Het Latijnse woord peccatum (zonde) stamt af van peccando (zondigen). Zondigen is naar de omschrijving van Cicero in het derde boek van zijn Paradoxo niets anders dan buiten de perken springen, terwijl men zich daarbinnen had moeten houden. Dit wordt door de Romeinen vitium, malitia genoemd, dat wil zeggen een gebrek of slechtheid door een verkeerde geaardheid van het gemoed. Of: error of delictum, een dwaling, iets misdoen door een uitwendige en lichte dwaling. Of: flagitium, facinus, scelus, een slechte streek, een openbaar en schandelijk feit. Of: crimen en culpa, misdaad en schuld vanwege de zaken waarvan men wordt beschuldigd.
Door de Joden wordt het zondigen chetbea genoemd, want catha betekent: van het doel wegdwalen wat u in het oog behoorde te houden om het te bereiken; of ook wel: afwijken van datgene waarvan we weten dat het goed is, namelijk Gods wet.
Door de Grieken wordt de zonde hamartia en hamartema genoemd, woorden die afkomstig zijn van hamartanein, dat is: dwalen. Volgens SuidasDe Suda (abusievelijk toegeschreven aan een auteur genaamd Suidas) is een omvangrijk Grieks lexicon uit de tiende eeuw, dat het midden houdt tussen een encyclopedie en een woordenboek en informatie verschaft over de Griekse taal en letterkunde, met name door vele citaten van en biografische gegevens over auteurs en keizers uit de klassieke oudheid. is zondigen een wegdwalen van het goede. Er wordt ook wel gesproken over paraptoma, dat wil zeggen: een aanstoot, val, dwaling. Dit woord komt van para en piptein. Het is namelijk een vallen over de grenslijn van de gerechtigheid. Het woord kan ook afkomstig zijn van paraptomai, dat is: iets onbezonnen en roekeloos aanraken met een afdwalende hand. Ook spreekt men wel over opheilema, schuld – zoals in Matteüs 6:1212 en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.: “Vergeef ons onze schulden” – ter wille van het gelijke recht. Degene die zondigt, moet namelijk vanwege het onrecht waaraan hij zich schuldig gemaakt heeft, door God en mensen gestraft worden. Het is zoals met schulden die in het burgerlijke leven zijn verbonden met het ondergaan van de straf, tenzij er vergeving plaatsvindt. Ook wordt er wel gesproken over hettema, gebrek, zoals in 1 Korintiërs 6:77 Maar dan is de zaak voor u reeds geheel verloren, dat gij tegen elkander rechtszaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever onrecht? Waarom laat gij u niet liever te kort doen?: “Dan is er al volledig sprake van verlies – dat is: gebrek – onder u, dat u onder elkaar rechtszaken hebt.” Dit woord is afkomstig van hettaomai, dat is: ik word overwonnen, ik lig onder. Daarnaast is er sprake van kakia, poneria, slechtheid, boosaardigheid, een wandaad;1) en ook van parabasis, overtreding;2) van anomia,3) adikia,4) asebeia, dat is: ongerechtigheid, goddeloosheid. Aebeia heeft betrekking op de eerste tafel van de wet, dus op God; en adikia op de tweede tafel, dus op de medemens.
In 1 Johannes 3:44 Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid. wordt zonde omschreven als een wegnemen van het tegenovergestelde. Dat gebeurt op deze manier: “Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid”, dat wil zeggen anomia. Deze anomia is de overtreding of de beroving van de wet. Dat houdt in dat de overeenkomst van al onze daden – door ons lichaam of onze geest verricht – met de wet van God wordt weg geroofd. Het woord anomia heeft namelijk de kracht in zich van twee woorden. Het bestaat immers uit een ontkennend deel a én het woord nomos, wet. Het is zoals Ambrosius kortweg heeft gezegd: “Zonde is een overtreding van de wet van God.” AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt het zo: “Zonde is iets wat gezegd, gedaan, begeerd of gedacht wordt tegen Gods wet in.” Wij formuleren het als volgt: zonde is een gebrek, een afwijking of afdwaling van de wet of de wil van God; en het gevolg daarvan is de eeuwige dood.
Soms wordt het woord “zonde” gebruikt als een zinnebeeldige manier van spreken voor heel de verdorven mens, dus ook voor al zijn daden die tegen Gods wet strijden; én voor de offers en slachtoffers die tot verzoening zijn van al het zondige. Zie Exodus 29:3636 Dagelijks zult gij een stier als zondoffer ter verzoening bereiden en het altaar ontzondigen, doordat gij er verzoening over doet; gij zult het zalven om het te heiligen.: “Dagelijks zult gij een stier als zondoffer ter verzoening bereiden en het altaar ontzondigen.” Dat ‘ontzondigen’ wil zeggen: het besprengen met het bloed van het offerdier omwille van de zonde. Zie ook Leviticus 8:1515 En hij slachtte die, en Mozes nam het bloed en streek dat met zijn vinger rondom aan de horens van het altaar en ontzondigde het altaar; het overige bloed goot hij uit aan de voet van het altaar. Zo heiligde hij dit en deed daarover verzoening. en 2 Korintiërs 4:21.: “Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.” Dat houdt in dat Christus een Offer voor de zonde en de zondaar is geworden. De zonde is niet in Hem, maar ze is de zondeschuld van ons allen, die op Hem is gelegd en is toegerekend. Let daarvoor ook op de tegenstelling die in het vervolg van de tekst te vinden is: “… opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem”. Zo worden wij dan rechtvaardige mensen voor God, en dat door de gerechtigheid die niet in ons maar in Christus is, en ons wordt toegerekend.
Er is een uitwendige en een inwendige oorzaak. De uitwendige oorzaak kent veel facetten.
Absoluut niet! God haat, verbiedt en straft de zonde immers als iets wat met Zijn grote goedheid in strijd is, zoals Johannes zegt in zijn eerste brief, hoofdstuk 2:1616 Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.: “De begeerte des vlezes – daaronder verstaat hij alle zonden –, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.” En in Jakobus 1:1414 Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijner eigen begeerte. en 15 lezen we: “Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijn eigen begeerte. Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.” In Prediker 7:2929 Alleen, zie toch: ik heb ontdekt, dat God de mensen recht gemaakt heeft, maar zij zoeken vele bedenkselen. staat: “Alleen, zie toch: ik heb ontdekt, dat God de mensen recht gemaakt heeft, maar zij zoeken vele bedenkselen.” Het is overigens wel waar dat God in Zijn raad de zonde laat plaatsvinden, zoals in het hoofdstuk over de voorzienigheid al is gezegd.
Daarvan zijn er ook verschillende te noemen.
Op vijf verschillende manieren:
De zonde is niet iets wat toevoegt of aanbrengt; dan zou het iets geweest zijn wat God geschapen heeft, maar ze is ook niet simpelweg een ‘niets’. Ze is ook niet zomaar een puur wegroven van iets, zoals de dood een beroving van het leven is, of zoals duisternis een wegnemen is van licht. Maar ze is een gebrek, het afbreken of het vernielen van iets wat aangebracht is, namelijk van het werk en de ordening door God, in het schepsel dat daardoor de schuld draagt van het afkeren en afwijken van wat God heeft bedoeld. Het is te vergelijken met het vervallen van een huis tot een ruïne, en met het verlies van het gezichtsvermogen dat tot blindheid leidt. Paulus noemt de zonde een gebrek of een beroofd worden van iets, als hij zegt: “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:2323 Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.). Het is wel zo dat er uitwendige en inwendige factoren bij komen – dingen die wat lijken voor te stellen, maar toch verwarring en dwaling tot gevolg hebben. Het is als bij de broedermoord door Kaïn. De beweging door het opheffen van de handen is zo’n factor, maar de zonde zelf is een afwijking van Gods wet en een wegdwalen van Gods wil. Ze is dus een afwijken en een verwarring van de goddelijke orde. In die zin zegt Thomas van AquinoDe Italiaan Thomas van Aquino (1225-1274) was een filosoof en theoloog, die voor de roomse kerk geldt als een van de belangrijkste kerkleraren. Zijn werk kwam vooral neer op een synthese tussen het christelijk geloof en de filosofie van Aristoteles. dat de zonde niet alleen maar een beroving van of de afwezigheid van iets goeds, maar een bepaalde verderfelijke neiging of daad, die van de orde waarin ze behoort te zijn beroofd is. Ze is een verscheuren en in de war brengen van een zekere orde, waardoor al onze krachten en neigingen bestuurd horen te worden.
Dat is het redelijke schepsel, want in hem alleen, de mens, heeft de zonde in eigenlijke zin een plaats gekregen. Alleen hij had immers begrip en kennis heeft van de wet en de wil van God, en had die ook overdacht. Dat geldt niet voor de onredelijke schepselen.
Uit twee delen, namelijk:
Dit laatste wordt genezen, hersteld en weggenomen door de gehoorzaamheid en gerechtigheid van Christus, die ons door het geloof worden toegerekend. Het eerste wordt weggenomen door de hemelse kracht, die voortvloeit uit de opstanding van Christus en wedergeboorte genoemd wordt (hoewel ze gewoonlijk als ‘aanklevende gerechtigheid’ wordt aangeduid) en eveneens door de volmaakte heiliging van de menselijke natuur in Christus.
De dood, en deze in drie gestalten.
Twee, namelijk de eerste van een aantal engelen – daarover wordt gesproken in het hoofdstuk over de slechte engelen – en van de eerste mensen.
Vervolgens zien we de verdorvenheid en slechtheid van de menselijke natuur, die op deze val gevolgd is.
Het was een vrijwillige overtreding van het eerste gebod dat God heeft ingesteld,16) en dat kwam voort uit het plan van de duivel die de mens opstookte om dat te doen.17)
Dat kwam niet door een gulzige begeerte, want er was aan alle kanten een overvloed van heerlijke dingen, waarnaar men had kunnen verlangen. Nee, het was ongeloof waardoor de mens de waarheid van God eerst in twijfel trok, vervolgens verachtelijk opzij zette en zich toen tot de leugen keerde. Daar zijn ondankbaarheid, een hunkering naar eer en trots uit voortgekomen. Daarmee gepaard gingen verachting van en een hardnekkig verzet tegen God. Adam was niet tevreden met zijn positie en heeft de grote milddadigheid van God op een onwaardige manier veracht, want hij heeft aan God gelijk willen worden. Zo kwam het dat hij de lasterlijke praat van de satan heeft geloofd, en kwam hij er ook toe om God te beschuldigen van leugen, jaloezie en kwaadwilligheid. Ook heeft de mens meer geloof gehecht aan de satan dan aan God, want de satan spiegelde hem met zijn leugens prachtige dingen voor die vanuit de overtreding zouden voortkomen, terwijl God hem met de ondergang bedreigde. Zo heeft de mens ten slotte heel lichtzinnig en moedwillig het gebod van God, zijn Schepper, Vorst, Koning en Heere, geschonden en Zijn gezag over hem van zich afgeschud. Daardoor kon het gebeuren dat hij van God is afgeweken en door een verschrikkelijke val als een slaaf in dienst gekomen is van de duivel, die een boosaardige en schandelijke vijand van God is.18)
Het is de beroving van het hemelse beeld waarin Adam geschapen was. Dat beeld hield in: wijsheid, deugdzaamheid, heiligheid, waarheid en gerechtigheid. Met al deze eigenschappen was de mens in het begin van de schepping versierd. In plaats daarvan is hij een kopie van het beeld van de satan geworden. Dat wil zeggen dat blindheid, machteloosheid, onreinheid, zinloosheid en onrechtvaardigheid nu zijn deel is geworden. Dit alles betekent dat de mens nu niet anders kan doen dan zondigen.
Twee, de oorspronkelijke en de huidige, daadwerkelijke verdorvenheid. De ene is de moeder en de andere het verdorven kind. De ene is een fatale en vergiftige plant, en de andere een vuile en stinkende pest. De ene wordt de oorspronkelijke zonde of erfzonde genoemd, dat wil zeggen: de zonde waarin we zijn voortgeplant en geboren;19) de andere is de ‘dadelijke’ of daadwerkelijke zonde, dus de zonde die we over ons heen brengen of die we doen. Deze twee verdorvenheden zijn overigens veel meer in ‘soorten’ te onderscheiden, waarbij de ene afhankelijk is van de andere. Ze liggen in elkaars verlengde, maar zijn ook met elkaar in strijd. De ene is als het ware een oorzaak, de wortel; en de andere is de vrucht en het resultaat. Dit onderscheid is gefundeerd op wat Romeinen 5:1414 Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende. ons zegt.
De smet die vanaf de eerste vader van alle mensen (voor wat het vlees betreft) op allen die uit hem geboren zijn, wordt overgebracht.
Zowel de vorm als de inhoud van de zonde. Zo leert de apostel in Romeinen 51 Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, 2 door wie wij ook de toegang hebben verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. 3 En niet alleen (hierin), maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, 4 en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; 5 en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is, 6 zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven. 7 Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven - maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven - 8 God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. 9 Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. 10 Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; 11 en dát niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus [Christus], door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben. 12 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben; 13 want reeds vóór de wet was er zonde in de wereld. Maar zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. 14 Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende. 15 Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. 16 En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van één; want het oordeel leidde van één overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging. 17 Want, indien door de overtreding van de ene de dood als koning is gaan heersen door die ene, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus. 18 Derhalve, gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. 19 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden. 20 Maar de wet is er bijgekomen, zodat de overtreding toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden, 21 opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here. heel duidelijk vanaf vers 1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben. tot aan het einde van dit hoofdstuk. Dus niet alleen de beroving zelf van de oorspronkelijke gerechtigheid en de verdorvenheid van de gehele menselijke natuur, maar ook de staat van beschuldiging, dat wil zeggen: het verbonden zijn aan de eeuwige straf waarin Adam zichzelf en al zijn nakomelingen in gewenteld heeft. Dat is de eerste ongehoorzaamheid van Adam zelf, die ons allen toegerekend wordt en die dus op alle mensen gekomen is. Al is het dan niet door een bepaalde daad, toch is die ons deel geworden in een erkennen van schuld en toerekening. Zo wordt het ook geleerd in Romeinen 5:1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben., waar staat dat wij allen in Adam als de wortel van het menselijke geslacht gezondigd hebben. Wij waren namelijk in zijn lendenen. Zie ook de verzen 16 en 1816 En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van één; want het oordeel leidde van één overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging. (...) 18 Derhalve, gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven.. De schuld is door de val van één mens op alle mensen gekomen tot veroordeling. Zie ook vers 1919 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden.. Door de ongehoorzaamheid van één mens zijn zij allen onrechtvaardigen en zondaars geworden. Dat wil zeggen dat ze als schuldigen aan de toorn van God zijn onderworpen om veroordeeld te worden tot de eeuwige dood.
Omdat Christus niet op een gewone manier door toedoen van het zaad van een man geboren is, maar ontvangen werd door de Heilige Geest. Daarom was Hij vrij van erfzonde en de daarbij horende straf. Daarom ook heeft Hij in de lendenen van Abraham geen tienden gegeven, maar verscheen Hij hier in de persoon van Melchizedek als een eeuwige Priester, Die geen tienden gaf maar ze ontving.
Als iemand uit een mens geboren wordt die gezondigd heeft, kan het niet anders dan dat hij onderworpen is aan de straf die God aan het menselijke geslacht rechtvaardig heeft opgelegd. Zo wordt er immers uit een niet-adellijke vader een niet-adellijke zoon geboren; een melaatse vader brengt een melaatse zoon voort, en van een giftige slang komt een even giftige slang.
Vanuit God bezien is het een heel rechtvaardige zaak. En het is ook onder alle volken heel gewoon dat wat het hoofd doet of wat het hoofd is, rechtmatig aan het hele lichaam wordt toegerekend; en dat de kinderen dus vanwege de weerspannigheid van de ouders beroofd worden van alles wat van hun vader was. Het is als bij een leenheer die geheel terecht het leen afneemt van zijn ondankbare vazal en diens nakomelingen – een leen dat hem eerst onder bepaalde voorwaarden was toevertrouwd. Daarom is het ook een rechtvaardige daad van God dat Hij van Adam en al zijn nakomelingen de goederen afneemt, die aanvankelijk aan het menselijke geslacht in hun vader gegeven waren.
Bovendien is het zo dat alles wat Christus als het Hoofd van alle uitverkorenen en van Zijn gemeente gedaan heeft, aan de gemeente wordt toegerekend. Zo kan van ons gezegd worden dat wij in Christus de wet gehouden hebben, in Hem gestorven, begraven en opgestaan zijn en met Hem een plaats in de hemel hebben. We lezen dat in Efeziërs 2:66 en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus. en vele andere plaatsen. Wat Adam dus als het hoofd van het menselijke geslacht verzondigd heeft, wordt ons rechtmatig toegerekend, want hij vertegenwoordigde het hele menselijke geslacht en elk mens afzonderlijk. Hij was de representant van al zijn nakomelingen. Wat hem was toevertrouwd, heeft hij dus ook verloren voor heel zijn nageslacht.
Ten aanzien van de schuld oftewel de verplichting om straf te ondergaan, gebeurt dit door toerekening, zoals al gezegd is. Maar ten aanzien van de verdorvenheid, gebeurt dat niet zozeer door het voorbeeld of de navolging van iemand anders en ook niet zozeer door verkeerde en slechte gewoonten, maar vooral door voortplanting en geboorte. In Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. wordt immers gezegd dat Adam zijn zoon Seth heeft voortgebracht naar zijn beeld; en dat is zondig mens.20)
Vervolgens is het zo dat ook de jonge kinderen niet zozeer zondigen door een verkeerd voorbeeld na te volgen, maar ze worden in zonden ontvangen en geboren.21) De apostel zegt in Efeziërs 2:33 - trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns. dat wij allen niet door navolging, maar van nature vanaf de dag van onze geboorte “kinderen des toorns” zijn.
Maar laten we [wat dit betreft] maar denken aan de uitspraak dat men veel meer hoort te proberen aan het kwaad te ontkomen dan na te gaan hoe het in ons gekomen is.
Nee, want deze kinderen komen niet voort uit de geestelijke geboorte van hun ouders, maar ze zijn op de aarde gekomen vanuit een vleselijke geboorte. De nakomelingen van deze ouders worden uit hen niet geboren naar de staat van hun genade, maar vanuit hun natuurlijk bestaan.
De schuld en verdorvenheid zijn er immers van nature, maar de rechtvaardiging die tegenover de schuld en de heiliging die tegenover de verdorvenheid gesteld wordt, zijn bovennatuurlijk en vanuit genade ontvangen. De kinderen van God zijn “niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren”, zegt Johannes 1:1313 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.. En in Johannes 3:33 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. lezen we: “Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien.”
Op allen die van Adam afstammen, en daarvan zijn de kinderen die in de schoot van de moeders ontvangen zijn, niet uitgezonderd.22) Want al is het waar dat zij nog geen vruchten van ongerechtigheid voortbrengen, hun natuur is toch een vrucht van de zonde;, en daarom zijn een gruwel voor God en worden ze door Hem gehaat. “Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben” (Romeinen 5:1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.). Maar hoewel deze kinderen in oorsprong zonde zijn, hebben ze nog niet daadwerkelijk gezondigd.
Alleen Christus. Hij stamt weliswaar geheel en al van Adam af,23) maar Hij is niet op een natuurlijke wijze ontvangen in de moederschoot zoals alle andere kinderen. Hij is zonder toedoen en zonder het zaad van de man, maar alleen door de kracht van de Heilige Geest uit de maagd Maria geboren. Vanaf de ontvangenis af is Hij dus geheiligd, opdat Hij zonder zonde zou zijn.
Ze zijn heilig voor zover ze delen in de gemeenschap met de gemeente, waarvan we in de Apostolische Geloofsbelijdenis belijden dat die een gemeenschap der heiligen is. Maar de vergeving van de zonden en de gerechtigheid zijn niet gebonden aan de voortplanting, maar aan de genade en barmhartigheid van God oftewel aan Gods soevereine verkiezing.
Vervolgens zijn ze heilig, omdat ze begrepen zijn in het verbond van God, waarvan gezegd wordt: “Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn” (Genesis 17:77 Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn.).
Het is wel de zonde van een ander, omdat ze door Adam begaan is en van hem op ons is overgebracht door de voortplanting, maar toch is ze net zo goed ieders eigen zonde als de zonde van Adam.
En zo wordt ook zijn zonde, die hij door voortplanting aan ons overdroeg en in het gevolg daarvan de dood die vanwege de zonde gekomen is, ook de zonde en de dood van ieder van ons.
Mag men wel zeggen dat evenals de zonde van Adam ook de zonden van andere ouders op hun nakomelingen wordt overgebracht?
De wijze waarop is niet dezelfde, want de eerste zonde is niet zozeer een persoonlijke en Adams eigen zonde geweest, maar een zonde van de menselijke natuur en daarom van het gehele menselijke geslacht dat in zijn lendenen in oorsprong aanwezig was. Daarom was die zonde inderdaad een oorspronkelijke zonde. Maar de andere zonden van Adam en van alle andere mensen zijn werkelijk persoonlijke zonden geweest, waarvan Ezechiël spreekt in hoofdstuk 18:2020 De ziel die zondigt, die zal sterven. Een zoon zal niet mede de ongerechtigheid van de vader dragen, en een vader zal niet mede de ongerechtigheid van de zoon dragen. De gerechtigheid van de rechtvaardige zal alleen rusten op hemzelf en de goddeloosheid van de goddeloze zal alleen rusten op hemzelf.: “De ziel die zondigt, die zal sterven. Een zoon zal niet mede de ongerechtigheid van de vader dragen, en een vader zal niet mede de ongerechtigheid van de zoon dragen.”
Het is echter niet ongerijmd als we zeggen dat de zonden van de eigen ouders aan de kinderen door het verdorven zaad mét het lichaam worden meegegeven. In de eerste plaats gebeurt dit door de smet van de zonden, en vervolgens omdat de ziel door het lichaam besmet wordt. Daardoor zegt God in Exodus 20:55 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten.: “Ik, de HERE, uw God, ben een na-ijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen.”
Maar als de kinderen na hun geboorte niet altijd gelijk zijn aan hun goddeloze ouders, komt dat door een bijzondere genade van God.
Ze is geen zelfstandigheid, want dan zou of de ziel of het lichaam gezondigd moeten hebben, maar die beide zijn wat het wezen ervan betreft, goed geschapen uit Gods hand; en ze worden ook nog steeds door God voortgebracht. Die beide zijn dus op zichzelf gezien geen zonde. Ze is ook geen wezenlijke eigenschap of iets wezenlijks in de mens, maar een hoedanigheid die van buiten de mens is gekomen. Toch wordt ze wezenlijk genoemd, niet omdat ze vanuit de (geschapen) natuur voortgekomen is, maar omdat ze degenen die aan haar onderworpen zijn, door erfrecht – zoals men dat noemt – vasthoudt en zich vasthecht aan de natuur, de krachten en de natuurlijke vermogens van de mens zelf. Daardoor kan men zeggen dat ze een ingeboren iets is in de mens. Zie Efeziërs 2:33 - trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns.: “En wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns.” En ook in Romeinen 7:17-2117 Doch dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. 18 Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont. Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, kan ik niet. 19 Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dát doe ik. 20 Indien ik nu datgene doe, wat ik niet wens, dan bewerk ík het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. 21 Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig. wordt door de apostel gesproken over “de zonde die in mij woont” en het kwade dat bij mij aanwezig is.
AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.25) zegt dat die oorspronkelijke zonde of erfzonde wordt vergeven, niet omdat ze er niet wezenlijk is, maar omdat ze niet toegerekend wordt. Ze gaat dus aan ons voorbij als schuld, maar ze blijft door de daad zelf, en daarom blijft ook de dood.
De hele mens, dus met ziel en lichaam, van het hoofd tot de voeten; met alle krachten van het lichaam en alle hogere en lagere vermogens van de ziel; met zijn verstand, zijn wil en zijn gevoelens. Daarom zegt de apostel in Efeziërs 4:17,1817 Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken, 18 verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart. dat het denken aan de ijdelheid, de gedachten aan het duister, maar het hart aan de verharding onderworpen zijn. Ditzelfde blijkt ook uit heel helder uit de vernieuwing die de apostel aan het verstand, de ziel en het lichaam toeschrijft.26)
Uit twee: het gebrek zelf én de begeerte oftewel de slechte en onwettige neiging tot het kwade.
Het gebrek is het missen van de oorspronkelijke gerechtigheid. Die komt uit in de blindheid van het verstand en de onwetendheid in goddelijke zaken; en eveneens in de wil en het hart, waarin een afkeer is van God en waarbij men beroofd is van de liefde tot God en de mensen.27) “Een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is” (1 Korintiërs 2:1414 Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.).
Die begeerte is geen gewoon verlangen om te eten, te drinken, zich voort te planten of zich te vermaken. Ze is ook geen neiging van het hart zoals die uitkomen in gevoelens en sympathieën, en evenmin een wanorde in de verschillende lusten en begeerten. Maar de begeerte is een aandrang en geneigdheid van alle krachten in de mens om dingen te doen die door de wet van God verboden worden. Ze komt wat het verstand betreft uit in duisternis en twijfel ten aanzien van God en Zijn voorzienigheid, en wat de wil en het hart betreft, in halsstarrigheid en verzet.
Helemaal niet! Paulus stelt namelijk het vlees en de leden van het lichaam niet tegenover het verstand, dat wil zeggen de rede voor zover dat zonder de verlichting van de Heilige Geest is. Maar hij stelt het vlees tegenover de geest, dat wil zeggen de geestelijke gaven zoals die uitkomen in de wedergeboorte, voor zover de Heilige Geest die in de mens begonnen is.
Anselmus omschrijft haar als volgt: ze is een missen van de oorspronkelijke gerechtigheid die er in de mens behoorde te wezen. Wij zeggen er dit van: de erfzonde is een beroving van de oorspronkelijke gerechtigheid, maar dat niet alleen. Ze is ook de slechtheid en verdorvenheid van de menselijke natuur in alle delen van de ziel, die vanaf Adam op al zijn nakomelingen is overgebracht. Ze is eveneens de schuld waardoor de kinderen die geboren worden, zelf ook verdorven zijn vanwege de val van Adam; en daarom staan ze schuldig aan de toorn van God en de eeuwige dood, tenzij er vergeving plaatsvindt en de weldaden van God ons ten goede komen.28) Die verdorvenheid van onze natuur brengt in ons alleen maar daden voort waarvan de Schrift zegt dat het “werken van het vlees” zijn.29)
Zoals de boom verschilt van de vruchten of de wortel van de takken. De erfzonde is als het ware de boom of de wortel, waaruit de slechte vruchten of takken voortkomen. Die laatste zijn dan de daadwerkelijke zonden, in uitwendige en inwendige zin. Uit het hart, zegt Christus, komen boze overleggingen voort (Matteüs 15:1919 Want uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen.). En in Galaten 5:1919 Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid. worden de werken oftewel de vruchten van het vlees allemaal opgesomd.
Bovendien houdt de daadwerkelijke zonde na de daad direct op.41) Als iemand overspel gedaan of een godslasterlijk woord gezegd heeft, houdt die daad na het doen ervan direct op, hoewel de schuld en de toorn erover blijven. Maar de erfzonde gaat als zodanig niet voorbij, want we ervaren dat de verdorvenheid van onze natuur in ons blijft, ook gezien het feit dat we steeds weer in zonden vallen, en met onze ziel en ons lichaam niet in staat zijn om dingen te doen die aan God behagen.
Ze bedriegt ons, wekt alle begeerten in ons op en voert ons naar de dood.44)
Er zijn drie toepassingen.
Dat zijn vele dwalingen.