Inhoud

De Heilige Schrift

1. Wat wordt de “Heilige Schrift” genoemd?

“De Schrift” is aanduiding voor de geschriften van de profeten en apostelen. De gemeente maakt daarvan gebruik om daaruit onderwezen en vermaand te worden in de leer van de godzaligheid. En ze wordt “heilig” genoemd, omdat ze door God ingegeven en geïnspireerd is, en gaat over heilige dingen die nodig zijn te kennen voor de eeuwige zaligheid. In dezelfde zin wordt ze ook het geschreven Woord van God genoemd. Ze is de enige regel van het geloof, van de goede werken en de wet; en tegelijk de enige richtlijn voor heel de dienst van God. Als zodanig is de Schrift het onherroepelijke criterium bij alle religieuze meningsverschillen.1) Alles wat hiermee overeenkomt, moet men zonder enig tegenspreken aannemen; en wat daartegen strijdt, dient men zonder uitstel te verwerpen. Hieraan houden alle gelovigen zich.

2. Wie is de Auteur van de Heilige Schrift?

Dat is God Zelf. Hij heeft Zijn wil op schrift gesteld door middel van mensen die Hij daartoe op onmiddellijke wijze geroepen en door de Heilige Geest geïnspireerd heeft. Zij waren als het ware Zijn “klerken” of schrijvers. “Want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken” (2 Petrus 1:2121 want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.). Daarom zeggen al die profeten: “De mond des Heren heeft het gesproken” (Jesaja 58:1414 dan zult gij u verlustigen in de Here en Ik zal u doen rijden over de hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jakob, want de mond des Heren heeft het gesproken.), of: “Zo zegt de Here Here” (Ezechiël 12:2828 Daarom zeg tot hen: zo zegt de Here Here: geen van mijn woorden zal nog langer worden uitgesteld. Het woord dat Ik spreken zal, zal in vervulling gaan, luidt het woord van de Here Here.). In 2 Timoteüs 3:1616 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid. lezen we: “Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten”, en in 1 Korintiërs 2:1313 Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken.: “Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn.” Hieruit komen voort haar gezag en uitnemendheid, haar waarheid en vervulling, die we evenzeer moeten geloven als dat God Zelf waarachtig is. Daarom is de Schrift ook in zichzelf geloofwaardig, en is ze niet onderworpen aan de beoordeling, toevoeging, vermindering of verandering2) door engelen of mensen. Alleen de Schrift is geheel vrij van dwaling,3) en moet om haar eigen getuigenis geloofd worden. En alleen uit de Schrift zijn leringen te bevestigen en te verrichten.4) Ze mag ook door allen gelezen worden.5) De Schrift is volkomen, heeft op alles betrekking wat nodig is voor de eeuwige zaligheid6), en is ten slotte alléén betrouwbaar.7)

3. Uit hoeveel delen bestaat de Schrift?

Uit twee delen, want ze wordt verdeeld in het Oude en het Nieuwe Testament, oftewel in de profetische en apostolische leer die vervat is in de canonieke boeken – de boeken die aan de regel of het richtsnoer van het geloof voldoen.

4. Wat zijn de canonieke boeken?

De boeken van de profeten en de apostelen die door de inspiratie van de Heilige Geest geschreven en als zuiver zijn aanvaard. Zo alleen kunnen ze een regel of richtsnoer van het geloof en de goede werken zijn, naar welk criterium elke mening of leerstelling moet worden onderzocht. Daardoor kan men vaststellen dat iets overeenstemt met de ware leer die van God is, dat het oprecht is, en dat het naar de richtlijn van de apostelen is, zodat wij in dat spoor dan ook verder kunnen gaan.8)

5. Wanneer is dat richtsnoer gaan functioneren?

Dat is er eerst geweest voor wat de vijf boeken van Mozes betreft, want op Gods bevel was men gewoon om alle leerstukken van het geloof daaraan te toetsen.9) Later is dat richtsnoer uitgebreid ten aanzien van de profetische geschriften (zoals ze genoemd werden).10) Ten slotte is het tot voltooiing gekomen nadat de geschriften van het Nieuwe Testament naast die van het Oude Testament gekomen zijn.11)

6. Hoeveel boeken zijn er in het Oude Testament?

Aan de oude Joodse vaders, die Paulus met nadruk noemt in Romeinen 3:22 Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats [toch] dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd., zijn de woorden van God toevertrouwd geweest, en ook de hedendaagse Joden houden zich aan 24 canonieke boeken van het Oude Testament aan. Deze boeken hebben zo’n grote autoriteit, kracht en gewicht dat men aan het gezag ervan niet kan twijfelen. Naar het aantal van 24 noemen zij deze boeken Esrim Veerba.

Hoe delen zij deze 24 boeken in?

In vier orden.

Wat is de eerste orde?

Deze eerste wordt door hen de Torah genoemd, de Wet of de Leer. In deze orde brengen zij de vijf boeken van Mozes onder, namelijk Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. De Grieken noemen deze vijf boeken de Pentateuch. Deze boeken zijn door Mozes zelf geschreven, met als uitzondering dat dit aan het eind van Deuteronomium bij sommige verzen door Jozua of door Eliazar is gedaan.

Wat is de tweede orde?

De boeken Nebiim reschonim, dat wil zeggen: de vroege profeten, namelijk de vier historische boeken Jozua, Richteren, (1 en 2) Samuël en (1 en 2) Koningen.

Wat is de derde orde?

De boeken Nebiim acharonim, dat wil zeggen: de latere profeten, en ook nu zijn er vier boeken: Jesaja, Jeremia, Ezechiël en het Boek van de kleine profeten, die de Joden in één boek hebben ondergebracht, namelijk Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Haggaï, Zacharia en Maleachi.

Wat is de vierde orde?

Deze wordt Sepher ketubim genoemd, dat is het Boek van de heilige schrijvers; dit bevat 11 boeken, namelijk Kronieken (1 en 2), Psalmen, Spreuken van Salomo, Job, Ruth, Prediker van Salomo, Klaagliederen van Jeremia, Hooglied, Esther, Daniël, Ezra en Nehemia – waarbij die twee laatste als één boek worden beschouwd.

Al deze boeken samen opgeteld geeft 24 als totaal. Sommigen komen echter niet verder dan 22, maar dat komt omdat het boek Ruth dan samengevoegd wordt met het boek Richteren en de Klaagliederen van Jeremia met het boek Jeremia zelf.

7. Worden bij deze canonieke boeken niet enkele andere boeken gevoegd?

Ja, de apocriefe boeken worden daaraan toegevoegd, want het is alsof men daarmee de verborgen of geheime geschriften bedoelt. Die geschriften werden vroeger namelijk niet in het openbaar naar voren geschoven om bepaalde leerstukken van het geloof te bewijzen – want het geloof komt alleen voort uit het Woord van God12) – maar wel om er goede gewoonten en zeden uit te leren. De reden hiervan is dat het gezag van deze geschriften wat duister is, of omdat de namen van de auteurs niet bekend zijn, of omdat ze enkele dingen leren die voor de profeten en de apostelen onbekend zijn.

8. Hebben de apocriefe boeken hetzelfde gezag en dezelfde kracht als de canonieke boeken?

Nee, want ze zijn niet door de profeten of de apostelen geschreven, en ze zijn ook niet vanuit zichzelf geloofwaardig. Ook is in deze geschriften niet de kracht en het gezag van de Heilige Geest zoals in de canonieke, en er staan dingen die in strijd zijn met de canonieke boeken, of dingen die erg fantastisch lijken maar gewoon niet kunnen; en ten slotte worden er dingen vermeld die echt onwaar zijn. Tobias 8 en 12 zijn in strijd met Gods Woord. In 1 Makkabeeën 6 en 2 Makkabeeën 12 en 14, en ook in Baruch 6 wordt gezegd dat de Joden in de gevangenis gedood werden in plaats van zeventig jaar in ballingschap waren – en dit is iets wat tegen de Schrift ingaat. Ze zijn ook niet gericht aan de Joden – aan wie de woorden van God toch zijn toevertrouwd –, want ze zijn niet in het Hebreeuws geschreven. Ten slotte is hun betrouwbaarheid of hun echtheid in de gemeente altijd twijfelachtig geweest; en van nog meer gewicht is dat er twijfels zijn over de schrijvers ervan.

9. In hoeveel delen wordt het Nieuwe Testament verdeeld?

In vier delen.

  1. Het eerste omvat de vier evangeliën Matteüs, Markus, Lucas en Johannes. Daarin wordt de menswording van Christus beschreven en eveneens het werk van onze verlossing dat door Hem naar Gods belofte werd volbracht. Door deze evangeliën wordt de zekerheid van ons geloof des te sterker vanwege de overeenstemming tussen de verschillende evangeliën. Zo trekt het Koninkrijk van Christus op deze wagen met vier raderen voort tot de vier hoeken van deze wereld.
  2. Het tweede bevat de Handelingen van de apostelen, door Lucas beschreven. Daarin wordt het begin van de dienst van de apostelen en de verdere uitbreiding van de kerk beschreven. Het is kortom een geschiedenis van de kerk van ongeveer dertig jaar na de hemelvaart van Christus.
  3. Het derde wordt gevormd door de brieven van de apostelen, te weten veertien brieven van Paulus: aan de Romeinen, Korintiërs, Galaten, Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen, Tessalonicenzen, Timoteüs, Titus, Filemon en de Hebreeën; drie brieven van Johannes, twee van Petrus, een van Jakobus, en een van Judas, de broer van Jakobus.
  4. Het vierde bevat de Openbaring aan Johannes over de toekomstige situatie van de wereld en de kerk tot aan het einde van de wereld.

10. Waaruit blijken de verschillen tussen de profetische en de apostolische geschriften?

Ze verschillen niet wat de leer betreft, want in beide wordt hetzelfde geloof en dezelfde oproep tot een heilig leven verkondigd13); maar er is wel een verschil in tijd. De profetische geschriften bevatten profetieën ten aanzien van Christus Die komen zou, en de apostolische geschriften vertellen de geschiedenis van Christus Die gekomen is. Die laatste laten door wat er verteld wordt en door de toepassing [ervan op Christus] heel goed zien dat de oude profetieën vervuld zijn. Daarom mag het Oude Testament het fundament, de grondslag van het Nieuwe en het Nieuwe de vervulling van het Oude Testament genoemd worden. Zoals het Oude Testament het Nieuwe wáár maakt, zo maakt op zijn beurt het Nieuwe het Oude Testament wáár. Christus vergelijkt de verkondiging door de profeten met het zaaien, en die van de apostelen met de oogst. De dingen die nog wat duister in de profetische boeken blijven, krijgen in de apostolische geschriften een meer heldere en een rijkere uitleg.14)

11. Is het Woord van God meer volmaakt geworden, nadat het Nieuwe Testament aan het Oude is toegevoegd?

Nee, want als er niets meer dan de vijf boeken van Mozes zouden zijn, waren ze nog genoeg tot zaligheid. De profeten zijn erbij gekomen als uitleggers ervan. Het Oude Testament is volledig en dus ook genoeg voor wat het wezen betreft, maar niet ten aanzien van de woorden. Door de toevoeging van het Nieuwe Testament is het dus niet vollediger maar wel duidelijker geworden.15)

12. Waaruit blijkt dat de profetische en apostolische geschriften door God geïnspireerd zijn?

Voor een deel blijkt dat uit getuigenissen en voor een deel ook uit bewijsvoering. Wat de getuigenissen betreft, zijn er inwendige en uitwendige getuigenissen.

Het inwendige getuigenis is van de Heilige Geest waarbij ons hart vanbinnen wordt aangesproken en het getuigenis klinkt dat de Schriften door God ingegeven en in ons hart verzegeld zijn.16) “Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen.” Allen die door Gods Geest gedreven worden, belijden maar al te graag de kracht van het Woord, zoals daarover gesproken wordt in 1 Korintiërs 2:1515 Maar de geestelijke mens beoordeelt alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld.: “Maar de geestelijke mens beoordeelt alle dingen.” Jesaja 53:11 Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des Heren geopenbaard? maakt duidelijk dat niet aan allen “de arm des HEREN” wordt geopenbaard; en zo gebeurt dat ook in Lucas 8:1010 En Hij zeide: U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk Gods te kennen, maar aan de anderen (worden zij gepredikt) in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horende niet begrijpen. en Matteüs 13:1111 Hij antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven., waar duidelijk wordt dat niet aan allen maar alleen aan hen die God het geeft, de geheimenissen van het Koninkrijk Gods worden geopenbaard. Dit getuigenis heeft de kracht om ons te verzekeren en is voor ons allen voldoende; alleen zij die tot God bekeerd zijn weten hiervan17). Dit getuigenis komt altijd met de Heilige Schrift overeen, want anders is het van geen waarde. Zoals God alleen in Zijn Woord een overtuigend getuigenis van Zichzelf geeft, zo vindt het Woord het geloof in onze harten niet eerder dan wanneer het door het inwendig getuigenis van de Geest verzegeld wordt.

Het externe getuigenis dat de Schrift vanuit God is, komt van de joden. Zij getuigen heel eensgezind dat de boeken van het Oude Testament door God geïnspireerd zijn en door Hem werden gegeven. Zij lezen en bewaren die dan ook heel ijverig. Daarom noemt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. hen terecht de boekverkopers of de bibliotheek van de christenen, omdat ze ons het lezen van de heilige boeken hebben doen toekomen, ook al verzuimen ze daarvan zelf een goed gebruik te maken. Ja, wat nog meer zegt, is dat diezelfde Joden getuigen dat Christus Jezus in wijsheid en nooit eerder gehoorde wonderen heel bekend is geweest, dat Hij door het volk is gedood en op de derde dag weer is opgestaan. Zie het 18e boek van Josephus, hoofdstuk 4, Over de geschiedenis van de Joden.

13. Welke argumenten zijn er die aantonen dat de Schrift vanuit God is voortgekomen?

  1. De oudheid, want het oudste is het meest betrouwbaar; het nieuwste is het meest dubieus.
  2. De vervulling van de profetieën. We kunnen denken aan de profetieën over de Messias, de Zaligmaker van het menselijk geslacht18); de voorzegging aan Abraham over zijn nakomelingen die in Egypte terechtkwamen, hun slavernij in dat land en de toekomende verlossing daaruit na 300 jaar19); de belofte om het koningshuis en het koninkrijk op te richten in de stam Juda20); de belofte dat de heidenen na lange tijd in Gods genadeverbond zouden worden opgenomen21); aan de verwoesting van Jeruzalem22); aan de terugkeer van het volk uit de Babylonische ballingschap23); de daden van koning Kores die in het voordeel van de Joden waren, zoals die beschreven worden in Jesaja 45:11 Zo zegt de Here tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken vóór hem neer te werpen: de lendenen van koningen ontgord Ik; om deuren vóór hem te openen, geen poorten blijven gesloten. en 2; de profetie dat Josia, de koning van Juda, de priesters zou slachten en hun beenderen op het altaar te Bethel zou verbranden – die 333 jaar vóór de geboorte van Josia werd uitgesproken en 359 jaar later vervuld werd24); de bijzondere profetieën van Daniël over de vier koningen en hun geschiedenis, zijn profetie over het einde van de wereld en meer andere25); en aan de profetie over de komst van Christus en Zijn dood26). Al deze zaken konden niet door menselijke scherpzinnigheid voorzien worden en evenmin worden voorspeld op basis van natuurlijke redenen en oorzaken. Toch zijn ze alle door de stellige uitkomst ervan bevestigd.
  3. De vorstelijke majesteit en voornaamheid van geest die overal en steeds weer juist in ongekunstelde en eenvoudige woorden uitblinkt.27)
  4. De daadwerkelijke kracht van de Schrift die blijkt in het hart van mensen. Dat zien we:
  1. in de bekering van mensen, als de Schrift haar verborgen kracht in het werk stelt, waardoor de mens aangeraakt en innerlijk bewogen wordt, waardoor hij een ander en nieuw mens wordt28);
  2. in tegenspoed, wanneer de Schrift in het hart een levende en sterke troost opwekt, zodat de mensen hun zaken ten slotte van minder belang vinden dan de Heilige Schrift; ze laten zich dan ook niet afleiden door welk verdriet dan ook en zelfs niet door de dood, zoals men bij de martelaars mag zien van wie het bloed de waarheid van de Schrift verzegelt.
  3. De onverzoenlijke haat waarmee de satan en de wereld de leer van de Heilige Schrift vervolgen, terwijl ze andere meningen, hoe vreemd en goddeloos ze ook mogen zijn, wél kunnen accepteren.
  4. De onoverwinnelijke kracht en stabiliteit waarmee de Schrift tegen zo veel geweld van de satan en de razernij van de wereld staande blijft, en daar zelfs door haar wonderlijke verspreiding over triomfeert en heerschappij voert. Daarover lezen we in 1 Makkabeeën 1 : 59, waar verteld wordt dat toen Antiochus bevolen had dat al de heilige geschriften verbrand moesten worden, ze toch direct daarna als het ware uit hun schuilplaatsen tevoorschijn kwamen en niet lang daarna in het Grieks vertaald werden, zodat ze over de hele wereld verspreid zijn.
  5. De schone harmonie en wonderlijke overeenkomst van al de elementen in het onderricht van Mozes, van de evangelisten en de apostelen.
  6. De wonderlijke roeping van Mozes29), van de profeten30) en van de apostelen. De meesten van hen waren ongeleerde en eenvoudige mensen die niet gestudeerd hadden om anderen te onderwijzen; maar toch hebben ze op een voortreffelijke manier over de verborgenheden van de hemel gesproken.31) We denken ook aan de bijzondere bekering van Paulus tot een nieuw mens, terwijl hij daarvóór juist met voorbedachten rade en doelbewust een wrede en bloeddorstige vijand was.32) Zij allen hebben niet hun eigen eer en voordeel gezocht, maar alleen de eer van God en Christus, en de zaligheid van mensen.
  7. De voortdurende overeenstemming van heel Gods gemeente en ieder godvrezend mens in het bijzonder om gedurende een heel lange tijd en wereldwijd de Schrift te aanvaarden en ook te bewaren.
  8. De vele en voortreffelijke wonderen. In de periode van het Oude Testament gebeurden die al, en de satan heeft ze niet kunnen nabootsen. We denken bijvoorbeeld aan de opwekking uit de dood33), de scheiding in het water van zee en rivier34), het stilstaan en het teruggaan van de zon35). Ook in de periode van het Nieuwe Testament gebeurden er veel wonderen, die ook door de Joden zelf niet ontkend konden worden, zoals Josephus getuigt in het Boek 18, hoofdstuk 4. De Joden beweren vandaag aan de dag dat de wonderen van Christus op een bijgelovige manier gedaan zijn door een woord te gebruiken, namelijk “schem hamphoras” (Gods onuitsprekelijke naam), zodat ze er niet toe gedwongen worden om de waarheid te aanvaarden en Jezus, de Zoon van Maria, te belijden als de Christus.
  9. De stof en inhoud van de Bijbel, omdat deze in alle opzichten hemels onderwijs geeft en duidelijk aangeeft niet op het aardse gericht te zijn. Alleen in haar wordt ons de wet van God op een volkomen en zuivere wijze voorgehouden.36) En alleen zij wijst de weg tot de zaligheid – een weg die niet strijdt tegen de eer en de volkomen gerechtigheid van God, en ons geweten geruststelt.
  10. De vorm en gestalte van de Schrift, want daaruit blijkt duidelijk hoe gepast en welgeordend de wijsheid van God aan ons wordt uitgedeeld.
  11. De droeve en vreselijke ondergang van hen die de Schrift haten en haar proberen te vernietigen.

14. Wat is het ware en niet te loochenen kenmerk, waardoor alle mensen met redelijk vermogens moeten erkennen dat het onderwijs in de Schrift een boodschap is van de waarachtige God?

Dat kenmerk is dat dit onderwijs ongetwijfeld afkomstig is van de waarachtige God, waarin ons geleerd wordt alléén, geheel en al, en op alle terreinen de eer van de enige God te zoeken en alleen op Hem te vertrouwen.37) De wedergeboren gelovigen laten zich echter alleen tevredenstellen met de volle zekerheid van het geloof in hun hart, waardoor zij weten dat dit het onderwijs van God is dat hen zalig maakt.

15. Maar welk antwoord moet men geven aan mensen die vragen waardoor wij weten dat Mozes, de profeten en de apostelen de auteurs waren van de geschriften, die onder hun naam uitgegeven zijn? Ja, is er wel ooit een Mozes geweest?

Met zo’n vraag moet men omgaan door er geen antwoord op te geven, want het is alsof iemand vraagt of er ooit een Plato, een Cicero en een AristotelesDe Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) wordt samen met Plato en Socrates beschouwd als een van de grootste filosofen uit de klassieke oudheid. Aristoteles wordt gezien als één van de grondleggers van de logica, onder meer door zijn concept van het syllogisme. geweest zijn die geschriften schreven welke aan alle mensen bekend zijn.

16. We lezen nergens dat het Woord van God ook al vóór Mozes opgeschreven is; daarom vragen we: Hoe maakte God Zijn wil in die vroegere tijd aan de mensen bekend?

Door goddelijke antwoorden die God Zelf heeft gesproken tot Zijn dienaren38). Dat gebeurde ook wel door de Urim en de Tummim; deze bevonden zich in het borstschild van de hogepriester en daarmee werd door God het ware inzicht en de volmaakte rechtvaardigheid aan Mozes gegeven.39) Welke dingen dat geweest zijn, is onbekend; misschien door afbeeldingen die God hun voor ogen stelde óf in wakende toestand40) óf in de slaap door dromen die God hun zond41). Ten slotte heeft God Mozes erop toegerust dat door hem die Schrift een begin zou krijgen. Ja, God heeft Zelf de Schrift als het ware geheiligd door de Tien Geboden die Hij met Zijn vinger geschreven heeft.42) Hij heeft aan Mozes de opdracht gegeven om de boeken van de Wet te schrijven43). Daarna heeft Hij Zijn Woord – zowel mondeling als schriftelijk – aan ons toevertrouwd door de profeten44), door Christus als God en mens45) en ten slotte door de apostelen van Christus46) Er is echter in mondelinge zin niets anders overgeleverd dan wat momenteel beschreven is. Er is weliswaar heel wat meer gezegd en gedaan dan beschreven is, maar dat verschilt er niet van. Aan de dingen die beschreven zijn, hebben we genoeg.47)

17. Waarom is het Woord van God eigenlijk opgeschreven?

  1. Vanwege het gemakkelijk vergeten door ons menselijk verstand.
  2. Vanwege de menselijke geneigdheid om allerlei verkeerde dingen te doen waardoor Gods daden oneer worden aangedaan.
  3. Vanwege de roekeloze brutaliteit van mensen die steeds weer nieuwe godsdiensten verzinnen.
  4. Vanwege de listen van de satan, die zich verandert in een ‘engel des lichts’ en zo het menselijk verstand bespot en de mens door valse openbaringen bedriegt.

18. In welke taal is elk van de Testamenten geschreven?

Het Oude Testament is door Mozes en de profeten in de Hebreeuwse taal geschreven, omdat dit de taal was die vrijwel ieder van het volk van God sprak. Het Nieuwe Testament was echter in het Grieks geschreven, omdat die taal door het Griekse rijk dat aan het Romeinse rijk voorafging, in bijna alle volken en naties gesproken werd en het meest geschikt was om het Rijk van Christus over de hele [toenmaals bekende] wereld te verspreiden.

Daarom is de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament en niet de Griekse, en de Griekse tekst in het Nieuwe Testament en niet de Latijnse of welke andere vertaling ook, authentiek, betrouwbaar en geloofwaardig.

19. Moet men de Heilige Schrift voor alle christenen in hun eigen taal vertalen?

Ja, beslist! Christus is Zelf onderwezen in Zijn moedertaal48) en de apostelen hebben de Grieken en andere heidense volken niet in het Hebreeuws onderwezen, maar in het Grieks en aan ieder volk in de eigen taal.49)

20. Is de Schrift helder of onduidelijk?

Ze is helder voor wat het fundament van de leer der zaligheid betreft, zoals de hoofdzaken van het geloof en de wet van de Tien Geboden. Daarom wordt de Schrift een licht of lamp genoemd50) voor hen bij wie God het verstand opent51). Maar ze is duister voor de ‘nachtuilen’ en voor al degenen die de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen52). Voor de uitverkorenen is ze niet altijd helder53), maar alleen ten dele. Dat heeft enkele redenen:

  1. Opdat ze niet op hun verstand vertrouwen, maar door gebeden aan God vragen of ze de Schrift mogen begrijpen.
  2. Opdat ze met des te groter ijver worden aangespoord om haar te overdenken.
  3. Opdat ze het leerambt zullen waarderen en dus de uitleg van de Schrift nodig hebben54), naar het voorbeeld van Christus Zelf55) en van Filippus56).

21. Wat houdt de uitleg van de Schrift in?

Het is een verklaring van de rechtzinnige, ware en fundamentele zin en mening van de Schrift, en een toepassing voor een helder gebruik in de gemeente57). Dit wordt door Paulus profetie genoemd58) en door Petrus uitlegging genoemd59). Theodoretus zegt in dit verband: “Als Gods Woord op een dwaze en verkeerde manier wordt geïnterpreteerd, is het Gods Woord niet.”

22. Van waaruit moet de uitleg van de Schrift plaatsvinden?

Ieder moet die niet vanuit zijn eigen opvatting en vooropgezette mening60) naar voren schuiven, maar de uitleg moet vanuit de tekst zelf voortkomen. Een bepaalde Schriftplaats moet met aandacht in zijn context geplaatst worden, dus door wat eraan voorafgaat en wat erop volgt. Bovendien moet de desbetreffende plaats met andere plaatsten in de Schrift worden vergeleken. Men moet dus niet, zoals AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. ons voorhoudt, een bepaalde plaats in de Schrift zo uitleggen dat ze in strijd is met veel andere plaatsen, maar op een manier die daarmee overeenkomt.

23. Wat moet de regel en het richtsnoer zijn voor wat deze uitleg betreft?

Die regel moet genormeerd zijn aan de rechtzinnigheid van het geloof61); dat is de blijvende en onveranderlijke mening van de Schrift die in de heldere plaatsen daarvan is uitgelegd en die overeenkomt met de artikelen van het geloof, de Tien Geboden, het gebed des Heren en andere algemene uitspraken en bewijzen uit de Schrift met betrekking tot elk belangrijk punt uit de [Bijbelse] theologie.

24. Wat is het doel in het gebruik van de Schrift?

Dat wordt uitgedrukt in 2 Timoteüs 3:1616 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid., waar we lezen: “Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.” En ook tot vertroosting in tegenspoed, zoals in Romeinen 15:44 Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden. en 1 Korintiërs 14:33 Maar wie profeteert, spreekt voor de mensen stichtend, vermanend en bemoedigend. wordt beklemtoond.

25. Wat moet men zeggen als reactie op de uitspraak van Augustinus: “Ik zou het Evangelie niet geloven, als de autoriteit en het gezag van de Kerk mij daartoe niet aanspoorde”?

AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. spreekt hierover als hij nog niet tot geloof gekomen en bekeerd is. Het is immers geen wonder dat iemand die nog onbekeerd is, niet tot die overtuiging komt door de gezamenlijke overeenstemming van de gemeente en door het gezag van mensen. Hij wil de gemeente dus zien als een soort “aanjager” waardoor we bereid zijn de Heilige Schrift te geloven.

26. Wat is in strijd met de leer van de Heilige Schrift?

  1. De dwaling van de sadduceeën, die alleen de boeken van Mozes voor wáár aannamen. Zo komt het dat de Here Christus hun dwalingen ook alleen daaruit weerlegt.62)
  2. De dwaling van sommige wederdopers, die het boek Job verworpen hebben als een verzonnen toneelstuk. Diezelfde afwijzing is er bij hen ook ten aanzien van het boek Prediker en het Hooglied van Salomo. In het ene wordt [volgens hen] de zorgeloze leer van de Epicureërs gebracht en het andere is [naar hun mening] een lichtzinnige liefdesbrief. Het is echter zo dat aan het begin en het eind van het boek Job het land waar hij woonde en de positie die hij innam geschreven wordt; en ook wordt hij ter sprake gebracht in Ezechiël 14:1414 en er zouden daar deze drie mannen zijn: Noach, Daniël en Job, dan zouden dezen door hun gerechtigheid slechts zichzelf redden, luidt het woord van de Here Here. en Jakobus 5:1111 Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben; gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming.. Bovendien geeft Prediker de raad om af te zien van alle ijdelheid en wellust, want hij veroordeelt degenen die daarop vertrouwen als dwazen. Daartegenover geeft hij aan dat alle gelukzaligheid te vinden is in het vrezen van de Heere en het onderhouden van Zijn geboden.63) In Prediker 3:1919 Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid. spreekt hij niet over de onsterfelijkheid van de zielen naar wat zijn eigen gevoelen daarover is, maar geeft hij de mening weer van het verdorven verstand en het menselijk vernuft. Wat het Hooglied betreft, zouden de vergelijkingen die men leest in hoofdstuk 4:11 Zie, gij zijt schoon, mijn liefste, o, gij zijt schoon; uw ogen zijn als duiven, door uw sluier heen, uw haar is als een kudde geiten, die neergolven van Gileads gebergte. en 7:22 Uw navel is een welgerond bekken, waaraan geen gemengde wijn ontbreke; uw schoot is een tarwehoop, omzoomd met leliën. heel vreemd en ongepast zijn als die zouden slaan op de dochter van de farao of het een of andere Sunamitische meisje. In het hele boekje wordt Gods Naam niet gebruikt, maar toch worden er namen gebruikt die daarmee geheel in overeenstemming zijn, zoals broeder, vriend, bruidegom en beminde. Het is duidelijk dat hier geschreven wordt over de geestelijke of verborgen bruid van Salomo, dat wil zeggen: de gemeente van Christus.
  3. De ketterij van Mani, Valentinus, Marcion en anderen die ontkennen dat de geschriften van het Oude en Nieuwe Testament door de Heilige Geest is geïnspireerd; en de mening van anderen die enkele boeken en geschriften uit de Schrift verwerpen.
  4. De vele dwalingen van de pausgezinden. Zij willen de autoriteit, het gezag en de betrouwbaarheid van de Schrift afhankelijk maken van het besluit en de nadere bepalingen daarover van de kerk. Ze zijn van mening dat de Schrift alleen maar betrouwbaar en van God gekomen kan zijn dan op het gezag en vanuit het getuigenis van de kerk. Die dwaling is wel heel vreemd, want op deze manier wordt de waarheid aan het oordeel en het goeddunken van mensen onderworpen. Zo worden de gewetens juist onzeker gemaakt ten aanzien van hun zaligheid. Bovendien wordt deze dwaling door het getuigenis van de apostel weersproken in Efeziërs 2:2020 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is., waar hij zegt dat de gemeente gebouwd en bevestigd is op het fundament van de apostelen en profeten. En dan bedoelt hij met dat fundament niet de personen van de profeten, maar hun leer. Het is wel zo dat de kerk door haar getuigenis de Schrift voor goed kent en aanneemt, maar daardoor maakt ze die van onzeker en twijfelachtig niet tot iets wat wel zeker en geloofwaardig is! Nee, ze onderschrijft door haar stem juist de waarheid van God en eert de Schrift door te zeggen dat die vanuit God tot ons] is gekomen.
  5. Vervolgens houden ze de apocriefe boeken voor canoniek. Ze beweren ook dat de Schrift onvolkomen en duister is en dat het lezen door de gemeente schade met zich meebrengt en een oorzaak van twist is. Ze zeggen ook dat de onderlinge verschillen in de Schrift niet door haarzelf kan worden beoordeeld en het resultaat daarvan alleen maar een wassen neus is. Ze houden dan ook staande dat alleen de paus van Rome de bevoegdheid heeft om de Schrift uit te leggen. Bovendien stellen ze dat de geschriften van de kerkvaders en de [vroegere] bisschoppen en ook de uitspraken van de concilies van even grote waarde zijn als de Schrift, waarmee ze die met haar op één lijn stellen. Zo ontnemen ze aan de “leken” het testament van hun [hemelse] Vaderen sturen die naar de “stomme beelden” als “boeken van de leken” – iets wat ingaat tegen het gebod van Christus in Johannes 5:3939 Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen.: “Onderzoekt de Schriften”.
  6. Ten slotte houden ze de oude Latijnse vertaling [de Vulgaat] voor authentiek en geloofwaardig.
1)
Jesaja 8:20 – “Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad.” Lucas 16:29-30 – “Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren. Doch hij zeide: Neen, vader Abraham, maar indien iemand van de doden tot hen komt, zullen zij zich bekeren.”
2)
Deuteronomium 12:32 – “Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen.” Openbaring 22:18,19 – “Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.”
3)
Marcus 12:24 – “Jezus sprak tot hen: Dwaalt gij niet daarom, dat gij de Schriften niet kent noch de kracht Gods?”
4)
Deuteronomium 17:10 – “En gij zult handelen naar de uitspraak, die zij u aanzeggen ter plaatse die de Here verkiezen zal; gij zult nauwgezet doen naar alles, waarvan zij u onderrichten.” Jesaja 8:20 – “Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad.” Maleachi 2:7 – “Want de lippen van de priester bewaren kennis en uit zijn mond zoekt men onderricht in de wet, want een bode van de Here der heerscharen is hij.”
5)
Jozua 1:8 – “Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.” Johannes 5:39 – “Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen”. Handelingen 17:11 – “En dezen onderscheidden zich gunstig van die te Tessalonica, daar zij het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen, of deze dingen zo waren.”
6)
Psalm 19:8 – “De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige.” Johannes 15:15 – “Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt.” Handelingen 20:20,27 – “Hoe ik niets nagelaten heb van hetgeen nuttig was om u te verkondigen en te leren in het openbaar en binnenshuis, (...) want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen.” 2 Timoteüs 3:16,17 – “Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.”
7)
2 Petrus 1:19 – “En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten.”
8)
Filippenzen 3:16 – “Maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!”
9)
Deuteronomium 17:18 – “Wanneer hij nu op de koninklijke troon gezeten is, dan zal hij voor zich een afschrift laten maken van deze wet, welke bij de levitische priesters berust.” e.v. Jozua 1:8 – “Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.” e.v.
10)
Lucas 16:29 – “Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.” Lucas 24:45 – “Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen.” Handelingen 17:11 – “En dezen onderscheidden zich gunstig van die te Tessalonica, daar zij het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen, of deze dingen zo waren.”
11)
1 Tessalonicenzen 5:21 – “Maar toetst alles en behoudt het goede.” 1 Johannes 4:1 – “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan.”
12)
Romeinen 10:17 – “Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.”
13)
Johannes 5:46 – “Want indien gij Mozes geloofdet, zoudt gij ook Mij geloven, want hij heeft van Mij geschreven.”
14)
Matteüs 13:16 – “Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen.” 1 Korintiërs 10:11 – “Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is.” 2 Korintiërs 3:13-18 – “Geheel anders dan Mozes, die een bedekking voor zijn gelaat deed, opdat de kinderen Israëls geen blik zouden slaan op het einde van hetgeen moest verdwijnen. Maar hun gedachten werden verhard. Want tot heden toe blijft dezelfde bedekking over de voorlezing van het oude verbond zonder weggenomen te worden, omdat zij slechts in Christus verdwijnt. Ja, tot heden toe ligt, telkens wanneer Mozes voorgelezen wordt, een bedekking over hun hart, maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen. De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is.” Hebreeën 10:11 – “Voorts staat elke priester dagelijks in zijn dienst om telkens dezelfde offers te brengen, die nimmer de zonden kunnen wegnemen”.
15)
Genesis 3:11 – “En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van de boom gegeten, waarvan Ik u verboden had te eten?” Jesaja 53 – “Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des Heren geopenbaard? Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest. Maar het behaagde de Here hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben. Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen. Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.” Lucas 16:29 – “Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.” Johannes 5:39 – “Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen”. 1 Korintiërs 15:3-5 – “Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven.”
16)
Efeziërs 1:13 – “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte”. 1 Johannes 2:20,27 – “Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen. (...) En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft.”
17)
Johannes 14:17 – “De Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.”
18)
Genesis 3:15 – “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen.”
19)
Genesis 15:13,14 – “En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, vierhonderd jaar. Doch ook het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik richten, en daarna zullen zij met grote have uittrekken.” Handelingen 7:6,7 – “En God sprak aldus, dat zijn nakomelingen bijwoners zouden zijn in een vreemd land en dat zij hen knechten en mishandelen zouden vierhonderd jaren; maar het volk, dat zij dienen zullen, zal Ik oordelen, sprak God, en daarna zullen zij uittrekken en Mij vereren aan deze plaats.”
20)
Genesis 49:8 – “Juda, ù zullen uw broeders loven, uw hand zal zijn op de nek uwer vijanden, voor u zullen uws vaders zonen zich neerbuigen.”
21)
Jesaja 45:22 – “Wendt u tot Mij en laat u verlossen, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer.”
22)
Ezechiël 15:6 – “Daarom, zo zegt de Here Here: zoals Ik onder het geboomte van het woud het hout van de wijnstok tot voedsel aan het vuur gegeven heb, zó zal Ik de inwoners van Jeruzalem overgeven.” 2 Koningen 24:14 – “Hij voerde geheel Jeruzalem, al de vorsten en al de weerbare mannen - tienduizend - in ballingschap, ook al de handwerkslieden en de smeden; niemand werd overgelaten behalve de armen van het volk des lands.” Daniël 9:26 – “En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.” Matteüs 24:2 – “En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.”
23)
Jeremia 12:15 – “Maar nadat Ik hen heb weggerukt, zal Ik Mij weder over hen erbarmen en hen terugbrengen, een ieder naar zijn erfdeel en een ieder naar zijn land”. Jeremia 25:11-12 – “Dan zal dat gehele land tot een oord van puinhopen, tot een woestenij worden. Deze volken nu zullen de koning van Babel dienstbaar zijn zeventig jaren; maar na verloop van zeventig jaren zal Ik aan de koning van Babel en dit volk, luidt het woord des Heren, hun ongerechtigheid bezoeken, ook aan het land der Chaldeeën, en Ik zal dat tot eeuwige woestenijen maken.”
24)
1 Koningen 13:2 – “Deze nu predikte tegen het altaar door het woord des Heren, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de Here: zie, een zoon zal aan Davids huis geboren worden met name Josia; en hij zal op u de priesters der hoogten slachten, die offers op u ontsteken, en mensenbeenderen zal men op u verbranden.” 2 Koningen 23:15 – “Ook het altaar te Betel - de offerhoogte welke Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen, gemaakt had - ook dat altaar, die hoogte, haalde hij omver; hij verbrandde de hoogte, verpulverde ze tot stof en verbrandde de gewijde paal.”
25)
Daniël 7:17,21 – “Die grote dieren, die vier, zijn vier koningen die uit de aarde zullen opkomen; (...) Ik zag, dat die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overmocht”. Daniël 11:2 – “Nu dan, ik zal u de waarheid bekendmaken. Zie, nog drie koningen zullen in Perzië opstaan, en de vierde zal grotere rijkdom bezitten dan alle anderen, en als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het koninkrijk van Griekenland.”
26)
Daniël 9:24-27 – “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.”
27)
1 Korintiërs 2:4 – “Mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht”.
28)
Hebreeën 4:12 – “Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten”. Psalm 119:111 – “Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen, want zij zijn de blijdschap mijns harten.” Handelingen 13:12 – “Toen de landvoogd zag, wat er gebeurd was, kwam hij tot geloof, zeer getroffen door de leer des Heren.”
29)
Exodus 2:7-10 – “Toen zeide zijn zuster tot de dochter van Farao: Zal ik voor u uit de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan roepen, om het kind voor u te zogen? En de dochter van Farao zeide tot haar: Ja. Toen ging het meisje de moeder van het kind roepen. En de dochter van Farao zeide tot deze: Neem dit kind mee en zoog het voor mij, dan zal ik u het u toekomende loon geven. Daarop nam de vrouw het kind mee en zoogde het. En toen het kind groot geworden was, bracht zij het naar de dochter van Farao; en hij werd door haar als zoon aangenomen, en zij noemde hem Mozes, want, zeide zij: ik heb hem uit het water getrokken.” Exodus 3:2 – “Daar verscheen hem de Engel des Heren als een vuurvlam midden uit een braamstruik. Hij keek toe, en zie, de braamstruik stond in brand, maar werd niet verteerd.” Handelingen 7:10 – “En verloste hem uit al zijn verdrukkingen en gaf hem genade en wijsheid tegenover Farao, de koning van Egypte, die hem aanstelde tot hoofd over Egypte en over zijn gehele huis.”
30)
Amos 7:14 – “Doch Amos gaf Amasja ten antwoord: Ik ben geen profeet en ik ben geen profetenzoon, maar ik ben veehouder en kweker van moerbeivijgen.”
31)
Handelingen 2:11 – “Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.” Handelingen 4:13 – “Toen zij nu de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen en bemerkt hadden, dat zij ongeletterde en eenvoudige mensen uit het volk waren, verwonderden zij zich, en zij herkenden hen, dat zij met Jezus geweest waren”.
32)
Handelingen 9:3 – “En terwijl hij daarheen op weg was, geschiedde het, toen hij Damascus naderde, dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde”.
33)
1 Koningen 17:22 – “En de Here hoorde naar de stem van Elia, en de ziel van het kind keerde in hem terug, zodat het levend werd.” 2 Koningen 13:21 – “Terwijl men eens bezig was iemand te begraven, zie, daar zagen zij een bende: toen wierpen zij de man in het graf van Elisa en liepen weg. En toen de man met het gebeente van Elisa in aanraking kwam, werd hij levend, en rees overeind op zijn voeten.”
34)
Exodus 14:21 – “Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee en de Here deed de zee de gehele nacht door een sterke oostenwind wegvloeien, maakte haar droog, en de wateren werden gespleten.” Jozua 3:15,16 – “Dat, zodra de dragers van de ark aankwamen bij de Jordaan en de voeten der priesters, die de ark droegen, aan de oever in het water gedompeld waren - de Jordaan nu was geheel buiten zijn oevers getreden gedurende de ganse oogsttijd - het water, dat van boven afkwam, bleef staan; het rees op als een dam, zeer ver weg bij Adam, de stad, die bezijden Saretan ligt, terwijl het water dat afvloeide naar de zee der Vlakte, de Zoutzee, volkomen werd afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover Jericho.”
35)
Jozua 10:13 – “En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het volk zich op zijn vijand gewroken had. Is dit niet geschreven in het Boek des Oprechten? De zon nu bleef staan midden aan de hemel en haastte zich niet onder te gaan omstreeks een volle dag.” 2 Koningen 20:11 – “Toen riep de profeet Jesaja tot de Here, en Hij deed de schaduw op de treden waarlangs zij afgedaald was op de trap van Achaz, weer tien treden teruggaan.”
36)
Deuteronomium 4:6-8 – “Onderhoudt ze dan naarstig, want dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn in de ogen der volken, die bij het horen van al deze inzettingen zullen zeggen: Waarlijk, dit grote volk is een wijze en verstandige natie. Immers welk groot volk is er, waaraan de goden zó nabij zijn als de Here, onze God, telkens als wij tot Hem roepen? En welk groot volk is er, dat inzettingen en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze wet, die ik u heden voorleg?”
37)
Spreuken 16:14 – “De grimmigheid van de koning is een voorbode van de dood, maar een wijs man verzoent die.” Johannes 5:43-44 – “Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen. Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die eer van elkander behoeft en de eer, die van de enige God komt, niet zoekt?” Johannes 7:18 – “Wie uit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar wie de eer zoekt van zijn zender, die is waar en er is geen onrecht in hem.” Johannes 8:49-50 – “Jezus antwoordde: Ik ben niet bezeten, maar Ik eer mijn Vader, en gij onteert Mij. Maar Ik zoek niet mijn eer; Eén is er, die haar zoekt en die oordeelt.” Johannes 12:43 – “Want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God.” 1 Korintiërs 10:31 – “Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods.” Galaten 1:10 – “Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.” Filippenzen 1:9-11 – “En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God.” 1 Timoteüs 1:17 – “De Koning der eeuwen, de onvergankelijke, de onzienlijke, de enige God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.”
38)
Numeri 12:8 – “Van mond tot mond spreek Ik met hem, duidelijk en niet in raadselen, maar hij aanschouwt de gestalte des Heren. Waarom hebt gij u dan niet ontzien tegen mijn knecht Mozes te spreken?”
39)
Exodus 28:30 – “En gij zult in het borstschild der beslissing de Urim en de Tummim leggen; zij zullen op het hart van Aäron zijn, wanneer hij voor het aangezicht des Heren komt, en Aäron zal de beslissing voor de Israëlieten voortdurend op zijn hart dragen, voor het aangezicht des Heren.”
40)
Jeremia 1:11 – “En het woord des Heren kwam tot mij: Wat ziet gij, Jeremia? Toen zeide ik: Ik zie een amandeltwijg.”
41)
Numeri 12:6 – “Toen zeide Hij: Hoort nu mijn woorden. Indien onder u een profeet is, dan maak Ik, de Here, Mij in een gezicht aan hem bekend, in een droom spreek Ik met hem.”
42)
Exodus 31:18 – “En Hij gaf aan Mozes, toen Hij geëindigd had met hem te spreken op de berg Sinai, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven door de vinger Gods.”
44)
Lucas 1:70 – “Gelijk Hij gesproken heeft door de mond zijner heilige profeten van oudsher”.
45)
Hebreeën 1:1 – “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten”.
46)
Matteüs 28:19 – “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.” Handelingen 1:8 – “Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.” Romeinen 16:25-26 – “Hem nu, die bij machte is u te versterken - naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken”.
47)
Johannes 20:31 – “Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam.”
48) , 55)
Lucas 4:17 – “En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is”.
49)
Handelingen 2:11 – “Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.”
50)
Psalm 119:105 – “Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.” 2 Petrus 1:19 – “En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten.”
51)
Lucas 14:45 – “”.
52)
2 Korintiërs 4:3,4 – “Indien dan nog ons evangelie bedekt is, is het bedekt bij hen, die verloren gaan, ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.”
53)
Johannes 16:13 – “Doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.”
54)
Spreuken 29:13 – “De arme en de verdrukker ontmoeten elkander, de Here geeft hun beiden het licht der ogen.”
56)
Handelingen 8:31-35 – “En hij zeide: Hoe zou ik dit kunnen, als niet iemand mij de weg wijst? En hij verzocht Filippus in te stappen en naast hem te komen zitten. En het gedeelte van de Schrift, dat hij las, was dit: Gelijk een schaap werd Hij ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is tegenover de scheerder, zo doet Hij zijn mond niet open. In de vernedering werd zijn oordeel weggenomen: wie zal zijn afkomst verhalen? Want zijn leven wordt van de aarde weggenomen. En de kamerling antwoordde, en zeide tot Filippus: Ik vraag u, van wie zegt de profeet dit? Van zichzelf of van iemand anders? En Filippus opende zijn mond, en uitgaande van dat schriftwoord, predikte hij hem Jezus.”
57)
1 Korintiërs 14:4,5,31 – “Wie in een tong spreekt, sticht zichzelf, maar wie profeteert, sticht de gemeente. Ik wilde wel, dat gij allen in tongen spraakt, maar liever nog, dat gij profeteerdet. Wie profeteert, is meer dan wie in tongen spreekt, tenzij hij het ook uitlegt, zodat de gemeente stichting ontvangt. (...) Want gij kunt allen één voor één profeteren, opdat allen lering en allen opwekking erdoor ontvangen.”
58)
Romeinen 12:6,7 – “Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is: profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst, in het onderwijzen”.
59) , 60)
2 Petrus 1:20 – “Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat”.
61)
Romeinen 12:6 – “Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is”.
62)
Matteüs 22:31,32 – “Wat nu de opstanding der doden betreft, hebt gij niet gelezen, wat door God tot u gesproken is, toen Hij zeide: Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaak, en de God van Jakob?”
63)
Prediker 1:2 – “IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid!” Prediker 7:3 – “Verdriet is beter dan lachen, want bij een treurig gelaat is het met het hart goed gesteld.” Prediker 8:12 – “Daar een zondaar honderdmaal kwaad doet en toch lang leeft. Nochtans weet ik, dat het de godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen”. Prediker 11:9 – “Verheug u, o jongeling, in uw jeugd, en uw hart zij vrolijk in uw jongelingsjaren; ja, volg de lust van uw hart en wat uw ogen aanschouwen, maar weet, dat God u om al deze dingen in het gericht zal doen komen.” Prediker 12 – “Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen; voordat de zon verduisterd wordt evenals het licht en de maan en de sterren en de wolken na de regen wederkeren; op de dag, dat de wachters van het huis beven en de sterke mannen zich krommen, en de maalsters ophouden, omdat haar aantal gering geworden is, en zij, die uit de vensters zien, hun glans verliezen, en de deuren naar de straat gesloten worden; als het geluid van de molen verzwakt, en de stem hoog wordt als die van een vogel en alle tonen gedempt worden; op de dag, dat men ook vreest voor de hoogte, en er verschrikkingen op de weg zijn, de amandelboom bloeit, de sprinkhaan zich voortsleept en de kapperbes niet meer helpt - want de mens gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers gaan rond op de straat - ; voordat het zilveren koord losgemaakt en de gouden lamp verbroken wordt; voordat de kruik bij de bron verbrijzeld en het scheprad in de put verbroken wordt, en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft. IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker, alles is ijdelheid! En behalve dat Prediker wijs geweest is, heeft hij het volk in kennis onderwezen; en hij overwoog en onderzocht, hij stelde vele spreuken op. Prediker zocht welgevallige woorden te vinden, een oprecht geschrift, betrouwbare woorden. De woorden der wijzen zijn als prikkelen; als ingeslagen nagelen zijn de verzamelingen daarvan; gegeven zijn zij door één herder. En overigens, mijn zoon, wees gewaarschuwd; er is geen einde aan het maken van veel boeken en veel doorvorsen is afmatting voor het lichaam. Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad.”