Het eeuwige leven
1. Hoeveel soorten leven kent de theologie?
Drie soorten:
Het natuurlijke leven.
1) Dit leven noemt de apostel [Paulus] ook wel het leven van de ziel, omdat de ziel het meest edele deel van de mens is. Dit leven wordt op aarde geleid door zowel goede als slechte mensen, die in dit leven groeien, voelen en begrijpen. Dit leven wordt ook wel het lichamelijke of tijdelijke leven genoemd.
Tegenover dit leven staat de eerste of natuurlijke dood, die scheiding maakt tussen lichaam en ziel.
Het leven van de genade. Alleen de kinderen van God genieten dit leven, als inwoners van het geestelijke koninkrijk van Christus in deze wereld.
Dit leven wordt heel treffend ook wel 'het leven van God' genoemd,
2) en dat dan niet zozeer omdat het van God komt, wat immers geldt voor alle leven, maar omdat God in de zijnen leeft en Hij dit leven goedkeurt.
Om dezelfde reden wordt dit leven ook wel het 'leven van Christus' genoemd. Christus leeft in de zijnen door het geloof en door zijn bovennatuurlijke Geest, waardoor ze leven voor God en overeenkomstig zijn wil.
3)
Verder wordt dit leven ook het nieuwe, christelijke leven genoemd. Of de vernieuwing van het verstand, de wil en de genegenheden. Of een nieuwe schepping, de nieuwe mens en het bovennatuurlijk en geestelijk leven. Dit leven staat tegenover het dood-zijn in zonden en de oude mens.
Het leven van de heerlijkheid. Wanneer de ziel weer met het lichaam verenigd is, leidt het een leven dat de apostel [Paulus] onsterfelijk noemt.
4) Door dit leven zullen de gelovigen eeuwig leven. Dit leven is verborgen in Christus, om bij het einde van de wereld geopenbaard te worden.
5) Het staat tegenover de tweede en eeuwige dood.
Over dit [leven] spreken we hier.
2. Op hoeveel manieren kan men over het eeuwige leven spreken?
Op twee manieren:
In overdrachtelijke of metonymische zin. In dat geval ziet het op:
de weg, de manier en de reden om de hemelse erfenis te verkrijgen, zoals beschreven wordt in
Johannes 3:1616 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.: "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe". En in
Johannes 17:33 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.: "Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt."
6)
-
In eigenlijke zin. Dan ziet het op de staat van de gelovigen na dit leven. In deze zin zegt
Johannes 3:1616 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.: "Opdat een ieder, die in Hem (Christus) gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe." En
Titus 3:77 opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens.: "Opdat wij (…) erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens."
3. Waaruit kunnen we afleiden dat er een eeuwig leven is?
Uit de natuur van God. Omdat God onveranderlijk is en eeuwig, trekken we de logische conclusie dat er een eeuwig leven is.
Uit wat de ziel is. Omdat de ziel onsterfelijk is, volgt daaruit dat er na dit leven nog een leven is waarin de ziel, hoewel van het lichaam gescheiden, zelfstandig voortleeft en God kent en prijst.
Uit de opstanding van de lichamen. Het zou geen nut hebben dat de lichamen van de gelovigen opstaan, als er geen leven was waarvoor ze zouden opstaan. Sterker nog: de geloofsartikelen over God, Christus, de voorzienigheid en Gods gerechtigheid, de onsterfelijkheid van de zielen, de opstanding van de lichamen en het laatste oordeel zouden niet kunnen standhouden als het artikel over het eeuwige leven er niet aan ten grondslag ligt.
Uit het handschrift van God dat in ieders geest is geschreven. Onze geest zegt ons dat ons een [laatste] oordeel te wachten staat. Goddelozen worden daardoor met een bange vrees gekweld en vromen door hoop verkwikt.
-
Uit de getuigenissen van de Schrift, zoals:
Uit voorbeelden [die we kennen uit de Schrift]. Want Henoch
7), en later Elia
8), zijn zonder te sterven in dit eeuwige leven opgenomen en zijn er dus als het ware een onderpand van geweest. Zoals ook Christus ten hemel is opgevaren, en wil dat waar Hij is, ook wij bij Hem zijn.
9)
Het is een [in de apostolische geloofsbelijdenis opgenomen] artikel van ons geloof: “Ik geloof (…) een eeuwig leven.”
4. Hoe wordt het eeuwige leven in de Schrift ook wel genoemd?
Het wordt wel bij uitstek het Koninkrijk van God genoemd, het Koninkrijk van de Vader of het Koninkrijk der hemelen.
-
Bij wijze van gelijkenis wordt het Koninkrijk der hemelen ook wel het paradijs genoemd,
12) als de plaats van verrukking en lieflijkheid. Dit is een toespeling op de hof die door God in Eden geplant was.
13) Men disputeert nogal onzinnig over de ligging van het paradijs; we belijden immers dat de gehele aarde door de zondvloed is verwoest.
Het huis van de Vader.
14)
Een volheid van vreugde.
15)
De vreugde van de Heere.
16)
De nieuwe, heilige, welgebouwde en toekomstige stad Jeruzalem.
17)
De onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen voor ons is weggelegd.
18)
-
-
Rust [of verkwikking].
19)
Verkoeling [of verademing].
20)
-
Zulk een grote gelukzaligheid als geen oog ooit heeft gezien, geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen.
22)
5. Maar waarom wordt dit leven eeuwig genoemd?
Omdat het niet tijdelijk, begrensd of kort is, en ook niet aan enige verandering onderhevig zal zijn, zoals ons [tijdelijke] leven hier.23) Hoewel het eeuwige leven een begin heeft, zal het nooit ontnomen worden aan wie het eenmaal gegeven is, maar voor eeuwig zonder einde voortduren.24)
6. Wat is het eeuwige leven?
Het is de heerlijke staat waarin de uitverkorenen na de toekomende opstanding van de doden met hun hoofd Christus volkomen verenigd zullen zijn. In de hemel zullen we God met de engelen kennen op een wijze die we niet in woorden kunnen uitdrukken of hier op aarde kunnen genieten, en Hem tot in eeuwigheid loven en prijzen. We zullen het hoogste goed verkrijgen dat Christus voor ons verworven heeft, en met lichaam en ziel gelijkvormig worden aan zijn beeld, voor wat betreft zijn mensheid.25)
We kunnen ook zeggen dat het eeuwige leven de toestand is van de gezaligden na dit leven, waarin ze een volmaakte kennis van God zullen hebben en een volkomen gerechtigheid. Het is een leven in eeuwige vreugde, zonder zonde en dood, zonder moeite, pijn, verdriet en verzuchting.26) Kortom, in het eeuwige leven zal er een volmaaktheid van ziel en lichaam zijn, zonder ook maar iets dat afkeurenswaardig is. Alle dingen zullen de wil van God onze Schepper en van onze Verlosser Christus volkomen dienen.
7. Wat zijn de oorzaken van het eeuwige leven?
8. Waarom zegt Matteüs 7:14 dat de poort nauw is en de weg smal die tot het leven leidt?
Omdat de toegang tot het eeuwige leven voor het menselijk verstand onbekend en onbegaanbaar was, maar Christus heeft het ons geopenbaard.
Omdat de toegang tot dit leven er alleen door Christus is.
Omdat die weg door weinig mensen wordt bewandeld, vergeleken met de levensweg van de wereld. Zo is ook de weg van de deugd smal vergeleken met de paden van de ondeugd; ze kent maar weinig reizigers.
Omdat dit leven voor het vlees moeilijk is en onaangenaam, vanwege het kruis dat men moet dragen en de zelfverloochening die men moet opbrengen. De weg is overigens niet in zichzelf smal, maar alleen in vergelijking, want voor de uitverkorenen is ze breed en wijd genoeg.
9. Waarop is het eeuwige leven gericht?
In materiële zin op de ware God.
In formele zin op het kennen, zien en genieten van God, voor zover we daartoe in staat zullen zijn. Dus op het waarnemen en aannemen [van God]. Want hoewel we ons al enorm zullen verheugen in het samenzijn, zien en spreken met de engelen en gezaligden,
32) zullen we toch niet onze rust vinden in hun aangename aanblik, welwillendheid en omgang, maar in het vreugdevolle en zeer aangename aanschouwen en genieten van God vanwege Christus.
33) Ook de gelukzaligheid van de engelen zelf is immers gelegen in het genieten en aanschouwen van God.
34) Het is als het geluksgevoel van een hoveling aan het hof van de koning, wanneer deze, om zijn waardering te laten blijken, hem vriendelijk en welwillend aankijkt en belangstellend naar zijn welbevinden vraagt. Daarbij erkennen wij Christus als de bewerker van zulk een groot goed, en volgen wij Hem waarheen Hij ook gaat.
35) We hechten ons aan Hem en zullen nooit van Hem wijken.
10. Maar we genieten en zien God toch al op deze aarde?
Jazeker. We belijden daarom dat het eeuwige leven nu al in ons begonnen is. Maar nog wel als in een raadsel, dat wil zeggen: in het duister, [niet rechtstreeks en onmiddellijk] maar door middel van geschapen dingen die ons worden voorgehouden. We zien God door middel van iets wat er tussen ligt, en hebben geen helder [of rechtstreeks] zicht op Hemzelf. Daarom zegt de apostel dat geen mens ooit God heeft gezien of ook maar kán zien.36)
Wij zien God dus:
door een natuurlijk zien. We zien Hem in de geschapen dingen, als in een spiegel, waarin een zekere glans van de Godheid oplicht.
37)
door een symbolisch zien. We zien Hem in beelden en tekenen die de afspiegeling zijn van zijn goddelijke heerlijkheid.
38)
-
Maar eens zullen wij met verheerlijkte en opgestane lichamen God zien zoals Hij is, op een wijze die wij nu nog niet kunnen bevatten.39) Dan zullen we zien, niet maar hoe gróót Hij is, maar hoedánig Hij is. En dat zonder dat er sluiers tussen zijn, veel helderder nog dan Mozes Hem van aangezicht tot aangezicht zag op de berg.40) En ook nog veel heerlijker dan onze eerste voorouders God zagen vóór de zondeval.41)
11. Zullen we elkaar in het eeuwige leven herkennen?
Jazeker, want we zullen vervuld zijn met de Heilige Geest en met wijsheid. Evenals Adam vóór de zondeval, toen hij Gods beeld nog ongeschonden droeg. Toen herkende hij Eva, hoewel hij haar nog nooit gezien had en hem door niemand over haar verteld was.42) Zo herkende ook Petrus op de berg Mozes en Elia, die hij nooit eerder gezien had, door een innerlijke openbaring, terwijl hij toen nog in een sterfelijk lichaam was en nog maar een voorproefje van het eeuwige leven smaakte.43)
12. Voor wie is het eeuwige leven bestemd?
Voor mensen uit welk volk dan ook.44) Echter niet voor allen zonder onderscheid, zoals blijkt uit Romeinen 11:77 Wat dan? Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard.: "het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard". Het is dus alleen bestemd voor de gezegenden van de Vader, oftewel de uitverkorenen,45) en bijgevolg voor hen die in Christus geloven,46) die doen wat zijn Vader wil, en die hun geloof door [goede] werken bewijzen,47). Daarbij gaat het om zowel mannen als vrouwen, die immers mede-erfgenamen zijn van de genade des levens.48)
13. Hoe zal het eeuwige leven zijn?
Ons verduisterd verstand kan hierover niets zeggen.49) En de volkomen kennis ervan zullen we pas in het eeuwige leven zelf verkrijgen, want het is nu nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen.50) Toch kunnen we vanuit de Schrift wel een en ander zeggen over hoe heerlijk het eeuwige leven zal zijn:
Ons lichaam en onze ziel zullen in alle opzichten volmaakt zijn. Want de zonde van zowel onze ziel als ons lichaam zal geheel zijn tenietgedaan.
51) We zullen verlost zijn van de dood en van alle rampen. Er zal geen dood meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch pijn,
52). En bijgevolg zal er geen zwakheid, ziekte, pijn, droefheid, bederf, gebrek en behoefte meer zijn. Er zal een eeuwige gezondheid en een eeuwige frisheid zijn, zoals Bernardus zegt. Want de rechtvaardigen zullen voor eeuwig leven, en hun heil is van de Here.
53) Het leven zal gemakkelijk zijn, omdat alles in ons al het nodige zal ontvangen van de Heilige Geest. Ook zal er bij ons volmaakte kennis zijn van alle dingen, want wij zullen verkeren in het eeuwige licht van de Vader, waarin de wijsheid van God zelf zich aan ons zal openbaren.
Er zal een volkomen autarkie of zelfgenoegzaamheid zijn. Want men zal geen behoefte hebben aan de hulpmiddelen van dit [tijdelijke] leven, zoals voedsel, drank, kleding, de warmte en het licht van de zon of de koelte van de maan, rust of andere dingen buiten onszelf, die we nodig zouden hebben om ons te versterken of om onze handelingen te kunnen verrichten.
54) Want
El Shaddai, [Hebreeuws voor] God de almachtige, zal dan alles in allen zijn en met zijn alomvattende goedheid alles vervullen.
55) De genade van God zal ons genoeg zijn; we zullen God zien en door Hem verzadigd worden uit zijn volheid en heerlijkheid,
56) en God zal ons te drinken geven uit de stroom van zijn genoegen.
57)
Het zal een zeer heilig leven zijn, want we zullen door Christus op niets anders gericht zijn dan op de heerlijkheid en de verheerlijking van de enige ware God.
58) We zullen heilig zijn zoals God heilig is; want wij zullen Hem gelijk zijn, hoewel niet gelijkwaardig.
59) De kerk zal zonder vlek of rimpel zijn, volstrekt heilig en onberispelijk.
60)
Het eeuwige leven zal zeer aangenaam zijn. De uitverkorenen zullen al hun verlangens bevredigd zien. Of zoals Bernardus zegt: al wat wij liefhebben zullen wij hebben en al wat we niet hebben zullen we niet begeren. Door het voortdurend aanschouwen van God en de tegenwoordigheid van Christus zullen we naar lichaam en ziel met een overvloed van vreugde vervuld zijn.
61) We zullen verzadigd zijn met Gods beeld.
62) Hoe groot zal de vreugde zijn in het aanschouwen van het hoogste goed, dat een verzameling is van alle goede en vreugdevolle dingen! De Heilige Geest zal in de uitverkorenen een eeuwige en onuitsprekelijke vreugde verwekken, die niemand ons zal ontnemen.
63)
We zullen gemeenschap hebben aan de goddelijke natuur. Niet door een instorting van het goddelijke wezen in ons, maar door het ontvangen van goddelijke eigenschappen, namelijk: onsterfelijkheid, heerlijkheid, kracht, wijsheid, gerechtigheid en het beeld van God.
64) Ze vormen de witte, van fijn linnen gemaakte, zuivere en schitterende klederen waarmee de uitverkorenen bekleed zullen worden.
65)
Hierbij zal ook de verheerlijking van ons lichaam komen, dat bekleed zal worden met de grootste schoonheid en majesteit, om ons gelijkvormig te maken aan het verheerlijkte lichaam van Christus.
66) De rechtvaardigen zullen stralen als de zon
67) en schitteren als het uitspansel.
68) En ze zullen zijn als Gods engelen.
69)
De uitverkorenen zullen de overwinning behaald hebben op duivel, dood en hel.
70) Er zal gemeenschap zijn met alle gezaligden, omgang met de heilige engelen, volmaakte liefde voor God en de naaste, eendracht tussen allen en de hoogste vrede. Want er zal [bij allen] slechts één wil zijn, namelijk de wil van God. Daarom zal alles gebeuren wat zij willen. Er zal ook gezang klinken, want we zullen ons voegen bij de engelenkoren die God zonder ophouden loven. Er zal een overvloed zijn van wat voor lichaam en ziel nodig is. “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgeklommen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben”, dat zal daar zijn (
1 Korintiërs 2:99 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.). Wie zou dus niet wensen door de dood heen te gaan en met Christus te zijn?
71)
14. Zal de heerlijkheid van het eeuwige leven voor alle uitverkorenen gelijk zijn?
15. Wanneer begint het eeuwige leven?
Het eeuwige leven vangt al tijdens dit leven aan in de zielen van de gelovigen, zodra de Heilige Geest door de verkondiging van het Woord hun verstand verlicht met de ware kennis van God en hun wil ombuigt om Gods geboden bereidwillig na te leven. Ja, zij hebben er een onderpand en voorproef van.76) Daaruit komt de hoop voort die de gelovigen niet kan bedriegen, zoals Romeinen 5:2,52 door wie wij ook de toegang hebben verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. (...) 5 en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is. aangeeft, door te spreken van "de hoop op de heerlijkheid Gods". Die "hoop maakt niet beschaamd".
Verder zijn we door het geloof in Christus nu al overgegaan van de dood in het leven.77) Want wat we in de hoop erfelijk bezitten, zal zo zeker ons deel zijn dat het is alsof het ons nu al gegeven was. Evenwel zullen we het volle bezit en de volkomenheid [van het eeuwige leven] pas verkrijgen op de door God bestemde tijd. Dat zal het geval zijn als het getal vervuld is van hen die verlost moeten worden, waarna Christus als onze Verlosser vanuit de hemel zal verschijnen.
16. Genieten de zielen van de [gestorven] vromen, die nu van hun lichamen gescheiden zijn, al een volmaakte en voleindigde zaligheid?
Het zij ons genoeg te weten dat onze geest onmiddellijk na het verlaten van het lichaam terugkeert tot God, die ons de geest gegeven heeft.78) En dat onze ziel na de scheiding van het lichaam bij Christus is,79) in het paradijs,80), in de vrede81), in de rust,82) in de vertroosting,83) in verkwikking en stilte, in zekerheid en in Gods hand, zodat geen kwelling ons nog treft.84) En dat tot verheerlijking van Gods naam.
Omdat zij echter de opstanding van hun lichaam en het volkomen genot van alle door God aan zijn geliefden beloofde goederen nog verwachten,85) kunnen we niet zeggen dat ze zich al in een volmaakte en voleindigde zaligheid bevinden, maar slechts in een begin van die zaligheid. Zoals Paulus aangeeft in 2 Timoteüs 4:88 voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.: "Voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad." En in Openbaring 6:9-119 En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. 10 En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? 11 En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij. zegt Johannes: ik zag "onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij." Daartegenover staat wat Petrus zegt, dat de onrechtvaardigen [reeds in dit leven] gestraft worden, hetzij door de beëindiging van hun leven, hetzij door andere straffen, en dat zij bewaard worden tot de dag des oordeels, om dan naar lichaam en ziel gekweld te worden met nog veel zwaardere en eeuwige straffen.86)
17. Waar zullen we eeuwig leven?
Niet op deze aarde, en ook niet de in wolkenhemel, waar nu nog dood, verschrikking en zonde, en de machten van de duisternis en de boze geesten wonen,87) want die zullen vergaan.88)
Maar in de hemel der hemelen of de hoogste hemel, waarnaar Christus als mens is opgevaren en hoger is geworden dan de zichtbare hemelen.89) Oftewel de 'derde hemel', waar Paulus naartoe werd gevoerd en die hij het paradijs noemt.90)
Maar ná het [laatste] oordeel, bij het herstel van alle dingen, zal de plaats waar de gezaligden eeuwig zullen wonen niet alleen de hemel, maar ook de nieuwe aarde zijn. Want 2 Petrus 3:1313 Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. zegt: “Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont”; dat wil zeggen: die een voortreffelijke woonplaats van de rechtvaardigen zullen zijn.91)
18. Wat is het doel van het eeuwige leven?
Dat God zijn genade daadwerkelijk aan zijn uitverkorenen bewijst.
Dat de vromen de volle vrucht van het lijden en de dood van Christus genieten.
Dat ze [genadige] beloningen ontvangen voor hun arbeid.
92)
Dat ze Gods onmetelijke barmhartigheid erkennen, Hem zonder einde aanschouwen en Hem zonder vermoeidheid eren. Hij is immers het oogmerk van al hun verlangens.
19. Wat zijn de vruchten van het eeuwige leven?
We zullen als de engelen zijn; niet wat hun wezen betreft, maar wel voor wat betreft de blijvende eigenschappen die bij dat leven horen.
93)
We zullen deelhebben aan de heerlijkheid van de mens Christus. Hij zal ons dan waarlijk tot koningen, priesters en profeten maken,
94) hoewel Hij ons allen op onuitsprekelijke wijze zal blijven overtreffen.
20. Wat is het nut van de leer over het eeuwige leven?
Deze leer biedt ons troost te midden van de ellende en het onrecht waaraan wij in dit leven onderhevig zijn.
Ze matigt de droefheid die wij voelen over de gestorvenen [in de Here].
-
Ze maakt ons ijverig in het gehoorzamen van God en zorgzaam in het liefhebben van onze [gelovige] naasten, met wie wij eeuwig in de hemel zullen verkeren.
21. Wat is in strijd [met de leer over het eeuwige leven]?
De ongerijmde denkbeelden van Democritus, Epicurus, Plinius, Galenus en anderen, die de kwestie van het eeuwige leven bespotten en stellen dat alles met [het sterven van] het lichaam vergaat.
De nieuwsgierige vragen en bepalingen van de pausgezinden over de rangorde van de heiligen in het eeuwige leven. Zoals [het verzinsel] dat wie kuis zijn in het huwelijksleven een dertigvoudige vrucht zullen verkrijgen, de weduwen een zestigvoudige en de maagden een honderdvoudige of zelfs een aureool.
De [nieuwsgierigheid] van hen die vooruitlopend op de bestemde tijd willen weten wat er in de hemel gebeurt, maar zich minder bekommeren of hoe men in de hemel komt.
-
De dwaling van paus Johannes XX
95) die meende dat de zielen God niet zien vóór de dag van de opstanding.
In regelrechte strijd [met het eeuwige leven zelf] is vooral de eeuwige dood, maar ook verdriet, angst, geschreeuw, kou, afmatting, slaap, ziekte, dood, honger, dorst, armoede, listen, verzoekingen door de satan, pijnigingen en helse verschrikkingen.