Het hoofdstuk over God, want "dit nu is het eeuwige leven", zegt Christus in Johannes 17:33 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt., "dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt". Hieruit blijkt hoe noodzakelijk de kennis van God is.
Het boek dat voornamelijk de Bijbel genoemd wordt, namelijk de geschriften van het Oude en het Nieuwe Testament, waarvan de Heilige Geest de onmiddellijke Auteur is.6) Van dit boek zegt de Psalmist: "De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige" (Psalm 19:88 De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige.).
Hierop valt aan de hand van Psalm 10:1111 Hij zegt in zijn hart: God vergeet het, Hij verbergt zijn aangezicht, Hij ziet het in eeuwigheid niet. te antwoorden dat hij niet zozeer Gods wezen ontkent, maar Gods voorzienigheid.10) Want als God iemand zijn onderscheidingsvermogen ontneemt, komt hij er inderdaad zelfs toe God te verzaken. Maar hoewel sommigen met woorden hebben ontkend dat God bestaat, hebben ze er toch vaak met de daad van getuigd dat ze van een ander gevoelen waren, wat men met de geschiedschrijver Suetonius zelfs kan afleiden uit het leven van iemand als Caligula, de wrede keizer van Rome.
Inderdaad, maar niemand heeft ook de ziel gezien, of de springaders en de wateren onder de aarde, waarvan we desondanks zeker weten dat ze er zijn. Zo kan ook God, hoewel Hij onzichtbaar is, gekend worden uit Zijn zichtbare werken, hoe duister en onvolkomen ook.
God is in het Grieks theos, wat komt van theo ('lopen'), omdat Hij door alles loopt; of van theaomai ('zien'), omdat Hij alles ziet; of van deos ('vrees'), omdat de mensen door vrees ertoe gebracht worden Hem te dienen.
Hij is een geestelijk wezen, onbegrijpelijk, verstandig, eenvoudig, onveranderlijk, almachtig, alwetend, vrij, onsterfelijk, onmetelijk, de Liefde zelve, barmhartigheid, rechtvaardigheid, heiligheid, reinheid, goedheid, wijsheid, lankmoedigheid, weldadigheid. Hij is:
God is de Schepper en Behouder van alle dingen, en de Verlosser en Heiligmaker van de uitverkorenen.
Dit is geen definitie of afpaling, want wat boven-wezenlijk en onbegrijpelijk is, kan niet afgepaald of begrepen worden, maar een beschrijving die ten volle bevat al wat ons in dit leven nodig is van God te weten met het oog op de ware godsdienst en onze zaligheid.
Deuteronomium 6:44 Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is één! luidt: "Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is één!" En 1 Korintiërs 8:44 Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén.: "Wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén". En omdat de waarachtige God de Opperste is en oneindig, kunnen er niet méér goden zijn, want er kunnen niet meer oppersten zijn dan één, noch meerdere oneindigen dan één. Er is dan ook slechts één God geopenbaard, zowel door getuigenissen die niet bedriegen kunnen, als door wonderwerken, voorzeggingen en andere dingen die alleen door Zijn almachtige natuur gedaan kunnen zijn.
Niet in het algemeen, als de bijzondere delen in zich vervattend, en ook niet in het bijzonder, als onder het algemene vervat zijnde, maar qua wezen en getal, of ook ten aanzien van Zijn natuur, want Gods wezen is alleen en ongedeeld.
Niet om daarmee te wijzen op een veelheid van goden, noch om Gods Wezen te delen, maar om Zijn Personen aan te duiden. Want hoewel de Vader, de Zoon en de Heilige Geest elk een andere Persoon hebben, is de Vader niet iets anders of een andere God dan de Zoon en de Heilige Geest, is de Zoon niet iets anders of een andere God dan de Vader en de Heilige Geest, en is de Heilige Geest niet iets anders of een andere God dan de Vader en de Zoon. Want het gaat om een enige, onverdeelde en goddelijke natuur, hoezeer ook de Vader een ander is, de Zoon een ander is en de Heilige Geest een ander is. Daarom zijn ze niet van een ander of verscheiden wezen, noch samengevoegd, zoals de mensen, die een gemeenschappelijk wezen hebben. Ze zijn niet slechts gelijk van wezen, maar van een enig wezen, met hetzelfde wezen en dezelfde eeuwigheid, wil, werking, macht en heerlijkheid.11)
Op twee manieren:
Nee, want God is een aller-eenvoudigst wezen, wat geen samenstelling of deling toelaat. Hij is eenvoudig en in elk opzicht één, en het aller-oneindigste.
Nee, want God is Zelf oorzaak van alle oorzaken.
Beslist niet, want al wat in God is, is wezenlijk.
Al die eigenschappen zijn in wezen niet van elkaar onderscheiden, want ze zijn één. Ze zijn slechts onderscheiden voor ons verstand, en in de werken die God volbracht heeft ten aanzien van de schepselen.
De ontelbare werken van Zijn genade, rechtvaardigheid, macht en barmhartigheid.
Goddeloosheid, epicurisme, afgoderij, het heidense veelgodendom, de ketterij van Mani met betrekking tot de twee beginselen van goed en kwaad, godslastering en valse waanideeën over God (zoals die van hen die God als een mens voorstellen), twijfels over God, en ga zo maar door.
Omdat geen van al die valse goden de ware God is.
Met de oudvader Hilarius in zijn derde boek over de heilige drie-eenheid antwoord ik: zij kenden wel Gods naam, maar niet God Zélf, want niemand kent God behalve wie de Vader en de Zoon belijdt.
Vele soorten mensen zijn zonder God:
De kennis van God dient ertoe dat Hij alleen naar behoren gediend wordt, waartoe de mensen ook geschapen zijn, en dat wij, door die kennis geleid en geleerd, al het goede van Hem leren verwachten, en ons aan Hem verplicht weten.
Drie, zowel onderscheiden in getal als in de daad: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zij bestaan in het ene goddelijke wezen, zodat er niet vele goden zijn, maar één en dezelfde God, eeuwig, onmetelijk en almachtig, die in de Schrift Jehova genoemd wordt, die volstrekt eenvoudig is ten aanzien van Zijn wezen en drievoudig ten aanzien van Zijn personen.
Jazeker, want de zaak zelf is in de Schrift aanwezig, en dat op twee manieren:
Het wezen is een natuur, die niet vóór de drie personen heeft bestaan of buiten die personen om bestaat, maar die hun gemeenschappelijk is, ja, dezelfde en ondeelbare in elk van hen, niet buiten hen, door zichzelf bestaand, namelijk de Godheid zelf. Daarom zijn de wezenlijke eigenschappen, die in haar zijn, qua aantal één. Maar de persoon is een zelfstandigheid in de Goddelijke natuur, die zijn aanzien heeft onderscheiden van de andere door een onmededeelbare eigenschap: want de personen zijn onderscheiden, niet gescheiden zoals drie mensen die inderdaad gescheiden zijn, alhoewel ze in soort één zijn.
De reden is, omdat het Goddelijk Wezen oneindig is en onbegrensd, en daarom geheel in elk van de personen, die van elkaar niet zijn gescheiden, maar alleen van elkaar onderscheiden zijn. Maar het menselijk wezen of het wezen van de engelen is eindig en begrensd, zodat het niet in zijn geheel in een enkel persoon maar een deel in de een en een deel in de ander is.
Op twee manieren: innerlijk en uiterlijk. Innerlijk: uitgemaakt door de innerlijke eigenschappen oftewel innerlijke werkingen. Daarvan zegt men: De werken van de Drie-eenheid met betrekking tot die dingen die binnen zijn, zijn onderverdeeld: dat is, de werken die God doet binnen in Zichzelf, buiten alle schepselen, zijn de drie Personen niet gemeen, maar één Persoon alleen eigen.
Want de eigenschap van de Vader is, dat Hij van eeuwigheid, niet gemaakt of geboren, de eeuwige Zoon gebaard heeft die met Hem hetzelfde Wezen is: maar de [eigenschap van de] Zoon, dat Hij niet gemaakt of geschapen, maar van eeuwigheid door de Vader, zonder moeder, geboren is. Hij is wel van Zichzelf omdat Hij God is, maar van de Vader, omdat Hij de Zoon is. Want zoals het licht door de zon wordt gebaard, zo wordt de Zoon uit de Vader geboren. Een ander dan de Vader en daarom de tweede in volgorde, in die zin dat Hij geboren is: één en dezelfde met de Vader, in die zin, dat Hij God is. Maar hier moet men gedenken wat Gregorius van NazianzeGregorius van Nazianze (329-389) was één van de drie Cappadocische kerkvaders. Hij weerhield zijn vader ervan als bisschop een ariaanse geloofsbelijdenis te ondertekenen, waarna hij zélf tot presbyter gewijd werd en later zijn vader opvolgde als bisschop. zei: "Laat de geboorte van God met stilzwijgen geëerd worden, het is genoeg voor u geleerd te hebben, dat Hij geboren is." En de eigenschap van de Heilige Geest is, dat Hij noch gemaakt, noch geboren is, maar van eeuwigheid ongeschapen van beiden uitgaat.
Als men eenvoudig spreekt van de Zoon, zonder te letten op de Vader, zo mag men eigenlijk wel zeggen dat Hij op Zichzelf bestaat, en Hem de HEERE noemen, omdat Hij van Zichzelf zijn wezen en alles heeft. Ook is Hij het enige beginsel van alle dingen. Maar als men aandacht geeft aan de onderlinge verhouding, die Hij met de Vader heeft, dan zeggen wij terecht dat de Vader het beginsel is van de Zoon, en dat de Zoon alles van de Vader ontvangen heeft, Johannes 3:3535 De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven.. Want het wezen zelf is iets anders dan de wijze van de zelfstandigheid. Daarom zeggen de scholastici dat de Zoon wel bestaat door Zichzelf, maar toch niet van Zichzelf. Want het wezen van de Zoon heeft geen beginsel; maar de Vader is het beginsel van zijn Persoon. Hierom zegt Hilarius: "Het geven van de Vader, is de belijdenis van de aangenomen geboorte." En: "De dingen die Hem van de Vader gegeven zijn, verzwakken de Godheid van Christus niet, maar bevestigen die." En AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt: "Christus wordt God genoemd, ten aanzien van Zichzelf, en wordt de Zoon genoemd ten aanzien van de Vader."
Tegenwerping: De Zoon en de Heilige Geest hebben hun begin: daarom zijn ze niet eeuwig.
Antwoord: Dit betreft niet een begin van tijd of langdurigheid, maar alleen van volgorde of oorsprong.
De tegenwerpingen van de sabellianen:
Dit onderscheid is niet wezenlijk, zoals in de schepselen, omdat een ieder zijn eigen en bepaalde eigenschap of hoedanigheid heeft. Want het wezen van de Vader is geen ander dan het wezen van de Zoon en geen ander dan die van de Heilige Geest, maar één en dezelfde, welke de Vader de Zoon geheel meedeelt, en de Vader en de Zoon delen die geheel de Heilige Geest mee. Het [onderscheid] bestaat ook niet in het verstand, want Hij wordt niet alleen met het verstand of met woorden Vader, Zoon en Heilige Geest genoemd. Noch ook op de manier zoals een mens vader of zoon kan zijn en genoemd worden. Maar het bestaat inderdaad zelf en is ook onbegrijpelijk, want iedere Persoon heeft zijn bijzondere bepaling; zijn zelfstandige en onmededeelbare eigenschap en is onderscheiden van de andere, niet door het wezen, maar door de manier van de zelfstandigheid.
Die zijn te ontlenen uit de werken van God aan de dingen die buiten Hem zijn. Namelijk dat de Vader de Zoon zendt, de Zoon, gezonden, de Verlosser is, de Heilige Geest de Heiligmaker is. Zoals ook in de Artikelen van het geloof de Vader van de Zoon onderscheiden is door de schepping, de Zoon door de menswording, de Heilige Geest van beide door de beschrijving in de gedaante van een duif, Matteüs 3:1616 Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen. en in de gedaante van gedeelde tongen, Handelingen 2:33 en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen., ook door de heiligmaking en wedergeboorte, alhoewel één en dezelfde God alles doet, zoals gezegd is: 'De werken van de Drieeenheid tot de dingen die buiten Hem, zijn ondeelbaar'. En daarom moet men hier denken aan de spreuk van Gregorius van NazianzeGregorius van Nazianze (329-389) was één van de drie Cappadocische kerkvaders. Hij weerhield zijn vader ervan als bisschop een ariaanse geloofsbelijdenis te ondertekenen, waarna hij zélf tot presbyter gewijd werd en later zijn vader opvolgde als bisschop.: 'Ik kan het Ene niet bedenken, of ik wordt met de glans van de Drie beschenen, noch kan ik de Drie niet onderscheiden, of ik wordt meteen tot het Ene gebracht.' Vervolgens is in de Goddelijke Personen wel een orde, maar ongelijkheid is er niet. Onderscheiding is er, maar geen scheiding.
De tegenwerpingen van Valentinus Gentilis, een Italiaan die het hoofd was van de tritheïsten en in 1566 te Bern om valse eden en godslasteringen met de dood gestraft is: