Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


institutie:28

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
institutie:28 [18-09-2025 om 09.54 uur] ds. J.H. Zwartinstitutie:28 [20-09-2025 om 11.53 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 75: Regel 75:
 ==== 15. Wat is de plaats waar het zitten aan de rechterhand van de Vader plaatsvindt? ==== ==== 15. Wat is de plaats waar het zitten aan de rechterhand van de Vader plaatsvindt? ====
  
-Wat betreft de goddelijke natuur die onbegrensd is, zit Christus overal aan de rechterhand van zijn Vader. Maar wat betreft de menselijke natuur die haar begrenzing kent, zit Hij daar waar Hij met zijn lichaam is. Dat wil na zijn hemelvaart zeggen: in de hemel, en niet op de aarde. “Zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods” (Kolossenzen 3:1). “Deze (…) heeft Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge” (Hebreeën 1:3). “Zulk een hogepriester hebben [wij], die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen” (Hebreeën 8:1). De staat van Christus’ verheerlijking is namelijk wat anders dan de plaats waar Hij in zijn verheerlijking is. Daarom onderscheidt de apostel beide zaken in Efeziërs 1:20, waar over Jezus gezegd wordt: “En Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten”. Het zitten aan de rechterhand van God betekent hier de staat, en de hemelen geven de plaats aan.+Wat betreft de goddelijke natuur die onbegrensd is, zit Christus overal aan de rechterhand van zijn Vader. Maar wat betreft de menselijke natuur die haar begrenzing kent, zit Hij daar waar Hij met zijn lichaam is. Dat wil na zijn hemelvaart zeggen: in de hemel, en niet op de aarde. “Zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods” (Kolossenzen 3:1). Hij “heeft Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge” (Hebreeën 1:3). In Hem hebben wij een hogepriester “die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen” (Hebreeën 8:1). De staat van Christus’ verheerlijking is namelijk wat anders dan de plaats waar Hij in zijn verheerlijking is. Daarom onderscheidt de apostel beide zaken in Efeziërs 1:20, waar over Jezus gezegd wordt dat God Hem gezet heeft “aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten”. Het zitten aan de rechterhand van God betekent hier de staat, en de hemel geeft de plaats aan.
  
 De staat [van Christus’ verhoging] zal altijd dezelfde blijven, en dat blijft ze ook werkelijk. Maar de plaats kan door Christus zelf veranderd worden, zodat Hij niet altijd op een en dezelfde plaats zit of blijft. Hij is in de hemel daar waar Hij wil, en daarin is dus verandering. Hij is nu immers in de derde hemel, waarheen Hij is opgevaren. Daarin is Hij niet aan een plaats gebonden, maar Hij gaat daar in vrijheid zijn weg. Hij zal daar wel naar de raad van zijn Vader blijven tot het laatste oordeel; zie Handelingen 3:21: “Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen.” Op de jongste dag zal Hij vanuit de hemel zichtbaar worden, en in een wolk neerdalen; zie Matteüs 24:30 – al zal Hij toch altijd aan de rechterhand van de Vader zitten. In Matteüs 26:64 staat: “Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels.” Zo ook Matteüs 25:31: “Dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid”, om te oordelen over de levenden en de doden. Als Hij dit gericht zal voltooid hebben, zal Hij weer terugkeren naar de hemel, waar wij Hem tot in eeuwigheid zullen zien zitten aan de rechterhand van de Vader. Dan zullen we namelijk altijd bij Hem en met Hem mogen zijn.((*Johannes 14:3 *1 Tessalonicenzen 4:17)) De staat [van Christus’ verhoging] zal altijd dezelfde blijven, en dat blijft ze ook werkelijk. Maar de plaats kan door Christus zelf veranderd worden, zodat Hij niet altijd op een en dezelfde plaats zit of blijft. Hij is in de hemel daar waar Hij wil, en daarin is dus verandering. Hij is nu immers in de derde hemel, waarheen Hij is opgevaren. Daarin is Hij niet aan een plaats gebonden, maar Hij gaat daar in vrijheid zijn weg. Hij zal daar wel naar de raad van zijn Vader blijven tot het laatste oordeel; zie Handelingen 3:21: “Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen.” Op de jongste dag zal Hij vanuit de hemel zichtbaar worden, en in een wolk neerdalen; zie Matteüs 24:30 – al zal Hij toch altijd aan de rechterhand van de Vader zitten. In Matteüs 26:64 staat: “Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels.” Zo ook Matteüs 25:31: “Dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid”, om te oordelen over de levenden en de doden. Als Hij dit gericht zal voltooid hebben, zal Hij weer terugkeren naar de hemel, waar wij Hem tot in eeuwigheid zullen zien zitten aan de rechterhand van de Vader. Dan zullen we namelijk altijd bij Hem en met Hem mogen zijn.((*Johannes 14:3 *1 Tessalonicenzen 4:17))


Paginahulpmiddelen