Inhoud

De sacramenten

1. Wat betekent het woord ‘sacrament’?

  1. Het woord sacrament komt van sacro, heilig, gewijd, omdat er een heilige eed aan te pas komt, zoals Festus getuigt. Het is dus heel plechtig een eed zweren of een verbinding die men door een eed bevestigt. Dat gebeurt door een heilig iets, rem sacram; en daarom zegt men dan ook: sacramento cumaliquo contendere, met iemand door een sacrament onderhandelen. In de geschriften van Cicero wordt gezegd dat de soldaten zich door middel van een oorlogssacrament verbonden hebben. Ze waren daardoor verplicht hun overste trouw en gehoorzaamheid te bewijzen.
  2. De belofte die men voor het gerecht of voor de hogepriester aflegde. De advocaten van weerszijden legden daarbij een bepaalde geldsom in die de partij die de rechtsgang verloor, dan ook kwijt was. Daarom zegt Varro: wie het rechtsgeding won, pakte zijn sacrament weer terug.

Vanwege de eerste betekenis is het woord ‘sacrament’ gebruikt in de heilige eredienst die door God in de gemeente is ingesteld. Maar het heeft wel veel betekenissen.

  1. In de eerste plaats betekent het woord sacrament in het algemeen in de oude Latijnse Bijbelvertaling en bij de oude theologen in een heel ruime opvatting hetzelfde als wat de Grieken een mysterium noemen, dat wil zeggen: een verborgenheid, een geheimenis. Clemens Alexandrinus legt een verband met mysous, om daarmee de valse godsdienst van de heidenen in een bespottelijk daglicht te stellen. De plichtplegingen waren een mysterium, maar het was alsof men zei: mytherium, dat wil zeggen: verzonnen, als een fabeltje. Het is ook mogelijk dat het woord mysterium afkomstig is van myeo, wat betekent: ik onderwijs iemand in goddelijke zaken. Daar komt ook het woord mystes vandaan, een voorganger en opziener in het godsdienstige leven. Het is ook mogelijk dat het woord te maken heeft met het feit dat men goed moet letten op hen die verborgen dingen weten, mysantas terein. Of zoals SuidasDe Suda (abusievelijk toegeschreven aan een auteur genaamd Suidas) is een omvangrijk Grieks lexicon uit de tiende eeuw, dat het midden houdt tussen een encyclopedie en een woordenboek en informatie verschaft over de Griekse taal en letterkunde, met name door vele citaten van en biografische gegevens over auteurs en keizers uit de klassieke oudheid. uitlegt, dat het te maken heeft met myein tò stóma, de mond dichthouden, in die zin dat een mysterie of een geheim iets is dat bij heilige en goddelijke dingen toegesloten en verborgen is. Dat geldt niet voor alle geheimen, maar wel voor de verborgenheden die met de godsdienst te maken hebben en die beslist niet aan goddeloze mensen open en bloot bekend moeten zijn; en ook voor zaken die veel verschillen van de algemene opinie van mensen. In deze betekenis wordt het woord ‘sacrament’ of verborgenheid genomen in Matteüs 13:1111 Hij antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven.: “Het [is] u gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven.” Hier noemt Christus de dingen ‘verborgenheden’, dat zijn de zaken die Hij alleen aan Zijn kerk geopenbaard heeft. De raad van God om ons in Christus te verlossen wordt een mysterium, een verborgenheid, genoemd of ook wel een sacrament, zoals dat in de oude Deux-aes vertaling vertaald is in Efeziërs 1:99 door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met het welbehagen, dat Hij Zich in Hem had voorgenomen., Romeinen 16:2525 Hem nu, die bij machte is u te versterken - naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen. en Efeziërs 3:33 dat mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt is, gelijk ik boven in het kort daarvan schreef.. Daar wordt ook de verborgenheid van de roeping der heidenen een sacrament genoemd. Zie ook Efeziërs 5:3232 Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente., waar de gemeenschap tussen Christus en Zijn gemeente een grote verborgenheid genoemd wordt.1) De oude vertaling heeft hier: een groot sacrament. Dat woord op deze plaats heeft velen in de waan gebracht dat het huwelijk voor een sacrament gehouden moet worden, terwijl de apostel helemaal niet over het huwelijk spreekt, maar over de gemeenschap tussen Christus en Zijn gemeente. Zo wordt ook de menswording van Gods Zoon een groot geheimenis van godsvrucht genoemd.2) Dat is een geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest (Kolossenzen 1:2626 het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard aan zijn heiligen.). En in 2 Tessalonicenzen 2:77 Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is. wordt gezegd dat de antichrist het geheimenis der wetteloosheid veroorzaakt.
  2. Er zijn kerkelijke auteurs die het woord ‘sacrament’ op een oneigenlijke en daardoor verkeerde manier toepassen op de uitwendige tekenen van goddelijke zaken. Daarvan zijn er heel veel in Gods Woord, namelijk de vele aardse zaken die geestelijke dus onzichtbare gaven van God aangeven. Te denken valt aan het mosterdzaadje, het zaad in de akker, de parel van grote waarde, en dergelijke. Daardoor wordt dan Gods Woord en Zijn Koninkrijk aangewezen. Zo opgevat is het aantal sacramenten vrijwel oneindig groot. De woorden ‘verborgenheid’ en ‘sacrament’ kunnen in deze betekenis zelfs uitgestrekt worden tot de offers en ceremoniën van het Oude Testament. En ja, dan mag in deze zin de vereniging van man en vrouw in het huwelijk ook wel een ‘sacrament’ genoemd worden van de vereniging van Christus en Zijn gemeente.
  3. In een engere en meer bijzondere betekenis wordt het woord betrokken op de tekenen van Gods genade. Daardoor verzegelt God als het ware de weldaden van Zijn belofte en wijdt Hij ons anderzijds aan Hem toe en verbindt Hij ons aan Zich. Dat doet Hij door een onderlinge betuiging van het verbond dat Hij met ons gesloten heeft, en van de godzaligheid die wij Hem verschuldigd zijn. In die zin komt het woord sacrament van sacrando, toewijden. We worden door de sacramenten immers als het ware aan God toegewijd, opdat Hij onze God zal zijn en wij Zijn tempel en woonplaats. Daarom worden ze ook ‘verborgenheden’ genoemd, en dat niet omdat ze zo miraculeus en wonderlijk zijn, maar omdat ze ceremoniën zijn waarin op Gods bevel ons een verborgen, verheven en geestelijke zaak wordt zichtbaar gemaakt. Die zaak is in natuurlijke zin aan het menselijke verstand onbekend, maar wordt door God in Zijn Woord geopenbaard. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt daarover dat ze tekenen zijn die iets anders willen duidelijk maken en wat anders be-tekenen. In deze betekenis komt het woord ‘sacrament’ niet in de Schrift voor, want nergens noemt ze het Avondmaal van de Here en de Doop verborgenheden of sacramenten.
  4. In deze zin wordt het woord opnieuw op twee manieren gebruikt:
    1. Het is heel terecht als het woord ‘sacrament’ op beide betrekking heeft, zowel op het uitwendige teken én op de betekende zaak. Dat laatste is de innerlijke weldaad die uit genade geschonken wordt. Er is namelijk geen enkel sacrament dat volkomen duidelijk uitgelegd of begrepen kan worden zónder een oneigenlijke en figuurlijke manier van spreken, die in het gebruik van de woorden plaatsheeft en niet in de zaken zelf. De Griekse patriarchen spreken over symbolen en antitypa, tegenbeelden. In 1 Petrus 3:2121 Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus. wordt bijvoorbeeld gezegd dat onze doop een ‘tegenbeeld’, een antitypon is, dat wil zeggen: een beeldende omschrijving van de verlossing die de Kerk in de zondvloed is overkomen.

2. Wat is een sacrament?

Een sacrament is niet gewoonweg een subject of iets dat door en vanuit zichzelf bestaat; het is evenmin iets materieels of een derde substantie die uit twee andere is samengesteld. Nee, het is een goddelijke instelling, en daarom moet men het begrip omschrijven vanuit wat het vooraf al stelt te zijn en vanuit het ingestelde doel. Er moet dus melding gemaakt worden van dat doel waarvoor het sacrament is ingesteld.

Het is dus, zoals Paulus ons voorhoudt, een teken of een zegel van de rechtvaardiging door het geloof. De gerechtigheid van het geloof wordt hierdoor te kennen gegeven maar ook verzegeld, en dat geldt eveneens voor de gemeenschap, de inlijving en de vereniging van de gelovigen met Christus, hun Hoofd, en met alle leden van hetzelfde verborgen lichaam. Dat gebeurt als de Heilige Geest daadwerkelijk zelf datgene inwendig tot stand brengt wat de uitwendige ceremonie laat zien en voorgeeft. Want hoewel men niet vanuit het bijzondere tot het algemene kan concluderen, maar juist het tegenovergestelde geldt – toch wordt rechtens aan het algemene woord toegeschreven wat gemeenschappelijk is voor alle afzonderlijke delen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de besnijdenis en de andere sacramenten.3)

Het is ook een heilige handeling, die aan de gemeente door God is opgedragen en bevolen. Daarin stelt God in een passende overeenkomst tussen het uitwendige teken en de betekende zaak, via de handen van de dienaar het pand van de zaken die onze zaligheid in Christus betreffen aan onze lichamelijke zintuigen voor. Zo schenkt Hij de hemelse zaken aan onze ziel en eigent die ook toe, opdat ze hoe langer hoe meer daarin door het geloof op een geestelijke wijze worden verzegeld.

Het is ook een zichtbare gestalte van de onzichtbare maar heilzame genade van God – een gestalte die door God is ingesteld om die aan ons te verzegelen.

Het sacrament is ten slotte een getuigenis van Gods genade in Christus naar ons toe; en dat wordt bevestigd door een zichtbaar teken waarmee van onze kant ons geloof en onze godzaligheid wordt toegezegd.4)

3. Wie heeft de sacramenten ingesteld?

God alleen, want het komt Hem toe om:

  1. de genade te beloven en te geven;
  2. een verbond met de gemeente te maken;
  3. de gave van de gerechtigheid te schenken.

Het is dus alleen Zijn werk om een teken van die genade, van dat verbond en van de vergeving der zonden in te stellen. Zie 1 Korintiërs 11:2323 Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam.: “Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb.”

Daarom moet men ook geen andere sacramenten in de gemeente instellen dan alleen die God tot dat doel ingesteld heeft. Ook het uiterlijk aanzien ervan mag men beslist niet wijzigen. Thomas van AquinoDe Italiaan Thomas van Aquino (1225-1274) was een filosoof en theoloog, die voor de roomse kerk geldt als een van de belangrijkste kerkleraren. Zijn werk kwam vooral neer op een synthese tussen het christelijk geloof en de filosofie van Aristoteles. zegt namelijk heel terecht: “Sacramenten instellen is een werk van Gods voortreffelijkheid, macht en majesteit.”

4. Waarom heeft God aan het Woord de sacramenten toegevoegd?

  1. Om tekenen te zijn waardoor zelfs de meest botte en lompe mensen aangespoord kunnen worden om zich ervan te verzekeren dat God zeer beslist niet met de mens spot als Hij hun Zijn genade en het eeuwige leven belooft. Het gaat erom dat zij door zulke tekenen tot de beloofde zaak zélf – alsof die werkelijk tastbaar aanwezig is – gebracht mogen worden. Chrysostomus zegt: “Als u geestelijk zou zijn, zou God u Zijn geestelijke gaven op een geestelijke manier hebben voorgehouden. Maar nu de ziel aan het lichaam verknocht is, stelt Hij u Zijn geestelijke gaven door materiële dingen voor.”
  2. Om de zekerheid van en het geloof in Zijn beloften in ons te ondersteunen en te versterken. Het is net als een vorstelijk zegel onder een burgerlijk contract dat na onderhandelingen gesloten wordt. Die zijn beschreven door een secretaris, worden gedrukt voor een algemeen publiek en worden begeleid met een door de vorst verzegelde brief gepubliceerd.
  3. Om ons door de verzegelde panden die Hij ingesteld heeft, te brengen tot het dienen van Hem, hen daarin te houden en hen van allerlei andere sekten te onderscheiden. Daar komt het uit voort dat ook de eerste mens, toen hij nog rein en zuiver was, met sacramenten te maken heeft gehad. Hij was immers geschapen als een wel bezield maar toch aards mens.5) Als wij echter in de hemel geestelijk en hemels gesteld zijn en we de beloofde zaken werkelijk verkregen hebben, zullen er geen sacramenten nodig zijn.

5. Tot welke categorie van uitspraken behoort het woord ‘sacrament’?

Het woord behoort tot de categorie van uitspraken die op iets anders betrekking hebben. Het wordt namelijk opgevat als een teken of iets dat betekenis geeft ten aanzien van het doel waartoe iets is ingesteld. Het teken staat in verband met de betekende zaak. Een sacrament behoort dus tot de zaken die op iets anders betrekking hebben.

Dat geldt ook wat betreft de categorie van uitspraken die een activiteit aangeven. Deze zichtbare daad moet namelijk op een bepaalde manier plaatsvinden. Het water is bijvoorbeeld niet simpelweg de doop, maar het besprengen met het water in het gebruik zoals dat met de instelling van Christus overeenkomt. Het brood en de wijn vormen ook niet eenvoudigweg het Avondmaal des Heren, maar het breken, uitdelen, aannemen en eten van het brood en het drinken van de wijn maken tezamen het Avondmaal uit, zoals dit door Christus tot Zijn gedachtenis is ingesteld.

6. Wat voor soort woord is het woord ‘sacrament’?

Het is een teken-woord, omdat het iets be-tekent en te kennen geeft . Elk sacrament is een teken, maar elk teken is nog geen sacrament. Dat is het alleen als het op wettige wijze wordt gebruikt. De gulden regel is: buiten het gebruik dat God ingesteld heeft, mag geen enkel ding of teken een sacrament genoemd worden.

AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.6) zegt dat een teken een ding is dat boven de gestalte van het uitwendige uit door zichzelf iets anders in gedachten brengt. Zo wordt de besnijdenis in Genesis 17:1111 gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u. een teken van het verbond genoemd. Sommige tekenen maken vanuit zichzelf al iets duidelijk, zoals de dageraad die er een teken van is dat de zon gaat opkomen. En sommige andere zijn er die voortkomen vanuit de beslissing en wil van degenen die het instelt, zoals de wapenschilden die door gezinnen en geslachten worden ingesteld als een familieteken. Die hebben een bepaalde overeenkomst met de zaak die ze aangeven, zoals de sacramenten ook doen. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.7) ook: “Als de sacramenten niet enige overeenkomst hebben met de zaken waarvan ze sacramenten zijn, dan zouden ze geen sacramenten wezen.” Het is overigens wel mogelijk dat er in het geheel geen gelijkenis is met de betekende zaak; dan zijn ze geheel en al afhankelijk van de inzetting zelf. Woorden zijn bijvoorbeeld tekenen van de zaken die daardoor worden aangegeven. Zo is ook het luiden van de klok een teken dat men gaat preken.

7. Hoeveel soorten tekenen worden ons in de Schrift voorgehouden waaraan we kunnen denken?

Dat zijn er drie.

  1. Sommige tekenen hebben met de leer of het Woord te maken. Ik denk bijvoorbeeld aan Gods buitengewone werken of wonderen. Men ziet die en de mensen moeten zich erover verwonderen; en zo zijn ze getuigen van de onwrikbare waarheid van Gods Woord. Te denken valt voor wat het Oude Testament betreft aan de rokende oven die Abraham zag,8) het brandende braambos dat niet verbrandde,9) de staf van Mozes,10) de wolkkolom op de dag en de vuurkolom in de nacht,11) het droogvallen van de Rode Zee,12) het water dat uit de rots sprong,13) het stilstaan van de zon,14) en het teken van de profeet Jona.15) Vanuit het Nieuwe Testament noemen we de genezingen van de zieken, de opwekkingen uit de dood, de uitwerping van de duivelen,16) en zo meer.
  2. Sommige anderen zijn een teken van toorn. Dat zijn dreigende tekenen waardoor te voren de straffen worden aangegeven, die de mensen vanwege hun zonden boven het hoofd hangen. Te denken valt aan tekenen aan de hemel, kometen, onweer en aardbevingen; en ook het teken van de Zoon des mensen.17) Het kunnen ook tekenen van daadwerkelijke straf zijn. In lichamelijke zin kunnen we denken aan de donder en de bliksem, een dure tijd, pest, oorlog, roofdieren. In geestelijke zin noemen we ketterij, valsheid in de leer, afgoderij en scheuringen. God zendt die straffen aan de mensen, opdat ze hierdoor vermaand of gestraft worden en zich dan zullen bekeren. Het zijn bovendien tekenen die dag van de toekomst van Christus aangeven.18)
  3. Ten slotte zijn er ook tekenen van genade, die gegeven worden bij de beloften van God – zij zijn een getuigenis van Gods genade voor ons. Het zijn dus niet zomaar tekenen die de dingen die God ons beloofd heeft, alleen maar uitbeeldt en aangeeft , maar ook zegels en panden die de beloofde zaken aan de gelovigen ook werkelijk verzegelen.19)

8. Uit hoeveel delen bestaat een sacrament?

Uit drie.

  1. Het woord van of de opdracht tot de inzetting van God en de belofte van genade. Die genade betreft hier niet iedere gave van God – van lichamelijke of geestelijke aard – maar het gaat nu om de genade van de rechtvaardiging, dus van de vergeving van de zonden en het eeuwige leven. Deze belofte wordt in de gemeente verkondigd niet om de consecratie of wijding op zichzelf en niet om het teken enige kracht te laten krijgen, maar opdat de gelovigen deze belofte horen en geloven.
  2. Het uitwendige en zichtbare teken, dat soms het ‘element’ genoemd wordt, omdat in het eerste sacrament, dus in de doop, het element water het teken is; en soms ook de ‘zichtbare vorm’, omdat het om iets gaat dat fysiek is, dat zichtbaar is en aangeraakt kan worden. Anderzijds is het ook een ‘symbool’, zegel of pand vanwege de analogie, de overeenkomst en de vergelijking met de betekende zaak – het is immers een kenteken en pand van Gods belofte. Beide zaken vat AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. in zijn uitspraak samen: “Laat het woord – namelijk van de instelling en de belofte van de genade – bij het element komen, dan wordt het een sacrament.”
  3. De betekende zaak. Sommigen noemen dat de zaak van het sacrament, en anderen spreken over de onzichtbare genade, of over de heilzame gave, zoals in de besnijdenis het gebod van de Here openlijk wordt uitgedrukt: “Gij zult mijn verbond houden” (Genesis 17:99 Voorts zeide God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten.). Ook de belofte: “Ik zal uw God zijn, en de God van uw nageslacht.” Het teken is hier de besnijdenis van de voorhuid, de betekende zaak is de besnijdenis van het hart, of van de oude menselijke natuur.20)

9. Wat is de materie van de sacramenten?

Die is van tweeërlei aard: de ene is uitwendig, fysiek, tastbaar en zichtbaar; de andere is inwendig, geestelijk en hemels, wat alleen door het verstand en het hart ervaren wordt. Ik zeg: het verstand, of de ziel, dat begiftigd is met het ‘werktuig’ dat daartoe in staat gesteld wordt, namelijk het geloof.

Wat is de uitwendige materie?
Ook die is van tweeërlei aard. Er is een fysieke substantie – en dat is niet iets van toevallige aard zoals water, brood en wijn; en er is de ceremoniële handeling, die door de mensen op een zekere manier maar wel op de gebruikelijke wijze wordt uitgevoerd, zoals de besnijdenis van een bepaald doel van het lichaam, de uitwendige lichamelijke afwassing, het eten en het drinken.

Waarom heeft God voor de instelling van de sacramenten zulke heel gewone dingen gekozen?
Omdat die daartoe zijn ingesteld, dat we onze harten in het gebruik daarvan tot boven in de hemel opheffen en ons verwonderen; we mogen dus niet blijven hangen aan de aardse voorwerpen.

10. Wat is de inwendige materie?

Dat is de betekende zaak, en die heeft betrekking op zowel de substantie als op de daad. De substantie is Christus die het pit en merg van alle sacramenten genoemd wordt met al de schatten en rijkdommen die Hij in zich heeft. Hij wordt ‘de gehele Christus’ genoemd, of op de manier van een synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel).: het lichaam van Christus dat voor ons in de dood is overgegeven, of zijn vergoten bloed.

De daad komt alleen aan God toe, en die kan omschreven worden als de rechtvaardiging en de vergeving van de zonden, of de wedergeboorte, de heiliging en de afwassing van de zonden, of ook wel de geestelijke besnijdenis of de gave van het lichaam en bloed van Christus.

11. Wat is de gemeenschappelijke gestalte van alle sacramenten?

Wat het wezen van het sacrament betreft, is in de eerste plaats heel belangrijk – en daar hangt het ook vanaf en wordt er door bepaald: Gods inzetting of instelling, die in het Woord wordt gegeven. De sacramenten zijn namelijk datgene waarvan God door het Woord getuigt wat Hij wil dat ze zullen zijn. Daardoor is het Woord als het ware de ziel van het sacrament, of ook wel de oorzaak waardoor het sacrament is wat het is.

U moet hier ‘woord’ niet opvatten als een aantal lettergrepen die worden uitgesproken of gebrabbeld zonder dat daar het verstand of het geloof bij te pas komt – alsof dat enige kracht zou hebben om op de tekenen te wijzen of die te veranderen en te versterken. De letters op zichzelf hebben geen enkele kracht en ook het geluid en het uitspreken van de woorden heeft die niet. Maar de woorden die door God worden gesproken en via de dienaar duidelijk geleerd en gepredikt worden, doen ons begrijpen en geloven wat het zichtbare teken wil duidelijk maken. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: “Niet omdat het gezegd wordt, maar omdat men het gelooft.”

In de tweede plaats is er de heerlijke overeenkomst tussen het teken en de betekende zaak, de onderlinge relatie die er tussen beide is, ieder met de bij hen behorende eigenschappen. Het wezen van het sacrament is immers niets anders dan dat het tot het ‘be-tekende’ of het ‘ge-sacramenteerde’ – dat wil zeggen: tot de betekende zaak – getrokken wordt.

Vervolgens is er de analogie, de overeenkomst, de overeenstemming van het ene ding ten opzichte van een ander ding. Die analogie bestaat in de gelijkheid van de kracht of het werk – bijvoorbeeld zoals het water het vuil wegwast, zo wast het bloed van Christus de zonden af.

Ook is er de relatie, die bestaat in het bestemmen van iets tot de betekende zaak, dus de onderlinge verhouding waarbij het ene zicht geeft op het andere. De betekende zaak wordt dan tegelijk met het zichtbare teken voor ons verstand duidelijk.

Ten slotte is wat het gebruik van het sacrament betreft, de daad de gestalte van het sacrament waardoor iets van deze aarde op wettige ren goede wijze bediend en gebruikt wordt tot het doel waarvoor God het heeft ingesteld. Dit gaat dus over de manier waarop het sacrament gepresenteerd en gebruikt wordt. De gestalte van de daad is namelijk de manier waarop die gedaan wordt.

12. Van welke aard is die samenvoeging of vereenzelviging tussen de tekenen en de betekende zaken in beide sacramenten?

Die samenvoeging is niet van natuurlijke of fysieke aard door middel van een samengaan van twee substanties, of door een eenheid of vereniging van het niet-wezenlijke met de dingen waar het werkelijk om gaat om een bepaalde zaak te herleiden tot één ondeelbaar geheel. Het gaat ook niet om één en dezelfde plaats, zodat er geen ruimte tussen beide onderdelen zou zijn maar de één in de ander opgaat. We kunnen evenmin van een geestelijke samenvoeging spreken, want dan zouden we de tekenen tot leven moeten wekken, en het past een christen niet om zoiets te beweren.

Die samenvoeging is er wel in relatieve zin, dat wil zeggen via een vergelijking en op een sacramentele wijze. Daardoor worden de onzichtbare dingen door een treffende overeenkomst door de zichtbare gepresenteerd. Op deze manier worden ze als het ware één vanwege de onderlinge relatie die ze ten opzichte van elkaar hebben. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de bundel staven als symbool van het Romeinse rijk – die bundels waren zo veel als de tekenen of symbolen die het Romeinse gebied aangaven. Zoals er een eenheid is tussen de dingen die op elkaar betrokken zijn, zo is er tussen de vader en de zoon geen natuurlijke en wezenlijke vereniging, maar we moeten die in een bepaald meta-verband zien. Die eenheid bestaat niet in een verandering van wezen of in een mede-wezenlijkheid, maar in de onderlinge verhouding van de een tot de ander. Zo is het ook tussen vader en zoon. De vader is niet de vader, omdat hij in de zoon veranderd wordt of de zoon wezenlijk in zich opneemt, maar omdat hij in een bepaalde verhouding tot de zoon staat.

Zo kan ook van het teken gezegd worden dat het het sacrament is, niet omdat het in de betekende zaak veranderd wordt of omdat het die in zich opneemt, zoals de haver in de zak de wijn in de beker – maar omdat het teken en de betekende zaak verenigd worden door de vereniging in een hogere zin. Zo worden de zoon met de vader of de knecht met zijn heer samengevoegd. Zo is het ook voor wat betreft de stem van de verkondiging van het evangelie én de zaak die door het evangelie beloofd wordt. Hier is geen sprake van een daadwerkelijke vereniging, maar die bestaat wel in ons verstand en die moet door het geloof aangenomen worden.

Ten aanzien van onze verhouding tot de betekende zaken, is de vereniging wel niet wezenlijk en persoonlijk, maar ze is er wel op een verborgen manier en zo is ze toch ook reëel en daadwerkelijk. Ze is er namelijk op een geestelijke wijze, tot stand gebracht door de kracht van de Heilige Geest. Die brengt teweeg dat Christus Jezus, die in de hemel is, ons hier op aarde toch inderdaad en waarachtig gegeven wordt. Dat is zo reëel als we de tekenen zelf zien. Ons geloof ziet Hem namelijk in de sacramenten en stijgt tot in de hemel op, zodat we Hem meer en meer zien en Hijzelf in ons leeft en blijft leven. De Heilige Geest kan namelijk door de band van het geloof de dingen heel vast met elkaar verbinden en verenigen, terwijl die beide – zoals men kan zien – ver uit elkaar gelegen kunnen zijn. Die vereniging is er dan niet op een natuurlijke manier, door een een-worden van de voorwerpen, maar op een hemelse en geestelijke manier. Zo zijn bovendien ook de gelovigen onderling heel nauw aan elkaar verbonden, zoals dat is tussen een man en een vrouw in het huwelijk, ook al zouden beide partners door hun verblijf in verschillende plaatsen ver van elkaar gescheiden zijn.

13. Worden zowel de dingen zelf als de tekenen, door God met elkaar verenigd, ons aangeboden?

Voor wat God betreft Die het belooft, worden ze werkelijk en zonder enig bedrog samengevoegd. Toch zijn ze wel onderscheiden, zodat degene die de tekenen gebruikt, dikwijls minder ontvangt dan de betekende zaak zelf. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. in zijn commentaar op Leviticus (boek 3, 14e vraag): “De zichtbare doop hielp Simon de tovenaar niet, omdat hij de onzichtbare heiligmaking niet had.”

14. Op welke manier geniet men de betekende zaak door de tekenen?

De manier waarop men de tekenen geniet, is van natuurlijke en lichamelijke aard; en deze tekenen worden zowel door gelovigen als ongelovigen op een natuurlijke wijze genoten, maar wel met een verschillend resultaat. Maar de betekende zaak zelf wordt vanuit God bezien geschonken door de Heilige Geest, en vanuit ons bezien door het geloof waardoor Christus met al Zijn weldaden door ons wordt aangenomen.21) Want iets wat men alleen met het verstand begrijpt maar op een geestelijke wijze wordt voorgesteld, kan alleen op een geestelijke wijze genoten worden. De geestelijke dingen moeten immers met de geestelijke en de lichamelijke dingen moeten met de lichamelijke en zichtbare overeenkomen.22)

15. Wat betekenen in het genieten of gebruikmaken van het sacrament de woorden “daadwerkelijk”, “wezenlijk”, “lichamelijk”, “sacramenteel” en “geestelijk”?

Daadwerkelijk betekent in eigenlijke zin dat de zaak zelf werkelijk genoten wordt. Zo wordt van de gelovigen gezegd dat zij Christus in het wettig gebruik van het sacrament daadwerkelijk en wezenlijk genieten. De heilige tekenen nemen ze ook daadwerkelijk en wezenlijk tot zich. De termen “lichamelijk” en “geestelijk” betekenen in dit verband hoe men deze tekenen geniet. De tekenen neemt men bijvoorbeeld met zijn lichaam tot zich, maar Christus eigent men zich op geestelijke wijze toe. En als men op een sacramentele wijze geniet, betekent dit dat men de tekenen van het lichaam en het bloed van Christus tot zich neemt.

16. Maar genieten al degenen die de uitwendige tekenen gebruiken, ook de zaak van het sacrament zelf?

Nee, in het geheel niet; maar alleen de gelovigen aan wie de genadebelofte toekomt en omwille van wie deze belofte door bepaalde zegels en bewijsstukken of waarborgen verzegeld zijn. “Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige?” (2 Korintiërs 6:1515 Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige?)

17. Kan iemand schuldig zijn aan de betekende zaak waaraan hij toch geen deel heeft?

Jazeker, want er is een misbruik van de tekenen en de betekende zaak kan op een smadelijke manier veracht worden. Het is niet anders als degenen die de dienstknechten van Jezus Christus smaden – zij zijn daardoor ook schuldig aan de verachting van de Heere Jezus Christus en ook van Zijn Vader.23)

18. Is het geloof afhankelijk van het wezen en de volkomen oprechtheid van de sacramenten?

Nee, want niet het geloof, maar Gods instelling maakt en bepaalt het geloof. Dat geloof is wel nodig om de zaak van het sacrament te ondergaan en te genieten, want Christus woont door het geloof in onze harten.24) Maar of iemand gelooft of niet gelooft, als het sacrament op een wettige manier bediend wordt, ontvangt hij ten aanzien van God het ware sacrament. Maar ten aanzien van de ontvanger van het sacrament geldt dat wanneer hij niet gelooft, hij niet meer dan het teken ontvangt; want zonder geloof kan het Woord en evenmin het sacrament ons helpen.

19. Waardoor komt de inwijding of heiliging en de zegen van de sacramenten tot stand?

Niet door het slaan van enkele kruisjes of het fluisterend mompelen of prevelen van sommige woorden. Het is niet zoals de tovenaars en bezweerders hun spreuken door bepaalde woorden herhalen, zoals bijvoorbeeld om Jupiter Elicium te lokken of de maan uit haar hemelbaan te trekken door de kracht van enkele kenmerkende klanken, woorden of lettergrepen als ze die op een bepaalde manier herhalen en uitspreken.

Nee, die heiliging en zegen zijn afkomstig van de heilige en goede wil van God Zelf; van Zijn afzondering en verkiezing; van Zijn toe-eigening, daad en gebod; van Zijn verzegeling van het Woord en Zijn belofte. Tot nut van mensen heeft God water, brood en wijn apart gezet en tot een bepaald teken ingesteld dat Hij door Zijn Woord verzegeld en uitgelegd heeft. Hij wil dat wij die voor sacramenten zullen houden en heeft ook gezegd hoe wij die moeten gebruiken.

Vervolgens worden die heiliging en zegen ook verkregen uit het heilige gebruik van de sacramenten, dat vergezeld gaat met het gebed, de verkondiging van Gods beloften en de dankzegging.

20. Wanneer heeft de heiliging van de tekenen plaatsgevonden?

De Here Jezus heeft dat Zelf eens en voor altijd gedaan toen Hij het sacrament als een voorbeeld instelde tijdens het laatste Avondmaal. Nadat Hij dit zo gedaan had, heeft Hij tot aan het einde van de wereld toe de sacramenten voor de gemeente geheiligd. Het is met deze opdracht als met het woord “Weest vruchtbaar en wordt talrijk” in Genesis 1:2828 En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt., dat ook voortdurend van kracht is geweest.

De kracht ervan wordt nu herhaald door het gebed en het Woord, waardoor de gehele instelling en het gebruik van de uitwendige symbolen helder wordt uitgelegd. Dat gebeurt door mensen, hoewel niet door allen, maar alleen door degenen die daartoe wettig geroepen zijn; dat wil zeggen: door herders en dienaren. Als het niet zo gaat, is er geen sprake van een sacrament, maar van een ontheiliging ervan.

21. Vindt er ook een bepaalde verandering plaats van de tekenen in de sacramenten?

Jazeker, maar niet zozeer wat de natuur of het materiële van de tekenen betreft, want die wordt zoals Theodoretus zegt niet veranderd. Maar wat het doel, het werk, de plaats en het gebruik ervan betreft, is er wel een verandering en daarom zijn de sacramenten in de gemeente ook ingevoerd. Hierdoor namelijk beginnen we de dingen die geheel hemels en goddelijk zijn, te kennen en te begrijpen. Dat gebeurt dan niet vanwege de materiële aard van de sacramentstekenen, maar vanwege de opdracht en het bevel van Gods Zoon. Zo zijn water, brood en wijn afgezonderd van het gewone gebruik, en door het gebod van God tekenen geworden van het lichaam en het bloed van Christus. Dit zijn eigenschappen die deze tekenen beslist niet van zichzelf hebben, want dan zou bijvoorbeeld al het water een teken zijn van Christus’ bloed. Nee, deze eigenschappen van de tekenen zijn er alleen door de instelling van de Heere Zelf. De namen van de tekenen worden wel veranderd, maar niet de materie ervan. Het gaat er namelijk om dat wij méér moeten letten op de betekende zaak dan op de tekenen zelf. Ons verstand moet van de tekenen opstijgen tot Christus. Daarom zegt Theodoretus in zijn Dialogo Atrepto: “Christus noemt de zichtbare tekenen Zijn lichaam en bloed, niet omdat Hij de natuur van de tekenen verandert, maar omdat Hij de genade aan de natuur toevoegt.” Deze bij de natuur gevoegde genade houdt in dat de tekenen sacramenten worden, dat wil zeggen: werktuigen van de Heilige Geest om de gemeenschap die wij met Christus hebben in ons te versterken, te onderhouden en te vermeerderen.

22. Blijft die verandering altijd?

Nee, beslist niet, want ze heeft alleen betrekking op het gebruik ervan, in het midden van de gemeente. Die verandering vindt dit niet plaats buiten de handeling oftewel de bediening van de sacramenten. Buiten het gebruik ervan zoals het door Christus is ingesteld, mag het ook beslist geen sacrament genoemd worden.

23. Hoe moet men de sacramentele manier van spreken uitleggen en begrijpen?

Men moet elk Schriftwoord niet altijd heel letterlijk opvatten, maar letten op de zin en mening ervan, waarbij men ook het rechtzinnige geloof en de context van de Bijbelplaats dient te betrekken. Vooral de Schriftplaatsen die betrekking hebben op de sacramenten mag men vanwege het wezen ervan niet naar de letter uitleggen of begrijpen. In een sacrament ziet men namelijk niet alleen maar simpelweg een concreet iets, maar er zijn twee aspecten, namelijk een uiterlijk en zichtbaar teken en de hemelse en onzichtbare zaak die daardoor be-tekend wordt.

24. Hoeveel soorten van sacramenten zijn er?

Ten aanzien van mensen zijn er twee. Enkele waren er al vóór de val, in de staat van oprechtheid en onschuld; en enkele zijn er van ná de val.

Vóór de val waren er twee sacramenten; het ene was geboden en het ander was verboden.

Het eerste was het sacrament van de onsterfelijkheid dat vanwege dat einddoel de “boom des levens” werd genoemd. Dat wil niet zeggen dat die boom zelf het leven aanbracht dat Adam al eerder ontvangen had. We moeten dit echter op een sacramentele manier opvatten, omdat deze boom een pand, een teken en herinnering van onsterfelijkheid was voor hen die het vrij stond van zijn vruchten te eten.

Het andere was het sacrament van de beproeving, dat vanwege de afloop en de ervaring sacramenteel gesproken de “boom der kennis (of ervaring) van goed en kwaad” genoemd wordt. De reden daarvoor is dat na het eten van de vrucht de mens zou weten en ervaren welke grote weldaad hij verloren had en in welk groot kwaad hij gevallen was. De mens had namelijk niet van deze boom mogen eten; door niet te eten zou hij voor God bewezen hebben dat hij – waar God hem toe verplicht had – gehoorzaam was geweest. Het is niet zo dat God wilde dat de mens als een beest zonder enig verstand op de aarde zou zijn. Nee, God had hem oordeelsvermogen en verstand gegeven, waardoor hij deugd van ondeugd kon onderscheiden. Maar Hij wilde niet dat de mens zou proberen wijzer te zijn dan bij hem paste of dat hij op zijn eigen verstand zou vertrouwen. God wilde niet dat de mens Zijn gebod van zich zou afschudden en zichzelf tot een scheidsman en rechter van goed en kwaad zou opwerpen.

25. Hoeveel sacramenten zijn er na de val?

Er zijn enkele sacramenten in het Oude en enkele in het Nieuwe Testament. Ze beelden Christus af vóór Zijn komst of ze getuigen van Hem nadat Hij gekomen is.

Van de sacramenten waardoor de toekomende Messias afgebeeld werd, waren er sommige maar tijdelijk, accidenteel en buiten de gewone orde – sacramenten die God maar één keer of voor een bepaalde tijd liet gelden. Maar sommige waren ook van gewone aard en tegelijk bestendig – sacramenten die hun geldingskracht behielden “tot de tijd van het herstel” toe.25) Van dingen wordt namelijk gezegd dat ze “verbeterd” worden als ze regelrecht het doel bereiken waarnaar ze gestuurd worden. Daar wordt overigens wel naar getracht, maar het gaat altijd langs kromme wegen.

Er zijn dus tijdelijke sacramenten geweest, zoals de zondvloed,26) de doorgang door de Schelfzee,27) het schuilgaan onder de wolkkolom28) – deze drie zijn als het ware de doop van het Oude Testament geweest. Het hemelse manna29) en het water uit de rotssteen zijn het brood en de geestelijke drank van het Avondmaal geweest. Zie ook 1 Korintiërs 10:1-31 Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, 2 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, 3 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten.: “Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.”

De verlossing uit het water van de zondvloed die Noach en zijn gezin ondervonden, was voor de kerk in die tijd een teken van de verlossing uit het diepe water van de zonde en de dood tot een nieuw leven. Daarvan is de doop in onze tijd een “tegenbeeld”, en daarom wordt het ook een “voorbeeld” van de verlossing genoemd, die in de zondvloed heeft plaatsgevonden.30)

Er zijn dus twee “voorbeelden”, waarvan het eerste de afbeelding is van het laatste en het laatste het “tegenbeeld” van het eerste. Zo mogen ook de sacramenten van het Nieuwe Testament “tegenbeelden” genoemd worden van de sacramenten in het Oude Testament. De doorgang door de Rode Zee en het schuilen onder de wolkkolom – die de kracht van de Geest uitbeeldde – zijn “voorbeelden”, onderpanden en tekenen geweest van de afwassing van de zonde en voorafbeeldingen van de wedergeboorte en de hemelse kracht van de Geest. Maar ten aanzien van ons zijn ze voorbeelden geweest van onze doop en onze doop een “tegenbeeld” van die. Daarom zegt de apostel in 1 Korintiërs 10:22 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee. dat onze vaderen in Mozes gedoopt zijn, in de wolk en in de zee; dat wil zeggen: niet in de naam van Mozes, maar zoals Mozes hen vóór ging.

En zo zijn het manna uit de hemel en het water uit de rots beelden van het Avondmaal geweest, waarmee het geestelijke voedsel en drank van Christus werd uitgebeeld – het voedsel waarmee de zielen geestelijk worden gevoed tot het eeuwige leven. Ze waren een appèl op de gelovigen om dat voedsel en die drank door het geloof op een geestelijke wijze te genieten. Daarom noemt de apostel in 1 Korintiërs 10:33 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten. het manna het geestelijke voedsel – en daarbij beschouwde hij het als een sacrament. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt daarvan31) dat het voedsel is dat op iets geestelijks betrekking heeft, namelijk op Christus Die te zijner tijd geopenbaard zou worden. Hij was toen al heel duidelijk en met kracht aanwezig in de gelovigen die Hem Die komen zou, door het geloof omhelsden. In 1 Korintiërs 10:44 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus. noemt de apostel ook het water dat uit de rots kwam, een geestelijke drank – en dat water volgde de Israëlieten. En sacramenteel gezien noemt hij het Christus Zelf, want hij zegt dat ze uit de geestelijke rots dronken. Hij vervolgt immers met: “En die rots was de Christus”. Zo is ons Avondmaal een “tegenbeeld” van dat manna en dat water uit de rots.

26. Welke waren de blijvende en gewone sacramenten?

  1. Er is een algemeen, altijd durend sacrament – de regenboog – dat alle mensen in het algemeen aangaat, waarin ook de niet-redelijke dieren delen die er zijn omwille en tot nut van mensen. En dus geldt de boog voor alles wat levend is. Het wordt ook een natuurlijk sacrament genoemd, omdat God gewild heeft dat het gehecht zou worden aan een natuurlijk element. De regenboog wordt door natuurlijke oorzaken veroorzaakt, maar God heeft die boog naar Zijn goeddunken en in overeenstemming met de macht die Hij over al het geschapene heeft, door middel van Zijn Woord zo gemarkeerd en als sacrament ingesteld. Zo gaf God de boog aan Noach en al zijn nakomelingen als een teken, een aandenken en een onderpand, waarmee Hij betuigde dat Hij de aarde niet meer door een zondvloed zou verwoesten.32) “Mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde.” Het is niet zo dat de boog toen tot stand kwam en er vóór de zondvloed niet was. Nee, God heeft er door Zijn woord toen een zinnebeeld van gemaakt dat voor de mensen een teken zou zijn van Zijn genade.
  2. Twee bijzondere sacramenten, die los van de loop der natuur zijn ingesteld, namelijk de besnijdenis en het paaslam.
    De besnijdenis zien we ingesteld in Genesis 17:1010 Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde.: “Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde.” Zoals men in vroeger tijd gewoon was een verbond niet alleen op een voor ieder toegankelijk bord te schrijven, maar ook in koper in te griffen of op stenen uit te hakken om er des te beter aan te kunnen blijven denken – zo heeft God gewild dat in Zijn verbond in Abrahams vlees gesneden en zo bewaard zou worden. Het paaslam33) is het tweede sacrament. Zowel de besnijdenis als het vieren van Pascha werden soms lange tijd nagelaten. Wat het eerste betreft, God liet dat toe en duldde het en Mozes zag het door de vingers. Zo werd de besnijdenis veertig jaar lang niet uitgevoerd, omdat het volk Israël door de woestijn ging.34) En wat het Pascha betreft, was het de onachtzaamheid van de mensen.35) Toch was dat niet tot schade en nadeel van de gelovigen, want het gemis van de sacramenten, zegt Bernardus, is niet tot verdoemenis, maar wel de verachting ervan.

27. Waarin verschillen de twee blijvende sacramenten?

Ze verschillen hierin dat het ene het sacrament van de inlijving was, dat wil zeggen van de aanneming van het kind in de gemeente en in Gods verbond. God wilde dat het aan alle bondelingen, zowel oude als jonge, maar één keer bediend zou worden. Het andere is het sacrament van het voortdurend blijven in het verbond. Het is het sacrament van de voeding, de bevestiging, het dagelijks toenemen en de voortdurende inwoning in Christus. Dit tweede sacrament werd dikwijls bediend, maar alleen voor de volwassenen die in staat waren zichzelf te beproeven.

28. Wat hield de besnijdenis in?

In het Latijn komt het woord praeputium, voorhuid, van preputare, afsnoeien, afsnijden. De Joden sneden het velletje van de voorhuid weg. Dat is dus de besnijdenis, de afsnijding. AristotelesDe Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) wordt samen met Plato en Socrates beschouwd als een van de grootste filosofen uit de klassieke oudheid. Aristoteles wordt gezien als één van de grondleggers van de logica, onder meer door zijn concept van het syllogisme. noemt het acroposthian, dat is het voorste velletje van de voorhuid van het mannelijke lid postes. Paulus wijzigt het woord enigszins in acrobystian, de voorhuid, het afsluitende velletje.36) Daar komt het woord peritome, besnijdenis, vandaan dat weer afgeleid is van peri temnein, van rondom besnoeien of afsnijden. Deze besnijdenis wordt ook wel de uiterlijke besnijdenis en de besnijdenis naar de letter of ook wel de letterlijke besnijdenis genoemd,37) die in de boeken van Mozes naar Gods gebod is voorgeschreven. Deze termen gebruiken we voor zover die buiten haar geestelijke bedoeling omgaan.

Maar voor zover er hier sprake is van de tweeslag teken en betekende zaak, is het een sacrament van het Oude Testament geweest, dat door God is ingesteld. Door het zichtbare teken, namelijk de uitwendige besnijdenis van de voorhuid, ontvangen de manspersonen die in de gemeenschap van Gods volk en Zijn gemeente Israël worden opgenomen, de betekende zaak. Die zaak houdt het volgende in:

  1. In gemeenschap leven met Gods verbond.
  2. Aangenomen en verkoren worden tot Gods volk.
  3. De inwendige of geestelijke besnijdenis. De Schrift noemt deze besnijdenis de zuivering van het hart door de Geest.38) In metonymische en beeldende zin wordt gesproken over de besnijdenis van de oren, die het gehoor matigt; en van de mond of de lippen, die maat moeten houden in het spreken.39) Paulus spreekt in dit verband in Kolossenzen 2:1111 In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus. over “de besnijdenis van Christus”; dit betekent dat Christus ons inwendig besnijdt, en dat is “geen werk van mensenhanden”. Er is dan sprake van een inwendige afsnijding van de verdorven natuur of de besnoeiing van zonden en ongerechtigheden door de rechtvaardiging en de wedergeboorte.
  4. Deze inwendige besnijdenis is ook de inlijving in Christus en de gemeenschap met al Zijn weldaden. Dat is tegelijk de belofte van de Messias, het gezegende Zaad dat uit de nakomelingen van Abraham zou voortkomen. Het is ook de vergeving van de zonden door Zijn bloed en daarmee eveneens het beërven van het eeuwige leven, dat door de belofte van het land Kanaän al wordt te kennen gegeven. En in de gelovigen wordt dat door de besnijdenis als door een zegel verzegeld. Deze besnijdenis was een plechtige verbintenis, waardoor de besnedenen ertoe verbonden werden om de gehele wet te houden en te volbrengen.40) “Nogmaals betuig ik aan ieder, die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de gehele wet na te komen” (Galaten 5:33 Nogmaals betuig ik aan ieder, die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de gehele wet na te komen.). De ceremoniële plechtigheid van de besnijdenis en de straf van uitgeroeid te worden wordt de besnedene voor ogen gehouden, wanneer hij ook maar in het minste tegen de wet zondigt.41) Daarom wordt de besnijdenis bij wijze van beeldspraak “het verbond” genoemd.42) Deze besnijdenis wordt eveneens bij wijze van beeldspraak als de gehele wet gezien.43)

29. Wat waren de oorzaken van de besnijdenis?

  1. De werkende oorzaak is God; Hij is Degene die de besnijdenis heeft ingesteld. Hij heeft Abraham en zijn geslacht vanuit Zijn verborgen raad en bijzondere genade uitgekozen om het verbond van zaligheid met hem te sluiten en dat door het teken van de besnijdenis te verzegelen.44) Daardoor is het volk Israël als Gods kudde tot Zijn eigen schaapstal aangenomen. De andere volken bleven vreemd aan het verbond en zijn als wilde en woeste beesten over bergen, door bossen en in woestijnen gaan dwalen tot aan de verkondiging van het evangelie. Toen de tussenmuur die scheiding maakte afgebroken werd, heeft God de heidenen op hetzelfde plan gesteld als de natuurlijke kinderen van Abraham.45).
    De objecten aan wie de besnijdenis wordt voltrokken, zijn alle manspersonen, en ook alleen zíj.46) Hoewel de belofte die door de besnijdenis verzegeld werd, zowel voor vrouwen als mannen gold, zonder enig onderscheid, toch heeft God via één geslacht het gehele volk aan zich verbonden, omdat dit teken niet aan vrouwen kon voltrokken worden. Het vrouwelijk geslacht is in het mannelijke geslacht begrepen en dan ook geheiligd. De man is namelijk het hoofd van de vrouw,47) van wie echter wel voortteling afhankelijk is. Maar het verbond van God werd aan de lichamen van de mannen zó verzegeld dat de vrouwen eveneens aan dit teken deel zouden hebben. Sara wordt immers de moeder van de gelovigen genoemd, zoals Abraham de vader van hen is (1 Petrus 3:66 zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde; en haar dochters zijt gij, als gij goed doet en u geen schrik laat aanjagen.). Maar nadat de heidenen door hun geestelijke geboorte ook tot de kinderen van Abraham werden gerekend, is het teken gewijzigd; en een ander teken dat duidelijker is, werd daarvoor in de plaats gesteld. Dat teken wordt bevestigd aan beide geslachten, en wel zonder bloed om daardoor nog beter de weldaad van Christus en de toe-eigening daarvan voor allen nog beter tot uitdrukking te laten komen.
  2. De besnijdenis vindt plaats aan het mannelijk lid om daarmee aan te geven dat het menselijk zaad geheel onrein is, en dat er niet iets reins uit het onreine zaad van de mens kan voortkomen. Alles wat door de mens wordt voortgebracht is geheel en al besmet en onrein. Daardoor is de menselijke natuur besmet door de erfzonde, en is het voor haar nodig opnieuw geboren te worden. Daarom ook is Christus uit een maagd geboren en door de Heilige Geest ontvangen, zodat Hij vrij zou zijn van alle zonden; en vervolgens ook om te bewijzen dat de zaligheid uit het gezegende zaad van Abraham zou voortkomen.
  3. Het is Gods wil geweest dat de kinderen besneden zouden worden. Het doel daarvan dat ze eenmaal door het verbond in genade aangenomen en tegelijk met hun gelovige vaders door het teken van het verbond verzegeld zouden worden – samen met de gelovige Abraham deelhebbend aan Gods verbond. De belofte luidt immers: “Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn” (Genesis 17:77 Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn.). Sommige heidenen werden – als een voorspel van de roeping van alle heidenen – ook in de gemeenschap van Gods volk opgenomen, als ze zich wilden laten besnijden.

30. Maar is zo’n sacrament eigenlijk niet wat lachwekkend?

Nee, beslist niet! Want als iemand het ongerijmd vindt dat het zegel en pand van zo’n bijzondere en heerlijke genade gegeven is aan juist dat deel van het lichaam, dan schaamt zo iemand zich ook beslist aan zijn zaligheid die uit Abrahams lendenen is voortgekomen. “Doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid”.48)

JulianusKeizer Julianus staat wel bekend als de laatste heidense keizer van het Romeinse Rijk. Hoewel hij slechts twee jaar regeerde (van 361 tot 363), staat hij te boek als een van de grotere schurken, daar hij in alle ijver probeerde het christendom terug te dringen. de Afvallige en Celsus hebben er ook de spot mee gedreven dat aan onze eerste voorouders de vrucht van een bepaalde boom verboden was. Naäman uit Aram dacht ook dat het een al te belachelijke zaak zou zijn om zich zevenmaal in de Jordaan te wassen.49) Maar men moet Gods Woord van méér waarde achten dan de gehele wereld, “want het dwaze van God – dat is dus datgene wat onverstandige mensen in hun goddeloosheid dwaas noemen – is wijzer dan de mensen”.50) Want hoewel aardse vorsten prachtige en voortreffelijke zegels hebben, toch mankeert er vaak veel aan hun beloften, maar God heeft nooit iemand bedrogen met Zijn eenvoudige en verachte verbondstekenen.

31. Op welke manier wordt de besnijdenis uitgevoerd?

We moeten letten op de tijd, op degenen die de besnijdenis uitvoeren, op de plaats, op het gereedschap en op wat er verder bij te pas komt.

  1. De tijd:
    1. Als een jongetje acht dagen oud was, werd het besneden; de besnijdenis moest namelijk op de achtste dag plaatsvinden.51) Zo kwam de Here wat tegemoet aan de zwakte van de kinderen en toonde Hij ook de Vaderlijke liefde die Hij voor hen had. Rond de achtste dag zijn de kinderen namelijk wat sterker.
    2. Elk kind dat geboren werd, was zeven dagen onrein vanwege het bloed, en het werd dan ook pas op de achtste dag als rein beschouwd.52)
    3. Het was een sacrament van de achtste dag, de dag waarop Christus tot onze rechtvaardiging is opgestaan, toen Hij, gelijkgemaakt aan ons, in Zijn opstanding de zonde verdoemd had.53)
    4. Met de besnijdenis op deze dag gaf men aan dat men de doding van het vlees in de loop van heel het leven hier op aarde in praktijk moet brengen. Dat leven wordt afgebeeld door zeven dagen – het leven wordt dus voltooid in een omloop van zeven dagen, hoewel niet ten volle, want er volgt nog een achtste dag, ná dit leven.
    5. We mogen niet denken dat degenen die het teken van het verbond niet hebben kunnen krijgen, dan ook geen toegang hebben tot het verbond. Er zijn namelijk ook vele kinderen vóór de bestemde achtste dag zonder besnijdenis gestorven. Daaruit blijkt ook dat deze bepaalde tijd een onderdeel is geweest van de tucht waaronder God het volk in de tijd van het Oude Testament heeft willen houden. In onze tijd is ons meer en groter vrijheid toegestaan voor wat de bediening van de Doop betreft. Wij zijn namelijk niet aan bepaalde dagen gebonden. En ook Abraham, Ismaël en zijn personeel zondigden niet tegen deze verordening om zich op de achtste dag te laten besnijden.54) Zij waren namelijk al oud [of op een bepaalde leeftijd gekomen]. Die vastgestelde tijd van de achtste dag gold namelijk niet in het algemeen, maar in het bijzonder voor de kinderen.
  2. Hoewel er geen speciale wet is ten aanzien van hen die de besnijdenis uitvoeren, toch lijkt het uit de besnijdenis van Johannes55) en het huisgezin van Abraham,56) dat ieder gezin zelf de besnijdenis uitvoerde. Zij waren dan niet met slechts weinig personen bij elkaar, maar als een soort kerkelijke vergadering, want ook de buren en vrienden kwamen en waren daarbij aanwezig.
  3. De besnijdenis vond plaats in het eigen huis, bij de ouders. Dit ritueel kon immers niet plaatsvinden zonder dat het kind erge pijn had en daarom moest er direct iets op de wond gelegd kunnen worden.
  4. Het instrument waarmee de besnijdenis werd uitgevoerd, was een scherp mes zoals sommigen zeggen; anders een stenen mes of een heel scherpe steen, zoals weer anderen het opvatten. Men leest namelijk dat er in de oosterse landen stenen gevonden worden die vlijmscherp zijn. Door de besnijdenis wordt ons aangegeven dat wij ons vlees behoren te doden met het mes van de wet. Men kan ook zeggen dat door de rotssteen Christus ons vlees afgesneden moet worden.
  5. Met de besnijdenis was het geven van de naam verbonden,57) opdat degenen die besneden waren door het denken aan hun naam vermaand zouden worden om hun plicht te doen.

De handelwijze van Zippora ten aanzien van de besnijdenis is heel bijzonder en daarvan mag men dan ook geen regel maken om die na te volgen. Zij was als Midianitische de vrouw van Mozes; en ze was niet voldoende onderwezen in de wil van God over de besnijdenis. Ze wilde haar man redden van de dood waarmee de Heere hem bedreigde, omdat hij verzuimd had zijn zoon te besnijden. Onderweg in de herberg werd zij door vrees bevangen, en besneed toen haar zoon.58) Bovendien volgde zij niet langer haar man, maar zij werd door Mozes naar haar vader gezonden.59)

32. Wat is het nut en het doel van de besnijdenis?

  1. Ze is als het ware het verbond zelf,60) in de vorm van een teken van het genadeverbond tussen God en Abrahams nakomelingen. Daarmee wil God hun geloof versterken en mogen ze met zekerheid weten dat ze onder de beschutting en bescherming van hun Heere zijn. Ze zijn immers Zijn eigendom [en Hij beschermt hen] tegen al hun vijanden, zoals de belofte luidt: Ik zal u tot een God zijn, en uw nageslacht na u (Genesis 17:77 Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn.). Dat zijn ze op een heel bijzondere manier, waardoor God hun Zijn Geest van gerechtigheid schenkt en hen doet delen in al Zijn goederen en ten slotte in het eeuwige leven.
  2. Hierdoor wordt het volk waaruit de beloofde Verlosser moet geboren worden, door het teken en zegel van de besnijdenis van heidenen en wereldse mensen onderscheiden. Daarom worden in beeldspraak de besneden Joden soms ook wel ‘de besnijdenis’ genoemd;61) en de onbesneden mensen of heidenen ‘de onbesnedenheid’.62) En Christus wordt een ‘dienaar van besnedenen’ genoemd,63) wat overigens niet wil zeggen dat Hij een dienaar van de wet is geworden, want die heeft Hij door Zijn komst in de wereld tenietgedaan of beter gezegd vervuld. Het betekent wel dat Hij een dienaar van de Joden is geweest, want Hij heeft Zich zolang Hij onder de mensen was, altijd binnen hun grenzen opgehouden. Daar getuigt Hijzelf van in Matteüs 15:2424 Hij echter antwoordde en zeide: Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls.. Het is wel zo dat Hij gewild heeft dat het evangelie te zijner tijd aan de heidenen verkondigd moest worden.64) Maar de Joden worden voornamelijk van de heidenen en ook onder elkaar onderscheiden door de geestelijke en inwendige besnijdenis. Vanwege deze twee ‘soorten’ besnijdenis, de uitwendige en de inwendige, heeft Paulus twee soorten Joden onderscheiden.65) Stefanus heeft ten slotte de Joden die in hun zonden en verdorven natuur bleven en daarin ondergingen, ‘onbesnedenen van hart en oren’ genoemd.66) Zij konden en wilden het woord van God namelijk niet horen, zoals ook voor ons van nature geldt.
  3. Hierdoor worden de besnedenen vermaand om te doen wat ze verplicht zijn te doen. In de wetenschap dat de beloofde weldaden hun toekomen, moeten zij in het verbond blijven en behoren ze zich te versterken door de Here in tegenspoed en voorspoed aan te roepen en te wijzen op het teken van de goddelijke beloften van het verbond. We zien hiervan een voorbeeld in de geschiedenis van Jonathan en David, toen de laatste tegen Goliath zou strijden.67)
  4. Door de besnijdenis krijgen zij ook onderwijs over de verdorvenheid van hun natuur, want die kan niet hersteld worden zonder bloedvergieten. Maar tegelijk wordt hun gewezen op het toekomstige en gezegende Zaad[, namelijk Christus].
  5. De besnijdenis is bedoeld om voor de gelovigen een zegel der gerechtigheid en geloof te zijn; de gerechtigheid namelijk die ons door het geloof in Jezus Christus toekomt.68)
  6. Dit sacrament wijst de gelovigen op de geestelijke besnijdenis van het hart, van de mond, van de oren, van de ogen en van andere ledematen van het lichaam, want die moet in praktijk gebracht worden. En eveneens worden ze herinnerd aan de belofte en de verplichting van de gelovigen om de wet te houden. Zo is de besnijdenis als het ware een sacrament van boetvaardigheid en van bekering.
  7. Hierdoor worden de gelovigen ook vermaand om voortdurend hun kruis en moeite te dragen en hun kinderen op te dragen aan Hem die Zijn bloed geheel en al aan het kruis heeft vergoten.

33. Waarom moesten de kinderen worden uitgeroeid die níet op de achtste dag werden besneden?

De eerste reden kan zijn dat de ouders in de kinderen gestraft werden als ze – zoals sommigen beweren – door ziekte, door oorlog of door een bepaald ongeval uit dit tijdelijke leven werden weggerukt; of als ze – zoals anderen zeggen – uit de vergadering van Gods volk werden buitengesloten. Zij werden gestraft vanwege hun goddeloosheid, en wel vanwege de verachting van het zegel van Gods verbond. Zoals God namelijk in de persoon van de vader het kind aanneemt, zo kan van het kind ook terecht gezegd worden dat het uit de gemeente wordt buitengesloten, als die vader de weldaad van het sacrament veracht. Het kind draagt dan immers niet het teken en zegel of onderpand van de aanneming tot kinderen. Wij mogen ons niet beklagen over deze strengheid van God, omdat wij allen als kinderen van de toorn en de verdoemenis geboren worden.69)

De tweede reden kan zijn dat de kinderen na volwassen te zijn geworden, de besnijdenis verzuimden of het ermee eens waren dat het door de ouders nagelaten was. Zij worden hier en ook hiernamaals uitgesloten van de vergadering der heiligen. Het oordeel dat hier duidelijk werd in het getuigenis tegen de verachters van de sacramenten, moest de heiligheid van de gehele gemeente bevorderen. Hierom heeft God Mozes willen doden, omdat hij zijn zoon Gersom niet had laten besnijden.70) Zo zijn ook degenen die in de woestijn in de tijd van Mozes geboren waren, niet in het beloofde land gekomen vóór ze besneden waren.71)

34. Hoe lang heeft de besnijdenis stand gehouden?

De inwendige en geestelijke besnijdenis geldt voor altijd; daarom wordt er ook gesproken over een eeuwig verbond.72) Wat het wezen daarvan betreft, moet dat in Christus altijd standhouden, al kunnen de tekenen anders worden. Maar wat het uitwendig gebruik van deze verborgen besnijdenis betreft, geldt dat op de komst van Christus.

  1. Christus is het einde van de wet,73) en daarom moest er toen Christus gekomen was, een einde komen aan de tijd die bepaald werd door de ceremoniën van de wet, zoals die van de tempel74) en de sabbat75). Al het ceremoniële bloed is door het bloed van Christus tenietgedaan en afgeschaft. En dat wat door de besnijdenis werd aangeduid als toekomstig, is nu gekomen; dat is namelijk het zaad van de vrouw: Christus die geboren werd uit een maagd.
  2. De werkelijkheid van de besnijdenis is door Hem aan het kruis gerealiseerd, en daardoor is de scheidsmuur gebroken waardoor Israël van de heidenen werd afgezonderd. Dit betekent dat als iemand besneden wordt, hij eigenlijk ontkent dat Christus gekomen is. Daarmee geeft hij aan dat Christus niet nuttig voor hem is. Zie Galaten 5:22 Zie, ik, Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen.: “Zie, ik, Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen.”
  3. De Here had in Jeremia 311 Te dien tijde, luidt het woord des Heren, zal Ik voor alle geslachten van Israël tot een God zijn en zullen zij Mij tot een volk zijn. 2 Zo zegt de Here: Het volk der ontkomenen aan het zwaard vond genade in de woestijn, Israël, op weg naar zijn rust. 3 Van verre is de Here mij verschenen: Ja, Ik heb u liefgehad met eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken in goedertierenheid. 4 Weder opbouwen zal Ik u, zodat gij gebouwd wordt, jonkvrouw Israëls. Opnieuw zult gij u tooien met tamboerijnen en uittrekken in vrolijke reidans; 5 gij zult weer wijngaarden planten op de bergen van Samaria, en wie ze planten, zullen ook de vrucht genieten. 6 Want de dag is daar, dat de wachters roepen op het gebergte van Efraïm: Komt, laat ons opgaan naar Sion, tot de Here, onze God! 7 Want zo zegt de Here: Jubelt van vreugd over Jakob, juicht om het hoofd der volkeren, verkondigt, looft en zegt: de Here heeft zijn volk verlost, het overblijfsel van Israël. 8 Zie, Ik breng hen uit het land van het noorden en verzamel hen van de einden der aarde; onder hen blinden en lammen, zwangeren en barenden tezamen; in een grote schare zullen zij hierheen terugkeren. 9 Onder geween zullen zij komen en onder smeking zal Ik hen leiden; Ik zal hen voeren naar waterbeken op een effen weg, waarop zij niet struikelen. Want Ik ben Israël tot een vader, en Efraïm, die is mijn eerstgeborene. 10 Hoort het woord des Heren, o volken, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde. 11 Want de Here maakt Jakob vrij en verlost hem uit de macht van wie sterker is dan hij. 12 Zo komen zij jubelend op de hoogte van Sion en stromen toe naar het goede des Heren, naar koren, most en olie, naar schapen en runderen; hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer versmachten. 13 Dan verheugt zich het meisje in de reidans, jongelingen en grijsaards tezamen. Ik verander hun rouw in vreugde. Ik troost en verblijd hen na hun smart. 14 Ik laaf de ziel der priesters met het vette en mijn volk wordt met het goede van Mij verzadigd, luidt het woord des Heren. 15 Zo zegt de Here: Hoor, te Rama klinkt een klacht, bitter geween: Rachel weent om haar kinderen, zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat er geen meer is. 16 Zo zegt de Here: Weerhoud uw stem van wenen, uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, luidt het woord des Heren, zij zullen terugkeren uit het land van de vijand. 17 Ja, er is hoop voor uw toekomst, luidt het woord des Heren, de kinderen zullen naar hun gebied terugkeren. 18 Ik heb werkelijk Efraïm horen klagen: Gij hebt mij getuchtigd, als een ongetemd kalf werd ik getuchtigd; bekeer mij, dan zal ik mij bekeren, want Gij, Here, zijt mijn God. 19 Want nadat ik tot inkeer ben gekomen, heb ik berouw gekregen; nadat ik tot inzicht gekomen ben, heb ik mij op de heup geslagen; ik ben beschaamd, ja, ook te schande geworden, want ik heb de smaad van mijn jeugd gedragen. 20 Is Efraïm Mij een lievelingszoon, een troetelkind, dat Ik, zo vaak als Ik van hem spreek, gedurig weder aan hem denken moet? Daarom is mijn binnenste over hem ontroerd, Ik zal Mij zeker over hem ontfermen, luidt het woord des Heren. 21 Richt u merkstenen op, zet u wegwijzers neer, zet uw hart op de heerbaan, de weg die gij gaat; keer terug, jonkvrouw Israëls, keer terug naar uw steden hier! 22 Hoelang zult gij aarzelen, o afkerige dochter? Want de Here schept iets nieuws op aarde: de vrouw zal de man omvangen. 23 Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Wederom zal men dit woord zeggen in het land van Juda en in zijn steden, wanneer Ik een keer heb gebracht in hun lot: De Here zegene u, rechtvaardige woonstede, heilige berg! 24 Daar zal Juda wonen met al zijn steden tezamen, landbouwers en die met de kudde uittrekken; 25 want Ik verkwik de vermoeide ziel, elke versmachtende ziel verzadig Ik. 26 Hierbij ontwaakte ik en zag op; mijn slaap was zo zoet. 27 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik het huis van Israël en het huis van Juda bezaai met zaad van mensen en zaad van dieren; 28 en het zal gebeuren, zoals Ik wakker ben geweest om hen uit te rukken en af te breken, te verwoesten en te verdelgen en rampen over hen te brengen, zo zal Ik wakker zijn om hen te bouwen en te planten, luidt het woord des Heren. 29 In die dagen zal men niet meer zeggen: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten en de tanden der kinderen zijn slee geworden. 30 Maar ieder zal om zijn eigen ongerechtigheid sterven; ieder die onrijpe druiven eet, diens tanden zullen slee worden. 31 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. 32 Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. 33 Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. 34 Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken. 35 Zo zegt de Here, die de zon overdag tot een licht geeft, die de maan en de sterren verordent tot een licht des nachts, die de zee opzweept, dat haar golven bruisen, wiens naam is Here der heerscharen: 36 Als deze verordeningen voor mijn ogen zullen wankelen, luidt het woord des Heren, dan zal ook het nageslacht van Israël ophouden al de dagen een volk te zijn voor mijn ogen. 37 Zo zegt de Here: Als de hemel boven te meten is en de fundamenten der aarde beneden na te speuren zijn, dan zal Ik heel het nageslacht van Israël verwerpen om al hetgeen zij gedaan hebben, luidt het woord des Heren. 38 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat de stad voor de Here opgebouwd wordt, van de Chananeltoren af tot aan de Hoekpoort; 39 dan gaat het meetsnoer verder rechtuit tot aan de heuvel Gareb en wendt zich naar Goa; 40 en het gehele lijkendal met de as, en al de velden tot aan de beek Kidron, tot aan de hoek van de Paardenpoort oostwaarts, zal de Here heilig zijn; er zal niet weer vernield en verwoest worden in eeuwigheid. een nieuw verbond beloofd. Dat was wel geen nieuw verbond wat het wezen en het doel ervan betreft, want Christus is het wezen en het doel van beide verbonden. Maar in dit nieuwe verbond zijn er wel nieuwe tekenen. De Joden zeggen daarvan dat iets wat eenmaal goed gedaan is, beslist niet behoort veranderd te worden. Dat is echter niet waar, want AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt: ‘Als de situatie van de tijd verandert, vereist de zaak zelf ook vaak verandering van wat tevoren gebeurd is.’
  4. Het woord iholem, eeuwig, betekent niet altijd een tijd zonder einde, maar het kan een bepaalde lange tijdsduur aangeven, of een tijd die ervoor bestemd is een poos te zullen duren. Daarom hebben de apostelen het goed gevonden – en zo hebben ze dat ook vastgelegd – dat aan de heidenen de besnijdenis niet mag worden opgelegd.76) Paulus plaatst ook de doop nadrukkelijk in de plaats van de besnijdenis.77) Dat hij toch Timoteüs besneden heeft, heeft als oorzaak dat de nood dit eiste. Hij heeft er dus aan toegegeven om vrede te houden en de loop van het Evangelie des te meer te bevorderen, totdat de vrijheid die ons door Christus geschonken is, des te beter bekend zou worden.78)

35. Christus is zonder zonde ontvangen en geboren, en in Hem is ook het verbond van de toekomende geslachten vervuld. Hij is eveneens gekomen om de besnijdenis af te schaffen en besnijdt Zelf ook het hart van andere mensen. Waarom moest Hij dan toch besneden worden?

  1. Christus wilde betuigen dat Hij een waar mens was, uit het geslacht van Abraham. Hij is onze Broeder, en zo is Hij ook onze metgezel in één en hetzelfde verbond. Dat is de reden waarom Hij ook het teken van dat nieuwe verbond[, de doop,] heeft willen ontvangen om daarmee aan te geven dat Hij een zaligmaker is van beide verbonden of testamenten.
  2. Hij wilde aan de wet onderworpen zijn, opdat wij door Hem van de vloek van de wet zouden worden verlost.79)
  3. Hij wilde de besnijdenis van de vaderen aan Zijn eigen vlees verzegelen en heiligen, zoals ook onze doop door Zijn doop bekrachtigd wordt.
  4. Hij wilde hiermee ons de tucht van de wet en het gebruik van de sacramenten aanprijzen.
  5. De werkelijke betekenis van de besnijdenis, namelijk het verlies van de oude menselijke natuur, is in de geboorte van Christus niet volkomen vervuld, maar wel in Zijn lijden, sterven en opstanding. Daarom hebben wij niet meer te maken met de vleselijke besnijdenis. Zoals wij immers gestorven zijn door Zijn dood en opgestaan door Zijn opstanding, zo zijn wij ook in Hem ‘met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus’ (Kolossenzen 2:1111 In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus.).

36. Wat betekent het woord “pascha”?

Phase of pesach – waarvan “pascha” of “pasen” is afgeleid maar niet paschê, ik lijd, wat veel ongeletterde mensen wel denken – betekent eigenlijk “doorgang”, “voorbijgang” of “sprong”, waarbij iets voorbijgegaan of voorbij gesprongen moet worden. Maar in bijzondere zin gesproken betekent het:

  1. De voorbijgang, niet zozeer van mensen zoals velen denken maar vooral van de Engel van God, die de eerstgeborenen van de Egyptenaren doodsloeg maar de huizen van de Israëlieten voorbijging zonder iets kwaads te doen; die huizen droegen namelijk naar Gods bevel een teken met het bloed van het lam.80)
  2. Door beeldend taalgebruik is het het jaarlijks terugkerende plechtige feest van Pascha en de tijd van het jaar dat die voorbijgang van de engel plaatsvond. De Here had bevel gegeven om deze grote weldaad waardoor de Israëlieten ongeschonden bleven, blijvend te laten gedenken; en zo was het ook een voorbeeld van de weldaad die in Christus zou plaatsvinden.81)
  3. Door beeldend taalgebruik waardoor de naam van de zaak zelf aan het teken wordt toegeschreven. Denk aan het lam dat op het feest in alle huizen van de Israëlieten geslacht en gegeten werd. Daardoor moesten ze denken aan de voorbijgang van de Engel die de Egyptenaren sloeg en Zijn uitverkorenen spaarde en beschermde. En zo wijst het ook op de uittocht en de verlossing van het volk uit de slavernij in Egypte.82) Op geestelijke wijze werd zo ook het Lam afgebeeld dat de zonden van de wereld wegdraagt en door Zijn dood de Vader ten behoeve van ons verzoent.83) Jesaja spreekt daar ook van in hoofdstuk Johannes 53:7 – “”.: “Als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.”
  4. Door beeldend taalgebruik wordt de naam van het teken aan de betekende zaak gegeven; en zo wordt Christus Zelf het Pascha genoemd, want Hij is de waarheid die met het teken, de schaduw ervan overeenkomt. Zie 1 Korintiërs 5:77 Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus.: “Ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus.” Dit komt overeen met punt 3 hierboven, dus de derde betekenis van de naam “pascha”.

37. Wat is het Pascha of het Paaslam?

Het is een van de twee gewone sacramenten van het Oude Testament die beide door God bevolen zijn aan alle generaties van het volk Israël. Het lam moest een keer per jaar voor elk huisgezin in de tempel geslacht worden en daarna gebraden en gegeten. Dat mochten alleen zij doen die besneden waren en een bepaalde leeftijd hadden bereikt. De betekende zaak die hierdoor werd aangegeven, heeft de volgende aspecten:

  1. De bewaring voor de dood door de engel van het verderf.
  2. De lichamelijke verlossing uit de zware slavernij in Egypte, het gesteld worden in de vrijheid, de ondergang van hun vijanden en tegelijk de toekomende geestelijke verlossing van de zonde, de dood en de macht van satan door het bloed van Christus.
  3. Hiermee werd ook op het eten van de komende Christus gewezen, wat aangeeft dat er een voortdurende en geestelijke vereniging met Hem zou zijn. Daarmee werd de levendmaking en voeding door Christus te kennen gegeven en in herinnering gebracht; en voor hen die het lam in geloof aten, werd dit verzegeld. Aan de andere kant werd hierdoor ook getuigd dat zij dankbaar moesten zijn tegenover God Die hen verlost had. De gelovigen toonden hier mee dat zij aan Zijn macht en heerschappij onderworpen waren. Zie 1 Korintiërs 10:3,43 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, 4 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.: “Zij [aten] allen hetzelfde geestelijke voedsel, en [dronken] allen dezelfde geestelijke drank”.

38. Op welke manier werd het Pascha bediend?

Er zijn hier drie manieren te onderscheiden. De eerste twee zagen op het jaarlijkse Pascha, dat altijd moest gehouden worden; en de derde had betrekking op het eerste Pascha dat in Egypte gehouden en gevierd werd.

  1. Het werd gehouden op de tiende dag van de maand Nisan, die ook wel Abib genoemd wordt84) – dat is een strohalm met een aar, want de gerst had in dat land omstreeks die tijd al aren – of in de maand van de nieuwe vruchten. Dat was een teken van vernieuwing in een tijd dat gewoonlijk alle dingen weer tot nieuw leven kwamen en bomen en struiken weer blad en knoppen kregen. In het Grieks spreken we van xanticos, de lentemaand85), die voor een deel overeenkomt met onze maand maart en voor een deel met de maand april. Bij de Joden was dit de eerste maand van het heilige, ‘kerkelijke’ of ‘wettische’ jaar; dus van de cyclus van de jaarlijkse godsdienstige feesten. Dat jaar begon als de dag en de nacht in de lente even lang waren. Wat het jubeljaar betreft – het jaar van de rust als het land braak moest blijven liggen – en het burgerlijke jaar met al zijn gewone handelingen – dat begon in de maand september, dus vanaf de zevende maand, die de Chaldeeën tifti noemden. Dat was dus vanaf de tijd dat dag en nacht in de herfst even lang duurden. Velen zijn van mening dat omstreeks die tijd de wereld is geschapen, omdat de aarde direct na de schepping rijpe vruchten gedragen heeft, zodat ze ook direct in een volgroeide situatie waren. De Joden beginnen iedere maand ook te berekenen vanaf de tijd dat er nieuwe maan is. Ze noemen het een ‘maand’ als de maan haar loop eenmaal rondom het firmament is gegaan.
    Welnu, op de tiende dag van die lentemaand moest de vader van elk huisgezin van de kudde een lam afzonderen, of in plaats van een lam een geit. Aan dat dier mocht niets mankeren; het moest een jaar oud zijn, maar niet ouder, eventueel wel iets jonger. Op de veertiende dag moest het “tussen de twee avonden” geslacht worden. Die tijd begon op het negende uur, als men het avondoffer begon te offeren, en duurde tot in de nacht. De eerste avond was die van de vallende dag, vanaf het negende uur; de tweede was die van de aanstaande nacht vanaf het twaalfde uur van de dag, dus het laatste gedeelte ervan. Dat geslachte lam moest in zijn geheel, dus met kop, poten, beenderen en ingewanden in het vuur gebraden worden.
  2. Het hele gezin moest met dankbaarheid van dat lam eten. Als het hele lam voor het gezin teveel was, moest men er ook de buren bijhalen. Vanwege het haastige vertrek uit Egypte moesten ze het eten met ongedesemd of ongezuurd brood. En daar moesten ze bittere kruiden aan toevoegen, zodat ze herinnerd werden aan hun vroegere toestand en hun bittere slavernij in Egypte.
  3. De Israëlieten moesten een bundel hysop dopen in het bloed dat ze in een schaal hadden opgevangen, en daarmee moesten ze de bovendorpel en de beide zijposten van ieder huis bestrijken. Als de Heere bij het slaan van de Egyptenaren het bloed zag, zou Hij daardoor aan hun deur en huis voorbijgaan en niet toestaan dat de verderfengel in het huis ging om hen te doden. Ze moesten het ook met hun reismantel aan, met geschoeide voeten en met de staf in hun hand in grote haast eten, als mensen die klaar stonden en erop voorbereid waren om op reis te gaan. En als er iets van overschoot, moesten ze het in het vuur verbranden. Ze mochten tot de morgen toe de deur van hun huis niet uit om zich niet te vermengen met de Egyptenaren, maar ze moesten zich stilhouden en in veiligheid achter het bloed schuilen.86)
    Deze ceremonie van het bestrijken van de bovendorpel en de zijposten, het staande en met haast eten van het lam met de reismantel aan, het geschoeid en reisvaardig zijn, en het niet mogen verlaten van het huis vóór de morgen aanbrak – dat alles was een speciaal gebod geweest voor die ene nacht, toen het volk uit Egypte vertrok en men dat land in haast moest verlaten. Dat moeten we wel weten! Dit gold alleen voor de viering van het Pascha in Egypte. Daarom wordt er over deze ceremonie niet opnieuw gesproken bij de instelling van het jaarlijks te vieren Pascha.87)
    Het staat dus vast dat Christus niets tegen de Wet heeft gedaan toen Hij bij het eten van het paaslam aan de tafel aanlag, en na die maaltijd naar de olijven-hof is gegaan, zoals de evangelisten vertellen. We moeten er ook de aandacht op vestigen dat het paaslam na de verovering van het land Kanaän niet door ieder in zijn eigen huis geslacht werd, zoals dat in Egypte gebeurde. Dat slachten gebeurde nu door de levieten in de tempel, vlak vóór de ark.88) Het lam werd echter wel door ieder met een aantal personen in zijn eigen huis tijdens de maaltijd gegeten.

39. Waarvoor dienen al de dingen die over het paaslam gezegd zijn?

  1. Als gedenkteken van wat gebeurd is, namelijk de weldaad van God waardoor de Israëlieten in die bewuste nacht in Egypte bewaard werden door de engel des Heren die alle eerstgeborenen in Egypte doodde; maar voorbijging aan de Israëlitische huizen die met bloed bestreken waren.
  2. Als profetie en voorbeeld voor wat in de toekomst zou gebeuren, namelijk dat Christus op de bestemde tijd – door Paulus de volheid des tijds genoemd89) – naar de wereld zou worden gezonden.
    1. God eiste een lam dat zonder gebrek en zonder enige smet was. Het werd afgezonderd van de rest van de kudde, om hierdoor al te weten dat er om God te verzoenen een kostbaarder verzoeningsoffer nodig was dan men in het hele menselijke geslacht kon vinden. Het moest een onschuldig lam zijn om daardoor uit te beelden hoe onschuldig hét Lam was. Hij was afgezonderd van de zondaren en aan de Vader gehoorzaam, en daardoor vervulde Hij de wet op een volkomen manier. Hij was getooid in hemelse zuiverheid en daarom werd Hij door de Heilige Geest in de maagd [Maria] ontvangen om de zonden van de mensen weg te nemen.
    2. Het moest een mannetjeslam zijn, om daarmee aan te geven dat het Lam machtig en sterk zou worden. Het Lam werd in de Persoon Jezus begiftigd met mannelijke kracht om de zonden van de wereld weg te nemen, het rijk van de zonden uit te roeien en ons te verlossen van de dienstbaarheid aan de zonde en de duivel. Zo klonk het al in de tekst van Jesaja 53:1212 Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.: “met machtigen zal hij de buit verdelen”; en ook in Psalm 68:1919 Gij zijt opgevaren naar den hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd; Gij hebt gaven in ontvangst genomen onder de mensen, ja ook van weerspannigen - om daar te wonen, o Here God.: “U bent opgevaren naar omhoog, U hebt gevangenen weggevoerd, U hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen” (HSV).90) Het moest echter ook een eenjarig lam zijn, dus nog teer en zwak. Naar Zijn menselijke natuur was het Lam vertrouwd met ziekte,91) want Hij moest zijn als “een die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen” (Hebreeën 4:1515 Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen.).
    3. God wilde dat het lam vier dagen lang verzorgd zou worden, namelijk vanaf de tiende dag van de eerste maand tot het einde van de veertiende dag. Daarmee werd aangegeven dat Christus niet direct na Zijn geboorte gedood zou worden, maar dat Hij een tijdlang – een tijd die door de Vader was bepaald – het Evangelie in het openbaar zou verkondigen en bevestigen.
    4. Het moest “tussen de avonden”, dus in de schemering, geslacht worden om daarmee uit te beelden dat dit Lam ten slotte in de avond van de dagen, dus in de volheid van de tijd92) of in de jongste tijd, voor de mensen – dus voor al degenen die in het boek des levens geschreven staan – door heel de menigte zou gedood worden.
    5. De deurposten moesten met het bloed van het lam besprengd worden. Daarmee moest men aangeven dat al de harten van de gelovigen besprengd, gedoopt, getekend, gezuiverd en geheiligd moesten worden door het geloof dat op de verdiensten van het Lam steunt. De besprenging moest gebeuren met een bundeltje hysop, dat wil zeggen: door de zuiverende kracht van de Heilige Geest. Daarvan wordt gesproken in Psalm 51:99 Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein, was mij, dan ben ik witter dan sneeuw.: “Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein.” En in 1 Petrus 1:22 de uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus: genade en vrede worde u vermenigvuldigd. lezen we: “In heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus”, terwijl de apostel in vers 1919 maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam. zegt: [“Gij zijt vrijgekocht] met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam.” Bovendien wordt de duivel, de verderver, door het bloed van Christus uit onze hart geweerd, als de posten ervan met het bloed besprengd zijn. Dan worden wij bewaard voor Gods toorn en worden alle dingen “door het bloed zijns kruises” verzoend, “hetzij wat op de aarde. hetzij wat in de hemelen is” (Kolossenzen 1:2020 en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.).
    6. Door de andere ceremoniën heeft God te kennen gegeven dat men het Lam Christus geheel en al, met hoofd, voeten en ingewanden – dus niet uit elkaar gescheurd – door het geloof moet eten en Hem in het hart moet afdrukken. Zelf zegt Hij het zo: “Mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven” (Johannes 6:55,5655 Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. 56 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.).
    7. Men moest het lam gewoonlijk met de buren eten; dat wil zeggen: met de heidenen. De heidenen moesten immers door de stem van het Evangelie tot de gemeenschap met Christus gebracht worden.
    8. Men moest het lam niet rauw eten en ook niet in water gekookt, maar het moest als het ware door het vuur van Gods oordeel gebraden worden. Zo was het beproefd door de vuurbrand van het kruis en de benauwdheden. Het wijst er ook op dat men alle huichelarij, de ergernis ten aanzien van het kruis, de vleselijke zorgeloosheid en alle menselijke overwegingen en gedachten over goddelijke zaken moet afleggen en uitbannen.
    9. Men moest het allereerst eten met ongezuurde broden van oprechtheid en waarheid, zoals in 1 Korintiërs 5:7,87 Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. 8 Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid. gezegd wordt: “Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn (…). Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren (…) met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.” Het moet dus zonder zuurdeeg gegeten worden. Daarmee wordt niet het zuurdeeg van het Koninkrijk der hemelen bedoeld, waarover in Matteüs 13:3333 Nog een gelijkenis sprak Hij tot hen: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was. gesproken wordt. Daar staat namelijk: “Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem …”. Nee, hier gaat het over de oude zuurdesem van goddeloosheid en ongerechtigheid, over de slechtheid van een Herodes met zijn kwade geweten, en over de verkeerde leer van de Farizeeën. De Here Jezus spreekt daarvan in Matteüs 16:6,11,126 Jezus zeide tot hen: Ziet toe en wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën. (...) 11 Hoe begrijpt gij niet, dat Ik u niet van broden sprak? Maar wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën. 12 Toen zagen zij in, dat Hij hun niet gezegd had zich te wachten voor de zuurdesem [der broden], maar voor de leer der Farizeeën en Sadduceeën.: “Wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën.” En ten slotte ook zonder de zuurdesem van een slechte handel en wandel, waarover de apostel getuigt: “Een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur” (Galaten 5:99 Een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur.).93)
      Men moest het vervolgens ook eten met bittere kruiden of sauzen. Dit wijst erop dat men de bittere dienstbaarheid aan de zonde en de andere vijanden die ons onderdrukten, moest verafschuwen. Het wil ook zeggen dat men met bitterheid en verslagenheid van het hart, en ook met een ernstige boetvaardigheid en droefheid over de zonde moet zuchten. Zo moeten we de overblijfselen van de oude Adam doden, en met een brandend hart verlangen naar de genade van Christus.
    10. God heeft hun die het paaslam aten, daarmee willen leren dat ze als reizigers gekleed moesten zijn. Ze moesten de gordel van de waarheid dragen, zoals de apostel daarover spreekt in Efeziërs 6:1414 Stelt u dan op, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het pantser der gerechtigheid., en de lendenen omgord hebben. Daarmee zou men des te beter toegerust zijn om de weg van Gods geboden te gaan. Door de gordel van het geloof en de gerechtigheid kan men het vleselijke verstand, de begeerten en de zondige lusten die tegen de Geest strijden, intomen en eronder houden. Ze moeten ook geschoeid zijn, dat wil zeggen de bereidvaardigheid van het Evangelie hebben om de voortgang daarvan te bevorderen. Zo toegerust met de kennis van het Evangelie des vredes, moet men vele malen de strijd aangaan, veel gevaren trotseren en alle voorkomende ergerlijke omstandigheden en oorzaken van zonde in het oog houden. Al deze zaken vormen gevaren die als distels, doornen en slangen te werk gaan, waardoor de voeten van hen die God vrezen soms gepijnigd worden. Maar bovendien moet men steunen op de geestelijke staf van de beloften van Gods Woord. Daarmee kunnen ze een rechte weg gaan, en als ze struikelen zich daarmee weer oprichten. De psalmdichter spreekt hiervan in Psalm 23:44 Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij.: “Uw stok en uw staf, die vertroosten mij.”
    11. Het lam moest gegeten worden door mensen die bleven staan en haast hadden. Dat wil zeggen: door mensen die op de weg van dit sterfelijke leven niet ergens vermoeid gaan zitten en niet treuzelen in het geestelijke Egypte of Babel. Nee, zij moeten het rijk van de satan met haast verlaten en – zoals vrome reizigers dat horen te doen – zich al zuchtend en zwoegend weghaasten uit het jammerdal van dit leven naar het hemelse vaderland om daar het burgerschap te ontvangen.
    12. Het lam moest ook binnenshuis gegeten worden. Dat wil zeggen dat men de geestelijke gemeenschap der gelovigen in het ene lichaam en in het hoofd Christus moet realiseren en onderhouden.
    13. God wilde niet dat er ook maar één been van dat lam gebroken zou worden. Met dat voorbeeld wilde Hij aangeven dat het zo ook met Zijn Zoon zou gebeuren. Juist omdat Zijn benen niet gebroken werden (Johannes 19:3333 maar toen zij bij Jezus gekomen waren en zagen, dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijn benen niet.), moest dat als een zichtbaar teken erkend worden als bewijs dat Hij het ware Pascha is.

40. Waarom heeft Christus Zijn Heilig Avondmaal in plaats van het sacrament van het Pascha ingesteld?

Om te bewijzen dat de profetieën die door het Joodse Pascha werden uitgebeeld in Hem vervuld zijn. Bij het vroegere Pascha ging het om het lichaam en bloed van het vlekkeloze en onschuldige lam. Door het eten van het lam en door het bloed werden elk jaar de verlossing van de eerstgeboren Joodse jongetjes en de bevrijding uit Egypte in herinnering gebracht. Dat was een aansporing om werkelijk dankbaar te zijn, en het was ook een teken van de verlossing die door Christus zou worden aangebracht. Maar in het Nieuwe Testament brengt het gekruisigde lichaam van het waarachtige en eeuwige Lam Gods met Zijn bloed dat tot vergeving van zonden is uitgestort, nog veel heerlijker dingen teweeg dan de uittocht van het volk uit Egypte voor de Joden deed.

Het Avondmaal des Heren is ook ingesteld met het doel dat wij door het eten en drinken van het lichaam en het bloed van het Lam Gods de hoogste en eeuwige genadeweldaden ontvangen. Dat geldt dan niet maar voor één jaar, maar voor altijd! Die genadeweldaden bestaan uit de zaligheid en veel andere weldaden die door de dood van Christus voor ons verworven en verkregen zijn. Daar mogen we elke keer weer aan denken en zo mogen we dit sacrament vieren. Dat is ook Christus’ eigen opdracht, want Hij heeft gezegd: “Doet dit tot mijn gedachtenis” (Lucas 22:1919 En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis.); en zo had ook de Here over het Pascha gesproken: “Deze dag zal u een gedenkdag zijn” (Exodus 12:1414 En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de Here; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren.).

Hier komt nog bij dat van het Pascha gezegd werd dat geen vreemdeling en ook geen onbesnedene daarvan mocht eten. Het mocht alleen gegeten worden door een ingezetene van het land die tot zijn jaren gekomen was en was onderwezen in de geheimen die het Pascha inhield. Zo is het ook met het Avondmaal. Het verbond dat met God gemaakt is, wordt hierin vernieuwd; en daarom mag men dat met niemand delen dan alleen met hen die besneden van hart zijn en door de doop huisgenoten van God en metgezellen van Zijn verbond zijn geworden. Het Avondmaal is niet bestemd voor hen die onrein van hart zijn, die daarvan geen kennis hebben en daar onverschillig tegenover staan. Nee, het is alleen voor de gelovigen bestemd, die door het geloof gereinigd zijn. Ze zijn in Christus’ Naam gedoopt en onderwezen in de verborgenheid van Zijn dood.

En zoals ook het paaslam met dankzegging gegeten werd, zo behoren ook wij het Avondmaal van de Here met dankzegging te gebruiken. En ten slotte was het een tot grote blijdschap van het hart als men het paaslam mocht eten. Zo is het ook voor de gelovigen nu een grote vreugde om het brood des Heren te eten.

41. Er is maar één lam tot zondoffer geofferd om verlossing voor het volk te verkrijgen. Waarom heeft God dan geboden dat in ieder huis een lam moest worden geslacht? Dan lijkt het er toch op dat ieder voor zichzelf een eigen verzoenoffer moest brengen?

Inderdaad werden zij allen door hetzelfde bloed [van dat ene lam] beschermd tegen het verderf, maar toch heeft God gewild dat ieder huisgezin zich die verlossing zou toe-eigenen [door een eigen lam]. Daardoor werd men hieraan herinnerd en gevoelde men de genade die zij ontvangen hadden des te levendiger. Zo is het nu ook met de doop. We hebben allen dezelfde doop waardoor wij allen in het lichaam van Christus gevoegd worden; en toch ontvangt ieder persoonlijk het doopsel, om er des te zekerder van te zijn dat men deel heeft aan de aanneming tot kinderen, en dat men dus een lidmaat van de gemeente is.

42. Waarom wordt Christus Jezus in Openbaring 13:8 het Lam genoemd dat sinds de grondlegging der wereld geslacht is? Paulus zegt toch dat Hij éénmaal in de voleinding der eeuwen verschenen is om door zijn offer de zonde weg te doen? (Hebreeën 9:26).

  1. Vanwege de vrucht van Zijn dood. Die heeft weliswaar op een bepaald tijdstip plaatsgevonden, maar de kracht ervan heeft de vroegere geslachten niet minder geholpen, want ook hun is de rechtvaardiging en heiliging ervan toegerekend – evenals Zijn dood nu ook ons helpt en toegerekend wordt.
  2. Omdat Christus het Lam Gods is dat de zonde van de wereld wegneemt en dat één offerande voor altijd hen die geheiligd worden volmaakt heeft (Hebreeën 19:14.).
  3. Omdat Hij geslacht is vanwege de zonde, die nu vanaf het begin van de wereld is uitgewist.
  4. Omdat Hij vanaf de grondslagen der aarde tot een offer is bestemd.
  5. Omdat Jezus Christus gisteren en heden dezelfde is en tot in eeuwigheid (Hebreeën 13:88 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.).
  6. Vanwege het feit dat Hij wel niet altijd dezelfde is geweest wat Zijn natuur betreft, maar Hij is wel altijd dezelfde is geweest door de kracht van het geloof. Het geloof doet immers de dingen er zijn die men hoopt en bewijst de dingen die men niet ziet (Hebreeën 11:11 Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.).
  7. Vanwege het feit dat Christus als het Hoofd van de gehele algemene Kerk ook Degene is die de verkiezing in Hem werkt van alle gelovigen uit zowel het Oude als Nieuwe Testament – en zo ook de roeping, de rechtvaardiging, de heiliging en de verheerlijking.

43. Waarom werd het bloed van het paaslam niet gedronken, maar alleen gesprengd aan de deurposten en de bovendorpel?

Omdat het vanaf de tijd van Noach geboden was niet alleen het bloed van mensen maar ook bloed van dieren niet te drinken.94) Het verbod daarvan is door de komst van Christus opgeheven, hoewel het toch nog enige tijd verboden was om de zwakheid van de broeders wat tegemoet te komen.95)

44. Waren er in de tijd van het Oude Testament niet méér sacramenten?

Er zijn er wel meer geweest, zoals de sabbat, de ark van het verbond, de wassingen en dergelijke, maar deze behoren in strikte zin gesproken toch veel meer een voorbeeld genoemd te worden dan een sacrament. Ze worden namelijk nergens met de sacramenten van het Nieuwe Testament vergeleken, maar de belangrijkste reden is wel dat ze de belofte van genade meer verklaren dan ze door toe-eigening aan ieder persoonlijk verzegelen.

  1. De sabbat of rustdag – zo genoemd naar het Hebreeuwse woord voor ‘rusten’ – was onder de wet [in het Oude Testament] ingesteld om die dag te besteden aan de dienst van God, dus om te bidden en te preken, te offeren en aalmoezen te geven en de gemeente in het geloof op te voeden en te versterken.96) Het doel ervan was dat de Israëlieten zichzelf en hun personeel niet zouden vermoeien door altijd maar te werken,97) maar juist dat ze altijd zouden denken aan de werken van God in de schepping,98) aan de verlossing uit de dienstbaarheid in Egypte en aan de verlossing door Christus. Zo is deze dag ook een zegel of pand en een getuigenis van de heiliging, die duidelijk maakt dat de Here alleen Zijn volk door Zijn Geest heiligt; zie Exodus 31:1313 Gij dan, spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Here ben, die u heilig., waar we lezen dat de sabbat “een teken [is] tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet dat Ik de Here ben, die u heilig.” Paulus zegt daarvan dat dit ook door Christus gebeurt, “want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één” (Hebreeën 2:1111 Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen.). De sabbat is ook een teken van de altijddurende en geestelijke rustdag, waarin wij moeten ophouden met elk werk van dienstbaarheid. Dat wil zeggen: we moeten de zonden nalaten en afzien van onze eigen wil, God Zijn werk in ons laten verrichten, en ons door Christus in God verheugen. De sabbat is ook een schaduw van de hemelse rustdag, dus van de eeuwige rust in God, die wij door het geloof zullen ontvangen als we uit ons vlees met zijn moeiten ontbonden zullen zijn. Dan zullen we ons in God verblijden en in Hem rusten; “en het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat” (Jesaja 66:2323 En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Here.).
  2. De ark van het verbond leert drie dingen:
    1. Christus is de Bewerker van het verbond tussen God en de uitverkorenen.
    2. Ze was een zichtbaar getuigenis van Gods tegenwoordigheid. In Exodus 25:2222 En Ik zal dáár met u samenkomen en van het verzoendeksel af, tussen de beide cherubs op de ark der getuigenis, over alles met u spreken wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zal. zegt de Here tegen Mozes: “Ik zal dáár met u samenkomen en van het verzoendeksel af, tussen de beide cherubs op de ark der getuigenis, over alles met u spreken wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zal.” Daarom wordt ze – en dat is voor sacramenten met een voorbeeldfunctie heel gewoon – ook in beeldende zin ook wel Koning der heerlijkheid en Jehova, God de Here, genoemd. Als de ark voorttrekt, zegt Mozes: “Sta op, Here, opdat uw vijanden verstrooid worden en uw haters van uw aangezicht wegvluchten.” En als ze weer werd neergezet, sprak hij: “Keer weder, Here, tot de tienduizenden der duizenden Israëls” (Numeri 10:35,3635 Wanneer nu de ark opbrak, zeide Mozes: Sta op, Here, opdat uw vijanden verstrooid worden en uw haters van uw aangezicht wegvluchten. 36 En wanneer zij bleef rusten, zeide hij: Keer weder, Here, tot de tienduizenden der duizenden Israëls.).99)
    3. Ze was ook een voorbeeld van Christus, in Wie alle schatten van wijsheid en verstand zijn. Het sittim- of cederhout vermolmt niet en scheidt een heel heldere en heerlijk ruikende hars af; en dat hout wordt ook wel “het leven van de gestorvenen” genoemd, omdat het dode lichaam erin voor vertering bewaard wordt. Zo wijst dat dode lichaam op de kracht en de verdienste van Christus’ bloed.

      De volgende dingen waren in de ark of de kist van het verbond:
      1. De gouden kruik waarin het manna was; het manna beeldt Christus af, Die het brood des levens is.100)
      2. De staf van Aäron, die gebloeid had; dit zag op het priesterambt van Jezus Christus. Zijn priesterstaf was eerst als een dorre staf in de wereld, maar na Zijn dood en opstanding is ze beginnen te bloeien en brengt ze zoete vruchten van het heilig Evangelie voort onder de heidenen.101)
      3. De stenen tafelen van het verbond, waarin de Tien Geboden door Gods vinger gegrift waren;102) ze wijzen erop dat Christus de vervulling van de wet is.
      4. Er lag een gouden deksel op de ark, dat de genadestoel genoemd werd, terwijl de Griekse vertaling over het v verzoendeksel spreekt. Dat deksel betekent Christus, de Middelaar, die de verzoening is voor onze zonden en de schaduw die ons bedekt tegen de toorn en het verschrikkelijke oordeel van God.103)
      5. De belofte die God hierbij gaf,104) maakte duidelijk dat God vanaf deze plaats als vanaf de stoel van Zijn goddelijke antwoorden zou spreken. Daar zou Hij Christus verhoren Die de ware zetel en woonplaats van Gods is. Hij is het Woord van de Vader waardoor Hij tot ons spreekt en om Wiens wil God ons verhoort. In Johannes 15:1616 Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aangewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven, opdat de Vader u alles geve, wat gij Hem bidt in mijn naam. lezen we dat de Vader alles zal geven “wat gij Hem bidt in mijn naam”.
        De twee cherubs die op het verzoendeksel stonden waren met hun vleugels aaneengevoegd en zagen met hun gezicht naar de ark. Dat wijst op de overeenstemming in de leer die er is tussen de profeten en de apostelen. Het wijst ook op het grote verlangen van de engelen om geheel de verborgenheid van de zaligheid te kunnen doorgronden.105) Die zaligheid hebben ze direct nadat Christus geboren was en nog in de krib lag, aan het volk verkondigd.
      6. De kist of de ark van het verbond was zelf ook een voorbeeld van de gemeente der uitverkorenen. Zij wordt gevoed met hemels manna en naar de wijze van Melchizedek door de scepter van de priester geregeerd. Gods wet is in de tafelen van hun hart ingegrift en zo is ze een bewaker van de boeken der profeten en apostelen. En zoals het koper het vergulde goud van de huichelaars verbeeldde, zo was het gelouterde goud waarmee de kist overtrokken was, een beeld van de gelovigen, die in het vuur van de verdrukkingen beproefd worden.106) Zo worden zij terecht als werkelijk “gouden” mensen gesteld boven de Joden en de goddeloze mensen.
      7. De draagstokken wijzen op de dienaren, de herders en de leraars van de gemeente; ze zijn gezanten en boodschappers van Christus.
  3. De afwassingen gaven aan dat de zonden van de gelovigen zouden worden afgewassen door het bloed van Christus; en nog dagelijks hebben zij als geheiligde mensen reiniging en zuivering nodig.107)
    Het land Kanaän was als het ware een verzegelde brief en erepenning van Christus’ belofte en de hemelse erfenis.

Er kunnen meer dingen genoemd worden:

  1. Zo zag het offer van Izak108) op het offer dat Christus bracht.
  2. De zegening door Jakob van Efraïm en Manasse gebeurde door het kruiselings opleggen van de handen;109) en dat wijst op de ongelijke bestemming van hun nageslacht.
  3. De koperen slang wijst op de waarheid als de banieren van de gekruiste Christus worden opgeheven.110)
  4. Het hout dat in het bittere water werd geworpen waardoor dat zoet werd,111) wijst op de stronk uit de stam van Isaï, waardoor allen die vermoeid en belast zijn, worden verlevendigd.
  5. De Israëlieten gingen zeven dagen lang rond Jericho;112) dat wijst erop dat alle machten en krachten van deze wereld door het geluid van de bazuinen van het Evangelie teniet worden gedaan. Daarvan spreekt Psalm 19:55 toch gaat hun prediking uit over de ganse aarde en hun taal tot aan het einde der wereld. - Hij heeft daarin een tent opgeslagen voor de zon.: “Hun prediking [gaat] uit over de ganse aarde en hun taal tot aan het einde der wereld.”113)
  6. Naäman wordt in de Jordaan tot zevenmaal ondergedompeld;114) dat wijst op het afgewassen worden van de zonde of geestelijke melaatsheid door het bloed van Christus.115)
  7. De mond van de profeet Jesaja werd aangeraakt door een gloeiende kool, die een van de serafs met een tang van het altaar genomen had;116) dat geeft aan dat de profeet moest verlicht worden door de Heilige Geest en dat het Woord van de Here in zijn mond gelegd werd. Ezechiël at de boekrol op;117) dat geeft aan dat men Gods Woord in het binnenste van zijn hart moet opsluiten. Zo werd later in de tijd van de vroege kerk ook de zalving door de apostelen en andere heilige mannen gebruikt – vanuit het geloof en niet buiten het wonder en het gebed om.118) Dat wijst naar de tegenwoordigheid en de heilzame kracht van de Geest, waardoor God ons geneest en gezond maakt. De blindgeborene kreeg het gezichtsvermogen van Christus, nadat Hij diens ogen met slijk bestreek en hem naar het badwater Siloam stuurde. Dat wijst erop dat de ogen van het verstand door Christus moeten worden verlicht.

En zo zou er meer te noemen zijn. Maar deze dingen spelen zich meer in het verborgene af dan de sacramenten, omdat ze maar op enkele personen betrekking hebben en slechts voor een korte tijd duren. In de sacramenten wordt ons in het teken getoond, wat God ons werkelijk aanbiedt en het geloof ontvangt. Maar in de hierboven genoemde voorbeelden worden de toekomende of de vroegere zaken alleen afgebeeld en uitgeschilderd.

45. Waarin komen de offers en de sacramenten overeen, en waarin verschillen ze van elkaar?

Ze hebben met elkaar gemeen dat ze beide door God zijn ingesteld en hun betekenis als zegel en onderpand gehad hebben. Het slachten van een redeloos dier gaf aan dat de menselijke natuur door de zonde aan de beesten gelijk geworden is,119) en dat de mens daarom schuldig is de dood te ondergaan en daaruit ook niet gered kan worden dan alleen door een slachtoffer. Vervolgens wees het offeren van het dier op een altaar ook aan dat Christus, het ware offerlam, aan het kruishout voor God voor onze zonde zou geofferd worden.

Ze verschillen van elkaar wat betreft het doel en de manier waarop ze ontvangen en gegeten worden. Het sacrament geeft niet aan dat wij iets aan God offeren, maar juist dat het ons door God aangeboden wordt en wij het van Hem ontvangen. Het offer daarentegen wees erop dat wij iets aan God offerden en opdroegen zoals Hij had ingesteld en geboden. Daarom werd dat ook een offer genoemd.

Er waren twee soorten offers:120)

  1. Gaven als offers van dingen die geen leven in zichzelf hadden,121) zoals meel, koeken, de eerste schoof van de oogst, en de tienden van iets. Deze moest men onderscheiden van het offer of de inwijding van de eerstgeborenen, waarover men leest in Exodus 13:1212 dan zult gij al wat het eerst uit de moederschoot voortkomt, de Here wijden; ook van elke eerste worp van het vee dat gij hebt, zullen de mannelijke dieren voor de Here zijn. en 22:2929 Gij zult niet talmen, van uw graan- en van uw wijnoogst te geven. De eerstgeborene van uw zonen zult gij Mij geven..
  2. Slachtoffers of offers van dieren die gedood werden uit het grootvee zoals een rund en een kalf; of uit de kudden van de schapen en geiten, zoals een ram, een geit en een bok; of van de vogels, zoals een tortelduif, een jonge duif of een musje.122)

Sommige sacramenten onder de wet zijn tegelijk ook enigszins een uitwendig offer geweest, zoals het paaslam dat met name een offer genoemd werd; maar die gedachten mag men beslist niet hebben ten aanzien van de sacramenten die in de christelijke gemeente onderhouden worden. Het enige en volmaakte offer Christus heeft namelijk alle uitwendige offers tenietgedaan.

Vervolgens verschillen de offers van de sacramenten wat uitwendige toedracht en daden betreft. Sommige offers werden met vuur verbrand. Dat gebeurde soms in zijn geheel, zoals de brandoffers. Deze offers werden op het altaar [in tabernakel of tempel] gebracht of buiten het leger of de stad.123) Soms gebeurde het ten dele, en ook dan sprak men van een offer; van dat offer kregen de priesters een deel. Het vuur werd gebruikt om daarmee de zuiverheid van het offer van Christus te kennen te geven; tegelijk wees het vuur ook op de eeuwige Geest door Wie Hij aan God is geofferd.124)

Maar datgene wat gegeten of in het lichaam aangebracht werd, was om zo te spreken het eigenlijke sacrament. Daarom is het altaar bestemd voor de offers, maar voor het sacrament dat gegeten wordt, gebruikt men een tafel. De apostel zegt dan ook in 1 Korintiërs 10:2121 Gij kunt niet de beker des Heren drinken èn de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben èn aan de tafel der boze geesten.: “Gij kunt niet de beker des Heren drinken én de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben én aan de tafel der boze geesten.” Daar blijkt uit dat de gemeenten in de vroege christelijke gemeenten geen altaar gekend hebben. De uitspraak in Hebreeën 13:1010 Wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen eten., namelijk “Wij hebben een altaar”, betekent niet een materieel altaar van hout of steen, maar in beeldende zin is dat Christus.

Andere offers waren weer zoenoffers, die gebracht werden voor de zonde van de priester, van heel het volk en van de vorsten;125) of ook wel voor een bepaalde misdaad.126) Deze zoenoffers zijn een voorafschaduwing geweest van het ware zoenoffer dat Christus voor de zonden bracht bij God. Sommige van deze offers zijn ingesteld tot wijding, waardoor de priesters gewijd werden.127) Sommige waren ook een dankoffer, zoals het vredeoffer of het offer tot zaligheid. Ze waren onderverdeeld in verschillende soorten, zoals het lof-offer, het geloofsoffer en het vrijwillige offer.128)

Daarom mogen de sacramenten die met gebed en dankzegging wettig zijn uitgevoerd, ook in enige mate een offer genoemd worden, maar dan alleen een dankoffer, dus zonder bloed, en geen zoenoffer. Er is immers geen offer meer nodig dat gebracht moet worden, omdat er ook geen vergeving van zonden meer verdiend moet worden. Het enige offer tot verzoening dat [Christus voor ons] gebracht heeft, moeten we door het geloof aannemen.129)

Toch getuigt de apostel in Hebreeën 13:1515 Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden. dat ons twee soorten van dankoffer nagelaten zijn, namelijk een lof-offer of een offer van dankzegging, én offers van weldoen en van gemeenschap der heiligen. Deze offers zijn Gode welgevallig, want ze zijn vruchten van Christus Die door het geloof in ons woont. Daar voegt de apostel de zachtmoedigheid nog aan toe, oftewel het offer van onszelf. Dat noemt hij door middel van beeldspraak een levend, heilig en Gode welgevallig offer, namelijk onze redelijke – dat wil zeggen: geestelijke – godsdienst.130) In deze lijn liggen ook het offeren van het lichaam tot martelaarschap, en de offers van geloof, van goede werken en van de verkondiging van het Evangelie131) – in zoverre de mensen door het geestelijke zwaard van God geofferd en toegewijd worden.132)

Hoewel er in de goede werken van de christenen, zoals door aalmoezen en dergelijke, iets uitwendigs is, worden ze toch vanwege dat uitwendige aspect geen offer genoemd. Er is dus geen sprake van uitwendige, maar van geestelijke offers; en daarom worden alle gelovigen ook wel priesters genoemd.133)

46. Is het niet nodig dat we Christus ook vandaag aan de dag nog offeren, zodat Zijn offer, eenmaal aan het kruis gebracht, aan ons ook toegeëigend wordt?

Op geen enkele manier!

  1. Juist het feit dat Zijn offer ons toegeëigend wordt, maakt duidelijk dat dit van te voren al is gebeurd. Het strijdt bovendien ook met elkaar dat iets wat al gedaan is, weer opnieuw gedaan moet worden.
  2. Op dezelfde manier zou Christus ook weer opnieuw mens moeten worden, sterven en opstaan, zodat de vrucht van Zijn menswording, dood en opstanding aan ons toegeëigend zou worden.
  3. De toe-eigening van het offer is het offer zélf niet.
  4. De kracht van Christus’ offer wordt ons inwendig toegeëigend door de kracht van de Heilige Geest, en uitwendig door de verkondiging van het Woord en door de sacramenten die Christus heeft ingesteld.134) Zo dikwijls namelijk als het Evangelie verkondigd wordt en de sacramenten naar de instelling van Christus bediend worden – zo dikwijls wordt Christus geofferd of opgedragen. En dan niet aan God, maar aan ons, opdat wij Hem door het geloof aannemen en Hem met ons hele hart als het ware met beide armen omhelzen. Nadat Christus in de wereld gekomen is en Zijn offer éénmaal gebracht heeft, is er geen uitwendig en daadwerkelijk offer meer overgebleven om opnieuw gebracht te worden.
    1. Christus sterft niet meer, en de dood heerst niet meer over Hem.135)
    2. Door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden. En wij zijn geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, dat eenmaal heeft plaatsgevonden.136) Zo is Hij eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf.137)

47. Er is maar één Christus, maar hoe komt het dan dat er zoveel sacramenten en offers ingesteld zijn geweest?

AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt hiervan dat dit zo is opdat verstandige mensen meer en meer gewezen zouden worden op de komende Christus; en opdat onverstandige mensen onder zo’n groot getal van tekenen er minstens één zouden vinden waardoor ze kunnen begrijpen wat hun beloofd was.

48. Maar waarom heeft men in het Oude Testament méér sacramenten gehad dan wij nu hebben?

Omdat de Kerk toen begon te bestaan en men veel minder wist over Christus dan ons na Zijn komst in de wereld bekend is, nu Hij Zijn lang verwachte offer heeft gebracht.

49. Wat voor tekenen zijn de sacramenten?

Het zijn gedenktekens die ons alles wat gebeurd is, zoals het lijden en de dood van Christus, in de herinnering brengen. Het zijn ook tekenen die vooruit wijzen en ons spreken over de dingen die nog gebeuren moeten, zoals de opstanding en de toekomstige heerlijkheid die in ons werkelijkheid zullen worden. Maar dat niet alleen! Het zijn ook tekenen van de dingen en gaven die er nú zijn en die we daadwerkelijk en waarachtig mogen genieten – dingen die iets be-tekenen en daarvan ook een zegel en een onderpand zijn.138)

50. Wat zijn de sacramenten van het nieuwe verbond?

Het zijn tekenen die door God zijn ingesteld en in het evangelie zijn bekendgemaakt. Daardoor worden het nieuwe verbond dat in het bloed van Christus bevestigd is, de belofte van genade en de gerechtigheid door het geloof in de Middelaar Christus Die nu gekomen is, te kennen gegeven en verzegeld tot aan de wederkomst van Christus.139)

Anderzijds worden wij hierdoor vermaand om onze verplichtingen tegenover God en onze naasten te bewijzen.140)

51. Hoeveel sacramenten heeft de christelijke kerk?

Niet meer dan twee; het ene is ter inlijving of inplanting en wedergeboorte, namelijk de doop. De doop is in de plaats van de besnijdenis en de andere reinigingen onder de wet gekomen. Het tweede is tot voeding, namelijk het Avondmaal des Heren, dat door het paaslam werd uitgebeeld.

Waarom maar twee sacramenten?

  1. De Here Jezus heeft alleen deze twee sacramenten ingesteld.141)
  2. Hij heeft aan de dienaren van het Nieuwe Testament bevolen om alleen deze twee op een wettige manier te bedienen.142)
  3. Alleen de doop en het Avondmaal verzegelen de gerechtigheid van het geloof.143)
  4. Ook Paulus spreekt niet over méér verzegelingen en panden die we met Christus als ons Hoofd hebben; zie 1 Korintiërs 12:1313 want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt.: “Door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, (…) en allen zijn wij met één Geest gedrenkt.”
  5. De eerste apostolische kerk heeft ook niet méér sacramenten gebruikt.144)
  6. Jezus Christus heeft Zelf alleen deze twee sacramenten deelgenomen.145)
  7. De voetwassing waarover men leest in Johannes 13:55 Daarna deed Hij water in het bekken en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met de doek, waarmede Hij omgord was. en het zalven van de zieken in Marcus 6:1313 En zij dreven vele boze geesten uit en zalfden vele zieken met olie en genazen hen. en Jakobus 5:1414 Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. zijn niet door Christus ingesteld om in de gemeente altijd gepraktiseerd te worden. Daarom mogen ze ook geen sacramenten genoemd worden, want door geen van beide wordt de rechtvaardigheid door het geloof in ons verzegeld. En de zalving die de apostelen en andere godzalige mensen in die tijd vrijwillig gebruikten, is in strijd met de zalving die in de tijd van de pauselijke heerschappij plaatsvond bij het bezoeken van de zieken. Die vroegere zalving was een teken dat men de gezondheid weer terug zou krijgen en men dus in leven zou blijven. Maar de [roomse] zalving is een teken dat er geen hoop op gezondheid meer is en dat men moet sterven.

[Er zijn nog enkele opmerkingen te maken over de sacramenten die Rome kent:]

  1. Het huwelijk, de priesterordening, de boete of boetvaardigheid en het vormsel waarbij olie en andere ceremoniële dingen plaatsvinden, zijn beslist geen sacramenten, want het zijn geen tekenen of betekenende zaken die door Christus zijn ingesteld en onderscheiden.
  2. Ook de communie of gemeenschap der heiligen onder het Hoofd Christus is geen sacrament, maar wel het belangrijkste doel van de sacramenten.
  3. Christus heeft ook geen van deze dingen als sacrament gebruikt.
  4. Ze zijn ook niet door God ingesteld of door de apostolische kerk gebruikt.

In het bijzonder geldt voor de boete of boetvaardigheid dat het geen sacrament is, omdat aan haar het teken dat door God is ingesteld en bekrachtigd, ontbreekt en eveneens de belofte van de genade.

Hetzelfde geldt voor de priesterordening, omdat ze niet samenhangt met de belofte van het Evangelie.

Er wordt ook nergens gesproken over een materiële vorm van olie. In 1 Johannes 2:2020 Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen. staat wel: “Gij hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen”, maar dat heeft niets met de olie in de roomse kerk te maken, maar met de genade van de Heilige Geest.

Ook het huwelijk is geen sacrament, want het is vóór de val ingesteld, niet om een zegel van de gerechtigheid door het geloof te zijn, maar als een middel om op een wettige manier het menselijke geslacht voort te zetten. Het huwelijk is iets gemeenschappelijks geweest voor alle gelovigen onder het Oude en Nieuwe Testament, maar ook voor hen die niet werkelijk christen waren, ja zelfs voor de heidenen; en dat zal het ook blijven tot het einde van de wereld. Het huwelijk kan ten slotte geen sacrament zijn, omdat Christus Zich ervan heeft onthouden.

52. Waarom zijn er onder de wet andere sacramenten geweest dan er nu onder het Evangelie zijn?

Omdat de wet, dat wil zeggen de ceremoniële godsdienst, met de verandering in de priesterdienst zelf ook veranderd wordt in het tegenovergestelde ervan.146) Vervolgens ook omdat de kerk in die eerste periode naar de gelegenheid van die tijd anders over de beloften van God moest horen dan wij nu. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt namelijk in zijn Boek tegen Faustus (boek 19, hoofdstuk 16): “We spreken anders over de dingen die we doen zullen, dan over de dingen die al gedaan zijn.” Degene die nog moet lijden, spreekt anders dan hij die al geleden heeft.

Daarom zijn er andere sacramenten geweest onder de wet, want daarmee werd aangegeven welke dingen er zouden gebeuren; en andere onder het Evangelie, want daardoor worden de vroegere zaken nu zó begrepen zoals ze in Christus hebben plaatsgevonden.

Dat betekent niet dat God daarmee veranderlijk is. Het is als bij de vader van een huisgezin, die zijn kinderen in de zomer andere dingen opdraagt dan in de winter.

53. Waarin komen de sacramenten van het Oude en Nieuwe Testament overeen?

In Hem die de sacramenten heeft ingesteld, is alles begrepen, zowel het doel als de belangrijkste aspecten ervan, de betekende zaak en de manier van spreken erover. God is namelijk Degene die de sacramenten in beide verbonden heeft ingesteld.147) Het doel is een en hetzelfde, want de sacramenten willen tekenen zijn van Gods genade tegenover Zijn kerk.

Het gaat ook over dezelfde aspecten, want zowel de sacramenten van het Nieuwe als van het Oude Testament bevatten het teken en de betekende zaak, en in beide sacramenten is het teken van een andere aard.

De betekende zaak of anders gezegd: het wezen ervan, is één, namelijk Christus met al Zijn weldaden zoals de vergeving van de zonden, de rechtvaardiging, de wedergeboorte en het geestelijk voedsel dat ontvangen wordt. Abraham ontving het teken van de besnijdenis als het zegel der gerechtigheid van zijn geloof, dat hem in de voorhuid was toegerekend.148) In 1 Korintiërs 10:22 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee. lezen we dat zij zich allen in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee. Allen aten hetzelfde geestelijke voedsel, en allen dronken dezelfde geestelijke drank. In 1 Korintiërs 12:1313 want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt. staat dat wij allen door één Geest tot één lichaam gedoopt zijn, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; “en allen zij wij met één Geest gedrenkt”.

Hetzelfde wat door de besnijdenis betekend wordt, wordt ook in onze doop betekend. En datzelfde geldt voor het paaslam ten aanzien van het Avondmaal. Daardoor hebben de patriarchen onder de wet door het geloof deel gekregen aan dezelfde Christus en Zijn weldaden die wij door het Evangelie in het geloof hebben ontvangen. Zij hebben in dezelfde Christus geloofd en dezelfde beloften ontvangen.149) “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” (Hebreeën 13:88 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.). Het Lam Gods is vanaf het begin van de wereld geslacht (Openbaring 13:88 En allen, die op de aarde wonen, zullen het (beest) aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld.). AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt in zijn Boek over de boete: “Zij die Christus in het manna voor ogen hadden, hebben dezelfde geestelijke spijs met ons gegeten.”

Ten slotte is de manier van spreken in beide een en dezelfde, namelijk op sacramentele manier, dat wil zeggen: naar de aard van de dingen waarover gesproken wordt.

54. Hoe is die sacramentele manier van spreken?

Soms is die letterlijk, dus dan wordt datgene wat het teken eigen is, aan het teken toegeschreven. Of: als datgene wat de betekende zaak eigen is, aan de zaak zelf in onderscheiden zin wordt toegeschreven. Of: als het gebruik en het wezen van de sacramenten duidelijk worden weergegeven.

Enkele voorbeelden: “Gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u” (Genesis 17:1111 gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u.). “Wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij” (Exodus 12:1313 En het bloed zal u dienen als een teken aan de huizen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij. Aldus zal er geen verdervende plaag onder u zijn, wanneer Ik het land Egypte sla.). “En het teken der besnijdenis ontving hij [Abraham] als het zegel der gerechtigheid van dat geloof” (Romeinen 4:1111 En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend.). In 1 Petrus 3:2121 Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus. wordt gesproken over de doop die niet “een afleggen van lichamelijke onreinheid” wordt genoemd, maar “een bede van een goed geweten tot God”.

Gewoonlijk echter moet de manier van spreken figuurlijk worden opgevat. Dat gebeurt als de naam, het werk of de gevolgen van de betekende zaken op een metonymische of beeldende manier aan de tekenen, of andersom als de namen of de activiteiten van de tekenen aan de betekende zaak worden toegeschreven.

Die manier van spreken komt in de Schrift heel vaak voor, en daardoor was ze in de gemeente ook heel gebruikelijk. Toch blijft het een figuurlijke manier van spreken, wat men heel gemakkelijk kan afleiden uit de aard van de woorden waarmee en de dingen waarover men spreekt. Dat kan men ook doen door de vergelijking met andere plaatsen uit de Schrift, en door de manier waarop de woorden met elkaar samenhangen. Het is echter wel een heldere manier van spreken, want een fraaie maar wel heldere figuurlijke manier van spreken verduistert een redenering niet, maar maakt die juist des te helderder.

Zo is het ook hier, omdat de aard of de wijze van het sacrament vereist dat het is zoals gewoonlijk gezegd wordt: een zichtbaar teken van een heilige realiteit. Als men dan de woorden in het sacrament domweg, zonder enige beeldende zin en heel simpel opvat, zal het geen sacrament meer zijn; het zijn dan namelijk geen tekenen meer, maar de dingen zélf. En de sacramenten behoren juist bij de dingen die op iets anders betrekking hebben. De oneigenlijke, beeldende zin en manier van spreken zit dus niet in de dingen, maar in de woorden. Het gaat namelijk in de eerste plaats om de juiste overeenkomst van het teken met de betekende zaak, en vervolgens om de gelijkheid en de vergelijking van zowel werk als het gevolg ervan. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. in zijn Vragen over Leviticus: “De sacramenten worden dikwijls met de namen van de dingen genoemd waarvan ze een sacrament zijn vanwege de overeenkomst die ze met de dingen hebben.”

Hieruit moet men de volgende stelregel onthouden, die dikwijls van pas komt om de Schrift goed te begrijpen: door de overeenkomst, de vergelijking en de gelijkheid van het werk en het gevolg daarvan worden de namen en eigenschappen van de dingen die een verschillende betekenis hebben, dikwijls onder elkaar verwisseld, waarbij de een de plaats van de ander inneemt. Dat gebeurt om daardoor des te beter te onderwijzen en te vermanen.

Een voorbeeld: Christus en een wijnstok zijn namen van heel verschillende ‘dingen’. Toch noemt Christus Zichzelf een wijnstok150) vanwege de gelijkheid van het werk, maar ook vanwege het pand en de zekerheid van Gods belofte die Hij bij de tekenen geeft, zoals de regenboog die Gods verbond aangeeft,151) de besnijdenis die het verbond uitbeeldt, het lam dat het Pascha is of het voorbijgaan van de Here.152) Zo is ook de doop het bad van de wedergeboorte153) en een bede van een goed geweten tot God.154)

Een dergelijke manier van spreken heeft men ook in bijvoorbeeld Galaten 4:2424 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar.. De twee moeders, Hagar en Sara, zijn twee testamenten of verbonden. In het Heilig Avondmaal is het gebroken brood het lichaam van Christus, en de wijn is het bloed van Christus. Dat is niet omdat het teken in iets anders is veranderd, zoals degenen die de transsubstantiatie of de verandering van wezen willen blijven volhouden. Of omdat de zaak zelf in het teken zou zijn opgesloten, zoals zij beweren die aan de zogenaamde mede-wezenlijkheid (consubstantiatie) willen vasthouden. Maar deze manier van spreken wordt gehanteerd omdat er sprake is van tekenen en getuigenissen, panden en ook middelen en werktuigen van de Heilige Geest. Door het wettig gebruik daarvan, dus niet door inbeelding van de dingen, ontvangt men door de werking van de Heilige Geest de betekende zaak die in het woord dat bij de sacramenten gevoegd is, beloofd wordt. Dat is even zeker als we de heilige tekenen die men sacramenten noemt, in de samenkomsten van de gemeente ontvangt.

De manier van spreken over dingen die van elkaar zijn onderscheiden terwijl men een van beide noemt, volgt de natuurlijke orde in die zin dat waarover het ook gaat, er altijd in oneigenlijke zin of figuurlijke zin gesproken wordt. Zo dikwijls als een zelfstandig woord in een redenering verschillende dingen samenvoegt die door specifieke eigenschappen van elkaar onderscheiden zijn, moet de uitspraak niet letterlijk maar figuurlijk, beeldend worden opgevat. Anders gezegd: zo dikwijls als iets wat werkelijk buiten het verstand om in eigenlijke zin bestaat, met iets anders dat in gelijke mate bestaat, wordt aangeduid – dan is die uitspraak oneigenlijk of figuurlijk.

Maar die figuurlijke manier van spreken moet leiden tot eigenlijke uitspraken, en die moeten dus uitgelegd of verklaard worden. Dus: de besnijdenis is het verbond – dat wil zeggen: een teken van het verbond, waardoor God getuigt dat Hij de gelovigen werkelijk in Zijn verbond aanneemt.

55. Waarin verschillen de sacramenten van het Oude en het Nieuwe Testament?

  1. In uitwendige randverschijnselen en omstandigheden die de tijd met zich meebrengt. Die moesten namelijk duren tot de tijd van het herstel. Daarvan wordt gezegd dat ze hersteld worden en niet langs slingerende omwegen maar regelrecht naar hun eigenlijke bedoeling worden bestuurd. Die van het Nieuwe Testament duren tot het einde van de wereld of tot de tijd van de heerlijkheid waarin de waarheid onbedekt en volkomen geopenbaard zal worden. Daarom zullen er dan geen sacramenten meer nodig zijn.155)
  2. In de manier van be-tekenen, want de sacramenten van het Oude Testament voorzeiden de komst van Christus, die komen zou. Die van het Nieuwe Testament verklaren deze komst zoals die heeft plaatsgehad. Daarom kunnen de sacramenten van het Oude en Nieuwe Testament niet tegelijk bestaan, omdat de toekomende tijd nooit een verleden tijd en de vroegere tijd nooit een toekomende tijd kan zijn.156)
  3. In verscheidenheid van de tekenen, waardoor de tekenen en ceremoniën heel erg verschillend zijn. De tekenen van het Oude Testament zijn heel anders dan die van het Nieuwe.
  4. En ten slotte ook:
    1. In getal, in mate van betekenis, in kracht en zeggingskracht. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt van onze sacramenten namelijk dat ze minder in getal zijn, terwijl er in het Oude Testament veel sacramentele tekenen geweest zijn. Het volk Israël was immers nog onder de tucht van de wet, en daarom worden die, zoals dat bij kinderen wel gebeurt, met veel uiterlijke tekenen uitgebeeld.
    2. Door het nut ervan zijn de sacramenten van het Nieuwe Testament beter.
    3. Ze zijn ook meer trefzeker en helderder; en dan niet zozeer vanwege de uitwendige gestalte ervan of een bepaalde wereldse glans, maar door het begrip van de hemelse en goddelijke dingen en in de betekenis ervan.
    4. Ze zijn van een grotere kracht om ons geloof te versterken.
    5. Ze zijn ook gemakkelijker om uit te voeren, want in de doop of in het Avondmaal des Heren is niets dat vreemd is of moeilijk te doen, en er wordt ook geen bloed gestort. De besnijdenis en de offers waren moeilijker uit te voeren, en moesten door bloedstorting plaatsvinden. Maar deze kenmerken nemen niet weg dat onze sacramenten met die van het Oude Testament in wezen één en dezelfde zijn.

56. Maar verschillen de sacramenten van het Oude Testament wat het effect ervan betreft niet zó veel van de onze, dat die eerste de genade alleen maar uitbeeldden en te kennen gaven, terwijl de onze die nu aan ons schenken?

In het geheel niet! In beide sacramenten wordt immers dezelfde Christus en wordt dezelfde genade van Hem gepresenteerd. De apostel zegt dat de patriarchen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten en dezelfde geestelijke drank gedronken hebben.157) Ik voeg eraan toe: met ons; dus niet, zoals sommige uitleggers beweren: die mensen toen onder elkaar. Dit kunnen we duidelijk afleiden uit het standpunt en de bedoeling van de apostel, zoals we in het vervolg van de tekst zien uit de naam Christus die hij gebruikt, en uit het woord “dopen” dat hij in de mond neemt. De vaders hebben het teken [van het sacrament] ontvangen als een zegel van de rechtvaardiging door het geloof. Dus al de gelovigen uit elke tijd hebben deel aan Christus gekregen, en zo is Hij ook voor hen tot gerechtigheid geworden.158)

Ik geef overigens wel toe dat de sacramenten van het Oude Testament schaduwen en eerste contouren van de onze geweest zijn, niet wat de zaken zelf betreft, maar in zover de dingen als tekenen wat meer verhuld en duister werden afgebeeld. Daarom mag van die oude sacramenten gezegd worden dat zij voorbeelden van de onze zijn geweest,159) maar niet zonder dat ze eveneens de waarheid aan het licht brachten.

57. Waarom noemt Paulus dan in Galaten 4:9 de sacramenten van het Oude Testament zieke en gebrekkige inzettingen voor het vlees? Die konden het geweten toch niet heilig maken vanwege hun zwakheid en ineffectiviteit? (Zie ook Hebreeën 9:9 en 7:18)

Hij spreekt er niet simpelweg over in de zin dat die sacramenten zomaar enkele instellingen waren die de genade niet aanboden of verzegelden. Nee, hij spreekt erover als instellingen die door de komst van Christus teniet zijn gedaan.

Hij spreekt ook over die oude sacramenten vanuit de visie hierop van de Joden in zijn tijd, dat wil zeggen: buiten Christus en Zijn belofte om. Met andere woorden: hij keek er nu naar als willekeurige tekenen die voor zijn begrip van de betekende zaak waren losgemaakt. De heiligmaking is namelijk niet afhankelijk van de tekenen, of dat nu de oude of de nieuwe tekenen zijn, maar te enenmale van de kracht van de Heilige Geest.

58. Hebben de vaderen in het Oude Testament het vlees van Christus gegeten, hoewel Hij nog niet metterdaad lichamelijk was verschenen?

  1. Ja zeker. Het is waar: Hij was inderdaad nog niet lichamelijk verschenen, maar Hij was er wel toe bestemd om overgegeven te worden voor het leven der wereld. Daardoor was Hij al het geestelijke voedsel dat niet minder door de oudtestamentische gelovigen gegeten kon worden dan het Lam Gods nu in het geloof door ons wordt gegeten – het Lam dat geslacht is sedert de grondlegging der wereld.160)
  2. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid (Hebreeën 13:88 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.). Hij is dezelfde Zaligmaker van beide Testamenten, door Wie het de Vader behaagd heeft om al wat is onder één hoofd samen te vatten (Efeziërs 1:1010 om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten.).
  3. Ook de vaderen hebben het geloof gehad – het geloof dat de dingen zekerheid zijn die men hoopt en het bewijs is van dingen die men niet ziet (Hebreeën 11:11 Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.). Clemens Alexandrinus zegt: “Het geloof doet de dingen zijn die er niet zijn.”161)

Het Woord had tot de volheid van de tijd de menselijke natuur nog niet aangenomen, maar toch was het in het geloof van de vaderen tegenwoordig – het geloof dat hen met Christus verenigde, Die nog geboren zou worden. Dus datgene wat er nog niet was in de natuur, is er desondanks altijd geweest door de kracht van het geloof. Daarom zegt Christus in Johannes 8:5656 Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd.: “Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd.”

De gelovigen uit vroeger tijd aten dus het vlees van Christus dat voor hen overgeven zou worden, maar wij eten het zelfde vlees dat voor ons overgegeven is. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt: “De tijden zijn veranderd, maar het geloof is niet verander.” En eveneens: “Die overgegeven zal worden en die overgegeven is; die komen zal, en die gekomen is – het zijn wel verschillende woorden, maar het is dezelfde Christus.”

59. Vergeven de sacramenten de zonden en brengen ze ons de genade aan? Of hebben ze deze zaken in zich en zijn ze ingesteld om ons te rechtvaardigen of wedergeboren te doen worden? Nog anders gevraagd: is de genade aan de sacramenten gebonden?

Nee, want:

  1. De sacramenten zijn tekenen en geen oorzaken van de genade.
  2. Wat aan God toekomt, moet men niet aan het schepsel toeschrijven.
  3. Het onderwerp van de genade is niet een lichaam, maar de geest.
  4. Geen enkel lichamelijk of fysiek voorwerp werkt in op geestelijke zaken.

Het is ook niet zo dat de sacramenten invloed hebben op het genadewerk, of dat ze door zichzelf of door hun kracht iets uitwerken, of vanwege hun wezen invloed uitoefenen (zoals de scholastieke theologen leren). Nee, de sacramenten zijn alleen maar dienstbare werktuigen, maar toch oefenen ze een krachtige werking uit voor zover ze ons geloof ondersteunen en voeden.

Dat gebeurt dan niet door hun eigen inwendige kracht, maar door de kracht van Hem Die de voornaamste in dit werk is. In die zin zegt Paulus dan ook dat het evangelie een kracht tot behoud en zaligheid is voor ieder die gelooft.162) Dus het lezen van de Heilige Schrift leidt tot zaligheid, al moet men niet denken dat er in de woorden, in de lettergrepen of in de klank van de woorden kracht is. De apostel zegt immers in Hebreeën 4:22 Want ook ons is het evangelie verkondigd evenals hun, maar het woord der prediking was hun niet van nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden. dat het woord van de prediking hun niet van nut was, omdat het niet met geloof gepaard ging. God gebruikt echter het werktuig van het Woord wel tot onze zaligheid, en zo wordt van de gemeente in Efeziërs 5:2626 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord. gezegd dat ze geheiligd is door waterbad van het Woord. In Titus 3:55 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest. wordt de doop der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest genoemd. In Handelingen 22:1616 En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam. lezen we: “Laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam”, dat is de Naam des Heren. Hierom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: “Waar heeft het water dat het lichaam besprengt, de kracht vandaan om het hart af te wassen anders dan alleen door het Woord? Niet omdat het uitgesproken wordt, maar omdat men het gelooft.”

Dat men Gods genade niet aan de tekenen zelf hoort te verbinden, leert Petrus ons als hij in 1 Petrus 3:2121 Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus. over de doop zegt: “Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus.” Cornelius heeft de genade van God ontvangen vóór de doop,163) want God gebruikt de middelen en werktuigen tot onze zaligheid op zo’n wijze dat Hij Zijn vrijheid behoudt. Door Zijn eigen, inwendige kracht werkt Hij wanneer, hoe en in wie het Hem behaagt. Hij geeft Zijn werk dus niet over aan de uiterlijke tekenen. De genezing van de melaatsheid van Naäman de Syriër bestond niet uit het zeven keer baden in de Jordaan, maar in de kracht van God die dit wonder alleen tot stand bracht.164) Zo ontvangen sommigen de genade ook wel zonder het sacrament. Denk aan Abraham, die vóór zijn besnijdenis gerechtvaardigd werd; of aan de moordenaar aan het kruis, die geen doop en geen Avondmaal des Heren heeft ontvangen. Sommigen ontvangen de sacramenten zonder de genade, omdat ze geen geloof hebben, zoals Judas, van wie AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt: “Hij heeft wel het brood des Heren ontvangen, maar niet het brood in de Here.” Sommigen ontvangen tegelijkertijd de zaak zelf, dus het geloof, én de tekenen, zoals de gelovigen die het Avondmaal op waardige wijze ontvangen.

60. Maar drukken de sacramenten een bepaald geestelijk teken of zegel, dat niet uitgewist kan worden, in de ziel?

Niet door zichzelf of vanuit eigen kracht , ook niet door een bovennatuurlijke kracht die in ze zou zijn, en niet door een werkelijke en wezenlijke inprent zoals men een teken of zegel op was of geld drukt. Maar toch tekent en verzegelt God Zijn kinderen op de wijze van het sacrament, want Hij geeft hun het pand van Zijn Geest en het licht van het geloof. Daardoor worden ze aan Christus gelijkvormig, van de ongelovigen onderscheiden en gebonden aan de christelijke belijdenis. En ja, dit kenmerk is naar het voornemen van God niet uit te vagen!

In 2 Timoteüs 2:1919 En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid. staat: “En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen,” En in 2 Korintiërs 1:2121 Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God. lezen we: “Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God, die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.” Efeziërs 1:1313 In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte. zegt: “In Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis”, terwijl hoofdstuk 4:3030 En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing. vervolgt: “En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt.” In Ezechiël 9:44 En de Here zeide tot hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar bedreven worden. wordt gezegd dat degenen die zuchtten en kermden, een teken op hun voorhoofd moesten ontvangen. In Openbaring 7:33 en hij zeide: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben. lezen we eveneens dat de dienstknechten van God aan hun voorhoofd verzegeld worden, terwijl daar tegenover in Openbaring 13:1616 En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd. en 17 de kinderen der verderfenis met het merkteken van het beeld getekend zijn.

61. Wie komt het toe de sacramenten te bedienen?

Alleen hen die gemachtigd zijn om het evangelie te verkondigen, op bevel van de woorden: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes” (Matteüs 28:1919 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.).165) De sacramenten liggen namelijk in het verlengde van de dienst van het goddelijke Woord. Het zijn zegels van Gods beloften die zónder verklaring van het Woord niet op een wettige manier kunnen bestaan. Iets wat toegevoegd is, kan niet bestaan zonder het eerste waaraan het toegevoegd is. Het is als het sluitstuk van het werk van de dienaar. Het is als de testamentaire brief van een kanselier die vertrouwt op de autoriteit van zijn vorst, trouw te beschrijven en die dan te verzegelen.

62. Van wie of wat hebben de sacramenten hun kracht en waarde?

Van Gods instelling, als die althans inhoudelijk blijft wat ze is en door iemand bediend wordt die een openbaar ambt in de kerk bekleedt. Hij moet wettig en ordelijk geroepen zijn of tenminste zijn ambt in het openbaar bedienen, ook als dat gebeurt op een plaats waar fouten en dwalingen zijn binnengedrongen. Maar de kracht van de sacramenten hangt niet af van de geschiktheid, de goede manieren, de verdienste of de waardigheid van de persoon die het bedient.

63. Maar reiken de dienaars aan wie de bediening van de sacramenten is toevertrouwd en die Gods medewerkers genoemd worden, met hun handen de betekende zaak van het sacrament zelf uit?

In het geheel niet! Zij delen alleen de fysieke tekenen uit en bedienen alleen het ambt voor wat de uiterlijke aspecten ervan betreft. Maar God geeft inwendig de hemelse gaven die door de uitwendige tekenen worden uitgebeeld; en Hij geeft ook de groei of vermeerdering van het geloof. God alleen besnijdt immers het hart,166) en daarom wordt deze besnijdenis een besnijdenis zonder handen genoemd.167) Johannes de Doper belijdt dat hij wel met water doopt, maar de Here Jezus met de Heilige Geest en met vuur.168) Alleen de hemelse Vader geeft het ware brood uit de hemel.169) Anders zou aan de dienaren van het Woord soms toegeschreven worden wat alleen aan God toekomt.

De natuur van de woorden die op een bepaalde zaak betrekking hebben, is [nu eenmaal] van die aard dat hetgeen aan het werktuig wordt toegeschreven, in eigenlijke zin toekomt aan de werkende oorzaak ervan.

64. Waar en wanneer moet men de sacramenten bedienen?

In de bijeenkomst van de gemeente en niet op een andere plaats, dus als de hele gemeente of een groot deel daarvan bijeengekomen is; maar niet buiten de bijeenkomst van de gemeente om.

65. Welke vorm, gestalte of manier van bediening moet men gebruiken?

Men moet alleen die tekenen gebruiken die Christus Zelf heeft ingesteld. Daarbij moet men eerst de woorden van de instelling door de Heere gebruiken. Daarna moeten eerst de woorden klinken van de beloften, die niet in een vreemde taal maar in de ons bekende volkstaal verhaald en verklaard moeten worden, en daarna pas worden de sacramenten bediend en uitgereikt.170) In 1 Korintiërs 14:1919 maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong. verbiedt de apostel uitdrukkelijk om een vreemde taal te gebruiken.

Men mag dus geen gewone menselijke ceremoniën gebruiken, maar alleen die ingesteld en bevolen zijn door het gezag van Gods Zoon. Zo moeten ook de gebeden en dankzeggingen gedaan worden naar het voorbeeld van Christus, Die Zijn kerk bevolen heeft hetzelfde te doen met de woorden: “Doe dat.” In Handelingen 22:1616 En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam. staat: “Laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam.”

De heerlijkheid en waardigheid van de sacramenten moet men afmeten uit Gods Woord. Maar de menigte, de pracht en de praal van menselijke ceremonies zijn een verhindering voor de zintuigen en het verstand; ze verduisteren alleen maar de ceremoniën die door God zijn ingesteld.

66. Aan wie moet men de sacramenten bedienen?

De sacramenten en ander uitwendige tekenen zijn gemeenschappelijk bij hen die God wel en die Hem niet vrezen.171) We denken aan Abraham en zijn huisgenoten,172) aan Absalom, Achitofel en het [afvallige] volk.173) We denken ook aan Judas174) en Simon de tovenaar175). Maar de sacramenten komen alleen diegenen toe voor wie ze ingesteld zijn en die naar Zijn belofte in het verbond van God zijn opgenomen. Ze komen dus niet toe aan de ‘vreemdelingen’ die geen belijdenis afleggen van de christelijke godsdienst. Bovendien gelden de sacramenten alleen voor hen die nu in deze tijd leven en niet voor hen die gestorven zijn, of die afwezig zijn.

67. Waarin komen het Woord en de sacramenten overeen?

  1. In Hem die de werkende Oorzaak is; want de Auteur van de genadebelofte én van de sacramenten is Een en dezelfde, namelijk de Zoon van God, het Hoofd, de Koning, de Leraar en Priester van de gemeente. En dat geldt ook voor hen die de sacramenten bedienen, want de dienaars van het Woord zijn ook de uitdelers van de sacramenten.176)
  2. In de zaak waar het werkelijk om gaat, dus in het belangrijkste onderwerp; want dezelfde zaak wordt in het Woord en in het wettig gebruik van de sacramenten beloofd. Het gaat om dezelfde Christus en Zijn heilzame weldaden. Het evangelie getuigt dat zij die zich tot God bekeren, in de naam van Jezus Christus en door de Geest van onze God afgewassen en geheiligd zijn.177) Zij zijn door het evangelie verwekt en door het levende Woord van God wedergeboren.178) En zo getuigen ook de sacramenten dat wie in Jezus Christus gedoopt zijn in Zijn dood gedoopt en door het bad van de wedergeboorte zalig gemaakt zijn.179) Ze getuigen eveneens dat het brood dat wij breken, de gemeenschap is met het lichaam van Christus.180)
  3. In de vorm, de gestalte, de wijze waarop of het werktuig waardoor en waarmee men de betekende zaak heilzaam geniet. Het Woord en het sacrament hebben geen baat en helpen niet dan alleen voor hen die deelhebben aan het geloof.181)
  4. In hetzelfde doel waartoe ze ingesteld zijn, want zowel het Woord als de sacramenten zijn middelen waardoor de Zoon van God Zijn kerk onderwijst en voor Hem bijeen vergadert. Hierdoor deelt Hij Zichzelf en al zijn weldaden uit aan hen die behouden zullen worden. Hij doet dat echter op zo’n manier dat Hij wanneer Hij dat wil ook zonder van beide gebruik kan maken en in het hart van de gelovigen kan werken.
  5. In de vruchten. Het Woord des levens is voor de vromen een levensgeur ten leven en voor de goddelozen een doodslucht ten dode.182) Zo zijn ook de sacramenten vanuit zichzelf voor de gelovigen tot heil, maar voor de ongelovigen zijn ze tot een oordeel en tot hun eigen verdoemenis.183) De zalf is goed voor de duif, zegt Nyfenus, maar ze is tot bederf van de vlinder. Ook is het zo dat het zaad van het gepredikte Woord evenals het gebruik van de sacramenten niet direct vruchten voortbrengt, maar pas op de tijd die de Here daarvoor ingesteld en bestemd heeft.
  6. Ten slotte in de wijze waarop de Heilige Geest het geloof in ons door het Woord schenkt en versterkt. Op dezelfde manier wekt Hij het ook door de sacramenten op en versterkt het. Daaruit volgt dat er evenzeer een vereniging is tussen het uitwendige en inwendige Woord als tussen de aardse tekenen en de hemelse betekende zaken.

68. Waarin verschillen het Woord en de sacramenten?

  1. In hun natuur en wezen. Het evangeliewoord geeft in woorden weer dat wij door het geloof deelhebben aan Jezus Christus en al zijn weldaden. Datzelfde maken de sacramenten ons duidelijk door de tekenen en zegels of panden. Dus wat ons in woorden helder, gemeenschappelijk en via kennisoverdracht wordt geleerd, stellen de sacramenten in een verborgen en beeldende zin voor ogen.
  2. In de aangewende instrumenten. Het Woord wordt bediend via de mond en met de oren gehoord. De sacramenten worden met de handen bediend, met de ogen gezien en eveneens door de andere zintuigen waargenomen. Ze brengen ons als het ware tot de zaak zelf alsof we Christus met de handen tasten, met de ogen zien, met onze tong smaken en met heel ons hart gevoelen. Daarom worden ze door AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. op een niet onaardige manier Gods zichtbare woorden genoemd.
  3. In het onderwerp dat beide betreft. De beloften van het Woord worden tegelijk zowel aan de gelovigen als aan de ongelovigen verkondigd. Ook aan de ongelovigen moet het Woord immers voorgehouden en gepredikt worden. Maar de sacramenten worden alleen en persoonlijk gegeven aan de lidmaten van de gemeente, die men – naar men aanneemt – kent als en houdt voor gelovigen. Ieder die de ceremonie van het sacrament wettig gebruikt, mag zich de belofte ervan toe-eigenen. Even zeker als u de zichtbare ceremonie naar de instelling van Christus gebruikt, mag u het er zeker voor houden dat Christus met al zijn weldaden u toekomt.
  4. In de mate waarin ze iets be-tekenen. Het Woord geeft voornamelijk onderwijs, maar de sacramenten verzegelen vooral. Het Woord geeft de geestelijke zaken aan en eigent die toe, maar de sacramenten maken die nog veel meer duidelijk en eigenen die ook krachtiger toe.
  5. In ordening. De sacramenten zijn namelijk toegevoegd aan het Woord en ze versterken het geloof. De verkondiging van het Woord aan de volwassenen gaat dus voorop om het geloof te planten en te versterken, en daaraan wordt een duidelijke belijdenis van het geloof gevoegd. Daarna pas kan dat wettig aan iemand bevestigd worden.
  6. Het Woord heeft wel kracht zónder de sacramenten, zoals blijkt uit het voorbeeld van Cornelius.184). Maar de sacramenten zijn zonder het Woord van geen enkele waarde. Zegels zónder brief tellen niet!
  7. De verkondiging van het Woord met de kracht die daaruit voortkomt, is voor alle volwassenen nodig om zalig te kunnen worden. “Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus” (Romeinen 10:1717 Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.). Dit is de geldende regel behalve wanneer het God behaagt om buiten de gewone orde om in het hart te werken. De sacramenten zijn echter niet zo strikt en volkomen noodzakelijk, alsof iemand die ze niet ontvangt zeer beslist de hoop op de zaligheid moet missen. Het is namelijk heel waar wat Bernardus zegt: “Niet het missen, maar het verachten van de sacramenten verdoemt.”
  8. Ten slotte: als men het Woord op zich met het sacrament op zich vergelijkt, is het eerste heel veel beter; maar als men het sacrament aan het Woord toevoegt, is het nog uitnemender en overvloediger en krijgt het meer kracht om het geloof te versterken. Daarom moet men de sacramenten niet méér eer toeschrijven dan de verkondiging van het evangelie; dat wil zeggen: men mag de tekenen en zegels niet van groter waarde achten dan het geschreven testament van Jezus Christus.

69. Wat moeten zíj doen die niet in de gelegenheid zijn om de samenkomsten van de gemeente bij te wonen, waar het Woord en de sacramenten naar gewoonte bediend worden?

Ze moeten er wel naar staan! Maar als ze niet in de gelegenheid zijn, moeten ze zich thuis stichten door voortdurende meditatie, geestelijke overdenkingen en onderzoek van Gods Woord. Het Koninkrijk van God is immers binnen in ons,185) en het evangelie is ook zonder de sacramenten een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft.186) Ook is het zo dat het de gelovigen nooit ontbreekt aan de betekende zaak die de sacramenten uitbeelden, ook al moeten ze de zichtbare tekenen ervan missen.

70. Waarin verschillen de sacramenten van de wonderen die gebeuren?

  1. In het karakter van beide en dus ook in de definitie die van beide gegeven wordt. Echte wonderen gaan de gewone werkelijkheid namelijk te buiten. Ze zijn wat ze laten zien en daar verwonderen de mensen zich over. Ze worden voor de ongelovigen gedaan om de gepredikte leer te bevestigen,187) waardoor degenen die het Woord verkondigen ook des te meer gezag ontvangen. Maar de sacramenten brengen gewone werkzaamheden met zich mee die uit het dagelijkse gebruik zijn overgenomen, niets vreemds met zich meebrengen, niet iets anders zijn en geen andere betekenis hebben dan waarvoor ze zijn ingesteld. Ze dienen tot versterking van het geloof der gelovigen en van de genadige beloften.
  2. In tijd. De wonderen stonden buiten de gewone orde en vonden gedurende enige tijd in de gemeenten plaats. Maar de sacramenten brengen gewone werkzaamheden met zich mee, die onderhouden moeten worden tot aan het einde van de wereld.

71. Wat is het doel van de sacramenten?

  1. Wat God aangaat is het allereerste doel om ons geweten tot nut te zijn en ten aanzien van Hem gerust te stellen. Er is hier namelijk sprake van symbolen, korte uitspraken, heldere beelden, afspiegelingen en tekenen die ons duidelijk maken en helder voor ogen stellen wat Christus Jezus voor ons gedaan heeft en nog doet. Maar dat niet alleen! De sacramenten zijn ook zegels en panden van Gods belofte die men door het geloof aanneemt; van de rechtvaardiging door het geloof; en van onze inlijving in en gemeenschap met Christus. De sacramenten zijn dus versterkingen van ons geloof. “Of weet gij niet dat wij allen die in Christus Jezsu gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn?”188) Zie ook 1 Korintiërs 10:1616 Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? en verder: “Het brood dat wij breken…”.
  2. Ten aanzien van onszelf zijn er de volgende doelen:
    1. Ze zijn een teken van de belijdenis van het ware geloof, waardoor wij van andere godsdienstige stromingen onderscheiden worden, zoals soldaten door hun uniform en andere merktekenen worden onderscheiden.
    2. Ze zijn een getuigenis van onze dankbaarheid.
    3. Ze zijn een aansporing van onze plicht tegenover God, want ze zijn een openbaar getuigenis dat wij voor Gods kinderen gehouden willen worden. We geven hiermee aan dat we alleen de ware God willen dienen. Hij is die God Die Zich door zijn betrouwbaar woord van profeten en apostelen én door de sacramenten aan ons geopenbaard heeft. We betuigen hiermee dat we ons aan Hem verbinden en dat we ijverig zullen zijn in gehoorzaamheid, godzaligheid en in een heilig leven.
    4. Ze zijn als het ware de verbindingsdraden van de openbare samenkomsten en het samenzijn van de gemeente. En ten slotte functioneren ze als banden van onderlinge liefde en eendracht tussen de leden van de gemeente onder het éne Hoof Christus.189)

72. Wanneer worden de sacramenten wettig gebruikt?

  1. Als ze gebruikt worden zoals God ze heeft ingesteld, zonder dat ze tekort gedaan of in hun wezen aangetast worden.
  2. Als ze gebruikt worden door hen voor wie ze zijn ingesteld, namelijk de huisgenoten van Christus.
  3. Als ze gebruikt worden tot het doel waarvoor ze bestemd zijn. Het gebruik ervan eist dat er geloof aanwezig is dat de betekende zaak, dus de belofte van genade, aanneemt. De belofte is namelijk alleen maar nuttig als ze door het geloof wordt aangenomen; zie Handelingen 8:3737 [En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is.: “Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd.” Johannes doopte degenen die hun zonde beleden.190)

73. Wat zijn de gevolgen of de vruchten van de sacramenten?

De opwekking van het hart om te geloven, en de versterking of bevestiging van het geloof. Het gehoorde woord dat in het oor klinkt, raakt het hart. En zo wekt ook het sacrament als het zichtbare woord dat ons voor ogen komt, door de kracht van de Heilige Geest het hart op om te geloven. Daaruit ontstaat de toe-eigening van Christus en al zijn weldaden, maar ook de groei en versterking van het geloof. Daaruit ontstaat ook de groei in de nauwe verbinding met Christus, zodat Hij in ons en wij in Hem leven.191)

74. Welke straf kunnen verachters van het sacrament verwachten?

Een zware straf. Niet dat God nu zo bezorgd is over de ceremoniën, maar omdat Hij wil dat men de zegels en panden van Zijn genade vanwege het nut dat men daaruit ontvangt, in ere en waarde zal houden. Daarom heeft Hij Zich ook willen wreken op de onachtzame slordigheid van Mozes. Die had namelijk door vergeetachtigheid en zorgeloosheid de besnijdenis van zijn zoon nagelaten, maar ook omdat hij merkte dat zijn vrouw of zijn schoonvader die besnijdenis liever niet wilden.192) Zo heerste ook de pest in Korinte, omdat het Avondmaal van de Here daar ontheiligd werd. Het was namelijk niet passend om zo’n kostbare schat van minder waarde te achten of zelfs te verachten.193)

75. Welke dingen zijn in strijd met de leer van de sacramenten?

  1. De dwaling van hen die nieuwe sacramenten verzinnen en maken, of van hen die iets af of toe doen aan de sacramenten die God heeft ingesteld.
  2. De dwaling van de wederdopers die beweren dat de sacramenten niet anders zijn dan uitwendige tekenen en symbolen van de christelijke godsdienst. Het zijn alleen maar gedenktekens zonder dat de betekende zaken werkelijk aangeboden en genoten worden. Bovendien leren zij dat in de sacramenten alleen symbolen en tekenen van de geboden der zeden zijn opgenomen.
  3. De dwaling van de donatisten, die beweerden dat de sacramenten zonder enige kracht zijn en geen waarde hebben, en bediend worden door verkeerde en zondige dienaren.
  4. De dwaling van de manicheeërs die leerden dat de betekende zaak met het veranderen van de tekenen zelf ook veranderden.
  5. De dwaling van de ebionieten, die de Joodse ceremoniën wilden handhaven tegelijk met de christelijke sacramenten.
  6. De dwaling van de scholastieke theologen, die leerden dat de sacramenten van het Oude Testament de genade van God alleen maar afbeeldden, terwijl die van het Nieuwe Testament de genade ook werkelijk geven.
  7. De dwaling van de roomsen, die het volgende beweren:
    1. dat de sacramenten van het nieuwe verbond de genade in zich hebben en die op eigen kracht uitdelen of verdienen, en dat ze ex opere operato, puur omdat ze gedaan worden en gedaan zijn, rechtvaardig maken, tot rechtvaardiging en heiliging zijn en de zonden vergeven, ook zonder de goede intentie van hem die ze gebruikt, dat is dus zonder geloof.
    2. dat er zeven sacramenten zijn; vijf zijn noodzakelijk: de doop, het vormsel, het sacrament van het altaar, de penitentie en het laatste oliesel; twee zijn er vrijwillig: de (klooster)orde en het huwelijk.
    3. dat de natuur van de dingen door de kracht van de woorden als door een soort bezwerende toverij veranderd worden en ophouden te zijn wat ze eerst waren.
    4. dat in de bediening van de sacramenten een vreemde en onbekende taal gebruikt moet worden.
    5. dat de sacramenten ook gebruikt mogen worden voor levenloze dingen.
  8. De dwaling van hen die het volgende doen of beweren:
    1. ze gebruiken het woord “testament” in de plaats van het woord “sacrament”, terwijl het eerste woord hetzelfde betekent als het woord “verbond”, namelijk een verdrag dat gesloten wordt tussen twee partijen die het eerst niet met elkaar eens waren. En dit verbond is uniek en geldt voor eeuwig, want het is niet anders dan de verzoening van de gelovigen met God door de dood van Christus.
    2. ze binden de betekende zaak enigszins aan het teken, of verdedigen een daadwerkelijke en wezenlijke verbinding van het teken met de betekende zaak; kortom, ze verbeelden zich een te nauwe verbinding tussen de betekende zaak en het teken.
    3. ze houden vol dat de sacramenten ook aan de ongelovigen toekomen.
    4. ze menen dat de betekende zaak zowel aan de gelovigen als aan de ongelovigen geschonken wordt.
    5. ze willen niet dat er ook manieren van spreken zijn die geen sacramentele lading hebben.
    6. ze schrijven minder kracht toe aan het Woord van God dan aan de sacramenten, omdat ze van mening zijn dat door de sacramenten nog belangrijker zaken aan de mensen worden voorgehouden en aangeboden dan door het Woord.
  9. De dwaling van hen die niet genoeg hebben aan de hemelse eenvoud, en daarom menen dat ze de waardigheid van de sacramenten met al het mooie dat daarmee gepaard gaat, met meer pracht en praal moeten uitbeelden.
  10. De dwaling van velen die in de uitwendige gemeenschap van de kerk zijn, zich tevreden stellen met het simpelweg gebruiken van de uitwendige tekenen en zich niet bekommeren over hun wedergeboorte of over hun gemeenschap met het Hoofd Christus. Ze blijven steken in hun zonden. Daarmee gaan ze in tegen de uitspraak van AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: “Het sacrament maakt niet rechtvaardig, maar het geloof dat met het sacrament samenhangt.”
  11. De dwaling van de pausgezinden die zonder, buiten en tegen de Schrift in geloven dat door de mis een waar en werkelijk zichtbaar offer plaatsvindt, al gebeurt dat wel zonder bloed. De priesters offeren daardoor het lichaam en bloed van Christus aan God op onder de gedaante van brood en wijn tot een zoenoffer voor levenden en doden. Sommigen beweren zelfs dat het offer dat in de mis plaatsvindt, hetzelfde is als dat aan het kruis gebracht werd, met als enige verschil een andere manier van handelen. Dat is natuurlijk al een heel vreemde redenering. Het offer van Christus dat Zijn dood met zich meebracht, is zó bijzonder en uniek geweest, dat het nooit opnieuw uitgevoerd kan worden door mensenhanden. Anderen zeggen weer dat het een gedenkoffer of een zichtbaar offer is. Deze mening haalt echter de vorige onderuit, want een herinnering aan iets is niet hetzelfde als het feit en de zaak zelf.
1)
Efeziërs 5:32 – “Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente.”
2)
1 Timoteüs 3:16 – “En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid.”
3)
Romeinen 4:11 – “En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend”. 1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?” 1 Korintiërs 12:12,13 – “Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus; want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt.”
4)
Genesis 17:7,10,11 – “Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. (...) Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u.”
5)
1 Korintiërs 15:45 – “Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest.”
6)
Lib. 3.c.1. Doctr. Christ.
7)
Epist. 23 ad Bonifac.
8)
Genesis 15:17 – “Toen de zon was ondergegaan, en er dikke duisternis was, zie, een rokende oven met een vurige fakkel, welke tussen die stukken doorging.”
9)
Exodus 3:2 – “Daar verscheen hem de Engel des Heren als een vuurvlam midden uit een braamstruik. Hij keek toe, en zie, de braamstruik stond in brand, maar werd niet verteerd.”
10)
Exodus 4:2,3 – “En de Here zeide tot hem: Wat hebt gij daar in uw hand? Hij antwoordde: Een staf. Daarop zeide Hij: Werp die op de grond. En toen hij die op de grond geworpen had, werd hij een slang, zodat Mozes ervoor wegvluchtte.”
11) , 28)
Exodus 13:21 – “De Here ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan.”
12)
Exodus 14:16 – “En gij, hef uw staf op en strek uw hand uit over de zee en splijt haar; dan zullen de Israëlieten midden door de zee kunnen gaan op het droge.”
13)
Exodus 17:6 – “Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij Horeb staan; dan zult gij op de rots slaan en daaruit zal water te voorschijn komen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed alzo voor de ogen van de oudsten van Israël.”
14)
Jozua 10:13 – “En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het volk zich op zijn vijand gewroken had. Is dit niet geschreven in het Boek des Oprechten? De zon nu bleef staan midden aan de hemel en haastte zich niet onder te gaan omstreeks een volle dag.”
15)
Matteüs 12:39 – “Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet.”
16)
Marcus 16:17,18 – “Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.”
17)
Matteüs 24:30 – “En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid.”
18)
Matteüs 24:4,5 – “En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.”
19)
Genesis 9:12 – “En God zeide: Dit is het teken van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en u en alle levende wezens, die bij u zijn, voor alle volgende geslachten”. Genesis 17:9,10 – “Voorts zeide God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten. Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde”.
20)
Deuteronomium 10:16 – “Besnijdt dan de voorhuid uws harten en weest niet meer hardnekkig.” Deuteronomium 30:6 – “En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft.”
21) , 24)
Efeziërs 3:17 – “Opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in de liefde”.
22)
1 Korintiërs 2:13 – “Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken.”
23)
Lucas 10:16 – “Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft.”
25) , 155)
Hebreeën 9:10 – “Daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn, opgelegd tot de tijd van het herstel.”
26)
Genesis 7:6 – “En Noach was zeshonderd jaar oud, toen de watervloed over de aarde kwam.”
27)
Exodus 14:22 – “Zo gingen de Israëlieten in het midden der zee op het droge; terwijl rechts en links de wateren voor hen waren als een muur.”
29)
Exodus 16:14,15 – “Toen de dauwlaag opgetrokken was, zie, daar lag over de woestijn iets fijns, iets schilferachtigs, fijn als rijm op de aarde. Toen de Israëlieten het zagen, zeiden zij tot elkander: Wat is dit? Want zij wisten niet, wat het was. Maar Mozes zeide tot hen: Dit is het brood dat de Here u tot spijze gegeven heeft.”
30)
1 Petrus 3:11 – “Hij wijke af van het kwade en doe het goede, hij zoeke de vrede en jage die na”. 1 Korintiërs 10:6 – “Deze gebeurtenissen zijn ons ten voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben, zoals zij die hadden.”
31)
In zijn commentaar op Psalm 171 Een gebed van David. Hoor, Here, naar een rechtvaardige zaak, sla acht op mijn smeking; leen het oor aan mijn gebed, gesproken met onbedrieglijke lippen. 2 Laat het oordeel over mij van uw aangezicht uitgaan: uw ogen schouwen wat recht is. 3 Toetst Gij mijn hart, onderzoekt Gij des nachts, beproeft Gij mij, Gij vindt niets; wat ik ook bedenk, mijn mond overtreedt niet. 4 Wat betreft daden van mensen, naar het woord uwer lippen heb ik mij gewacht voor de paden van de geweldenaar; 5 mijn treden hielden uw spoor, mijn schreden wankelden niet. 6 Ik roep U aan, omdat Gij, o God, mij antwoordt; neig uw oor tot mij, hoor naar mijn woord. 7 Maak uw gunstbewijzen wonderbaar, Verlosser van hen die voor tegenstanders schuilen bij uw rechterhand. 8 Bewaar mij als de appel van het oog, berg mij, in de schaduw van uw vleugelen, 9 voor de goddelozen die mij overweldigen, voor mijn doodsvijanden die mij omsingelen. 10 Zij sluiten hun vette (hart) toe, met hun mond spreken zij hovaardig; 11 zij omringen ons thans, waar wij ook gaan, hun oogmerk is ons ter aarde te werpen. 12 Hij gelijkt op een leeuw die begeert te verscheuren, en op een jonge leeuw, in een schuilhoek gedoken. 13 Sta op, Here, treed hem tegemoet, doe hem bukken, red met uw zwaard mijn leven van de goddeloze, 14 met uw hand, Here, van de mannen, van de wereldse mannen, wier deel in dit leven is, en vul hun binnenste met wat Gij voor hen hebt weggelegd, zodat hun zonen er nog zat van zijn, die wat hun rest, aan hun kinderen nalaten. 15 Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld..
32)
Genesis 9:9-13 – “Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht, en met alle levende wezens die bij u zijn: het gevogelte, het vee en het wild gedierte der aarde bij u, allen, die uit de ark gegaan zijn, alle gedierte der aarde. Ik dan richt mijn verbond met u op, dat voortaan niets dat leeft, meer door de wateren van de zondvloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen zondvloed meer wezen zal, om de aarde te verderven. En God zeide: Dit is het teken van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en u en alle levende wezens, die bij u zijn, voor alle volgende geslachten: mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde.”
33)
Exodus 12:3,21,22 – “Spreekt tot de gehele vergadering van Israël als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin. (...) Toen ontbood Mozes al de oudsten van Israël en zeide tot hen: Trekt heen, haalt kleinvee voor uw geslachten en slacht het Pascha. Daarna zult gij een bundel hysop nemen en in het bloed in een schaal dopen, en van het bloed in die schaal strijken aan de bovendorpel en aan de beide deurposten; niemand van u zal de deur van zijn huis uitgaan tot de morgen.”
34)
Jozua 5:7 – “Maar hun zonen heeft Hij in hun plaats gesteld; dezen heeft Jozua besneden, want zij waren onbesneden, omdat men hen onderweg niet besneden had.”
35)
2 Koningen 23:21 – “Toen gebood de koning het gehele volk: Viert de Here, uw God, het Pascha, gelijk geschreven is in dit boek des verbonds.”
36) , 62)
Romeinen 2:26 – “Zal dan, indien de onbesnedene de eisen der wet in acht neemt, zijn onbesnedenheid niet voor besnijdenis gelden?”
37)
Romeinen 2:27 – “Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen, die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt.”
38)
Deuteronomium 10:16 – “Besnijdt dan de voorhuid uws harten en weest niet meer hardnekkig.” Deuteronomium 30:6 – “En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft.” Jeremia 4:4 – “Besnijdt u voor de Here en doet weg de voorhuid van uw hart, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem, opdat mijn gramschap niet uitsla als een vuur en onuitblusbaar brande om de boosheid uwer handelingen.” Romeinen 2:29 – “Maar híj is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.”
39)
Exodus 6:11 – “Maar Mozes sprak voor het aangezicht des Heren: De Israëlieten luisterden niet eens naar mij, hoe zou dan Farao naar mij luisteren, terwijl ik zo slecht ter tale ben?”
40)
Romeinen 4:11 – “En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend”. Deuteronomium 30:6 – “En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft.” Genesis 17:13 – “Wie in uw huis geboren is en wie door u voor geld gekocht is, moet voorzeker besneden worden; zo zal mijn verbond in uw vlees zijn tot een eeuwig verbond.”
41)
Kolossenzen 2:14 – “Door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen”.
42)
Genesis 17:10 – “Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde”. Handelingen 7:8 – “En Hij gaf hem het verbond der besnijdenis; en aldus verwekte hij Isaak en besneed hem op de achtste dag; en Isaak verwekte Jakob en Jakob de twaalf aartsvaders.”
43)
Galaten 5:2 – “Zie, ik, Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen.”
44)
Genesis 17:2 – “Ik zal mijn verbond tussen Mij en u stellen, en u uitermate talrijk maken.”
45)
Efeziërs 2:13,14 – “Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft”.
46)
Genesis 17:10,11 – “Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u.”
47)
Efeziërs 5:23 – “Want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt.”
48)
1 Korintiërs 1:23 – “Doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid”.
49)
2 Koningen 5:11 – “Toen werd Naäman toornig en ging heen, terwijl hij zeide: Zie, ik dacht bij mijzelf: hij zal zeker naar buiten komen en daar gaan staan en de naam van de Here, zijn God, aanroepen en zijn hand over de plek heen en weer bewegen en zo de melaatsheid wegnemen.”
50)
1 Korintiërs 1:25 – “Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen.”
51)
Genesis 17:12 – “Wie acht dagen oud is, zal bij u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten: zowel wie in uw huis geboren is, als wie van enige vreemdeling voor geld is gekocht, doch niet van uw nageslacht is.” Leviticus 12:3 – “En op de achtste dag zal het vlees van zijn voorhuid besneden worden.” Lucas 1:59 – “En het geschiedde, toen de achtste dag was aangebroken, dat zij kwamen om het kind te besnijden, en zij wilden het naar de naam van zijn vader Zacharias noemen.” Lucas 2:21 – “En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen.”
52)
Leviticus 12:3 – “En op de achtste dag zal het vlees van zijn voorhuid besneden worden.”
53)
Hierover schrijft Cyprianus aan Fidum, Libr. I, Epist. 10.
54)
Genesis 17:24 – “En Abraham was negenennegentig jaar oud, toen hij het vlees van zijn voorhuid liet besnijden.”
55)
Lucas 1:59-63 – “En het geschiedde, toen de achtste dag was aangebroken, dat zij kwamen om het kind te besnijden, en zij wilden het naar de naam van zijn vader Zacharias noemen. Doch zijn moeder antwoordde en zeide: Neen, hij moet Johannes genoemd worden. En zij zeiden tot haar: Er is toch niemand in uw familie, die die naam draagt. En zij beduidden zijn vader, dat hij beslissen zou, hoe hij het kind genoemd wilde hebben. En hij vroeg om een schrijftafeltje en schreef deze woorden: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zich allen.”
56)
Genesis 17:9-12 – “Voorts zeide God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten. Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u. Wie acht dagen oud is, zal bij u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten: zowel wie in uw huis geboren is, als wie van enige vreemdeling voor geld is gekocht, doch niet van uw nageslacht is.”
57)
Lucas 1:63 – “En hij vroeg om een schrijftafeltje en schreef deze woorden: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zich allen.”
58)
Exodus 4:25 – “Toen nam Sippora een stenen mes, besneed de voorhuid van haar zoon, raakte daarmee zijn voeten aan en zeide: Voorzeker, gij zijt mij een bloedbruidegom.”
59)
Exodus 18:7 – “Daarop ging Mozes zijn schoonvader tegemoet, boog zich voor hem neer en kuste hem; zij vroegen naar elkanders welstand en gingen naar de tent.”
60)
Genesis 17:10 – “Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde”.
61)
Titus 1:10 – “Want velen willen van geen tucht weten: het zijn ijdele praters en misleiders, vooral die uit de besnijdenis zijn.”
63)
Romeinen 15:8 – “Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen”.
64)
Johannes 10:21 – “Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden voor een bezetene, een boze geest kan toch de ogen van blinden niet openen?”
65)
Romeinen 2:28,29 – “Want niet híj is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt, maar híj is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.”
66)
Handelingen 7:51 – “Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij.”
67)
1 Samuël 17:25 – “De Israëlieten zeiden tot elkander: Hebt gij deze man wel gezien, die daar aankomt? Ja, hij komt om Israël te tarten! Wie hem verslaat, die zal de koning grote rijkdom schenken, hij zal hem zijn dochter geven en zijn familie vrijstellen van lasten in Israël.”
68) , 138) , 148) , 158)
Romeinen 4:11 – “En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend”.
69)
Efeziërs 2:3 – “Trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns”.
70) , 192)
Exodus 4:24 – “Onderweg nu, in een nachtverblijf, kwam de Here hem tegen en zocht hem te doden.”
71)
Jozua 5:3 – “Toen maakte Jozua zich stenen messen en hij besneed de Israëlieten op de Heuvel der voorhuiden.”
72)
Genesis 17:7,13 – “Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. (...) Wie in uw huis geboren is en wie door u voor geld gekocht is, moet voorzeker besneden worden; zo zal mijn verbond in uw vlees zijn tot een eeuwig verbond.”
73)
Romeinen 10:4 – “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.”
74)
Psalm 132:14 – “Dit is mijn rustplaats voor immer, hier zal Ik wonen, want haar heb Ik begeerd.”
75)
Exodus 31:16 – “De Israëlieten zullen de sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij en hun nageslacht, als een altoosdurend verbond.”
76)
Handelingen 15:27-29 – “Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die zelf ook mondeling hetzelfde te uwer kennis zullen brengen. Want het heeft de heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wèl doen. Vaart wel!”
77)
Kolossenzen 2:8-12 – “Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus, want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht. In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook mede opgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt.”
78)
Handelingen 16:3 – “Paulus wilde, dat deze met hem zou gaan en hij nam hem tot zich en besneed hem ter wille van de Joden in die plaatsen, want iedereen wist, dat zijn vader een Griek was.”
79) , 89) , 92)
Galaten 4:4 – “Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet”.
80)
Exodus 12:12 – “Want Ik zal in deze nacht het land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen, zowel van mens als dier, in het land Egypte slaan en aan alle goden van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik, de Here.”
81)
Exodus 12:14 – “En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de Here; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren.” Leviticus 23:14,15 – “Tot op die dag zult gij geen brood, geen geroosterd of vers koren eten, totdat gij de offergave van uw God gebracht hebt: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen. Dan zult gij tellen van de dag na de sabbat, van de dag waarop gij de garve van het beweegoffer gebracht hebt: zeven volle weken zullen het zijn”.
82)
Exodus 12:11 – “En aldus zult gij het eten: uw lendenen omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand; overhaast zult gij het eten; het is een Pascha voor de Here.” Lucas 22:7,8 – “De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het Pascha moest geslacht worden. En Hij zond Petrus en Johannes uit, zeggende: Gaat heen, maakt het Pascha voor ons gereed, opdat wij het kunnen eten.”
83)
Johannes 1:2 – “Dit was in den beginne bij God.”
84)
Exodus 13:4 – “Heden trekt gij uit, in de maand Abib.”
85)
Bucanus spreekt over Rosmaent, een naam die in het WNT niet voorkomt; daarom is hier voor ‘lentemaand’ gekozen.
86)
Exodus 12:2 – “Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn.” e.v. Leviticus 23:5 – “In de eerste maand, op de veertiende der maand, in de avondschemering, is het pascha voor de Here.” Numeri 9:2 – “De Israëlieten nu zullen het Pascha vieren op de daarvoor bepaalde tijd”.
87)
Exodus 12:14 – “En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de Here; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren.” e.v.
88)
2 Kronieken 35:11 – “En zij slachtten het Pascha, en de priesters sprengden (het bloed), dat de Levieten hun toereikten, en dezen trokken de dieren de huid af.”
90)
Psalm 2:9 – “Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stukslaan als pottenbakkerswerk.”
91)
Jesaja 53:3 – “Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht.”
93)
1 Korintiërs 5:6 – “Uw roem deugt niet. Weet gij niet, dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur maakt?”
94)
Genesis 9:4 – “Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten.”
95)
Handelingen 15:19-20 – “Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder moet lastig vallen, maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed.”
96)
Lucas 4:16 – “En hij kwam te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.”
97)
Exodus 23:12 – “Zes dagen zult gij uw werk doen, maar op de zevende dag zult gij rusten, opdat uw rund en uw ezel uitrusten, en de zoon van uw slavin en de vreemdeling adem scheppen.”
98)
Genesis 2:1,2 – “Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer. Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had.”
99)
Psalm 132:8 – “Sta op, Here, naar uw rustplaats, Gij en de ark uwer sterkte.”
100)
Exodus 16:33 – “Daarom zeide Mozes tot Aäron: Neem een kruik, doe daarin een volle gomer manna en leg dit voor het aangezicht des Heren, om het voor de toekomende geslachten te bewaren.” Johannes 6:35 – “Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.” Hebreeën 9:4 – “Met een gouden reukofferaltaar en de ark des verbonds, rondom met goud overtrokken, waarin zich bevonden een gouden kruik met het manna, de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds”.
101)
Numeri 17:8 – “Toen Mozes de volgende dag de tent der getuigenis binnenging, zie, de staf van Aäron, voor het huis van Levi, bloeide; hij had bloesem voortgebracht, bloemen gedragen en amandelen doen rijpen.”
102)
Deuteronomium 10:5 – “Toen keerde ik mij om en daalde de berg af, en ik legde de tafelen in de ark, die ik gemaakt had; en zij bleven daar, zoals de Here mij geboden had.”
103)
Romeinen 3:24 – “En worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.” 1 Johannes 2:2 – “En Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.”
104)
Exodus 25:22 – “En Ik zal dáár met u samenkomen en van het verzoendeksel af, tussen de beide cherubs op de ark der getuigenis, over alles met u spreken wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zal.”
105)
1 Petrus 1:12 – “Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan.”
106)
1 Petrus 1:7 – “Opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan vergankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus.”
107)
Leviticus 14:7,8 – “En hij zal hem die van de melaatsheid gereinigd moet worden, zevenmaal besprenkelen en hem reinigen, en de levende vogel zal hij in het open veld laten wegvliegen. En hij die gereinigd moet worden, zal zijn klederen wassen, al zijn haar afscheren en zich in water baden, en hij zal rein zijn: daarna zal hij in de legerplaats komen, maar zeven dagen buiten zijn tent blijven.”
108)
Genesis 22:10 – “Daarop strekte Abraham zijn hand uit en nam het mes om zijn zoon te slachten.”
109)
Genesis 48:13 – “En Jozef nam hen beiden, met zijn rechterhand Efraïm aan Israëls linkerhand, en met zijn linkerhand Manasse aan Israëls rechterhand, en hij bracht hen dichter bij hem.”
110)
Numeri 21:8 – “De Here dan zeide tot Mozes: Maak een vurige slang en plaats die op een staak; ieder, die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven.”
111)
Exodus 15:25 – “En hij riep luide tot de Here, en de Here wees hem een stuk hout; hij wierp het in het water; toen werd het water zoet. Daar gaf Hij hun inzettingen en verordeningen en daar stelde Hij hen op de proef”.
112)
Jozua 6:3-11 – “Gij moet om de stad heen trekken, terwijl alle krijgslieden éénmaal om de stad heen gaan; zó moet gij zes dagen doen, terwijl zeven priesters zeven ramshorens voor de ark uit dragen. Maar op de zevende dag moet gij zevenmaal om de stad heen trekken en de priesters zullen op de horens blazen. Wanneer men op de ramshoorn de toon aanhoudt en gij het geluid van de hoorn verneemt, dan moet het gehele volk een luid gejuich aanheffen en de stadsmuur zal ineenstorten en het volk moet daarop klimmen, ieder recht voor zich uit. Toen riep Jozua, de zoon van Nun, de priesters en zeide tot hen: Neemt de ark des verbonds op en laten zeven priesters zeven ramshorens dragen voor de ark des Heren uit. En tot het volk zeide hij: Trekt voort en gaat om de stad heen en laten de gewapenden vóór de ark des Heren uit trekken. Zodra Jozua tot het volk gesproken had, trokken de zeven priesters, die de zeven ramshorens voor het aangezicht des Heren droegen, voort en bliezen op de horens, terwijl de ark van het verbond des Heren hen volgde. En de gewapenden gingen voor de priesters uit, die de horens bliezen, en de achterhoede kwam achter de ark aan, terwijl er voortdurend op de hoorn geblazen werd. Jozua nu had het volk bevolen: Gij zult niet juichen en uw stem niet laten horen, ja, laat er geen woord uit uw mond uitgaan tot op de dag, dat ik u zeg: Juicht! - dan moet gij juichen. Dus trok de ark des Heren om de stad, éénmaal rondgaande. Daarop kwamen zij in de legerplaats en overnachtten in de legerplaats.”
113)
1 Korintiërs 10:4 – “En allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.”
114)
2 Koningen 5:10 – “Elisa zond een bode tot hem met de opdracht: Ga heen en baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw lichaam weer gezond worden en gij zult rein zijn.”
115)
1 Johannes 1:7 – “Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.”
116)
Jesaja 6:6-8 – “Maar één der serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar genomen had; hij raakte mijn mond daarmede aan en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt; nu is uw ongerechtigheid geweken en uw zonde verzoend. Daarop hoorde ik de stem des Heren, die zeide: Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan? En ik zeide: Hier ben ik, zend mij.”
117)
Ezechiël 3:2-4 – “Toen opende ik mijn mond, en Hij gaf mij die rol te eten. En Hij zeide tot mij: Mensenkind, laat uw buik deze rol die Ik u geef, in zich opnemen en vul er uw binnenste mee. Toen at ik die op, en zij was in mijn mond zoet als honig. Hij zeide tot mij: Mensenkind, ga, begeef u naar het huis Israëls en spreek tot hen met mijn woorden.”.
118)
Marcus 6:13 – “En zij dreven vele boze geesten uit en zalfden vele zieken met olie en genazen hen.” Jakobus 5:14 – “Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren.”
119)
Psalm 49:13,21 – “Maar de mens met al zijn praal houdt geen stand; hij is gelijk aan de beesten, die vergaan. (...) De mens, die met al zijn praal geen inzicht heeft, is gelijk aan de beesten, die vergaan.”
120)
Hebreeën 5:1 – “Want elke hogepriester, die uit de mensen genomen wordt, treedt voor de mensen op bij God, om gaven en offers te brengen voor de zonden.”
121)
Leviticus 2:1,2 – “Wanneer iemand de Here een offergave van spijsoffer brengen wil, dan zal zijn offergave bestaan uit fijn meel, en hij zal olie daarop gieten en wierook daarbij doen. En hij zal het tot de zonen van Aäron, de priesters, brengen; hij zal een handvol fijn meel en olie daarvan nemen met al de daarbij behorende wierook, en de priester zal dat als gedenkoffer op het altaar in rook doen opgaan, als een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here.”
122)
Leviticus 1:3,14 – “Indien zijn offergave een brandoffer van rundvee is, dan zal hij een gaaf dier van het mannelijk geslacht brengen. Naar de ingang van de tent der samenkomst zal hij het brengen, opdat hij welgevallig zij voor het aangezicht des Heren. (...) Indien zijn offergave voor de Here een brandoffer van gevogelte is, dan zal hij zijn offergave brengen van tortelduiven of van jonge duiven.”
123)
Leviticus 16:5 – “En van de vergadering der Israëlieten zal hij twee geitebokken ten zondoffer en één ram ten brandoffer nemen.”
124)
Hebreeën 9:14 – “Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?”
125)
Leviticus 4:3,13,22,27 – “Dan zal, indien de gezalfde priester zonde gedaan en daardoor het volk in schuld gebracht heeft, hij voor de zonde die hij begaan heeft, een jonge, gave stier de Here tot een zondoffer brengen. (...) Indien de gehele vergadering Israëls zonder opzet zonde gedaan heeft, en dit voor de ogen der gemeente verborgen is gebleven, en zij tegen één van al de geboden des Heren iets gedaan heeft, dat niet gedaan mocht worden, en dus schuldig geworden is, (...) Als een vorst gezondigd heeft en zonder opzet tegen één van al de geboden van de Here, zijn God, iets gedaan heeft dat niet gedaan mocht worden, en dus schuldig geworden is, (...) Indien iemand uit het volk des lands zonder opzet gezondigd heeft door een van de dingen te doen, die de Here verboden heeft, en dus schuldig geworden is”.
126)
Leviticus 6:7 – “En de priester zal over hem verzoening doen voor het aangezicht des Heren, en hem zal vergeving geschonken worden, ten aanzien van elke zaak waardoor hij schuld op zich laadt.”
127)
Exodus 28:41 – “Dan zult gij daarmede uw broeder Aäron en zijn zonen bekleden en hen zalven, wijden en heiligen, zodat zij voor Mij het priesterambt bekleden kunnen.” Exodus 29:1 – “Dit nu is wat gij hun doen zult, om hen te heiligen om voor Mij het priesterambt te bekleden: Neem één jonge stier, en twee gave rammen”. e.v. Leviticus 8:2 – “Neem Aäron en zijn zonen met hem, de klederen, de zalfolie, de stier van het zondoffer, de beide rammen en de korf met de ongezuurde broden”. e.v.
128)
Leviticus 7:11,16 – “Dit is de wet op het vredeoffer, dat men de Here brengen zal. (...) Indien het slachtoffer dat hij als offergave brengt, een gelofteoffer of een vrijwillig offer is, dan zal het op de dag waarop hij zijn slachtoffer brengt, gegeten worden, en op de volgende dag zal ook hetgeen daarvan overbleef, gegeten worden.” Leviticus 3:1 – “Indien zijn offergave een vredeoffer is: indien hij dat brengt van rundvee, dan zal hij een gaaf dier, hetzij van het mannelijk, hetzij van het vrouwelijk geslacht, voor het aangezicht des Heren brengen.”
129)
Hebreeën 10:18 – “Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer (nodig).”
130)
Romeinen 12:1 – “Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst.”
131)
Filippenzen 2:17 – “Maar ook indien ik geplengd word bij de offerande en de eredienst van uw geloof, verblijd ik mij, en ik verblijd mij met u allen.” Filippenzen 4:18 – “Nu is alles voldaan en ik ben rijkelijk voorzien; alles is aangezuiverd, nu ik van Epafroditus het door u gezondene ontvangen heb, een welriekend, een aangenaam, Gode welgevallig offer.” 1 Petrus 2:5 – “En laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus.”
132)
Romeinen 15:16 – “Om een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen te zijn in de heilige dienst van het evangelie Gods, opdat de offergave der heidenen (Gode) welgevallig zou wezen, geheiligd door de heilige Geest.”
133)
1 Petrus 2:5 – “En laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus.”
134)
Romeinen 6 – “Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn (met hetgeen gelijk is) aan zijn opstanding; dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven, daar wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen heerschappij meer over Hem. Want wat zijn dood betreft, is Hij voor de zonde eens voor altijd gestorven; wat zijn leven betreft, leeft Hij voor God. Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wèl dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus. Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen, en stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God. Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid? Maar Gode zij dank: gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is; en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid. Ik zeg dit van menselijk standpunt om de zwakheid van uw vlees. Want gelijk gij uw leden gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de wetteloosheid tot wetteloosheid, zo stelt nu uw leden ten dienste van de gerechtigheid tot heiliging. Want toen gij slaven waart der zonde, waart gij vrij van de gerechtigheid. Wat voor vrucht hadt gij toen? Dingen, waarover gij u nu schaamt; immers, het einde daarvan is de dood. Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven. Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.” Kolossenzen 2:12 – “Daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook mede opgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt.”
135)
Romeinen 6:9 – “Daar wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen heerschappij meer over Hem.”
136)
Hebreeën 10:14 – “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.”
137)
Hebreeën 9:12 – “En dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf.”
139)
Matteüs 28:19 – “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.” 1 Korintiërs 11:26 – “Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.”
140)
1 Korintiërs 5:7,8 – “Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.” 1 Korintiërs 10:17 – “Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood.”
141)
Matteüs 3:11 – “Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.” Matteüs 21:25 – “Vanwaar was de doop van Johannes? Uit de hemel of uit de mensen? En zij overlegden onder elkander en spraken: Indien wij zeggen: Uit de hemel, zal Hij tot ons zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd?” Matteüs 26:26 – “En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam.”
142)
Matteüs 28:19 – “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.” 1 Korintiërs 11:23 – “Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam”.
143)
Kolossenzen 2:11,12 – “In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook mede opgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt.” 1 Korintiërs 5:7 – “Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus.”
144)
Handelingen 2:38-42 – “En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. En met nog meer andere woorden getuigde hij, en hij vermaande hen, zeggende: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht. Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.”
145)
Matteüs 3:13 – “Toen kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om Zich door hem te laten dopen.” Matteüs 26:26,27 – “En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit.”
146)
Hebreeën 7:12 – “Want uit een verandering van priesterschap volgt noodzakelijk ook een verandering van wet.”
147)
Hebreeën 1:1 – “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten”.
149)
Hebreeën 11:2 – “Want door dit (geloof) is aan de ouden een getuigenis gegeven.” e.v.
150)
Johannes 15:1 – “Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman.”
151)
Genesis 9:12,13 – “En God zeide: Dit is het teken van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en u en alle levende wezens, die bij u zijn, voor alle volgende geslachten: mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde.”
152)
Exodus 12:11,27 – “En aldus zult gij het eten: uw lendenen omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand; overhaast zult gij het eten; het is een Pascha voor de Here. (...) dan zult gij zeggen: Het is een Paasoffer voor de Here, die in Egypte aan de huizen der Israëlieten voorbijging, toen Hij de Egyptenaren sloeg, maar onze huizen spaarde. Toen knielde het volk en boog zich neer.”
153)
Titus 3:5 – “Heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest”.
154)
1 Petrus 3:21 – “Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus”.
156)
Hebreeën 8:13 – “Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.”
157)
1 Korintiërs 10:3,4 – “Allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.”
160)
Openbaring 13:8 – “En allen, die op de aarde wonen, zullen het (beest) aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld.”
161)
Stromata, boek 4.
162)
Romeinen 1:16 – “Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.” 1 Timoteüs 4:16 – “Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden.”
163)
Handelingen 10:4 – “Hij staarde hem aan en werd zeer bevreesd en zeide: Wat is er, heer! En hij zeide tot hem: Uw gebeden en uw aalmoezen zijn voor God in gedachtenis gekomen.”
164)
2 Koningen 5:14 – “Dus daalde hij af en dompelde zich zevenmaal onder in de Jordaan, naar het woord van de man Gods; en zijn lichaam werd weer gezond als het lichaam van een kleine jongen, en hij was rein.”
166)
Deuteronomium 30:6 – “En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft.”
167)
Kolossenzen 2:11 – “In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus”.
168)
Matteüs 3:11 – “Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.”
169)
Johannes 6:32 – “Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel”.
170)
Handelingen 19:3-5 – “En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In de doop van Johannes. Maar Paulus zeide: Johannes doopte een doop van bekering en zeide tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Jezus. En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus.” 1 Korintiërs 11:23-26 – “Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.”
171)
1 Korintiërs 11:27-29 – “Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.”
172)
Genesis 17:27 – “En al zijn huisgenoten, zowel die in zijn huis geboren, als die van een vreemdeling voor geld gekocht waren, werden met hem besneden.”
173)
2 Samuël 15:12 – “Ook ontbood Absalom, toen hij de offers zou brengen, de Giloniet Achitofel, Davids raadsman, uit zijn stad Gilo. Zo werd het een machtige samenzwering, en voortdurend kwam er meer volk bij Absalom.”
174)
Lucas 12:21 – “Zó vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.”
175)
Handelingen 8:13 – “En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door de tekenen en grote krachten, die hij zag geschieden.”
176)
Matteüs 28:19 – “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.” 1 Korintiërs 4:1 – “Zo moet men ons beschouwen: als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd.”
177)
1 Korintiërs 6:11 – “En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.”
178)
1 Korintiërs 4:15 – “Want al hadt gij duizenden opvoeders in Christus, gij hebt niet vele vaders. Immers, ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt.” 1 Petrus 1:23 – “Als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God.”
179)
Romeinen 6:3 – “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn?” Titus 3:5 – “Heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest”.
180)
1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?”
181)
Johannes 3:33 – “Wie zijn getuigenis aanvaardt, heeft bezegeld, dat God waarachtig is.” Romeinen 14:23 – “Maar wie twijfelt, wanneer hij eet, is veroordeeld, omdat hij het niet uit geloof doet. En al wat niet uit geloof is, is zonde.” Hebreeën 11:6 – “Maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.”
182)
1 Korintiërs 1:16 – “Ook heb ik nog het gezin van Stefanas gedoopt; verder weet ik niet, dat ik nog iemand gedoopt heb.”
183)
1 Korintiërs 11:29 – “Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.”
184)
Handelingen 10:1-4,44-45 – “En er was te Caesarea iemand, genaamd Cornelius, een hoofdman van de zogenaamde Italiaanse afdeling, een godvruchtig man, een vereerder van God met zijn gehele huis, die vele aalmoezen aan het volk gaf en geregeld tot God bad. Hij zag in een gezicht, omstreeks het negende uur van de dag, duidelijk een engel Gods bij zich binnenkomen en tot hem zeggen: Cornelius! Hij staarde hem aan en werd zeer bevreesd en zeide: Wat is er, heer! En hij zeide tot hem: Uw gebeden en uw aalmoezen zijn voor God in gedachtenis gekomen. (...) Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de heilige Geest op allen, die het woord hoorden. En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort”.
185)
Lucas 17:21 – “Ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u.” Romeinen 14:17 – “Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest.”
186)
Romeinen 1:17 – “Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.”
187)
1 Korintiërs 12:9 – “Aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest”.
188)
Romeinen 6:33 Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? (HSV) Galaten 3:27 – “Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed.”
189)
Handelingen 10:41 – “Niet aan het gehele volk, doch aan de getuigen, die door God tevoren gekozen waren, aan ons, die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden was opgestaan”. Efeziërs 4:5 – “één Here, één geloof, één doop”.
190)
Matteüs 3:6 – “En zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden.”
191)
Galaten 2:20 – “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.”
193)
1 Korintiërs 11:18-30 – “Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit. Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan. Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren; want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij (zózeer) de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet. Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen.”