Inhoud

De begrafenis van Christus

1. Wat betekent het woord 'begrafenis'?

Het is een voortgang van de dood en derhalve een bevestiging van de dood; want men is gewoon niet levenden maar doden te begraven. Het komt van 'begraven' of 'bedekken', omdat het dode lichaam met aarde of met en steen of enig ander materiaal bedekt wordt en in het graf gelegd. Maar de werkwoorden funerare of pollincere betekenen zoveel als het lijk verzorgen of de uitvaart doen van het dode lichaam verzorgen dat men begraven zal met afwassingen en zalvingen en andere dergelijke gebruiken: daarom zijn deze werkwoorden ook onderscheiden van die in het latijn libitinari genoemd worden die alle dingen toerusten die tot de uitvaart nodig zijn.

2. Wat is de begrafenis van Christus?

Dat is een deel van de vernedering of vernietiging van Christus waardoor Zijn lichaam na de dood van de ziel gescheiden zijnde, naar het gebruik van de joden in het graf gelegd is. Zo nochtans dat het als een voorspel geweest is van de heerlijkheid van Zijn opstanding.

3. Wat is de voornaamste oorzaak hiervan?

God, die niet alleen de wijze van begraven in het verstand van de mensen ingeprent heeft naar Genesis 3:1919 in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.,1) maar ook de oude voorbeelden van de heiligen die begraven zijn, die ook mede van het instellen van begrafenissen betuigen zoals dat gesteld wordt onder tekenen die van Gods gramschap. Maar Hij heeft in het bijzonder alle dingen die tot de begrafenis van Christus gingen georganiseerd en beschikt.

4. Wie zijn de bedienaars van de begrafenis geweest?

Edele en zeer rijke mannen en raadsheren: Josef van Arimathea (die volgens sommige uitleggers dezelfde is geweest als Ramathaim-Zophim) en Nicodemus. Beide zijn discipelen van de Heere geweest, maar in het verborgene, vanwege hun angst voor de joden. Als dankbare discipelen hebben zij hun Meester, die het waard was, deze eer van een begrafenis bewezen, nadat zij Hem tijdens Zijn leven omwille van het grote gevaar niet hebben durven belijden. Deze discipelen van Christus die her en der verstrooid waren en zich verborgen hielden, zijn door God opgewekt en bemoedigd om het lichaam van Christus, dat hen door Pilatus gegeven was, te nemen, opdat het niet in de handen van de onreine beulen zou vallen, die de lichamen van de moordenaars over het algemeen in stinkende putten wierpen.

Hieruit blijkt wel hoe groot de kracht van de dood van Christus geweest is. Zij heeft deze mannen zo gesterkt, dat zij niet geschroomd hebben om zo'n smerig en gevaarlijk werk ter hand te nemen: een Mens van het kruis te nemen die door de macht van de gehele Raad van de joden en de stadhouder veroordeeld was. Deze mannen veroordelen met deze daad het oordeel van de Raad en de stadhouder als onrechtvaardig en goddeloos. Daarbij was het ook hun inwendige nood om naar Zijn wil te handelen, om bij de allergrootste smaadheid van Christus, hangend tussen twee moordenaars, zich uit te geven voor Zijn discipelen. Hoeveel temeer betaamt dit ons, nu Hij heerst in Zijn heerlijkheid!

5. Op welke manier is Hij begraven?

Jozef heeft vrijmoedig van Pilatus het lichaam van Christus opgeëist2) en ook verkregen, nadat deze van zijn hoofdman begrepen had dat Christus dood was.3) God zegent immers degenen die Zijn werk of ook het werk van het gemenebest ernstig en te goeder trouw ter hand nemen. In de tussentijd heeft Nicodemus een mengsel van aloë en mirre van honderd pond bereid, dat goed is tegen het bederf.4) Jozef en Nicodemus zijn beide op weg gegaan en hebben het naakte lichaam van Christus voor ieder zichtbaar van het kruis genomen, en in nieuwe grafdoeken met de kostelijke specerijen gewonden, zoals dit bij de joden gebruikelijk was bij de begrafenis van de voornaamste personen. Men deed zulks in de verwachting van de opstanding, alsook om te kennen te geven dat Christus rusten wil in een zuiver hart en verstand, dat met aangenaam ruikende deugden gezalfd is.

Vanwege de korte tijd is Hij echter niet gezalfd. Het was namelijk bijna sabbat, waarop het niet geoorloofd is om enig werk te doen. Pas nadat de sabbat voorbij was zijn de vrouwen dan ook naar het graf gegaan om Jezus te zalven, maar toen was Hij al opgestaan. Toch zijn de specerijen voor zover het God aangaat voorbeelden geweest van de levendmakende reuk die uit de dood van Christus voortkomt. God heeft deze voorname begrafenis gewild om daarmee de onschuld van Christus te kennen te geven en de smaad van het kruis voor het grootste deel teniet te doen, zoals Jesaja voorzegd had: "Zijn rustplaats zal heerlijk zijn" (Jesaja 11:1010 En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.), dat wil zeggen: Hij zal in een eerlijk graf liggen.

6. Wat zijn de bijkomstigheden bij de begrafenis van Christus?

De plaats, de tijd, de verzegeling en de bewaring van het graf.

Waar is de Heere begraven?

7. Wat is er met het graf gebeurd?

Er is een grote steen voor de deur van het graf gerold. Dit had de volgende redenen:

  1. Dit was toen gebruikelijk.
  2. Het lichaam van de Heere mocht niet door de tegenstanders worden geschonden.
  3. Dit gebeurde vanwege Gods raad, en wel tot meerdere verzekering van de opstanding en om alle kwaad vermoeden van bedrog en wegneming van het lichaam te voorkomen. Hierbij kwamen ook nog de verzegeling en de wachtposten. Dit gebeurde niet zonder Gods bijzondere voorzienigheid, en wel omdat Christus' gezworen vijanden, die het graf met hun eigen zegel verzegeld hadden en ervoor gezorgd hadden dat het graf van Christus door een wacht bewaakt werd, zouden gedwongen worden de opstanding die daarop volgde tegen hun wil te moeten bevestigen. Daarom blijft het graf van Christus ook tot op de dag van vandaag ongeschonden. Want hoewel de Turken het bewaren om de voordelen die zij verkrijgen van degenen die daar op bedevaart gaan, wil God dat het zal blijven om een gedenkteken te zijn van de geschiedenis, dood, begrafenis en opstanding van Christus.

8. Hoe lang heeft Hij in het graf gelegen?

Niet zolang als Jona in de buik van de vis gezeten heeft (drie dagen).7) Want het is niet nodig dat de vervulling in alle opzichten overeenkomt met de afschaduwing. Maar men moet bedenken, omdat Christus uitziet naar de overwinning, dat de Schrift de benoeming van de gehele zaak in het algemeen met een synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel). het begin en het einde toeschrijft. De tijd van drie dagen stelt een tijd voor, die met drie dragen overeenkomt of die deze drie dagen benadert. Want op de dag dat Christus stierf, op de dag die wij vrijdag noemen, duurde het na Zijn dood nog ruim drie gehele uren voordat Hij begraven werd. Deze dag was de eerste dag van de begrafenis van Christus.

9. Waarom heeft de Heere de hele sabbatdag in het graf gelegen?

Zoals God het werk van de schepping volbracht heeft op de zevende dag en daarna gerust heeft,8), zo heeft de Zoon van God het werk van de verlossing op de zesde dag van de week aan het kruis volbracht, om op de zevende dag in het graf te rusten, opdat deze rust van Christus in het graf de gelovigen in dit leven daaruit zou leren om geestelijk te rusten van de werken van de zonde. Ook is het een teken van de eeuwige rust van alle arbeid na dit leven.

10. Hoe is het gekomen dat het lichaam van Christus de hele tijd vrij is geweest van ontbinding?

Niet door de kracht van de specerijen waarmee het lichaam niet is gezalfd geweest, maar omdat de oorzaak van de ontbinding door de zonde komt. Noch in het vlees noch in de beenderen van Christus is een zonde geweest en heeft ook niets van een ander gehad dat hij wilde dat Hem toegerekend zou worden, want dat had Hij door zijn dood teniet gedaan.

11. Wat is het doel van de begrafenis van Christus?

  1. Opdat daaruit bleek dat Hij waarachtig dood was.
  2. Opdat Hij de dood, (die als in haar weg vluchtte) vervolgde en overwon en dat alzo de verzoening van onze zonden door Zijn dood teweeg gebracht zijnde op een vaster getuigenis steunde.
  3. Opdat Hij tegelijk met Hem onze zonden in het graf begroef en in de eeuwigheid van Gods aanschijn verborg.
  4. Omdat wij Zijn begrafenis deelachtig geworden zijnde, ook van de zonden bevrijd zouden worden.
  5. Omdat Hij onze graven of kerkhoven zou heiligen en met de levendmakende reuk van Zijn dood doorzalven om op die wijze de schrik van het graf van ons te weren en de hoop van de opstanding te bevestigen.

12. Wat zijn de vruchten of gevolgen van het volbrachte werk?

  1. Gelijk als destijds Jonas in de zee geworpen en in de buik van de vis besloten was en daarna de onrust van de zee gestild werd en het weer goed weer werd, op dezelfde manier is (toen Christus uit het getal der levenden genomen was en in het graf gelegd was), alle onstuimigheid van Gods gramschap die over onze zonden verwekt was, tot rust gekomen. Over ons schijnt nu het heldere aanzicht van God onze Zaligmaker.
  2. Dat gelijk als Hij Zijn lichaam bevrijd heeft van het effect van de dood, (dat is van ontbinding van het lichaam): op gelijke wijze zal Hij door dezelfde kracht onze lichamen bewaren tot de onverderfelijkheid zodat onze begrafenis nu is als een zaaiïng waardoor onze lichamen in de aarde gelegd zijnde na haar ontbinding dit uittrekken en ten laatste in de jongste dag in heerlijkheid weer opstaan (???)
  3. De begrafenis van de oude mens of de zonde die al meer in ons vergaat en afneemt: om welker oorzaak wij gezegd worden met Hem in Zijn dood begraven te zijn naar Romeinen 6:44 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen.. Opdat wij der zonde gestorven zijnde niet meer daar in leven en haar begeerten en lusten zouden doen, maar daarmee ophouden en rusten van zonde. Daarom zegt Ambrosius: De begrafenis van Christus is de rust van de Christenen.

13. Wat is de nuttigheid of het gebruik?

  1. Nu Christus onze zonden begraven heeft, moeten wij die niet weer opgraven en voor de dag brengen of erin terug vallen. Want dat zou zijn alsof wij het graf van Christus schenden en kerkroverij bedrijven.
  2. Dat wij zorgdragen dat de begrafenis van de doden eerlijk en respectvol moet zijn en dat het lichaam van gestorvene niet wordt behandeld tegen de regels van beschaving in. Lichamen waren toen ze leefden werktuigen en tempels van de Heilige Geest omdat het namelijk lichamen van de gelovigen geweest zijn.9) Maar men zal ze later rusten als in een zacht bed. Mijn vlees zal zeker wonen, zegt de profeet in Psalm 16:99 Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel, zelfs mijn vlees zal in veiligheid wonen..

14. Is het niet gewenst dat men de wijze van begraven van de joden overneemt en de lichamen met specerijen te begraven?

Nee, omdat uit het geloof van de verrijzenis de Christenen (van welke het licht der waarheid volkomen is) de verrijzenis van Christus uit de doden zekerder en vaster behoort te wezen dan dat men deze onnutte en onnodige gebruiken weer zou moeten instellen. Als Christus in Mattheus 26:1010 aan wier handen misdaad kleeft, en wier rechterhand vol is van geschenken. tot de discipelen zegt over de daad van de vrouw "zij heeft een goed werk aan mij gedaan", dan prijst Hij dat niet als een gewoon gebruik maar doet dit omwille van de omstanders: Hij heeft gewild dat met dit teken duidelijk zou worden dat Zijn graf welriekend zou zijn.

15. Behoort de begrafenis van Christus tot de staat der vernedering van Christus of tot de staat van Zijn verhoging?

Tot beide: want het is een deel van de straf en ellende geweest toen Zijn lichaam niet anders dan een ander dood lichaam ter aarde is besteld maar het is ook een deel en het begin van Zijn heerlijkheid omdat Hij door de voornaamste der joden eerlijk begraven is als het beginsel van Zijn overwinning. Dat Zijn vlees geen verderving heeft gezien, is voorzegd was in Psalm 16:1010 want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien., Handelingen 2:27-3127 omdat Gij mijn ziel niet aan het dodenrijk zult overlaten, noch uw heilige ontbinding doen zien. 28 Gij hebt mij wegen ten leven doen kennen; Gij zult mij vervullen met verheuging voor uw aangezicht. 29 Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij èn gestorven èn begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag. 30 Daar hij nu een profeet was en wist, dat God hem onder ede gezworen had een uit de vrucht zijner lendenen op zijn troon te doen zitten, 31 heeft hij in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien.. Omdat het Lichaam dood in het graf lag en dat zonder enige zalving met specerijen daarom zegt Jesaja 53:99 En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest.: "…".

16. Welke zaken strijden hiertegen?

  1. Het bedrog van de verleiders die met groot bijgeloof zeer onverstandig het lijkwaad laten zien om te aanbidden. In deze lijkwade is het gelaat zichtbaar hetgeen zij onzinnig de zweetdoek noemen die naar het gebruik van de joden het hoofd alleen bedekte, de rest van het lichaam placht men met grafdoeken of banden te omwinden.
  2. De ongelovigheid van de papisten die de graven met wierook, wijwater en andere onzinnigheden wijden. Graven die Christus zelf geheiligd heeft, maar zij menen dat de zaligheid van de zielen verzekerd wordt door de bijgelovige manieren van uitvaarten; door kaarsen, kruisen vooraan de rouwstoet te dragen, door lijk- en treurzangen, door het uitdelen van vlees, brood, wijn, geld en andere bedrieglijke dingen, door lijk-maaltijden (???), witte en zwarte kleding en took nog door missen. Zij hebben ook ingesteld dat de locaties van de begraafplaatsen bij de kerken moesten zijn, maar ook wel in de kerken en zelfs bij het altaar en dat door bijgelovigheid en om het financiëel gewin opdat ze ook van de doden schatting zouden vragen en de kerk haar profijt mocht hebben van roken, luiden van de klokken en besprengingen met water.
  3. De pracht van degenen die kostelijke grafmonumenten oprichten dat Jesaja weleer tegen Sebna bestrafte (Jesaja 22:15-17 – “Alzo zegt de Here, de Here der heerscharen: Ga heen, treed binnen bij deze hofmaarschalk, bij Sebna, die over het paleis gaat, (en zeg): Wat hebt gij hier en wie hebt gij hier, dat gij u hier een graf hebt uitgehouwen? Gij, die in de hoogte uw graf uitgehouwen, u in de rots een woning uitgegraven hebt! Zie, de Here zal u wegslingeren, zoals een man iets wegslingert; Hij zal u stevig ineenwikkelen”.) en op deze hun familiewapens afbeelden alsof ze na de dood nog willen dreigen en oorlogen voeren. Of als zij in dure kleding begravenworden, uiteindelijk tot schade van de armen om met deze bij de wormen trots te verkeren, tegen de getuigenissen van de Schrift in.10) En tegen de uitspraak van Ambrosius in zijn vermanende preek waarin hij zegt: "Wat baat het de kostelijkheid van de graven? Het is veel eer schade voor de levenden, dan nuttig voor de doden".
  4. De onmatige droefheid en treurnis van sommigen waarmee zij te kennen geven òf dat zij twijfelen aan de zaligheid van de verstorvene òf over Gods hulp wanhopen tegen de treffelijke vermaning in van de apostel in 1 Tessalonicenzen 4:1717 daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen..
  5. Het verdichtsel van de heidenen die stelden dat de zielen van degenen die onbegraven liggen omdwalen, zoals Vergilius in zijn Aeneis geschreven heeft over Palinurus en zijn medereizigers die schipbreuk geleden hadden.
  6. De wreedheid van degenen die de lichamen van de doden de beesten toewerpen om te verscheuren of door verzuim niet begraven of wreedheden begaan aan hun dode lichaam.
  7. De valse Nicodemieten die de voorbeelden van Josef en Nicodemus misbruiken tot wellust van het vlees maar zij worden daarin niet gesterkt als zij de strekking van hun geloof moeten verklaren als God haar uitleg van hen eist en vordert.(???)
1)
Genesis 3:19 – “In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.”
2)
Matteüs 27:58 – “Deze ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus het hem te geven.”
3)
Marcus 15:44 – “En het bevreemdde Pilatus, dat Hij reeds gestorven zou zijn, en hij ontbood de hoofdman en vroeg hem, of Hij reeds lang gestorven was.”
4)
Johannes 19:39 – “En ook kwam Nikodemus, die de eerste maal des nachts tot Hem gekomen was, en hij bracht een mengsel mede van mirre en aloë, ongeveer honderd pond.”
5)
Aldus Theophilactus van Ohrid.???
7)
Jona 2:2 – “Hij zeide: Ik riep uit mijn nood tot de Here en Hij antwoordde mij; uit de schoot van het dodenrijk schreeuwde ik, Gij hoordet mijn stem.” Matteüs 12:40 – “Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten.”
8)
Genesis 1:31 – “En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.” Genesis 2:2 – “Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had.”
9)
1 Korintiërs 3:16 – “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?” 1 Korintiërs 6:19 – “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?”
10)
Job 1:21 – “En zeide: Naakt ben ik uit de schoot mijner moeder gekomen, naakt zal ik daarheen wederkeren. De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd.” 1 Timoteüs 6:7 – “Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen.” 1 Korintiërs 15:43 – “Er wordt gezaaid in oneer, en opgewekt in heerlijkheid; er wordt gezaaid in zwakheid, en opgewekt in kracht.”