboren is, tegen de herder van de gemeente zegt: God heeft mij een heiden gegeven, ik bid u dat gij hem een christen maakt. De doop maakt ons echter geen christenen, maar ze geeft te kennen dat we christenen zijn. - Verder de dwaling van degenen die leren dat de doop veel minder waardig en nuttig is dan het avondmaal. Ze zeggen dat we wel in het avondmaal des heren, maar niet ook in de doop deel aan Christus krijgen. - Ook strijdt hiertegen de leer van de Moren, Abessijnen genoemd, die terwijl ze niet tevreden zijn met de waterdoop, degenen die ze gedoopt hebben terstond met vuur brandmerken. Zoals Seleucus en Hermias uit Galatia, die zoals Augusinus vertelt, niet doopten met water, maar met vuur. Ze verstaan het woord vuur in de uitspraak van Johannes de Doper in Matteüs 3:11 //Die na mij komt zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur//, op een eigenlijk manier, terwijl het oneigenlijk bedoeld is voor de kracht van de Heilige Geest die de harten van de mensen reinigt en verlicht; hij spreekt daar van de inwendige doop. - Ook de dwaling van sommige Oosterse en Zuidelijke naties die hun kleine kinderen tegelijk dopen en besnijden. - Van de donatisten, die de kracht en waarde van de doop afmeten aan de waardigheid van de bedienaar. - Van de wederdopers, die drijven dat men degenen die in het pausdom door de afgodendienaars gedoopt zijn behoort te herdopen. Ook weigeren ze de doop aan de kleinen kinderen en willen dat de doop alleen een teken en //livrei// van de christelijke belijdenis. - De dwaling van Marcion die leerde dat men een en dezelfde mens, zo hij zich schandelijk in zonde verloor, zelfs wel tot twee of drie keer opnieuw behoorde te dopen. En ook de dwaling van de dagdopers, die de dagelijkse doop invoerden vanwege het feit dat de mens toch dagelijks zondigt. - De zonde van hen die, alhoewel ze begiftigt zijn met de kennis van het evangelie, toch hun kinderen in het pausdom door de valse herders laten dopen.