Het is een goddelijke instelling, want:
Het is ook een menselijke en sociaal-maatschappelijke instelling, want het is ingesteld met het doel het menselijke geslacht uit te breiden en het maatschappelijk leven van de mensen te onderhouden.
Christus zegt hierover in Matteüs 22:3030 Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel.: “In de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel.”
Het huwelijk is dus verweven met alle deugdelijke en wettige instellingen onder de mensen.
In Genesis 2:1818 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. heeft God gezegd ofwel in Zijn wijze raad besloten en in Zijn onmetelijke goedheid deze raad geopenbaard: “Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.” Zie ook de verzen 20,21 en 2220 En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. 21 Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. 22 En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens..
Toen er voor Adam geen hulp gevonden werd die bij hem past, “deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep – en zo buiten bewustzijn was, geen pijn leed en geheel en al onwetend was van wat er gebeurde – nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. En de Here God bouwde rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw.” Deze bracht Hij tot Adam, die door Gods Geest gedreven profeteerde en getuigde: “Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal “mannin” heten, omdat zij uit de man genomen is” – zo is ze als zijn alter ego. “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.”
En in Genesis 9:11 En God zegende Noach en zijn zonen en zeide tot hen: Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde. heeft God het huwelijk na de zondvloed bevestigd en gezegend door te zeggen: “Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde.”
Nadat het huwelijk in ernstige mate ontwricht was, heeft de Zoon van God het ten slotte weer hersteld en het door Zijn tegenwoordigheid en het wonder van de wijn in ere gehouden.4)
Ten slotte heeft God het huwelijk niet alleen het huwelijk ingesteld, maar wekt Hij ook de wederzijdse liefde van bruidegom en bruid. Hij zorgt er dus ook voor dat er huwelijken tot stand komen. Dat zien we bijvoorbeeld in heel Genesis 241 Abraham nu was oud en hoogbejaard, en de Here had Abraham in alles gezegend. 2 En Abraham zeide tot zijn knecht, de oudste in zijn huis, die alles wat hij had bestuurde: Leg toch uw hand onder mijn heup, 3 opdat ik u doe zweren bij de Here, de God des hemels en der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw zult nemen uit de dochters der Kanaänieten, in wier midden ik woon. 4 Maar gij zult naar mijn land en naar mijn maagschap gaan om een vrouw te nemen voor mijn zoon Isaak. 5 Toen zeide de knecht tot hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen naar dit land; moet ik dan uw zoon terugbrengen naar het land, vanwaar gij uitgetrokken zijt? 6 Maar Abraham zeide tot hem: Wacht u ervoor mijn zoon daarheen terug te brengen. 7 De Here, de God des hemels, die mij genomen heeft uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap, en die tot mij gesproken heeft, en mij heeft gezworen: aan uw nageslacht zal Ik dit land geven - Hij zal zijn engel voor uw aangezicht zenden, en gij zult vandaar voor mijn zoon een vrouw nemen. 8 Indien echter die vrouw u niet wil volgen, zult gij van deze eed aan mij ontslagen zijn; alleen, gij zult mijn zoon daarheen niet terugbrengen. 9 Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van zijn heer Abraham, en zwoer hem, wat hij gevraagd had. 10 Hierop nam de knecht tien van de kamelen van zijn heer en ging op weg met allerlei kostbaarheden van zijn heer bij zich; hij maakte zich op en ging naar Mesopotamië, naar de stad van Nachor. 11 En hij liet de kamelen neerknielen buiten de stad bij een waterput, tegen de avond, de tijd, dat de vrouwen uitgaan om te putten. 12 Toen zeide hij: Here, God van mijn heer Abraham, laat mij toch heden slagen en bewijs genade aan mijn heer Abraham. 13 Ik sta hier bij de waterbron, en de dochters van de mannen der stad gaan uit om water te putten. 14 Laat het nu zo zijn, dat het meisje, tot wie ik zeg: Neig toch uw kruik, opdat ik drinke, en dat zegt: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken, - dat Gij haar hebt bestemd voor uw knecht Isaak; dan zal ik daaraan weten, dat Gij genade bewezen hebt aan mijn heer. 15 Hij was nog niet uitgesproken, of zie, Rebekka, die geboren was aan Betuël, de zoon van Milka, de vrouw van Nachor, de broeder van Abraham, kwam naar buiten met haar kruik op haar schouder. 16 En het meisje was zeer schoon van uiterlijk, een maagd, met wie geen man gemeenschap had gehad. Zij daalde af naar de bron, vulde haar kruik, en kwam naar boven. 17 Toen liep de knecht haar tegemoet en zeide: Laat mij toch een weinig water drinken uit uw kruik. 18 Daarop zeide zij: Drink, mijn heer, en zij liet haar kruik snel op haar hand neerglijden, en gaf hem te drinken. 19 Toen zij hem genoeg had laten drinken, zeide zij: Ik zal ook voor uw kamelen putten, totdat zij genoeg gedronken hebben. 20 Daarop goot zij snel haar kruik leeg in de drinkbak, liep andermaal naar de put om te scheppen en putte voor al zijn kamelen. 21 En de man sloeg haar zwijgend gade om te weten, of de Here zijn weg voorspoedig gemaakt had of niet. 22 Toen de kamelen genoeg gedronken hadden, nam de man een gouden ring van een halve sikkel in gewicht, en twee armbanden van tien halve sikkelen goud in gewicht, 23 en hij zeide: Wiens dochter zijt gij? Vertel het mij toch. Is er in uws vaders huis voor ons plaats om te overnachten? 24 Daarop zeide zij tot hem: Ik ben de dochter van Betuël, de zoon van Milka, die zij Nachor gebaard heeft. 25 Verder zeide zij tot hem: Er is bij ons zowel stro als voeder in overvloed, ook plaats om te overnachten. 26 Toen boog de man zijn knieën en wierp zich neder voor de Here, 27 en zeide: Geprezen zij de Here, de God van mijn heer Abraham, die zijn goedertierenheid en trouw niet onttrokken heeft aan mijn heer; wat mij aangaat, de Here heeft mij geleid op de weg naar het huis der broeders van mijn heer. 28 En het meisje snelde heen en verhaalde het gebeurde aan haar moeders huis. 29 Rebekka nu had een broeder, die Laban heette. En Laban snelde naar de man, naar buiten, bij de bron. 30 Zodra hij namelijk de ring gezien had en de armbanden aan de handen van zijn zuster, en zodra hij de woorden van zijn zuster Rebekka gehoord had: Zo heeft die man tot mij gesproken, ging hij naar de man toe; en zie, deze stond bij de kamelen aan de bron. 31 En hij zeide: Kom, gij gezegende des Heren, waarom staat gij buiten, terwijl ik reeds het huis gereed gemaakt heb en ook de plaats voor de kamelen. 32 Toen kwam de man in huis. En men ontzadelde de kamelen, gaf aan de kamelen stro en voeder en bracht water om zijn voeten en de voeten der mannen die bij hem waren, te wassen. 33 Maar toen hem te eten werd voorgezet, zeide hij: Ik zal niet eten, voordat ik mijn woord gesproken heb. En hij zeide: Spreek. 34 Daarop zeide hij: Ik ben de knecht van Abraham. 35 De Here heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij rijk geworden is; Hij heeft hem gegeven kleinvee en runderen, zilver en goud, slaven en slavinnen, kamelen en ezels. 36 En Sara, de vrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was, en hij heeft hem gegeven alles wat hij bezit. 37 Nu heeft mijn heer mij doen zweren: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen uit de dochters der Kanaänieten, in wier land ik woon, 38 maar gij zult naar mijns vaders huis gaan en naar mijn geslacht, en daar een vrouw voor mijn zoon nemen. 39 En ik zeide tot mijn heer: Misschien zal die vrouw mij niet volgen. 40 Maar hij zeide tot mij: De Here, voor wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal zijn engel met u zenden, en zal uw weg voorspoedig maken, zodat gij voor mijn zoon een vrouw zult nemen uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis. 41 Slechts dan zult gij ontslagen zijn van de eed aan mij, wanneer gij komt tot mijn geslacht, en men haar aan u niet wil geven; dan zult gij ontslagen zijn van de eed aan mij. 42 Nu kwam ik heden bij de bron, en ik zeide: Here, God van mijn heer Abraham, wil toch de weg, waarop ik ga, voorspoedig maken; 43 zie, ik sta bij de waterbron; laat het nu zo zijn dat de maagd, die naar buiten komt om te putten en die, als ik tot haar zeg: Geef mij toch een weinig water te drinken uit uw kruik, tot mij zal zeggen: 44 Drink zelf, en ook voor uw kamelen zal ik putten, dat zij de vrouw zal zijn, die de Here voor de zoon van mijn heer bestemd heeft. 45 Ik had dit nog nauwelijks bij mijzelf gezegd, of zie, Rebekka kwam naar buiten met haar kruik op haar schouder, en zij daalde af naar de bron, en putte. En ik zeide tot haar: Geef mij toch te drinken. 46 Toen liet zij snel haar kruik neerglijden en zij zeide: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken. Toen dronk ik, en ook de kamelen drenkte zij. 47 Daarop vroeg ik haar en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Betuël, de zoon van Nachor, die Milka hem gebaard heeft. Toen deed ik de ring aan haar neus, en de armbanden aan haar handen. 48 Ik boog mijn knieën en wierp mij neder voor de Here, en ik prees de Here, de God van mijn heer Abraham, die mij op de rechte weg geleid had om de dochter van de broeder van mijn heer voor zijn zoon te nemen. 49 En nu, indien gij liefde en trouw wilt bewijzen aan mijn heer, laat het mij weten; en zo niet, laat het mij ook weten, opdat ik mij naar rechts of naar links wende. 50 Toen antwoordde Laban, alsook Betuël en zij zeiden: Dit is een bestiering van de Here; wij kunnen niets tot u zeggen, ten kwade of ten goede. 51 Zie, daar is Rebekka, neem haar en ga heen, opdat zij de vrouw worde van de zoon van uw heer, zoals de Here gesproken heeft. 52 Toen de knecht van Abraham hun woorden hoorde, wierp hij zich ter aarde neder voor de Here. 53 En de knecht bracht zilveren en gouden sieraden te voorschijn, en klederen, en gaf deze aan Rebekka; ook gaf hij aan haar broeder en aan haar moeder kostbare geschenken. 54 Daarna aten en dronken zij, hij en de mannen die bij hem waren, en zij overnachtten er. Toen zij des morgens opstonden, zeide hij: Laat mij naar mijn heer gaan. 55 Doch haar broeder zeide, alsook haar moeder: Laat het meisje een dag of tien bij ons blijven, ga daarna heen. 56 Hij echter zeide tot hen: Houd mij niet op, nu de Here mijn weg voorspoedig gemaakt heeft; laat mij vertrekken, opdat ik naar mijn heer ga. 57 Daarop zeiden zij: Laten wij het meisje roepen en het haar zelf vragen. 58 Toen riepen zij Rebekka en zeiden tot haar: Wilt gij met deze man meegaan? En zij zeide: Ja. 59 Zij dan lieten hun zuster Rebekka en haar voedster en de knecht van Abraham en zijn mannen gaan. 60 En zij zegenden Rebekka en zeiden tot haar: Onze zuster, moogt gij tot duizenden van tienduizenden worden, en uw nageslacht bezitte de poort van zijn haters. 61 Toen maakte Rebekka zich met haar dienstmaagden gereed en zij reden op kamelen weg, en volgden de man. De knecht nam Rebekka mede en ging heen. 62 En Isaak kwam uit de richting van de put Lachai-Roï; hij woonde namelijk in het Zuiderland. 63 Isaak ging tegen het vallen van de avond uit om te peinzen in het veld. Hij sloeg zijn ogen op, en zag daar kamelen aankomen. 64 Toen Rebekka haar ogen opsloeg en Isaak zag, liet zij zich van de kameel glijden. 65 En zij zeide tot de knecht: Wie is die man daar, die ons tegemoet komt in het veld? En de knecht zeide: Dat is mijn heer. Daarop nam zij de sluier en bedekte zich. 66 En de knecht vertelde Isaak alles wat hij gedaan had. 67 Toen bracht Isaak haar in de tent van zijn moeder Sara, en hij nam Rebekka, en zij werd hem tot vrouw, en hij kreeg haar lief. Zo vond Isaak troost na de dood van zijn moeder. en in Spreuken 19:1414 Huis en have is een erfdeel der vaderen, maar een verstandige vrouw is van de Here..
Daaruit volgt dat dat de huwelijken niet bij toeval plaatsvinden en ook niet alleen afhankelijk zijn van wat mensen willen en niet willen. Nee, ze zijn onderworpen aan Gods besturing en worden geleid door Zijn voorzienigheid.
Het huwelijk is dus een goede en heilige zaak. Die verbinding moet men dus beginnen in de vreze Gods en met het aanroepen van Zijn Naam.
Nee, want Paulus spreekt over het maatschappelijk nut en niet over het wezenlijk goede. Hij plaatst ook niet het goede tegenover het gebrekkige en zondige, maar tegenover de last en hinder [die ermee samenhangt].
Vervolgens spreekt de tekst in Genesis over een belangrijk aspect van het menselijk geslacht, dat ten onder zou gaan als er geen voortplanting was via de weg van het huwelijk. Bovendien kunnen de meeste mannen niet rein en zuiver leven zonder een vrouw te hebben. Paulus spreekt echter over bepaalde personen die de gave hebben om buiten het huwelijk om toch rein en zuiver te leven. Van hen die dat niet kunnen, zegt hij: “Het is beter te trouwen dan van begeerte te branden” (1 Korintiërs 7:99 Indien zij zich echter niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Want het is beter te trouwen dan van begeerte te branden.).
Nee, Paulus spreekt hier over enkele uitwendige voordelen van het ongehuwde leven in verband met de aanstaande nood, dat wil zeggen de vervolgingen die voor de deur staan; zie vers 2626 Ik acht dus om de bestaande nood dit goed, dat het voor een mens goed is, zo te zijn..
Ook is het waar dat degene die ongehuwd is, wat gemakkelijker in staat is om de gemeente te onderwijzen en te dienen. Men kan eveneens de angstwekkende consequenties van de christelijke belijdenis met een geruster hart verdragen en zich met een vrijer en geruster hart opstellen in de praktijk van een godzalig leven; zie de verzen 32 en 3432 En ik wilde wel, dat gij zonder zorgen waart. Wie niet getrouwd is, wijdt zijn zorgen aan de zaak des Heren, hoe hij de Here zal behagen. (...) 34 Zowel zij, die geen man meer heeft, als de jongedochter, wijdt haar zorgen aan de zaak des Heren, om heilig te zijn naar lichaam en geest. Maar zij, die getrouwd is, wijdt haar zorgen aan aardse zaken, om haar man te behagen..
Paulus geeft er ook mee aan dat er in het huwelijksleven meer moeilijkheden en verdrietige situaties zijn dan wanneer men ongehuwd is. Hij zegt namelijk in vers 2828 Maar ook wanneer gij trouwt, dan doet gij daarmede geen kwaad, en wanneer een jongedochter trouwt, dan doet ook zij daarmede geen kwaad. Maar wèl staat zulke mensen verdrukking voor het vlees te wachten, die ik u gaarne besparen zou. van de gehuwden: “Maar wel staat zulke mensen verdrukking voor het vlees te wachten, die ik u gaarne besparen zou.” Men wordt [in het huwelijk] ook in zijn gedachten meer afgeleid door de beslommeringen die het leven in de wereld met zich meebrengt; zie de verzen 33 en 3433 Maar hij, die getrouwd is, wijdt zijn zorgen aan aardse zaken, hoe hij zijn vrouw zal behagen, en hij is verdeeld. 34 Zowel zij, die geen man meer heeft, als de jongedochter, wijdt haar zorgen aan de zaak des Heren, om heilig te zijn naar lichaam en geest. Maar zij, die getrouwd is, wijdt haar zorgen aan aardse zaken, om haar man te behagen..
De ongehuwde staat is dus voor hen die het gegeven is zich te kunnen onthouden, gepaster en gemakkelijker, waardoor men ook aan minder moeilijkheden en zorgen is onderworpen. Als zodanig is de ongehuwde staat een gelukkiger manier van leven dan de gehuwde; zie vers 4040 Toch is zij naar mijn mening gelukkiger, indien zij blijft, zoals zij is; en ik meen ook de Geest Gods te hebben.. Godvrezende mensen die gehuwd zijn, kunnen echter ook goed zorgen voor zaken die nodig zijn in het dienen van de Heere. We denken aan Abraham, Izaäk, Jakob, Zacharias de vader van Johannes de Doper, en anderen.
De ketterij van Montanus, en die van de tatianen, saturnianen, manicheeërs, marcionieten, priscillianen en encratiten. Zij verdoemden het huwelijk als een leer en praktijk van de duivel. De paus Syricus stond heel dicht bij deze ketterijen, want hij heeft beweerd dat het huwelijk “vuilheid van het vlees” is, waardoor niemand God kan behagen. Tegen hen allen moet men echter uitspraken van Paulus stellen die hij deed in 1 Timoteüs 4:1-41 Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, 2 door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn, 3 het huwelijk verbieden en het genot van spijzen, welke God toch geschapen heeft om met dankzegging te worden gebruikt door de gelovigen, die tot erkentenis der waarheid gekomen zijn. 4 Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt..
Uit niet meer dan twee personen, een man en een vrouw. Zo spreekt namelijk de Heere in Genesis 1:2727 En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. en 2:2424 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.. En in Matteüs 19:55 En Hij zeide: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn. lezen we: “Die twee zullen tot één vlees zijn.” Deze twee personen zijn ook voldoende voor de voortzetting van het geslacht.
Omdat de gehuwden zelf zich aan elkaar overgeven en toevertrouwen, vormen ze beiden de zogenaamde tweede oorzaak [van het huwelijk] en daarmee ook het wezen van het huwelijk.
In Hebreeën 13:44 Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen. lezen we: “Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld.” Het is daarom allerlei soort mensen in het huwelijk te treden. Ja, het is ook nodig en geboden voor de mensen die zich kunnen onthouden. Dat houdt 1 Korintiërs 7:22 maar met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. ons voor: “Met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man.” Het werkwoord echeto (dat is: laat hem hebben…) staat in de gebiedende wijs; het is dus geen vrijblijvend woord.
Ja, het is hun toegestaan[, om de volgende redenen:]
Deze tekst ondersteunt niet de geloften van de nonnen en begijnen [die nooit trouwen], omdat hier bedacht moet worden wat Paulus in vers 1414 Want het lichaam bestaat toch ook niet uit één lid, maar uit vele leden. van jonge weduwen eist met het oog op het gevaar dat zij zich niet kunnen onthouden: “Ik wil dat de jonge weduwen huwen.” Hij leert in vers 1111 Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil. dan ook slechts dat men jonge weduwen niet zal toelaten tot het getal van de diaconessen. Want wie door de huwelijksband gebonden zijn, zijn tot dit ambt onbekwaam, en de jeugdige leeftijd noopt de jonge weduwen dikwijls tot het huwelijk, wat zij niet kunnen aangaan zonder daarmee een zeker teken van onstandvastigheid en een zekere mate van aanstoot te geven.
Er zijn beloften die vrijwillig en op een geoorloofde manier in godsvrucht, in overeenstemming met Gods Woord en naar Zijn wil worden gedaan. Er zijn echter ook geloften die zonder God worden afgelegd; ze zijn afgedwongen, worden roekeloos gedaan, gaan tegen Gods Woord in en houden geen rekening met de gaven die God geschonken heeft.
Naar mijn mening moet men zich aan de eerste soort beloften houden13) en de tweede moet men verbreken. Er is een oud spreekwoord dat zegt: “In kwade beloften, breek je trouw; in schandelijke beloften, verander je besluit!”
De mening van paus Siricius en van pausgezinde mensen die op godslasterlijke manier ingaan tegen de zienswijze van de apostel in Hebreeën 13:44 Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen.. Zij spreken zich daar ook over uit en stellen dat het huwelijk een onreine zonde is die het vlees bezoedelt. Daarom proberen zij de gehuwden van het door God geheiligde huwelijksleven af te houden. Ze eisen ook dat zij die in een geestelijke orde worden opgenomen, een gelofte afleggen om altijd ongehuwd te blijven. Daarmee zweren ze het huwelijk af en gaan in tegen de gedachtegang die in het Woord van God wordt uitgedrukt. De plechtige gelofte om zich te onthouden is voor hen een verhindering om in het huwelijk te treden, maar ook een middel om de huwelijksverbinding te verbreken. Er is ook geen sprake van een wettig huwelijk als men een plechtige gelofte heeft afgelegd om monnik of begijn te worden. Zij houden vast aan de gedachte dat de ongehuwde staat een leven als van de engelen is en dat deze staat ook verdient dat de zonden worden vergeven.
Ja, om de volgende redenen:
Deze persoon behoort door de overheid tot de doodstraf veroordeeld te worden.14) Als dat echter niet gebeurt, en als deze persoon zich niet kan onthouden terwijl de vroegere partner met een ander getrouwd is – dan zal men toelaten dat die persoon een nieuw huwelijk aangaat. In 1 Korintiërs 7:10-1110 Doch hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten - 11 is dit tóch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen - en een man moet zijn vrouw niet verstoten. staat weliswaar dat de vrouw niet van haar man mag scheiden, en als ze dat wel doet ongetrouwd moet blijven. Maar daar gaat het over het vrijwillig opgeven van een huwelijk door de vrouw omdat ze het huwelijksleven niet langer kan uithouden, en niet over een vrouw die zelf schuldig is van wie men wettig kan scheiden.
De dwaling van allen die roomsgezind zijn. Zij weigeren degene die niet schuldig is aan de scheiding, opnieuw te trouwen zolang de schuldige partner nog leeft; en datzelfde geldt voor de schuldige, ook als de onschuldige partner al overleden is. In hun visie behoort dat tweede huwelijk niet ingezegend te worden.
Er is overigens een soort tweede huwelijk dat door de oude regels niet wordt gelegitimeerd en waarvan men niet wil dat dit huwelijk ingezegend wordt. Dat geldt namelijk in die gevallen dat terwijl het eerste huwelijk nog geldt of waar de eerste vrouw is weggejaagd, men daarboven nog een andere vrouw wil trouwen.
Vervolgens is er de dwaling van hen die TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof., Hiëronymus en anderen volgen. Zij hielden eraan vast dat het huwelijk zelfs door de dood niet wordt beëindigd en ontbonden. Zij veroordelen dus elk tweede huwelijk.
Het is een bereidwilligheid die voortkomt uit een gezonde en oprechte beslissing. Bij het aangaan van een huwelijk worden dan de volgende zaken uitgesloten: dwaling door persoonsbedrog, dronkenschap, dwaasheid, dreigementen van de ouders en andere gerechtigden, bevreesdheid, uitwendige dwang en dergelijke – die mogen hierin geen enkele rol spelen. Dan heeft men de garantie dat deze instemming op een gezonde manier, in vrijheid en gebaseerd op een juiste beslissing tot stand gekomen is.
Dat maakt Genesis 24:5757 Daarop zeiden zij: Laten wij het meisje roepen en het haar zelf vragen. ons wel duidelijk. Daar hebben de vader en de broer van Rebekka met de ondergeschikte van Abraham onderhandeld over haar huwelijk. Hij vroeg Rebekka namelijk als vrouw voor Abrahams zoon [Izak]. Ze hebben toen [op een gegeven moment] gezegd: “Laten we naar haarzelf toegaan en vragen wat zij wil.”
Wanneer is de instemming wettig?
Wanneer die overeenkomt met de wet van God, met de wet van de natuur en met fatsoenlijke menselijke verordeningen.
Wat eist de wet van God en die van de natuur?
Het eren van en de gehoorzaamheid aan de ouders, evenals schroom en eerbied voor de meest vertrouwde vrienden.
Dat de kinderen geen huwelijk aangaan dan alleen op advies en met de goedkeuring van de ouders.
De Schrift heeft de ouders de verplichting opgelegd hun kinderen tot een huwelijk te laten komen.20) Bovendien zegt Matteüs 15:55 Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, behoeft zijn vader of zijn moeder niet te eren. dat de wet om de ouders te eren wordt geschonden als de kinderen de bezittingen van het huis – die aan de ouders toebehoren – zonder hun medeweten weghalen en aan God Zelf in de tempel als een offer brengen. Hoeveel te meer wordt de wet dus geschonden als de kinderen zichzélf aan de macht van de ouders onttrekken als ze een huwelijk aangaan zonder medeweten en toestemming van de ouders.
Als de ouders echter te hardvochtig zijn, hoort het tot de bevoegdheid van een vrome overheid om te oordelen waar zij een zwaarwegende oorzaak hebben om zich daartegen te keren, en waar niet.
Men mag geen huwelijk sluiten tussen bloedverwanten en nabestaanden in die graden van bloedverwantschap die door de wet van God21) en achtenswaardige instellingen van vorsten en machthebbers verboden zijn. Huwelijken die gesloten worden waarbij de graad van bloedverwantschap door God verboden is, worden schandelijke, incestueuze of overspelige huwelijken genoemd. Ze worden immers niet als goed gekwalificeerd op grond van de voor ieder geldende wetten en instellingen.
Een kestos was een bruiloftsband of -riem, waarmee men duidelijk maakte dat het huwelijk wettig gesloten was en door publieke wetten en instellingen als goed werd erkend. Andere huwelijken die tegen de wettige instellingen van de vorsten ingaan, worden ongeoorloofd genoemd.
Er zijn door God in Zijn wet drie regels gegeven.
Wat de familieband betreft, wordt door Gods wet ook het huwelijk verboden tussen de zoon en de stiefmoeder27); tussen de vader met zijn schoondochter, want zij is de vrouw van zijn zoon28); en tussen de vader en de stiefdochter of háár dochter29). Dit alles geldt immers in de rechte lijn van de geslachten. En voor wat het tweede plan betreft, wordt het huwelijk verboden met uw schoonzuster, want ze is de vrouw van uw broer.30) En evenmin mag u trouwen met de zus van uw vrouw, zo lang uw eigen vrouw leeft.31) U mag ook niet trouwen met de vrouw van uw oom32), en ten slotte is het huwelijk verboden met de kinderen van uw stiefzoon of stiefdochter.33)
Ze heeft een natuurlijke basis, want ze stemt met het natuurrecht overeen, en daarom kan ze alleen door God voor niet meer geldend verklaard worden. Ook de heidenen hebben zich hieraan onderworpen. De Schrift noemt al de huwelijkssluitingen die hier tegenin gaan in elk verbod, zij het dat ze daarin wel een gradueel onderscheid maakt wat schande en gruwel voor God betreft.34) Het is werkelijk waar: het algemene verbod dat niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant (Leviticus 18:66 Niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: Ik ben de Here.), is begrepen in het natuurrecht. Ook naar het oordeel van Paulus zijn de christenen verplicht zich te houden aan de wet ten aanzien van de graden in familieverwantschap.35)
Hierop antwoord ik dat de wet in Leviticus 18:99 De schaamte van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van uw moeder, geboren in huis of geboren daarbuiten, haar schaamte zult gij niet ontbloten. eenvoudigweg voor alle volken geldt, evenals de wet dat we niet mogen stelen. Het is echter mogelijk dat de wetgeving vanuit Deuteronomium 25:55 Wanneer broeders tezamen wonen, en één van hen sterft zonder een zoon na te laten, dan zal de vrouw van de gestorvene niet buiten de familie de vrouw van een vreemde man mogen worden; haar zwager zal gemeenschap met haar hebben, haar tot vrouw nemen en zo het zwagerhuwelijk met haar sluiten. niet begrepen werd als bedoeld voor broeders naar het vlees maar voor naasten in een andere graad van familiebetrekking zoals die van een oom of nicht – want ook zij worden tot de Joodse broeders gerekend. Het is ook mogelijk dat deze bepaling een bijzondere mogelijkheid is geweest voor het volk Israël met de bedoeling dat de familienaam via de lijn van de eerstgeborene zou behouden worden, en tegelijk een aanduiding zou zijn dat de eerstgeboorte van Christus nooit zou tenietgaan.
Het is mogelijk dat de huwelijken gesloten werden omdat er maar weinig mensen waren in het geheiligde geslacht, of omdat er zo’n verwarring en onduidelijkheid was in het maatschappelijk leven en door Gods wijze besturing werd toegelaten. Het is echter ook mogelijk dat de aartsvaders hierin gezondigd hebben. Ze zijn namelijk niet in alles te verontschuldigen. In dit geval moeten we ons oordeel baseren op de wetten en niet op menselijke voorbeelden.
Nee, behalve wanneer de partner die tevoren een ongelovige was, beloofd heeft voor de ware godsdienst te kiezen. Naar deze regel is Mozes met een Ethiopische en Jakob met de dochters van Laban getrouwd. Want God heeft in Deuteronomium 7:3,43 Gij zult u ook met hen niet verzwageren; uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen; 4 want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen, en de toorn des Heren tegen u zou ontbranden en Hij u weldra zou verdelgen. Zijn volk verboden te trouwen met heidenen.
Hoewel het gebod onder de burgerlijke wetgeving valt, geldt dit gebod toch voor ieder als men let op de reden voor dit gebod, die gelegen is op ethisch vlak en ook nu nog van kracht is. In Deuteronomium 7:44 want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen, en de toorn des Heren tegen u zou ontbranden en Hij u weldra zou verdelgen. staat namelijk: “Want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, zodat zij andere goden zouden dienen.” Ditzelfde wordt ook verwoord in 1 Koningen 11:1-31 Koning Salomo nu had behalve de dochter van Farao vele vreemde vrouwen lief, Moabitische, Ammonitische, Edomitische, Sidonische en Hethitische, 2 behorende tot die volken, van wie de Here tot de Israëlieten had gezegd: Gij zult u met hen niet inlaten, en zij zullen zich met u niet inlaten, voorwaar, zij zouden uw hart meevoeren achter hun goden; haar hing Salomo met liefde aan. 3 En hij heeft als vrouwen gehad zevenhonderd vorstinnen en driehonderd bijvrouwen; en zijn vrouwen verleidden zijn hart.. Het voorbeeld van Salomo’s leven is een bevestiging hiervan. Nadat de zonen Gods zich onterecht vermengd hadden met de nakomelingen van Kaïn, ontstond er een verdorven samenleving die een oorzaak was voor de ondergang van heel de wereld.36)
Er is ook een uitdrukkelijk gebod dat Paulus noemt in 2 Korintiërs 6:1414 Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis?: “Vormt geen ongelijk span met ongelovigen.” En in 1 Korintiërs 7:3939 Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar indien haar man is ontslapen, is zij vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here. staat: een weduwe is “vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here.” Dat laatste wil zeggen: een huwelijk in de dienst en de vrees van God.
Een voogd mag niet trouwen met het weeskind over wie hij gesteld is. Iemand die de vaderplaats inneemt, dus een kind als zijn eigen dochter aanneemt, mag niet met haar trouwen. En dat geldt ook voor een pleegmoeder, die niet mag trouwen met de jongen die ze voor haar zoon houdt. Dat verbod om te trouwen geldt ook tussen de kinderen van broers of zussen, dus tussen neven en nichten.
Een bijbelgetrouwe overheid behoort echter bepalingen te vernietigen waardoor het verboden wordt om te trouwen met iemand over wie men een vorm van geestelijke voogdij heeft gehad en voor wie men doopgetuige was.
Zijn christenen aan deze burgerlijke bepalingen gebonden?
Ja, ze zijn eraan gebonden als ze tenminste niet in strijd zijn met de christelijke of apostolische leer. Ieder moet immers zijn overheid gehoorzamen als hij dat met een godvrezend en vrij geweten kan doen. Dat wil dus zeggen: als het in zijn geweten geen zonde is. In het andere geval mogen huwelijken die tegen de genoemde bepalingen ingaan, niet worden verbroken.
Het is een niet te scheiden verbinding – tenzij er redenen zijn die in Gods geschreven Woord staan opgetekend39) – van een volwassen man en vrouw die met wettige en wederzijdse instemming tot één vlees worden.
Het huwelijk is door God ingesteld, met als doel dat de een de ander bijstaat in zowel goddelijke als menselijke zaken, en dat zij, als God het geven wil, kinderen voortbrengen en in de vreze Gods opvoeden ten dienste van God, kerk en maatschappij.
Twee: het voorgenomen en beloofde huwelijk (de ondertrouw) en het werkelijk tot stand gebrachte en gesloten huwelijk.
Een belofte om het voorgenomen huwelijk ook werkelijk te laten plaatsvinden. In het Latijn is dat de sponsalia, dat van het werkwoord spondere (beloven) komt. In vroeger tijden hadden onze voorouders de gewoonte om hun dochters te beloven aan hen die ze hun dochters voor het huwelijk hadden toegedacht, en aan de andere kant ook nog eens extra vast te leggen dat ze hun vrouw zouden worden. Hieruit zijn ook de woorden sponsus (bruidegom) en sponsa (bruid) voortgekomen, alsof men zei: de beloofde.
Er zijn twee soorten beloften:
In geen geval! Ten aanzien van een toekomende ondertrouw mag iemand wel op zijn gegeven trouwbelofte gewezen worden om zich daaraan te houden. Hij mag er echter niet toe worden gedwongen, vooral niet als hij gegronde redenen kan aanvoeren die een verandering in zijn wil kunnen verklaren.
Maar een trouwbelofte die voor het heden geldt, brengt een sterke verbintenis met zich mee, die ook niet met wederzijdse inwilliging mag worden ontbonden.40) Er is namelijk al sprake van een werkelijk vast en onverbrekelijk huwelijk, hoewel het proces nog niet geheel en al is afgerond en het nog niet tot de praktijk van het huwelijksleven is gekomen.
De toekomende ondertrouw behoort echter wel vast en bindend te zijn als ze naderhand door de band van het huwelijk bekrachtigd is.
Er zijn verschillende redenen.
Deze drie redenen kunnen heel gemakkelijk uit de ondertrouw van Jozef en Maria worden afgeleid.41)
De voltooiing van het huwelijk door inwijding of zegening, en daarna het vieren van de bruiloft.
Het is een heilige daad waarbij de bruidegom en de bruid in de gemeente gebracht worden en te midden van de vergadering der gelovigen door de herder of leraar worden onderwezen over de instelling en de bedoeling van het huwelijk. Zij die spreken kunnen, betuigen met woorden hun uitdrukkelijke instemming daarmee en zij die doof zijn of niet kunnen spreken, doen dat door gebaren. De instellingsregels geven namelijk aan dat het huwelijk niet wettig is dan alleen wanneer er met woorden instemming mee is betuigd. Zo wordt het huwelijk van die twee in het openbaar bevestigd, en worden zij in God geheiligd en door gebeden aan Hem opgedragen.
Het is een voorbeeld dat God Zelf heeft ingesteld, want zodra Hij aan Adam zijn vrouw gegeven had, heeft Hij hen als een Herder en Leraar gezegend met de woorden: “Weest vruchtbaar en wordt talrijk” (Genesis 1:2828 En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt. en 2:2222 En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens.).
Het is ook een uitvloeisel van de algemene regel die in 1 Korintiërs 14:4040 Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden. gegeven wordt: “Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden.”
Deze gang van zaken verhoogt de waardigheid van het huwelijk en neemt voor de pasgehuwden alle negatieve vermoedens weg dat ze als overspelers samenwonen.
Ook kan deze plechtigheid God niet mishagen, want Hij wil aangeroepen zijn en onthoudt Zijn zegen niet aan hen die Zijn Naam aanroepen.
Dat is een heel andere kwestie die op het burgerlijke vlak ligt. Hierdoor wordt de huwelijksverbinding ook maatschappelijk bevestigd en wordt de bruid op een eerlijke en passende manier in het huis van de bruidegom gebracht.
Mag een christen ook meedoen met deze feestelijke viering?
Ja, en wel op de manier zoals elk land waarin christenen wonen, die kent én naar de richtlijn van Paulus in Filippenzen 4:8,98 Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat; 9 wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, breng dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn., waar hij zegt: “Al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat; (…) en de God des vredes zal met u zijn.”
Hoe denkt u over de huwelijksmaaltijden, en denkt u dat die zijn toegestaan?
Ja, dat denk ik wel, want ze zijn bij vrijwel alle volken gebruikelijk en dus heel gewoon geweest; bovendien wordt dit bevestigd door veel voorbeelden in de Schrift. We lezen in Genesis 29:2222 En Laban vergaderde al de mannen van die plaats, en richtte een maaltijd aan. dat Laban een grote maaltijd gehouden heeft, en Christus heeft deze gewoonte met Zijn aanwezigheid bevestigd en er bovendien Zijn goedkeuring aan gegeven door Zijn geschenk om het water in de stenen watervaten in de allerbeste wijn te veranderen.42) Maar bij zulke maaltijden moet men wel bedacht zijn op wat er over de bruiloft van Tobias gezegd wordt in Tobias Johannes 7:17 – “Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek.” en Johannes 8:22 – “De Joden dan zeiden: Hij zal toch geen zelfmoord plegen, dat Hij zegt: waar Ik heenga, kunt gij niet komen?”; die werd namelijk gehouden in de ‘vreze des Heren’. Denk in dit verband ook aan de maaltijd die door koning Ahasveros georganiseerd werd.43) Daar ging het er zo gematigd aan toe dat niemand werd gedwongen om veel te drinken.
Bruiloften worden voor de duivel en niet voor God gevierd als ze gepaard gaan met veel overdaad, met ijdel gepronk, met grote gulzigheid en dronkenschap, en als dat allemaal gebeurt in een zwoele sfeer met schuine spelletjes. Dat is wel een van de belangrijkste oorzaken van alle moeite en bezwaren die velen ten aanzien van bruiloften hebben en die hen er verdrietig over maken en hen bitter stemmen.
Het bovenstaande geldt voor alles rond de ondertrouw, de sluiting van het huwelijk en de bruiloften.
Het is een op het recht gegrond samenbrengen van een man en een vrouw tot één vlees. Vóór de huwelijksdaad waren zij twee individuen, maar daarna zijn zij tot één vlees geworden. Dat wil zeggen dat ze door hun tot één worden naar lichaam en ziel één mens geworden zijn.
Dit is het wat ik wil zeggen over de gestalte van het huwelijk.
Ten aanzien van de gehuwden zelf noemen we drie doelstellingen.
Vanuit de maatschappij gedacht is het doel van het huwelijk dat het bij wijze van spreken een vruchtbare akker voor het maatschappelijk leven zal zijn. Met die bedoeling houdt de apostel de ouders in Efeziërs 6:44 En gij, vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heren. voor om hun kinderen op te voeden in het onderwijs en de bestraffing van de Here. Het doel daarvan is dat de kinderen eenmaal nuttige en dienstbare burgers zijn in de gemeente en in de maatschappij, en ook dienaren van God en trouwe bewaarders en doorgevers van de goddelijke leer.
Als u zonder verdere overwegingen op God Zelf ziet Die het huwelijk heeft ingesteld – dan is het doel van het huwelijk de eer van God Zelf. Dan gaat het erom dat de gehuwden Hem leren kennen, dienen, vrezen en eren, Die hen heeft samengebracht. De gehuwden moeten bedenken dat hun huwelijk een heerlijk en liefelijk beeld is van de verborgen eenheid die er is tussen Christus en Zijn gemeente, en die in dit leven al een begin heeft in geloof, liefde en gehoorzaamheid. In de hemel zal dat geestelijke huwelijk volkomen gerealiseerd worden.45)
De dwaling van de roomsen. Zij zijn van mening dat het huwelijk door God ook is ingesteld om een kerkelijk sacrament te zijn. Dan is het een van de sacramenten waarvan zij menen dat er zeven in aantal zijn. Ze leiden dat af uit Efeziërs 5:3232 Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente., want ze houden halsstarrig vast aan het woord dat vroegere vertalers gebruikten. Zij hadden namelijk wat de apostel mysterium – dat wil zeggen een verborgenheid – noemde, met het woord sacrament vertaald. Maar diezelfde oude vertaler vertaalt het woord mysterium in Efeziërs 3:3-63 dat mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt is, gelijk ik boven in het kort daarvan schreef. 4 Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht in het geheimenis van Christus, 5 dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals het nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten: 6 (dit geheimenis), dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie. en Kolossenzen 1:2727 Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid. ook met sacrament, terwijl het daar slaat op de roeping van de heidenen tot de gemeenschap met Christus. Dan moet die roeping van de heidenen maar het achtste sacrament zijn…!
De roomsen zijn in strijd met zichzelf, als ze hun priesters van dit sacrament – zoals zij het noemen – afhouden en het huwelijk een vleselijke en zondige smet noemen waarmee niemand God kan behagen. O, o, wat een mooi sacrament is dat, wat toch een teken van iets heiligs wil zijn! De apostel leert echter dat de verborgenheid (mysterium) of het sacrament waarover hij spreekt, niet verwijst naar het huwelijk van man en vrouw, maar naar de vereniging van Christus en de gemeente. “Die twee zullen”, zegt hij, “tot één vlees zijn. Dit mysterium of geheimenis is groot, doch ik spreekt met oog op Christus en op de gemeente.” Onze verzoening met God wordt niet door het huwelijk bevestigd – en dat is toch het belangrijkste doel van de sacramenten. Het zou op een oneigenlijke manier een sacrament genoemd mogen worden, omdat het iets afbeeldt uit de natuur. Maar dan mogen heel veel fysieke dingen vanwege een zekere gelijkheid ook wel sacramenten van geestelijke en hemelse dingen genoemd worden. Er is vrijwel niets fysieks dat op deze manier geredeneerd geen sacrament genoemd mag worden, zoals een wijngaard, een weg, een deur of zout.
Die vallen in twee categorieën uiteen; sommige taken hebben alle gehuwden gemeenschappelijk, en andere taken zijn specifiek voor de een of voor de ander.
Die zijn ook van tweeërlei aard; sommige gelden voor de man en andere voor de vrouw.
Wat zijn de taken van de man?
Wat zijn de taken van de vrouw?