Het is het tweede evangelische sacrament in de christelijke kerk, voor de bejaarden die gedoopt zijn en zich zelf kunnen beproeven van Christus, die terstond daarna zou sterven, ingesteld. In hetwelk door het uiterlijk breken van het brood en het uitstorten van de wijn in de drinkbeker, het kruisigen van het lichaam en het uitstorten van het bloed van Christus voor ons, afgebeeld en de gelovigen als voor ogen gesteld wordt: en door het geven, nemen en genieten van deze elementen, de vergeving van onze zonden die Christus ons door zijn dood verworven heeft, het inwendig nemen en het geestelijk genieten van het lichaam en het bloed van Christus en overzulks(???) de gemeenschap met Christus en de volle voeding en de levendmaking in Christus, mitsgaders de gemeenschap met zijn levende lidmaten, te kennen wordt gegeven, bevestigt en de gelovige verzekerd en de gedachtenis van zo grote weldaden gehouden en God daar voor gedankt wordt, zijnde de gelovige bevolen hetzelve dikwijls te gebruiken, opdat ze in geloof en liefde groeien en toenemen.
Want gelijk wij door de doop herboren worden alzo worden wij door het Avondmaal, nu herboren zijnde, gespijst en gevoed en worden in Christus als gespijst en gevoed tot het eeuwige leven. Nademaal dan de doop maar eens bedient wordt, zo moet nochtans het Avondmaal dikwijls gebruikt worden, overmits Christus ons hetzelve door het genieten van de spijs gegeven wordt: en de spijs en drank moeten wij in dit leven dikwijls gebruiken overmits wij daar door gevoed worden. Het patroon of schappeljoen(???) van deze beschrijving is de historie van het eerste Avondmaal van de Heere die van Paulus 12) en de evangelisten 13) verhaalt en uitgelegd is.
De Heere zelf, die alleen de testamentmaker is van het nieuwe testament en de auteur van het verbond der genade en God de verlosser is: In welke alleen de Vader belieft heeft alles tot een te vergaderen, *Efeziers Lucas 1:10 – “En de gehele volksmenigte was buiten in gebed op het uur van het reukoffer.”. Die ook is de weg, de waarheid en het leven, Johannes 14:6 – “Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.”. De hogepriester, *Hebreeen Johannes 3:1 – “En er was iemand uit de Farizeeën, wiens naam was Nikodemus, een overste der Joden”., En de eeuwige koning van de gemeente, *Psalmen Johannes 2:6 – “Nu waren daar zes stenen watervaten neergezet volgens het reinigingsgebruik der Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten.”. Van wie de vader uit de hemel geroepen heeft: Hoort Hem, *Matteus Johannes 17:5 – “En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.”. Van wie het ook de naam heeft: het avondmaal van de Heere, en behoort derhalve van de dienaars getrouw geleerd, eerbiedig bedient en niet verdraait te worden noch door toedoen noch door afdoen noch door veranderen. Want *1Korintiers Johannes 11:23 – “Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan.”:"Ik heb van de Heere ontvangen," zegt Paulus, "Hetwelk ik ulieden ook overgeleverd heb te weten door de openbaring van Jezus Christus," Galaten 1:12 – “Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.”.Toen hij opgenomen was in het paradijs of in de derde hemel, alhoewel dit niet belet of hij heeft wel bijzondere dingen die Christus gesproken en gedaan heeft, zo uit Anania???, als uit de andere discipelen van Christus die ze zelf gehoord en gezien hebben mitsgaders uit Lucas, zelf verstaan.
Het Avondmaal van de Heere werd ingesteld in het jaar van de wereld 3995, vanaf de geboorte van Christus 33, de 24e. Martij(???) op een donderdag in de avond te weten in de nacht toen Hij van Judas aan de joden verraden werd 14) en dat:
Ja, want de omstandigheden van de tijd, zo ook van het zitten of liggen, van zus of zo gekleed te zijn, en van een zeker getal die aan de tafel gaan, gaan de verborgenheid niet aan, en zijn ook geen wezenlijke delen van het sacrament en zijn ook niet uitdrukkelijk van God geboden. Omdat Christus niet heeft gezegd doet dit na het eten, of staande of zittend of met zo velen: want Hij heeft eerst het Pascha gegeten omdat Hij nieuwe dingen na de oude wilde instellen. Maar het Avondmaal wordt het beste 's morgens gehouden.
Vanouds nochtans hielden ze het Avondmaal des Heeren als ze vasten, in de nacht, omdat ze de gehele dag doorbrachten met bidden, prediken en lofzangen zingen. En in de tijd van AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme., gelijk hijzelf verteld, in veel gemeenten in Afrika, op donderdag voor Pasen, om te beter de Christus voor ogen te stellen en dat in de nacht als ze het Avondmaal gehouden hadden. Maar deze gewoonte is door de zesde Synode van Constantinopel afgeschaft.
Geenszins: want Christus heeft daarom de voeten van de discipelen niet gewassen, dat ze hetzelfde zouden navolgen, maar om hen uit het hoofd te slaan hetgeen zij droomden van het wereldlijk koninkrijk van Messias, daar ze om twistten. En om hen een voorbeeld te geven van Hemzelf als een voorbeeld van ware ootmoedigheid. Gelijk Hij hen elders beveelt dat ze het stof van hun voeten zouden schudden , geen staf of male??? met zich over de weg te dragen, niemand te groeten die hen in het gemoed kwamen, hun hoofden te zalven als ze vasten: niet omdat ze dit zo precies naar de letter zouden onderhouden, maar opdat Hij hen hierdoor mocht brengen om de dingen wat hoger te bedenken en te verstaan. Men leest ook niet dat de apostelen dit voetwassen gebruikt of onderhouden hebben: maar dat dit voetwassen in hete landen, daar ze niet zo geschoeid gaan als wij hier doen, veel eer het werk van vrouwen geweest is dan van de mannen. *1 Timoteus Galaten 5:9 – “Een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur.”.
De dienaren des woords alleen, die wettig beroepen zijn, die de sleutels van de gemeente gegeven zijn, als zij haar ambt in de bediening van het woord en het heilig Avondmaal en de uitreiking van hetzelve, wettig uitvoeren: 17) Niemand neemt zichzelf de eer aan , maar die van God geroepen word, gelijkerwijs Aaron, Hebreeën 5:4 – “En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron.”. Maar de Zoon van God die bij Zijn kerk is, niet door lichamelijke 18), maar door een geestelijk tegenwoordigheid, die ons ook ter zaligheid strekt, 19) bediend hetzelve zo als de opper-dismeester door Zijn dienaren, dat Hij alleen ons zo waarlijk het brood en de drank des levens, dat is Zichzelf geeft, om door het geloof te genieten als door de hand van zijn dienaren, de tekenen derzelve klaarlijk geeft, dat is het brood om gegeten te worden en de wijn om gedronken te worden, Johannes 6:51 – “Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.”. Het brood dat Ik geven zal is Mijn vlees, hetwelk ik geven zal voor het leven der wereld.
Niet voor allen zonder onderscheid: want in Matteüs 7:6 – “Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij die niet vertrappen met hun poten en, zich omkerende, u verscheuren.”. verbied Hij het heilige voor de honden en goddelozen, die van Christus vervreemd zijn, te werpen: maar voor degenen die uit Water en Geest herboren zijn, dat is voor de discipelen van Christus 20). Omdat Hij hen alleen toegezegd en beloofd heeft de spijs van Zijn levendmakend vlees en bloed, gelijk Hij het hen ook alleen geeft: Het sacrament komt ook diegene toe, die deel aan de belofte hebben: daarom werd eertijds de bezetenen en leerlingen die nog niet gedoopt waren, met degenen die zich van het Avondmaal moesten onthouden, en boete deden, als de prediking gedaan was, belast dat ze zouden uitgaan, door de diaken die overluid uitriep: 'Dat de leerlingen en de gebannenen uitgaan.' Hieruit is ontstaan dat ze dit noemden: Missacatechumenrum, dat is dat de leerlingen nu waren laten gaan: de Grieken zeiden als ze het Avondmaal zouden houden overluid: hagio tois hagion, dat is: Het heilige komt de heiligen toe. Gelijk Apuleus boek 2. verhaalt dat de priester bij de oude Grieken als hij zou beginnen te offeren gemeenlijk zei: 't is tede, wie is daar nog?', waarop men hem antwoordde: 'kaloi k'agathoi, eerlijke en goede lieden', namelijk als de boze, onreine en onwaardige weggegaan waren.
Uit drie:
Nee, want elk teken is in zichzelf geen sacrament maar zijn beide tekenen die bij elkaar horen: omdat het ook onder ons maar één maaltijd is en niet een dubbele of uitgebreide maaltijd waar velerlei gerechten en drank opgediend worden. Want die twee tekenen geven ons te verstaan, dat die ene daad van Christus te kennen, onze gehele geestelijke voeding is. En het sacrament wordt daarom ook gezegd één te zijn, niet dat het uit enkele of ondeelbare tekenen bestaat en later samen gevoegd (???), maar ook dat volmaakt en volkomen is. Het is één door volmaaktheid tot welker volkomenheid alle dingen in één samen komen, die tot het doel van hetzelve vereist worden, gelijk een mens die bestaat uit zijn wezenlijke delen, één is. Zo is dan dit sacrament ten aanzien van de materie wel tweeërlei, maar één, ten aanzien van de vorm en de volkomenheid, in zoveel daardoor een verzadiging en voeding teweeg gebracht werd, zegt Tomas Aquinas, part.3 quest.73 art.20.
Omdat Hij door de onderscheiden tekenen Zijn bloedige dood en het overgeven van Zijn lichaam en het uitstorten van Zijn bloed, voor onze zonden, als voor ogen zou stellen en in ons verstand inprenten. Want gelijk BellarminusDe Italiaan Robertus Bellarminus (1542-1621) was een jezuïetisch kardinaal, die de roomse leer verdedigde tegenover de Reformatie. zelf bekend in zijn vierde boek over het Avondmaal (hoofdstuk 22): de gedaante van brood alleen kan Christus niet ten volle genoeg vertogen(???) als gestorven, tenzij men aan de andere kant aanschouwd het bloed als vergoten: en de gestalte van de wijn alleen vertoogt (???) Christus niet genoeg als opgeofferd, want het bloed alleen maakt geen offer.
2. Gelijk (als AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt in zijn 26e tractaat over Johannes): de volkomen verzadiging of voeding van de lichamen in dit leven, bestaat uit eten, die een droog voedsel is en uit drank die een nat voedsel is. Zo moet men weten dat Christus ons in het Avondmaal onderscheiden voorgesteld word, als spijs en drank: en we behoeven niet te denken dat ons iets ontbreekt dat tot onze volkomen geestelijke spijs of voeding dient. En ons zo door het geloof toe-eigenen het lichaam en het bloed van Christus en de weldaden die Hij voor ons door het overgeven van Zijn lichaam en het uitstorten van zijn bloed, verworven heeft: en zo Christus zelf geheel door het geloof eten en drinken.Johannes 6:55 – “Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank.”: "Mijn vlees is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank"
Derhalve laten degenen nauwelijks een half volkomen genoegdoening voor onze zonden ons in Christus over, maar een manke of halve materie van voeding en nemen de volkomenheid van dit sacrament weg, die de drinkbeker van het brood in het Avondmaal scheiden, tegen de uitgedrukte woorden van Christus *Matteus Johannes 19:6 – “Toen dan de overpriesters en hun dienaars Hem zagen, schreeuwden zij en zeiden: Kruisigen, kruisigen! Pilatus zeide tot hen: Neemt gij Hem en kruisigt Hem: want ik vind geen schuld in Hem.”:"Hetgeen God samengevoegd heeft, scheidde de mens niet"
Jazeker: 1. Want zij wijken af van de instelling van Christus en evangeliseren anders dan Christus en zijn apostelen gedaan hebben. 22).
2. Want het is ongeoorloofd van het testament van Christus iets toe of af te doen. Galaten 3:15 – “Broeders, ik spreek op menselijke wijze: zelfs het testament van een mens, dat rechtskracht verkregen heeft - niemand kan het ongeldig maken of er iets aan toevoegen.”.
3. Overmits de gelovigen meer vrucht scheppen uit beide tekenen, dan uit één: en de twee tekenen geven de zaak beter te kennen en bewegen ook meer het hart, want anders zou Christus het tweede teken t'onspoed (???) gebruikt hebben, hetwelk verre zij.
4. Hiervan zegt Hieronymus, Dat het met ons nu niet is gelijk het onder de wet was, daar de priesters een deel hadden van de offers en een ander deel was voor degene die het offerde. Maar ons wordt nu alleen het zelfde lichaam van Christus voorgesteld en dezelfde drinkbeker.
5. Omdat het de conciliën niet geoorloofd is iets tegen het woord van God te besluiten.
6. Want alhoewel wij niet altijd gehouden zijn te doen hetgeen ons bevolen is, (wanneer wij de gelegenheid niet kunnen bekomen om de doop of het Avondmaal des Heeren te ontvangen) Echter als wij het doen, zo is het ons niet geoorloofd van de instelling van God in het allerminste af te wijken.
7. Want aangezien wij nu zo vrij zijn van de menigte van cereminién, dt wij alleen weinige en duidelijke ceremonién hebben die ook licht zijn om te doen, zo is het immers een onverdraaglijk ding dat wij dezelve niet onverzeert(???) willen laten blijven.
8. Omdat het paaslam, het manna en de offers geen schaduwen en figuren zijn geweest van het Avondmaal, maar van Christus. In *1Korintiërs Galaten 10:3,4 – “”. wordt gezegd dat de Israëlieten dezelfde geestelijke spijs hebben gegeten en dezelfde geestelijk drank hebben gedronken.
9. Omdat het een bijgeloof geweest is het brood van het Nachtmaal te bewaren, dat ook beter bewaard kon worden dan de wijn.
10. Want onze tegenstanders staan(???) zelfs ons toe dat het brood eertijds in de hand gegeven werd van degenen die aan de tefel gingen en de drinkbeker van de diakenen degene placht aan de mond gezet te worden die n de gemeente daar uit wilden drinken: en op sacramentsdag, zzo zij het noemen, zingen ze aldus: Dedit fragilibus corporis ferculum: Dedit & tristibus salutis poculum, dicens, Accipite quod trado vasculum: omnes ex eo bibite. Dat is hij gaf de zwakken zijn lichaam, hij gaf de droevigen de heilzame beker zeggende: Neemt dat ik u geef in mijn naam: en de drinkbeker drinkt allen tezamen daaruit.
11. Omdat de godzalige consciëntien niet behoren beroofd te worden van de lieflijke en heilzame belofte die de zoon van God gehecht heeft aan de gemeenschap van de drinkbeker.
12. Omdat de oorzaak niet weg genomen is, om welks wil Christus het gebruik van de drinkbeker ingesteld heeft.
13. Omdat Paulus schrijft aan de gehele kerk van Korinte, ja, aan al degenen die de naam van Jezus Christus aanroepen, in welke plaats hij ook is, *1Korintiërs Galaten 1:2 – “En al de broeders, die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië”., en niet aan de dienaren van de gemeente alleen, beveelt dat men beide gestalten nemen en geven zal, zeggende: Neemt, eet en drinkt: en de woorden: eet en drinkt, zijn niet minder gebiedende woorden als het woord: beproeft, of de mens beproeft zichzelf: en dat zo lang totdat de Heere weder komt.1 Korintiërs 11:28 – “Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker.”.
14. Omdat diegenen dwalen die menen dat de gemeenschap van de leken eertijds betekende de gemeenschap onder een gestalte alleen, en de geestelijken (zo ze die noemen) onder beide gestalten: want daar werden ook beide gestalten gegeven: maar werd genoemd de gemeenschap der leken omdat de geestelijken, die van hun ambt en bediening afgezet waren, om enige grove gebreken die ze begaan hadden, met de dienaren niet aan de tafel gingen maar met het gewone volk.
15. Omdat het Sacrament van het Avondmaal nu kort eerst verlemt(???) en verdraaid is.
16. Want wanneer daar gesproken wordt van het breken van het brood, zo wordt daarbij verstaan door ene Synecdochen(???) het gehele Avondmaal, zijnde het deel genomen voor het geheel: anders zouden de apostelen zelf, die het toekwam het brood te breken, maar één teken gebruikt hebben.
Nee, 1. Want Christus, de apostelen en de eerste kerk, verstonden deze dingen ook wel, maar hebben ze niet zo hoog geacht dat ze daarom het heilig Avondmaal van zijn ene doel zouden beroven.
2. Omdat het ook kan gebeuren dat het brood op de aarde valt en schimmelig wordt als men het lang bewaard, echter wordt het daarom niet uitgesloten. het is waar, men moet wel toezien dat men de verborgenheden en sacramenten niet roekeloos bediend of behandelt: maar zo het gebeurde dat er onvoorziens een kruimeltje brood of een druppel wijn op de aarde viel, zo mag dat niet meer voor een sacrament gehouden worden.
3. Omdat het bewaren van de tekenen van het sacrament voor de toekomende tijd tot het gebruik van de zieken en het dragen van de ene plaats naar de andere: uit menselijk bijgeloof opgekomen is.
4. Omdat het bijgeloof is de leken (die Paulus in *1Korintiërs zegt gereinigd te zijn en gerechtvaardigd door de Naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God) niet toe te laten dat ze de drinkbeker hetzij met de hand of met de mond aanraken.
5. Omdat het besluit niet goed is wat men maakt uit die particuliere en bijzondere dingen: want als er enige zijn die van de wijn walgen, en in sommige landen moeilijk wijn te bekomen is, in sommige, zo men ze daar brengt, door oorzaak van grote koude ook moeilijk bewaard kan worden, zal men daarom een wet maken voor het gehele christendom om onder een gestalte het sacrament van het Avondmaal te moeten gebruiken? Maar hieruit zou met meer reden mogen besloten worden of dat degenen die geen wijn kunnen verdragen zich behoren van het Avondmaal des Heeren te onthouden, wat men door de natuur ontzegt wordt: of dat men in die landen waar men geen wijn kan bekomen enige andere natuurlijke drank, die de mensen in het algemeen daar drinken, gebruiken zal.
6. Omdat men de vrouwen de drinkbeker niet had behoren en ook niet behoort te weigeren uit oorzaak dat er mannen met baarden aan het Avondmaal gaan, die er ook in de eerste kerk geweest zijn.
7. Omdat de christenen niet zo gevoelig behoren te zijn: en zonder enigen van degene die aan de tafel gaan zo onhebbelijk en ontijdig(???) zijn, of met zodanige ziekte of zeer besmet zijn, daar men vreest dat zou kunnen verspreiden, die mogen alleen of op het laatst aan de tafel gaan.
8. Omdat ook in de gichtzieken(???) en die de bevende beroertheid hebben, zodat hun hoofd schud, deze voorzichtigheid kan gebruikt worden, zodat het niet nodig is de instelling van Christus daarom te veranderen.
9.Gods gebod moet men ook niet teniet doen, opdat de inzetting van de mensen gehouden werd. Matteüs 15:6 – “Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering.”.
10. Omdat de waardigheid van de dienaren er niet in bestaat dat hij een dubbel deel heeft en het volk maar een gestalte ontvangt. Maar in de eigenschappen die de apostel beschrijft in 1 Timoteüs 3:2 – “Een opziener dan moet zijn onbesproken, de man van één vrouw, nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen”. en 1 Timoteüs 5:17 – “De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht.”: dat de ouderlingen dubbele eer waardig zijn als ze wel regeren en in het Woord van God arbeiden. En de spreuk Christostomi (???) staat vast: Daar is iets, waarin de dienaar niet van een ander lidmaat verschilt, als wanneer men de sacramenten gebruiken zal: want wij worden alle tezamen de één zowel als de ander waardig geacht, dezelve deelachtig te zijn. En Ichnatius zegt in zijn brief aan die van Filadelfia: Één brood word voor allen gebroken, en één drinkbeker allen uitgedeeld. En Gelasius zegt: Wanneer men één en hetzelfde sacrament deelt en scheid, kan niet geschieden zonder grote Godslastering.
11. Omdat Christus, wat dekmantel men ook zoekt voort te brengen, niet alleen het Avondmaal door tweeërlei teken ingesteld heeft, maar ook de discipelen bevolen hetzelfde onder tweeërlei teken te ontvangen: Neemt, eet, drinkt, en doet dat. De leer ook van het Heilig Avondmaal die Paulus ons beschrijft in 1 Korintiërs 11:2323 Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam. en volgens, is alle gelovigen gemeenschappelijk. Ten laatste omdat het sacrament in zijn geheel behoort te blijven en genoten te worden.
Om te kennen te geven de verborgenheid van één en hetzelfde lichaam, daarom worden zij die aan de tafel gaan alle ééns broods deelachtig. 23).
Zuiver en algemeen brood, maar ongezuurd vanwege de omstandigheden: de eerste dag van de ongezuurde broden, op welke Christus, nadat Hij het Paaslam met de zijnen gegeten had, het Avondmaal ingesteld heeft,24) omdat men zodanig brood op die vier-dagen van Pasen moest eten, want het was niet geoorloofd om dan gezuurd brood te eten.25) En de apostel sprekend van het Heilig Avondmaal noemt hetgeen dat die van Korinte aten, eenvoudig brood, verstaande ongetwijfeld daarbij algemeen brood dat bij hen gebruikt werd, zodanig als brood de Griekse gemeente gebruikte.
Om de analogie of overeenkomst, of gelijkheid van eigenschappen en werken van het teken en de betekenis: Want:
Omdat Hij niet gezien heeft op de koleus(???) en de uiterlijke vorm en gedaante waardoor het vlees best op vlees gelijkt: maar op de kracht van te kunnen voeden en spijzen, die meer is in het brood als in het vlees van wat schepsel dat ook is.
Geen wijn die met water gemengd is, die de oude Grieken Krama noemden en gebruikten als en middel-matig vrij ding dat Sacrementen niet nodig was, door oorzaak dat het water uit de rotssteen vloot voor de Israëlieten die dorst hadden, welke steen Christus was:27) En dat er water en bloed uit de zij van de Heere gelopen is 28): Of overmits dat ze eertijds vrij was wat rouw dronken, als ze het Avondmaal hielden, zo dat er sommigen in de liefdelijke maaltijden dronken werden 29) derhalve omdat de wijn die door haar zelf krachtig is minder zou schaden, hebben zij ze met water vermengt: of om te kennen te geven de vereniging van Christus met de gemeente: als Cyprianus dat uitlegt: of om uit te beelden de vereniging van de twee naturen in Christus gelijk Nycephorus zegt.
Maar deze bewijsredenen kunnen dat zeggen niet genoeg beweren: want dat uitstorten van water en bloed zoals AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt betekende de twee sacramenten: de doop en het Avondmaal. Ten andere drinkt men in het Avondmaal niet zoveel en geen sterke wijn dat men daar dronken van zou kunnen worden: de vereniging die wij met Christus hebben wordt ook op een andere manier te verstaan gegeven : maar hieruit zou men beter kunnen beweren dat Christus ongemengde wijn gebruikt heeft: want de schrift maakt geen gewag van enig water dat in de wijn gemengd zou zijn geweest. Ook niet van rode of witte wijn maar wel van de vrucht van de wijnstok. Matteüs 26:29 – “Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders.”
Deze woorden van Matteüs en Markus voegen erbij de woorden 'van de geestelijke drinkbeker' , maar bij Lukas schijnen ze verzet te zijn (zoals AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. leert in ???) en men vind ze niet bij de syrische overzetters. Chrysostomus zegt ook(???) in Matteüs 261 En het geschiedde, toen Jezus al deze woorden geëindigd had, dat Hij tot zijn discipelen zeide: 2 Gij weet, dat het over twee dagen Paasfeest is, en alsdan wordt de Zoon des mensen overgeleverd om gekruisigd te worden. 3 Toen kwamen de overpriesters en de oudsten des volks bijeen in het paleis van de hogepriester, genaamd Kajafas, 4 en zij beraamden een plan om Jezus door list in handen te krijgen en te doden. 5 Maar zij zeiden: Niet op het feest, opdat er geen opschudding ontsta onder het volk. 6 Toen Jezus te Betanië was, in het huis van Simon de melaatse, 7 kwam een vrouw tot Hem met een albasten kruik vol kostbare mirre en goot die uit over zijn hoofd, terwijl Hij aanlag. 8 Toen de discipelen dit zagen, waren zij verontwaardigd en zeiden: Waartoe die verkwisting? 9 Want deze (mirre) had duur verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden. 10 Maar Jezus merkte het op en zeide tot hen: Waarom valt gij deze vrouw lastig? Want zij heeft een goede daad aan Mij verricht. 11 De armen hebt gij immers altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd. 12 Want toen zij deze mirre over mijn lichaam uitgoot, heeft zij dat gedaan om mijn begrafenis voor te bereiden. 13 Voorwaar, Ik zeg u, overal waar dit evangelie verkondigd zal worden in de gehele wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van wat zij gedaan heeft. 14 Toen ging één van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters, 15 en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. 16 En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren. 17 Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten? 18 Hij zeide: Gaat naar de stad tot die-en-die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u houd Ik met mijn discipelen het Pascha. 19 En de discipelen deden, zoals Jezus hun had opgedragen, en zij maakten het Pascha gereed. 20 Toen het avond geworden was, lag Hij aan met de twaalf [discipelen]. 21 En terwijl zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij verraden zal. 22 En zeer bedroefd, begonnen zij, een voor een, tot Hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Here? 23 Hij antwoordde hun en zeide: Die zijn hand met Mij in de schotel heeft gedoopt, die zal Mij verraden. 24 De Zoon des mensen gaat wel heen gelijk van Hem geschreven staat, doch wee die mens, door wie de Zoon des mensen verraden wordt. 25 Het ware voor die mens goed geweest, als hij niet geboren was. Judas, zijn verrader, antwoordde en zeide: Ik ben het toch niet, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. 26 En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. 27 En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. 28 Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. 29 Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders. 30 En na de lofzang gezongen te hebben vertrokken zij naar de Olijfberg. 31 Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. 32 Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea. 33 Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit! 34 Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. 35 Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen. Zo spraken ook al de discipelen. 36 Toen ging Jezus met hen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij zeide tot de discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te bidden. 37 En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs mede en Hij begon bedroefd en beangst te worden. 38 Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij. 39 En Hij ging een weinig verder en Hij wierp Zich met het aangezicht ter aarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. 40 En Hij kwam bij zijn discipelen en vond hen slapende, en Hij zeide tot Petrus: Waart gijlieden zo weinig bij machte één uur met Mij te waken? 41 Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. 42 Wederom, ten tweeden male, ging Hij heen en bad, zeggende: Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede! 43 En toen Hij terugkwam, vond Hij hen slapende, want hun ogen waren bezwaard. 44 En Hij liet hen daar en ging wederom heen en bad ten derden male, opnieuw dezelfde woorden sprekende. 45 Toen kwam Hij bij de discipelen en zeide tot hen: Slaapt nu maar en rust. Zie, de ure is nabijgekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen van zondaren. 46 Staat op, laten wij gaan. Zie, die Mij overlevert, is nabij. 47 En terwijl Hij nog sprak, zie, daar was Judas, één van de twaalven, en met hem een grote schare met zwaarden en stokken, gezonden vanwege de overpriesters en oudsten des volks. 48 En die Hem overleverde had hun een teken gegeven, zeggende: Die ik zal kussen, die is het; grijpt Hem. 49 En terstond trad hij op Jezus toe en zeide: Wees gegroet, Rabbi, en hij kuste Hem. 50 Maar Jezus zeide tot hem: Vriend, waartoe zijt gij hier? Toen traden zij toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem. 51 En zie, één van die bij Jezus waren, strekte zijn hand uit, trok zijn zwaard en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af. 52 Toen zeide Jezus tot hem: Breng uw zwaard weder op zijn plaats, want allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen. 53 Of meent gij, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen? 54 Hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het aldus moet geschieden? 55 Op dat ogenblik sprak Jezus tot de scharen: Als tegen een rover zijt gij uitgetrokken met zwaarden en stokken om Mij gevangen te nemen? Dagelijks zat Ik in de tempel te leren, maar gij hebt Mij niet gegrepen. 56 Doch dit alles is geschied, opdat de schriften der profeten in vervulling zouden gaan. Toen lieten al de discipelen Hem alleen en vluchtten. 57 Die nu Jezus gegrepen hadden, leidden Hem weg naar Kajafas, de hogepriester, bij wie de schriftgeleerden en oudsten bijeengekomen waren. 58 En Petrus volgde Hem van verre tot aan de hof van de hogepriester, en binnengekomen zijnde, ging hij tussen de dienaars zitten om de afloop te zien. 59 De overpriesters en de gehele Raad trachtten een vals getuigenis tegen Jezus te vinden om Hem ter dood te brengen, maar zij vonden er geen, 60 hoewel er vele valse getuigen optraden. 61 Maar ten laatste traden er twee op, die verklaarden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen. 62 En de hogepriester stond op en zeide tot Hem: Geeft Gij geen antwoord; wat getuigen dezen tegen U? 63 Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. 64 Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels. 65 Toen scheurde de hogepriester zijn klederen en zeide: Hij heeft God gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord. Wat dunkt u? 66 Zij antwoordden en zeiden: Hij is des doods schuldig. 67 Toen spuwden zij Hem in het aangezicht en sloegen Hem met vuisten; 68 anderen sloegen Hem in het gelaat en zeiden: Profeteer ons, Christus, wie is het, die u geslagen heeft? 69 Petrus zat buiten in de hof en er kwam een slavin naar hem toe, die zeide: Ook gij waart bij Jezus, de Galileeër. 70 Maar hij loochende het ten aanhoren van allen en zeide: Ik weet niet, wat gij zegt. 71 Toen hij naar het portaal ging, zag een andere hem en zij zeide tot hen, die daar waren: Die man was bij Jezus, de Nazoreeër. 72 En wederom loochende hij het met een eed: Ik ken de mens niet. 73 Even later kwamen zij, die daar stonden, naar Petrus toe en zeiden: Waarlijk, ook gij behoort tot hen, want ook uw uitspraak verraadt u. 74 Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de mens niet. 75 En terstond kraaide een haan. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus gesproken had: Eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter.. Van de vrucht van de wijnstok, die voorwaar wijn voortbrengt en geen water. Ja zo men de allegorieën of gelijkenissen wilde gebruiken, men zou het mogen uitleggen van de vervalsing van het Avondmaal van de Heere. *Jesaja1:22. Uw wijn is vermengt met water.
Desgelijks om de gelijkenis van de eigenschappen en de werken van de wijn en ven het Bloed van Christus. Want,
Met dat aardse en lichamelijke voedsel die alle mensen in die landen, in plaats van brood en wijn voor spijs en drank gebruiken: want dat komt met de mening van Christus overeen. Hierom was het de dienaren in Noorwegen, zoals Volaterranus schrijft, toegelaten wanneer de nood het eiste, het Avondmaal zonder wijn te houden, met mee of honing onder elkaar gemengd: omdat de wijn die men in dat land brengt vanwege de kou snel bederft.
Het is het allerbeste dat hij zich daarvan onthoud, zo hij tevoren uit het evangelie geleerd heeft dat het strijd tegen het woord van God: want het is een zware zonde, Christus instelling tegen zijn geweten te overtreden. Daarom zegt Ambrosius zeer wel: Hij is de Heere niet waardig, die het sacrament anders houd, dan het van hem ingesteld is: want hij mag niet ijverig genoemd worden, die anders daarvan gevoelt, dan het de insteller bevolen heeft.
Hij heeft de twee soorten van tekenen ingesteld, dat de uiterlijke daden om het Avondmaal te bedienen, of de ceremoniën van het uitreiken van het Avondmaal des Heeren, waardoor Hij alleen de dienaren een voorbeeld gegeven heeft.
Hij heeft de Vader gedankt: die Hij de genade van onze verlossing als de principieelste oorzaak van dezelve toeschrijft. Het leert ons hetzelfde naar Zijn voorbeeld ook te doen, zo in het gebruiken van het Avondmaal, als in het nuttigen van ons dagelijks eten en andere dingen 32) en heeft ook meteen door de zegening en dankzegging (want de woorden: als Hij gezegend en als Hij gedankt had, worden nu het één voor het ander genomen in de instelling van het Avondmaal des Heeren, ,) niet door het teken van het kruis, gelijk die van het pausdom dwaas menen, alsof Hij een toverbezwering gedaan had, maar door de zegening, zeg ik, dat is door het gebed tot God, het brood en de wijn, tot het heilig gebruik bereid, verordineert, bestemd en geheiligd.
Want al is het zaak, dat het woord: zegenen, genomen wordt:
En Gregorius zegt dat de apostelen het gebed des Heeren alleen gebruikt hebben tot de consecratie of heiliging, ??? Dat het Avondmaal door het gebed geschied, ???, Door de aanroeping van de allerhoogste God, ??? Door de dankzegging (Dat hetzelfde is wat de apostel zegt in 1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?”. En wat de woorden zijn verklaart hij in H. 5.??? Verhalende de woorden van de instelling: En AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zeg: "Het woord komt bij het element en het word een sacrament." De schrift getuigt nergens dat de canon van de mis (zonder welke de papisten zeggen geen consecratie of gemeenschap van het Avondmaal des Heeren te kunnen geschieden) van Christus of de apostelen zou gemaakt zijn. Maar het is een paapse versierde instelling die als een bedelaarsmantel, van veel Auteuren en op verscheiden tijden tezamen geflanst en bijeen geschraapt en geraapt is, en vol steekt van veel Gods lastering tegen Christus.
Het brood dat Hij genomen had, heeft Hij gebroken: niet alleen om het te beter uit te delen, maar ook om ons zijn dood voor ogen te stellen en af te schilderen.
Nee, maar een wezenlijke en sacramentele ceremonie, die tot het einde of oogmerk en overzulks tot de vorm en gestalte van het heilig Avondmaal inzonderheid dient, als ook het schenken van de wijn in de beker: als dingen waardoor de gelovigen Christus niet alleen hoe Hij zich tenenmale overgeeft voor ons, maar als aan het kruis met onuitsprekelijke pijnen aan ziel en lichaam gemarteld, gescheurd, vermorzeld, verbroken en vaneen gescheurd zijnde, totdat ziel en lichaam met geweld vaneen gescheiden zijn, en als in twee delen naar zijn menselijke natuur gekloofd en als noch vloeiende van druppels bloed om onze zaligheid wil met de ogen van het geloof aanschouwen.
Niet dat Zijn lichaam inderdaad gebroken zou zijn geweest: want er moest geen been aan Hem gebroken worden, gelijk het paaslam suier(???) afbeeldde 34) Maar omdat het toen geweldig gemarteld is, de zijde geopend, handen en voeten doornageld en eindelijk ook van de ziel gescheiden, daarom zegt men dat het gebroken is. Om deze oorzaak de apostel ook hetgeen dat in het brood geschied en nu ook behoort te geschieden, het lichaam de Heeren zelf, door een sacramentele overnoeming en onderlinge verwisseling van de namen toeschrijft: Als hij zegt dat de Heere dit van Zijn lichaam gesproken heeft, Dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. 1 Korintiërs 11:24 – “De dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.”. En vanwege de wijze van breken, wordt het Avondmaal een breking des broods genoemd.35)
Dat ook de ceremonie van breken in de tijd van Paulus in de gemeente in zwang was, blijkt klaar uit de woorden als hij zegt: Het brood dat wij breken 1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?”. En de kerk heeft deze gewoonte lang onderhouden. Maar de wijze van hostiën, dat is auwels of dunne ronde koekjes te geven, heeft de Roomse kerk ingesteld.
Hij heeft het Zijn discipelen gegeven of het in de hand gelegd en uitgedeeld, en daarmee geleerd dat de gelovigen in de uitdeling van dat brood en die wijn, dezelfde Christus door het geloof moeten aanmerken, alsof ze Hem zagen met Zijn eigen hand, Zichzelf met het eeuwige leven, henlieden meedeeld, om gebruikt en genuttigd te worden, dat Hij ook inderdaad door de inwendige kracht van Zijn Heilige Geest doet.
Drieërlei woorden :Sommige gebiedend, waarmee Hij bevolen heeft hetgeen Hij wilde dat de zijnen in het houden van het Avondmaal zouden doen, waarmee Hij ook uitdrukt de uitwendige vorm van het Avondmaal en het inwendige te kennen geeft. Sommige zijn bepalend, en de sacramentele woorden of woorden van belofte die Hij tot verklaring bij de tekenen gevoegd heeft, waardoor de inwendige materie of betekende zaak verklaard wordt. En sommige zijn nader verklarende woorden, waardoor Hij uitgelegd heeft het doel van deze heilige handeling of daad.
Ten eerste leert Hij in de bediening van het Avondmaal wat de dienaren zelf of de uitdelers van het Avondmaal schuldig zijn te doen. Daarna beveelt Hij hetgeen de gehele gemeente in het gebruiken of nemen van hetzelve behoord na te komen. Want Hij spreekt in deze heilige handeling zijn apostelen aan, als die vertegenwoordigden zowel de herders of uitdelers van zijn geheimenissen als de ganse vergadering der gelovigen.
En voor het eerst beveelt Hij zijn discipelen of dienaren, als ze de dienst zullen doen, het brood en de wijn te nemen: God de Vader te danken, het brood te breken en uit te delen. Want Hij zegt in en 1 Korintiërs 11:24 – “De dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.” en 25. Doet dat tot Mijn gedachtenis. Zo moet men het woord 'dat' niet duiden op het lichaam of de beker, maar op hetgeen dat de Heere omtrent het brood en de wijn gedaan had: En Hij heeft Zijn lichaam en bloed onder de gedaante van brood en wijn niet aan God Zijn Vader geofferd, maar heeft het brood genomen, gedankt en gebroken, en desgelijks nam Hij ook de drinkbeker, maar niet Gode opgedragen, maar de discipelen gegeven, met tweeërlei gebod, zeggende: Eet drinkt allen daaruit. Zo is dan datzelfde en niet wat anders aan de dienaren ook bevolen te doen. Tenzij dat ze van Christus beschuldigd willen worden, hun opdracht en bevel niet juist uit te voeren.
Men moet ook niet zien op de betekenis van het latijnse woord 'facere,'doen' alsof Christus zegt: doet dat, 'tonto pojeite' Wat soms in het latijn wordt vervoegd met een 'ablativo casu', betekent 'facrisicare', offeren: want zij zeggen:??? met deze of die offerande doen als bij voorbeeld in dit vers:???, dat is, komt zelfs als ik een hockling??? voor mijn korenvruchten offer.En niet gelijk de roomsen met een hochlings??? verstand uitleggen??? En soms ook in de schrift als namelijk het ding dat geofferd of de Heere opgedragen wordt, bij het woord zelf wordt gevoegd als de tekst uitdrukkelijk van offerande spreekt. Wanneer de schrift zegt van een lam, geit, kemel en andere dergelijke dingen te doen, dat is te offeren naar de Hebreeuwse en niet naar de Latijnse manier van spreken: Leviticus 15:15 – “En de priester zal ze bereiden, de ene als zondoffer en de andere als brandoffer. En de priester zal verzoening over hem doen voor het aangezicht des Heren vanwege zijn vloeiing.”. Waar Mozes spreekt om twee tortelduiven te offeren: Het ene zult gij bereiden tot een zondoffer, het andere tot een brandoffer. En Numeri 28:4 – “Het ene schaap zult gij des morgens bereiden, het andere schaap zult gij in de avondschemering bereiden.”. Een lam zult gij 's morgens doen, dat is dat zult gij offeren. Doch het woord 'doë', in deze manier van spreken 'doet dat' betekend nergens offeren, maar wel doen hetgeen dat toen in het eerste Avondmaal gedaan werd. En dat zoveel belangt, zowel het uitdelen als het ontvangen van het Avondmaal.
Ten andere worden deze woorden 'doet dat' verstaan hetgeen dat de communicanten of degenen die aan de tafel gaan, in het gebruiken en nemen van het Avondmaal behoren te doen: Hetwelk blijkt wanneer Paulus dit toepast, niet alleen op de dienaren, maar op de gehele kerk van Korinthe. Daarom beveelt hij dat de genodigde gasten of die aan de tafel gaan en communiceren, eerst het gebroken brood zullen nemen, daarna eten en de geschonken wijn drinken. Hetwelk sacramentele ceremoniën zijn, degenen belast die zich aan de tafel begeven, te weten de uitwendige tekenen, eerbiedig in de hand te nemen, te eten en te drinken.
Hij heeft wel zo met woorden als met werken, de offerande die Hij de andere dag aan het kruis offeren zou, afgeschilderd en bevolen dat men het doen zou tot een gedachtenis van dien. Maar Hij heeft zichzelf inderdaad en eigenlijk in de gedaante van brood en wijn God Zijn Vader niet geofferd, noch bevolen dat men daar een offer van zou maken tot vergeving van de zonden.
Zo geschied er ook in het Avondmaal des Heeren een heilig offer, dat is, als wij het lichaam en bloed des Heeren gesmaakt hebben, danken wij God voor de geestelijke spijs en voor die grote overwinning waardoor Christus de zonden en de dood voor ons overwonnen heeft en ons Zijn overwinning deelachtig gemaakt, maar deze dankzegging verdient noch voor hen noch voor anderen de vergeving der zonden: Veel minder volgt hieruit dat Christus Zichzelf in het Avondmaal aan God onder de gedaante van brood en wijn zou geofferd hebben, maar dit volgt alleen door aan allegorisch besluit, dat het brood en de wijn die Abraham gegeven werden, voorbeelden geweest zijn van Christus, die Zichzelf ons in het Avondmaal aanbied, opdat wij Hem door een waar geloof aannemen. In welke zin de oudvaders het voorbeeld Melchizedek op het Avondmaal des Heeren toepassen. Dat Lombardus genoeg te kennen geeft als hij zegt: "Melchizedek zag op de manier en ceremonie van het sacrament, als hij Abraham brood en wijn bracht."
Eindelijk, dat de oudvaders zo hier en daar het Avondmaal een offer noemen dat geschied:
Ja, daar is geen van beiden, zo men het goed verstaat, afgeschaft, maar veel meer in zijn juiste verhouding gesteld. Want al is het, dat de gaven nu zo niet worden gegeven als eertijds, toen ze die besteedde om algemene maaltijden van te houden, die ze 'agapas', liefde maaltijden noemden, als om de armen bijstand te doen, en andere noodzakelijkheden in de gemeente te handhaven, welke zij gemeenlijk, of op de tafel of op een rechtbank, die daar gemaakt was legden. (die ze in de regel Apostolisch noemen, een offerkist genoemd wordt, Canon 3.) en door een plechtig gebed tot God, dat is, tot een Godzalig gebruik toewijden, eerst weggelegd hebbend brood en wijn, die ze in het bijzonder tot het gebruik van het Heilig Avondmaal zegenden: Aangezien de algemene maaltijden al lange tijd volgens het bevel van Paulus *1Korintiërs Hebreeën 11:34 – “De kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen.” weggelaten zijn en dat de dingen in de Christelijke kerk zich mettertijd zo toegedragen hebben, dat het schijnt dat men zo zeer niet behoefde te werken om middelen te zoeken waarmee de dienaren der kerken onderhouden mochten worden. Maar veel eerder toezien dat de goederen die de kerken hebben, goed besteed worden. Zo is het niet nodig geweest, zulke gaven die in het Woord van God niet uitdrukkelijk zijn geboden, in onze gemeenten te onderhouden. Maar het is genoeg dat men zorg draagt dat de dienaren des Woords een eerlijk onderhoud hebben, de armen goed verzorgt worden, de scholen opgericht, scholieren en schoolmeesters onderhouden en kerken voorzien worden. Daarom behoort men ook niet te verzuimen, de gaven die gegeven worden in de kerken of in het geheim, te verzamelen.
Zo blijft dan de opoffering van het offer die zonder bloed geschied, bij ons in haar geheel. Is het dat men aanziet of de zegening van de tekenen zelf, dat is, het verhaal en verklaring van de instelling des Heeren, zijnde gevoegd met de gebeden, waardoor het lijden des Zoons, zoals Cyprianus spreekt, God de Vader als opgeofferd wordt. En de gehele gemeente verkondigden de dood van Christus, haar Gode als opofferen en toeëigenen: of statelijke belijdenis van het Christelijk geloof. Of eigenlijk, zo men onder de naam van offer verstaat, de dankzegging en de milde handreiking van de gaven.
Dat Christus met Zijn weldaden, die tot onze zaligheid nodig zijn, zo waarachtig geestelijker wijze door het werktuig van het geloof, in ons verzegeld wordt, als wij de tekenen waarachtig en voor zeker in onze handen nemen.
Dat Jezus Christus, die wij door het geloof vanwege Gods kracht, naar luid van het verbond van het Nieuwe Testament, aannemen, zo onze wordt, dat hij door een onbegrijpelijke verborgenheid als in ons gaat om het geestelijk leven in ons te verzegelen. En wij aan de andere kant wederom in Hem gaan: Dit onderscheid is er nochtans in, dat de dingen die wij eten en drinken, in het natuurlijk eten en voeden, door de kracht van de natuurlijke warmte in ons wezen verandert worden, tot weder oprichting van hetgeen dat begon verteert te worden: Maar in het geestelijk voeden, spijzen en versterken Christus lichaam en bloed ons zo, en maken ons met Christus één lichaam, dat ze ons veranderen,maar in ons niet verandert worden: overmits wij aan Christus gelijkvormig en van gelijke gestalte met Hem moeten worden. Romeinen 8:29 – “Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen”. Filippenzen 3:10 – “(Dit alles) om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik, aan zijn dood gelijkvormig wordende”..
Van dit tweeërlei eten zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: Die inwendig eet, en niet uitwendig, die met het hart eet en niet die met de tanden eet. En Lombardus, gelijk twee dingen in dat sacrament zijn, zo zijn er ook twee wijzen van eten: de één sacramentarisch, waardoor goede en kwade eten: de ander geestelijk, waardoor de goeden alleen eten.
Want gelijk de aardse dingen op het menselijk lichaam zien en op zijn werktuigen: zo zien ook de hemelse gaven op de ziel, en haar voortreffelijkste werktuig, namelijk het geloof. Maar de aardse tekenen worden van het lichaam en zijn werktuigen met de uiterlijke zinnen en lichamelijker wijze genoten. Zo worden dan de geestelijke goederen van de ziel alleen en haar werktuig, te weten, het geloof geestelijker wijze en met verstand ontvangen en aangenomen.42) Waaruit men dit kan besluiten dat het woord eten, van het genieten van de tekenen eigenlijk verstaan wordt, maar oneigenlijk van de gemeenschap van het lichaam van Christus.
Christus vlees is wel lichamelijk in zoveel het een lichaam is, maar het is niet lichamelijk, om eigenlijk te spreken, in zoveel het een spijze is: Dewijl namelijk onze lichamen door Zijn vlees en bloed niet gevoed worden tot dit lichamelijk, tijdelijk en vergankelijk leven: Want dit is met recht: Capernaïtisch vlees eten.
Maar het is geestelijk, niet ten aanzien van haar wezen, maar vanwege de wijze waardoor men hetzelve ontvangt en de geestelijke kracht van te voeden: overmits de geest of de ziel van de mensen hetzelve door het geloof alleen aanneemt en daardoor inderdaad en waarlijk. (want de geestelijke daden geschieden ook inderdaad zelf) door de kracht van de Heilige Geest tot het geestelijke en eeuwige leven gevoed en onderhouden wordt.De weldaad van het geestelijke leven komt ook wel ten nut van het lichaam zelf dewijl het daardoor herboren en geheiligd wordt en eigenlijk de gelukzalige opstanding ook zal deelachtig worden. Maar mag die spijs nochtans niet lichamelijk genoemd worden, maar geestelijk, omdat ze ons alleen geestelijke voeding aanbrengt: Derhalve alhoewel het een eten is van het lichaam van Christus ten aanzien van welke, te weten, van het voorwerp, het lichamelijk genoemd zou mogen worden: maar ten aanzien van de wijze is het geen lichamelijk eten. Nadien dan het vlees van Christus alleen een geestelijke spijs is, en Zijn bloed een geestelijke drank: zo volgt hieruit dat het vlees van Christus alleen geestelijker wijze gegeten en Zijn bloed alleen geestelijker wijze gedronken wordt, dat is, met de mond van de geest of de ziel, dat is, met het geloof, dat de Heilige Geest zelf in onze harten werkt.Johannes 6:51 – “Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.”. en volgens.
Het volgt niet. Want nademaal het Heilig Avondmaal (zoals gezegd is) bestaat uit twee dingen, aardse en hemelse, of uit het teken en wat het betekend. En dat er ook twee manieren van eten zijn: zo wordt er ook tweeërlei eten ons bevolen. Het ene van het teken, het andere van wat het betekend: dat lichamelijk en gevoelig en dit geestelijk en dat in het verstand alleen bestaat: Het woord 'eten' wordt die wijze eigenlijk toegeschreven en deze oneigenlijk zoals in Psalm 14:4 – “Hebben zij dan geen kennis, al die bedrijvers van ongerechtigheid, die mijn volk opeten, als aten zij brood? De Here roepen zij niet aan.”. en Johannes 6:53 – “Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf.”. Anders zou hieruit volgen dat men het lichaam van Christus lichamelijker wijze moest eten, hetwelk schrikkelijk is en geheel Capernaïtisch. Want Christus gaat niet in de maag maar in het hart.Efeziërs 3:17 – “Opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in de liefde”.. en wordt derhalve met de mond niet gegeten.43) En dat sommigen om deze ongerijmdheid (zo ze menen) te schouwen, een lichamelijk eten versieren, die op een hemelse bovennatuurlijke wijze zou toegaan, dat is een onuitsprekelijk en onbegrijpelijk verdichtsel en dat tegen zichzelf strijd.
Het is niet alleen de belofte van God te geloven die getuigd (gelijk Christus zelf uitlegt) Johannes 6:35 – “Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.”, waar de Heere te kennen geeft dat geloven, drinken is en door het geloof tot Christus te komen, eten is. Dat Christus vlees voor ons gekruisigd is en Zijn bloed voor ons vergoten is tot vergeving van de zonden: maar geestelijker wijze ook gespijst te worden met het ware lichaam van Christus, zijnde als de spijs van onze zielen en door hetzelfde geestelijke leven en de kracht te verkrijgen: gelijk Christus zegt: (Die zal niet hongeren noch dorsten tot in der eeuwigheid). En overzulks Christus door het geloof omhelzen en aannemen, niet die Zich van verre vertoont, maar die Zichzelf zo met ons verenigd dat Hij het hoofd is en wij de leden. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. in zijn tweede verhandeling over de woorden van de apostel: 'Dat eten is: verzadigd te worden dat drinken, wat is het anders dan leven?" En verder zegt hij: "Die spijs te eten en die drank te drinken, dat is in Christus te blijven en Christus in ons woonachtig te hebben, gelijk Christus uitlegt in Johannes 6:56 – “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.”. En daarom, wie niet in Christus blijft en in wie Christus niet blijft, die eet ongetwijfeld Zijn vlees en drinkt Zijn bloed niet op een geestelijke wijze. Alhoewel hij in het sacrament van het lichaam en het bloed van Christus vleselijk en zichtbaar met de tanden bijt.
Zo is dan het eten van het vlees en het drinken van het bloed van Christus niet alleen het geloof, maar ook als een vrucht en effect van het geloof, te weten onze inwendige vereniging met Christus: welker vrucht is de blijdschap in God en om die reden??? het eeuwige leven. 44)
Opdat wij door dit sacrament, als door een daad die ons wat beter bekend is, of door een zichtbaar woord, dat ons hetzelve voor ogen stelt, hetgeen het hoorbaar woord ons te kennen geeft, zijnde ons geloof hierdoor hoe langer hoe meer geoefend en gesterkt, Hem meer en meer te eten. En ons wat nauwer en krachtiger toeigenen en overzulks uit Christus zelf, die wij alzo eten, het geestelijk gevoelen, bewegen en leven, hoe langer hoe meer trekken en bekomen totdat wij eindelijk op de jongste dag, als wij het Woord en de sacramenten niet meer nodig zullen hebben, geheel in Christus en met Christus, die ons alsdan inderdaad in de hemelen tegenwoordig zijn zal, dat eeuwig leven zullen genieten.
Voor zoveel het woord 'sacrament' genomen wordt, niet in het algemeen voor de gehele daad van des Heeren Avondmaal en voor het genieten zelf, zo van het teken als van de betekenende zaak: maar voor het teken zelf, gelijk als bij AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: Het sacrament des lichaams van Christus, is op een zekere wijze het lichaam van Christus: En gelijk dezelve dikwijls zegt, dat het offer van de gemeente uit twee dingen bestaat, uit het sacrament en de betekenende zaak: In deze zin is het eten alleen uiterlijk, sacramentarisch, betekenend of ceremonieel voor degenen die in het Avondmaal des Heeren, dat heilige teken van het lichaam van Christus met de mond van het lichaam eten. Hetwelk wanneer het zonder geloof geschied gans en al ter zaligheid niet helpt en ook van geen waarde is.
Het andere naar de zielen of alleen geestelijk, namelijk de betekenende zaak, dat door het geloof alleen geschied uit het gehoor, lezen en overleggen van Gods Woord, waar men van leest 45). En geschied ten alle tijden allen door het geloof, gelijk ook eertijds de voorvaders in het Oude testament zulks mede gedaan hebben.46).
53 "Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage."
En:" 55 Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. Van welk eten Hieronymus zegt: Als wij het Woord van God horen, zo wordt Christus vlees en Zijn bloed in onze oren ingestort." 47)
Het derde is tenslotte geestelijk en sacramentarisch tegelijk: in het wettig gebruik van het Avondmaal des Heeren. Die in het Avondmaal des Heeren zo het teken van het lichaam van Christus met de mond van het lichaam eten, als het lichaam van Christus met de mond van de ziel, dat is met het ware geloof, en dezelve waarlijk deelachtig worden door de kracht van de Heilige Geest, eten niet alleen het brood des Heeren, maar ook het brood de Heere, zoals AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. eertijds gezegt heeft.
Alhoewel het geestelijk eten van een en dezelfde Christus één is en niet tweeërlei, te weten: door het geloof, hetzij Hij ons verstand om van ons aangenomen te worden, voorgesteld wordt of eenvoudig in het Woord: of daarbij voegend de tekenen van het sacrament. Derhalve kan men de woorden uit 48) betreffend het geestelijk eten van het Avondmaal, niet loochenen. Want hoewel Christus daar niet gesproken heeft van de tekenen, zo heeft Hij nochtans gesproken van de betekenende zaak van het Sacrament. Om welker oorzaak de voorvaders in haar 'Homilien', (???)voornamelijk die ze gedaan hebben voor het volk, die plaats geduid hebben op het sacrament van het Heilig Avondmaal.
Maar het vleselijk eten met de mond, waardoor het lichaam van Christus in de mond zou genomen worden en in de maag verteren, heeft hier geen plaats, aangezien het met het geestelijk eten en met de hemelvaart van Christus niet kan bestaan 49). Door oorzaak ook dat het vleselijk eten niet alleen nergens nut toe is, maar ook Kapernaïtisch is: Doch het geestelijk eten maakt levendig. 50)
Dat BellarminusDe Italiaan Robertus Bellarminus (1542-1621) was een jezuïetisch kardinaal, die de roomse leer verdedigde tegenover de Reformatie. het waagd te bewijzen dat de woorden van Christus in Johannes 61 Daarna vertrok Jezus naar de overzijde van de zee van Tiberias in Galilea. 2 En Hem volgde een grote schare, omdat zij de tekenen zagen, die Hij aan zieken verrichtte. 3 En Jezus ging de berg op en zat daar neder met zijn discipelen. 4 En het Pascha, het feest der Joden, was nabij. 5 Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide Hij tot Filippus: Waar zullen wij broden kopen, dat dezen kunnen eten? 6 Maar dit zeide Hij om hem op de proef te stellen, want Hij wist zelf, wat Hij doen zou. 7 Filippus antwoordde Hem: Tweehonderd schellingen brood is voor dezen niet genoeg, als ieder een kleine hoeveelheid zal krijgen. 8 Een van zijn discipelen, Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem: 9 Hier is een jongen, die vijf gerstebroden en twee vissen heeft; maar wat betekent dit voor zovelen? 10 Jezus zeide: Laat de mensen gaan zitten. Nu was er veel gras op die plaats. De mannen gingen dus zitten, ten getale van omstreeks vijfduizend. 11 Jezus dan nam de broden, dankte en verdeelde ze onder hen, die daar zaten, evenzo van de vissen, zoveel zij wensten. 12 En toen zij verzadigd waren, zeide Hij tot zijn discipelen: Verzamelt de overgebleven brokken, opdat niets verloren ga. 13 Zij verzamelden die dus en vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden, die overgeschoten waren, nadat men gegeten had. 14 Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld komen zou. 15 Daar Jezus bemerkte, dat zij zouden komen en Hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich weder terug in het gebergte, geheel alleen. 16 En toen het avond geworden was, gingen zijn discipelen naar de zee en begaven zich in een schip over de zee naar Kafarnaüm. 17 En het was reeds donker geworden en Jezus was nog niet tot hen gekomen, 18 en de zee werd onstuimig, daar er een harde wind woei. 19 Toen zij dan vijfentwintig of dertig stadiën hadden geroeid, zagen zij Jezus over de zee gaan en dicht bij het schip komen, en zij werden bevreesd. 20 Maar Hij zeide tot hen: Ik ben het, weest niet bevreesd. 21 Zij wilden Hem dan in het schip nemen en terstond bereikte het schip het land, waar zij heengingen. 22 De volgende dag zag de schare, die aan de andere zijde van de zee stond, dat daar geen ander scheepje was geweest dan één, en dat Jezus niet met zijn discipelen in dit schip gegaan was, maar dat zijn discipelen alleen waren weggevaren. 23 Doch er kwamen andere scheepjes uit Tiberias bij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, nadat de Here gedankt had. 24 Toen dan de schare zag, dat Jezus daar niet was en ook zijn discipelen niet, gingen ook zij in de scheepjes en kwamen te Kafarnaüm om Jezus te zoeken. 25 En toen zij Hem aan de overkant der zee vonden, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen? 26 Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt. 27 Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt. 28 Zij zeiden dan tot Hem: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? 29 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft. 30 Zij zeiden dan tot Hem: Wat voor teken doet Gij dan, opdat wij mogen zien en U geloven? Wat voor werk doet Gij? 31 Onze vaderen hebben het manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven is: Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten. 32 Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel; 33 want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft. 34 Zij zeiden dan tot Hem: Here, geef ons altijd dit brood. 35 Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. 36 Maar Ik heb u gezegd, dat gij niet gelooft, ook al hebt gij Mij gezien. 37 Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. 38 Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. 39 En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. 40 Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 41 De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood, dat uit de hemel nedergedaald is, 42 en zij zeiden: Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Hij nu: Ik ben uit de hemel nedergedaald? 43 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Mort niet onder elkander. 44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 45 Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. 46 Niet, dat iemand de Vader gezien heeft; alleen die van God komt, die heeft de Vader gezien. 47 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie gelooft, heeft eeuwig leven. 48 Ik ben het brood des levens. 49 Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; 50 dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve. 51 Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. 52 De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan deze ons zijn vlees te eten geven? 53 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 55 Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. 56 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. 57 Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. 58 Dit is het brood, dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. 59 Dit zeide Hij, lerende in de synagoge te Kafarnaüm. 60 Vele dan van zijn discipelen hoorden dit en zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren? 61 Jezus nu wist bij Zichzelf, dat zijn discipelen hierover morden, en Hij zeide tot hen: Geeft u dit aanstoot? 62 Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was? 63 De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven. 64 Maar er zijn sommigen onder u, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie het waren, die niet geloofden, en wie het was, die Hem verraden zou. 65 En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij het hem van de Vader gegeven zij. 66 Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede. 67 Jezus zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan? 68 Simon Petrus antwoordde Hem: Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; 69 en wij hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de Heilige Gods. 70 Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalven uitgekozen? En een van u is een duivel. 71 Hij bedoelde Judas, de zoon van Simon Iskariot; want die zou Hem verraden, één uit de twaalven. eigenlijk te verstaan zijn van het lichamelijk eten van het vlees van Christus in het Avondmaal,(hetwelk hij een sacramentarisch eten noemt) omdat Christus het Zelf met een eed bevestigd, zeggend: 'Voorwaar,voorwaar', dat niet geoorloofd is dan in dingen die duidelijk en zeker zijn en niet in een andere zin verdraaid kunnen worden, opdat men geen oorzaak geeft van een valse eed gezworen te hebben: Dat kan men gemakkelijk hieruit weerleggen dat Christus in Johannes 3:33 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. in een oneigenlijke manier van spreken en die van Nicodemus in een ander verband genomen werd, dezelfde eed gebruikt heeft: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u…'. En wanneer het eigenlijk verstaan werd, zo zou deze ongerijmdheid hieruit volgen, dat een ieder alhoewel hij onwaardig aan het Avondmaal ging, het eeuwige leven nochtans zou beërven.
Maar AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. leert het tegendeel, als hij spreekt van die woorden van Christus: 'Hebt gij het geestelijk verstaan? Zo zijn ze geest en leven. Hebt gij het vleselijk verstaan? Zo zijn ze ook wel geest en leven, maar u niet. Verstaat het geestelijker wijze hetgeen ik gezegt heb. Gij zult niet eten dit lichaam dat gij ziet, noch drinken het bloed dat ze vergieten zullen, die mij zullen kruisigen: Ik heb u een sacrament bevolen hetwelk zo gij het geestelijk verstaat, u levendig zal maken: Het vlees is niet nut.' En: 'In Christus te geloven is het levende Brood eten.' Hij zeg ook verder dat die woorden: 'Tenzij dat gij eet het vlees van de Zoon des mensen', niet anders betekent dan 'dat wij gemeenschap moeten hebben aan het lijden des Heeren, en bedenken dat het vlees van Christus voor ons is gekruisigd geweest.' Hij zegt ook: 'Waartoe bereid gij u tanden en maag, gelooft en gij hebt gegeten'. Met welke woorden hij toch genoeg te kennen geeft dat het vlees van Christus oneigenlijk gegeten word, hetzij dat men het wezen aanziet of de manier van lichamelijk eten.
Die namelijk, die het pit of de inwendige materie, of de betekenende zaak te verstaan geven. Van welke sommigen gezegd worden van het brood en sommige van de drinkbeker. De woorden van het brood bestaan uit twee delen: het eerst: 'Dit is mijn lichaam', het tweede: 'dat voor u gegeven of gebroken word.'
Het onderwerp is het (???) woord 'dit', niet in een bijvoegende maar in een zelfstandige zin genomen zijnde. Hetwelk niet betekend een ijdel en verdwijnend ding, of enig bijzonder of ondeelbaar ding van een algemeen wezen, dat met hetgeen wat daarvan gezegd wordt, een en hetzelfde ding is. Gelijk Scotus spreekt, hetzelfde stelt te zijn, in die voege dat de dingen die door het onderwerp en door hetgeen wat van het onderwerp gezegd wordt, te kennen word gegeven, onder de ander niet verschillen, alsof de menig was, hetgeen in het brood vervat is,(dit) is mijn Lichaam. Het woordje 'dat' is ook niet te verstaan van wat het brood geweest is: Alsof men zei van wat Mozes in zijn hand hield en wat een stok of staf was geweest, dat is een duivel, of wat water is geweest in de bruiloft te Kana, is wijn: ook niet voor het bijwoord 'hier', hetwelk een plaats betekent waar het is.
Maar dat vertogende woord 'dit of 'dat', wordt verstaan van het brood dat Christus nam, brak en de discipelen gaf en niet van Zijn Lichaam: Gelijk Paulus dat uitlegt in 51) " Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? "
Zo is het dan bedrog hetgeen BellarminusDe Italiaan Robertus Bellarminus (1542-1621) was een jezuïetisch kardinaal, die de roomse leer verdedigde tegenover de Reformatie. voor zeker aanneemt dat men niet mag zeggen van een ding, dat men ziet en openlijk kent 'dat', tenzij het ding waar men het van zegt neutrius generis(???) is, dat is noch mannelijk noch vrouwelijk.
Het bijwoord of wat van het onderwerp gezegd wordt: 'is mijn Lichaam', hetwelk gezegd wordt van dat oprechte brood. De band waarmee deze twee samen gevoegd worden is het zelfstandig naamwoord 'is'.
Geenszins: en hier bedriegt BellarminusDe Italiaan Robertus Bellarminus (1542-1621) was een jezuïetisch kardinaal, die de roomse leer verdedigde tegenover de Reformatie. zichzelf wederom, als hij meent dat dit woord niet in een ander betekenis kan genomen worden: Omdat op geen enkele manier, noch in natuurlijk, noch in redekundige, noch in schriftuurlijk dingen, het een verschillend ding van het ander eigenlijk, dadelijk, zelfstandig en wezenlijk kan uitgesproken worden: maar alleen oneigenlijk. En twee dingen die zelfstandig van de ander onderscheiden zijn, mogen werkelijk in der waarheid hoe nauw ze ook met haar wezen aan de ander verbonden en verenigd zijn, niet gezegd worden in der waarheid de ander te wezen. Zo mag de ziel het lichaam niet genoemd worden of het lichaam de ziel, al zijn ze schoon(???) persoonlijk in een mens verenigd en verbonden. Ja in die bijzondere vereniging, waarvan wij ook geen voorbeeld meer hebben, van de menselijke natuur door de zelfstandigheid in de persoon van de Godheid van de Zoon, wordt gezegd dat God Mens is, en de mens God, tegen Nestorium, vanwege de eenheid des Persoons en ten aanzien van wat anders tegen de Eutychen.
Niet naar het wezenlijk, persoonlijk of dadelijk zijn maar naar het verborgen, sacramenteel en de betekenis waardoor de zaak, zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme., die betekent, genoemd wordt met de naam van ding dat het betekent, vanwege de analogie of overeenkomst en onderlinge relatie of opzicht die ze ontvangt, hebben.
Want Christus wil met deze uitspraak niet leren wat dat brood en de wijn van haar natuur en wezen en eennamig zijn, of wat daarin vervat is: maar wat ze is in haar betekenis ,ambt, gebruik en overeenkomst. Van nature zijn ze brood en wijn: in betekenis, het lichaam en bloed van Christus. En overzulks wordt hier iets vaan het brood sacramenteeler wijze gezegd dat is door zodanige soort van betekenis, waardoor de betekenende zaak niet min waarlijk ons gegeven wordt om door het geloof op een geestelijke wijze aan te nemen, als een teken ons wordt aangeboden om door het werktuig van het lichaam te ontvangen.
Niet letterlijk en volgens de algemene regel: Want die voorstelling 'Dat is Mijn lichaam', benoemd niet hetzelfde ding. (Als wanneer een en hetzelfde ding van Hemzelf gezegd wordt als: dat is brood, dat is Mijn lichaam,sprekende van een lichaam) daar brood en het lichaam van Christus verschillende dingen zijn. ….
…