Aan de zeer voorname, geachte en aanzienlijke heren, die uitblinken in adeldom, deugd, wijsheid, macht, waardigheid en gezag, de heer Albert Manvel, de heer Johan Rodolph Sager, om de beurt Burgemeester, en aan de volledige eerbiedwaardige raad van de beroemde en zeer machtige stad Bern, aan zijn zeer milde meesters.
Nadat ik de kerk van Yverdon buitengewoon had liefgehad, waarbij een vriendschap bevestigd werd door vele wederzijds bewezen diensten van haar en van mij, is het elf jaar geleden, zeer edelachtbare heren burgemeesters en raadsleden, dat uwe excellenties besloten hebben mij terug te roepen uit het heilig ambt van de kerk en mij als het ware volgens het recht van terugkeer terug te geven aan deze Universiteit van Lausanne, en mij aan het hoofd te stellen van het theologisch onderwijs. Sinds die tijd is er voor mij werkelijk niets belangrijkers geweest dan om overeenkomstig de door God geschonken gaven te beantwoorden aan de verwachting die u over mij hebt opgevat, dat wil zeggen: om mij helemaal hierop toe te leggen, dat uit mijn colleges de kandidaten in de theologie, doordrenkt van de helderste bronnen van de goddelijk geïnspireerde Schrift, tevoorschijn kwamen om passend en orthodox het gezonde en heilzame voedsel van het Woord zelf te leveren aan de kerken van Jezus Christus. God heeft in een uitzonderlijke weldaad u als gecommitteerden en beschermers daarvan aangesteld.
Maar hoewel hiervoor, wat mijn aandeel althans betreft, de nauwkeurige exegese van de heilige tekst, die ik met toepassing van de regels van de wetenschappen op mij had genomen, voldoende scheen te kunnen zijn, aangezien voor iemand die doceert in de heilige faculteit het doel moet zijn, dat de tekst van de canonieke boeken zowel voor zichzelf als voor de aan hem toevertrouwde toehoorders bekend wordt, ben ik toch tot een nieuw inzicht gekomen in een vertrouwelijk gesprek met de zeer beroemde heer Goulart, die schitterende verdiensten heeft voor de kerk van Christus - ik heb altijd gemerkt dat hij zijn uiterste best doet voor uw eer en uw belangen - over de inrichting van de theologische studies van eerstejaars. Uit dit vertrouwelijke gesprek bleek dat de doctores ook hiervoor moeten zorgen, dat de aan hun zorgvuldigheid toevertrouwde studenten geen uit hun verband gerukte en als het ware verminkte onderdelen van gezonde leerstukken, zoals die zich aanbieden in het verhaal van de Heilige Tekst, voor handen hebben, maar wel een volledige en aaneensluitende schets, die bestaat uit een doorlopende reeks van onderling verbonden onderdelen. De bedoeling hiervan is dat ze op die manier, na het curriculum van de theologie doorlopen te hebben, beter voorbereid zijn om het theologisch examen over de afzonderlijke hoofdstukken van de hemelse leer af te leggen en klaar zijn voor het ambt om de hun toevertrouwde kudde steviger voedsel te kunnen geven en op gestelde vragen waarlijk directer en grondiger antwoord te kunnen geven. Het ligt niet zo voor de hand dat zij dat zelf met zekerheid kunnen bereiken uitsluitend uit de exegese van de tekst, die geen materiaal verschaft voor de afzonderlijke leerstukken. En als de exegese van een of andere wezenlijke Schriftplaats al een handvat geeft om het volledige onderwijs in te richten, kan deze exegese niet anders afgesloten worden dan na verloop van een langere tijdsperiode. Daarom ben ik eenvoudigweg tot de volgende mening hierover gekomen: aan die zojuist genoemde exegese moet een methodisch en samenhangend onderricht van de voornaamste hoofdstukken van de heilige leer worden toegevoegd, dat door een vaste tijdsduur, als het ware door bepaalde limieten afgebakend, begrensd wordt. Want als het passend is dat de studenten in het recht, de geneeskunde en de overige vakken niet alleen van bepaalde onderdelen van dat vak, dat ze willen uitoefenen als het ware overzichten maken, en geen onvolmaakt geheel, maar een volledige beheersing van het vak paraat moeten hebben, dat samenhangt doordat de onderdelen door symmetrie evenwichtig geordend zijn, opdat henzelf niet hetzelfde overkomt als degenen over wie de Phoenix van Duitsland, Melanchthon, placht te zeggen: “Ze weten zelf in alles iets en in het geheel niets”, dan is het des te juister een systematisch overzicht van de theologie , de vorst van alle wetenschappen, in de geest paraat te hebben en dat de herders dit als een prachtig in bewaring gegeven goed getrouwelijk bewaren. Laten zij daaruit, wanneer de praktijk dat verlangt, als uit een voorraadkamer met minder moeite stof om te onderwijzen ophalen en de onderdelen daarvan door dagelijkse lezing koesteren en in hun zo belangrijke posities vergroten, zolang als een volledig lichaam van onderricht, met zijn onderdelen samengevoegd, oprijst tot een juiste en nuttige grootte.
Precies ook zoals degenen die de veiligste route kiezen via een kortere weg, daar komen waarheen ze willen, dan degenen die via wateren, bergen, ravijnen, wouden en steile plekken zonder een uitgestippelde route met grote en moeizame inspanning naar hetzelfde punt op weg zijn, krijgen zo niet minder in de heilige studies dan in de beoefening van de humaniora diegenen gemakkelijker ervaring die een methode hanteren, dan degenen die zich met de grootste inspanning buiten elke systematische ordening afmatten met het lezen van de Bijbel en commentaren, omdat ze onwetend zijn waar alles betrekking op heeft. Dat werkelijk door een weloverwogen methodische kennisname van de leerstukken op een nuttiger wijze het langere verhaal van de Heilige Schrift wordt geleerd, toont de praktijk zelf.
En er bestaan weliswaar, ik geef het toe, zeer heldere, soortgelijke geschriften van onze mannen over de theologische hoofdzaken, geschreven door de meest vooraanstaande theologen, zoals Philipp Melanchthon, Wolfgang Musculus en Petrus Martyr, en die werkelijk gouden Institutie van de christelijke godsdienst van Johannes CalvijnJohannes Calvijn (1509-1564) kennen we als de grote reformator van Genève, die naast zijn magistrale 'Institutie of Onderwijzing in de Christelijke Godsdienst' ook vele waardevolle brieven, preken en bijbelverklaringen schreef. Door zijn bijzonder grote geloofskennis en fijnzinnigheid heeft Calvijn uitzonderlijk veel mogen betekenen voor de kerken van de Reformatie., waarover Paulus Thurius volkomen waarheidsgetrouw schrijft: "Afgezien van de apostolische geschriften na de tijden van Christus, heeft geen enkele eeuw een boek vergelijkbaar met dit boek voortgebracht." Maar deze uitgebreider en moeilijker geschriften zijn meer geschikt voor privéstudie en studie thuis dan dat ze, behalve als ze in een uittreksel zijn samengevat, in de scholen uitgelegd kunnen worden in een voor eerstejaars beperkte en aangepaste tijd, aangezien het de taak van de uitlegger van de Schrift is zichzelf en de weg te beperken met een duidelijke en kristalheldere beknoptheid, als een beeld van Mercurius met zijn vinger gericht op de zaak, en die weg zo begaanbaar mogelijk aan de toehoorders te tonen en degenen die haast hebben niet langer dan juist is op te houden. Want het staat vast dat alles wat duidelijk, helder en beknopt wordt overgedragen sneller door de nog onervaren talenten (waar men ook rekening mee moet houden) wordt opgenomen, volmaakter geleerd wordt, beter onthouden en op een prettiger wijzer overdacht wordt. Het is daarentegen noodzakelijk dat alles wat onderwezen wordt, als het verwarde of al te uitgebreide stof bevat, een nutteloze belasting blijkt te zijn. Daarom evenwel worden door deze beknopte weg niet die uitvoeriger geschriften uit de handen van jongerejaars geslagen: maar er wordt zorg gedragen voor hun geheugen en tegelijk worden zij zelf aangespoord om na de hoofdzaken en belangrijkste punten van de leer in zich opgenomen en ervan geproefd te hebben, vooral toch over te gaan op de lectuur van de Heilige Schriften en daaruit, als uit overvloediger bronnen, rijkelijk de overvloed te putten, waarnaar ze dorsten.
Door deze gelegenheid, weledele heren, heb ik het plan opgevat niet zozeer nieuwe hoofdpunten van de theologie op te stellen als wel te onderzoeken op welke manier, die afwijkt van de andere schrijvers die de manier gevolgd hebben die iedereen geschikt heeft geacht voor zijn onderwijs, ik de uitgedachte hoofdzaken voor mijn toehoorders volgens een gemakkelijker methode van lesgeven en leren zou uitleggen. Die methode nu scheen, met alle respect voor het oordeel van anderen, meer geschikt te zijn voor het bevattingsvermogen van beginners, die ze op school training noemen, waardoor niet alleen als het ware de anatomie van een geheel lichaam onderwezen wordt en de onderdelen op geschikte wijze onderscheiden worden en ze stuk voor stuk hun juist plaats krijgen, maar van die zaak waarvan kennis gezocht wordt, de naam, definitie, indeling, oorzaken, uitwerkingen, wat er mee verbonden is, verwante zaken, eigenschappen, getuigenissen, voorbeelden, gebruiksmogelijkheden en tegenstellingen onderzocht en verklaard worden. Want als deze op de juiste wijze geleerd zijn, is de zaak zelf duidelijk, als deze met ongeveer deze omstandigheden uiteen is gezet. Hoewel deze methode in alle wetenschappen de eerste plaats inneemt, blinkt ze beslist het meest in de theologie uit in voortreffelijkheid, en als deze aangepast wordt aan de talenten van eerstejaars, brengt zij overvloedige en veelvuldige vruchten voort. Want zo wordt hun talent gevoed, het geheugen geholpen, het oordeel aangescherpt. Tenslotte wordt de grondgedachte van heel de leer in de geest gevormd en de geest, zo voorbereid, neemt gemakkelijker op naar welke onderdelen of als het ware cellen alles verwezen moet worden, wat hij of hoort of leest in de Bijbel of andere uitvoeriger geschriften. Daarom moet je echter niet denken dat de leer van de goddelijke zaken aan het menselijk oordeel onderworpen moet worden. Maar wel dat de hemelse kennis, de zekerheid waarvan voor ons voldoende vaststaat uit de Heilige Schrift, slechts op kundige wijze verklaard moet worden uit strikte voorschriften. Want omdat de logica door een gave van God het gemeenschappelijk instrument is om wetenschappen te beoefenen, is het toegestaan dat deze niet minder toegepast wordt om de goddelijke zaken uit te leggen als de menselijke.
Maar bovendien heb ik, omdat die methode om te onderwijzen en te leren het beste is in het onderricht van beginnelingen, zoals Plato [in zijn werken] De Sofist en Meno aanspoort, die bestaat uit systematische vragen en antwoorden, die de kern der zaken die verklaard worden omvatten (want zo worden in het kort, geordend en puur volledige onderwerpen onder ogen gebracht om als het ware bekeken te worden), die beroemde draad van Theseus gevolgd en de voornaamste hoofdstukken van de christelijke godsdienst herleid tot systematische vragen, en door uitgebreid door zeer omvangrijke, zowel canonieke als kerkelijke geschriften heen te gaan, heb ik de afzonderlijke onderwerpen die nuttig waren voor het onderwijs en voor mij passend waren, opgezocht en genoteerd, ik heb er dingen aan ontleend zoals bijen in bloemrijke bossen aan alles proeven, en ik heb die voorzien van antwoorden, waarbij ik vooral op mijn hoede was niet in botsing te komen met ketterij, maar daarover datzelfde over hetzelfde (wat in de Heilige Schrift het meest moet gebeuren) in overeenstemming met de Schift en de orthodoxe geleerden volgens de door mij ingerichte systematiek te zeggen. Want het is er zover vandaan dat ik, verslaafd aan mijn eigen inzicht, de oordelen, meningen en uiteenzettingen van geleerden bij het samenstellen van deze methode der theologie versmaad heb, dat ik veeleer oprecht verklaar dat ik zo ijverig mogelijk hun geschriften geraadpleegd en in alles gevolgd heb. Want ik wil niets te maken hebben met die autodidacten, leermeesters, leerlingen en bewonderaars van zichzelf, voor wie niets smakelijk is, behalve wat van henzelf is en die, nadat ze niet altijd op gelukkige wijze onderwezen zijn, door hun nieuwe commentaren de kerken in verwarring brengen of bij anderen een kritisch teken plaatsen, om niet de indruk te geven dat van anderen geleerd hebben. Ze zijn waarlijk voor zichzelf coulant, terwijl ze zelf blootgesteld zijn aan zwaardere kritiek. Ook heb ik geen zin die huichelaars na te volgen die aan zichzelf toeschrijven wat ze van anderen geleerd hadden, wanneer ze het naar voren brengen, en liever verklaren dat zijzelf daarvan de auteur zijn dan anderen. Maar deze uitspraak van een buitenstaander bevalt mij: “Het is een kenmerk van oprechte bescheidenheid om uit te komen voor de persoon van wie je veel geleerd hebt”. Ik geef toe, zeg ik, dat ik uit de zeer geleerde geschriften van degenen die ik in het voorafgaande genoemd heb, alsook uit die van de zeer vermaarde mannen BezaTheodorus Beza (1519-1605) was medewerker en opvolger van Calvijn in Genève. Hij was professor in achtereenvolgens Lausanne en Genève, en geestelijk leider van de hugenoten in Frankrijk., Hemmingius, Zanchius, Aretius, Zegedinus, Sadeelis, Grynaeus, Danaeus, Whitaker en anderen uit later tijd (het zou te lang duren hun namen op te sommen), lichten van de kerken in Duitsland, Zwitserland, Denemarken, Hongarije, Frankrijk en Engeland, de herinnering aan wie ik dankbaar vereer, zeer geholpen ben bij het schrijven van mijn antwoorden. En er is daarom geen aanleiding dat iemand kan klagen dat ik de zeis in andermans oogst heb gezet en dat ik onder mijn eigen naam andermans spullen op de markt breng. Alles is immers het onze, zegt de apostel, hetzij Paulus, Apollos of Kefas,1) alles, zeg ik, is het onze, en als steun voor ons bestemd om naar Christus geleid te worden. Want zoals het gewoonlijk aangenaam is voor reizigers om in de voetstappen te gaan van hen die in het rechte spoor gewandeld hebben, zo is het mij aangenaam om op dit terrein de voorbeelden van heilige en grote mannen te volgen. Dat de latere profeten en de evangelisten inderdaad zeer veel wat nuttig scheen voor hun onderwerp, met bijna net zoveel woorden zeer toepasselijk uit de eerdere geschriften herhaald hebben, daarvan getuigen de boeken Deuteronomium, Kronieken en de Evangeliën. Paulus zegt tegen de Filippenzen: "Hetzelfde aan u te schrijven is voor mij niet verdrietig en voor u is het veilig" (Filippenzen 3:11 Overigens, mijn broeders, verblijdt u in de Here! Hetzelfde aan u te schrijven is voor mij niet verdrietig en voor u is het veilig.). Het is bekend dat de katholieke brief van de apostel Judas, de broer van Jakobus, vanuit een andere brief van Petrus tot een verkorte versie samengevat is. Om nog maar niet sommige kerkvaders te noemen, Oecumenius en Theophylactus en andere zowel oudere als recentere, die de rijkere geschriften van hun voorgangers in een geschikte volgorde teruggebracht hebben tot korte en essentiële hoofdstukken, om ten dienst te staan van de studies van eerstejaars, en om door de praktijk te bewijzen dat ze, naar ik meen, geen ander soort leer verkondigden dan hun voorgangers: net zoals mijn plan was. Want zoals Athenaeus vertelt dat de dichter Aeschylus gewend was te zeggen dat zijn tragedies brokstukken waren van de maaltijden van de grote Homerus, zo ontken ik niet dat ik van de welvoorziene tafels van de beste auteurs geselecteerde brokstukken heb geplukt. Maar in deze buitengewone ijver heb ik gemeend dat ik ervoor moest zorgen dat ik zou samenvatten wat anderen uitgebreider verklaarden, en dat ik op een punt, waarvan blijkt dat zij niet overal even zorgvuldig zijn geweest, de ordening van de methode van onderwijs in het oog zou houden voor de lezer bij de verklaring van de hoofdstukken van de leer, zoals ieders aard met zich mee bracht.
Deze ijver echter bij het vergelijken van de meningen van de verschillende auteurs, door een selectie te maken van de noodzakelijke onderwerpen, door wat duister is op te helderen, door aan te vullen wat aangetast lijkt, door een samenvatting te geven van alles wat al te wijdlopig uiteengezet is, door wat her en der verspreid is terug te zetten op hun juiste plaats en bij de passende vragen, kortom door de juwelen van de beste verklaringen bij elkaar te brengen en ze door een bepaald verband tot een lieflijke aanblik en aangenaam gebruik, tot een aantrekkelijke reeks te onderscheiden en te verbinden, die mij niet weinig heeft gekost en grotere aandacht heeft gevraagd, zal iemand wellicht, zoals het oude spreekwoord zegt, eerder bekritiseren dan navolgen. Met hoeveel succes ik echter mijn werk verricht heb, zal de oprechte lezer bemerken. Maar toch heb ik mij niet krampachtig ingespannen voor de verbinding van afzonderlijke plaatsen en vragen, omdat, zoals de meest ervaren vakman op het gebied van het aanbrengen van een ordening overlevert, de vraagstukken of problemen niet altijd zo samenhangen dat de ene van de andere afhankelijk is, maar zelfs vaak wat op dezelfde wetenschap betrekking heeft, gescheiden is.
Om echter niemand een handvat tot onenigheid te geven heb ik bemoeizuchtige, nutteloze vragen en vragen die ver verwijderd zijn van het terrein der ware theologie weggelaten, terwijl ik mij alleen richtte op wat de moeite waard is om te leren kennen. Op sommige plaatsen heb ik het als voldoende beschouwd argumenten ter bevestiging van leerstukken aan te voeren. Omdat het er minder om gaat, zegt Athenagoras, de valsheid te weerleggen dan de waarheid te verstevigen en nadat de onaantastbare waarheid van God voor ons vaststaat, is het niet zozeer nodig dat wij ons bezig houden met de bezwaren van tegenstanders. Sommige zaken heb ik nogal kort besproken, omdat ik het onderwijs ten dienste moest staan, hoewel op andere plaatsen tegen mijn bedoeling in, het aantal vragen is toegenomen. Zo heb ik mijn best gedaan in weinig woorden veel zaken samen te vatten, andere zaken heb ik echter aan de nauwgezetheid van de eerstejaars overgelaten. In die zaken evenwel waarin de tegenstanders heden hun burcht en bolwerk van heel hun strijd tegen de evangelische kerken plaatsen, zoals in de discussie over de rechtvaardigmaking, over de kerk, de sacramenten en verwante plaatsen waarover heftiger gestreden wordt, heb ik hun voornaamste tegenwerpingen beantwoord of er iets uitvoeriger op gereageerd. Op deze wijze is het geschied dat ik een volledige behandeling van de voornaamste hoofdstukken van de christelijke leer met Gods instemming, niet zonder vrucht voor de toehoorders, zoals ik hoop, tot het gewenste einde heb gebracht, wat door niemand eerder in deze school gepresteerd is.
Toen deze behandeling door de toehoorders was beluisterd en onder de ogen van velen was gekomen, begonnen zowel geachte mede-ingewijden die mij vaak college hadden horen geven als ook herders van de naburige kerken mij aan te sporen. Met name wel begon de zeer aanzienlijke heer BezaTheodorus Beza (1519-1605) was medewerker en opvolger van Calvijn in Genève. Hij was professor in achtereenvolgens Lausanne en Genève, en geestelijk leider van de hugenoten in Frankrijk., nadat hij niet weinig van wat door mij gedicteerd was nauwkeurig had doorgelezen, mij schriftelijk te adviseren - omdat hij van oordeel was dat deze inspanning, als hij gepubliceerd werd, ook anderen tot voordeel zou zijn - om wat door de genade Gods goed begonnen was af te maken. Dit was ook de mening van de zeer vooraanstaande heer Goulart, die er bovendien bijschreef dat, als ik hen niet voor zou zijn, deze verzamelde aantekeningen buiten mijn weten door anderen gepubliceerd zouden worden. Ik heb dus toegegeven aan hun waarschuwingen: evenwel op zo’n manier dat ik vertrouwelijk vroeg dat dit werk van mij eerst helemaal gelezen en, waar het nodig was, verbeterd werd door dezelfde heer Goulart. Deze inspanning heeft hij zich plichtsgetrouw getroost, ja hij heeft dit werk met niet lichte inspanning verfijnd. Zo is het gebeurd dat ik, bewogen door het advies en niet te versmaden gezag van de meest wijze mannen, heb toegestaan dat wat vooral voor de onzen was gemaakt, ook anderen zou bereiken, in de mening dat bij sommige anderen in de smaak kon vallen wat bij zulke grote mannen in de smaak viel.
Want ik moest, naar ik meen, niet afgeschrikt worden van de uitgave van die werken door de ongunstige oordelen van diegenen die als een kameleon - die elke kleur behalve de glanzend witte aanneemt - in de geschriften van anderen op niets anders letten dan om iets te hebben om als critici te fileren en die de rest die geprezen kan worden, hooghartig verwerpen. Want als het hen ook toe zal schijnen dat ik een Ilias na Homerus geschreven heb, omdat ik na zovele geleerde geschriften van de meest vooraanstaande theologen iets op dat terrein heb willen proberen of dat wat al gedaan was nog eens te doen, heb ik toch argumenten om te antwoorden dat ik de werkelijk verdiende lof van die vooraanstaande mannen absoluut niet in de weg sta, maar veeleer de weg baan voor de lectuur van andere schrijvers. Dat zij zich echter vergissen die van mening zijn dat die eerdere schrijvers alles zo geëffend en nauwkeurig aan een methode hebben toevertrouwd, dat ze van te voren voor anderen na hen elk handvat hebben afgebroken om iets toe te voegen of duidelijker uiteen te zetten. Dit zeg ik niet daarom alsof ik mij meer aanmatig dan de overigen maar om duidelijk te maken dat niemand door schitterende monumenten van het genie van voorgangers tegengehouden wordt om zijn studie, hoe die ook moge zijn, bij te laten dragen aan de uitleg van de heilige leer en om als hij iets dergelijks door Gods genade heeft wat door goede en ervaren mannen goedgekeurd wordt, dat zonder bezwaar met anderen te delen.
En met dit voornemen heb ik des te gretiger ingestemd omdat mijn vrienden mij erop attent maakten dat ik door dezelfde inspanning deze academie van u, edelachtbare heren, helemaal zou bevrijden van de verdenking van ketterij, waaronder zij bij sommigen geheel ten onrechte geleden heeft. Want als de een of ander, niet zozeer door eigen verbeelding als wel bedrogen door het advies van sommige wijze mannen van deze eeuw die er op uit waren een volkomen belachelijke godsdienst de Sicyonische laarzen aan te trekken, dat wil zeggen waarheid met leugen en licht met duisternis te verzoenen, een discussie is begonnen over de immanente rechtvaardigheid, een discussie die spoedig door jullie gezag en de orthodoxe eenstemmigheid van de herders in de knop gebroken is, hoeft daarom deze school, om maar niet spreken de kerk, geen schuld aan deze verdenking te belijden.
Evenwel om er voor te zorgen dat er geen steen des aanstoots over zou zijn, en duidelijk zou worden hoezeer hier zaken die in overeenstemming zijn met gereformeerd Zwitserland in het geschreven woord van God van de canoniek gegrondveste Belijdenis dankzij Gods genade onderwezen worden, heb ik de mening over de uitgave van dit boek van vrome mannen onderschreven. Maar toen ik nadacht door welk schild beschermd of door welke pracht aanbevolen het het licht zou zien, kwam het mij onmiddellijk voor de geest, edelachtbare burgemeesters en raadsleden, dat het boek opgedragen moest worden aan uw zeer beroemde naam en dat er na God geen andere beschermheren voor gezocht moesten worden dan degenen onder wier alleraangenaamste bescherming het geschreven was. Ik was werkelijk van oordeel, dat het boek niets veiligers of schitterenders kon overkomen dan de kracht en glans van uw luisterrijke naam. Maar het was ook zeer terecht om in het openbaar te betuigen met hoe grote verering en dankbaarheid ik u eer, excellenties, niet alleen vanwege uw grote gunst jegens mij, maar vanwege de geweldige gaven waarmee die uw zeer machtige republiek Bern overdadig heeft overladen. Want wie zou de politieke sieraden en ornamenten die door de grote God aan de stad Bern zijn gegeven voldoende naar waarde kunnen schatten? Ik ga zwijgend voorbij aan het feit dat die stad door de meest geprezen prins van zijn tijd, Berchtold, de laatste Hertog van Zähringen, onder goed gesternte gegrondvest is, met vrijheid begiftigd en gerekend onder de staatsinstellingen van het Rijk, autonoom is geworden (de vrijheid is nog vergroot door Keizer Frederik II) en binnen een paar eeuwen toegenomen is in rijkdom en macht. De stad stak het hoofd op te midden van machtige staten. Zij heeft door de voortreffelijkheid van God de halzen van zeer vijandig gezinde tirannen onder het juk gebracht, de eigen vrijheid met krachtige hand beschermd. Zij heeft altijd heldhaftige mannen gehad, onder wie de beroemde naam van Ulrich en Rudolph van Erlach, die uitblonken door dapperheid, wijsheid en rechtvaardigheid in oorlogs- en vredestijd. En ook nu bloeit de stad door de pracht en bouwstijl van de gebouwen, de elegante reeks en afbakening van de wijken, de menigte burgers, de voortreffelijkheid, ijver en krachtsinspanning, de adeldom van families. Illuster door de beelden der voorouders, de fraaie mildheid van de wetten, de rechtvaardigheid van de vonnissen, de eensgezinde vrede, wat allemaal steunpilaren van steden zijn, het aantal raadsleden die uitblinken door wijsheid, gezag en voortreffelijkheid, die op het stadhuis, de markt en bij processen aan het hoofd staan van het openbaar bestuur, en de gemeenschappelijke aangelegenheden, door het zeer welwillende gezag over verscheidene graafschappen, ambtsgebieden, prefecturen, steden, burchten, volkeren met verschillende talen met een zeer wijd verspreide aan zich onderworpen zeggenschap die het grootste hertogdom kan evenaren of zelfs overtreffen, floreert zij zo dat zij terecht als de schitterendste glans van heel Zwitserland beschouwd kan worden. En als zeer naar waarheid door David gezegd is: Gelukkig het volk waarvan Jehova God is, dan is beslist geen enkele eer van de stad Bern groter dan dat zij in het jaar 1528 met ongebroken ijver plaats heeft gegeven aan het Evangelie van Christus, na het juk van de antichrist afgeschud te hebben, en na de verering van afgodsbeelden en de leugens van mensen uit de stad en haar provincie verdreven te hebben, na de vrees voor gevaren gebagatelliseerd te hebben, na het verzet van anderen versmaad te hebben, en in een onafgebroken reeks vele door vroomheid en geleerdheid beroemde herders en doctores gehad heeft die een beminnelijke eenstemmigheid in de godsdienst ongeschonden tot op deze dag bewaard hebben. Als het ook de voornaamste en zozeer ook hoogste taak van staten is de kerk van Christus, die de stem van het Evangelie zuiver laat horen, en die de ware en ene God in kennis van en vertrouwen op de Middelaar vereert en aanroept, gastvrij onderdak te geven, scholen te openen, die kweekplaatsen van de kerk en de staat zijn, de zuivere godsdienst te vergroten, of te wel de kostbaarste schat aan het nageslacht na te laten, zo moet kortom voor vorsten en magistraten dit als eerste doel in heel hun bestuur voor ogen staan, dat in hun bestuur de kerk vergaderd wordt ten behoeve van de openbare verkondiging van het evangelie voor de eeuwige Koning der Koningen. Want dit schrijft de Heilige Geest welsprekend in deze woorden zelf voor: "Nu dan, gij koningen, weest verstandig, laat u gezeggen, gij richters der aarde. Dient de Here met vreze en verheugt u met beving. Kust de zoon, opdat hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat" (Psalm 2:10-1210 Nu dan, gij koningen, weest verstandig, laat u gezeggen, gij richters der aarde. 11 Dient de Here met vreze en verheugt u met beving. 12 Kust de zoon, opdat hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat, want zeer licht ontbrandt zijn toorn. Welzalig allen die bij Hem schuilen!). En elders spoort hij de rijken zelf en vorstendommen van deze wereld aan: "Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft ze, gij aloude ingangen, opdat de Koning der ere inga. Wie is Hij toch, de Koning der ere? De Here der heerscharen, Hij is de Koning der ere" (Psalm 24:9,109 Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft ze, gij aloude ingangen, opdat de Koning der ere inga. 10 Wie is Hij toch, de Koning der ere? De Here der heerscharen, Hij is de Koning der ere. sela.). En om geen andere reden heeft Hij de bestuurders tot zo’n toppunt van macht en majesteit gebracht en noemt Hij hen hoofden, goden, ondersteuners van de Kerk en schilden van de aarde, door wie Hij zelf in hevige mate verhoogd dient te worden, dan dat zij aan deze eerste taak van hen herinnerd worden en aangezet worden om de ware dienst van God onder de mensen te bevorderen en te vermeerderen. Als dit, zeg ik, zo is, dan is beslist uw belangrijkste onderscheiding, vrome vorsten, dat u met heroïsche moed dat schitterende van het evangelie beschermt dat in bewaring is gegeven, en dat u ontvangen hebt van uw verheven voorouders, dat u met grote welwillendheid en de grootste trouw de kerken en scholen koestert, dat u ervoor zorgt dat daar de ware leer klinkt, dat er een God welgevallige eenstemmigheid van leraren en leerlingen is, dat de jeugd in uw scholen, vooral in Bern en Lausanne, als het ware werkplaatsen van de vroomheid van de nuttigste talen en wetenschappen, door mannen die uitblinken in waarheid, welsprekendheid en eruditie, getrouw, wat de zaak zelf bewijst, onderwezen wordt. Want daaruit komen dagelijks diegenen voort die, overvloedig ontwikkeld in de letteren, het vaderland beschermen tegen barbarij, die met grote lof voor hen hun trouwe hulp geven aan kerk, scholen en de staat. Maar ook - wat zonder misdaad niet overgeslagen kan worden - levert u met vurige ijver om het rijk van Christus te bevorderen aan de buitenlandse kerken, zowel de hervormde als degenen die nog hervormd moeten worden, trouwe herders, biedt u welwillend onderdak aan de ballingen van Christus, onderhoudt u met uw liefdadigheid de dienaren des Woords die uit hun vaderland verdreven zijn, ook in sommige naburige plaatsen, waar anders de kerken verlaten zouden liggen of de wolven te keer zouden gaan tegen de kleine kudde van Christus. U onderhoudt met vrome liefdadigheid de docenten en leerlingen door in groten getale in beide scholen van u beurzen in te stellen. Daarom zegent God de Vader van Onze Heere Jezus Christus vanuit de hemel u mild, vanwege de buitengewone zorg voor kerken en scholen, de liefdadigheid jegens de armen, en uw zeer rechtvaardige en wijze bestuur. Gedurende een lange tijd, schenk Hij een rustige, Halcyonische tijd aan uw kerken, Hij verleent aan uw staat in overvloed rijkdom, de glans van uw naam, de omvang van het rijk, verdragen met bondgenoten, vriendschap met goede mannen, de geloften van vrome mannen en andere beschermingen, noodzakelijk om de openbare vrede en de verdediging van het vaderland te bewaren, Hij zorgt ervoor dat uw provincies in zegenrijke vrede bloeien en steeds meer zullen bloeien, als hun inwoners tenminste hun goed herkennen. Omdat dat zo is, kan er voor het bevorderen van de glorie Gods en de gelukzaligheid van uw volkeren, ook voor de toekomst, door u niets nuttigers gedaan worden of eervoller geschieden voor uw zeer befaamde naam of roemvoller voor uw befaamde republiek dan indien u uw best doet om de gezonde leer, die al vanaf het begin van de Reformatie in de evangelische kerken overal in Zwitserland gehoord is, waarvan ik de aard in dit boek heb geprobeerd te beschrijven, getrouwelijk bij u te handhaven en onaangetast over te brengen aan het beminnelijke nageslacht, waaraan geen kostbaarder erfenis kan worden nagelaten, opdat er geen handvat aan kwaadwillenden wordt geboden om er afbreuk aan te doen en de zweepslagen van God niet opgeroepen worden, en u zich inspant de leer uit te rusten met de inrichting en gelijkmatige inachtneming van het christelijk onderwijs die door u is ingesteld, en aangezien niet voortgaan op de weg van God teruggaan is, zoals een van de ouden terecht heeft opgemerkt, en aan degenen die volharden tot het einde het heil door de HERE beloofd is, u zich voortdurend inzet, opdat de weg meer en meer hersteld wordt, en na hersteld te zijn bedekt blijft.
Want hoe zeker en onbewogen de waarheid hiervan is, staat beslist volkomen hierdoor duidelijk vast dat deze leert geen ander dan de enige God en Vader en de Here Jezus Christus samen met de Heilige Geest te vereren en in geest en waarheid te aanbidden en aan te roepen; dat ons heil alleen in Jezus Christus gelegen is voor ons in het evangelie en de sacramenten, legt de leer uit haar onderricht als het ware in verzegelde geschriften van haar zo voor, dat wij duidelijk en correct kunnen begrijpen wat Hij zelf aan ons verschaft. Omdat deze vervolgens oeroud is, voorwaar niet vanaf de oude slang die ook vanaf het begin zijn godsdienst die diametraal in strijd is met de goddelijke, in de wereld heeft gebracht, maar vanaf de oudheid der dagen ontstaan is, in het paradijs aangekondigd, bevestigd door verbazingwekkende getuigenissen en wonderen die zowel in het Oude als het Nieuwe Verbond zijn beschreven, door de oude vaderen, kerkvaders, heilige koningen, profeten, Christus zelf en de apostelen getrouw aan het nageslacht overgeleverd is, is zij als een beschutting om de mensen gezet die door God zelf geplaatst zijn, die diezelfde Vaders en voorouders van ons beschermd hebben, en daarom is het ook ons niet toegestaan er stilzwijgend aan voorbij te gaan. Zij alleen heeft het getuigenis uit de wet, profeten en apostelen, en met dit allerzekerst kenmerk wordt zij van de valse onderscheiden, dat de eerstgenoemde, zoals in het voorbeeld van de Vader van alle gelovigen blijkt, de glorie van alleen God zoekt, benadrukt en verlicht, de laatstgenoemde echter de glorie van God bedekt door de eigen gerechtigheid te verstevigen. Wat bovendien nauwkeurig overeenstemt met de geschriften die zonder verschil van mening canoniek zijn, met de decaloog, het gebed des Heren, met de Apostolische Geloofsbelijdenis, die alle professoren van christelijke naam allemaal toelaten. Zij schrijft de regel van de ware en ononderbroken verering voor op grond van niets anders dan de stem van God, zoals juist is; zij erkent Christus als enige Redder, Middelaar, Hoofd en Fundament van de ene katholieke, apostolische kerk; zij koestert de wonderbaarlijke eenheid der delen op het hele fundament, op zo’n manier dat de tegenstanders zich in duizend bochten wringen, maar daarin geen echte tegenstellingen kunnen aanwijzen. Niets komt werkelijk vaker voor dan dat zij een ernstige erkenning van de zonde, de grootste nederigheid, een stevig geloof in Christus, een vurige aanroeping van de naam van God, zuivere naastenliefde, oprecht berouw, een onopgesmukte heiligheid teweeg brengt. Tenslotte wordt deze hierdoor als volkomen waar bewezen, omdat de niet verzonnen belijdenis ervan de mensen oprecht, vredelievend, bescheiden, zuiver, gematigd, mild, gehoorzaam aan hun hoger geplaatsten, vol barmhartigheid en goede werken, haters van zonden, God liefhebbend maakt. Toch trek ik, wanneer ik dit zeg, niet het heil in twijfel van de vrome voorouders, die in een aantal vroegere eeuwen, verstoken van dit licht van het evangelie, de buitengewone genade van God waarvan wij genieten, ons voorgingen, aangezien - hoewel het gelaat van de kerk niet schitterde - zij toch in het midden van de dwalingen en duisternis Jezus Christus als het ware fundament van de godsdienst hebben behouden, en de kerk niet helemaal vernietigd was en de toestand van de gelovigen onder het pausdom dezelfde was als in de tijden van Elia, aan wie de Here in een orakel antwoordde: Ik heb voor Mij zevenduizend man doen overblijven die hun knie voor Baäl niet hebben gebogen. Zo is dus ook in die tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing der genade, om de woorden van Paulus te gebruiken. Maar ik verkondig het volgende, dat, nadat het Licht der Waarheid ons toestraalde, de noodzaak is opgelegd om die helemaal in een intieme omhelzing te behouden en te bewaren, als zij niet teloor wil gaan. Want dat de ware verering van God vanuit Zijn Woord voor uw kerken hersteld is, ja zelfs dat de zuiverheid van de leer en de eenvoud van de rituelen zoals die was in die eerste, niet kinderlijke maar helemaal krachtige apostolische kerk, die vlak bij de tijden van de Apostelen was, hernieuwd is, zal degene erkennen die haar overeenkomstig het richtsnoer van die Apostolische kerk zal onderzoeken en degenen die haar volgen zijn gevrijwaard van dwaling. Houdt dus, zeer vastberaden heren, hierin standvastig vol, steunend op de goddelijke genade, plaats tegenover de listen van Satan, de haatuitingen van machthebbers, de ware verering en aanroeping van God als veiligste bescherming en ga bezield door te bevorderen wat noodzakelijk is voor het behoud hiervan, ervan verzekerd dat het beroemde Bern, met heilige ijver daarop gericht, nooit de buitengewone mildheid en bescherming van God zal missen. Want zoals bij de algehele zondvloed Hij de ark en daarin de aartsvader Noach met zijn familie, die de behoeders waren van de goddelijke beloften van de Messias, gered heeft, zo beschermt hij te midden van de ruïnes van de rijken de eervolle staten, tenminste zolang zij Zijn kerk onderdak zullen bieden en de vrije en heilzame studiën welwillend, wat u doet, zullen koesteren. Moge God evenwel geweldige stormen van grote rampen die overal schijnen te dreigen met de ondergang van de kerk van Christus, mild afwenden. Moge Hij onze harten tenslotte uit het oude vuil van de zonde opwekken en ombuigen naar de ware bewustwording en dankbaarheid. Moge Hij de kerk bij u, zowel in Zürich, Bazel, Schafhausen, Genève als op andere plaatsen, hetzij dichtbij, hetzij verder verwijderd, in ware vereniging der harten bewaren en vullen met alle zegening van vrede en waarheid. Voor de rest, zeer milde heren, omdat het waarlijk koninklijk en menselijk is, zoals Plutarchus aan Trajanus schrijft, om niet minder graag en bereidwillig het kleine te ontvangen als het grote te geven, vraag ik u onderdanigst u met uw verheven waardigheid te verwaardigen dit werk van mij, zeer veel inferieurder als er gelet op wat van mij is, maar vooral ondernomen voor het nut van de scholen van uw jeugd en dit voorvoorwoord zelf van mij dat zozeer onderdanig opgesteld is, overeenkomstig uw gebruikelijke mildheid, met onbewolkt gelaat en welwillende hand aan te nemen en mij en de mijnen uw gunst te bewijzen. Moge Jezus Christus voortdurend doorgaan rijkelijk aan heel de befaamde staat van de inwoners van Bern de bloeiendste welstand te geven, aan u allen en ieder afzonderlijk, edelachtbare heren Burgemeesters en Raadsleden, een volledig behoud, dapperheid, wijsheid, rechtvaardigheid en beoordelingsvermogen, aan uw burgers langdurig geluk, tot Zijn eeuwige roem, tot voordeel van Zijn kerk, tot heil van heel het vaderland en openbare rust van alle staatsinstellingen van Zwitserland.
Lausanne, 13 Augustus.
De allernederigste dienaar van uwe excellenties,
G. Bucanus