====== De mens ====== ==== 1. Wat verstaat u onder ‘mens’? ==== De mens is niet een lichaam of een ziel apart, maar een schepsel dat met ziel én lichaam door een liefdevolle en sterke band is gevormd tot één zelfstandigheid of persoon. ==== 2. Waarom heeft God de mens als laatste van al Zijn scheppingswerken gemaakt? ==== - Omdat Hij de mens zou scheppen met een lichaam en een ziel, moest Hij daarvóór alles geschapen hebben wat dient tot de gelukzaligheid van zowel het lichaam als de ziel. - Opdat de mens de eerder geschapen dingen zou gebruiken tot de eer van de Schepper. - Opdat heel de wereld in de mens zou worden samengevat en als het ware op een kleine kaart zou worden beschreven, en de mens zo Gods ‘kleine wereld’ zou zijn en een samenvatting van de eerder geschapen dingen. - Omdat God Zich aan de mens wilde meedelen en in hem Zijn intrek wilde nemen. ==== 3. Wie is de Schepper van de mens? ==== Genesis 1:26,27 zegt ons dat Hij Jahweh Elohim is, God de Heere, dat is: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Hij heeft de mens naar Zijn beeld geschapen, zonder medewerking van de engelen. ==== 4. Hoeveel keer heeft God de mens geschapen? ==== Twee keer, want Hij schiep de man én de vrouw, zodat zij mensen naar hun beeld konden voortbrengen.((*Genesis 1:27)) ==== 5. Heeft God hen beiden op dezelfde manier geschapen? ==== Nee, eerst heeft Hij de man geschapen en daarna de vrouw. De man heeft Hij uit het stof van de aarde geschapen, maar de vrouw uit een rib van de man.((*Genesis 2:7,22)) ==== 6. Waarom heeft God de man en de vrouw niet tegelijk geschapen zoals Hij dat bij de engelen deed? ==== Zoals God het begin is in de schepping van alle dingen, mocht de mens het begin zijn in de voortplanting van alle mensen. Dit met als doel dat ze zouden beseffen samen te zijn voortgekomen uit één en dezelfde mens, elkaar zouden liefhebben als gelijken en zich met elkaar verbonden zouden weten door een gemeenschappelijke bloedband.((*Handelingen 17:26)) ==== 7. Waarom is de vrouw uit de zijde van de man en niet uit een ander deel van zijn lichaam geschapen? ==== Ze is voor de man niet geschapen als een heerseres en ook niet als een dienstmeisje, maar als een metgezel en hulp. Daarom moest ze niet voortgebracht worden uit het hoofd en ook niet uit de voeten, maar uit de zijde van de man. Zo kon de man weten dat zij naast hem gesteld behoorde te worden, want hij was zich ervan bewust dat ze uit zijn zijde genomen was. Vervolgens mag ook gezegd worden dat zoals de vrouw uit de zijde van de slapende man is geschapen, zo ook de gemeente verlost is door het bloed en het water dat uit de zijde van de ontslapen Christus aan het kruis is gevloeid.((*Johannes 19:34 *Efeziërs 5:23)) ==== 8. Uit hoeveel delen bestaat de mens? ==== Uit twee delen, het lichaam en de ziel. ==== 9. Waaruit is het lichaam gevormd? ==== Uit het slijk van de aarde. Daarom is de eerste mens Adam genoemd, van //adamah//, rode aarde; en //homo// (mens) van //humo// (aarde). Daarom zegt Paulus van de eerste mens in 1 Korintiërs 15:37 dat hij uit de aarde en stoffelijk is. Tertullianus gaat uit van het Griekse woord en legt het in zijn eerste boek over de opstanding uit als slijkachtig. Door de Grieken wordt de mens naar zijn gestalte //anthropos// genoemd, iemand die zijn gezicht opheft, naar omhoog kijkt en ziet wat er boven hem is. Dat doet denken aan de prachtige tekst van de apostel Paulus: ‘Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn’ (Kolossenzen 3:1,2). Ook Ovidius heeft op een mooie manier over de herkomst van die aanduiding gesproken in het eerste boek van zijn //Metamorfose//: Daar al het gediert’ altijd alleen de aarde aanziet, Heeft Hij de mens het hoofd omhoog doen heffen Om de vastheid van de hemel te zien; en gebood met haast Zijn gezicht recht omhoog te houden, in de richting van de sterren. ==== 10. Is het lichaam van Adam geschapen uit de zogenoemde vier elementen? ==== Ja, dat wordt voldoende duidelijk uit de vier //humores// of vochtigheden waaruit zijn lichaam bestond.((Bucanus gaat hier uit van de klassieke elementenleer, en van de vier lichaamssappen die volgens de oude Grieken de gemoedstoestand van de mens uitmaken: bloed, gele gal, zwarte gal en slijm.)) ==== 11. Waarom spreekt Mozes dan alleen over aarde? ==== Omdat de naamgeving plaatsvindt aan de hand van het belangrijkste onderdeel. ==== 12. Wat leren we van het gegeven dat ons lichaam uit slijk is geschapen? ==== Het houdt ons voor wat onze herkomst en oorsprong is. We zijn namelijk evenals de andere schepselen uit de aarde voortgekomen, en daarom mogen we ons niet in trots verheffen, omdat we eenmaal tot aarde zullen terugkeren.((*Genesis 3:19)) ==== 13. Wat is de wezenlijke kern van de mens? ==== De ziel. ==== 14. Waar komt die naam “ziel” vandaan? ==== Het Latijnse woord voor ziel, //anima//, komt van //anemo//, lucht. Het Griekse woord //psyche// komt van //psychein//, blazen. Door het ademend blazen van lucht wordt in het lichaam immers het leven onderhouden. ==== 15. Is de ziel dan een wind? ==== Nee, ze is onlichamelijk en heeft geen materie. Ze is dus geestelijk, een geestelijk wezen. Als ze van het lichaam gescheiden is, bestaat ze op zichzelf. Ze wordt wind of lucht genoemd, omdat wij dat inademen en daardoor leven. ==== 16. Waaruit bewijst u dat de ziel een geestelijke zelfstandigheid is? ==== In Genesis 2:7 wordt gezegd dat God de levensadem in de neus van de mens blies; en in Prediker 12:7 zegt Salomo als hij over de dood spreekt, dat de geest dan terugkeert naar God, Die de geest gegeven heeft. Christus zegt in het laatst van Zijn doodsstrijd: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest” (Lukas 23:47). En ook Stefanus zei: “Here Jezus, ontvang mijn geest” (Handelingen 7:59). In Matteüs 10:28 lezen we: “En weest niet bevreesd voor hen, die wél het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden.” Bovendien zegt Christus tegen de moordenaar aan het kruis: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn” (Lukas 23:43). Met het lichaam is hij daar niet geweest, maar wel met de ziel. De ziel is vervolgens ook het subject dat alles in zich bevat, alle deugden en ondeugden, alle kennis en kunde. En als de ziel wordt weggenomen, vergaat het levende lichaam. De ziel is dus een essentiële zelfstandigheid die niet afhankelijk is van het lichaam. ==== 17. Hoe is de ziel geschapen? ==== Jahweh Elohim, de Here God, Vader, Zoon en Heilige Geest, heeft – menselijkerwijs gesproken – in de neus van de mens een adem van leven geblazen. In Kolossenzen 1:16 wordt gezegd dat God alles, zowel het zichtbare als het onzichtbare, door de Zoon geschapen heeft. ==== 18. Hoe is dit inblazen van de levensgeest geweest? ==== Er zijn theologen die dit blazen niet anders opvatten dan dat Mozes gewoon gezegd heeft dat de ziel op het bevel van God in het lichaam is gegoten. De oude kerkvaders Justinus, Irenaeus en Tertullianus zijn van mening dat de Zoon van God toen al voor een tijd de gedaante van een menselijk lichaam had aangenomen; en in dat lichaam is Hij dan naderhand aan de aartsvaders verschenen als een voorspel van wat Hij daarna in werkelijkheid metterdaad heeft volbracht. Volgens hen heeft Gods Zoon met Zijn handen slijk genomen en Adams lichaam daaruit gemaakt naar het beeld van de lichamelijke gestalte die Hijzelf droeg. En zo heeft Hij al blazend in Adams neus de ziel in hem gegeven. Daarna heeft Hij een van Adams ribben genomen en daarvan Eva gemaakt. Deze mening van de oude kerkvaders gaat niet in tegen de rechtzinnige leer van het geloof. Christus heeft immers met soortgelijke daden gehandeld – zoals toen Hij uit speeksel slijk maakte waarmee Hij de blinde ziende maakte.((*Johannes 9:6)) En toen Hij blies op de apostelen en hun zo de Heilige Geest gaf, betuigde Hij daarmee dat Hij dezelfde is Die Adam uit het slijk schiep en hem de levende geest inblies. Het blazen waarover Mozes spreekt, is dus een scheppingsdaad geweest en niet het inblazen van Gods wezen of van Gods Geest zelf. Nee, het was het inblazen van de levende ziel! Dat was een zichtbaar teken van een onzichtbaar iets, namelijk van de ziel, die de Zoon van God schiep en in het lichaam van Adam ingoot. Zo was ook het blazen van Christus waarmee Hij op Zijn discipelen blies, niet de Heilige Geest zelf, maar een zichtbaar teken van de Heilige Geest. ==== 19. Waaruit is de ziel dan geschapen? ==== De ziel is niet //uit// God geschapen, zoals de Manicheeërs stellen, want alles wat uit Hem is, is wat Hij Zelf is, en dat is geen ander dan de Zoon en de Heilige Geest; want ze is slechts //door// God geschapen. Ook niet uit hemelse elementen, niet uit de elementen van vuur en lucht, niet uit de vermenging van lichaamssappen, en niet toevalligerwijs uit de allerkleinste stoffelijke elementen. Want daarvan geldt wat Cicero zegt: “Het is niet zo dat een van deze genoemde elementen het vermogen heeft van herinnering, verstand en gedachtenvorming. Ze weten niet van dingen die in het verleden zijn gebeurd, ze kunnen geen dingen van tevoren zien aankomen die in de toekomst gaan gebeuren, en ze begrijpen ook niets van wat er momenteel gaande is, want dat is alleen voorbehouden aan goddelijke dingen.”((Cicero, //Tuscul. question, lib. I//.)) De ziel is geheel uit het niets geschapen, en dat geldt voor ieder mens; daarom wordt God ook een “Vader der geesten” genoemd (Hebreeën 12:9). Terecht haalt Paulus in Handelingen 17:28 uit Aratus aan dat wij van Gods geslacht zijn; dat geldt niet voor Zijn wezen, maar wel voor het feit dat wij met goddelijke gaven zijn bedeeld, zoals de farizeeërs [duivelse gaven hadden en] adderengebroed werden genoemd (Matteüs 3:7 en 12:34). ==== 20. Bent u dan niet van gevoelen dat de ziel die door God is ingeblazen, een deeltje is van Zijn goddelijk wezen? ==== Helemaal niet! Dat zou namelijk betekenen dat het wezen van God gedeeld kan worden, en dat Zijn wezen ook voor een deel veranderlijk en aan de zonden onderworpen is en de straf van de hel zou moeten dragen. Alleen al de gedachte hieraan is ongerijmd en godslasterlijk. De woorden van Aratus “Wij zijn Gods geslacht” worden door Paulus wel goedgekeurd,((*Handelingen 17:28)) maar hebben uitsluitend betrekking op de werkende oorzaak en de uitnemende gaven van alle mensen gemeenschappelijk. ==== 21. Waarom heeft God er de voorkeur aan gegeven om de adem van het leven niet in een ander deel van het lichaam maar in het aangezicht van de mens in te blazen? ==== Omdat dit deel van het lichaam het meest is voorzien van de instrumenten waardoor de zintuigen hun werk kunnen doen, en ook het meest geschikt is om de dingen te zien die boven het hier en nu uitgaan. ==== 22. Waarom heeft God de neusgaten uitgekozen en niet de oren, de mond of de ogen? ==== - Om ons hiermee te leren dat God de enige is die heeft gehandeld ten aanzien van onze schepping en ons de levensadem heeft gegeven. - Om ons de zwakheid van ons leven te doen zien, dat als het ware van de neusgaten afhangt. Dat bedoelt de profeet in Jesaja 2:22 ook als hij zegt: “Laat toch af van de mens, wiens adem in zijn neus is, want wat is hij te achten?” - Om ons daarmee te laten zien dat de ziel niet geschapen is uit het wezen van het lichaam, maar dat ze van buiten ons komt, zoals Aristoteles zegt in boek 2, hoofdstuk 3 van zijn //De Gen. Animal//: “De rede of de ziel komt van buiten ons en is alleen goddelijk.” Dat betekent niet dat ze buiten ons om geschapen is, maar wel dat ze niet voortkomt uit het wezen van het lichaam. ==== 23. Wat heeft God in de neusgaten geblazen? ==== Heel de ziel, met al haar krachten en vermogens: een levendmakende kracht, een gevoelskracht, een verstandelijke kracht. Let erop dat Mozes het woord “adem” niet in het meervoud gebruikt, maar dat hij spreekt over de levensadem.((*Genesis 2:7)) In 1 Tessalonicenzen 5:23 wordt gezegd dat in het lichaam een geest én een ziel is. Volgens Augustinus is dat een nadere verklaring, maar het is ook mogelijk dat de apostel tussen de wezenlijke eigenschappen of krachten van de ziel onderscheid maakt tussen een ‘hoger’ deel, en een ‘lager’ deel; de geest is dan het verstand en de ziel de kracht van gevoel en leven. ==== 24. Is er één ziel of zijn er vele zielen in een en dezelfde mens? ==== - Er is niet meer dan één ziel, want ook als er veel verschillende krachten werkzaam zijn, betekent dat niet dat er ook vele en van elkaar verschillende zelfstandige wezens zijn. - Er kan niet meer dan één zelfstandig geestelijk wezen of voortdurend actieve zielsbeweging in een mens zijn. - God heeft slechts de ene levensadem in Adam geblazen.((*Genesis 2:7)) - In de Schrift worden aan de mens niet veel zielen toegeschreven; integendeel, nooit meer dan één. Er zijn in de mens echter wel meerdere vermogens van de ziel((*Matteüs 26:38 *Handelingen 7:59 *Handelingen 20:10)) die in haar tegelijk aanwezig zijn en zo op een soort drie-eenheid lijken. Sommige daarvan manifesteren zich eerder en andere weer later, al naar gelang de instrumenten van deze vermogens eerder dan die van het lichaam voldoende sterk en vaardig zijn of eerder zijn geschapen. ==== 25. Wat is de ziel van de mens? ==== Het is een geestelijk wezen dat door God in het menselijk lichaam uit niets is geschapen, en met dat lichaam verenigd is om één zelfstandig persoon te vormen. Deze ziel maakt het lichaam levend en zorgt ervoor dat de verschillende lichamelijke en geestelijke vermogens hun werk kunnen doen. Maar ze neemt ook de leiding in het besturen van het hele menselijke leven, en ze wekt de mens op tot het kennen en dienen van God, de Schepper. Als de ziel echter van het lichaam gescheiden wordt, vergaat ze niet maar blijft ze onsterfelijk. ==== 26. Wanneer wordt de ziel ingegoten in het lichaam? ==== Op het ogenblik dat het lichaampje in de buik van de moeder zich heeft gevormd en gereed is om zo’n ziel te ontvangen. Dit blijkt duidelijk uit de schepping van de eerste ziel, die als een voorbeeld van alle andere zielen gezien kan worden.((*Genesis 2:7 *Prediker 12:7)) ==== 27. Wat is de eigenlijke zetel van de ziel in het lichaam? ==== In het bijzonder is dat het hart, want het hart is het eerste van de inwendige leden in de mens dat leeft en het laatste dat sterft. En in de Schrift worden hier en daar de belangrijkste daden van de ziel aan het hart toegeschreven.((*Matteüs 15:18,19 *Romeinen 2:15 *Romeinen 10:10 *1 Petrus 3:4)) ==== 28. Is heel de ziel in het hele lichaam en ook helemaal in elk deel van het lichaam? ==== Augustinus en sommigen na hem zijn wel van mening dat de ziel voor zichzelf vooral in het hele lichaam is en niet zozeer in de afzonderlijke delen. Ze is in het lichaam zoals het licht in de lucht is, en moet gezien worden als de voortdurende beweging, gestalte, werking en perfectie van het hele lichaam, maar ook voor de delen afzonderlijk. De ziel is onlichamelijk, niet aan een plaats gebonden en ondeelbaar. Maar anderen zijn van mening dat de ziel als een koning op zijn troon gezeten, haar kracht uitgiet door het hele lichaam en verschillende daden doet in de verschillende delen van het lichaam met alle verscheidenheid van het instrumentarium die voor die daden nodig zijn en zich in die delen bevindt. Zo gebruikt ze de ratio in het hoofd, ze laat haar wil gelden in het hart, ze is werkzaam in de maag, en ziet door de ogen.((*1 Korintiërs 12:27)) Met deze mening kunnen we ook instemmen. Het is het vrome verstand echter toegestaan van deze mening te verschillen tot aan de tijd dat ze duidelijk wordt bevestigd. ==== 29. Hoeveel wezenlijke functies heeft de ziel? ==== Volgens Plato drie: de functie om te heersen, om uiting te geven aan toorn en om te begeren. Aristoteles spreekt over de redelijke of verstandelijke functie, de gevoelsfunctie en de levenwekkende functie. Aristoteles zegt namelijk dat de ziel het innerlijke beginsel is wat de oorzaak is waardoor wij leven, gevoelen en vooral begrijpen. Maar de christelijke leer komt beter overeen met de gedachte dat de ziel wordt onderscheiden in verstand en wil. Soms drukt de Schrift zich nog nauwkeuriger uit door te spreken over de geest en de ziel.((*1 Tessalonicenzen 5:23 *Hebreeën 4:12)) ==== 30. Wat is het verstand? ==== Het is de kracht, waardoor wij alles onderscheiden als aannemelijk óf als verwerpelijk. Het verstand functioneert in tweeërlei opzicht: het functioneert actief wanneer we het goede van het kwade en het recht van het onrecht onderscheiden; en het is beschouwelijk van aard wanneer we door de kennis van het goede en van het ware – door God in ons verstand ingegeven((*Romeinen 1:32 *Romeinen 2:14)) – het echte en ware onderscheiden van het onware en leugenachtige. ==== 31. En wat is dan de wil? ==== Dat is de kracht van de ziel waardoor wij alle dingen accepteren of juist afwijzen, al naar gelang het verstand oordeelt of iets goed of slecht is. Deze wil wordt de bedachtzame wil genoemd als ze zich laat leiden door het goede. Als dat niet het geval is, maar ze door een zekere valse schijn van het goede bewogen wordt, dan wordt ze een gemoedsberoering of genegenheid van begeerlijkheid genoemd. ==== 32. Zijn alle zielen van de mensen tegelijk door God geschapen, net zoals de engelen? ==== Origines en andere kerkvaders hebben dat wel gemeend; ze zouden dan na hun schepping als het ware in Gods schatkamer zijn bewaard. Maar het tegenovergestelde blijkt uit de Schrift. In Genesis 2:7 spreekt Mozes immers over de mens die pas bij het inblazen van de levensadem tot een levende ziel werd (SV). Daarnaast leert David in Psalm 33:15 dat de zielen aansluitend in het lichaam van ieder mens geschapen worden, want God vormt hun aller hart, dat wil zeggen: de ziel. En in Zacharia 12:1 lezen we dat de Here de geest des mensen in diens binnenste formeert. In Romeinen 9:11 schrijft de apostel over Jakob en Ezau dat ze vóór hun geboorte nog geen goed of kwaad gedaan hadden. Als dat zo is, volgt daaruit dat hun zielen niet vanaf het begin van de schepping geschapen zijn geweest. Het zou immers heel merkwaardig zijn dat ze zo’n lange tijd niets gedaan zouden hebben. ==== 33. Is de ziel van Eva uit Adam geschapen of niet? Of komen de zielen uit elkaar voort, zoals het een op het ander – zoals men zegt – overgedragen wordt? Of wordt er steeds een nieuwe ziel door God geschapen? ==== Enkele oude kerkvaders hebben gemeend dat evenals licht uit licht ontstoken wordt, zo ook de gehele mens uit de gehele mens voortkomt. Het lichaam uit het lichaam, de ziel uit de ziel, die daarna bij ieder in zijn lichaam wordt ingebracht. Maar de schepping van de eerste mens leert ons – als voorbeeld – wat de herkomst of oorsprong van elke ziel is. Adam zei ook over Eva in Genesis 2:23: “Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees.” Hij zei dus niet: ziel van mijn ziel – wat hij wel gezegd zou hebben als de ziel van Eva uit zijn ziel was genomen. Bovendien is er het getuigenis van Zacharia 12:1 dat God “de geest des mensen in diens binnenste formeert”. En in Prediker 12:7 lezen we dat “de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft”. En Petrus geeft de opdracht dat wij onze “zielen aan de getrouwe Schepper overgeven”.((*1 Petrus 4:19)) De tegenstelling in Hebreeën 12:9 lijkt deze mening ook nodig te maken, want hier worden onze vaders naar het vlees gesteld tegenover de Vader der geesten – Die bij het scheppen van zielen geen gebruik maakt van de dienst van mensen. Dat blijkt ook duidelijk uit Jesaja 57:16 waar duidelijk gezegd wordt dat God de zielen geschapen heeft, dus zonder middelen en niet door overbrenging van de ene mens op de andere. Ditzelfde standpunt blijkt ook uit de aard van de ziel die werkelijk een-voudig is en daarom ook ondeelbaar. Maar als iets overgedragen wordt, vereist dat afsnijding, en daaruit wordt al duidelijk dat de ziel er niet is door overbrenging. En zoals er geen enkele engel is die een andere engel voortbrengt, zo brengt ook geen enkele ziel – die van dezelfde aard is als de engelen – een andere ziel voort. Uit alles blijkt dat – zoals Augustinus zegt – de ziel terwijl ze ingestort wordt, wordt geschapen en terwijl ze geschapen wordt, wordt ingestort. In dit alles is de voortplanting van de mens niet minder volmaakt geworden dan die van de andere schepselen, maar juist veel uitmuntender. De waarheid en de macht van de Schepper wordt hierdoor ook niet verminderd; en God wordt ook niet tot oorzaak van de zonde gemaakt. En ten slotte wordt hierdoor ook de orthodoxe leer van de erfzonde niet omver gestoten. - Zoals een leeuw een leeuw voortbrengt, zo brengt een mens door de kracht van Gods zegen een mens voort, die niet alleen uit een lichaam maar ook uit een ziel bestaat. - Men leest immers niet dat God een nieuwe ziel geschapen en ingeblazen heeft. - De ziel is de voornaamste zetel van de zonde. David getuigt daarvan ook als hij zegt dat hij in zonde ontvangen is.((*Psalm 51:7)) - Om in het lichaam te zijn is de ziel daar al direct bij de ontvangenis. Als het zaad van de mens levenskracht verkregen heeft om voort te planten, wordt metterdaad de ziel in het lichaam gebracht. ==== 34. Maar hieruit moet volgen dat God niet gerust heeft van al Zijn werken, zoals in Genesis 2:2 gezegd wordt. ==== Ik antwoord met Augustinus dat God wel gerust heeft van het werk om nieuwe soorten te scheppen, maar niet van het werk om dezelfde soorten te onderhouden.((*Johannes 5:17)) ==== 35. Op welke manier wordt de erfzonde in de nakomelingen overgebracht? ==== Die manier heeft geen betrekking op het lichaam of op de ziel, maar het gebeurt door de voortplanting vanuit Adam. Dat het hele menselijke geslacht door Adam is verdorven, komt niet zozeer door het voortbrengen – al staat de manier waarop daar niet geheel buiten, want een zondig mens brengt een ander zondig mens voort – maar heeft alles te maken met Gods rechtvaardige straf. God heeft alle mensen vanuit de oorsprong, via het hoofd van het menselijk geslacht met de oorspronkelijke gerechtigheid begiftigd. En zo heeft Hij ook nadat Adam gezondigd heeft, allen rechtvaardig van hun gaven beroofd. Calvijn schrijft in zijn //Institutie//, boek 2, hoofdstuk 1, paragraaf 7: “De besmetting heeft haar oorzaak niet in de substantie van het vlees of van de ziel, maar omdat het zo door God beschikt was, dat wat Hij de eerste mens geschonken had, deze voor zichzelf en voor zijn nakomelingen zou hebben, echter met de mogelijkheid om het ook weer te verliezen.” Vervolgens is het zo dat de ziel besmet wordt in het lichaam dat door de zonde bedorven is. Dat gebeurt niet door een natuurlijke samenvoeging (zoals wijn die in een azijnvat wordt gedaan), maar door Gods rechtvaardige beschikking. Want zo spoedig de ziel, die vanuit zichzelf zuiver is, verenigd wordt met het lichaam dat in zonde ontvangen is,((*Psalm 51:7)) wordt de mens de ongehoorzaamheid van onze eerste ouders als zonde van hemzelf toegerekend. Daarom zegt de apostel dat wij allen in Adam – als de wortel van ons bestaan – gezondigd hebben. Dat wil zeggen: dat we schuldig geworden zijn als degenen die in zijn lendenen waren opgesloten (vgl. Romeinen 5:12). Zo wordt ook van Levi gezegd dat hij vóór hij werkelijk leefde, in Abraham al tienden gegeven had.((*Hebreeën 7:9-10)) Na de toerekening van de ongerechtigheid van Adam volgt naar Gods rechtvaardige beschikking in de ziel ook direct de besmetting of het verderf, en ook de neiging om het kwade te doen. Dat is een straf op de eerste zonde, en zij is ook zelf zonde, zoals de gehoorzaamheid van Christus die ons toegerekend wordt, werkelijk ook ónze gerechtigheid is waardoor wij gerechtvaardigd worden. Maar de wedergeboorte is een vervolg op deze rechtvaardiging. Zo wordt vanaf het allereerste begin de wortel van de zonde en de neiging om te zondigen, in ons overgeplant en zo is ze ons aangeboren. ==== 36. Waaruit bewijst u de onsterfelijkheid van de ziel? ==== - Uit verschillende getuigenissen in de Heilige Schrift.((*Psalm 49:16 *Prediker 12:7 *Matteüs 10:28 *Matteüs 22:32 *Filippenzen 1:23 *1 Petrus 3:19 *Openbaring 6:9 *Openbaring 7:9)) En uit duidelijke argumenten op grond van de manier waarop de mens geschapen is. De ziel van de mens is namelijk door het inblazen van God geschapen, en daarom is ze van goddelijke oorsprong en onsterfelijk. Ze is ook vanuit de wijsheid en kennis van God zelf gegeven en in de mens ingedrukt. Een vergankelijke kracht kan namelijk niet tot de onsterfelijkheid en de fontein van het leven uitstijgen tot ver boven alle lichamelijke zaken. Maar de ziel kan de hemelse, goddelijke en eeuwige dingen door een wondergrote scherpzinnigheid onderzoeken. - We weten het ook uit het getuigenis van het geweten, dat met vreselijke verschrikkingen bevangen wordt door de schuld van de zonden. Dat kan echter alleen als de ziel van de mens na de dood levend zal blijven. Anders zouden de mensen met een kwaad geweten geen oorzaak hebben zo verschrikt te zijn vanwege de toekomende straf. - Ook weten we het uit de heerlijke gaven en krachten waarmee de ziel begiftigd is. Daarmee doorzoekt ze het hemelruim en toont ze haar kracht in het bedenken en overdenken van veel ongewone en verbazingwekkende zaken. - We weten het eveneens uit de aard van de ziel zelf, want ze is in haar wezen één- of enkelvoudig en vrij van innerlijke tegenstellingen en lichamelijke verschijnselen. Ze is namelijk het beeld van God.((*Genesis 1:26,27)) Er is immers niets sterfelijks in het onsterfelijke beeld van God. - Ook het voedsel van de ziel is van onsterfelijke aard.((*Johannes 6:51 *1 Petrus 1:23)) Als de ziel niet onsterfelijk zou zijn, is ons geloof zinloos; en dat geldt dan ook voor elke vorm van godsdienst.((*1 Korintiërs 15:14)) Dan zijn alle godvrezende mensen heel ongelukkig en de goddelozen zijn gelukkig en ‘zalig’. Ook de beesten zouden dan gelukkiger zijn dan de mensen. God heeft dan niets te maken met recht en onrecht. - Ten slotte kan ook het algemeen gevoelen en de overeenstemming tussen alle volken nog genoemd worden als bewijs van het feit dat de ziel onsterfelijk is. ==== 37. Welk verschil is er tussen zielen en engelen? ==== Niet zoveel wat het wezen betreft, maar anders dan mensen kennen engelen niet een band met een lichaam waaraan ze onderworpen zijn en waardoor ze worden ingesloten. We kunnen ook zeggen dat engelen niet de gestalten zijn van een lichaam, terwijl zielen dat wel altijd zijn. ==== 38. Met welk doel is de mens geschapen? ==== Allereerst om God te kennen. Vervolgens om Hem op aarde te dienen, zowel geestelijk en inwendig als lichamelijk en uitwendig. En ten slotte om Hem te verheerlijken. En daarop volgt dan de volle en totale gelukzaligheid van de mens in de hemel. Daarom zegt Christus: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt” (Johannes 17:3). ==== 39. Wat is het nut dat u schept uit de leer aangaande de mens? ==== - Dat wij Gods wonderlijk grote kracht en goedheid die Hij ons in onze schepping bewezen heeft, erkennen en met dankbaarheid prijzen. - Dat wij in al de nood van ons leven troost ontvangen door wat David zegt in Psalm 22:10-12: “Gij toch hebt mij uit de moederschoot getogen, Gij deedt mij vertrouwend rusten aan de borst van mijn moeder; aan U werd ik overgegeven bij mijn geboorte, van de moederschoot af zijt Gij mijn God. Wees dan niet verre van mij.” ==== 40. Welk nut hebt u in het bijzonder uit de leer van de onsterfelijkheid van onze ziel? ==== - Dat wij God, de Schepper, voor zo’n grote weldaad en gave eeuwig loven en danken. - Dat wij niet, zoals de onredelijke dieren, alleen maar met aardse en vergankelijke dingen bezig zijn, maar de zaken overdenken die behoren tot de eeuwige gelukzaligheid van onze ziel. ==== 41. Welke dingen zijn in strijd met de leer van de schepping van de mens? ==== - De dwaling van de rabbijnen, die van mening waren dat de engelen Gods medewerkers waren in de schepping van de mens. - De dwaling van Aristoteles, die de gedachte aanhing dat de mens evenmin als de wereld een begin gekend heeft. Die mening komen we ook tegen in de verhalen die de dichters ophangen. - De totaal verkeerde mening van de epicuristen en sadduceeën, die de gek steken met de onsterfelijkheid van de ziel.((*Jesaja 22:13 *1 Korintiërs 15:32)) - De even verkeerde mening van de Manicheeërs, de volgelingen van Priscillus en die van Plato, die ervanuit gingen dat de ziel uit het wezen van God stamt. - De mening van de volgelingen van Pythagoras, die stelden dat de ziel van het ene naar het andere lichaam gaat. En ook de mening van de Egyptenaren die van een zeker aantal zielen uitgingen; zij dachten dan dat een ziel in een ander lichaam overging als het eerdere lichaam dood was. - De dwaling van Themistius en Averroes, die de fantasie aanhingen dat alle mensen één gezamenlijke ziel hebben. - De dwaasheid van veel mensen die zó vastzitten in de materiële zaken van deze wereld, dat ze het eeuwige heil en de zaligheid van de ziel verwaarlozen.((*Matteüs 16:26))