Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:30

Dit is een oude revisie van het document!


30. De boetvaardigheid en wedergeboorte

1. Waar komt het woord ‘boetedoening’ vandaan?

Het Latijnse woord voor ‘boetedoening’ is penitentia en komt van poena (straf). Het woord ‘boetvaardigheid’ staat in verband met ‘boete’, want de dingen waarover wij ons schamen en een walging hebben, is een vorm van straf of boete. Als men dus let op de oorsprong van het Latijnse woord, is er meer verband met de verslagenheid en het grote verdriet in het hart vanuit de belijdenis van zonden, dan met de bekering tot God. De Joden spreken over toschubah, een bekering of terugkeer.1) Hier wordt dus een vergelijking getrokken met hen die van de goede weg zijn afgedwaald. Ze worden gewaarschuwd en na lang dwalen keren ze terug naar de weg waarop ze eerst liepen. Door de Grieken wordt er in de eerste plaats gesproken over metanoia, wat door de Romeinen respiscientia genoemd wordt, dat is: opnieuw wijs worden. Het woord is afkomstig van metanoiein, dat is: daadwerkelijk wijs worden, door advies tot een gewijzigd inzicht komen om iets beter te doen,2) zich goed bezinnen, en zo bedroefd worden over de begane dwaling die men nu gaat herstellen. Sommigen zijn hierdoor van mening dat het woord afkomstig is van anoia (dat is onzinnigheid, dwaasheid, onverstand) en van meta dat ‘na’ betekent. Er is, zo kan men zeggen, een verwijt tegenover het onverstand en de dwaasheid, waarop verbetering volgt. Bekering gaat immers altijd samen met ‘daarna wijs worden’. De zaak zelf komt heel goed met de herkomst van beide woorden en begrippen overeen: we keren ons van onszelf af en gaan terug tot God. Als we de dwaasheid van het kwaad afgelegd hebben, zullen we met een vernieuwd verstand te rade gaan en wijzer worden. Door een tweede Grieks woord wordt het begrip metameleia genoemd, in het Latijn poenitentia, dat is: berouw, leedwezen. Het is afkomstig van het woord metameleisthai, dat betekent: verontrust, verslagen en beangst zijn na de bedreven daad. De Romeinen spreken in dit geval van poenitere, dat is: berouw of leedwezen hebben. De woorden ‘berouw hebben’ in 2 Korintiërs 7:88 Want al heb ik u door mijn brief bedroefd, ik heb er geen spijt van. Mocht ik er spijt van gehad hebben, ik zie, dat die brief u, indien al, dan toch slechts tijdelijk bedroefd heeft. (SV) betekenen: droefheid ervaren door wat er gedaan en gebeurd is. “Want al heb ik u door mijn brief bedroefd, ik heb er geen spijt van (ou metamelomai),”hoewel het mij berouwd heeft" (SV). In Romeinen11:29 wordt gezegd “dat de genadegaven en de roeping Gods onberouwelijk [zijn]”, ametamelaeta, dat wil zeggen: dat ze Hem nooit meer kunnen toornig maken, omdat Hij er eenmaal een welgevallen in had. Dit woord wordt ook in negatieve zin gebruikt, als over Judas geschreven wordt dat hij het geld terugbracht toen hij er berouw van kreeg (metamelestheis) en niet toen hij een helderder inzicht kreeg (metanoetheis); zie Matteüs 27:33 Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, berouw, daar hij zag, dat Hij veroordeeld was, en hij bracht de dertig zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug.. Daarmee wordt de droefheid te kennen gegeven die hem benauwde. Hij die berouw krijgt, wordt er niet altijd wijzer of beter door maar valt dikwijls in een groter kwaad. Het woord metanoia, daarna wijs worden of zich bekeren, wordt in de Schrift altijd in positieve zin gebruikt en betekent dus altijd een heilzame verbetering. De vertaler in het Latijn heeft echter de twee bedoelde Griekse woorden uitgelegd met het woord poenitentia (berouw, leedwezen, bekering).

2. Op welke manieren wordt het woord ‘boetvaardigheid’ gebruikt?

  1. In het algemeen gesproken als de gehele bekering van de mens tot God.
  2. In het bijzonder als de wedergeboorte.
  3. Als een blijk van boetvaardigheid of als de uiting ervan in het leven.

3. Wat houdt boetvaardigheid in als het woord gebruikt wordt als een synecdoche?

Dan wordt het een “beet van de zonde” genoemd of een “prikkel van het geweten”. Het is een leedwezen [over de zonde], dat door de Griekse godgeleerden een prikkel wordt genoemd, omdat het het hart kwetst en verwondt. Gewoonlijk wordt het een contritie genoemd, dat wil zeggen: een verslagenheid, een vrees; en ze uit zich in twee vormen. Ze is wettisch gericht, omdat ze voortkomt uit de verkondiging van de wet. Langs die weg wordt de zondaar verwond door het brandijzer van de zonde en verbrijzeld door de vrees voor Gods toorn. In die verslagenheid blijft de zondaar verstrikt, omdat hij zich er niet uit kan bevrijden. Dit wordt een beschuldiging door de zonde genoemd die door de wet plaatsvindt (Romeinen 3:2020 daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen.). De apostel spreekt in 2 Korintiërs 7:1010 Want de droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil, maar de droefheid der wereld brengt de dood. over een “droefheid der wereld” die de dood met zich meebrengt. Dan is iemand bedroefd over zijn zonden en vol schrik en vrees voor de aanstaande straf. Als de Heere niet ingrijpt, is dit is een zekere weg naar de wanhoop. We hebben een voorbeeld in Kaïn,3) Saul,4) Achitofel (2 Samuël 17:2323 Toen Achitofel zag, dat zijn raad niet was opgevolgd, zadelde hij de ezel, begaf zich op weg en ging naar zijn huis, naar zijn stad; hij trof beschikkingen voor zijn huis en verhing zich. Zo stierf hij, en hij werd begraven in het graf van zijn vader.) en Judas.5) In de uitverkorenen is het echter een voorbereiding tot de evangelische boetvaardigheid. Deze evangelische boetvaardigheid is de tweede vorm. Daardoor wordt een zondaar wel heel benauwd en verslagen over de zonde, maar toch klimt ze hoger. Door de verkondiging van het Evangelie neemt de zondaar Christus aan als een Medicijn voor zijn verwondingen en als een vertroosting voor zijn benauwdheid. Zo wordt Christus voor hem in al zijn ellende een [veilige] Haven. Dit wordt een “droefheid naar Gods wil” genoemd; deze komt voort uit het werk van Gods Geest en is Hem dan ook aangenaam. Deze droefheid is te vinden in degene die over zijn zonden bedroefd is, en dat niet uit vrees voor welke straf dan ook, maar omdat het hem ontzaglijk veel verdriet doet dat hij God, de barmhartige Vader, vertoornd heeft. Deze droefheid werkt ook bekering uit (metanoiam), wat wil zeggen dat men nadien wijs wordt, zoals de apostel leert in 2 Korintiërs 7:1010 Want de droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil, maar de droefheid der wereld brengt de dood.. Voorbeelden van deze droefheid zijn Hizkia, die uitspreekt: “Als een leeuw, zo verbreekt Hij al mijn beenderen” (Jesaja 38:1313 Dag en nacht geeft Gij mij prijs; tot aan de morgen zoek ik tot rust te komen. Als een leeuw, zo verbreekt Hij al mijn beenderen. Dag en nacht geeft Gij mij prijs.). Andere voorbeelden zijn David6) en Petrus, die bitter huilde maar toch niet ophield om [op de Here] te hopen (Matteüs 26:7575 En terstond kraaide een haan. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus gesproken had: Eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter.). We kunnen ook denken aan degenen die door de prediking van Petrus verslagen van hart werden, maar omdat ze op Gods genade vertrouwden toch vroegen: “Wat moeten wij doen, mannen broeders?” Over hen spreekt de psalmdichter in Psalm 51:1010 doe mij blijdschap en vreugde horen, laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer jubelen.: “Laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer jubelen.” En in vers 1919 De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God. zegt hij: “De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God.” Jesaja 57:1515 Want zo zegt de Hoge en Verhevene, die in eeuwigheid troont en wiens naam de Heilige is: In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven. zegt: “In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest”, en hetzelfde zegt hij in hoofdstuk 66:22 Dit alles heeft immers mijn hand gemaakt en zo is dit alles ontstaan, luidt het woord des Heren; op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn woord beeft.: “Op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor Mijn woord beeft.” Christus zegt in Matteüs 5:33 Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.: “Zalig zijn de armen van geest.” Dat zijn ootmoedige mensen die in het hart geraakt zijn, omdat ze hun zonden voelen drukken, geen hoogmoed kennen en zich aan God onderwerpen.

4. Wat betekent de boetvaardigheid vervolgens ook?

In de bredere betekenis van het woord is het een totale bekering van de mens tot God. Lucas 15:77 Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. spreekt daarover: “Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert – dat is: die boetedoening doet en boetvaardig is – meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben.” Om deze houding goed te begrijpen moet men hen vergelijken met mensen die geheel en al van God vervreemd zijn. Handelingen 2:3838 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen. roept hen toe: “Beert u – of: doe boete, penitentie – en een ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden.” Deze bekering wordt omschreven als boetvaardigheid, dat wil zeggen: ware droefheid omdat men God vertoornd heeft, maar tegelijk met de wens en de hoop dat men vergeving van zonden ontvangt. Tegelijkertijd is er de wil en een bijzondere ijver om voortaan alle zonden uit de weg te gaan en heel zijn leven in te richten naar de wil van God.

5. Hoeveel aspecten kent deze boetvaardigheid in de zin van een totale bekering?

  1. Verslagenheid. Dan erkent iemand zijn zonden en weet hij dat hij vanwege die zonden Gods rechtvaardige toorn en de verdoemenis verdiend heeft. Zo iemand is ernstig bedroefd vanwege de gedane zonde, en heeft er ook een grondige afkeer van. Onder deze verslagenheid vallen tevens de ootmoed en een heilig leven.7) Zo was het bij Petrus, die bij het zien en ervaren van de goddelijke kracht in Christus voor Zijn voeten neerviel en uitriep: “Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens” (Lucas 5:88 Toen Simon Petrus dit zag, viel hij neder aan de knieën van Jezus en zeide: Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Here.). We zien deze verslagenheid ook bij David, die steeds in tranen was omdat hij gevoelde dat hij veel ontferming nodig had (Psalm 6:77 Ik ben afgemat van mijn zuchten; elke nacht doorweek ik mijn sponde, doe ik mijn bed van tranen vloeien. en Psalm 51:33 Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid.).
  2. Het geloof. Dat geloof erkent Christus als een Middelaar en Voorbidder bij de Vader. De zondaar gelooft vast dat de zonde hem vanwege de verdienste van de Middelaar vergeven is en dat Diens rechtvaardigheid hem toegerekend wordt.
  3. De nieuwe gehoorzaamheid. Deze komt in iemands leven tot uitdrukking in een godvruchtig leven voor God, liefde voor de naaste, heiligheid in het gehele leven en plichtsbetrachting in het uitoefenen van zijn beroep. We hebben van deze aspecten een voorbeeld in de zondares uit Lucas 7:3737 En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was in het huis van de Farizeeër. En zij bracht een albasten kruik met mirre.. Haar tranen waren een bewijs van haar verslagenheid, dat wil zeggen: van de vrees in het geweten en de droefheid naar God vanwege de zonde. Dat ze tot Christus ging, was een bewijs van het vertrouwen dat ze in Hem stelde. En alles wat ze voor Christus deed – het natmaken van Zijn voeten door haar tranen, het afdrogen ervan met haar haar, en het kussen ervan met haar mond – laat voldoende duidelijk zien dat ze een nieuwe gehoorzaamheid heeft, die vrucht is van het geloof.

6. Hoe moeten we over deze indeling denken?

Het is op zichzelf wel een goede indeling, maar in eigenlijke zin is het geloof geen onderdeel van de boetvaardigheid. Het geloof is juist de moeder, de oorsprong ervan. Het geloof moet aan de boetvaardigheid voorafgaan, want zoals het geloof is, is ook de boetvaardigheid. Ambrosius zegt dat niemand boete kan doen als hij niet hoopt dat hij vergeving ontvangt. Daarom moet de oorsprong van de boetvaardigheid gevonden worden in de belofte van zaligheid. Zie Matteüs 3:22 en zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.: “Bekeert u – of: doe boete – want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” Het is alsof hij zegt: Omdat het Koninkrijk der hemelen nabijgekomen is, moet u wijzer en verstandiger worden, en moet u zich bekeren. Zie ook Psalm 130:44 Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.: “Bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.” In de tweede plaats stelt de Schrift het geloof niet onder de boetvaardigheid, ze ziet ze ook niet als respectievelijk het genus en het species, het algemene tegenover het speciale, maar als twee verschillende zaken. “Bekeert u en gelooft het evangelie” (Marcus 1:1515 [en Hij zeide]: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie.). “En dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken” (Lucas 24:4747 en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem.). En Paulus zegt in Handelingen 20:2121 Joden en Grieken betuigende zich te bekeren tot God en te geloven in onze Here Jezus. dat hij niets nagelaten heeft “om u te verkondigen en te leren in het openbaar en binnenshuis, Joden en Grieken betuigende zich te bekeren tot God en te geloven in onze Here Jezus”. Het is echter niet zo dat de ware bekering of boetvaardigheid er zonder het geloof kunnen zijn; ze zijn beide in het leven van de gelovigen nauw verweven. Maar hoewel ze niet gescheiden worden, ze moeten wel onderscheiden worden, evenals de hoop en het geloof. Dit kan men zien in het leven van de zondares, in de moordenaar aan het kruis, in David, in Manasse en andere zondaren. Bovendien is het nieuwe leven of de nieuwe gehoorzaamheid in eigenlijke zin geen onderdeel van de boetvaardigheid, maar de vrucht ervan. In Matteüs 3:88 Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt. zegt Johannes de Doper: “Brengt den vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt”. En in Handelingen 26:2020 maar ik heb eerst hun, die te Damascus waren, en te Jeruzalem en in het gehele Joodse land en de heidenen verkondigd, dat zij met berouw zich zouden bekeren tot God en werken doen, met hun berouw in overeenstemming. lezen we: “Ik heb (…) de heidenen verkondigd, dat zij met berouw zich zouden bekeren tot God en werken doen, met hun berouw in overeenstemming.” De vruchten van dit nieuwe leven worden met elkaar het werk van de heiliging genoemd.

7. Wat gaat aan het geloof of de boetvaardigheid vooraf?

Hiervóór hebben we al gezegd dat de boetvaardigheid bij wijze van beeldspraak (als een synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel).) gezien moet worden als de verslagenheid van hart (zoals men die noemt). We hoorden ook dat er een wettische én evangelische verslagenheid is. Daarom plaatsen wij het geloof tussen beide in: tussen die eerste droefheid die voortkomt uit de belijdenis van onze zonden en de beschuldiging door de wet in ons geweten én die laatste droefheid die uit het evangelie is. Want de droefheid naar Gods wil is niet minder een vrucht van het geloof als de vreugde en blijdschap in het geweten.

8. Wat is het derde aspect van de boetvaardigheid?

Dit is het meest wezenlijke aspect ervan, wat overeenkomt met de wortel van het Hebreeuwse woord. Het woord met nog meer recht een opnieuw-wijs-worden genoemd dan berouw en leedwezen. Wat is het dan? Het is een oprechte omkeer van ons leven tot God, die voortkomt uit een oprecht en ernstig vrezen van God. Daardoor bekeert de zondaar zich van de zonde8) en neemt hij afscheid van de dwaasheid van de zondige overtredingen. Of beter gezegd: hij keert terug tot God, en verandert de oude gevoelens van zijn hart in betere.

9. Wat is ‘bekering tot God’ voor u?

Dat is de gedaanteverandering of vernieuwing van de ziel. Die betreft niet zozeer het wezen ervan, zoals Illyricus fantaseert, maar voor zover nodig heeft die wel betrekking op de eigenschappen van de ziel. De mens heeft de oude natuur van zich afgeschud, en brengt nu vruchten van goede werken voort die met die vernieuwing van de ziel overeenkomen. Dit noemt men nu de wedergeboorte of de geestelijke vernieuwing van de mens. Daardoor wordt het beeld van God, dat door de zonde niet alleen maar verdoft is maar ook besmet en bezoedeld, opnieuw in ons opgericht en krijgt het een nieuwe gestalte in ons. Efeziërs 4:2323 dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken. spreekt over een verjongd worden “door de geest van uw denken”, waardoor men “de nieuwe mens aandoet, die naar (de wil van) God geschapen is”. Dat wil zeggen: naar Gods beeld en gelijkenis in gerechtigheid en heiligheid. “Daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper” (Kolossenzen 3:99 Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd. en 10). De Bijbel noemt deze bekering ook een besnijdenis van het hart. “Ontgin u nieuw land en zaait niet tussen de doornen; besnijdt u voor de HERE en doet weg de voorhuid van uw hart” (Jeremia 4:33 en in Hem zich beroemen. Want zo zegt de Here tot de mannen van Juda en tot Jeruzalem: Ontgint u nieuw land en zaait niet tussen de doornen. en 4). “Bekeert u en wendt u af van al uw overtredingen (…) en vernieuwt uw hart en uw geest” (Ezechiël 18:3030 Daarom zal Ik u richten, huis Israëls, ieder naar zijn eigen wegen, luidt het woord van de Here Here. Bekeert u en wendt u af van al uw overtredingen, dan zal u dat niet een struikelblok tot ongerechtigheid worden. 3n 31).

10. Wie werkt de bekering of de boetvaardigheid?

De eerste oorzaak [van de boetvaardigheid] is God. “Breng ons, Here, tot U weder, dan zullen wij wederkeren” (Klaagliederen 5:2121 Breng ons, Here, tot U weder, dan zullen wij wederkeren. Vernieuw onze dagen gelijk van ouds!). “Bekeer mij, dan zal ik mij bekeren (…) Want nadat ik tot inkeer ben gekomen, heb ik berouw gekregen” (Jeremia 31:18,1918 Ik heb werkelijk Efraïm horen klagen: Gij hebt mij getuchtigd, als een ongetemd kalf werd ik getuchtigd; bekeer mij, dan zal ik mij bekeren, want Gij, Here, zijt mijn God. 19 Want nadat ik tot inkeer ben gekomen, heb ik berouw gekregen; nadat ik tot inzicht gekomen ben, heb ik mij op de heup geslagen; ik ben beschaamd, ja, ook te schande geworden, want ik heb de smaad van mijn jeugd gedragen.). “Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste” (Ezechiël 36:2626 een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven.). “Zij (…) verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken” (Handelingen 11:1818 En toen zij dit gehoord hadden, kwamen zij tot rust en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken.). En Paulus geeft in 2 Timotheus 2:25,2625 Want David zegt van Hem: Ik zag de Here te allen tijde voor mij; want Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankelen zou. 26 Daarom is mijn hart verheugd en mijn tong verblijd, ja, ook mijn vlees zal nog een schuilplaats vinden in hope. het bevel om zachtmoedig te zijn tegenover de ongelovigen, als hij zegt: “Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels, die hen gevangen hield.” Efeziërs 2:1010 Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. houdt ons ten aanzien van de wedergeboorte voor dat we Gods maaksel zijn, “in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. Hij spreekt hier namelijk over de genade en niet over de natuur van de mens. Daarmee gaat hij in tegen Pelagius en de semi-pelagianen, die beweren dat de natuur van de mens alleen maar verzwakt is en door de genade moet worden ondersteund. De tweede oorzaak is de Heilige Geest, die het hart aanraakt en in beweging brengt.9) Daarom wordt Hij ook de Geest van wedergeboorte en heiligmaking genoemd. “[Hij heeft,] niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar Zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest” (Titus 3:55 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest.). Dat wil dus zeggen dat de Heilige Geest de wedergeboorte werkt en voortbrengt. De meewerkende oorzaken zijn de dienaars van het Woord. Christus zegt tegen Paulus dat hij tot de heidenen zal gezonden worden “om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht” (Handelingen 26:1717 u verkiezende uit dit volk en de heidenen, waarheen Ik u zend.). En in 1 Korintiërs 4:1515 Want al hadt gij duizenden opvoeders in Christus, gij hebt niet vele vaders. Immers, ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt. zegt hij: “Ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt.” De werktuigen zijn het Woord en de sacramenten. “Is niet mijn woord zó: als een vuur, luidt het woord des Heren, of als een hamer, die een steenrots vermorzelt?” (Jeremia 23:2929 Is niet mijn woord zó: als een vuur, luidt het woord des Heren, of als een hamer, die een steenrots vermorzelt?)

11. Is de boetvaardigheid een vrucht van de prediking van de wet of van het Evangelie?

Men moet onderscheid maken tussen de beschuldiging door de zonde en de prediking van de boetvaardigheid of weer-opnieuw-wijs-worden. Dit is namelijk in eigenlijke zin een werk van de wet als voorbereiding op het andere en wezenlijke werk van het Evangelie, namelijk de verkondiging van de vergeving der zonden.10)

12. Maar wat is wezenlijke zin de voorafgaande en onmiddellijke inwendige oorzaak van de bekering?

Die komt voort uit het vrezen van God door het overdenken van Zijn oordeel, dat er eenmaal zal zijn en waar we allen aan onderworpen zullen worden. “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen, omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen” (Handelingen 17:3030 God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen.). Die vrees komt ook voort uit de straffen die hen al overkomen zijn of waar ze momenteel de gevolgen van ondervinden. Daardoor worden de zondaren gewaarschuwd dat hun nog zwaardere straffen boven het hoofd hangen, als zij zich niet tijdig bekeren. Zo wordt het gezegd in 1 Korintiërs 11:3232 Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden.: “Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden.” “Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen” (Lucas 3:99 Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.). Maar het is toch in het bijzonder het ervaren en opmerken van Gods goedheid waardoor de droefheid ontstaat waarvan de apostel zegt dat die naar Gods wil is (2 Korintiërs 7:1010 Want de droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil, maar de droefheid der wereld brengt de dood.). Die droefheid werkt de bekering tot zaligheid, waardoor men niet alleen ernstig vreest voor de straf, maar vooral voor de zonde zelf, omdat men beseft dat God daar een afkeer van heeft. Daarvan zijn Davids tranen die op verschillende plaatsen in het boek van de Psalmen beschreven worden, een voortreffelijk voorbeeld.

13. Wat zijn de ‘bewegende oorzaken’ van de bekering, of: welke dingen behoren ons ertoe aan te zetten ons tijdig te bekeren?

  1. De onzekerheid van ons leven. Daarom moeten we waken en bidden, want we weten het uur niet en evenmin de dag waarop we door Gods rechtvaardig oordeel plotseling overvallen worden; Matteüs 25:1313 Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur..
  2. Door het uitstellen van onze bekering doen we onszelf schade aan, en daardoor vergaderen we een schat van vele zonden, van Gods toorn en van Zijn straffen. “Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken” (Romeinen 2:55 Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods.).
  3. De gevaarlijke vervreemding van God en de uiteindelijke verharding. Hoe langer men immers de bekering uitstelt, hoe moeilijjker het wordt zich te bekeren. “Oefen de knaap volgens de eis van zijn weg, ook wanneer hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken” (Spreuken 22:88 Wie onrecht zaait, zal onheil oogsten; de staf van zijn gramschap zal vergaan.). Het spreekwoord luidt: “Een late boet is zelden goed”.11)
  4. Het kwade geweten, dat het ergste en meest ellendige is dat in deze wereld te vinden is.
  5. Het geven van ergernis en het feit dat we schuldig staan ten opzichte van de zonden van anderen. Daarom spreekt Christus met veel droefheid: “Wee hem door wie zij [namelijk de ergernissen] komen” (Lucas 17:11 Hij zeide tot zijn discipelen: Het is onmogelijk, dat er geen verleidingen komen, maar wee hem, door wie zij komen!).
  6. Het missen van de vreugde van de Heilige Geest en Zijn geestelijke vertroostingen.12)
  7. Het wellustige genoegen van de satan, want het is waar wat een van de oude kerkvaders gezegd heeft: “De zonden van de mensen zijn de heerlijke lekkernijen van de duivelen.”
  8. Het denken aan de gruwelijke voorbeelden onder degenen die onboetvaardig zijn, zoals de inwoners van Sodom, de Egyptenaren, de Joden, de kerken in het Oosten13) en anderen die onboetvaardig blijven.

14. Hoeveel aspecten zijn er in de boetvaardigheid te onderscheiden?

De apostel telt er zeven in 2 Korintiërs 7:1111 Want zie toch, wat juist deze ervaring van droefheid naar Gods wil u gebracht heeft: welk een ernst, meer nog, verontschuldiging, verontwaardiging, vrees, verlangen, ijver, bestraffing. Gij hebt in allen dele doen blijken, dat gij zuiver stondt in deze zaak..

  1. Ernst om een beter leven te gaan leiden.
  2. Verontschuldiging ten aanzien van de schuld van anderen.
  3. Verontwaardiging van de zondaar tegenover zichzelf [,vanwege zijn zonden.]
  4. Vrees, namelijk om God tot toorn te verwekken.
  5. Sterk verlangen om te gaan doen wat God van hem wil.
  6. Vurige ijver om God te behagen en Hem niet tot toorn te verwekken.
  7. Bestraffing van onszelf, waarover men ook leest in 1 Korintiërs 11:3131 Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen.: “Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen.”

Dit zijn echter allemaal eerder vruchten of tekenen van boetvaardigheid. De wezenlijke aspecten van de wedergeboorte of van de boetvaardigheid zijn namelijk deze twee:

  1. de doding van het vlees of van de zonden. Dit is de ondergang, het sterven van de oude mens, of ook wel de verloochening van onszelf.
  2. de levendmaking of de vernieuwing van de geest der gerechtigheid; er is nu sprake van de nieuwe mens.

We mogen het bovenstaande ook concluderen uit:

  1. de profeten. Zie Psalm 34:1515 wijk van het kwade en doe het goede, zoek de vrede en jaag die na.: “Wijk van het kwade en doe het goede.” Zie ook Jesaja 1:1616 Wast u, reinigt u, doet uw boze daden uit mijn ogen weg; houdt op kwaad te doen.: “Houdt op kwaad te doen; leert goed te doen.”
  2. de brief aan de Romeinen; zie Romeinen 6:44 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen.: “Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen.”14)

De doding [van het lichaam] is ten onder brengen van onze aangeboren verdorvenheid. Deze doding komt voort uit de Heilige Geest en vloeit ook hieruit dat we deel hebben en steeds krijgen aan Christus. Als we namelijk werkelijk delen in Zijn dood, wordt onze [oude] mens door Zijn kracht gekruisigd; het lichaam van de zonde sterft dan langzaam af. Maar de levendmaking of wedergeboorte is de kracht van de Heilige Geest die voortvloeit uit de opstanding van Christus. Deze levendmaking volgt op het sterven aan onze aangeboren verdorvenheid, en krijgt langzamerhand gestalte in ons. Het is als bij het aanbreken van de dag wanneer de duisternis langzamerhand wijkt. We weten nu wat de wil van God is; en nu we deze kennen, beginnen we het goede te willen en ook te doen. Als we deel hebben gekregen aan de opstanding van Christus, worden we daardoor immers opgewekt tot een nieuw leven, dat overeenkomt met Gods gerechtigheid (Romeinen 6:66 dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn.).

15. Komt deze bekering in een korte tijd tot stand?

Nee, ze strekt zich uit tot aan het einde van het leven, zodat de gelovigen zich hun leven lang oefenen [in het afsterven van de oude mens] en ook hun zwakheid beter leren kennen. In Efeziërs 5:26,2726 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, 27 en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet. wordt immers gezegd dat God Zijn gemeente reinigt van alle zonden. Dat slaat veel meer op de schuld van de zonde dan op de eigenlijke zonden zelf.15) De zonde houdt in degenen die wedergeboren zijn, wel op om te heersen, maar niet om in hen te wonen (Romeinen 7:1717 Doch dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont.). Daarom roept de apostel in vers 2424 Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? van dit hoofdstuk uit: “Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” De strijd duurt immers zó lang, totdat ze eindelijk door de dood beëindigd wordt.

16. Wie zijn het die zich bekeren, of wie laten zien dat ze boetvaardig zijn?

fol. 138 II linker kolom bovenaan.

Dit hoofdstuk is tijdelijk gereserveerd door iemand anders.

1)
Jeremia 4:1 – “Indien gij u bekeert, Israël, luidt het woord des Heren, dan moogt gij tot Mij wederkeren, en indien gij uw gruwelen wegdoet uit mijn ogen, dan behoeft gij niet te vlieden”.
2)
Een hertaling bij benadering; de tekst is hier heel cryptisch. Er staat: “het verstant ende den raedt tot wat beters veranderen”.
3)
Genesis 4:13 – “Toen zeide Kaïn tot de Here: Mijn misdaad is te groot om de straf te dragen.”
4)
1 Samuël 15:30 – “Maar hij zeide: Ik heb gezondigd; bewijs mij nu toch eer in tegenwoordigheid van de oudsten van mijn volk en van Israël. Keer toch met mij terug, dan wil ik mij voor de Here, uw God, neerbuigen.”
5)
Matteüs 27:3-5 – “Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, berouw, daar hij zag, dat Hij veroordeeld was, en hij bracht de dertig zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug, en hij sprak: Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dit aan? Gij moet zelf maar zien wat ervan komt! En de zilverlingen in de tempel werpende, verwijderde hij zich; daarop ging hij heen en verhing zich.”
6)
2 Samuël 12:13 – “Toen sprak David tot Natan: Ik heb tegen de Here gezondigd. En Natan zeide tot David: De Here heeft uw zonde vergeven: gij zult niet sterven”.
7)
zedigheyt
8)
het verbeuren
9)
Handelingen 11:15,18 – “En toen ik begonnen was te spreken, viel de heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons. (...) En toen zij dit gehoord hadden, kwamen zij tot rust en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken.”
10)
In de tekst uit 1651 staat: “want dit is eygentlick een werck des Wets / ende een voorbereydinge tot het ander / maer dit is eygentlick een werck des Evangeliums tot vergevinge der sonden”. De hertaling is een poging om de al te beknopte zin van Bucanus verantwoord te interpreteren.
11)
Dit spreekwoord wordt nauwelijks meer gehoord. Een late boet is een uiting van boetvaardigheid op het laatste moment.
12)
Psalm 51:11-14 – “Verberg uw aangezicht voor mijn zonden, delg al mijn ongerechtigheden uit. Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest; verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw heilige Geest niet van mij; hergeef mij de blijdschap over uw heil, en laat een gewillige geest mij schragen.”
13)
Bedoeld zijn de gemeenschappen die tegenwoordig bekend staan als de oosters-orthodoxe of Byzantijnse kerken, ontstaan tijdens het Groot Schisma van 1054.
14)
Romeinen 7:4 – “Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen.” Efeziërs 4:22-2422 dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten, 23 dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken, 24 en de nieuwe mens aandoet, die naar (de wil van) God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid. Kolossenzen 3:5,8-10 – “Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij, (...) Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond. Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper”.
15)
de materie ofte de stoffe der sonden selfs


Paginahulpmiddelen