In zijn commentaar op de apostolische geloofsbelijdenis – dat bij vergissing ook wel onder de geschriften van Cyprianus gerekend wordt – beweert RufinusTyrannius Rufinus (ca. 345-410) was een vooraanstaand christelijk schrijver. Hij heeft vele Griekse werken vertaald in het Latijn, onder meer van Origenes, Basilius de Grote en Gregorius van Nazianze. Zijn eigen geschriften waren veelal apologetisch van karakter. dat de formulering in de vroegchristelijke tijd niet in de geloofsbelijdenis van de Romeins-georiënteerde kerken werd opgenomen en evenmin in de Grieks-georiënteerde. TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof.1) belijdt echter wel duidelijk de nederdaling van Christus naar de hel, en dat geldt ook voor AthanasiusAthanasius (276-373) staat bekend als de grootste Griekse kerkvader van de vierde eeuw. Aanvankelijk was hij diaken, later bisschop van Alexandrië. Bekend werd hij vooral vanwege zijn strijd tegen en overwinning op Arius tijdens het concilie van Nicea (325).2).
Het belangrijkste is echter dat deze belijdenis vooral bevestigd wordt door het getuigenis van de Schrift3). Dit artikel wordt in onze tijd dan ook door heel de kerk overal ter wereld eensgezind beleden. RufinusTyrannius Rufinus (ca. 345-410) was een vooraanstaand christelijk schrijver. Hij heeft vele Griekse werken vertaald in het Latijn, onder meer van Origenes, Basilius de Grote en Gregorius van Nazianze. Zijn eigen geschriften waren veelal apologetisch van karakter. zelf belijdt dit artikel ook duidelijk en acht het rechtzinnig. Het mag ook zeer beslist niet overgeslagen worden, omdat het heel dienstbaar is om het geloof in onze verlossing bijzonder te versterken, en het brengt grote troost aan voor de gelovigen.
De opvattingen erover verschillen van elkaar, omdat de eenvoudige woorden op een verschillende manier worden uitgelegd.
Wat is de eerst voorkomende opvatting?
Dat is de mening van hen die het ervoor houden dat deze afsluitende zin [in de belijdenis van Jezus Christus] eraan toegevoegd is om zich te verweren tegen de ketterij van de valentinianen, en dat daarmee wordt kenbaar gemaakt dat Christus werkelijk gestorven en begraven is net als andere mensen die echt dood en begraven zijn.
Hoe denkt u over deze uitleg?
Ze is totaal ongerijmd! Het is namelijk niet waarschijnlijk dat de begrafenis van Christus die al in heldere bewoordingen is aangegeven, door een onduidelijke samenvatting nog nader moeten worden uitgelegd. Een uitvoeriger verhaal over hetzelfde feit past niet in een korte samenvatting [van het geloof], waarin met zo weinig mogelijk woorden en heel summier de echte hoofdzaken van het christelijk geloof worden aangegeven.
Hiëronymus en de roomsgezinden zijn van mening dat Christus’ ziel gescheiden is van Zijn lichaam en toen in een zekere plaats is gekomen die zij het voorportaal van de hel noemen, het bovenste en afgeschutte deel daarvan. Daar zijn geen helse kwellingen, maar de volkomen zaligheid wordt er wel gemist. Hier zouden [volgens hen] de zielen van de gelovige vaderen geweest zijn vóór de menswording van Christus; maar toen de ziel van Christus daar metterdaad zelf gekomen is, zou die hen met Hem in de hemel gebracht hebben. Dit proberen ze te bewijzen uit Matteüs 27:5252 en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt., waar gezegd wordt dat veel ontslapen heiligen zijn na Christus of tegelijk met Hem opgewekt. En 1 Petrus 3:1919 in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis. zegt: “… in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis”, terwijl in 1 Petrus 4:66 Want daartoe is ook aan doden het evangelie gebracht, opdat zij wèl, naar de mens, wat het vlees aangaat, zouden geoordeeld worden, doch, naar God, wat de geest betreft, zouden leven. staat dat ook aan de doden het evangelie gebracht is.
Kunt u het met deze mening eens zijn?
Nee, echt niet.
Dat is de mening van hen die zeggen dat Christus metterdaad in de helse krochten is neergedaald. Deze gedachtegang wordt echter op drie manieren geïnterpreteerd.
a. Het bloed van Christus is tot een volkomen verzoening voor de hele wereld.5) b. De woorden van Christus aan het kruis waren: “Het is volbracht” (Johannes 19:3030 Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.). Hij hoefde dus niets meer te lijden, want de dood betekende het einde van al Zijn lijden. c. Christus heeft in Zijn ziel toen die nog in Zijn lichaam was, aan het kruis verschrikkelijke angsten geleden, zoals wel duidelijk wordt uit Zijn ontzaglijk roepen “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Matteüs 27:4646 Omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem, zeggende: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?) – een roep die hemel en aarde deed beven.
Anderen erkennen wel dat de ziel van Christus in de hel is afgedaald, echter niet om daar te lijden maar zoals Hij in Zijn lichaam het evangelie op aarde aan de levenden heeft gepredikt, zo heeft Hij in Zijn dood ook het evangelie in de hel gepredikt door middel van Zijn ziel. Deze tweede mening is dus vrijwel gelijk aan de eerste. Maar waarom zou dat moeten gebeuren?
a. Er is na de dood geen ruimte meer voor de prediking en ook niet voor berouw. b. Hier komt nog bij dat Jezus Zijn geest in de handen van Zijn Vader bevolen heeft, en dat Hij tegen de moordenaar heeft gezegd: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn” (Lucas 23:4343 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.).
Vrijwel alle kerkvaders zeggen dat Christus tijdens de aardbeving en direct toen Hij opstond6), Zich levend in de hel heeft laten zien. Daar heeft Hij niet zozeer met woorden maar wel metterdaad verklaard dat Hij de Overwinnaar is van de dood en van de vorst der duisternis. De satan heeft dus geen macht meer over de uitverkorenen. Dat heeft Hij gedaan, “opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn” (Filippenzen 2:1010 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn.). Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: “De Zoon is geheel bij de Vader geweest, geheel in het lichaam van de maagd, geheel in de hemel, geheel op de aarde, geheel aan het kruis en geheel in de hel.”
Wat is uw opvatting over deze mening van de kerkvaders?
Ik durf niet te beweren dat ze echt verkeerd is, want ze gaat niet tegen de Schrift in en ze is op zichzelf ook niet vreemd. Men moet ook niet gering denken over de grote overeenkomst van de kerkvaders en ook is de opvatting niet duidelijk in strijd zijn met de Heilige Schrift.
Het is waarschijnlijk dat deze mening afgeleid is van de woorden die de apostel in Efeziërs 4:99 Wat betekent dit: Hij is opgevaren, anders dan dat Hij ook nedergedaald is naar de lagere, aardse gewesten? uitspreekt: “Wat betekent dit: Hij is opgevaren, anders dan dat Hij ook nedergedaald is naar de onderste delen der aarde?” Hier wordt namelijk een duidelijke tegenstelling gecreëerd tussen “boven alle hemelen” en “de onderste delen der aarde”. Het lijkt er dus dat op dat deze kwestie ook letterlijk wordt geïnterpreteerd.
Welnu, er is geen lager deel van de aarde dan de hel, de plaats van de verdoemden. Er zijn echter ook andere uitleggers die deze onderste delen simpelweg als de aarde zelf opvatten, het onderste deel van de wereld waarop Christus gekomen is en waar Hij vele jaren gewoond heeft.
Dat is de opvatting van hen die zeggen dat dit niet anders betekent dan dat Christus in de toestand van de gestorvenen is gekomen en als andere doden is geworden – doden voor wie Hij gestorven is. Men beroept zich daarbij op Psalm 28:11 Van David. Tot U roep ik, Here, mijn rots; wend U niet zwijgend van mij af, opdat ik niet, als Gij tegen mij blijft zwijgen, worde als zij die in de groeve nederdalen.: “Opdat ik niet, als Gij tegen mij blijft zwijgen, worde als zij die in de groeve nederdalen.” En ook op Psalm 88:55 Ik word gerekend onder wie in de groeve nederdalen, ik ben geworden als een man zonder kracht. en 6: “Ik word gerekend onder wie in de groeve nederdalen, ik ben geworden als een man zonder kracht. Onder de doden is mijn verblijf, gelijk verslagenen die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en die aan uw hand ontrukt zijn.” Daarom zegt men dan ook van Christus dat Hij niet uit het graf maar uit de doden is opgewekt. Deze opvatting staat niet ver af van de eerstgenoemde opvatting.
Dat is de mening van hen die de nederdaling van Christus als beeldspraak opvatten. Ze zien die als de hoogste smaad en de diepste vernedering die de Zoon van God heeft moeten ondergaan, toen Hij tot aan de derde dag van zijn dood, aan die dood en de duivel als het ware onderworpen was en in het graf gelegen heeft. De duivel en de farizeeërs hebben Hem toen bespot alsof Hij er niet meer toe deed.
Vindt u dit standpunt wel aanvaardbaar?
Ik zeg er niets verkeerds over, want het komt overeen met het beeld dat ons in Davids psalmenboek wordt voorgehouden. In Psalm 88:77 Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd, in duistere plaatsen, in diepten. lezen we: “Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd, in duistere plaatsen, in diepten.” In Efeziërs 4:1010 Hij, die nedergedaald is, Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen. staat: “Hij, die nedergedaald is, Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen.” Met dat laatste bedoelt de apostel de onovertroffen verhoging, zoals hij in het neerdalen in de ‘benedenste delen der aarde’ of in de hel de uiterste vernedering van Christus ziet. Zo is het ook in Jesaja 14:1515 Integendeel, in het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve., waar het neergeworpen worden in het dodenrijk de meest diepe vernedering inhoudt. “En gij [Nebukadnezar] overlegde nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten” – maar ja, “in het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve” (vers 1313 En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden.). Zo kan ook Matteüs 11:2323 En gij, Kafarnaüm, zult gij tot de hemel verheven worden? Tot het dodenrijk zult gij nederdalen; want indien in Sodom de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, het zou gebleven zijn tot de dag van heden. uitgelegd worden: “En gij, Kafarnaüm, zult gij tot de hemel verheven worden? Tot het dodenrijk zult gij nederdalen!”
Dat is de mening van hen die zeggen dat met de nederdaling van Christus in de hel bedoeld wordt dat Hij een bovenmatig grote angst en benauwdheid in het hart heeft ervaren tijdens Zijn bange strijd aan het kruis, waarover we al gesproken hebben toen we het lijden van Christus behandelden.
Is deze uitleg wel rechtzinnig?
Ja, dat is ze zeker, want ze komt overeen met de Schrift en met de mate van het geloof. Jesaja zegt in hoofdstuk 53:55 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. dat Christus “om onze overtredingen werd […] doorboord”. En in Psalm 18:66 banden van het dodenrijk hadden mij omgeven, valstrikken van de dood lagen op mijn weg. lezen we: “Banden van het dodenrijk hadden mij omgeven”. In Handelingen 2:2424 God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de weeën van de dood, naardien het niet mogelijk was, dat Hij door hem werd vastgehouden. zegt Petrus dat Hij gebonden was aan “de weeën van de dood”, die er de oorzaak van waren dat Hij de verdoemenis en de toorn van God gevoelde. In Galaten 3:11 O, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is? zegt Paulus dat Hij voor ons een vloek is geworden. Er kan dus zonder beeldende taal van Hem gezegd worden dat Hij niet voor Zichzelf maar wel voor ons als Borg de last gevoeld heeft die op Hem was gelegd. In Hebreeën 5:77 Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst. zegt de apostel dat Christus “gebeden heeft] en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd [heeft]” en dat “Hij is verhoord uit zijn angst”. Van Hem wordt zelfs gezegd – en dat komt maar heel zelden voor – dat vanwege de ontzaglijkheid van Zijn lijden druppels bloed van Zijn gezicht liepen en dat Hij niet vertroost kon worden dan alleen door het zien van een engel (Lucas 22:4343 En Hem verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven.). We zien ook dat het met Christus uiteindelijk zo ver kwam dat Hij HiHij in Zijn angst heeft moeten uitroepen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Matteüs 27:4646 Omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem, zeggende: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?) Uit al deze feiten kan men wel afleiden dat Hij als het ware met beide handen geworsteld heeft, en dan niet tegen de dood in het algemeen, maar tegen de helse machten en de angst voor de eeuwige dood.
Dat gebeurt omdat de lichamelijke pijnen zintuiglijk waarneembaar zijn, maar de angsten van de ziel niet.
Het is waar dat de nederdaling van Christus in de hel met Zijn dood geëindigd is; en wat tijd betreft was die er vóór de begrafenis. Toch wordt het qua volgorde in de Geloofsbelijdenis ná de begrafenis vermeld, omdat de artikelen ná elkaar alles willen beschrijven wat de vernedering en verbrijzeling van Zijn lichaam aanging.
Dat is ook nooit gebeurd, maar God heeft Zijn gunst en genadige hulp wel een tijdlang verborgen gehouden, opdat de menselijke natuur van Christus wérkelijk de benauwdheden zou ervaren, waarmee degenen die door God verlaten en verworpen zijn, worden benauwd en gekweld. Bernardus zegt daarvan in zijn vijfde preek over de profeet Jesaja dat dit een verlating is waarin de nood zo groot was dat ze geen vertoon van kracht of bewijs van heerlijkheid is geweest.