Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:12

Inhoud

Het huwelijk

Over de instelling van het huwelijk

1. Is het huwelijk een goddelijke of een menselijke en burgerlijke instelling?

Het is een goddelijke instelling, want:

  1. het huwelijk is door God ingesteld tussen heilige personen die niet wisten van schuld; ze waren in het paradijs dus werkelijk een echt beeld van God.1)
  2. het is een voorbeeld en voorschrift geweest van het ware en geestelijke huwelijk dat er tussen Christus en Zijn gemeente zou zijn.2)
  3. het werd ingesteld opdat de gemeente door het voortbrengen van kinderen zou groeien en opdat de zaligheid van ieder hierdoor zou worden geholpen en bevorderd.3)

Het is ook een menselijke en sociaal-maatschappelijke instelling, want het is ingesteld met het doel het menselijke geslacht uit te breiden en het maatschappelijk leven van de mensen te onderhouden.

Christus zegt hierover in Matteüs 22:3030 Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel.: “In de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel.”

Het huwelijk is dus verweven met alle deugdelijke en wettige instellingen onder de mensen.

2. Bewijs eens dat het huwelijk door God is ingesteld.

In Genesis 2:1818 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. heeft God gezegd ofwel in Zijn wijze raad besloten en in Zijn onmetelijke goedheid deze raad geopenbaard: “Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.” Zie ook de verzen 20,21 en 2220 En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. 21 Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. 22 En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens..

Toen er voor Adam geen hulp gevonden werd die bij hem past, “deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep – en zo buiten bewustzijn was, geen pijn leed en geheel en al onwetend was van wat er gebeurde – nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. En de Here God bouwde rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw.” Deze bracht Hij tot Adam, die door Gods Geest gedreven profeteerde en getuigde: “Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal “mannin” heten, omdat zij uit de man genomen is” – zo is ze als zijn alter ego. “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.”

En in Genesis 9:11 En God zegende Noach en zijn zonen en zeide tot hen: Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde. heeft God het huwelijk na de zondvloed bevestigd en gezegend door te zeggen: “Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde.”

Nadat het huwelijk in ernstige mate ontwricht was, heeft de Zoon van God het ten slotte weer hersteld en het door Zijn tegenwoordigheid en het wonder van de wijn in ere gehouden.4)

Ten slotte heeft God het huwelijk niet alleen het huwelijk ingesteld, maar wekt Hij ook de wederzijdse liefde van bruidegom en bruid. Hij zorgt er dus ook voor dat er huwelijken tot stand komen. Dat zien we bijvoorbeeld in heel Genesis 241 Abraham nu was oud en hoogbejaard, en de Here had Abraham in alles gezegend. 2 En Abraham zeide tot zijn knecht, de oudste in zijn huis, die alles wat hij had bestuurde: Leg toch uw hand onder mijn heup, 3 opdat ik u doe zweren bij de Here, de God des hemels en der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw zult nemen uit de dochters der Kanaänieten, in wier midden ik woon. 4 Maar gij zult naar mijn land en naar mijn maagschap gaan om een vrouw te nemen voor mijn zoon Isaak. 5 Toen zeide de knecht tot hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen naar dit land; moet ik dan uw zoon terugbrengen naar het land, vanwaar gij uitgetrokken zijt? 6 Maar Abraham zeide tot hem: Wacht u ervoor mijn zoon daarheen terug te brengen. 7 De Here, de God des hemels, die mij genomen heeft uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap, en die tot mij gesproken heeft, en mij heeft gezworen: aan uw nageslacht zal Ik dit land geven - Hij zal zijn engel voor uw aangezicht zenden, en gij zult vandaar voor mijn zoon een vrouw nemen. 8 Indien echter die vrouw u niet wil volgen, zult gij van deze eed aan mij ontslagen zijn; alleen, gij zult mijn zoon daarheen niet terugbrengen. 9 Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van zijn heer Abraham, en zwoer hem, wat hij gevraagd had. 10 Hierop nam de knecht tien van de kamelen van zijn heer en ging op weg met allerlei kostbaarheden van zijn heer bij zich; hij maakte zich op en ging naar Mesopotamië, naar de stad van Nachor. 11 En hij liet de kamelen neerknielen buiten de stad bij een waterput, tegen de avond, de tijd, dat de vrouwen uitgaan om te putten. 12 Toen zeide hij: Here, God van mijn heer Abraham, laat mij toch heden slagen en bewijs genade aan mijn heer Abraham. 13 Ik sta hier bij de waterbron, en de dochters van de mannen der stad gaan uit om water te putten. 14 Laat het nu zo zijn, dat het meisje, tot wie ik zeg: Neig toch uw kruik, opdat ik drinke, en dat zegt: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken, - dat Gij haar hebt bestemd voor uw knecht Isaak; dan zal ik daaraan weten, dat Gij genade bewezen hebt aan mijn heer. 15 Hij was nog niet uitgesproken, of zie, Rebekka, die geboren was aan Betuël, de zoon van Milka, de vrouw van Nachor, de broeder van Abraham, kwam naar buiten met haar kruik op haar schouder. 16 En het meisje was zeer schoon van uiterlijk, een maagd, met wie geen man gemeenschap had gehad. Zij daalde af naar de bron, vulde haar kruik, en kwam naar boven. 17 Toen liep de knecht haar tegemoet en zeide: Laat mij toch een weinig water drinken uit uw kruik. 18 Daarop zeide zij: Drink, mijn heer, en zij liet haar kruik snel op haar hand neerglijden, en gaf hem te drinken. 19 Toen zij hem genoeg had laten drinken, zeide zij: Ik zal ook voor uw kamelen putten, totdat zij genoeg gedronken hebben. 20 Daarop goot zij snel haar kruik leeg in de drinkbak, liep andermaal naar de put om te scheppen en putte voor al zijn kamelen. 21 En de man sloeg haar zwijgend gade om te weten, of de Here zijn weg voorspoedig gemaakt had of niet. 22 Toen de kamelen genoeg gedronken hadden, nam de man een gouden ring van een halve sikkel in gewicht, en twee armbanden van tien halve sikkelen goud in gewicht, 23 en hij zeide: Wiens dochter zijt gij? Vertel het mij toch. Is er in uws vaders huis voor ons plaats om te overnachten? 24 Daarop zeide zij tot hem: Ik ben de dochter van Betuël, de zoon van Milka, die zij Nachor gebaard heeft. 25 Verder zeide zij tot hem: Er is bij ons zowel stro als voeder in overvloed, ook plaats om te overnachten. 26 Toen boog de man zijn knieën en wierp zich neder voor de Here, 27 en zeide: Geprezen zij de Here, de God van mijn heer Abraham, die zijn goedertierenheid en trouw niet onttrokken heeft aan mijn heer; wat mij aangaat, de Here heeft mij geleid op de weg naar het huis der broeders van mijn heer. 28 En het meisje snelde heen en verhaalde het gebeurde aan haar moeders huis. 29 Rebekka nu had een broeder, die Laban heette. En Laban snelde naar de man, naar buiten, bij de bron. 30 Zodra hij namelijk de ring gezien had en de armbanden aan de handen van zijn zuster, en zodra hij de woorden van zijn zuster Rebekka gehoord had: Zo heeft die man tot mij gesproken, ging hij naar de man toe; en zie, deze stond bij de kamelen aan de bron. 31 En hij zeide: Kom, gij gezegende des Heren, waarom staat gij buiten, terwijl ik reeds het huis gereed gemaakt heb en ook de plaats voor de kamelen. 32 Toen kwam de man in huis. En men ontzadelde de kamelen, gaf aan de kamelen stro en voeder en bracht water om zijn voeten en de voeten der mannen die bij hem waren, te wassen. 33 Maar toen hem te eten werd voorgezet, zeide hij: Ik zal niet eten, voordat ik mijn woord gesproken heb. En hij zeide: Spreek. 34 Daarop zeide hij: Ik ben de knecht van Abraham. 35 De Here heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij rijk geworden is; Hij heeft hem gegeven kleinvee en runderen, zilver en goud, slaven en slavinnen, kamelen en ezels. 36 En Sara, de vrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was, en hij heeft hem gegeven alles wat hij bezit. 37 Nu heeft mijn heer mij doen zweren: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen uit de dochters der Kanaänieten, in wier land ik woon, 38 maar gij zult naar mijns vaders huis gaan en naar mijn geslacht, en daar een vrouw voor mijn zoon nemen. 39 En ik zeide tot mijn heer: Misschien zal die vrouw mij niet volgen. 40 Maar hij zeide tot mij: De Here, voor wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal zijn engel met u zenden, en zal uw weg voorspoedig maken, zodat gij voor mijn zoon een vrouw zult nemen uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis. 41 Slechts dan zult gij ontslagen zijn van de eed aan mij, wanneer gij komt tot mijn geslacht, en men haar aan u niet wil geven; dan zult gij ontslagen zijn van de eed aan mij. 42 Nu kwam ik heden bij de bron, en ik zeide: Here, God van mijn heer Abraham, wil toch de weg, waarop ik ga, voorspoedig maken; 43 zie, ik sta bij de waterbron; laat het nu zo zijn dat de maagd, die naar buiten komt om te putten en die, als ik tot haar zeg: Geef mij toch een weinig water te drinken uit uw kruik, tot mij zal zeggen: 44 Drink zelf, en ook voor uw kamelen zal ik putten, dat zij de vrouw zal zijn, die de Here voor de zoon van mijn heer bestemd heeft. 45 Ik had dit nog nauwelijks bij mijzelf gezegd, of zie, Rebekka kwam naar buiten met haar kruik op haar schouder, en zij daalde af naar de bron, en putte. En ik zeide tot haar: Geef mij toch te drinken. 46 Toen liet zij snel haar kruik neerglijden en zij zeide: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken. Toen dronk ik, en ook de kamelen drenkte zij. 47 Daarop vroeg ik haar en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Betuël, de zoon van Nachor, die Milka hem gebaard heeft. Toen deed ik de ring aan haar neus, en de armbanden aan haar handen. 48 Ik boog mijn knieën en wierp mij neder voor de Here, en ik prees de Here, de God van mijn heer Abraham, die mij op de rechte weg geleid had om de dochter van de broeder van mijn heer voor zijn zoon te nemen. 49 En nu, indien gij liefde en trouw wilt bewijzen aan mijn heer, laat het mij weten; en zo niet, laat het mij ook weten, opdat ik mij naar rechts of naar links wende. 50 Toen antwoordde Laban, alsook Betuël en zij zeiden: Dit is een bestiering van de Here; wij kunnen niets tot u zeggen, ten kwade of ten goede. 51 Zie, daar is Rebekka, neem haar en ga heen, opdat zij de vrouw worde van de zoon van uw heer, zoals de Here gesproken heeft. 52 Toen de knecht van Abraham hun woorden hoorde, wierp hij zich ter aarde neder voor de Here. 53 En de knecht bracht zilveren en gouden sieraden te voorschijn, en klederen, en gaf deze aan Rebekka; ook gaf hij aan haar broeder en aan haar moeder kostbare geschenken. 54 Daarna aten en dronken zij, hij en de mannen die bij hem waren, en zij overnachtten er. Toen zij des morgens opstonden, zeide hij: Laat mij naar mijn heer gaan. 55 Doch haar broeder zeide, alsook haar moeder: Laat het meisje een dag of tien bij ons blijven, ga daarna heen. 56 Hij echter zeide tot hen: Houd mij niet op, nu de Here mijn weg voorspoedig gemaakt heeft; laat mij vertrekken, opdat ik naar mijn heer ga. 57 Daarop zeiden zij: Laten wij het meisje roepen en het haar zelf vragen. 58 Toen riepen zij Rebekka en zeiden tot haar: Wilt gij met deze man meegaan? En zij zeide: Ja. 59 Zij dan lieten hun zuster Rebekka en haar voedster en de knecht van Abraham en zijn mannen gaan. 60 En zij zegenden Rebekka en zeiden tot haar: Onze zuster, moogt gij tot duizenden van tienduizenden worden, en uw nageslacht bezitte de poort van zijn haters. 61 Toen maakte Rebekka zich met haar dienstmaagden gereed en zij reden op kamelen weg, en volgden de man. De knecht nam Rebekka mede en ging heen. 62 En Isaak kwam uit de richting van de put Lachai-Roï; hij woonde namelijk in het Zuiderland. 63 Isaak ging tegen het vallen van de avond uit om te peinzen in het veld. Hij sloeg zijn ogen op, en zag daar kamelen aankomen. 64 Toen Rebekka haar ogen opsloeg en Isaak zag, liet zij zich van de kameel glijden. 65 En zij zeide tot de knecht: Wie is die man daar, die ons tegemoet komt in het veld? En de knecht zeide: Dat is mijn heer. Daarop nam zij de sluier en bedekte zich. 66 En de knecht vertelde Isaak alles wat hij gedaan had. 67 Toen bracht Isaak haar in de tent van zijn moeder Sara, en hij nam Rebekka, en zij werd hem tot vrouw, en hij kreeg haar lief. Zo vond Isaak troost na de dood van zijn moeder. en in Spreuken 19:1414 Huis en have is een erfdeel der vaderen, maar een verstandige vrouw is van de Here..

Daaruit volgt dat dat de huwelijken niet bij toeval plaatsvinden en ook niet alleen afhankelijk zijn van wat mensen willen en niet willen. Nee, ze zijn onderworpen aan Gods besturing en worden geleid door Zijn voorzienigheid.

Het huwelijk is dus een goede en heilige zaak. Die verbinding moet men dus beginnen in de vreze Gods en met het aanroepen van Zijn Naam.

3. Zijn Mozes en Paulus niet met elkaar in strijd? In Genesis 2:18 wordt gezegd: “Het is niet goed, dat de mens alleen is”, maar in 1 Korintiërs 7:1 lezen we: “Het is goed voor een mens niet aan een vrouw verbonden te zijn.”

Nee, want Paulus spreekt over het maatschappelijk nut en niet over het wezenlijk goede. Hij plaatst ook niet het goede tegenover het gebrekkige en zondige, maar tegenover de last en hinder [die ermee samenhangt].

Vervolgens spreekt de tekst in Genesis over een belangrijk aspect van het menselijk geslacht, dat ten onder zou gaan als er geen voortplanting was via de weg van het huwelijk. Bovendien kunnen de meeste mannen niet rein en zuiver leven zonder een vrouw te hebben. Paulus spreekt echter over bepaalde personen die de gave hebben om buiten het huwelijk om toch rein en zuiver te leven. Van hen die dat niet kunnen, zegt hij: “Het is beter te trouwen dan van begeerte te branden” (1 Korintiërs 7:99 Indien zij zich echter niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Want het is beter te trouwen dan van begeerte te branden.).

4. Paulus zegt in 1 Korintiërs 7:38 over een maagd dat wie haar niet uithuwelijkt beter doet. Geeft hij daarmee niet aan dat het maagd-zijn een grotere dienst aan God is of des te meer Gods genade verdient dan het huwelijk?

Nee, Paulus spreekt hier over enkele uitwendige voordelen van het ongehuwde leven in verband met de aanstaande nood, dat wil zeggen de vervolgingen die voor de deur staan; zie vers 2626 Ik acht dus om de bestaande nood dit goed, dat het voor een mens goed is, zo te zijn..

Ook is het waar dat degene die ongehuwd is, wat gemakkelijker in staat is om de gemeente te onderwijzen en te dienen. Men kan eveneens de angstwekkende consequenties van de christelijke belijdenis met een geruster hart verdragen en zich met een vrijer en geruster hart opstellen in de praktijk van een godzalig leven; zie de verzen 32 en 3432 En ik wilde wel, dat gij zonder zorgen waart. Wie niet getrouwd is, wijdt zijn zorgen aan de zaak des Heren, hoe hij de Here zal behagen. (...) 34 Zowel zij, die geen man meer heeft, als de jongedochter, wijdt haar zorgen aan de zaak des Heren, om heilig te zijn naar lichaam en geest. Maar zij, die getrouwd is, wijdt haar zorgen aan aardse zaken, om haar man te behagen..

Paulus geeft er ook mee aan dat er in het huwelijksleven meer moeilijkheden en verdrietige situaties zijn dan wanneer men ongehuwd is. Hij zegt namelijk in vers 2828 Maar ook wanneer gij trouwt, dan doet gij daarmede geen kwaad, en wanneer een jongedochter trouwt, dan doet ook zij daarmede geen kwaad. Maar wèl staat zulke mensen verdrukking voor het vlees te wachten, die ik u gaarne besparen zou. van de gehuwden: “Maar wel staat zulke mensen verdrukking voor het vlees te wachten, die ik u gaarne besparen zou.” Men wordt [in het huwelijk] ook in zijn gedachten meer afgeleid door de beslommeringen die het leven in de wereld met zich meebrengt; zie de verzen 33 en 3433 Maar hij, die getrouwd is, wijdt zijn zorgen aan aardse zaken, hoe hij zijn vrouw zal behagen, en hij is verdeeld. 34 Zowel zij, die geen man meer heeft, als de jongedochter, wijdt haar zorgen aan de zaak des Heren, om heilig te zijn naar lichaam en geest. Maar zij, die getrouwd is, wijdt haar zorgen aan aardse zaken, om haar man te behagen..

De ongehuwde staat is dus voor hen die het gegeven is zich te kunnen onthouden, gepaster en gemakkelijker, waardoor men ook aan minder moeilijkheden en zorgen is onderworpen. Als zodanig is de ongehuwde staat een gelukkiger manier van leven dan de gehuwde; zie vers 4040 Toch is zij naar mijn mening gelukkiger, indien zij blijft, zoals zij is; en ik meen ook de Geest Gods te hebben.. Godvrezende mensen die gehuwd zijn, kunnen echter ook goed zorgen voor zaken die nodig zijn in het dienen van de Heere. We denken aan Abraham, Izaäk, Jakob, Zacharias de vader van Johannes de Doper, en anderen.

5. Wat is in strijd met de leer dat het huwelijk een goddelijke oorsprong heeft?

De ketterij van Montanus, en die van de tatianen, saturnianen, manicheeërs, marcionieten, priscillianen en encratiten. Zij verdoemden het huwelijk als een leer en praktijk van de duivel. De paus Syricus stond heel dicht bij deze ketterijen, want hij heeft beweerd dat het huwelijk “vuilheid van het vlees” is, waardoor niemand God kan behagen. Tegen hen allen moet men echter uitspraken van Paulus stellen die hij deed in 1 Timoteüs 4:1-41 Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, 2 door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn, 3 het huwelijk verbieden en het genot van spijzen, welke God toch geschapen heeft om met dankzegging te worden gebruikt door de gelovigen, die tot erkentenis der waarheid gekomen zijn. 4 Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt..

Over het huwelijk zelf

6. Uit hoeveel en uit welke personen behoort het huwelijk te bestaan?

Uit niet meer dan twee personen, een man en een vrouw. Zo spreekt namelijk de Heere in Genesis 1:2727 En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. en 2:2424 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.. En in Matteüs 19:55 En Hij zeide: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn. lezen we: “Die twee zullen tot één vlees zijn.” Deze twee personen zijn ook voldoende voor de voortzetting van het geslacht.

Omdat de gehuwden zelf zich aan elkaar overgeven en toevertrouwen, vormen ze beiden de zogenaamde tweede oorzaak [van het huwelijk] en daarmee ook het wezen van het huwelijk.

7. Welke feiten zijn hiermee in strijd?

  1. Dat mannen veel vrouwen hebben; en dan niet achtereenvolgens, zodat de ene de plaats inneemt van de andere, maar veel vrouwen tegelijkertijd. Deze schending van het wettige huwelijk vond haar oorsprong in Lamech, een man uit het geslacht van Kaïn, zoals we kunnen zien in Genesis 4:1919 En Lamech nam zich twee vrouwen; de ene heette Ada, en de andere Silla.. Daarna is deze gewoonte aan de patriarchen toegestaan, niet om daarmee de zinnenlust te bevredigen maar om godvrezende kinderen voort te brengen. Enerzijds was het in die tijd al de gewone manier van doen geworden, en anderzijds was het een toegang waardoor God Zijn belofte liet realiseren dat uit een gering aantal mensen een ontelbaar groot nageslacht zou voortkomen. Maar later is deze handelwijze door Christus Zelf veroordeeld. Dat zien we in Matteüs 19:88 Hij zeide tot hen: Mozes heeft u met het oog op de hardheid uwer harten toegestaan uw vrouwen weg te zenden, maar van den beginne is het zo niet geweest., waar Hij zegt dat het zo niet “van den beginne” geweest is, en ook verklaart dat hij die zijn vrouw verlaat en vervolgens een ander trouwt, echtbreuk en dus overspel doet.5) Toen God aan Adam een vrouw wilde geven, heeft Hij niet twee of meer ribben, maar slechts één rib genomen. God gaf Adam dus niet veel vrouwen, maar heeft alleen één vrouw geschapen; de Heere bracht hem dus ook niet veel vrouwen, maar slechts één vrouw.
  2. Ook in strijd met het huwelijk zijn hoererij, overspel, de vervloekte praktijk van sodomie [of homofiele praktijken] en de verschrikkelijke geslachtelijke vermenging van mensen en dieren. Zie hierover Leviticus 18:20-2320 En met de vrouw van uw naaste zult gij geen vleselijke gemeenschap hebben, zodat gij u met haar verontreinigt. 21 En gij zult geen van uw kinderen overgeven, om het aan de Moloch te wijden, opdat gij de naam van uw God niet ontwijdt. Ik ben de Here. 22 En gij zult geen gemeenschap hebben met een, die van het mannelijk geslacht is, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw: een gruwel is het. 23 En met geen enkel dier zult gij vleselijke gemeenschap hebben, om u daarmee te verontreinigen; en een vrouw mag niet staan voor een dier, om daarmee gemeenschap te hebben: schandelijke ontucht is het. en 20:10-1310 En een man, die echtbreuk pleegt met iemands vrouw, echtbreuk pleegt met de vrouw van zijn naaste, zal zeker ter dood gebracht worden; zowel de overspeler als de overspeelster. 11 Een man die gemeenschap heeft met de vrouw van zijn vader, de schaamte zijns vaders heeft hij ontbloot - beiden zullen zeker ter dood gebracht worden, hun bloedschuld is op hen. 12 Een man die gemeenschap heeft met zijn schoondochter - beiden zullen zeker ter dood gebracht worden, schandelijke ontucht hebben zij bedreven, hun bloedschuld is op hen. 13 Een man die gemeenschap heeft met iemand van het mannelijk geslacht, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw, - beiden hebben een gruwel gedaan, zij zullen zeker ter dood gebracht worden, hun bloedschuld is op hen., en ook Romeinen 1:26-2726 Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. 27 Eveneens hebben de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende..

8. Aan welke mensen is het toegestaan om in het huwelijk te treden?

In Hebreeën 13:44 Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen. lezen we: “Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld.” Het is daarom allerlei soort mensen in het huwelijk te treden. Ja, het is ook nodig en geboden voor de mensen die zich kunnen onthouden. Dat houdt 1 Korintiërs 7:22 maar met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. ons voor: “Met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man.” Het werkwoord echeto (dat is: laat hem hebben…) staat in de gebiedende wijs; het is dus geen vrijblijvend woord.

9. Is het de dienaren van het Woord toegestaan in het huwelijk te treden?

Ja, het is hun toegestaan[, om de volgende redenen:]

  1. God geeft dat ook zij in staat zijn een huwelijk aan te gaan en kinderen te krijgen. Ook voor hen geldt dat het samengaan van man en vrouw een natuurlijk gegeven is.6)
  2. Het huwelijk is ook heilig en goed, en het hoort in ere te zijn bij allen en het bed onbezoedeld (Hebreeën 13:44 Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen.). Ook Christus noemt het huwelijk een goddelijke en dus ook heilige samenvoeging, zoals Hij zegt in Matteüs 19:66 Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.: “Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.” Paulus zegt in 1 Timoteüs 4:4-54 Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt: 5 want het wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed., dat het huwelijk, het voedsel en al dergelijke dingen door het Woord en het gebed geheiligd worden, en in 1 Korintiërs 7:1414 Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig. noemt Paulus een ongelovige man geheiligd in de gelovige vrouw. De apostel zegt ook dat de vrouw behouden wordt in het baren van kinderen in het geloof, en in Titus 1:1515 Alles is rein voor de reinen, maar voor hen, die besmet en onbetrouwbaar zijn, is niets rein. Maar bij hen zijn zowel het denken als het geweten besmet. stelt hij dat voor hen die rein zijn door het geloof, álle dingen rein zijn. Op de synode van Nicea zei Paphnutus dat de gemeenschap van een man met zijn eigen vrouw iets reins is.7)
  3. De apostel voor de heidenen schreef in 1 Timoteüs 3:22 Een opziener dan moet zijn onbesproken, de man van één vrouw, nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen. en ook in Titus 1:66 die onberispelijk zijn, één vrouw hebben, die gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten. dat een opziener onbesproken moet zijn en de man van één vrouw. Dus níet van één gemeente, zoals de roomsen beweren, want de apostel schrijft in de genoemde plaatsen in de Schrift niet over het ambt van een bisschop, maar over een persoon [van vlees en bloed]. Paulus verbiedt dat zo’n opziener [of leider van de gemeente] ook niet om wanneer zijn vrouw gestorven is, opnieuw te trouwen. Iemand die na de dood van zijn eerste vrouw een tweede vrouw trouwt, blijft de man van één vrouw als hij met die ene vrouw tevreden is. De apostel wil namelijk dat een oprecht man tevreden is met één vrouw en niet op Joodse en heidense manier tegelijkertijd twee of méér vrouwen heeft.
  4. De levitische priesters onthielden zich weliswaar niet voor altijd maar wél in de periode dat zij dienst deden, van het normale huwelijksleven, omdat zij voorafschaduwingen waren van Christus, de Middelaar. Zij moesten Zijn grotere reinheid dan die van de engelen boven die van de mensen enigszins uitbeelden. Als ze in de tabernakel of tempel dienst deden, gebruikten ze echter ook geen wijn8), ze begroeven dan geen dode9) en ze schoren zich niet10) – iets waar de roomse priesteres hen echter niet in navolgden. Maar de dienaars van het Evangelie dragen hun beeld hierin niet. Godvrezende mensen weten echter wel hun huwelijkse rechten te matigen naar de tijd die van hen eist. Ze weten dat Paulus ieder van hen opdraagt in heiliging en eerbaarheid hun vat te bezitten (1 Tessalonicenzen 4:44 dat ieder uwer in heiliging en eerbaarheid zijn vat wete te verwerven.). Soms is het nodig zich te onthouden om zich tot het gebed te begeven, al wil Paulus niet dat voor al te lange tijd duurt.11)
  5. En andersom geredeneerd: de priesters, profeten, profetessen, apostelen (zoals Petrus en anderen)12), Filippus de evangelist en de apostolische vaderen waren allen getrouwd. Wat die laatsten betreft, denke men aan Policrates, de zoon van Gregorius van NazianzeGregorius van Nazianze (329-389) was één van de drie Cappadocische kerkvaders. Hij weerhield zijn vader ervan als bisschop een ariaanse geloofsbelijdenis te ondertekenen, waarna hij zélf tot presbyter gewijd werd en later zijn vader opvolgde als bisschop.; hij verklaart dat hij de achtste bisschop is, geboren uit ouders waarvan de vader ook bisschop was. Zie hiervoor Eusebius’ vijfde boek van zijn Kerkelijke historiën.
  6. In Daniël 11:3737 Ook op de goden zijner vaderen zal hij geen acht slaan; op de lieveling der vrouwen noch op enige andere god zal hij acht slaan, want tegen alle zal hij zich verheffen. zegt de profeet over de antichrist dat hij in de gemeente zal heersten, de vrouwen zal verachten en de leden van de gemeente met vuile, schandalige en boze lusten zal opzadelen. En Paulus noemt in 1 Timoteüs 4:11 Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen. de redeneringen om ongehuwd te moeten leven “leringen van boze geesten”.
  7. Christus zegt in Matteüs 15:99 Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.: “Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn”; en in Matteüs 19:1212 Er zijn immers gesnedenen, die zo uit de moederschoot geboren zijn, en er zijn gesnedenen, die door de mensen gesneden zijn, en er zijn gesnedenen, die zichzelf gesneden hebben, ter wille van het Koninkrijk der hemelen. Die het vatten kan, die vatte het. wil Hij dat allen in het huwelijk treden, behalve degenen die in lichamelijke zin of door een bepaalde situatie niet in staat zijn een huwelijk aan te gaan, en zij die een bijzondere genade ontvangen hebben zodat ze zich kunnen onthouden en een kuis leven zonder echtgenote kunnen leiden. Voor alle anderen geldt de uitspraak van Christus: “Niet allen vatten dit woord, alleen zij, aan wie het gegeven is.” In 1 Korintiërs 7:77 Ik zou wel willen, dat alle mensen waren, zoals ikzelf. Doch iedereen heeft van God zijn bijzondere gave, de een deze, de ander die. staat: “Iedereen heeft van God zijn bijzondere gave, de een deze, de ander die.” En in 1 Korintiërs 12:44 Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest. en 11 lezen we: “Er is verscheidenheid in genadegaven, (…) doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil.”
  8. De ongehuwde staat van de pausgezinden is omgeven door openlijke schande en laster vanwege de gruwelijke vuiligheden waarmee de paters als een hete oven belust zijn. Mar terwijl ze soberheid en matigheid voorwenden, leven ze er op los als epicureïsche varkens.
  9. Het derde concilie van Carthago werd gehouden in het jaar onzes Heren 421; dat was overigens het concilie waar AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zelf ook aanwezig was. Op dat concilie werd de ketterij van Pelagius veroordeeld. Maar uit de decreten van dat concilie blijkt ook dat de bisschoppen of opzieners van de gemeenten gehuwd waren. Het derde artikel luidt namelijk als volgt: “Het dunkt ons goed dat de zonen en dochters van de bisschoppen en van alle dienaren van de kerk niet aan heidenen, ketters of scheurmakers ten huwelijk gegeven worden.”

10. Veroordeelt Paulus in 1 Timoteüs 5:11 niet de weduwen die willen trouwen en daarmee hun eerste gelofte aan God om zichzelf kuis te houden tenietdoen?

Deze tekst ondersteunt niet de geloften van de nonnen en begijnen [die nooit trouwen], omdat hier bedacht moet worden wat Paulus in vers 1414 Want het lichaam bestaat toch ook niet uit één lid, maar uit vele leden. van jonge weduwen eist met het oog op het gevaar dat zij zich niet kunnen onthouden: “Ik wil dat de jonge weduwen huwen.” Hij leert in vers 1111 Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil. dan ook slechts dat men jonge weduwen niet zal toelaten tot het getal van de diaconessen. Want wie door de huwelijksband gebonden zijn, zijn tot dit ambt onbekwaam, en de jeugdige leeftijd noopt de jonge weduwen dikwijls tot het huwelijk, wat zij niet kunnen aangaan zonder daarmee een zeker teken van onstandvastigheid en een zekere mate van aanstoot te geven.

11. Wat is uw mening over bepaalde geloften die men doet?

Er zijn beloften die vrijwillig en op een geoorloofde manier in godsvrucht, in overeenstemming met Gods Woord en naar Zijn wil worden gedaan. Er zijn echter ook geloften die zonder God worden afgelegd; ze zijn afgedwongen, worden roekeloos gedaan, gaan tegen Gods Woord in en houden geen rekening met de gaven die God geschonken heeft.

Naar mijn mening moet men zich aan de eerste soort beloften houden13) en de tweede moet men verbreken. Er is een oud spreekwoord dat zegt: “In kwade beloften, breek je trouw; in schandelijke beloften, verander je besluit!”

12. Wat is in strijd met deze leer?

De mening van paus Siricius en van pausgezinde mensen die op godslasterlijke manier ingaan tegen de zienswijze van de apostel in Hebreeën 13:44 Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen.. Zij spreken zich daar ook over uit en stellen dat het huwelijk een onreine zonde is die het vlees bezoedelt. Daarom proberen zij de gehuwden van het door God geheiligde huwelijksleven af te houden. Ze eisen ook dat zij die in een geestelijke orde worden opgenomen, een gelofte afleggen om altijd ongehuwd te blijven. Daarmee zweren ze het huwelijk af en gaan in tegen de gedachtegang die in het Woord van God wordt uitgedrukt. De plechtige gelofte om zich te onthouden is voor hen een verhindering om in het huwelijk te treden, maar ook een middel om de huwelijksverbinding te verbreken. Er is ook geen sprake van een wettig huwelijk als men een plechtige gelofte heeft afgelegd om monnik of begijn te worden. Zij houden vast aan de gedachte dat de ongehuwde staat een leven als van de engelen is en dat deze staat ook verdient dat de zonden worden vergeven.

13. Mag een man wiens vrouw overleden is of op een wettige manier van hem werd losgemaakt, opnieuw trouwen?

Ja, om de volgende redenen:

  1. God zegt Zelf in Genesis 2:1818 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. dat het niet goed is als een mens alleen is. Die uitspraak geldt altijd.
  2. De apostel zegt in Romeinen 7:22 Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. en 3 dat wanneer de man gestorven is, de vrouw vrij is van de wet ten aanzien van de man; ze is dan dus geen overspeelster als ze de vrouw van een andere man wordt. En in 1 Timoteüs 5:1414 Ik wil daarom, dat de jonge weduwen huwen, kinderen krijgen, haar huis bestieren, en niet door lasterpraat aan de tegenpartij vat op zich geven. zegt de apostel dat de jonge weduwen moeten huwen, terwijl hij ons in 1 Korintiërs 7:3939 Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar indien haar man is ontslapen, is zij vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here. voorhoudt: “Een vrouw is door de wet ver bonden zo lange tijd haar man leeft; maar indien haar man ontslapen is – niet de eerste, de tweede of de derde, maar gewoon haar man – , zo is zij vrij om te trouwen die zij wil.” En andersom is aan de man datzelfde recht voorbehouden.
  3. Christus zegt in Matteüs 19:99 Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk.: “Zo wie zijn vrouw verlaat, anders dan om hoererij, en een andere trouwt, die doet overspel.” Daaruit volgt mutatis mutandis ook dat wie zijn vrouw wél verlaat vanwege overspel en een ander trouwt, geen overspel doet.
  4. Abraham, de vader van de gelovigen, is na het overlijden van Sara met Ketura getrouwd.

14. Hoe zal men oordelen over een schuldig iemand die vanwege overspel een scheiding moest ondergaan?

Deze persoon behoort door de overheid tot de doodstraf veroordeeld te worden.14) Als dat echter niet gebeurt, en als deze persoon zich niet kan onthouden terwijl de vroegere partner met een ander getrouwd is – dan zal men toelaten dat die persoon een nieuw huwelijk aangaat. In 1 Korintiërs 7:10-1110 Doch hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten - 11 is dit tóch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen - en een man moet zijn vrouw niet verstoten. staat weliswaar dat de vrouw niet van haar man mag scheiden, en als ze dat wel doet ongetrouwd moet blijven. Maar daar gaat het over het vrijwillig opgeven van een huwelijk door de vrouw omdat ze het huwelijksleven niet langer kan uithouden, en niet over een vrouw die zelf schuldig is van wie men wettig kan scheiden.

15. Wat is hiermee in strijd?

De dwaling van allen die roomsgezind zijn. Zij weigeren degene die niet schuldig is aan de scheiding, opnieuw te trouwen zolang de schuldige partner nog leeft; en datzelfde geldt voor de schuldige, ook als de onschuldige partner al overleden is. In hun visie behoort dat tweede huwelijk niet ingezegend te worden.

Er is overigens een soort tweede huwelijk dat door de oude regels niet wordt gelegitimeerd en waarvan men niet wil dat dit huwelijk ingezegend wordt. Dat geldt namelijk in die gevallen dat terwijl het eerste huwelijk nog geldt of waar de eerste vrouw is weggejaagd, men daarboven nog een andere vrouw wil trouwen.

Vervolgens is er de dwaling van hen die TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof., Hiëronymus en anderen volgen. Zij hielden eraan vast dat het huwelijk zelfs door de dood niet wordt beëindigd en ontbonden. Zij veroordelen dus elk tweede huwelijk.

16. Wat wordt vereist in de personen om met recht een wettig huwelijk aan te gaan?

  1. Volwassenheid of rijpheid om in het huwelijk te treden. Dat hangt niet zozeer af van het aantal levensjaren, als wel van de vraag of het lichaam er klaar voor is.
  2. Wettige en wederzijdse instemming.

17. Wat houdt die instemming in?

Het is een bereidwilligheid die voortkomt uit een gezonde en oprechte beslissing. Bij het aangaan van een huwelijk worden dan de volgende zaken uitgesloten: dwaling door persoonsbedrog, dronkenschap, dwaasheid, dreigementen van de ouders en andere gerechtigden, bevreesdheid, uitwendige dwang en dergelijke – die mogen hierin geen enkele rol spelen. Dan heeft men de garantie dat deze instemming op een gezonde manier, in vrijheid en gebaseerd op een juiste beslissing tot stand gekomen is.

Dat maakt Genesis 24:5757 Daarop zeiden zij: Laten wij het meisje roepen en het haar zelf vragen. ons wel duidelijk. Daar hebben de vader en de broer van Rebekka met de ondergeschikte van Abraham onderhandeld over haar huwelijk. Hij vroeg Rebekka namelijk als vrouw voor Abrahams zoon [Izak]. Ze hebben toen [op een gegeven moment] gezegd: “Laten we naar haarzelf toegaan en vragen wat zij wil.”

Wanneer is de instemming wettig?

Wanneer die overeenkomt met de wet van God, met de wet van de natuur en met fatsoenlijke menselijke verordeningen.

Wat eist de wet van God en die van de natuur?

Het eren van en de gehoorzaamheid aan de ouders, evenals schroom en eerbied voor de meest vertrouwde vrienden.

18. Wat eist de eer die men aan de ouders verschuldigd is?

Dat de kinderen geen huwelijk aangaan dan alleen op advies en met de goedkeuring van de ouders.

  1. Adam was de eerste van alle mensen, dus hij heeft geen vrouw getrouwd dan alleen door de wil en met de goedkeuring van God. We lezen immers dat God de vrouw niet alleen geschapen heeft, maar haar ook tot Adam heeft gebracht.
  2. De kinderen hebben geen zeggenschap over zichzelf, maar staan onder het gezag van hun ouders.
  3. De aartsvaders Abraham, Izak15), Jakob16) en ook Ismaël (die overigens een stug en eigenzinnig man was)17) en zelfs de heidense Sichem18) hebben begrepen dat men geen huwelijk kan sluiten zonder toestemming van de ouders.
  4. Paulus zegt in Kolossenzen 3:2020 Kinderen, gehoorzaamt uw ouders in alles, want dit is welbehaaglijk in de Here.: “Kinderen, gehoorzaamt uw ouders in alles, want dit is welbehaaglijk in de Here”; dat geldt dus ook voor wat het huwelijk betreft.19)
  5. Uit Numeri 30:66 Indien zij echter een man toebehoort, terwijl haar geloften of de verplichting die zij door een onbezonnen uitspraak op zich genomen heeft, op haar rusten. blijkt dat God de gelofte die Hem zonder medeweten of tegen de wil van de ouders is gedaan, niet als rechtsgeldig ziet. Dat geldt nog veel meer voor een huwelijk dat de kinderen aangaan zonder toestemming van de ouders. Zie Genesis 26:34,3534 Toen Esau veertig jaar oud geworden was, nam hij tot vrouw Jehudit, dochter van de Hethiet Beëri, en Basemat, dochter van de Hethiet Elon. 35 En zij waren een kwelling des geestes voor Isaak en voor Rebekka., waar blijkt dat Ezau enkele vrouwen getrouwd heeft, over wie zijn beide ouders, zowel Izak als Rebekka, veel verdriet hadden.

De Schrift heeft de ouders de verplichting opgelegd hun kinderen tot een huwelijk te laten komen.20) Bovendien zegt Matteüs 15:55 Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, behoeft zijn vader of zijn moeder niet te eren. dat de wet om de ouders te eren wordt geschonden als de kinderen de bezittingen van het huis – die aan de ouders toebehoren – zonder hun medeweten weghalen en aan God Zelf in de tempel als een offer brengen. Hoeveel te meer wordt de wet dus geschonden als de kinderen zichzélf aan de macht van de ouders onttrekken als ze een huwelijk aangaan zonder medeweten en toestemming van de ouders.

Als de ouders echter te hardvochtig zijn, hoort het tot de bevoegdheid van een vrome overheid om te oordelen waar zij een zwaarwegende oorzaak hebben om zich daartegen te keren, en waar niet.

19. Wat is met deze leer in strijd?

  1. De leer van de pausgezinden, die beweren dat heimelijke beloften die de kinderen buiten medeweten en zonder toestemming van de ouders gedaan hebben, toch rechtsgeldig zijn. En dat toestemming van de ouders gepast en behoorlijk is, maar niet noodzakelijk.
  2. Ook is hiermee in strijd als een maagd met geweld uit haar vaders huis geschaakt wordt om haar na ontmaagding als vrouw te hebben.

20. Wat eist de schroom en eerbied ten aanzien van naaste vrienden?

Men mag geen huwelijk sluiten tussen bloedverwanten en nabestaanden in die graden van bloedverwantschap die door de wet van God21) en achtenswaardige instellingen van vorsten en machthebbers verboden zijn. Huwelijken die gesloten worden waarbij de graad van bloedverwantschap door God verboden is, worden schandelijke, incestueuze of overspelige huwelijken genoemd. Ze worden immers niet als goed gekwalificeerd op grond van de voor ieder geldende wetten en instellingen.

Een kestos was een bruiloftsband of -riem, waarmee men duidelijk maakte dat het huwelijk wettig gesloten was en door publieke wetten en instellingen als goed werd erkend. Andere huwelijken die tegen de wettige instellingen van de vorsten ingaan, worden ongeoorloofd genoemd.

21. Welke regels moet men in acht nemen bij het sluiten van een huwelijk?

Er zijn door God in Zijn wet drie regels gegeven.

  1. Absoluut verboden zijn huwelijken met hen die in rechte lijn bloedverwanten zijn, hetzij in opklimmende lijn (ouders of voorouders), hetzij in neerdalende lijn (nakomelingen). De oudste in de rechte lijn neemt daarbij ten aanzien van de jongste altijd de plaats van de vader in. De Schrift zegt namelijk: “Een man zal zijn vader en moeder verlaten, en zijn vrouw aanhangen.”22) Jan mag dus niet trouwen met zijn moeder, grootmoeder, overgrootmoeder, enzovoort, enzovoort. Maar onze Jan mag ook niet trouwen met zijn dochter, zijn nicht, zijn achternicht, enzovoort. En Martha mag dus niet trouwen met haar vader, grootvader of overgrootvader, en ze mag evenmin trouwen met haar zoon, haar neef of achterneef, die geboren zijn uit haar eigen zoon of dochter.23)
  2. Ook in de zijlijn is het huwelijk door God verboden, dus een huwelijk tussen broers en zussen of tussen halfbroers en halfzussen.24) Dat de eerste broers hun zussen tot vrouw genomen hebben, was omdat dit niet anders kon en Gods beschikking daarop was gebaseerd. Er waren immers geen andere vrouwen in de wereld, en het was Gods gebod dat het menselijk geslacht zich zou vermenigvuldigen.25)
  3. In de rechte lijn op het tweede plan zijn de huwelijken eveneens door God verboden voor wat betreft de eerste en de tweede graad. Het is u dus niet toegestaan om met de zus van uw vader of moeder te trouwen, dat wil zeggen: met uw tante26), en zo verder. Zij nemen de plaats van ouders voor u in. En overeenkomstig hiermee is het ook Martha niet toegestaan om met haar oom van vaders of moeders kant te trouwen. Zo is het ook andersom geredeneerd. En hoewel het huwelijk van de oom met de dochter van zijn broer of zus niet uitdrukkelijk verboden is, is het op grond van gelijksoortige geboden toch eigenlijk niet toegestaan om te trouwen met de dochter van uw broer of met de dochter van uw broers dochter, dus met uw nicht of achternicht. U bent voor haar immers in de plaats van haar eigen vader.

Wat de familieband betreft, wordt door Gods wet ook het huwelijk verboden tussen de zoon en de stiefmoeder27); tussen de vader met zijn schoondochter, want zij is de vrouw van zijn zoon28); en tussen de vader en de stiefdochter of háár dochter29). Dit alles geldt immers in de rechte lijn van de geslachten. En voor wat het tweede plan betreft, wordt het huwelijk verboden met uw schoonzuster, want ze is de vrouw van uw broer.30) En evenmin mag u trouwen met de zus van uw vrouw, zo lang uw eigen vrouw leeft.31) U mag ook niet trouwen met de vrouw van uw oom32), en ten slotte is het huwelijk verboden met de kinderen van uw stiefzoon of stiefdochter.33)

22. Is de wet uit Leviticus voor wat die familiegraden betreft van ceremoniële aard of heeft ze een natuurlijke, ethische of burgerlijke basis?

Ze heeft een natuurlijke basis, want ze stemt met het natuurrecht overeen, en daarom kan ze alleen door God voor niet meer geldend verklaard worden. Ook de heidenen hebben zich hieraan onderworpen. De Schrift noemt al de huwelijkssluitingen die hier tegenin gaan in elk verbod, zij het dat ze daarin wel een gradueel onderscheid maakt wat schande en gruwel voor God betreft.34) Het is werkelijk waar: het algemene verbod dat niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant (Leviticus 18:66 Niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: Ik ben de Here.), is begrepen in het natuurrecht. Ook naar het oordeel van Paulus zijn de christenen verplicht zich te houden aan de wet ten aanzien van de graden in familieverwantschap.35)

23. Maar wat moet men dan denken over de tekst Deuteronomium 25:5, waar het gebod wordt gegeven dat de vrouw van de broer die zonder kinderen gestorven is, met een ander van die broers moet trouwen? En hoe te denken over het voorbeeld van de aartsvader Juda, die zijn tweede zoon gaf aan de vrouw van zijn overleden eerstgeboren zoon? Toen die gestorven was, beloofde hij haar zijn derde zoon; zie Genesis 38:8. Maar later verbiedt God in Leviticus 18:9, 16 en 18 dat een broer trouwt met de vrouw van zijn broer. Hoe zit dat?

Hierop antwoord ik dat de wet in Leviticus 18:99 De schaamte van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van uw moeder, geboren in huis of geboren daarbuiten, haar schaamte zult gij niet ontbloten. eenvoudigweg voor alle volken geldt, evenals de wet dat we niet mogen stelen. Het is echter mogelijk dat de wetgeving vanuit Deuteronomium 25:55 Wanneer broeders tezamen wonen, en één van hen sterft zonder een zoon na te laten, dan zal de vrouw van de gestorvene niet buiten de familie de vrouw van een vreemde man mogen worden; haar zwager zal gemeenschap met haar hebben, haar tot vrouw nemen en zo het zwagerhuwelijk met haar sluiten. niet begrepen werd als bedoeld voor broeders naar het vlees maar voor naasten in een andere graad van familiebetrekking zoals die van een oom of nicht – want ook zij worden tot de Joodse broeders gerekend. Het is ook mogelijk dat deze bepaling een bijzondere mogelijkheid is geweest voor het volk Israël met de bedoeling dat de familienaam via de lijn van de eerstgeborene zou behouden worden, en tegelijk een aanduiding zou zijn dat de eerstgeboorte van Christus nooit zou tenietgaan.

24. Wat moet dan onze houding zijn tegenover Abraham, die volgens Genesis 11:29 de dochter van zijn broer Haran als vrouw nam? En wat te denken van de aartsvader Jakob, die zoals Genesis 29:16 ons duidelijk maakt, tegelijk met twee zussen getrouwd was? En wat moeten we denken van Mozes die uit het huwelijk van een neef met zijn tante is geboren? Dit laatste kunnen we lezen in Exodus 2:1 en 6:19. Amram nam Jochebed, zijn tante oftewel de zus van zijn vader tot vrouw. Het Hebreeuwse woord maakt dit duidelijk, en het blijkt uit Numeri 26:59.

Het is mogelijk dat de huwelijken gesloten werden omdat er maar weinig mensen waren in het geheiligde geslacht, of omdat er zo’n verwarring en onduidelijkheid was in het maatschappelijk leven en door Gods wijze besturing werd toegelaten. Het is echter ook mogelijk dat de aartsvaders hierin gezondigd hebben. Ze zijn namelijk niet in alles te verontschuldigen. In dit geval moeten we ons oordeel baseren op de wetten en niet op menselijke voorbeelden.

25. Is het gelovige mensen toegestaan om met een ongelovige te trouwen?

Nee, behalve wanneer de partner die tevoren een ongelovige was, beloofd heeft voor de ware godsdienst te kiezen. Naar deze regel is Mozes met een Ethiopische en Jakob met de dochters van Laban getrouwd. Want God heeft in Deuteronomium 7:3,43 Gij zult u ook met hen niet verzwageren; uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen; 4 want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen, en de toorn des Heren tegen u zou ontbranden en Hij u weldra zou verdelgen. Zijn volk verboden te trouwen met heidenen.

Hoewel het gebod onder de burgerlijke wetgeving valt, geldt dit gebod toch voor ieder als men let op de reden voor dit gebod, die gelegen is op ethisch vlak en ook nu nog van kracht is. In Deuteronomium 7:44 want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen, en de toorn des Heren tegen u zou ontbranden en Hij u weldra zou verdelgen. staat namelijk: “Want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen.” Ditzelfde wordt ook verwoord in 1 Koningen 11:1-31 Koning Salomo nu had behalve de dochter van Farao vele vreemde vrouwen lief, Moabitische, Ammonitische, Edomitische, Sidonische en Hethitische, 2 behorende tot die volken, van wie de Here tot de Israëlieten had gezegd: Gij zult u met hen niet inlaten, en zij zullen zich met u niet inlaten, voorwaar, zij zouden uw hart meevoeren achter hun goden; haar hing Salomo met liefde aan. 3 En hij heeft als vrouwen gehad zevenhonderd vorstinnen en driehonderd bijvrouwen; en zijn vrouwen verleidden zijn hart.. Het voorbeeld van Salomo’s leven is een bevestiging hiervan. Nadat de zonen Gods zich onterecht vermengd hadden met de nakomelingen van Kaïn, ontstond er een verdorven samenleving die een oorzaak was voor de ondergang van heel de wereld.36)

Er is ook een uitdrukkelijk gebod dat Paulus noemt in 2 Korintiërs 6:1414 Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis?: “Vormt geen ongelijk span met ongelovigen.” En in 1 Korintiërs 7:3939 Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar indien haar man is ontslapen, is zij vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here. staat: een weduwe is “vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here.” Dat laatste wil zeggen: een huwelijk in de dienst en de vrees van God.

26. Welke bepalingen hebben vorsten ingesteld?

Een voogd mag niet trouwen met het weeskind over wie hij gesteld is. Iemand die de vaderplaats inneemt, dus een kind als zijn eigen dochter aanneemt, mag niet met haar trouwen. En dat geldt ook voor een pleegmoeder, die niet mag trouwen met de jongen die ze voor haar zoon houdt. Dat verbod om te trouwen geldt ook tussen de kinderen van broers of zussen, dus tussen neven en nichten.

Een bijbelgetrouwe overheid behoort echter bepalingen te vernietigen waardoor het verboden wordt om te trouwen met iemand over wie men een vorm van geestelijke voogdij heeft gehad en voor wie men doopgetuige was.

Zijn christenen aan deze burgerlijke bepalingen gebonden?

Ja, ze zijn eraan gebonden als ze tenminste niet in strijd zijn met de christelijke of apostolische leer. Ieder moet immers zijn overheid gehoorzamen als hij dat met een godvrezend en vrij geweten kan doen. Dat wil dus zeggen: als het in zijn geweten geen zonde is. In het andere geval mogen huwelijken die tegen de genoemde bepalingen ingaan, niet worden verbroken.

27. Hoe wordt de band van het huwelijk in de Schrift genoemd?

  1. Conjugium (een verbinding), afgeleid van jugo (juk), waardoor man en vrouw samen tot één vlees, dus als het ware tot één mens, worden samengevoegd.
  2. Matrimonium, huwelijk. Dit woord komt van mater (moeder) en ziet daarmee op het doel van het huwelijk. De vrouw trouwt namelijk met de man met als doel dat ze moeder van kinderen mag worden.
  3. Connubium (samen bedekt worden); in het meervoud nuptie, bruiloft, afgeleid van nubere, dat wil zeggen: bedekken, want zoals de lucht soms met wolken (nubibus) wordt bedekt, zo worden ook de maagden al vanaf oude tijden met een kleed of doek bedekt als ze tot de man gebracht worden. De bedoeling hiervan is om het volgende te betuigen:
  1. haar schaamte en haar eerbetoon;
  2. haar onderwerping en gehoorzaamheid, waarmee ze de macht van een ander over haar erkent,37) zoals blijkt uit het voorbeeld van Rebekka in Genesis 24:6464 Toen Rebekka haar ogen opsloeg en Isaak zag, liet zij zich van de kameel glijden., waar zij, zodra ze haar man Izak ziet, van de kameel springt en zich met een sluier bedekt. Die sluier is gelijk aan dat kleed.38)

28. Wat is hiermee in strijd?

  1. Onreine, ja zelfs antichristelijke huwelijken die zo hier en daar toegelaten zijn tussen een oom en zijn nicht, namelijk de dochter van zijn zus. Dit gaat in tegen alle goddelijke en menselijke normen.
  2. De verkeerde meningen van de pausgezinden, die er wel aan vasthouden dat het op natuurlijke gronden verboden is dat een vader met zijn dochter trouwt of een moeder met haar zoon, maar die verder van mening zijn dat het verbod in Leviticus ten aanzien van andere personen niet meer is dan een bepaalde ordening die alleen het volk Israël betreft. Christenen zouden aan die verordeningen dus niet gebonden zijn, zodat de paus daarvan vrijstelling kan verlenen.
  3. De dwaling van de Joden die beweren dat de huwelijken van personen die in de wet van Leviticus niet genoemd worden, dan ook niet verboden zijn. Als dat waar was, zou bijvoorbeeld een kleinkind met zijn grootmoeder mogen trouwen; het wordt immers niet met zoveel woorden verboden. De natuur leert echter dat zoiets een gruwel is!

29. Kortom, wat is het huwelijk?

Het is een niet te scheiden verbinding – tenzij er redenen zijn die in Gods geschreven Woord staan opgetekend39) – van een volwassen man en vrouw die met wettige en wederzijdse instemming tot één vlees worden.

Het huwelijk is door God ingesteld, met als doel dat de een de ander bijstaat in zowel goddelijke als menselijke zaken, en dat zij, als God het geven wil, kinderen voortbrengen en in de vreze Gods opvoeden ten dienste van God, kerk en maatschappij.

30. Hoeveel fasen zijn er in het huwelijk te onderscheiden?

Twee: het voorgenomen en beloofde huwelijk (de ondertrouw) en het werkelijk tot stand gebrachte en gesloten huwelijk.

31. Wat houdt de ondertrouw of, anders gezegd, de trouwbelofte in?

Een belofte om het voorgenomen huwelijk ook werkelijk te laten plaatsvinden. In het Latijn is dat de sponsalia, dat van het werkwoord spondere (beloven) komt. In vroeger tijden hadden onze voorouders de gewoonte om hun dochters te beloven aan hen die ze hun dochters voor het huwelijk hadden toegedacht, en aan de andere kant ook nog eens extra vast te leggen dat ze hun vrouw zouden worden. Hieruit zijn ook de woorden sponsus (bruidegom) en sponsa (bruid) voortgekomen, alsof men zei: de beloofde.

32. Hoeveel soorten beloften zijn er?

Er zijn twee soorten beloften:

  1. De eerste wordt gekenmerkt door woorden in de toekomende tijd (zoals het op de theologische scholen wordt gezegd). Er is alleen nog maar sprake van woorden, zoals: Ik zal met jou trouwen, zodat je mijn vrouw wordt. Dan is het net zoals wanneer ik zeg: Ik beloof je dat ik mijn huis verkopen zal. Het beloven is daarbij nog wel wat anders dan het doen. Het kan ook zijn dat men er een voorwaarde aan toevoegt, zoals: ‘maar de ouders moeten het er wel mee eens zijn’; of: ‘als mij een huwelijksschat gegeven wordt’. Het kan ook zijn dat men een huwelijk sluit tussen partners die nog niet aan trouwen toe zijn. Dan zijn die trouwbeloften of die zogenaamde ondertrouw naar het geldend recht nog iets van de toekomst.
  2. De tweede soort beloften wordt gesloten met woorden in de tegenwoordige tijd. Zoals: Ik verloof me met u als mijn vrouw. Die belofte gaat direct in, en daarom mag ze een zuiver en volkomen huwelijk genoemd worden, hoewel de bruiloft nog niet gehouden is. Daarom wordt over de verloofde al gesproken als over de vrouw en echtgenote. Als iemand volgens Deuteronomium 22:23,2423 Wanneer een man een meisje, dat nog maagd is en dat met iemand ondertrouwd is, in de stad ontmoet en gemeenschap met haar heeft, 24 dan zult gij hen beiden naar de poort van die stad brengen en hen stenigen, zodat zij sterven: het meisje, omdat zij in de stad niet om hulp geroepen heeft, en de man, omdat hij de vrouw van zijn naaste onteerd heeft. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen. de bruid van een ander schendt, moet die gestenigd worden, want hij heeft de vrouw van zijn naaste onteerd. En als Jakob in Genesis 29:2121 Daarna zeide Jakob tot Laban: Geef mij mijn vrouw, want mijn tijd is om, opdat ik tot haar kome. over Rachel spreekt, noemt hij haar “mijn vrouw”, hoewel ze alleen nog maar aan hem beloofd was. Daarom zegt hij ook: “Geef mij mijn vrouw”. En in Matteüs 1:2020 Toen die overweging bij hem opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zeide: Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de heilige Geest. spreekt de engel tot Jozef: “Schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen”, terwijl ze hem alleen nog maar beloofd was. De verloofde wordt dus als zijn vrouw beschouwd, omdat ze hem toegezegd was. Die toezegging kan alleen maar verbroken worden als er iets voorvalt waardoor de belofte te niet gedaan wordt.

33. Is de verbinding in beide vormen van ondertrouw of trouwbelofte aan elkaar gelijk?

In geen geval! Ten aanzien van een toekomende ondertrouw mag iemand wel op zijn gegeven trouwbelofte gewezen worden om zich daaraan te houden. Hij mag er echter niet toe worden gedwongen, vooral niet als hij gegronde redenen kan aanvoeren die een verandering in zijn wil kunnen verklaren.

Maar een trouwbelofte die voor het heden geldt, brengt een sterke verbintenis met zich mee, die ook niet met wederzijdse inwilliging mag worden ontbonden.40) Er is namelijk al sprake van een werkelijk vast en onverbrekelijk huwelijk, hoewel het proces nog niet geheel en al is afgerond en het nog niet tot de praktijk van het huwelijksleven is gekomen.

De toekomende ondertrouw behoort echter wel vast en bindend te zijn als ze naderhand door de band van het huwelijk bekrachtigd is.

34. Waarom is de ondertrouw eigenlijk ingesteld en waarom is er een bepaalde tijd tussen die ondertrouw en de eigenlijke bruiloft?

Er zijn verschillende redenen.

  1. In de tussenliggende tijd wordt het voorgenomen huwelijk aan de gemeenschap bekendgemaakt, zodat het op tijd duidelijk kan zijn en bekendgemaakt kan worden, wanneer er rechtmatige redenen zijn waarom dat huwelijk toch niet kan worden bekrachtigd.
  2. Om het natuurlijke zelfrespect te handhaven, zodat de partners niet direct na de trouwbelofte als beesten op elkaar afvliegen waar hun gevoelens hen wel toe drijven.

Deze drie redenen kunnen heel gemakkelijk uit de ondertrouw van Jozef en Maria worden afgeleid.41)

35. Wat houdt de tweede fase van het huwelijk in?

De voltooiing van het huwelijk door inwijding of zegening, en daarna het vieren van de bruiloft.

36. Wat houdt de wijding of heiliging van het huwelijk in?

Het is een heilige daad waarbij de bruidegom en de bruid in de gemeente gebracht worden en te midden van de vergadering der gelovigen door de herder of leraar worden onderwezen over de instelling en de bedoeling van het huwelijk. Zij die spreken kunnen, betuigen met woorden hun uitdrukkelijke instemming daarmee en zij die doof zijn of niet kunnen spreken, doen dat door gebaren. De instellingsregels geven namelijk aan dat het huwelijk niet wettig is dan alleen wanneer er met woorden instemming mee is betuigd. Zo wordt het huwelijk van die twee in het openbaar bevestigd, en worden zij in God geheiligd en door gebeden aan Hem opgedragen.

37. Waar is deze gewoonte vandaan gekomen?

Het is een voorbeeld dat God Zelf heeft ingesteld, want zodra Hij aan Adam zijn vrouw gegeven had, heeft Hij hen als een Herder en Leraar gezegend met de woorden: “Weest vruchtbaar en wordt talrijk” (Genesis 1:2828 En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt. en 2:2222 En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens.).

Het is ook een uitvloeisel van de algemene regel die in 1 Korintiërs 14:4040 Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden. gegeven wordt: “Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden.”

Deze gang van zaken verhoogt de waardigheid van het huwelijk en neemt voor de pasgehuwden alle negatieve vermoedens weg dat ze als overspelers samenwonen.

Ook kan deze plechtigheid God niet mishagen, want Hij wil aangeroepen zijn en onthoudt Zijn zegen niet aan hen die Zijn Naam aanroepen.

38. Maar wat houdt de viering van de bruiloft dan in?

Dat is een heel andere kwestie die op het burgerlijke vlak ligt. Hierdoor wordt de huwelijksverbinding ook maatschappelijk bevestigd en wordt de bruid op een eerlijke en passende manier in het huis van de bruidegom gebracht.

Mag een christen ook meedoen met deze feestelijke viering?

Ja, en wel op de manier zoals elk land waarin christenen wonen, die kent én naar de richtlijn van Paulus in Filippenzen 4:8,98 Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat; 9 wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, breng dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn., waar hij zegt: “Al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat; (…) en de God des vredes zal met u zijn.”

Hoe denkt u over de huwelijksmaaltijden, en denkt u dat die zijn toegestaan?

Ja, dat denk ik wel, want ze zijn bij vrijwel alle volken gebruikelijk en dus heel gewoon geweest; bovendien wordt dit bevestigd door veel voorbeelden in de Schrift. We lezen in Genesis 29:2222 En Laban vergaderde al de mannen van die plaats, en richtte een maaltijd aan. dat Laban een grote maaltijd gehouden heeft, en Christus heeft deze gewoonte met Zijn aanwezigheid bevestigd en er bovendien Zijn goedkeuring aan gegeven door Zijn geschenk om het water in de stenen watervaten in de allerbeste wijn te veranderen.42) Maar bij zulke maaltijden moet men wel bedacht zijn op wat er over de bruiloft van Tobias gezegd wordt in Tobias Johannes 7:17 – “Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek.” en Johannes 8:22 – “De Joden dan zeiden: Hij zal toch geen zelfmoord plegen, dat Hij zegt: waar Ik heenga, kunt gij niet komen?”; die werd namelijk gehouden in de ‘vreze des Heren’. Denk in dit verband ook aan de maaltijd die door koning Ahasveros georganiseerd werd.43) Daar ging het er zo gematigd aan toe dat niemand werd gedwongen om veel te drinken.

Bruiloften worden voor de duivel en niet voor God gevierd als ze gepaard gaan met veel overdaad, met ijdel gepronk, met grote gulzigheid en dronkenschap, en als dat allemaal gebeurt in een zwoele sfeer met schuine spelletjes. Dat is wel een van de belangrijkste oorzaken van alle moeite en bezwaren die velen ten aanzien van bruiloften hebben en die hen er verdrietig over maken en hen bitter stemmen.

Het bovenstaande geldt voor alles rond de ondertrouw, de sluiting van het huwelijk en de bruiloften.

39. Wat is de aard of het karakter van het huwelijk?

Het is een op het recht gegrond samenbrengen van een man en een vrouw tot één vlees. Vóór de huwelijksdaad waren zij twee individuen, maar daarna zijn zij tot één vlees geworden. Dat wil zeggen dat ze door hun tot één worden naar lichaam en ziel één mens geworden zijn.

40. Welke conclusie kunt u trekken uit deze formele reden voor het huwelijk?

  1. De band tussen de gehuwden is heel nauw, en wel van dien aard dat ze de band die er is tussen ouders en kinderen heel ver te boven gaat. Dat zegt God in Genesis 2:2424 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.: “Een man [zal] zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn,”
  2. Ze zijn niet alleen nauw aan elkaar verbonden, maar hun band kan ook niet meer worden losgemaakt. Ze zijn namelijk “één vlees”, dus één mens geworden. Daarom zegt Christus in Matteüs 19:66 Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.: “Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.”
  3. Het recht dat de gehuwden hebben over elkaars lichaam, is aan elkaar gelijk. De een moet naar de ander kijken in het licht van 1 Korintiërs 7:44 De vrouw heeft niet zelf over haar lichaam te beschikken, doch haar man; en eveneens heeft de man niet zelf over zijn lichaam te beschikken, doch zijn vrouw.. Daar zegt de apostel dat man en vrouw één vlees zijn, waaruit hij afleidt dat de man geen zeggenschap heeft over zijn lichaam maar de vrouw; en dat de vrouw geen zeggenschap heeft over haar lichaam maar de man.
  4. Dezelfde apostel geeft nog een leefregel voor de wederzijdse liefde als hij in Efeziërs 5:28,2928 Zo zijn [ook] de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; 29 want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente. zegt: “Zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente.”
  5. Er behoort eenheid tussen de gehuwden te zijn ten aanzien van alle dingen; dat is gebaseerd op het goddelijke én het menselijke recht.

Dit is het wat ik wil zeggen over de gestalte van het huwelijk.

41. Wat zijn de doelstellingen van het huwelijk?

Ten aanzien van de gehuwden zelf noemen we drie doelstellingen.

  1. Ze moeten elkaar in alles helpen, zowel in de dingen ten aanzien van God als die ten aanzien van elkaar als mensen onderling. God heeft dat doel in Genesis 2:2020 En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. geformuleerd, want daar staat: “Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.” Daardoor kan er tussen die twee mensen een vertrouwelijke en vriendschappelijke omgang zijn, maar wel zó dat de man als hoofd van de vrouw altijd een hogere plaats inneemt. Dat leert de apostel in 1 Korintiërs 11:33 Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God..44)
  2. Het voortbrengen van kinderen die erfgenamen en later bezitters zullen zijn van de naam en de bezittingen van de vader. Dat doel heeft de Here benoemd met de woorden in Genesis 1:2828 En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.: “Weest vruchtbaar en wordt talrijk.”
  3. Het huwelijk is een hulp- en geneesmiddel tegen alle boze lusten. Dat doel geeft Paulus aan als hij in 1 Korintiërs 7:22 maar met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. zegt: “Met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man.”

Vanuit de maatschappij gedacht is het doel van het huwelijk dat het bij wijze van spreken een vruchtbare akker voor het maatschappelijk leven zal zijn. Met die bedoeling houdt de apostel de ouders in Efeziërs 6:44 En gij, vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heren. voor om hun kinderen op te voeden in het onderwijs en de bestraffing van de Here. Het doel daarvan is dat de kinderen eenmaal nuttige en dienstbare burgers zijn in de gemeente en in de maatschappij, en ook dienaren van God en trouwe bewaarders en doorgevers van de goddelijke leer.

Als u zonder verdere overwegingen op God Zelf ziet Die het huwelijk heeft ingesteld – dan is het doel van het huwelijk de eer van God Zelf. Dan gaat het erom dat de gehuwden Hem leren kennen, dienen, vrezen en eren, Die hen heeft samengebracht. De gehuwden moeten bedenken dat hun huwelijk een heerlijk en liefelijk beeld is van de verborgen eenheid die er is tussen Christus en Zijn gemeente, en die in dit leven al een begin heeft in geloof, liefde en gehoorzaamheid. In de hemel zal dat geestelijke huwelijk volkomen gerealiseerd worden.45)

42. Wat is in strijd met deze leer over de doelstellingen van het huwelijk?

De dwaling van de roomsen. Zij zijn van mening dat het huwelijk door God ook is ingesteld om een kerkelijk sacrament te zijn. Dan is het een van de sacramenten waarvan zij menen dat er zeven in aantal zijn. Ze leiden dat af uit Efeziërs 5:3232 Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente., want ze houden halsstarrig vast aan het woord dat vroegere vertalers gebruikten. Zij hadden namelijk wat de apostel mysterium – dat wil zeggen een verborgenheid – noemde, met het woord sacrament vertaald. Maar diezelfde oude vertaler vertaalt het woord mysterium in Efeziërs 3:3-63 dat mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt is, gelijk ik boven in het kort daarvan schreef. 4 Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht in het geheimenis van Christus, 5 dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals het nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten: 6 (dit geheimenis), dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie. en Kolossenzen 1:2727 Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid. ook met sacrament, terwijl het daar slaat op de roeping van de heidenen tot de gemeenschap met Christus. Dan moet die roeping van de heidenen maar het achtste sacrament zijn…!

De roomsen zijn in strijd met zichzelf, als ze hun priesters van dit sacrament – zoals zij het noemen – afhouden en het huwelijk een vleselijke en zondige smet noemen waarmee niemand God kan behagen. O, o, wat een mooi sacrament is dat, wat toch een teken van iets heiligs wil zijn! De apostel leert echter dat de verborgenheid (mysterium) of het sacrament waarover hij spreekt, niet verwijst naar het huwelijk van man en vrouw, maar naar de vereniging van Christus en de gemeente. “Die twee zullen”, zegt hij, “tot één vlees zijn. Dit mysterium of geheimenis is groot, doch ik spreekt met oog op Christus en op de gemeente.” Onze verzoening met God wordt niet door het huwelijk bevestigd – en dat is toch het belangrijkste doel van de sacramenten. Het zou op een oneigenlijke manier een sacrament genoemd mogen worden, omdat het iets afbeeldt uit de natuur. Maar dan mogen heel veel fysieke dingen vanwege een zekere gelijkheid ook wel sacramenten van geestelijke en hemelse dingen genoemd worden. Er is vrijwel niets fysieks dat op deze manier geredeneerd geen sacrament genoemd mag worden, zoals een wijngaard, een weg, een deur of zout.

43. Wat zijn de taken van de gehuwden?

Die vallen in twee categorieën uiteen; sommige taken hebben alle gehuwden gemeenschappelijk, en andere taken zijn specifiek voor de een of voor de ander.

44. Welke taken hebben beide gehuwden gemeenschappelijk?

  • Dat ze beiden een godvruchtig leven leiden voor God en op een eerlijke en reine manier met elkaar leven; dat ze zich beiden aan God onderwerpen en elkaar onderlinge liefde betonen.
  • Dat ze met elkaar in onverbroken trouw leven en elkaar rechtschapen en welwillend tegemoet treden in de gemeenschap van hun huwelijk.
  • Dat ze elkaar met geduld, zachtmoedigheid, goedheid en onderlinge vertroosting bijstaan in het verdragen van moeilijkheden, verdriet en benauwdheid.
  • En ten slotte dat ze elkaar helpen in het grootbrengen en opvoeden van de kinderen, die God hun wil geven. Dit laatste betekent niet alleen dat ze hun kinderen van voedsel voorzien zoals ook de dieren doen, maar hen ook onderwijzen in het geloof en de ware godsdienst.

45. Door welke argumenten moeten de gehuwden aangespoord worden om die taken te verrichten?

  1. Door argumenten die zijn afgeleid uit de instelling en de wil van God, én door de vruchten van het huwelijk zelf. Omdat de gehuwden nu één vlees of één lichaam vormen, mogen ze door geen enkele schandvlek van elkaar afgescheurd worden.
  2. God is de Bewerker van hun samengaan; daarom mogen ze niet van elkaar gescheiden worden.46)
  3. Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld (Hebreeën 13:44 Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen.). Daarom mag het door geen enkele besmeuring, onzedelijkheid of losbandigheid bezoedeld worden.
  4. De apostel zegt in 1 Tessalonicenzen 4:33 Want dit wil God: uw heiliging, dat gij u onthoudt van de hoererij. en 4: “Want dit wil God: uw heiliging, dat gij u onthoudt van de hoererij, dat ieder uwer in heiliging en eerbaarheid zijn vat – dat is: zijn lichaam – wete te verwerven.”
  5. Dat er kinderen zijn als vruchten van het huwelijk47), moet natuurlijk de onderlinge liefde tussen gehuwden opwekken. Dat de vrouw nu moeder is van de kinderen, heeft ze aan haar man te danken. En dat de man nu de vader is van de kinderen, heeft hij aan zijn vrouw te danken. Daarom worden de zonen (filii) en de dochter (filiae) genoemd. Dat wil zeggen dat ze philoi (vrienden) zijn vanwege de vriendschap (philian) die ze tussen de gehuwden onderling horen te bevorderen. Dit is de reden dat kinderen dierbare panden van de liefde worden genoemd.

46. Wat zijn de onderscheiden taken van de een en de ander?

Die zijn ook van tweeërlei aard; sommige gelden voor de man en andere voor de vrouw.

Wat zijn de taken van de man?

  1. Hij moet zijn vrouw onderwijzen in de vreze en in de dienst van de ware God.48) Hij is het hoofd van zijn vrouw en moet haar beschermen, want hij heeft haar lief als zijn eigen vlees49). Hij gedraagt zich niet wrevelig tegenover haar maar treedt haar liefdevol en met respect tegemoet. Paulus verbiedt het immers om zich bitter tegen zijn vrouw op te stellen,50) en hij mag haar al helemaal niet hardvochtig, wreed of bars en nors behandelen als een slavin of een dienstmeisje. Nee, hij moet haar zien als zijn metgezel in dit leven en als zijn mede-erfgenaam, kortom als iemand die naast hem staat, met hem het bed deelt en samen met hem het huishouden bestuurt.51) Eva is immers niet uit Adams hoofd of uit zijn voeten gemaakt, maar uit zijn rib in z’n zijde.
  2. Hij moet zijn beroep eerlijk uitoefenen en op die manier zijn vrouw en zijn gezin van al het nodige voorzien52). Als zijn vrouw bedroefd en in benauwdheid is, moet hij medelijden met haar hebben, haar troosten en haar helpen. Op deze manier neemt ook hij een deel op zich van de last die het huwelijk met zich meebrengt. Hij moet zijn vrouw ook ontzien als “brozer vaatwerk”, zoals Petrus daartoe oproept in zijn eerste brief.53) Zo moet de man niet met verachting, maar op een gepaste manier waardig, zorgvol en correct met haar omgaan. Dus: voorzichtig en verstandig, want ook zij is een erfgenaam van de genade, dus van het eeuwige leven.

Wat zijn de taken van de vrouw?

  1. Zij moet haar man de verschuldigde eer geven naar het voorbeeld van Sara, de vrouw van Abraham, die haar man gewoonlijk “heer” noemde, zoals Petrus ons voorhoudt.54)
  2. Ze mag geen heerschappij voeren, maar moet haar man in alles gehoorzaam zijn, omdat hij haar “heer” is.55) Ze moet hem daarom onderdanig aan hem zijn, maar dan op een vrijwillige manier en niet als een slavin of een dienstmeisje. Het behoort te zijn als de leden van het lichaam die het hoofd gehoorzamen, zoals de apostel ons voorhoudt in Efeziërs 5:2424 Welnu, gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles.. Ze mag dus geen Xantippe zijn, dat wil zeggen: niet weerspannig, koppig en halsstarrig, maar juist bescheiden en eerbaar.

47. Welke zaken zijn in strijd met de hierboven uiteengezette leer?

  1. Dat afschuwelijke beest van haat en nijd dat de satan gewoonlijk bij de gehuwden binnenbrengt. Daardoor gaan ze op een verkeerde manier met elkaar om, men verlaat elkaar of geeft zijn of haar liefde aan een overspelige.
  2. De onbeschaamde schandalige praktijken van Nicolaïeten en wederdopers, die onder het mom van godsdienst de vrouwen tot algemeen bezit maken of hen gemeenschappelijk onder elkaar hebben.
  3. Overspel, een losbandig uitleven in slechte lusten, schofferend gedrag en schandelijke wisseling van partner. Dan is er ook de roomse praktijk – waarvoor echter geen enkele noodzaak is – waarbij de geestelijke ongehuwd blijft; dat leidt tot hoererij, omdat men niet de gave van onthouding heeft.
  4. Een verachten en afwijzen van het huwelijk, waardoor men bloot staat aan allerlei verleidingen om zich in woord of daad onkuis te gaan gedragen.

48. Wat mag de gelovige in het huwelijk troost geven?

  1. Dat het God is Die het huwelijk heeft ingesteld en het huwelijk ook tot stand brengt.56)
  2. Dat Hij de gehuwden die de Here vrezen en Hem aanroepen, nabij is en hun moeiten matigt. Dat liet Hij zien door Zijn aanwezigheid op de bruiloft te Kana.57)
  3. Dat gehoorzaamheid en geduld bij moeiten en zorgen in het huwelijk van de gelovigen voor God aangenaam zijn, zoals Paulus ook zegt in 1 Timoteüs 2:1515 doch zij zal behouden worden, kinderen ter wereld brengende, indien zij blijft in geloof, liefde en heiliging, met ingetogenheid.: De gelovige vrouw “zal behouden worden, kinderen ter wereld brengende, indien zij blijft in geloof, liefde en heiliging, met ingetogenheid.”
  4. Dat het huwelijk een heerlijke afbeelding is van de verborgen vereniging tussen Christus en de gemeente58). En ten slotte dat de hoop op de opstanding en de toekomstige heerlijkheid een heel geschikt en krachtig geneesmiddel is in alle moeiten en verdrietige dingen in het huwelijksleven.59)
1)
Genesis 1:27-28 – “En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.” Genesis 2:15,18,21 – “En de Here God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren. (...) En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. (...) Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees.”
2)
Efeziërs 5:23 – “Want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt.”
3)
Genesis 1:28 – “En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.” Genesis 2:18 – “En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.”
4)
Matteüs 5:32 – “Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.” Matteüs 19:9 – “Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk.” Johannes 2:1-11 – “En op de derde dag was er een bruiloft te Kana in Galilea en de moeder van Jezus was daar; en ook Jezus en zijn discipelen waren ter bruiloft genodigd. En toen er gebrek aan wijn kwam, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn. En Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u van node? Mijn ure is nog niet gekomen. Zijn moeder zeide tot hen, die bedienden: Wat Hij u ook zegt, doet dat! Nu waren daar zes stenen watervaten neergezet volgens het reinigingsgebruik der Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten. Jezus zeide tot hen: Vult de vaten met water. En zij vulden ze tot de rand. En Hij zeide tot hen: Schept nu en brengt het aan de leider van het feest. En zij brachten het. Toen nu de leider van het feest het water proefde, dat wijn geworden was - en hij wist niet, waar deze vandaan kwam, maar de bedienden, die het water geschept hadden, wisten het - riep de leider van het feest de bruidegom, en hij zeide tot hem: Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard. Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem.”
5)
Matteüs 5:32 – “Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.”
6)
Genesis 1:27 – “En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.” Genesis 2:18,24 – “En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. (...) Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.”
7)
Zie Sozomen, boek 1, hoofdstuk 23.
8)
Leviticus 10:9 – “Wijn of bedwelmende drank zult gij niet drinken, gij noch uw zonen, wanneer gij de tent der samenkomst binnengaat, opdat gij niet sterft - het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten”.
9)
Leviticus 21:1 – “En de Here zeide tot Mozes: Spreek tot de priesters, de zonen van Aäron, en zeg tot hen, dat geen hunner zich aan een dode zal verontreinigen onder zijn volksgenoten”.
10)
Leviticus 21:5 – “Zij zullen op hun hoofd geen kale plek maken, noch de rand van hun baard wegscheren noch insnijdingen in hun lichaam maken.”
11)
1 Korintiërs 7:5 – “Onthoudt dat elkander niet, tenzij met onderling goedvinden (en) voor een bepaalde tijd, om u te wijden aan het gebed, maar om daarna weder samen te komen, opdat niet de satan u verzoeke wegens [uw] gemis aan zelfbeheersing.”
13)
Deuteronomium 23:21 – “Wanneer gij de Here, uw God, een gelofte doet, zult gij er niet mee talmen haar in te lossen, want de Here, uw God, zou ze toch van u eisen en dan zoudt gij u bezondigen.”
14)
Leviticus 20:10 – “En een man, die echtbreuk pleegt met iemands vrouw, echtbreuk pleegt met de vrouw van zijn naaste, zal zeker ter dood gebracht worden; zowel de overspeler als de overspeelster.” Johannes 8:5 – “En in de wet heeft Mozes ons bevolen zulken te stenigen; Gij dan, wat zegt Gij?”
15)
Genesis 24:3,4 – “Opdat ik u doe zweren bij de Here, de God des hemels en der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw zult nemen uit de dochters der Kanaänieten, in wier midden ik woon. Maar gij zult naar mijn land en naar mijn maagschap gaan om een vrouw te nemen voor mijn zoon Isaak.”
16)
Genesis 28:1,2 – “Toen riep Isaak Jakob en zegende hem, en hij gebood hem en zeide tot hem: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaän. Maak u gereed, ga naar Paddan-Aram, naar het huis van Betuël, de vader van uw moeder, en neem u vandaar een vrouw uit de dochters van Laban, de broeder van uw moeder.”
17)
Genesis 21:21 – “En hij woonde in de woestijn Paran, en zijn moeder nam voor hem een vrouw uit het land Egypte.”
18)
Genesis 34:4 – “Daarom zeide Sichem tot zijn vader Hemor: Neem mij dit meisje tot vrouw.”
19)
Efeziërs 6:1 – “Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam [in de Here], want dat is recht.”
20)
Deuteronomium 7:3 – “Gij zult u ook met hen niet verzwageren; uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen”. Jeremia 29:6 – “Neemt vrouwen en verwekt zonen en dochters, neemt vrouwen voor uw zonen en geeft uw dochters aan mannen, opdat zij zonen en dochters baren; vermeerdert daar en vermindert niet.” 1 Korintiërs 7:37,38 – “Doch hij, die, in zijn gemoed vast overtuigd, niet genoodzaakt wordt en macht heeft over zijn wil en hiertoe bij zichzelf besloten heeft, zijn jongedochter ongerept te laten blijven, zal wèl doen. Wie dus zijn jongedochter uithuwelijkt, doet wèl, en wie haar niet uithuwelijkt, doet beter.”
21)
Leviticus 18:6 – “Niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: Ik ben de Here.”
22)
Genesis 2:28 – “”.
23)
Leviticus 18:6,7,10 – “Niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: Ik ben de Here. Gij zult de schaamte van uw vader, dat is de schaamte van uw moeder, niet ontbloten; het is uw moeder, gij zult haar schaamte niet ontbloten. (...) De schaamte van de dochter van uw zoon of van de dochter van uw dochter, haar schaamte zult gij niet ontbloten, want uw schaamte zijn zij.”
24)
Leviticus 18:9-11 – “De schaamte van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van uw moeder, geboren in huis of geboren daarbuiten, haar schaamte zult gij niet ontbloten. De schaamte van de dochter van uw zoon of van de dochter van uw dochter, haar schaamte zult gij niet ontbloten, want uw schaamte zijn zij. De schaamte van de dochter van uws vaders vrouw, die aan uw vader geboren is, zij is uw zuster - haar schaamte zult gij niet ontbloten.”
25)
Genesis 1:28 – “En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.”
26)
Leviticus 18:11,12 – “De schaamte van de dochter van uws vaders vrouw, die aan uw vader geboren is, zij is uw zuster - haar schaamte zult gij niet ontbloten. De schaamte van uws vaders zuster zult gij niet ontbloten; zij is uws vaders bloedverwant.”
27)
Leviticus 18:8 – “De schaamte van de vrouw van uw vader zult gij niet ontbloten; het is de schaamte van uw vader.”
28)
Leviticus 18:15 – “De schaamte van uw schoondochter zult gij niet ontbloten; het is uws zoons vrouw, gij zult haar schaamte niet ontbloten.”
29) , 33)
Leviticus 18:17 – “De schaamte van een vrouw en die van haar dochter zult gij niet ontbloten; gij zult niet de dochter van haar zoon en de dochter van haar dochter nemen, om haar schaamte te ontbloten; zij zijn bloedverwanten: bloedschande is het.”
30)
Leviticus 18:16 – “De schaamte van uws broeders vrouw zult gij niet ontbloten; het is de schaamte van uw broeder.”
31)
Leviticus 18:18 – “Gij zult geen vrouw nemen als bijvrouw naast haar zuster om haar schaamte te ontbloten nevens haar, tijdens haar leven.”
32)
Leviticus 18:14 – “De schaamte van uws vaders broeder zult gij niet ontbloten; tot zijn vrouw zult gij niet naderen, het is uw tante.”
34)
Leviticus 18 – “De Here sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Ik ben de Here, uw God. Gij zult niet doen, zoals men doet in het land Egypte, waar gij gewoond hebt; gij zult niet doen, zoals men doet in het land Kanaän, waarheen Ik u breng; naar hun inzettingen zult gij niet wandelen. Mijn verordeningen zult gij volbrengen en mijn inzettingen in acht nemen en daarnaar wandelen: Ik ben de Here uw God. Ja, gij zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven: Ik ben de Here. Niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: Ik ben de Here. Gij zult de schaamte van uw vader, dat is de schaamte van uw moeder, niet ontbloten; het is uw moeder, gij zult haar schaamte niet ontbloten. De schaamte van de vrouw van uw vader zult gij niet ontbloten; het is de schaamte van uw vader. De schaamte van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van uw moeder, geboren in huis of geboren daarbuiten, haar schaamte zult gij niet ontbloten. De schaamte van de dochter van uw zoon of van de dochter van uw dochter, haar schaamte zult gij niet ontbloten, want uw schaamte zijn zij. De schaamte van de dochter van uws vaders vrouw, die aan uw vader geboren is, zij is uw zuster - haar schaamte zult gij niet ontbloten. De schaamte van uws vaders zuster zult gij niet ontbloten; zij is uws vaders bloedverwant. De schaamte van uw moeders zuster zult gij niet ontbloten, want zij is uw moeders bloedverwant. De schaamte van uws vaders broeder zult gij niet ontbloten; tot zijn vrouw zult gij niet naderen, het is uw tante. De schaamte van uw schoondochter zult gij niet ontbloten; het is uws zoons vrouw, gij zult haar schaamte niet ontbloten. De schaamte van uws broeders vrouw zult gij niet ontbloten; het is de schaamte van uw broeder. De schaamte van een vrouw en die van haar dochter zult gij niet ontbloten; gij zult niet de dochter van haar zoon en de dochter van haar dochter nemen, om haar schaamte te ontbloten; zij zijn bloedverwanten: bloedschande is het. Gij zult geen vrouw nemen als bijvrouw naast haar zuster om haar schaamte te ontbloten nevens haar, tijdens haar leven. En tot een vrouw in haar maandelijkse onreinheid zult gij niet naderen, om haar schaamte te ontbloten. En met de vrouw van uw naaste zult gij geen vleselijke gemeenschap hebben, zodat gij u met haar verontreinigt. En gij zult geen van uw kinderen overgeven, om het aan de Moloch te wijden, opdat gij de naam van uw God niet ontwijdt. Ik ben de Here. En gij zult geen gemeenschap hebben met een, die van het mannelijk geslacht is, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw: een gruwel is het. En met geen enkel dier zult gij vleselijke gemeenschap hebben, om u daarmee te verontreinigen; en een vrouw mag niet staan voor een dier, om daarmee gemeenschap te hebben: schandelijke ontucht is het. Verontreinigt u niet door dit alles, want door dit alles hebben zich verontreinigd de volken die Ik voor u uit wegdrijf. Het land toch werd verontreinigd en Ik vergold daaraan zijn ongerechtigheid, zodat het land zijn inwoners uitspuwde. Gij echter zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen en geen van deze gruwelen doen, noch de geboren Israëliet, noch de vreemdeling die in uw midden vertoeft - want al deze gruwelen deden de lieden van het land, die vóór u waren, zodat het land onrein werd - opdat het land u niet uitspuwe, wanneer gij het verontreinigt, zoals het uitgespuwd heeft het volk, dat vóór u was. Want ieder die iets van al deze gruwelen doet, - degenen, die ze doen, zullen uit het midden van hun volk uitgeroeid worden. Zo zult gij het voorschrift dat Ik u geef, in acht nemen, zodat gij de gruwelijke inzettingen niet doet, die vóór u gedaan werden, opdat gij u daardoor niet verontreinigt. Ik ben de Here, uw God.”: 24-26 Leviticus 20:23 – “Wandelt niet naar de inzettingen van het volk, dat Ik voor u uit verdrijf: want al deze dingen hebben zij gedaan, zodat Ik een afschuw van hen gekregen heb.”
35)
1 Korintiërs 5:1 – “Inderdaad men spreekt van hoererij onder u, en zulk een hoererij, als zelfs onder de heidenen niet (voorkomt), dat iemand leeft met de vrouw van zijn vader.”
36)
Genesis 6:2 – “Zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen.”
37)
1 Korintiërs 11:5-10 – “Maar iedere vrouw, die blootshoofds bidt of profeteert, doet haar hoofd schande aan, want zij staat gelijk met ene, die kaalgeschoren is. Want indien een vrouw zich het hoofd niet dekt, moet zij zich ook maar het haar laten afknippen. Doch indien het een schande is voor een vrouw, als zij zich het haar laat afknippen of zich kaal laat scheren, dan moet zij zich dekken. Want een man moet het hoofd niet dekken: hij is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man. Want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man. De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man. Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben vanwege de engelen.”
38)
Ruth 3:9 – “En hij vroeg: Wie zijt gij? Zij antwoordde: Ik ben Ruth, uw dienstmaagd: spreid uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de losser.” Jesaja 4:1 – “Zeven vrouwen zullen te dien dage één man aangrijpen en zeggen: Ons eigen brood willen wij eten en ons eigen kleed aantrekken, laat ons slechts uw naam dragen, neem onze smaad weg.”
39)
Matteüs 19:9 – “Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk.” Romeinen 7:2 – “Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond.” 1 Korintiërs 7:15 – “Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. De broeder of zuster is in dit geval niet gebonden; tot vrede heeft God u geroepen.”
40) , 46)
Matteüs 19:6 – “Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.”
41)
Matteüs 1:18 – “De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de heilige Geest.” Deuteronomium 21:12 – “Dan zult gij haar in uw huis brengen; zij zal haar hoofdhaar afscheren, haar nagels knippen”.
42)
Johannes 2:1-8 – “En op de derde dag was er een bruiloft te Kana in Galilea en de moeder van Jezus was daar; en ook Jezus en zijn discipelen waren ter bruiloft genodigd. En toen er gebrek aan wijn kwam, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn. En Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u van node? Mijn ure is nog niet gekomen. Zijn moeder zeide tot hen, die bedienden: Wat Hij u ook zegt, doet dat! Nu waren daar zes stenen watervaten neergezet volgens het reinigingsgebruik der Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten. Jezus zeide tot hen: Vult de vaten met water. En zij vulden ze tot de rand. En Hij zeide tot hen: Schept nu en brengt het aan de leider van het feest. En zij brachten het.”
43)
Ester 1:8 – “Het drinken nu geschiedde naar deze regel: geen dwang; de koning had immers aan al de opperdienaren van zijn paleis deze verordening gegeven, dat men zou doen zoals ieder het wenste.”
44)
1 Korintiërs 11:3 – “Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God.”
45) , 58)
Efeziërs 5:32 – “Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente.”
47)
Psalm 127:3 – “Zie, zonen zijn een erfdeel des Heren, een beloning is de vrucht van de schoot.”
48)
Deuteronomium 11:19 – “Gij zult ze uw kinderen leren en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat”. 1 Korintiërs 7:14-16 – “Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig. Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. De broeder of zuster is in dit geval niet gebonden; tot vrede heeft God u geroepen. Want hoe kunt gij weten, vrouw, dat gij uw man zult redden? Of hoe kunt gij weten, man, dat gij uw vrouw zult redden?”
49)
Efeziërs 5:23,28,29 – “Want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt. (...) Zo zijn [ook] de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente”.
50)
Kolossenzen 3:19 – “Mannen, hebt uw vrouw lief en weest niet ruw tegen haar.”
51)
Genesis 29:10-12 – “Zodra Jakob Rachel, de dochter van Laban, de broeder van zijn moeder, zag, en het kleinvee van Laban, de broeder van zijn moeder, trad Jakob toe, wentelde de steen van de opening van de put en drenkte het vee van Laban, de broeder van zijn moeder. En Jakob kuste Rachel en verhief zijn stem en weende. Daarop vertelde Jakob Rachel, dat hij een bloedverwant van haar vader was, en de zoon van Rebekka. Toen snelde zij weg en deelde het haar vader mede.” Galaten 4:29,30 – “Maar zoals destijds hij, die naar het vlees verwekt was, hem, die naar de geest verwekt was, vervolgde, zo ook nu. Maar wat zegt het schriftwoord? Zend de slavin weg met haar zoon, want de zoon der slavin zal in geen geval erven met de zoon der vrije.” Efeziërs 5:25 – “Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft”.
52)
1 Timoteüs 5:8 – “Maar indien een vrouw voor de haren, en nog wel voor haar huisgenoten, niet zorgt, dan heeft zij haar geloof verloochend en is zij erger dan een ongelovige.”
53)
1 Petrus 3:7 – “Desgelijks gij, mannen, leeft verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook medeërfgenamen zijn van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden.”
55)
Efeziërs 5:22 – “Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here”.
56)
Genesis 2:18-21 – “En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. En de Here God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht Hij het tot de mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten. En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees.” Genesis 24:14,50,51 – “Laat het nu zo zijn, dat het meisje, tot wie ik zeg: Neig toch uw kruik, opdat ik drinke, en dat zegt: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken, - dat Gij haar hebt bestemd voor uw knecht Isaak; dan zal ik daaraan weten, dat Gij genade bewezen hebt aan mijn heer. (...) Toen antwoordde Laban, alsook Betuël en zij zeiden: Dit is een bestiering van de Here; wij kunnen niets tot u zeggen, ten kwade of ten goede. Zie, daar is Rebekka, neem haar en ga heen, opdat zij de vrouw worde van de zoon van uw heer, zoals de Here gesproken heeft.”
57)
Johannes 2:2 – “En ook Jezus en zijn discipelen waren ter bruiloft genodigd.”
59)
Job 19:25-27 – “Maar ik weet: mijn Losser leeft en ten laatste zal Hij op het stof optreden. Nadat mijn huid aldus geschonden is, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen, die ik zelf mij ten goede aanschouwen zal, die mijn eigen ogen zullen zien en niet een vreemde; mijn nieren in mijn binnenste versmachten van verlangen.” 1 Petrus 3:7 – “Desgelijks gij, mannen, leeft verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook medeërfgenamen zijn van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden.”


Paginahulpmiddelen