Inhoud

De eeuwige dood

1. Waar komt het woordje ‘dood’ vandaan?

Sommigen menen dat de dood door de Grieken thanatos genoemd wordt, omdat het woord afkomstig zou zijn van ano eis theon phromenos, dat is: door God omhoog genomen worden. Thanein (sterven) zou dan komen van te anoo theein, dat is: van boven beschouwen. Dit omdat de dood ons weer bij God brengt. De Grieken noemen de dood ook teleute, waarbij het erop lijkt dat ze telete bedoelen, dat is: het einde, de uitgang en de intrede in het eeuwige leven. Het Latijnse woord voor ‘dood’ (mors) lijkt afkomstig van mora, dat is: wacht. De dood wacht ons immers op.

2. Hoeveel gestalten zijn er van de dood?

  1. De lichamelijke dood, die ook wel de tijdelijke dood genoemd wordt. Die dood wordt veroorzaakt door natuurlijke of ‘toevallige’ omstandigheden. Bij de laatste speelt geweld een rol of er is sprake van een vrijwillig scheiden van de ziel van het lichaam. Deze dood geldt algemeen, zowel voor zowel godzaligen als goddelozen. Ze geldt dus voor alle mensen vanwege Gods rechtvaardig oordeel over de zonde van Adam en vanwege de haat en nijd van de satan. Door Johannes wordt deze dood ten aanzien van de goddelozen de eerste dood genoemd (Openbaring 20:44 En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en (ik zag) de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang.). Deze dood geldt dus ook voor de godzaligen, hoewel hun zonden vergeven zijn. De redenen hiervoor zijn:
    1. ze moeten de zonden leren haten;
    2. ze moeten de ernst van Gods toorn tegen de zonde erkennen en belijden;
    3. ze moeten de overblijfselen van de zonde en de ellende die hun vanwege de zonde aankleeft, afleggen;
    4. ze moeten oog krijgen voor de kracht van God die de doden opwekt; zo zijn hun dood en hun zwakheid tot hun bestwil en bedoelen ze de eer van God.
      Daarom behoren ze dezelfde wens als Paulus te hebben, die zei: “Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn” (Filippenzen 1:2323 Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste.). De reden daarvoor is niet dat dit leven hem verdrietig stemt of een walg voor hem is of omdat hij de dood zelf aangenaam vindt, want zo’n wens zou in strijd zijn met de gewone menselijke gevoelens! Maar de reden daarvoor is wel dat de dood een verlossing en bevrijding is van alle zonden en van de ellende in dit leven [die daarvan het gevolg is]. De dood is ook een toegang tot het aanschouwen van Gods aangezicht. Ze is een terugkeer vanuit de ballingschap tot ons huis. Dat huis is niet vervallen, maar nieuw en stemt bijzonder tot genoegen.1) De dood is winst voor ons,2) en betekent de toegang tot de Vader.3) Daarom is er geen oorzaak voor de gelovigen om bang te zijn, want de dood is door Christus overwonnen.4) Ze is nu zó voor ons als Christus haar voor ons toegeschikt heeft.5) Het uur van ieders dood is door God bepaald, maar wordt beheerst door het verlangen van het geloof. Dat verlangen is van die aard dat we in dit leven blijven zolang als de Heere het wil, want de godzaligen willen liever leven tot eer van Christus dan voor hun eigen profijt en genoegen.
  2. De geestelijke dood; zowel van de gelovigen als van de ongelovigen. De geestelijke dood van de gelovigen heeft drie aspecten:
    1. De geestelijke dood van de zonde. Dat is de kracht en de macht van de zonde, ja het leven van de zonde. In Romeinen 6:22 Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? en 8 wordt deze kracht een dood genoemd: “Hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?”
    2. De geestelijke dood van de wet; dat geldt alleen in zover de wet de kracht van de zonde aangeeft:
      1. Zij die in Christus zijn, beschuldigt ze echter niet meer.
      2. Ze beweegt ook niet meer tot zonde: “Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus” (Romeinen 7:44 Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen.); “Ik ben door de wet voor de wet gestorven om voor God te leven” (Galaten 2:1919 Want ik ben door de wet voor de wet gestorven om voor God te leven.). Christus zorgt ervoor dat wij sterven aan de wet, omdat Hij ons rechtvaardig maakt en de schrik en de angst van het geweten die de wet ons aanbrengt, van ons wegneemt. Ze brengt juist heiligheid teweeg, waardoor de zondige begeerten gedood worden. Het verbod door de wet is nu niet langer een oorzaak of een aanleiding om te zondigen, zoals vroeger wel het geval was.6)
    3. De geestelijke dood van de wereld; dat geldt voor zover de wereld daadwerkelijk voor de geestelijke mens werkelijk dood en gestorven is. Dat gaat dus niet op voor hen die in een klooster gaan en een monnikenleven leiden.
      1. Dat geldt wel voor hen die om de uitnemendheid van de kennis van Christus alle dingen waardeloos achten – dingen die de wereld in hoge waarde houdt en zich erg voor inspant.
      2. En ook voor hen die weigeren de werken van de wereld uit te voeren, zoals hoererij bedrijven, dobbelen, zich met lichtzinnige spelen bezighouden en al de zondige daden van het vlees beoefenen.
      3. En voor hen die geen plezier hebben in wereldse dingen, maar het lijden moeten ondergaan als mensen die door de wereld veracht en gekleineerd worden. De wereld is voor hen dikwijls niet minder dan dood; ze zijn als het ware aan de wereld gestorven. Daarom zegt Paulus in Galaten 6:1414 Maar ik moge ervoor bewaard blijven te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld.: “Door wie (namelijk Christus) de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld. En ook: ”Ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, Mijn Here, dat alles te boven gaat" (Filippenzen 3:88 Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen.).
        Maar de geestelijke dood van de ongelovigen of van de enkel natuurlijke mensen mag de dood van het geloof of van de ziel genoemd worden. Zij die Christus en Zijn Geest niet hebben, en dus zonder geloof zijn, zijn dood door de zonden (Efeziërs 2:55 ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden.). Zij leven in de zonde, ze bidden niet om vergeving en zijn zo levend dood.7) Van hen kunnen we zeggen dat ze in de donkere schaduw van de dood leven.8)
  3. De eeuwige dood. Deze dood betekent een eeuwigdurende rampzaligheid en ellende van de hele mens. Ze wordt ook wel de tweede dood genoemd.9) Daarvan wordt gezegd: “Het onheil doodt de goddeloze” (Psalm 34:2222 Het onheil doodt de goddeloze, en wie de rechtvaardige haten, zullen ervoor boeten.). En: “Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft” (Ezechiël 33:1111 Zeg tot hen: zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, huis Israëls?).
  4. De burgerlijke dood. Zo noemen de rechtsgeleerden de situatie, wanneer iemand zich zó gedraagt dat hij van zijn ambten en waardigheden, van zijn eer en aanzien en van zijn vrijheid beroofd wordt, en niet langer als een ‘man van eer’ kan gehouden worden.
    Maar we willen nu wat meer zeggen over de derde vorm van dood, de eeuwige dood.

3. Wat houdt de eeuwige dood in?

Het is een onuitsprekelijk ellendige, verschrikkelijke en altijd durende toestand waarin de verworpenen verkeren, waartoe ze door God zijn voorbestemd. Het is niet een toestand waarin de ziel eenmaal opnieuw van het lichaam gescheiden zal worden. Die dood betekent ook niet dat of de ziel of het lichaam zal vergaan en er [gewoonweg] niet meer zal zijn, niet meer zal leven en niet meer zal voelen. Lichaam en ziel zullen er namelijk altijd zijn en ‘leven’. Maar deze dood is een toestand waarin zowel de ziel als het lichaam tot in eeuwigheid afgezonderd zullen zijn van Gods gunstrijk aangezicht. En dat niet alleen: ze zullen ook vanwege de zonde rechtvaardig veroordeeld worden tot de verschrikkelijke, altijd durende en welverdiende verdoemenis en vervloeking.10) Het is zoals er staat in 1 Korintiërs 2:99 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.” Op dezelfde manier kan ook de ernst en de zwaarte van de straffen en plagen die voor de verdoemden bereid zijn, in dit leven nooit ten volle begrepen worden, laat staan dat men ze in woorden zou kunnen uitdrukken.

4. Als ziel en lichaam van de verworpenen er dan altijd zullen zijn, waarom wordt hun toekomstige toestand dan geen ‘leven’ maar ‘dood’ genoemd?

Omdat zo’n ellendige en jammerlijke toestand met recht ‘dood’ genoemd mag worden, en niet ‘leven’.

5. Wat zijn de andere benamingen voor deze eeuwige dood?

Om de ernst en de bitterheid van de straf enigszins uit te beelden wordt de eeuwige dood in de Schrift aangeduid met woorden die ontleend zijn aan de straffen in het tegenwoordige leven. Dan valt te denken aan woorden als: oneer11), verachting, eeuwige schande12) en smaad; de worm die altijd knaagt; de poel van vuur en sulfer, het helse vuur of ‘gehenna’, het dal van Hinnom; geklaag, geween en tandengeknars; de oven van vuur, het eeuwige, verslindende en nooit uit te blussen vuur; de buitenste duisternis, buiten het Koninkrijk van het licht; de worm die niet sterven zal, de eeuwige straf en meer dergelijke aanduidingen.13) Door deze andere aanduidingen wordt aangegeven en afgebeeld hoe groot en ernstig de straf en de toestand van de eeuwige dood zal zijn.

6. Wat zijn de oorzaken van de eeuwige dood?

De voornaamste oorzaak is God als de rechtvaardige Rechter.14) Een andere oorzaak is de satan, die ons tot zonde verleid heeft en vanaf de schepping van de wereld een mensenmoordenaar is, omdat hij de mens door de zonde ten onder gebracht en gedood heeft.15) De werkende of instrumentele oorzaak is de mens zelf, die de satan toestond zijn werk in hem te doen. Ten slotte moet de zonde genoemd worden, waardoor de mens van Gods wet is afgeweken. “Ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (Genesis 2:1717 maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.), namelijk de tijdelijke en de eeuwige dood. En Romeinen 5:1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben. zegt dat door “één mens de zonde de dood de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood”. “Het loon dat de zonde geeft, is de dood” (Romeinen 6:2323 Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.). “De dood [is er] door een mens” (1 Korintiërs 15:2121 Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens.).

7. Voor wie is de eeuwige dood toebereid?

Voor de vervloekten of verworpenen, voor de werkers van de ongerechtigheid, de goddeloze zondaren, de losbandige16) booswichten en schurken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars.17) Kort gezegd: voor de ongelovigen, dus degenen die God niet kennen en het Evangelie niet gehoorzaam zijn.18) Zij zullen met ziel en lichaam gestraft worden, want ze hebben met hun ziel en hun lichaam gezondigd. “Wees bevreesd voor Hem Die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel” (Matteüs 10:2828 En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel.). Dat betekent: ze zullen eeuwig straf ondergaan, terwijl zowel het lichaam als de ziel blijft bestaan.

8. Welke plaats is voorbestemd voor de eeuwige dood?

De plaats die de Joden tophet noemden vanwege de verwarring, het voortdurende gedreun en het sterke rumoer. Of ook wel gehenna vanwege een plek die dichtbij Jeruzalem lag, in het veld van een man met de naam Hinnom, waar de Israëlieten hun kinderen aan de afgod Molech offerden.19) De Grieken spreken over hades, van teme eidein, een donker gat waarin men niets zien kan; of anelion, een donkere kuil of een verblijf waar de zon niet in kan schijnen. Ook spreekt men wel van tarrarum, een gruwelijke plek, hoti tarattai hapanta, omdat alles hier ijzingwekkend verschrikkelijk is. De Romeinen noemen die plaats inferos, infernus, orcus, het laagste, het onderste, omdat de hel onder de aardoppervlak ligt. Ze spreken over wel over abyssus, de afgrond, een poel van ontzaglijke diepte’; of over abythos, zonder grond.20)

9. Wat is de hel?

Het is een zekere verborgen en verschrikkelijke plaats die door God bestemd is voor de verdoemde mensen en gevallen engelen, om daar voor eeuwig gestraft te worden.21)

10. Waar is de hel?

Waar de hel is, is niet zo gemakkelijk te zeggen. We moeten ons daar ook niet al te druk om maken, maar er vooral voor waken dat wij er zelf niet terechtkomen. Toch ís ze wel degelijk ergens, niet hierboven, maar hierbeneden, omdat ze ónder ons is. Ze is daardoor zeer ver verwijderd van de allerhoogste hemel die de woonplaats van de gelukzaligen is. De Schrift stelt immers in Lucas 16:2626 En bij dit alles, er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen. dat er een onoverkomelijke kloof is, een mega chasina, dat wil zeggen: een grote, diepe en grondeloze poel – een woord dat afkomstig is van chansin, opensplijten, van elkaar scheuren – tussen de godzaligen en de goddelozen. “En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in schoot” (Lucas 16:2323 Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot.). Zij die hierin geworpen worden, worden van bovenaf naar beneden gestoten. Ze komen in een plaats die ten opzichte van ons hier de aarde en de hemel de onderste plaats is.22) In Openbaring 17:88 Het beest, dat gij zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve; en zij, die op de aarde wonen, wier naam niet geschreven is in het boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was en niet is en er toch zal zijn. wordt gezegd dat het beest vanuit de afgrond op de aarde zal komen. En in Numeri 16:30-3330 Maar, indien de Here iets nieuws zal scheppen, zodat de grond zijn mond zal opensperren en hen verzwelgen met alles wat hun toebehoort, zodat zij levend in het dodenrijk zullen dalen, dan zult gij weten, dat deze mannen de Here gesmaad hebben. 31 Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen, 32 en de aarde opende haar mond en verzwolg hen met hun huisgezinnen en met alle mensen die bij Korach behoorden en met alle have. 33 Zo daalden zij, met al de hunnen, levend in het dodenrijk; en de aarde overdekte hen, zodat zij uit het midden der gemeente omkwamen. wordt verteld dat Korach, Dathan en Abiram levend naar de hel zullen varen. Dat is niet gewoonweg het graf, waarvoor het woord “hel” soms ook wel gebruikt werd.23) Hiermee is niet in strijd dat van de satan gezegd wordt dat hij uit de hemel viel, toen zijn macht door het Evangelie vernietigd werd (Lucas 10:1818 En Hij zeide tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.) en nu in de lucht zweeft.24) Hij doolt hier alleen maar voor een tijd rond om het geloof van de godzaligen te beproeven en Gods rechtvaardige oordelen over de mensen uit te voeren. Op een andere plaats wordt gezegd dat de duivelen in de afgrond geworpen en aan de krochten der duisternis overgegeven zijn om hen tot het oordeel te bewaren.25) In Jesaja 30:3333 Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel. is een ontzagwekkende beschrijving van de hel te vinden: reeds lang is voor de koning [van Assyrië] een brandstapel bereid. God heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des HEREN steekt hem in brand als een stroom van zwavel.

11. Wanneer zal de straf in de hel beginnen?

Sommige van die straffen beginnen als een soort voorspel bij verschillende goddelozen al in dit leven. Het is bijvoorbeeld een hel om de toorn van God te gevoelen, en te ervaren dat men door God vervloekt en verworpen is. Soms worden die gevoelens ook door de godzaligen ervaren, maar alleen in dit leven, en dat als een beproeving.26) De ergste straffen worden echter uitgesteld tot na de jongste dag. De zielen van de goddelozen ondergaan evenwel direct na de dood de straf van de verdoemenis.27) Zij worden bewaard tot op de dag van het oordeel, wanneer ze hun lichaam weer aangenomen hebben en tot in eeuwigheid gepijnigd zullen worden.

12. Zullen de straffen van de verdoemden altijd duren?

Ja, omdat de regel van Gods gerechtigheid dit vereist. De oneindige majesteit van Gods majesteit is namelijk geschonden en beledigd. Bovendien is de gelukzaligheid van de uitverkoren eeuwig, en daarom moet de rampzaligheid van de verworpenen ook eeuwig zijn. De Schrift spreekt hier ook van in Jesaja 66:2424 Zij zullen uitgaan en de lijken aanschouwen der mannen, die van Mij afvallig geworden zijn; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitdoven, en zij zullen voor al wat leeft een afgrijzen wezen.,28) en in Daniël 12:22 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. lezen we: “Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.” Matteüs 25:4141 Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is. zegt: “Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur”, dat is het nooit uit te blussen vuur. Daar zullen de verdoemden altijd in blijven om voor eeuwig gestraft te worden. Het is net als met een salamander die middenin het vuur ook niet vergaat of verteerd wordt. In Marcus 3:2929 maar wie gelasterd heeft tegen de heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde. lezen we: “Wie gelasterd heeft tegen de heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde” – zo iemand zal tot in eeuwigheid geen vergeving meer ontvangen.

13. Zal de toestand van de verdoemden en de manier waarop de eeuwige straffen worden uitgevoerd, voor ieder gelijk zijn?

Beslist niet, zoals kan worden afgeleid uit de woorden van Christus in Matteüs 10:1515 Voorwaar, Ik zeg u, het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor die stad.: “Het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor die stad”, die immers het evangelie afwijst. In Matteüs 11:2222 Doch Ik zeg u, het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor u. staat: “Het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor u.” In Matteüs 23:1414 [Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij eet de huizen der weduwen op, terwijl gij voor de schijn lange gebeden uitspreekt. Daarom zult gij zwaarder oordeel ontvangen. zegt Christus tegen de huichelaars, de farizeeën: “Daarom zult gij zwaarder oordeel ontvangen.” Ten slotte zegt Lucas 12:4747 Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen.: “Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen. Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen.”

14. Wat is het doel van de hel?

Een belangrijk doel is dat de goddelozen hun verdiende straffen ontvangen. Het uiteindelijke doel is echter dat God in het straffen van de goddelozen geopenbaard wordt als een rechtvaardig Rechter, die tegenover de verworpenen Zijn rechtvaardigheid en toorn betoont. Zijn onmetelijke goedheid, genade en barmhartigheid toont Hij echter aan de voorwerpen van Zijn goedertierenheid. Hen heeft hij immers uit genade uitverkoren om hen tot in alle eeuwigheid zalig te maken.

15. Wat is het nut van deze leer?

Om in ons een voortdurend verlangen naar ware godzaligheid en levensvernieuwing op te wekken. In Matteüs 3:8-108 Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt; 9 en beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader, want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. 10 Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. staat: “Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt; reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen; iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.” Daarom zegt Chrysostomos in zijn dertiende preek over de Romeinenbrief: “Het zou te wensen zijn dat men steeds over de hel sprak, want het denken aan de hel zou kunnen beletten dat men in de hel komt.”

16. Wie of wat komt in strijd met de leer over de hel?

  1. De epicuristenVolgelingen van de Griekse filosoof Epicurus (341-270 v.Chr.), die streven naar zoveel mogelijk genot in dit leven. Het leven wordt bepaald door lust: wat genot geeft is goed, wat niet bevredigt is slecht., die de onsterfelijkheid van de ziel ontkennen en dus ook de straffen die aan zondaren opgelegd zijn. Hun mening wordt echter weerlegd door Gods Woord, maar ook door ons gewone verstand.
  2. De aanhangers van Origenes, die eens de barmhartigste leraars van de kerk werden genoemd, maar ervan droomden dat álle mensen, tot de grootste booswichten toe, en zelfs ook de duivels, na het vervullen van hun straf, uiteindelijk zalig zouden worden.
  3. Mensen die beweren dat er geen bepaalde plaats voor de hel is bestemd. Zij beweren dat de hel alles is wat ons van God gescheiden houdt, of zoals Hiëronymus zegt: “alles wat twist veroorzaakt tussen de broeders.”
  4. De dwaling die Hiëronymus in zijn Amicum Origeni omschreef als de gedachte dat de hel niets anders is dan de angst van het geweten.
1)
2 Korintiërs 5:16 – “Zo kennen wij dan van nu aan niemand naar het vlees. Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.”
2)
Filippenzen 1:21 – “Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.”
3)
Johannes 5:24 – “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.” Johannes 13:1 – “En vóór het Paasfeest, toen Jezus wist, dat zijn ure gekomen was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader, heeft Hij de zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde.”
4)
Hosea 13:14 – “Zou Ik hen uit de macht van het dodenrijk bevrijden, van de dood loskopen? Dood, waar zijn uw pestziekten, dodenrijk, waar is uw verderf? Mijn oog kent geen medelijden.”
5)
Hebreeën 2:15 – “En allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.”
6)
Romeinen 7:5-9 – “Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen; maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter. Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren. Maar uitgaande van het gebod, wekte de zonde in mij allerlei begeerlijkheid op; want zonder wet is de zonde dood. Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven”.
7)
1 Timoteüs 5:6 – “Doch zij, die een los leven leidt, is levend dood.” Openbaring 3:1 – “En schrijf aan de engel der gemeente te Sardes: Dit zegt Hij, die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood.”
8)
Jesaja 9:1 – “Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht.”
9)
Openbaring 2:11 – “Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden.” Openbaring 21:8 – “Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars - hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.”
10)
Jesaja 66:24 – “Zij zullen uitgaan en de lijken aanschouwen der mannen, die van Mij afvallig geworden zijn; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitdoven, en zij zullen voor al wat leeft een afgrijzen wezen.” Matteüs 25:41,46 – “Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is. (...) En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.”
11)
beschaemtheyt
12)
verwijt
13)
Jesaja 30:33 – “Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel.” Jesaja 66:24 – “Zij zullen uitgaan en de lijken aanschouwen der mannen, die van Mij afvallig geworden zijn; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitdoven, en zij zullen voor al wat leeft een afgrijzen wezen.” Matteüs 8:12 – “Maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.” Matteüs 22:13 – “Toen zeide de koning tot de bedienden: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.” Matteüs 25:46 – “En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.” Marcus 9:43,47 – “En indien uw hand u tot zonde verleidt, houw haar af. Het is beter, dat gij verminkt ten leven ingaat, dan dat gij met uw twee handen ter helle vaart, in het onuitblusbare vuur, (...) En indien uw oog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit. Het is beter, dat gij met één oog het Koninkrijk Gods binnengaat, dan dat gij met twee ogen in de hel geworpen wordt”. Openbaring 19:20 – “En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt.” Openbaring 20:10,14,15 – “En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden. (...) En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.”
14)
Matteüs 25:41 – “Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is.” Romeinen 2:8 – “Maar hun, die zichzelf zoeken, der waarheid ongehoorzaam en der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, wacht toorn en gramschap.” 2 Tessalonicenzen 1:5-9 – “Een bewijs van het rechtvaardige oordeel Gods, dat gij het Koninkrijk Gods waardig geacht zijt, voor hetwelk gij ook lijdt, indien het inderdaad recht is bij God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte”.
15)
Johannes 8:44 – “Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen.”
16)
overgheven
17)
Openbaring 21:8 – “Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars - hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.”
18)
1 Tessalonicenzen 1:8 – “Want uit uw midden heeft het woord des Heren weerklonken niet alleen in Macedonië en Achaje, maar allerwegen is uw geloof, dat zich op God richt, bekend geworden, zodat wij daarvan niets behoeven te zeggen.”
19)
Jesaja 30:33 – “Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel.” 2 Koningen 23:13 – “De hoogten ten oosten van Jeruzalem, ten zuiden van de berg der Verwoesting, welke Salomo, de koning van Israël, gebouwd had voor Astoret, de gruwel der Sidoniërs, voor Kemos, de gruwel van Moab, en voor Milkom, de afschuw der Ammonieten, ook die verontreinigde de koning.” 2 Kronieken 28:3 – “Ja, hij ontstak offers in het dal Ben-Hinnom en verbrandde zijn zonen met vuur in overeenstemming met de gruwelen der volken, die de Here voor het aangezicht van de Israëlieten had verdreven.” Jeremia 7:31 – “En zij hebben de hoogten van Tofet gebouwd, die zich in het dal Ben-Hinnom bevinden, om hun zonen en dochters met vuur te verbranden, hetgeen Ik niet geboden heb en wat in mijn hart niet is opgekomen.”
20)
Lucas 8:31 – “En zij smeekten Hem, dat Hij hun niet gelasten zou in de afgrond te varen.” Openbaring 9:11 – “Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon.”
21)
Numeri 16:30-33 – “Maar, indien de Here iets nieuws zal scheppen, zodat de grond zijn mond zal opensperren en hen verzwelgen met alles wat hun toebehoort, zodat zij levend in het dodenrijk zullen dalen, dan zult gij weten, dat deze mannen de Here gesmaad hebben. Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen, en de aarde opende haar mond en verzwolg hen met hun huisgezinnen en met alle mensen die bij Korach behoorden en met alle have. Zo daalden zij, met al de hunnen, levend in het dodenrijk; en de aarde overdekte hen, zodat zij uit het midden der gemeente omkwamen.” Jesaja 30:33 – “Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel.” Matteüs 8:12 – “Maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.” 2 Tessalonicenzen 1:9 – “Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte”.
22)
Openbaring 9:11 – “Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon.” Openbaring 20:3 – “En hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moet hij voor een korte tijd worden losgelaten.”
23)
Psalm 16:10 – “Want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien.” Handelingen 2:31 – “Heeft hij in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien.”
24)
Efeziërs 2:2 – “Waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid”. Efeziërs 6:12 – “Want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.”
25)
2 Petrus 2:4 – “Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel te bewaren”. Judas 1:6 – “En dat Hij engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten, voor het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder donkerheid heeft bewaard gehouden”.
26)
Psalm 18:5-6 – “Banden des doods hadden mij omvangen, en stromen van verderf hadden mij overvallen, banden van het dodenrijk hadden mij omgeven, valstrikken van de dood lagen op mijn weg.”
27)
Lucas 16:19-25 – “En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke dag schitterend feest hield. En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren, nedergelegd bij zijn voorportaal, die verlangde zijn honger te stillen met wat van de tafel van de rijke afviel; zelfs kwamen de honden zijn zweren likken. Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam. Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn.”
28)
Jesaja 66:24 – “Zij zullen uitgaan en de lijken aanschouwen der mannen, die van Mij afvallig geworden zijn; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitdoven, en zij zullen voor al wat leeft een afgrijzen wezen.”