God en de Drie-eenheid
A. Over God
1. Wat is het belangrijkste hoofdstuk van de heilige theologie?
Het hoofdstuk over God, want "dit nu is het eeuwige leven", zegt Christus in Johannes 17:33 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt., "dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt". Hieruit blijkt hoe noodzakelijk de kennis van God is.
2. Wat biedt ons het bewijs dat God bestaat?
Het boek van de natuur, oftewel Gods werken. Dit is de gehele wereld, die om haar schoonheid of sieraad, orde en gebruik zo genoemd wordt. Deze dingen betuigen immers dat hun bouwmeester de meest Wijze, Machtige en Weldadige is. En in het bijzonder is het de mens, de 'kleine wereld', die ons de kunstige Werkman bewijst en vertoont, of men nu de ziel en haar eigenschappen aanziet, of het maaksel van het lichaam, en het verscheiden en heerlijk gebruik van de lichaamsdelen.
Psalm 19:2-32 De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen; 3 de dag doet sprake toestromen aan de dag, en de nacht predikt kennis aan de nacht. leert ons: "De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen; de dag doet sprake toestromen aan de dag, en de nacht predikt kennis aan de nacht".
1) Zelfs ieder kruid betoont Gods aanwezigheid.
2) Maar deze uit de natuur verkregen kennis is na de zondeval zeer onvolkomen en zwak, en stelt wat de zaligheid aangaat helemaal niets voor.
3) Wel ontneemt ze de mensen alle verontschuldiging, en geldt wat
TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. zegt: "God heeft de natuur tot een lerares vooruit gezonden, om pas daarna de profeten te zenden, zodat u als leerling van de natuur des te gemakkelijker de profetie zou geloven".
Het boek van de Schrift, oftewel Gods Woord.
3. Wat zijn belangrijke bewijzen dat God bestaat?
Het besef dat er beweging in de wereld is. Niets kan immers bewogen worden dan door een wezenlijk ding dat zelf bestaat.
Het is nodig dat er een éérste oorzaak is dat aan al het andere voorafgaat.
Alle dingen worden naar een bepaald doel geleid. Daaruit volgt dat er een opperst verstand moet zijn, dat alle dingen instelt en beschikt, niet alleen tot hun eigen doel, maar ook tot een zeker hoger doel.
4)
Hieruit volgt dat er een hoogste goed en een wezenlijk ding is, dat van andere dingen een oorzaak van goedheid, wezen en volkomenheid is.
Geen oorzaak is slechter dan haar gevolg. Als er dus redelijke schepsels zijn, die een wijs beleid gebruiken, moet de oorzaak daarvan wel liggen in iemand die nog wijzer is.
Na begane zonden beeft het geweten van een mens voor een hoogste Rechter.
Wrede misdaden worden in dit leven met wrede straffen gestraft.
5)
Hoe barbaars sommige volken ook zijn, zijn allen ervan overtuigd dat er een God is.
4. Wat is het boek van de Schrift?
5. Hoe heeft God zich in het boek van de Schrift geopenbaard?
Door woorden, of door goddelijke uitspraken als:
-
-
-
Door bij het Woord gevoegde getuigenissen, zoals:
het wonderlijke werk van de schepping van de hele wereld uit niets;
7)
heerlijke wonderen, zoals:
de verlossing van het volk Israël uit Egypte;
8)
de droogvoetse doortocht van dat volk door de Rode Zee;
9)
de veertig jaar lange spijziging zonder gewoon brood in de woestijn;
het stilstaan van de zon;
het teruggaan op het bidden van koning Hizkia;
de opstanding van de doden.
verschillende verschijningen waardoor God Zichzelf aan de mensen heeft laten zien in zichtbare gedaanten en tekenen, zoals:
profetische voorzeggingen en de uitkomst daarvan;
de belofte en zending van Christus oftewel de Messias (dat is: gezalfde): "Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen" (
Johannes 1:1818 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.). En daarom zegt Christus tot Filippus: "Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader?" (
Johannes 14:99 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader?).
de inwendige, levendige en krachtige openbaring van de Heilige Geest, die de uitverkorenen alleen toegestemd is, zijnde nochtans van het Woord niet verscheiden, maar wordt door het Woord als een werktuig in haar hart ingedrukt (
Jesaja 591 Zie, de hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; 2 maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort. 3 Want uw handen zijn met bloed bezoedeld en uw vingers met ongerechtigheid; uw lippen spreken leugen, uw tong prevelt onrecht. 4 Er is niemand die een gegronde aanklacht indient, en niemand die naar waarheid richt; zij vertrouwen op ijdelheid, spreken valsheid, gaan zwanger van moeite en baren onheil. 5 Zij broeden eieren van giftige slangen uit en weven spinnewebben. Wie van hun eieren eet, zal sterven; als er een ingedrukt wordt, berst er een adder uit. 6 Hun webben deugen niet tot kleding, en met hun maaksels kunnen zij zich niet bedekken; hun maaksels zijn maaksels van boosheid, en gewelddaden zijn in hun handen. 7 Hun voeten snellen naar het kwade en haasten zich om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn onheilsgedachten, verwoesting en verderf zijn op hun wegen. 8 De weg des vredes kennen zij niet, en er is geen recht in hun sporen; zij gaan langs kronkelpaden; niemand die ze betreedt, kent vrede. 9 Daarom blijft het recht ver van ons en de gerechtigheid bereikt ons niet. Wij wachten op licht en zie, er is duisternis; op stralende helderheid en wandelen in dichte donkerte. 10 Wij tasten als blinden langs de wand, als wie geen ogen hebben, tasten wij; wij struikelen op de middag als in de schemering, wij zijn in de kracht van ons leven aan doden gelijk. 11 Wij grommen allen als beren en kirren droevig als duiven; wij wachten op recht, maar het is er niet; op verlossing, maar zij blijft verre van ons. 12 Want onze overtredingen zijn talrijk voor U en onze zonden getuigen tegen ons; van onze overtredingen zijn wij ons bewust en onze ongerechtigheden kennen wij: 13 overtreden, verloochenen van de Here, afvallen van onze God, spreken van onderdrukking en afwijking, zwanger gaan van leugentaal en die uit het binnenste voortbrengen. 14 Het recht wordt teruggedrongen en de gerechtigheid blijft verre staan, want de waarheid struikelt op het plein en oprechtheid vindt geen ingang. 15 Zo ontbreekt de waarheid en wie wijkt van het kwade, wordt het slachtoffer van uitbuiting. Maar de Here zag het en het was kwaad in zijn ogen, dat er geen recht was. 16 Hij zag, dat er niemand was, en Hij ontzette Zich, omdat niemand tussenbeide trad. Toen bracht zijn arm Hem hulp en zijn gerechtigheid ondersteunde Hem; 17 Hij bekleedde Zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm des heils was op zijn hoofd; Hij bekleedde Zich met wraak als met een gewaad en Hij hulde Zich in ijver als in een mantel. 18 Naar de daden zal Hij vergelden: grimmigheid aan zijn tegenstanders, vergelding aan zijn vijanden; aan de kustlanden zal Hij vergelding doen. 19 En men zal vanwaar de zon ondergaat de naam des Heren vrezen en vanwaar zij opgaat zijn heerlijkheid, want Hij komt als een onstuimige rivier, door de adem des Heren voortgezweept. 20 Maar als Verlosser komt Hij voor Sion en voor wie zich in Jakob van overtreding bekeren, luidt het woord des Heren. 21 En wat Mij aangaat, dit is mijn verbond met hen, zegt de Here. Mijn Geest, die op u is, en mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, zullen niet wijken uit uw mond noch uit de mond van uw kroost, noch uit de mond van het kroost van uw kroost, zegt de Here, van nu aan tot in eeuwigheid.), en die in dit leven begonnen wordt, maar in het toekomende volbracht zal worden (
1 Korintiërs 13:9-109 Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. 10 Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben.).
6. Waarom zegt de goddeloze van Psalm 141 dan in zijn hart dat er géén God is?
Hierop valt aan de hand van Psalm 10:1111 Hij zegt in zijn hart: God vergeet het, Hij verbergt zijn aangezicht, Hij ziet het in eeuwigheid niet. te antwoorden dat hij niet zozeer Gods wezen ontkent, maar Gods voorzienigheid.10) Want als God iemand zijn onderscheidingsvermogen ontneemt, komt hij er inderdaad zelfs toe God te verzaken. Maar hoewel sommigen met woorden hebben ontkend dat God bestaat, hebben ze er toch vaak met de daad van getuigd dat ze van een ander gevoelen waren, wat men met de geschiedschrijver Suetonius zelfs kan afleiden uit het leven van iemand als Caligula, de wrede keizer van Rome.
7. Maar niemand heeft toch ooit God gezien?
Inderdaad, maar niemand heeft ook de ziel gezien, of de springaders en de wateren onder de aarde, waarvan we desondanks zeker weten dat ze er zijn. Zo kan ook God, hoewel Hij onzichtbaar is, gekend worden uit Zijn zichtbare werken, hoe duister en onvolkomen ook.
8. Welke dingen moeten we over God weten?
Wat Hij is.
Wie Hij is, of hoe Hij ons gezind is.
9. Wat is God?
God is in het Grieks theos, wat komt van theo ('lopen'), omdat Hij door alles loopt; of van theaomai ('zien'), omdat Hij alles ziet; of van deos ('vrees'), omdat de mensen door vrees ertoe gebracht worden Hem te dienen.
Hij is een geestelijk wezen, onbegrijpelijk, verstandig, eenvoudig, onveranderlijk, almachtig, alwetend, vrij, onsterfelijk, onmetelijk, de Liefde zelve, barmhartigheid, rechtvaardigheid, heiligheid, reinheid, goedheid, wijsheid, lankmoedigheid, weldadigheid. Hij is:
de Vader, die van eeuwigheid de Zoon gebaard heeft, even eeuwig als Hij en één van wezen met Hem;
de Zoon van de Vader, die niet gemaakt is of geschapen maar van eeuwigheid geboren;
de Heilige Geest, die zowel van de Vader als van de Zoon uitgaat.
God is de Schepper en Behouder van alle dingen, en de Verlosser en Heiligmaker van de uitverkorenen.
Dit is geen definitie of afpaling, want wat boven-wezenlijk en onbegrijpelijk is, kan niet afgepaald of begrepen worden, maar een beschrijving die ten volle bevat al wat ons in dit leven nodig is van God te weten met het oog op de ware godsdienst en onze zaligheid.
10. Is er één God, of zijn er vele goden?
Deuteronomium 6:44 Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is één! luidt: "Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is één!" En 1 Korintiërs 8:44 Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén.: "Wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén". En omdat de waarachtige God de Opperste is en oneindig, kunnen er niet méér goden zijn, want er kunnen niet meer oppersten zijn dan één, noch meerdere oneindigen dan één. Er is dan ook slechts één God geopenbaard, zowel door getuigenissen die niet bedriegen kunnen, als door wonderwerken, voorzeggingen en andere dingen die alleen door Zijn almachtige natuur gedaan kunnen zijn.
11. In welke zin wordt God één genoemd?
Niet in het algemeen, als de bijzondere delen in zich vervattend, en ook niet in het bijzonder, als onder het algemene vervat zijnde, maar qua wezen en getal, of ook ten aanzien van Zijn natuur, want Gods wezen is alleen en ongedeeld.
12. Waarom spreekt de Schrift dan van God in de Hebreeuwse meervoudsvorm Elohim?
Niet om daarmee te wijzen op een veelheid van goden, noch om Gods Wezen te delen, maar om Zijn Personen aan te duiden. Want hoewel de Vader, de Zoon en de Heilige Geest elk een andere Persoon hebben, is de Vader niet iets anders of een andere God dan de Zoon en de Heilige Geest, is de Zoon niet iets anders of een andere God dan de Vader en de Heilige Geest, en is de Heilige Geest niet iets anders of een andere God dan de Vader en de Zoon. Want het gaat om een enige, onverdeelde en goddelijke natuur, hoezeer ook de Vader een ander is, de Zoon een ander is en de Heilige Geest een ander is. Daarom zijn ze niet van een ander of verscheiden wezen, noch samengevoegd, zoals de mensen, die een gemeenschappelijk wezen hebben. Ze zijn niet slechts gelijk van wezen, maar van een enig wezen, met hetzelfde wezen en dezelfde eeuwigheid, wil, werking, macht en heerlijkheid.11)
13. Op hoeveel manieren wordt het woord 'god' in de Schrift gebruikt?
Op twee manieren:
Eigenlijk of wezenlijk: als dit woord niet op een bepaald Persoon betrekking heeft, zoals in
Johannes 4:2424 God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.: "God is geest". Daar duidt 'God' heel het goddelijke wezen aan, zoals ook de naam Jehova doet. Het woord kan ook persoonlijk worden gebruikt, als bij 'God' de naam van de Persoon gevoegd wordt: God de Vader, God de Zoon of God de Heilige Geest. Of wanneer de Vader tegenover de Zoon gesteld wordt, die ook Zelf God is en de tweede Persoon in de Godheid, zoals in
Romeinen 7:2525 Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here!: "Gode zij dank door Jezus Christus". Zo wordt ook in
Romeinen 8:33 Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees - God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. de Vader God genoemd, waarbij het woord 'God' dus persoonlijk gebruikt is, omdat de Persoon die zendt gesteld wordt tegenover de Persoon die gezonden wordt.
Oneigenlijk: als dit woord de engelen of mensen toegeschreven wordt, en dat naar waarheid of ten aanzien van het ambt of van de openbaring van Gods wil en bij wijze van eerbiedigheid, vals of door dwalingen, of door lang gebruik, of door godsdienst.
14. Is God niet onderverdeeld in verschillende delen?
Nee, want God is een aller-eenvoudigst wezen, wat geen samenstelling of deling toelaat. Hij is eenvoudig en in elk opzicht één, en het aller-oneindigste.
15. Zijn er geen oorzaken die aan God voorafgaan?
Nee, want God is Zelf oorzaak van alle oorzaken.
16. Is er in God ook enige sprake van toeval?
Beslist niet, want al wat in God is, is wezenlijk.
17. Als Gods wezen volstrekt éénvoudig is, hoe zit het dan met het onderscheid tussen Zijn macht, goedheid, rechtvaardigheid, wijsheid en barmhartigheid?
Al die eigenschappen zijn in wezen niet van elkaar onderscheiden, want ze zijn één. Ze zijn slechts onderscheiden voor ons verstand, en in de werken die God volbracht heeft ten aanzien van de schepselen.
18. Welke soorten eigenschappen heeft God?
Beslist onmededeelbare eigenschappen, zodat men daarvan geen teken kan vinden in de geschapen dingen. Het zijn eigenschappen die we absoluut kunnen noemen, zoals Gods eenvoudigheid, onveranderlijkheid, eeuwigheid en onmetelijkheid.
Enigszins mededeelbare eigenschappen, die men relatief noemt, zoals Zijn macht, wijsheid, wil, en Zijn goedheid, barmhartigheid en rechtvaardigheid.
19. Wat zijn Gods volbrachte werken?
De ontelbare werken van Zijn genade, rechtvaardigheid, macht en barmhartigheid.
20. Welke dingen strijden tegen de leer over God?
Goddeloosheid, epicurisme, afgoderij, het heidense veelgodendom, de ketterij van Mani met betrekking tot de twee beginselen van goed en kwaad, godslastering en valse waanideeën over God (zoals die van hen die God als een mens voorstellen), twijfels over God, en ga zo maar door.
21. Waarom noemt Efeziërs 2:12 de heidenen goddeloos, terwijl ze toch juist vele goden dienden?
Omdat geen van al die valse goden de ware God is.
22. Maar hebben zij desondanks God erkend, de ware Schepper van hemel en aarde?
Met de oudvader Hilarius in zijn derde boek over de heilige drie-eenheid antwoord ik: zij kenden wel Gods naam, maar niet God Zélf, want niemand kent God behalve wie de Vader en de Zoon belijdt.
23. Maar volgt hieruit niet dat de Joden en ook de Turken zonder God zijn?
Vele soorten mensen zijn zonder God:
zij die helemaal geen god erkennen;
zij die in plaats van de ware God geheel en al verzonnen goden dienen;
zij die wel de ware God erkennen, maar dan niet zoals Hij in werkelijkheid is, maar zoals zijzelf Hem zich voorstellen. Hierbij is inderdaad te denken aan de hedendaagse Joden en Turken, die noch de Vader, noch de Zoon belijden, alsook allen die de Heilige Drie-eenheid loochenen, en die de wezensgelijke godheid van de Zoon verzaken. Bij hen scharen we ook degenen die zich tegenwoordig de naam van katholieke of algemene kerk toeschrijven. Hoewel zij de enige ware God (Vader, Zoon en Heilige Geest) met de mond belijden, en Christus als God én mens, leren zij daarbij dingen waarmee zij de ware God veranderen in een afgod, die er nooit geweest is of er ook ooit zal zijn, en waarmee zij ook de mensheid van de Zoon doen verdwijnen als een spook.
24. Waartoe dient de kennis van God?
De kennis van God dient ertoe dat Hij alleen naar behoren gediend wordt, waartoe de mensen ook geschapen zijn, en dat wij, door die kennis geleid en geleerd, al het goede van Hem leren verwachten, en ons aan Hem verplicht weten.
B. Over de Drie-eenheid
1. Hoeveel personen zijn er in het goddelijk wezen?
Drie, zowel onderscheiden in getal als in de daad: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zij bestaan in het ene goddelijke wezen, zodat er niet vele goden zijn, maar één en dezelfde God, eeuwig, onmetelijk en almachtig, die in de Schrift Jehova genoemd wordt, die volstrekt eenvoudig is ten aanzien van Zijn wezen en drievoudig ten aanzien van Zijn personen.
2. Welke getuigenissen bewijzen de drie-eenheid?
Genesis 1:11 In den beginne schiep God de hemel en de aarde.: "Elohim (God) schiep de hemel en de aarde". Op deze plaats betekent het eenvoudige woord Gods allereenvoudigste wezen, maar de veelvoudige noemer geeft de drie Personen te kennen. In de schepping van de mens spreekt God terwijl Hij zich beraadt met Zijn eeuwige Wijsheid, dat is: de Zoon en de Heilige Geest.
-
-
3. En hebt u geen duidelijker getuigenis uit het Nieuwe Testament?
Bij de doop van Christus klonk de stem van de Vader vanuit de hemel: "Deze is Mijn Zoon, Mijn geliefde", terwijl de Zoon aan de Jordaan stond en de Heilige Geest neerdaalde in de gedaante van een duif en op Christus kwam.
12)
Bij de gedaanteverandering van Christus op de berg stond de Zoon, klonk de stem van de Vader uit de hemel en werd Christus overschaduwd door een wolk, die de Heilige Geest betekent.
13)
-
-
-
-
4. De Schrift gebruikt het woord 'drie-eenheid' niet. Mag de kerk het dan wel gebruiken?
Jazeker, want de zaak zelf is in de Schrift aanwezig, en dat op twee manieren:
Naar de letter of uitdrukkelijk; of begrijpelijk en door een noodwendig gevolg;
Naar de zin. Want als de zin of de zaak zelf in de Schrift staat, is het de kerk toegelaten woorden te gebruiken die de zaak zelf grondig verklaren. Bovendien noemen we de drie personen in God 'drie-eenheid', niet omdat de Schrift dat zegt, maar omdat ze daar niets tégen zegt. En het woord 'drie' waar 'drie-eenheid' van komt, staat er uitdrukkelijk, in
1 Johannes 5:77 Want drie zijn er, die getuigen [in de hemel: de Vader, het Woord, en de heilige Geest; en deze drie zijn één.: "Want drie zijn er, die getuigen in de hemel". Naar de aard van de woorden, die te herleiden zijn tot een oorsprong, komt 'drieheid' van 'drie', zoals 'eenheid' van 'een' komt.
5. Waarin verschilt Gods wezen van Zijn personen?
Het wezen is een natuur, die niet vóór de drie personen heeft bestaan of buiten die personen om bestaat, maar die hun gemeenschappelijk is, ja, dezelfde en ondeelbare in elk van hen, niet buiten hen, door zichzelf bestaand, namelijk de Godheid zelf. Daarom zijn de wezenlijke eigenschappen, die in haar zijn, qua aantal één. Maar de persoon is een zelfstandigheid in de Goddelijke natuur, die zijn aanzien heeft onderscheiden van de andere door een onmededeelbare eigenschap: want de personen zijn onderscheiden, niet gescheiden zoals drie mensen die inderdaad gescheiden zijn, alhoewel ze in soort één zijn.
De reden is, omdat het Goddelijk Wezen oneindig is en onbegrensd, en daarom geheel in elk van de personen, die van elkaar niet zijn gescheiden, maar alleen van elkaar onderscheiden zijn. Maar het menselijk wezen of het wezen van de engelen is eindig en begrensd, zodat het niet in zijn geheel in een enkel persoon maar een deel in de een en een deel in de ander is.
6. Hoe zijn de Personen in God van elkaar onderscheiden?
Op twee manieren: innerlijk en uiterlijk. Innerlijk: uitgemaakt door de innerlijke eigenschappen oftewel innerlijke werkingen. Daarvan zegt men: De werken van de Drie-eenheid met betrekking tot die dingen die binnen zijn, zijn onderverdeeld: dat is, de werken die God doet binnen in Zichzelf, buiten alle schepselen, zijn de drie Personen niet gemeen, maar één Persoon alleen eigen.
Want de eigenschap van de Vader is, dat Hij van eeuwigheid, niet gemaakt of geboren, de eeuwige Zoon gebaard heeft die met Hem hetzelfde Wezen is: maar de [eigenschap van de] Zoon, dat Hij niet gemaakt of geschapen, maar van eeuwigheid door de Vader, zonder moeder, geboren is. Hij is wel van Zichzelf omdat Hij God is, maar van de Vader, omdat Hij de Zoon is. Want zoals het licht door de zon wordt gebaard, zo wordt de Zoon uit de Vader geboren. Een ander dan de Vader en daarom de tweede in volgorde, in die zin dat Hij geboren is: één en dezelfde met de Vader, in die zin, dat Hij God is. Maar hier moet men gedenken wat Gregorius van NazianzeGregorius van Nazianze (329-389) was één van de drie Cappadocische kerkvaders. Hij weerhield zijn vader ervan als bisschop een ariaanse geloofsbelijdenis te ondertekenen, waarna hij zélf tot presbyter gewijd werd en later zijn vader opvolgde als bisschop. zei: "Laat de geboorte van God met stilzwijgen geëerd worden, het is genoeg voor u geleerd te hebben, dat Hij geboren is." En de eigenschap van de Heilige Geest is, dat Hij noch gemaakt, noch geboren is, maar van eeuwigheid ongeschapen van beiden uitgaat.
7. Heeft de Zoon zijn godheid ook van de Vader ontvangen?
Als men eenvoudig spreekt van de Zoon, zonder te letten op de Vader, zo mag men eigenlijk wel zeggen dat Hij op Zichzelf bestaat, en Hem de HEERE noemen, omdat Hij van Zichzelf zijn wezen en alles heeft. Ook is Hij het enige beginsel van alle dingen. Maar als men aandacht geeft aan de onderlinge verhouding, die Hij met de Vader heeft, dan zeggen wij terecht dat de Vader het beginsel is van de Zoon, en dat de Zoon alles van de Vader ontvangen heeft, Johannes 3:3535 De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven.. Want het wezen zelf is iets anders dan de wijze van de zelfstandigheid. Daarom zeggen de scholastici dat de Zoon wel bestaat door Zichzelf, maar toch niet van Zichzelf. Want het wezen van de Zoon heeft geen beginsel; maar de Vader is het beginsel van zijn Persoon. Hierom zegt Hilarius: "Het geven van de Vader, is de belijdenis van de aangenomen geboorte." En: "De dingen die Hem van de Vader gegeven zijn, verzwakken de Godheid van Christus niet, maar bevestigen die." En AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt: "Christus wordt God genoemd, ten aanzien van Zichzelf, en wordt de Zoon genoemd ten aanzien van de Vader."
Tegenwerping: De Zoon en de Heilige Geest hebben hun begin: daarom zijn ze niet eeuwig.
Antwoord: Dit betreft niet een begin van tijd of langdurigheid, maar alleen van volgorde of oorsprong.
De tegenwerpingen van de sabellianen:
Tegenwerping: Wie Mij gezien heeft, zegt Christus, die heeft de Vader gezien. En: 'Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?'
Johannes 14:9-109 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? 10 Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken.. Dus zijn de Vader en de Zoon één Persoon.
Antwoord: Als men de Zoon ziet, ziet men ook de Vader, aangezien de Zoon één en hetzelfde wezen heeft met de Vader. En in het vlees geopenbaard, heeft Hij ons de volkomen wil van God verkondigd.
Johannes 1:1818 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen..
Tegenwerping: Wat in getal één is, kan men zonder Hemzelf tegen te spreken, niet drievoudig genoemd worden. God is immers één in getal,
Deuteronomium 6:44 Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is één!. Zo is Hij dus niet drievoudig.
Antwoord: Die eenheid betekent zijn eenvoudig wezen en niet de manieren, waardoor dit wezen bestaat. Zo is God ten aanzien van zijn wezen ronduit één, omdat Hij ondeelbaar is, en is toch ten aanzien van de inwendige onderlinge verhouding, dat is, volgens de wijze van bestaan, drievoudig.
Tegenwerping: Omdat het zijn van de Vader anders is, en het zijn van de Zoon iets anders, en het zijn van de Heilige Geest ook iets anders: zo moet hieruit volgen dat er in God drie onderscheiden wezenlijke dingen zijn; en daarom drie onderscheiden wezens.
Antwoord: Het zijn van de Vader betekent niet zijn wezen, aangezien Hij ronduit God is, maar waardoor Hij de Vader is, dat is, in de zin Hij op een andere wijze bestaat dan de Zoon. Daarom is het zijn van de Zoon wel iets anders dan het zijn van de Vader, maar toch is het wezen van hun beiden één en dezelfde.
Tegenwerping: Als er drie Personen zijn, die echt onderscheiden zijn, en alleen een enig wezen, dan moet er in God een viervoudigheid zijn.
Antwoord: Dat is verkeerd geredeneerd. Want het wezen is alleen van de personen onderscheiden in het verstand, maar de Personen zijn van elkaar onderscheiden in het verstand en in het zijn.
Tegenwerping: De Vader heeft de Zoon gebaard. Dus, of Hij was er, of Hij was er niet, maar het een en tegelijk het ander is ongerijmd.
Antwoord: Men mag met recht zeggen dat de Vader de Zoon gebaard heeft, die er al was: want de Vader is nooit zonder de Zoon geweest, zoals de zon ook niet zonder haar licht. Men mag ook nog een keer zeggen, dat Hij Hem gebaard heeft, als Hij er niet was, in zoverre de geboorte, alhoewel deze eeuwig is, wat de volgorde betreft aan het bestaan voorafgaat, zoals de zon eerder is dan haar licht.
8. Bestaat dit onderscheid alleen in het verstand of in het wezen of inderdaad zelf?
Dit onderscheid is niet wezenlijk, zoals in de schepselen, omdat een ieder zijn eigen en bepaalde eigenschap of hoedanigheid heeft. Want het wezen van de Vader is geen ander dan het wezen van de Zoon en geen ander dan die van de Heilige Geest, maar één en dezelfde, welke de Vader de Zoon geheel meedeelt, en de Vader en de Zoon delen die geheel de Heilige Geest mee. Het [onderscheid] bestaat ook niet in het verstand, want Hij wordt niet alleen met het verstand of met woorden Vader, Zoon en Heilige Geest genoemd. Noch ook op de manier zoals een mens vader of zoon kan zijn en genoemd worden. Maar het bestaat inderdaad zelf en is ook onbegrijpelijk, want iedere Persoon heeft zijn bijzondere bepaling; zijn zelfstandige en onmededeelbare eigenschap en is onderscheiden van de andere, niet door het wezen, maar door de manier van de zelfstandigheid.
9. Wat is het uiterlijk onderscheid?
Die zijn te ontlenen uit de werken van God aan de dingen die buiten Hem zijn. Namelijk dat de Vader de Zoon zendt, de Zoon, gezonden, de Verlosser is, de Heilige Geest de Heiligmaker is. Zoals ook in de Artikelen van het geloof de Vader van de Zoon onderscheiden is door de schepping, de Zoon door de menswording, de Heilige Geest van beide door de beschrijving in de gedaante van een duif, Matteüs 3:1616 Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen. en in de gedaante van gedeelde tongen, Handelingen 2:33 en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen., ook door de heiligmaking en wedergeboorte, alhoewel één en dezelfde God alles doet, zoals gezegd is: 'De werken van de Drieeenheid tot de dingen die buiten Hem, zijn ondeelbaar'. En daarom moet men hier denken aan de spreuk van Gregorius van NazianzeGregorius van Nazianze (329-389) was één van de drie Cappadocische kerkvaders. Hij weerhield zijn vader ervan als bisschop een ariaanse geloofsbelijdenis te ondertekenen, waarna hij zélf tot presbyter gewijd werd en later zijn vader opvolgde als bisschop.: 'Ik kan het Ene niet bedenken, of ik wordt met de glans van de Drie beschenen, noch kan ik de Drie niet onderscheiden, of ik wordt meteen tot het Ene gebracht.' Vervolgens is in de Goddelijke Personen wel een orde, maar ongelijkheid is er niet. Onderscheiding is er, maar geen scheiding.
10. Wat strijdt hiertegen?
De ketterij van Sabellius, die leerde dat er niet meer dan één Persoon in de Godheid is, en dat die door onderscheiden verschijningen nu eens de Vader en dan eens de Zoon wordt genoemd. De Vader ten aanzien van de schepping, de Zoon ten aanzien van de vleeswording, de Heilige Geest ten aanzien van de uitzending op de apostelen.
De ketterij van Samosatenus, die heeft geleerd dat de Zoon niet in meerdere zin zijn zelfstandigheid in God heeft als de wijsheid, rechtvaardigheid en goedheid.
Die van Arius, die geloochend heeft dat de Zoon uit het wezen van de Vader geboren was. Dat Hij eveneens eeuwig is, gelijk aan en naar zijn Persoon eenswezens met de Vader.
Van Servet, die gezegd heeft dat het woord 'persoon', niet anders moet verstaan worden, dan zoals het in de 'Kamer-spelen' in overeenstemming met de gestalte en het onderscheid van het ambt werd begrepen.
De ketterij van de tritheïsten, die de drie Personen in drie wezens veranderen. Zij ontkennen dat de Zoon van God naar Zijn wezen van hetzelfde wezen is als de Vader, en dat Hij van Zichzelf God is.
De blindheid van de joden, die stellen dat het wezen niet onderscheiden is.
De tegenwerpingen van Valentinus Gentilis, een Italiaan die het hoofd was van de tritheïsten en in 1566 te Bern om valse eden en godslasteringen met de dood gestraft is:
Tegenwerping: Als er meer Jehova's zijn, dan zijn er ook meer wezens. Het eerste is waar, zoals in
Genesis 19:2424 Toen liet de Here zwavel en vuur op Sodom en Gomorra regenen, van de Here, uit de hemel. staat: Toen liet de HERE zwavel en vuur op Sodom en Gomorra regenen, van de HERE, uit de hemel. Dat is de Zoon van de Vader. Zo dan, is de Zoon in het wezen onderscheiden van de Vader.
Antwoord: Het is een Hebreeuwse manier van spreken waardoor te kennen wordt gegeven dat God op een wonderbaarlijke wijze van Zichzelf vuur van de hemel heeft geregend. Ten andere wordt de naam Jahwe soms persoonlijk genomen. Zo is er dan onderscheid in de Personen, niet in het wezen.
Tegenwerping: Het leven van de Zoon is anders dan het leven van de Vader, zoals in
Johannes 5:2626 Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven, leven te hebben in Zichzelf. staat: Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven, leven te hebben in Zichzelf. Zo is het dan ook een ander wezen.
Antwoord 1: Deze tekst moet verstaan worden van de macht die Christus meegedeeld is ten aanzien van zijn Middelaarsambt.
Antwoord 2: Alhoewel het leven van de Zoon van de Vader komt, ten aanzien van de oorsprong van zijn Persoon, zo is het toch van Hemzelf, als het zonder dit inzicht beschouwd wordt, en is het derhalve hetzelfde, met het leven van de Vader.
Tegenwerping: De werkingen van Hen zijn onderscheiden, daarom zijn hun wezens ook onderscheiden. Maar de werkingen van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest zijn onderscheiden, dus, trek de conclusie maar.
Antwoord: Het eerste deel van deze flutreden is waar wat betreft de natuurlijke en uitwendige werkingen, maar het tweede is vals. Als het eerste deel spreekt van persoonlijke en inwendige werkingen, is het vals, want deze werkingen nemen de eenheid van het wezen niet weg; aangezien het wezen dat één in getal is, geheel in ieder Persoon is.
Tegenwerping: De macht van de Personen is niet één, want de Vader kan baren, de Zoon niet, zo is het dan ook niet één wezen.
Antwoord: Het betreft een natuurlijke, niet een persoonlijke macht, gelijk het één natuur is maar niet één persoon.
Tegenwerping: Het wezen van de Vader wordt aan de Zoon door geboorte meegedeeld. Daarom is het een ander in de Vader dan in de Zoon, omdat het een ander wezen is dat baart dan dat geboren wordt.
Antwoord: Men moet onderscheid maken tussen baren en meedelen. Want de persoon baart en wordt gebaard, maar het wezen baart niet, en wordt ook niet gebaard, maar wordt meegedeeld.
Tegenwerping: Als het zo is dat het wezen van de Vader en van de Zoon één is, dan moet daaruit volgen dat ook de Vader mens was geworden, maar dat is ongerijmd. Daarom is het eerste ook ongerijmd.
Antwoord: Niet het wezen van God zelf, op zich beschouwd, is mens geworden, maar de Persoon van de Zoon. En alhoewel de Persoon van de Zoon heel het wezen van God in Zich heeft, nochtans wordt deze, vanwege zijn eigen wijze van bestaan, van de Persoon van de Vader onderscheiden.
Tegenwerping: Als het wezen van de Vader en de Zoon één was, dan zou de Zoon Middelaar van Zichzelf zijn.
Antwoord: De Zoon is alleen Middelaar tussen ons en de Vader, en niet zonder meer tussen ons en het goddelijk wezen. En het ambt van de Middelaar hangt aan Gods vrije welbehagende wil en beschikking.