Inhoud

De wet

1. Waar komt het woord ‘wet’ vandaan?

Het woord ‘wet’ (lex) komt van ligando (binden), omdat de wet de mensen verbindt aan wie ze is opgelegd – óf tot werkelijke gehoorzaamheid óf tot straf. Het is ook mogelijk dat het woord van legendo (lezen) afstamt, omdat de wetten gewoonlijk in het openbaar worden voorgelezen. Ten slotte kan het woord ook verband houden met eligendo (kiezen), omdat de wet de norm aangeeft van wat men wil kiezen of verwerpen. In het Grieks kennen we het woord nomos (wet), alsof men bij vergelijking over een ‘nemer’ sprak, omdat de wet niemand het zijne afneemt maar juist ieder datgene geeft wat hem op basis van het recht toekomt.

2. Wat betekent het woord ‘wet’?

  1. In het algemeen wordt het woord gebruikt voor alle onderricht dat ons iets voorschrijft; dat komt overeen met wat in het Hebreeuws Thora wordt genoemd, dat van het woord iara is afgeleid, wat betekent: hij heeft geleerd. Zo wordt ook het evangelie een ‘wet’ genoemd; zie Jesaja 2:33 en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem., waar staat: “Uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem.” Hetzelfde zien we in Jeremia 31:3333 Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.: “Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven.” En in Romeinen 3:2727 Waar blijft het roemen dan? Het is uitgesloten. Door welke wet? Der werken? Neen, maar door de wet van geloof. wordt het evangelie door eenzelfde manier van spreken “de wet van geloof” genoemd, dat wil zeggen: een leer die de zaligheid aanbiedt onder een voorwaarde: als u gelooft. In Filippenzen 31 Overigens, mijn broeders, verblijdt u in de Here! Hetzelfde aan u te schrijven is voor mij niet verdrietig en voor u is het veilig. 2 Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis! 3 Want wíj zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen. 4 Ofschoon ik voor mij wel reden zou hebben om ook op vlees vertrouwen te stellen. Indien een ander meent op vlees te kunnen vertrouwen, ik nog meer: 5 besneden ten achtsten dage, uit het volk Israël, van de stam Benjamin, 6 een Hebreeër uit de Hebreeën, naar de wet een Farizeeër, naar mijn ijver een vervolger van de gemeente, naar de gerechtigheid der wet onberispelijk. 7 Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus' wil schade geacht. 8 Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, 9 en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof. 10 (Dit alles) om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik, aan zijn dood gelijkvormig wordende, 11 zou mogen komen tot de opstanding uit de doden. 12 Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben. 13 Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, 14 maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. 15 Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren; 16 maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder! 17 Weest allen mijn navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt. 18 Want velen wandelen - ik heb het u dikwijls van hen gezegd, maar nu zeg ik het ook wenende - als vijanden van het kruis van Christus. 19 Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind. 20 Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, 21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen. betekent het een voorschrift zoals de godsdienst dat aangeeft; Paulus gaat daar ook vanuit en zegt dan dat hij een farizeeër geweest is naar de wet, dat is dus: wat die godsdienst betreft.
  2. In het bijzonder en bij uitstek betekent de wet het hele Oude Testament; zie Romeinen 3:1919 Nu weten wij, dat de wet, bij al wat zij zegt, tot hén spreekt, die onder de wet zijn, opdat alle mond gestopt en de gehele wereld strafwaardig worde voor God.: “Nu weten wij, dat de wet, bij al wat zij zegt, tot hén spreekt, die onder de wet zijn.”
  3. Als de wet tegenover de profeten gesteld worden, betekent de wet alleen de boeken van Mozes; dan wordt de wet van de profeten en de psalmen onderscheiden, zoals Lucas in hoofdstuk 24:4444 Hij zeide tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden. zegt: “Alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen”. En in Romeinen 3:2121 Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen. lezen we: “Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen”.
  4. Als de wet tegenover het evangelie gesteld wordt, dan is de wet de wet van de zeden en alles wat daarbij hoort, zoals in Romeinen 3:2828 Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet. gebeurt: “Wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet.”
  5. Als de wet tegenover de genade gesteld wordt, betekent de wet de toorn van God, het oordeel en strenge rechtvaardigheid; daarover lezen we in Romeinen 6:1414 Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.: “Want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.” Zo ook in Galaten 5:1818 Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet.: “Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dat zijt gij niet onder de wet.”
  6. Soms wordt de wet gesteld tegenover de waarheid; dan geeft de wet de schaduwdienst van het Oude Testament aan, dus alles wat met de ceremoniën van de wet te maken heeft, zoals in Johannes 1:1717 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. wordt bedoeld: “De wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.”
  7. Als de wet in verband gebracht wordt met de tijd dat Christus in de wereld is gekomen, betekent de wet het geheel van het maatschappelijk en burgerlijk bestel zoals Mozes dat had verordend; daarvan lezen we bijvoorbeeld in Galaten 3:2323 Doch voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden met het oog op het geloof, dat geopenbaard zou worden.: “Voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden.” Ook heeft het woord dan betrekking op de instelling van het priesterschap, waarover we in Matteüs 11:1313 Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe. lezen: “Al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe.”1)
  8. Soms wordt het woord “wet” in vergelijkende zin gebruikt om de autoriteit, het gezag en de kracht aan te geven waardoor wij tot iets worden gedreven of aangespoord, bijvoorbeeld wanneer gesproken wordt over de “wet van de Geest des levens”, de “wet der zonde en des doods” en de “wet der zonde, die in mijn leden is”.2)

3. Wat verstaan we hier onder het woord ‘wet’?

Een leer of standpunt dat door God in het verstand van de mensen is ingeplant, en in latere tijd door Mozes aan ons is doorgegeven. Hierin worden zaken bevolen die heilig en rechtvaardig zijn, waarbij het eeuwige leven beloofd wordt onder de voorwaarde dat u al de geboden volbrengt, maar waarbij u met het eeuwige oordeel bedreigd wordt als u ook maar in het allerminste tekortschiet.3)

4. Welke andere namen worden ook wel aan de wet gegeven?

Er zijn verschillende namen en ook in verschillend opzicht. Als er bijvoorbeeld een vergelijking gemaakt wordt tussen de wet en het evangelie – en dat gebeurt vooral in hoofdstukken over de rechtvaardiging – geeft Paulus aan de wet geen al te fraaie namen. Dat gebeurt echter niet omdat de wet niet goed is, maar vanwege ons mensen. Paulus spreekt over de wet als een “tuchtmeester” en als “in verzekerde bewaring” zijn4), als een “slavenjuk”5) en als de “kracht der zonde”6). Ook zegt hij dat de wet “toorn bewerkt” die tot de dood leidt7), en hij typeert de wet als “zwakke en armelijke wereldgeesten”8), als “de bediening des doods en der veroordeling”, als de “letter die doodt”9), als het “bewijsstuk dat tegen ons getuigde”10) en ten slotte als “de bedeling die slaven baart”11). Maar de wet op zichzelf beschouwd als een leer die door God is ingesteld, wordt een heilige wet genoemd, een heilig en goed gebod12); er wordt dan over “levende woorden” gesproken13) en over “het gebod dat ten leven moest leiden”14).

5. Wie heeft de wet opgesteld en ook ingesteld?

God Zelf. Hij heeft de wet al vanaf de schepping in het verstand van de mens ingegeven. Daarna heeft Hij de wet op de berg Sinaï in stenen tafels gegrift en laten verkondigen.15)

6. Wie zijn de zogenaamde meewerkende oorzaken, of anders gevraagd, wie waren de bedienaars van de wet?

  1. De engelen; ze hebben de wet niet ingesteld, maar ze waren de boden en getuigen die God in de verkondiging van Zijn Woord gebruikt heeft. Zie Handelingen 7:5353 gij, die de wet ontvangen hebt op beschikking van engelen, doch haar niet hebt gehouden., waar we lezen: “Gij, die de wet ontvangen hebt op beschikking van engelen.” En in Galaten 3:1919 Waartoe dient dan de wet? Om de overtredingen te doen blijken is zij erbij gevoegd, totdat het zaad zou komen, waarop de belofte sloeg, en zij is op last van (God) door engelen in de hand van een middelaar gegeven. staat: De wet “is op last van God door engelen in de hand van een middelaar gegeven.” Dat wil zeggen: de wet is aan Mozes, Gods bode, gegeven door de dienst van de engelen.
  2. Mozes; hij is door God in het bijzonder hiertoe geroepen – zie Exodus 19:3-203 Toen klom Mozes op tot God, en de Here riep tot hem van de berg, en zeide: Zó zult gij zeggen tot het huis van Jakob en meedelen aan de Israëlieten: 4 gij hebt gezien, wat Ik de Egyptenaren heb aangedaan, en dat Ik u op arendsvleugelen gedragen en tot Mij gebracht heb. 5 Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. 6 En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult. 7 Toen kwam Mozes en ontbood de oudsten van het volk en legde hun al deze woorden die de Here hem geboden had, voor. 8 En het gehele volk antwoordde eenparig: Alles wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen. En Mozes bracht de woorden van het volk weder aan de Here over. 9 Daarna zeide de Here tot Mozes: Zie, Ik kom tot u in een donkere wolk, opdat het volk kan horen, wanneer Ik met u spreek, en zij ook voor altoos in u geloven. En Mozes deelde de woorden van het volk aan de Here mee. 10 En de Here zeide tot Mozes: Ga tot het volk; heilig hen heden en morgen, en laten zij hun klederen wassen. 11 En tegen de derde dag zullen zij gereed zijn, want op de derde dag zal de Here nederdalen voor de ogen van het gehele volk op de berg Sinai. 12 Daarom zult gij het volk buiten een bepaalde kring houden en zeggen: Wacht er u voor de berg te bestijgen, of maar de voet ervan aan te raken; ieder die de berg aanraakt, zal zeker ter dood gebracht worden. 13 Geen hand zal hem aanraken, want dan zal men zeker gestenigd of met pijlen doorschoten worden; hetzij dier hetzij mens, hij zal niet blijven leven. Eerst bij de langgerekte toon van de hoorn mogen zij de berg bestijgen. 14 Toen daalde Mozes de berg af naar het volk; hij heiligde het volk en zij wiesen hun klederen. 15 En hij zeide tot het volk: Weest over drie dagen gereed, nadert niet tot een vrouw. 16 En het geschiedde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er donderslagen en bliksemstralen en een zware wolk op de berg waren en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in de legerplaats was, beefde. 17 Toen leidde Mozes het volk uit de legerplaats God tegemoet en zij stelden zich op onder aan de berg. 18 En de berg Sinai stond geheel in rook, omdat de Here daarop nederdaalde in vuur; de rook daarvan steeg op als de rook van een oven, en de gehele berg beefde zeer. 19 Het geluid van de bazuin werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak, en God antwoordde hem in de donder. 20 Toen daalde de Here neder op de berg Sinai, op de bergtop, en de Here riep Mozes naar de bergtop, en Mozes klom naar boven. en Johannes 1:1717 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen., waar staat: “De wet is door Mozes gegeven.” Dat wordt door Handelingen 7:3838 Deze is het, die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinai, en met onze vaderen; en hij ontving levende woorden om die u te geven. bevestigd, want Mozes heeft als een middelaar tussen God en het volk Israël16) tot tweemaal toe de twee stenen tafelen, die hij van God door de dienst van de engelen ontvangen had, vanaf de berg naar de Israëlieten gebracht.17)

7. Wat is de inhoud of het voorwerp van de wet?

De liefde tot God en de naasten. Zie Matteüs 22:37-3937 Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. 38 Dit is het grote en eerste gebod. 39 Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf., waar we lezen: “Gij zult liefhebben de Here, uw God, met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand”, en: “gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.”

8. Hoeveel elementen bevat de wet van Mozes?

Drie, de zedelijke wet, de ceremoniële wet en de burgerlijke wet waarop de rechtspraak berust. Zie Deuteronomium 6:11 Dit nu is het gebod, dit zijn de inzettingen en verordeningen, die de Here, uw God, bevolen heeft u te leren om die na te komen in het land, waarheen gij zult trekken om het in bezit te nemen.: “Dit nu is het gebod, dit zijn de inzettingen en de verordeningen die de Here, uw God, bevolen heeft.” En Romeinen 9:44 immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften.: “Hunner [de Israëlieten] is (…) de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften.” De eerste hebben de Joden met de heidenen gemeenschappelijk gehad en de laatste waren speciaal voor hen als – bij wijze van spreken – hun stadsrechten.

9. Wat houdt de zedelijke wet in?

Dit is Gods gebod dat de norm inhoudt om godvrezend en rechtvaardig voor God te leven. Het gebod eist van alle mensen een volkomen en altijddurende gehoorzaamheid tegenover God, en het belooft het eeuwige leven aan hen die volkomen gehoorzaamd zullen hebben. Maar het bedreigt degenen die Gods wet niet volkomen hebben gehoorzaamd; zie hiervoor Leviticus 18:55 Ja, gij zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven: Ik ben de Here.: “De mens die ze [Gods inzettingen] doet, zal daardoor leven”.18) Zie ook Galaten 3:1010 Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.: “Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.” Ze wordt de zedelijke wet of de wet der zeden genoemd, omdat ze een voortdurende regel van leven is, waaraan ieders doen en laten zowel tegenover God als tegenover onze naasten moet voldoen, en ze is kort samengevat in de Tien Geboden.19)

10. Wat is het verschil tussen deze zedelijke wet en de menselijke wetten die op de zeden betrekking hebben?

Dat verschil is heel groot, want de menselijke wetten eisen of verbieden alleen uitwendige daden, en willen dat er maatregelen of richtlijnen genomen worden die alleen indirect hun invloed uitoefenen, en zo inwendig de gevoelens kunnen sturen en matigen naarmate de rede dat vereist. Maar de wet van God eist niet alleen uitwendige daden, maar ook een bekering van onze gehele natuur tot God; ze eist een absolute en volkomen gehoorzaamheid en een instelling van al onze gevoelens naar de eeuwige regel van Gods wijsheid, en ze wil geestelijke gevoelens die oprecht en zuiver met Gods wet overeenkomen. Paulus heeft daarvan gezegd in Romeinen 7:1414 Wij weten immers, dat de wet geestelijk is; ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde.: “Wij weten immers, dat de wet geestelijk is.” En in Deuteronomium 6:55 Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. lezen we: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.” Exodus 20:1717 Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is. zegt ons: “Gij zult niet begeren…”. Ook moeten we onze naasten liefhebben als onszelf.

Vervolgens houden de menselijke wetten ons alleen maar tijdelijke straffen voor, maar de zedelijke wet van God dreigt ons met Zijn eeuwige toorn en tegelijk ook met tijdelijke en eeuwige straffen.

11. Is de zedelijke wet anders dan de wet van de natuur?

Nee.

Waarom was het dan nodig dat de Tien Geboden werden afgekondigd?

  1. Na de val van Adam is het verstand van de mens door duisternis bevangen, waardoor ook de kennis van de wet der natuur verdonkerd is; ook ons toestemmen van de wet is zwakker geworden en er is in de mens een grote hardnekkigheid ontstaan onder invloed van onze lagere driften.
  2. God heeft door een nieuwe afkondiging van de wet te kennen gegeven dat Hij de Auteur van de wet der natuur en de natuurlijke kennis is; en tegelijk wil Hij betuigen dat Hij niet wil dat Zijn wet in de wind geslagen wordt.
  3. God heeft gewild dat er een uitdrukkelijke stem van Zijn gericht en oordeel tegen de zonde zou klinken, en dat men zal weten dat de mensen niet als door toeval gestraft worden, maar door Gods verordening.
  4. Zo hebben wij mensen een bepaalde manier om God te dienen en te eren.

12. Wat is het doel van de wet?

Dat wordt gezegd in 1 Timoteüs 1:55 En het doel van (alle) vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof.: “En het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof.”

13. Kunnen wij aan de wet de gehoorzaamheid geven die van ons geëist wordt?

De wedergeborenen kunnen dat niet; dat leert de ervaring ons maar ook het getuigenis in de Schrift, zoals Jezus Sirach 7:21. en Spreuken 20:99 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart rein bewaard, ik ben rein van zonde?. In 1 Koningen 8:4646 Wanneer zij tegen U zondigen - er is immers geen mens die niet zondigt - en Gij op hen toornig wordt en hen overlevert aan een vijand, zodat men hen als gevangenen wegvoert naar het land van de vijand, ver of nabij. lezen we: “Er is immers geen mens die niet zondigt”; en David zegt in Psalm 143:22 ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig.: “Niemand die leeft, is voor U rechtvaardig.” Als Paulus in Romeinen 7:2121 Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig. over goede werken spreekt, zegt hij: “Als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig”; en in Filippenzen 3:1212 Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben. belijdt hij: “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn.” Ten slotte getuigt ook de nieuwe Weg die ons gewezen is om hemelwaarts te gaan, namelijk Jezus Christus onze Here, het heel duidelijk, want Paulus zegt in Galaten 2:2121 Ik ontneem aan de genade Gods haar kracht niet; want indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven.: “Indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven.”

14. Is het dan niet onrechtvaardig dat God onmogelijke dingen van ons eist?

Nee, laat die gedachte ver van u! God eist van ons wat van Hem is en wat Hij ons eerst gegeven heeft. Hij had immers bij de schepping aan onze eerste ouders het vermogen gegeven om de wet te onderhouden. Het is als bij iemand die een ander geld leent; die laatste raakt dat geld door zijn slordigheid en dus door eigen schuld kwijt óf hij jaagt het erdoorheen. Hij kan het geld dus nu niet meer terugbetalen. De schuldeiser kan nu natuurlijk niet van onrechtvaardigheid beticht worden als hij het geleende geld terugeist van die man of van zijn erfgenamen.

15. Nu kennen we twee uitspraken die aan Hiëronymus worden toegeschreven, namelijk: Vervloekt is hij die zegt dat God onmogelijke dingen heeft geëist; en: Vervloekt is hij die zegt dat het mogelijk is de wet te volbrengen. Hoe moeten we dat opvatten?

We moeten tijden en personen onderscheiden. God heeft vóór de val geen onmogelijke dingen geboden aan onze eerste voorouders. En dat geldt ook voor de wedergeborenen voor wie het mogelijk is de wet door genade te houden. Zij kunnen dat namelijk in de eerste plaats door toerekening van de voldoening door Christus en door vergeving van de zonden. Het ‘einde’ of het doel van de wet is immers Christus tot rechtvaardiging van ieder die gelooft (Romeinen 10:44 Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.). Ambrosius zei het zo: “Wie in Christus gelooft, heeft de volmaaktheid van de wet in zich.”

In de tweede plaats kunnen zij dat door vanwege de kracht van de Heilige Geest een nieuw leven te gaan leiden om te komen tot aan de mate van een goed geweten. Hierdoor kunnen zij volmaakt genoemd worden20), maar het is toch nog een ‘onvolkomen volmaaktheid’.21) In deze zin zijn de geboden van God niet zwaar,22) omdat ze weten de vergeving van de zonden te zullen ontvangen en omdat de Geest van het vernieuwde leven deze wil in de gelovigen werkt op zo’n manier dat ze een behagen hebben in de wet van God.23)

Maar het onderhouden van de wet is onmogelijk voor de mens die in zijn verdorven natuur door eigen kracht en eigen werken aan haar wil voldoen. De Schrift schrikt er ook niet voor terug om te zeggen dat het onderhouden van de wet een juk is dat de apostelen en de andere gelovigen niet konden dragen, evenmin als de kerk in de eerste tijd of de aartsvaders dat konden doen.24) En dit geldt werkelijk ook voor degenen die wedergeboren en gerechtvaardigd zijn.

16. Wat is het nuttige gebruik of de functie van de zedelijke wet?

Dat is van drieërlei aard, namelijk het weren of beteugelen van de zonde, het veroordelen ervan en het onderwijs eruit.

Het eerste gebruik is uitwendig, omdat het te maken heeft met het recht, de straf en het maatschappelijk nut. Dit gebruik is het ook waardoor zelfs een niet-wedergeboren mens van de zonde wordt weerhouden; dat komt door de vrees die er is voor straf en door de angst voor Gods wraak. Dat is nodig om het maatschappelijk leven van de mensen en de vrede te handhaven. De apostel houdt ons in 1 Timoteüs 1:99 wel wetend, dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en tuchtelozen, voor goddelozen en zondaars, voor onverlaten en onheiligen, voor vadermoorders en moedermoorders en doodslagers. voor “dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en tuchtelozen, voor goddelozen en zondaars”. Met het eerste bedoelt hij te zeggen dat deze wet niet zozeer de rechtvaardiging of het oordeel van deze rechtvaardigen betreft, maar meer een eisend karakter heeft. Het is bij hen echter net als bij een moeder die haar kinderen vanzelf liefheeft en hun te eten en te drinken geeft. Ze hoeft daar door de wet helemaal niet toe gedwongen te worden, al is het wel waar dat de wet dit ook van haar eist.

Dit gebruik of effect van de wet is goed om ieder mens zijn taken en verplichtingen te laten verrichten en de goede gewoonten en manieren in stand te houden. Met dit laatste zijn farizeeërs en huichelaars overigens tevreden! Ten aanzien van dit gebruik van de wet zegt Paulus in Filippenzen 3:66 een Hebreeër uit de Hebreeën, naar de wet een Farizeeër, naar mijn ijver een vervolger van de gemeente, naar de gerechtigheid der wet onberispelijk. dat hij vóór zijn bekering ‘onberispelijk’ is geweest.

17.Wat is het tweede gebruik of functie van deze wet?

Het tweede gebruik ervan is dat het geweten van de mensen geraakt wordt. De wet ontdekt de zonde en ze straft en veroordeelt die. Ze brengt de mens voor Gods rechterstoel en onderwerpt hem aan het oordeel van de verdoemenis. Over dit gebruik van de wet lezen we in Romeinen 3:2020 daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen.: De “wet doet zonde kennen.” En in Romeinen 7:99 Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven. staat: “Ik heb eertijds geleefd zonder wet”, dat wil zeggen: zonder bezorgd te zijn, want ik voelde het oordeel van de wet niet. De tekst vervolgt dan: “Toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven”; dat wil zeggen: ik heb begrepen dat ik de dood en de verdoemenis waardig ben. Ten aanzien van dit gebruik van de wet wordt wel gezegd dat de wet toorn bewerkt,25) omdat ze Gods grimmige toorn aankondigt en als het ware uitroept dat wij aan de toorn van God zijn onderworpen. In 2 Korintiërs 3:77 Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest. lezen we dat de wet de bediening van de dood is. Dit houdt in dat de wet ons uit de kennis van de zonde doet inzien dat we de dood, dus de verdoemenis waardig zijn. Dat komt niet door een gebrekkige wet en de wet zelf heeft hieraan geen schuld – want zij is vanuit haarzelf goed en heilig – maar door het gebrek van onze verdorven natuur. De toetssteen is immers niet het goud zelf, maar alleen een steen die de toets aanlegt en zo het echte goud van het valse onderscheidt. De wet is dus niet de oorzaak van de zonde, maar een toetssteen die het onderscheid maakt tussen echt en onecht.26)

Dit gebruik van de wet dient ertoe om de aan zichzelf overgegeven goddeloze mensen te verschrikken, maar ook om hen die minder verhard in de zonde zijn vatbaar te maken en hen erop voor te bereiden hulp te zoeken en die in Christus te ontvangen. In dat verband wordt de wet een leidsman of tuchtmeester genoemd.27) Zo beschuldigde de wet alle mensen van ongerechtigheid, maar tegelijkertijd leerde ze ook dat de gerechtigheid in de beloofde Messias te zoeken was als ze niet verloren wilden gaan.

Een voorbeeld van deze functie van de wet zien we bij David. Nadat hij de bestraffing van Nathan had gehoord28); en Jesaja zegt: “Als een leeuw, zo verbreekt Hij al mijn beenderen” (38:1313 Dag en nacht geeft Gij mij prijs; tot aan de morgen zoek ik tot rust te komen. Als een leeuw, zo verbreekt Hij al mijn beenderen. Dag en nacht geeft Gij mij prijs.). [Op de Pinksterdag] luisterden de Joden naar de prediking van Petrus over Gods wet, en daarbij beschuldigde hij hen dat ze ondankbaar waren tegenover God en dat ze de onschuldige Christus gedood hadden. Dat was dus een schandelijke overtreding van beide tafels van Gods wet. Toen ze daarover diep getroffen werden in hun hart, vroegen ze aan de apostelen: “Wat moeten wij doen, mannen broeders?” Petrus antwoordt dan: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden”.29) Het is als bij ongebluste kalk; dat wordt door het water geactiveerd en door olie weer uitgeblust. Zo wordt de zonde die zich in allerlei situaties voordoet, door de wet juist des te erger, maar de angstige gevoelens van het hart dat door het oordeel van de wet geheel en al verslagen is, worden door de olie, dus door het horen van de troost van het evangelie, weer geheeld en tot rust gebracht.

18. Wat is het derde gebruik of functie van de wet?

Dit derde gebruik is van geestelijke aard, omdat het alleen diegenen betreft die door God wedergeboren zijn. Gods Geest onderwijst hen in het ware dienen van God en in het leiden van een rechtvaardig leven. In Ezechiël 20:1919 Ik ben de Here, uw God, wandelt naar mijn inzettingen en onderhoudt naarstig mijn verordeningen. wordt hierover gesproken: “Wandelt naar mijn inzettingen en onderhoudt naarstig mijn verordeningen.” Ten aanzien van dit gebruik prijst David ons de wet bijzonder sterk aan met heerlijke woorden van lofprijzing: “De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; (…) de bevelen des Heren zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des Heren is louter, het verlicht de ogen”.30)

19. Hebben zij die door de Heilige Geest wedergeboren zijn, ook met de wet van doen? Zij hebben immers de Heilige Geest tot Leraar en Leidsman?

Ja, ook zij hebben met de wet te maken.

  1. Het menselijk verstand dwaalt heel gemakkelijk zodra het niet door Gods Woord wordt bestuurd.
  2. God wil niet dat wij naar eigen vermogen en inzicht onze dingen doen en ons godsdienstig leven leiden, maar Hij wil dat we ons laten leiden door Zijn Woord. Zo zegt Psalm 119:105105 Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. dat: “Uw woord is een lamp voor mijn voet.” En in Matteüs 15:99 Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. staat: “Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.”
  3. Het voorschrift om godvruchtig en goed te leven dat de Heilige Geest ons voorhoudt, is niet anders dan wat de wet voorschrijft.
  4. De overblijfselen van het vlees zijn sterk. De gelovigen zijn immers niet in alles wedergeboren, en daarom is het nodig dat ze van dag tot dag en hoe langer hoe meer door de wil van God worden onderwezen, en dat hun natuurlijke traagheid om het goede te doen door de goddelijke vermaningen wordt aangespoord en geprikkeld om onmiddellijk te gehoorzamen.

20. Wat houdt de ceremoniële wet in?

Dat is de wet ten aanzien van de kerkelijke gebruiken en de uitwendige voorschriften.

  1. De offers.
  2. De heilige zaken, plaatsen, voorwerpen en tijden; en ook de heilige feesten.
  3. De sacramenten.
  4. De voorschriften ten aanzien van het voedsel31), de kleding32), het zaaien33), het ploegen34), de vrucht35) van de bomen36), het vangen van vogels37) en dergelijke. Er waren ook voorschriften die ten dienste van de godsdienstige ceremoniën werden voorgeschreven zolang het maatschappelijk bestuur onder de wet van Mozes duurde; eerst gebeurde dat in de tabernakel die men kon meenemen tijdens de reis, en daarna in de tempel die op een vaste plaats stond; en ook wel op andere plaatsen buiten tabernakel en tempel om.

21. Wat hield het gebruik van de ceremoniën en offers in?

  1. Ze waren een beeld van de inwendige, geestelijke dienst aan God, die men Hem verschuldigd was.
  2. Ze lieten de verdorvenheid zien van de zonde die in de mensen woont, en tegelijk ook wat zij vanuit zichzelf verdienen, namelijk de dood en het eeuwige oordeel – en als zodanig waren ze ook een uitvloeisel van de zedelijke wet.
  3. Het waren voor de gelovigen een zichtbare en tastbare prediking van het lijden en de dood van Christus, waardoor zij van de ellendige gevolgen van de dood en het oordeel verlost zijn. Als zodanig zijn ze vooruitwijzingen van het evangelie geweest, waarbij in het bijzonder de wet een tuchtmeester tot Christus wordt genoemd.38) De besnijdenis leerde aan het beloofde geestelijke nageslacht van Abraham dat de oudtestamentische afwassingen met kracht verwezen naar de afwassing van de vuile zonden door het bloed van Christus. De offers waren een afschaduwing van het komende slachtoffer, Christus. Daarom lezen we in Kolossenzen 2:1717 dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is. en in Hebreeën 10:11 Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken. dat de wet slechts een schaduw had van de toekomstige goederen, en niet de gestalte van de dingen zelf, maar dat de werkelijkheid zelf van Christus is.39)
  4. Het waren tekenen of sacramenten, waardoor de Heilige Geest duidelijk wilde werken – en dan niet op de manier van het al ‘gewerkte werk’, zoals men dat noemt, maar door middel van het geloof. Daarom worden de offers ook wel een verzoening of wegneming van de zonden genoemd.40)
  5. Het waren kentekenen van de belijdenis, tekenen van onderscheid en het bestaan van een tussenmuur, waardoor de Israëlitische gemeente werd onderscheiden van de heidenen en tegelijk ook de overvloedige afgodendienst van de heidenen werd geweerd.

22. Wat hield de burgerlijke wet in?

Deze wet had betrekking op uitwendige kwesties waardoor de burgerlijke en maatschappelijke zaken van de Israëlieten geregeld moesten worden. Het Israëlitische burgerlijk recht werd gehandhaafd door de burgerlijke overheden. Zij spraken zich uit over het onderscheid in bevoegdheden, over de verdeling van erfgrond en -goederen, de straffen voor misdadigers, de verdeling en het beheer van erfenissen, de handhaving van het recht bij de rechtspraak, de manier waarop huwelijken werden gesloten, het verlaten van elkaar als echtgenoten, de slavernij, de gang van zaken en de bepalingen in geval van oorlog, het oproepen van getuigen, het voorkomen van woeker, bepalingen om voor zijn broeder ‘zaad te verwekken’, straffen bij lastering, meineed, ontheiliging van de sabbat en van de ceremoniële bepalingen, oproer en burgerlijke opstandigheid, doodslag, geleden schade in materieel en lichamelijk opzicht, overspel, verkrachting, diefstal – kortom: de burgerlijke overheid sprak zich uit over alle overtredingen die begaan werden tegen elk van de tien geboden.

23. Wat was de functie van de wet in de rechtspraak?

  1. Om het gezag van de regering in het maatschappelijk leven te handhaven, al naar gelang de situatie van plaats, tijd en volk.
  2. Om een duidelijk verschil te laten uitkomen tussen de staat waarin de Messias geboren zou worden en andere, heidense volken.

24. In hoeverre is de wet niet meer van kracht?

Ten aanzien van de rechtvaardiging moeten we weten dat er niemand rechtvaardig is of vanwege enig onderhouden van de wet tot het eeuwige leven wordt aangenomen.

Ten aanzien van het gehoorgeven aan de wet moeten we de verschillende aspecten van de wet onderscheiden. Ook de zedelijke wet kent twee aspecten, namelijk de geboden, dus de regel of het richtsnoer ten leven, met daaraan toegevoegd de beloften en de bedreigingen.

Ten aanzien van de regel ten leven wordt de wet wat de geboden zelf betreft niet afgeschaft, niet in dit en evenmin in het toekomende leven, want God eist een altijddurende liefde tot Hem en – ieder op eigen terrein – zijn medeschepselen. Wat dit betreft, zegt de Here Jezus dat Hij niet gekomen is om de wet te ontbinden, maar om die te vervullen, en dat niet één jota of één tittel zal vergaan, eer de hemel en de aarde vergaat.41)

Maar ten aanzien van de toegevoegde beloften en bedreigingen zijn al de beloften van de wet vastgemaakt in Christus. De bedreigingen, de onverbiddelijke eis van de wet en de strenge uitvoering ervan gelden niet meer voor de wedergeborenen. Zie Romeinen 6:1414 Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.: “Gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.” Zo ook: “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn” (Romeinen 8:11 Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.). Nogmaals: “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden” (Galaten 3:1313 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt.). En ten slotte zegt Galaten 4:44 Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet. dat Christus onder de wet geboren is om hen die onder de wet waren, vrij te kopen. De niet wedergeboren mensen zijn echter aan de gehele wet en aan haar veroordeling en vonnis onderworpen, zoals Galaten 3:1010 Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. duidelijk maakt: “Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.”

25. Is de ceremoniële wet afgeschaft?

Ja, zij is niet meer van kracht, maar dan niet zozeer wat de diepere zin ervan betreft. Ze mag in de Schrift dus ook gelezen worden, want ze kan ons onderwijs geven over Christus Jezus; maar het uitwendig onderhouden van deze wet geldt niet meer. Daniël 9:2727 En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is. zegt ons: “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden.” En Christus zegt in Matteüs 11:1313 Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe.: “Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe.” In Johannes 1:1717 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. staat: “Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.” Daarom zijn de ceremoniën langs de weg van een openbaar besluit door de Heilige Geest in de vergadering van de apostelen te niet gedaan; zie daarvoor Handelingen 15:66 En de apostelen en de oudsten vergaderden om deze aangelegenheid te overwegen. en verder. Ze kunnen nu ook niet meer opnieuw worden gepraktiseerd, want ze wezen op Christus, maar Hij is gekomen en heeft ze alle vervuld. Hij heeft het bewijsstuk van onze schuld uitgewist, “dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde” (Kolossenzen 2:1414 door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen.).

De ceremoniën waren plechtige instellingen die van onze schuld en onreinheid spraken. Maar in Hebreeën 10:1414 Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden. staat: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.” Dit is ook bevestigd door het scheuren van het voorhangsel van de tempel, toen Christus aan het kruis Zijn lijden onderging.42) Daarom zegt Paulus in Galaten 5:22 Zie, ik, Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen.: “Indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen.”

In plaats van deze ceremoniële wet heeft Christus de bediening van twee sacramenten ingesteld, die in de christelijke gemeente moeten worden onderhouden. Dat moet gebeuren naar de richtlijn die Hij heeft ingesteld, en wel tot aan het einde van de wereld. Zie Marcus 16:1515 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. en verder, waar Christus het bevel geeft om heen te gaan in de wereld, daar het evangelie te verkondigen en te dopen die zullen geloven. En in 1 Korintiërs 11:2626 Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. staat: “Verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.” Maar dingen die plaatselijk tot de gang van zaken behoren, heeft Hij in de vrijheid van de gemeenten gesteld.

26. Maar is ook de burgerlijke wet afgeschaft?

Ja, in die zin dat geen enkele natie gehouden is om de burgerlijke wetten van het volk Israël te onderhouden. Het staat elke vorst vrij om al naar gelang plaats, tijd, personen en omstandigheden de manier en de vormgeving van de straffen zelf te bepalen. De burgerlijke wet verbindt namelijk alleen degenen aan wie ze gegeven is. De wet die voor een bepaalde tijd gegeven is, behoudt ná die tijd niet langer haar gezag; en zo is ze aan de Israëlieten ook slechts voor een zekere tijd gegeven. “De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn” (Genesis 49:1010 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn.). Zo mag ook het woord van Christus Zelf worden opgevat dat hij in Lucas 16:1616 De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin. spreekt: “De wet en de profeten gaan tot Johannes”; met “de wet en de profeten” wordt namelijk de burgerlijke wetgeving die Mozes had ingesteld.

De burgerlijke wet [onder Israël] is dus een door de tijd begrensd recht geweest, en daarom worden de christenen niet gedwongen hun burgerlijke regering en wetgeving op dezelfde manier in te richten als dat onder het volk Israël gebeurde. Het is hun dus toegestaan om zich te voegen naar de burgerlijke wetten van hun volk, voor zover die overeenkomen met de wet die de natuur voorschrijft én met de Tien Geboden.43) “Onderwerpt u aan alle menselijke instellingen, om des Heren wil.”44) Bovendien heeft God de burgerlijke regering onder de wetgeving van Mozes in Israël door Zijn onverbiddelijk oordeel uitgeroeid.45)

Die burgerlijke wetgeving is niet afgeschaft voor zover het gaat om het wezen en het doel ervan, namelijk de natuurlijke en algemene gerechtigheid die afkomstig is van het goddelijk en natuurlijk recht. De algemeen geldende zedelijke wet zegt namelijk dat díegenen gestraft moeten worden die de menselijke gemeenschap in de war schoppen. Er moet immers oprecht naar vrede en rust gestreefd worden, waarbij recht en gerechtigheid gehandhaafd blijven.

27. Welke zaken verschillen geheel en al met de wet?

Het evangelie is geheel verschillend van de wet. Daarover spreken we in het volgende hoofdstuk.

29. Wat is in strijd met de leer over de wet?

Verschillende dwalingen:

  1. Die van de manicheeërs, die beweren dat de wet een kwaad iets is omdat ze toorn veroorzaakt.46) Dat doet zij echter niet zelf, maar de toorn wordt veroorzaakt door de overtreding van de wet. Zij zeiden echter dat niet God de Gever van de wet is, maar ik weet niet welke andere macht.
  2. Die van de pelagianen, die van mening zijn dat ze vanuit zichzelf geschikt genoeg zijn om de wet te volbrengen.
  3. Die van de antinomianen of wetbestrijders en van andere vrijgeesten die het gevoelen uitdragen dat de christenen niet meer met Gods wet der zeden te maken hebben en dat men in de kerk niet meer behoort te preken over de Tien Geboden, omdat de gelovigen door Gods Geest al wedergeboren zijn.
  4. Die van de farizeeërs, die van mening waren dat het mogelijk en zelfs heel gemakkelijk is om de wet te vervullen.47) Ook beweren zij dat er sommige uiterst belangrijke geboden zijn die de grootste zonden betreffen zoals doodslag, overspel, het afleggen van een meineed; daarnaast zijn er volgens hen ook heel kleine zonden, waarvan God vindt dat het niet zo erg is als die gedaan worden. Als voorbeeld noemen ze dan de innerlijke verlangens die van Gods wet afwijken.48) Hierbij hoort ook de dwaling van hen en van de Ebonieten, die leerden dat het onderhouden van de ceremoniële wet bij het Evangelie gevoegd moet worden.
  5. Die van de roomsgezinden, die er vast van overtuigd zijn dat de wet door een wedergeboren mens in de situatie waarin hij is volkomen kan worden onderhouden. Ook beweren zij dat de Heilige Schrift aan de gelovigen verschillende werken toeschrijft, waarvan sommige goed zijn die dus aan de wet voldoen, en sommige verkeerd omdat ze tegen de wet ingaan. Daarmee zeggen ze dus dat de wet geen méér volkomen gehoorzaamheid van de mens eist dan hij in dit leven kan opbrengen. Ook beweren zij dat de mens méér kan doen dan hij de wet verschuldigd is als hij dat wil. Dat worden dan de “overtollige goede werken” genoemd. Daardoor kunnen mensen door het onderhouden van de wet gerechtvaardigd worden en het eeuwige leven verdienen.
  6. De dwaling van hen die door een verkeerd ijveren de levitische ceremoniën weer in de kerk invoeren.
  7. De dwaling van dwaze mensen die zonder enig verstand beweren dat christelijke naties alleen geregeerd moeten worden via de burgerlijke wetten van de Israëlieten.
  8. De dwaling van de wederdopers, die beweerd hebben dat de aartsvaders niets geloofden van de beloften van het eeuwige leven, maar dat ze zich alleen lieten voeden door beloften die op het uitwendige en lichamelijke leven betrekking hadden. Ze beweren dat omdat van hen gezegd wordt dat ze alleen in en onder de wet verkeerden.49) Bovendien wijzen ze op Matteüs 11:1313 Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe., waarin staat dat al de profeten en de wet tot Johannes toe hebben geprofeteerd.
  9. Ten slotte al de dwalingen die afwijken van de werkelijke zin en betekenis van de wet, en ook al de zonden die met de Tien Geboden in strijd zijn.
1)
Hebreeën 7:12 – “Want uit een verandering van priesterschap volgt noodzakelijk ook een verandering van wet.” Hebreeën 10:1 – “Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken.”
2)
Romeinen 8:2 – “Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods.” Romeinen 7:23 – “Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is.”
3)
Jakobus 2:10 – “Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle (geboden).” Galaten 3:10 – “Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.”
4)
Galaten 3:23,24 – “Doch voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden met het oog op het geloof, dat geopenbaard zou worden. De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden.”
5)
Galaten 5:1 – “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen.” Handelingen 15:10 – “Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen?”
6)
1 Korintiërs 15:56 – “De prikkel des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet.”
7)
Romeinen 4:15 – “De wet immers bewerkt toorn; waar echter geen wet is, is ook geen overtreding.” Romeinen 7:5 – “Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen”.
8)
Galaten 4:9 – “Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken?”
9)
2 Korintiërs 3:6,7,9 – “Die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, (...) Want indien de bediening, die veroordeling brengt, heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid.”
10)
Kolossenzen 2:14 – “Door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen”.
11)
Galaten 4:24 – “Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar.”
12)
Romeinen 7:12 – “Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.”
13)
Handelingen 7:38 – “Deze is het, die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinai, en met onze vaderen; en hij ontving levende woorden om die u te geven.”
14)
Romeinen 7:10 – “En het gebod dat ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn”.
15)
Exodus 20:1-17 – “Toen sprak God al deze woorden: Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt. Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die. Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here, uw God, u geven zal. Gij zult niet doodslaan. Gij zult niet echtbreken. Gij zult niet stelen. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.”
16)
Deuteronomium 5:5 – “Ik stond te dien tijde tussen de Here en u om u het woord des Heren mede te delen, want gij vreesdet voor het vuur en gij kwaamt de berg niet op - en Hij zeide”.
17)
Exodus 32:15 – “Toen keerde Mozes zich om en daalde van de berg af met de twee tafelen der getuigenis in zijn hand, tafelen, die aan beide zijden beschreven waren: aan de éne en aan de andere zijde waren zij beschreven.” Exodus 34:29 – “Toen Mozes van de berg Sinai afdaalde, - de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, toen hij van de berg afdaalde - wist hij niet, dat de huid van zijn gelaat straalde, doordat hij met Hem gesproken had.”
18)
Deuteronomium 27:26 – “Vervloekt is hij, die de woorden van deze wet niet metterdaad volbrengt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.” Galaten 3:12 – “Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven.” Deuteronomium 21:23 – “Dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de Here, uw God, u als erfdeel geven zal, niet verontreinigen.”
19)
Exodus 20:10 – “Maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont.” Deuteronomium 5:6 – “Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb.”
20)
Filippenzen 3:15 – “Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren”. 1 Korintiërs 2:6 – “Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat”.
21)
Filippenzen 3:12 – “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben.”
22)
1 Johannes 5:3 – “Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar”.
23)
Romeinen 7:22 – “Want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods”. Psalm 1:2 – “Maar aan des Heren wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht.”
24)
Handelingen 15:10 – “Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen?”
25) , 46)
Romeinen 4:15 – “De wet immers bewerkt toorn; waar echter geen wet is, is ook geen overtreding.”
26)
Romeinen 7:5-7 – “Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen; maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter. Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren.”
27) , 38)
Galaten 3:24 – “De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden.”
28)
1 Samuël 12:1-14 – “Samuël nu zeide tot geheel Israël: Zie, ik heb naar u geluisterd in al wat gij tot mij gezegd hebt, en heb een koning over u aangesteld. Nu dan, zie, de koning gaat u voor; ik echter ben oud en grijs geworden, en zie, mijn zonen zijn bij u; van mijn jeugd af tot op deze dag ben ik u voorgegaan. Hier ben ik. Getuigt tegen mij in tegenwoordigheid des Heren en in tegenwoordigheid van zijn gezalfde: wiens rund heb ik genomen? Wiens ezel heb ik genomen? Wie heb ik verdrukt? Wie heb ik verongelijkt? Uit wiens hand heb ik een geschenk aangenomen en heb daarom mijn ogen toegedaan? Dan zal ik het u teruggeven. En zij zeiden: Gij hebt ons niet verdrukt en gij hebt ons niet verongelijkt en gij hebt uit niemands hand iets aangenomen. Toen zeide hij tot hen: De Here is getuige tegenover u, en zijn gezalfde is op deze dag getuige, dat gij bij mij niets gevonden hebt. Zij zeiden: Hij is getuige. En Samuël zeide tot het volk: De Here is het, die Mozes en Aäron heeft doen optreden en die uw vaderen uit het land Egypte heeft geleid. Nu dan, stelt u op, opdat ik als richter u, voor het aangezicht des Heren, voorhoude alle rechtvaardige daden die de Here voor u en uw vaderen gedaan heeft. Toen Jakob in Egypte gekomen was en uw vaderen tot de Here riepen, zond de Here Mozes en Aäron, die uw vaderen uit Egypte leidden, en hen hier deden wonen. Maar zij vergaten de Here, hun God, en Hij gaf hen over in de macht van Sisera, de legeroverste van Hasor, en in die van de Filistijnen en de koning van Moab; die streden tegen hen. Zij riepen tot de Here en zeiden: Wij hebben gezondigd, want wij hebben de Here verlaten en de Baäls en Astartes gediend; nu dan, red ons toch uit de macht onzer vijanden, dan zullen wij U dienen. Daarop zond de Here Jerubbaäl, Barak, Jefta en Samuël, en redde u uit de macht der vijanden die u omringden, zodat gij veilig woondet. Toen gij echter zaagt, dat Nachas, de koning der Ammonieten, tegen u optrok, zeidet gij tot mij: Neen, een koning zal over ons regeren - terwijl toch de Here, uw God, uw koning is. Nu dan, ziedaar de koning, die gij verkoren hebt, die gij begeerd hebt; zie, de Here heeft een koning over u aangesteld. Als gij maar de Here vreest, Hem dient, naar Hem luistert en tegen het bevel des Heren niet weerspannig zijt, en zowel gij als de koning die over u regeren zal, de Here, uw God, volgt!”
29)
Handelingen 2:14-38 – “Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn stem en sprak hen toe: Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt, dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter ore. Want deze mensen zijn niet dronken, zoals gij veronderstelt, want het is het derde uur van de dag; maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen: ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren. En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rookwalm. De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt. En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden. Mannen van Israël, hoort deze woorden: Jezus, de Nazoreeër, een man u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft, zoals gij zelf weet, deze, naar de bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd, hebt gij door de handen van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood. God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de weeën van de dood, naardien het niet mogelijk was, dat Hij door hem werd vastgehouden. Want David zegt van Hem: Ik zag de Here te allen tijde voor mij; want Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankelen zou. Daarom is mijn hart verheugd en mijn tong verblijd, ja, ook mijn vlees zal nog een schuilplaats vinden in hope, omdat Gij mijn ziel niet aan het dodenrijk zult overlaten, noch uw heilige ontbinding doen zien. Gij hebt mij wegen ten leven doen kennen; Gij zult mij vervullen met verheuging voor uw aangezicht. Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij èn gestorven èn begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag. Daar hij nu een profeet was en wist, dat God hem onder ede gezworen had een uit de vrucht zijner lendenen op zijn troon te doen zitten, heeft hij in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien. Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn. Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gíj en ziet en hoort. Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten. Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt. Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen.”
30)
Psalm 19:8,9 – “De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige. De bevelen des Heren zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des Heren is louter, het verlicht de ogen.”
31)
Deuteronomium 14:6-21 – “Elk dier, dat gespleten hoeven heeft - namelijk de beide hoeven geheel gekloofd - en herkauwt onder de dieren, moogt gij eten. De volgende echter zult gij niet eten van de dieren die herkauwen of geheel gespleten hoeven hebben: de kameel, de haas, en de klipdas, omdat zij wel herkauwen, maar geen gespleten hoeven hebben; onrein zullen zij voor u zijn. Ook het zwijn, omdat het wel gespleten hoeven heeft, maar niet herkauwt; onrein zal het voor u zijn. Van hun vlees zult gij niet eten en hun aas zult gij niet aanraken. Dit moogt gij eten van al wat in het water leeft: al wat vinnen en schubben heeft, moogt gij eten, maar gij zult niets eten dat geen vinnen of schubben heeft; onrein zal dat voor u zijn. Elke reine vogel moogt gij eten. Maar deze zijn het, waarvan gij niet eten zult: de arend, de lammergier en de zeearend; de wouw, de gier en alle soorten kraaien; alle soorten raven; de struisvogel, de katuil, de meeuw en alle soorten sperwers; de steenuil, de oehoe en de witte uil; de pelikaan, de aasgier en de aalscholver; de ooievaar en alle soorten reigers, de hop en de vleermuis. Ook al het wemelend gedierte met vleugels - dat zal voor u onrein zijn, zij zullen niet gegeten worden. Al het reine gevogelte moogt gij eten. Gij zult geen aas eten; aan de vreemdeling, die binnen uw poorten vertoeft, moogt gij het te eten geven, of gij moogt het aan een buitenlander verkopen, want gij zijt een volk, dat de Here, uw God, heilig is. Gij zult een bokje niet koken in de melk van zijn moeder.” Leviticus 17:11 – “Want de ziel van het vlees is in het bloed en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel.”
33)
Leviticus 19:19 – “Mijn inzettingen zult gij bewaren, gij zult van uw vee niet twee verschillende soorten laten paren, uw akker zult gij niet met tweeërlei zaad bezaaien, en een kleed, uit tweeërlei stof vervaardigd, zult gij niet dragen.”
34)
Deuteronomium 22:10 – “Gij zult niet ploegen met een rund en een ezel tezamen.”
35)
In het Latijn staat hier praeputio, wat zoveel betekent als voorhuid. In de Hebreeuwse tekst van Leviticus 19:2323 Wanneer gij komt in het land en allerlei vruchtbomen plant, dan zult gij de vrucht daarvan als verboden beschouwen; drie jaar lang zal zij u verboden zijn, zij zal niet gegeten worden. wordt de vrucht van de boom namelijk letterlijk een voorhuid genoemd, wat doet denken aan de besnijdenis: zoals een zoon niet besneden mocht worden voor de achtste dag, mocht de vrucht van de boom niet gegeten worden voordat er drie jaren voorbij waren gegaan.
36)
Leviticus 19:23 – “Wanneer gij komt in het land en allerlei vruchtbomen plant, dan zult gij de vrucht daarvan als verboden beschouwen; drie jaar lang zal zij u verboden zijn, zij zal niet gegeten worden.”
37)
Deuteronomium 22:6 – “Wanneer gij onderweg een vogelnest aantreft in een of andere boom of op de grond, met jongen of eieren - en de moeder zit op de jongen of de eieren - dan zult gij met de jongen niet ook de moeder wegnemen”.
39)
Kolossenzen 2:17 – “Dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is.” Hebreeën 10:1 – “Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken.”
40)
Leviticus 16:27 – “En de stier van het zondoffer en de bok van het zondoffer, waarvan het bloed gebracht werd om verzoening te doen in het heiligdom, zal men buiten de legerplaats brengen en hun huid, hun vlees en hun mest met vuur verbranden.”
41)
Matteüs 5:17,18 – “Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.”
42)
Matteüs 27:51 – “En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën, en de aarde beefde, en de rotsen scheurden”.
43)
Romeinen 14:1 – “Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen.”
44)
1 Petrus 2:13 – “Onderwerpt u aan alle menselijke instellingen, om des Heren wil: hetzij aan de keizer, als opperheer”.
45)
Matteüs 24:15 – “Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan - wie het leest, geve er acht op - laten dan wie in Judea zijn”.
47)
Matteüs 19:20 – “De jongeling zeide tot Hem: Dat alles heb ik in acht genomen; waarin schiet ik nog te kort?”
48)
Matteüs 5:19 – “Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen.”
49)
Romeinen 3:19 – “Nu weten wij, dat de wet, bij al wat zij zegt, tot hén spreekt, die onder de wet zijn, opdat alle mond gestopt en de gehele wereld strafwaardig worde voor God”. Galaten 4:3-5 – “Zo bleven ook wij, zolang wij onmondig waren, onderworpen aan de wereldgeesten. Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen.”