Het is een voortgang van de dood en derhalve een bevestiging van de dood; want men is gewoon niet levenden maar doden te begraven. Het komt van 'begraven' of 'bedekken', omdat het dode lichaam met aarde of met en steen of enig ander materiaal bedekt wordt en in het graf gelegd. Maar de werkwoorden funerare of pollincere betekenen zoveel als het lijk verzorgen of de uitvaart doen van het dode lichaam verzorgen dat men begraven zal met afwassingen en zalvingen en andere dergelijke gebruiken: daarom zijn deze werkwoorden ook onderscheiden van die in het latijn libitinari genoemd worden die alle dingen toerusten die tot de uitvaart nodig zijn.
Dat is een deel van de vernedering of vernietiging van Christus waardoor Zijn lichaam na de dood van de ziel gescheiden zijnde, naar het gebruik van de joden in het graf gelegd is. Zo nochtans dat het als een voorspel geweest is van de heerlijkheid van Zijn opstanding.
God, die niet alleen de wijze van begraven in het verstand van de mensen ingeprent heeft naar Genesis 3:1919 in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.,1) maar ook de oude voorbeelden van de heiligen die begraven zijn, die ook mede van het instellen van begrafenissen betuigen zoals dat gesteld wordt onder tekenen die van Gods gramschap. Maar Hij heeft in het bijzonder alle dingen die tot de begrafenis van Christus gingen georganiseerd en beschikt.
Edele en zeer rijke mannen en raadsheren: Josef van Arimathea (die volgens sommige uitleggers dezelfde is geweest als Ramathaim-Zophim) en Nicodemus. Beide zijn discipelen van de Heere geweest, maar in het verborgene, vanwege hun angst voor de joden. Als dankbare discipelen hebben zij hun Meester, die het waard was, deze eer van een begrafenis bewezen, nadat zij Hem tijdens Zijn leven omwille van het grote gevaar niet hebben durven belijden. Deze discipelen van Christus die her en der verstrooid waren en zich verborgen hielden, zijn door God opgewekt en bemoedigd om het lichaam van Christus, dat hen door Pilatus gegeven was, te nemen, opdat het niet in de handen van de onreine beulen zou vallen, die de lichamen van de moordenaars over het algemeen in stinkende putten wierpen.
Hieruit blijkt wel hoe groot de kracht van de dood van Christus geweest is. Zij heeft deze mannen zo gesterkt, dat zij niet geschroomd hebben om zo'n smerig en gevaarlijk werk ter hand te nemen: een Mens van het kruis te nemen die door de macht van de gehele Raad van de joden en de stadhouder veroordeeld was. Deze mannen veroordelen met deze daad het oordeel van de Raad en de stadhouder als onrechtvaardig en goddeloos. Daarbij was het ook hun inwendige nood om naar Zijn wil te handelen, om bij de allergrootste smaadheid van Christus, hangend tussen twee moordenaars, zich uit te geven voor Zijn discipelen. Hoeveel temeer betaamt dit ons, nu Hij heerst in Zijn heerlijkheid!
Jozef heeft vrijmoedig van Pilatus het lichaam van Christus opgeëist2) en ook verkregen, nadat deze van zijn hoofdman begrepen had dat Christus dood was.3) God zegent immers degenen die Zijn werk of ook het werk van het gemenebest ernstig en te goeder trouw ter hand nemen. In de tussentijd heeft Nicodemus een mengsel van aloë en mirre van honderd pond bereid, dat goed is tegen het bederf.4) Jozef en Nicodemus zijn beide op weg gegaan en hebben het naakte lichaam van Christus voor ieder zichtbaar van het kruis genomen, en in nieuwe grafdoeken met de kostelijke specerijen gewonden, zoals dit bij de joden gebruikelijk was bij de begrafenis van de voornaamste personen. Men deed zulks in de verwachting van de opstanding, alsook om te kennen te geven dat Christus rusten wil in een zuiver hart en verstand, dat met aangenaam ruikende deugden gezalfd is.
Vanwege de korte tijd is Hij echter niet gezalfd. Het was namelijk bijna sabbat, waarop het niet geoorloofd is om enig werk te doen. Pas nadat de sabbat voorbij was zijn de vrouwen dan ook naar het graf gegaan om Jezus te zalven, maar toen was Hij al opgestaan. Toch zijn de specerijen voor zover het God aangaat voorbeelden geweest van de levendmakende reuk die uit de dood van Christus voortkomt. God heeft deze voorname begrafenis gewild om daarmee de onschuld van Christus te kennen te geven en de smaad van het kruis voor het grootste deel teniet te doen, zoals Jesaja voorzegd had: "Zijn rustplaats zal heerlijk zijn" (Jesaja 11:1010 En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.), dat wil zeggen: Hij zal in een eerlijk graf liggen.
De plaats, de tijd, de verzegeling en de bewaring van het graf.
Waar is de Heere begraven?
Er is een grote steen voor de deur van het graf gerold. Dit had de volgende redenen:
Niet zolang als Jona in de buik van de vis gezeten heeft (drie dagen).7) Want het is niet nodig dat de vervulling in alle opzichten overeenkomt met de afschaduwing. Maar men moet bedenken, omdat Christus uitziet naar de overwinning, dat de Schrift de benoeming van de gehele zaak in het algemeen met een synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel). het begin en het einde toeschrijft. De tijd van drie dagen stelt een tijd voor, die met drie dragen overeenkomt of die deze drie dagen benadert. Want op de dag dat Christus stierf, op de dag die wij vrijdag noemen, duurde het na Zijn dood nog ruim drie gehele uren voordat Hij begraven werd. Deze dag was de eerste dag van de begrafenis van Christus.
Zoals God het werk van de schepping volbracht heeft op de zevende dag en daarna gerust heeft,8), zo heeft de Zoon van God het werk van de verlossing op de zesde dag van de week aan het kruis volbracht, om op de zevende dag in het graf te rusten, opdat deze rust van Christus in het graf de gelovigen in dit leven daaruit zou leren om geestelijk te rusten van de werken van de zonde. Ook is het een teken van de eeuwige rust van alle arbeid na dit leven.
Niet door de kracht van de specerijen waarmee het lichaam niet is gezalfd geweest, maar omdat de oorzaak van de ontbinding door de zonde komt. Noch in het vlees noch in de beenderen van Christus is een zonde geweest en heeft ook niets van een ander gehad dat hij wilde dat Hem toegerekend zou worden, want dat had Hij door zijn dood teniet gedaan.
Nee, omdat uit het geloof van de verrijzenis de Christenen (van welke het licht der waarheid volkomen is) de verrijzenis van Christus uit de doden zekerder en vaster behoort te wezen dan dat men deze onnutte en onnodige gebruiken weer zou moeten instellen. Als Christus in Mattheus 26:1010 aan wier handen misdaad kleeft, en wier rechterhand vol is van geschenken. tot de discipelen zegt over de daad van de vrouw "zij heeft een goed werk aan mij gedaan", dan prijst Hij dat niet als een gewoon gebruik maar doet dit omwille van de omstanders: Hij heeft gewild dat met dit teken duidelijk zou worden dat Zijn graf welriekend zou zijn.
Tot beide: want het is een deel van de straf en ellende geweest toen Zijn lichaam niet anders dan een ander dood lichaam ter aarde is besteld maar het is ook een deel en het begin van Zijn heerlijkheid omdat Hij door de voornaamste der joden eerlijk begraven is als het beginsel van Zijn overwinning. Dat Zijn vlees geen verderving heeft gezien, is voorzegd was in Psalm 16:1010 want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien., Handelingen 2:27-3127 omdat Gij mijn ziel niet aan het dodenrijk zult overlaten, noch uw heilige ontbinding doen zien. 28 Gij hebt mij wegen ten leven doen kennen; Gij zult mij vervullen met verheuging voor uw aangezicht. 29 Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij èn gestorven èn begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag. 30 Daar hij nu een profeet was en wist, dat God hem onder ede gezworen had een uit de vrucht zijner lendenen op zijn troon te doen zitten, 31 heeft hij in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien.. Omdat het Lichaam dood in het graf lag en dat zonder enige zalving met specerijen daarom zegt Jesaja 53:99 En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest.: "…".