Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:15

Inhoud

De zonde in het algemeen en de erfzonde

1. Waar komt het woord “zonde” vandaan?

Het Latijnse woord peccatum (zonde) stamt af van peccando (zondigen). Zondigen is naar de omschrijving van Cicero in het derde boek van zijn Paradoxo niets anders dan buiten de perken springen, terwijl men zich daarbinnen had moeten houden. Dit wordt door de Romeinen vitium, malitia genoemd, dat wil zeggen een gebrek of slechtheid door een verkeerde geaardheid van het gemoed. Of: error of delictum, een dwaling, iets misdoen door een uitwendige en lichte dwaling. Of: flagitium, facinus, scelus, een slechte streek, een openbaar en schandelijk feit. Of: crimen en culpa, misdaad en schuld vanwege de zaken waarvan men wordt beschuldigd.

Door de Joden wordt het zondigen chetbea genoemd, want catha betekent: van het doel wegdwalen wat u in het oog behoorde te houden om het te bereiken; of ook wel: afwijken van datgene waarvan we weten dat het goed is, namelijk Gods wet.

Door de Grieken wordt de zonde hamartia en hamartema genoemd, woorden die afkomstig zijn van hamartanein, dat is: dwalen. Volgens SuidasDe Suda (abusievelijk toegeschreven aan een auteur genaamd Suidas) is een omvangrijk Grieks lexicon uit de tiende eeuw, dat het midden houdt tussen een encyclopedie en een woordenboek en informatie verschaft over de Griekse taal en letterkunde, met name door vele citaten van en biografische gegevens over auteurs en keizers uit de klassieke oudheid. is zondigen een wegdwalen van het goede. Er wordt ook wel gesproken over paraptoma, dat wil zeggen: een aanstoot, val, dwaling. Dit woord komt van para en piptein. Het is namelijk een vallen over de grenslijn van de gerechtigheid. Het woord kan ook afkomstig zijn van paraptomai, dat is: iets onbezonnen en roekeloos aanraken met een afdwalende hand. Ook spreekt men wel over opheilema, schuld – zoals in Matteüs 6:1212 en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.: “Vergeef ons onze schulden” – ter wille van het gelijke recht. Degene die zondigt, moet namelijk vanwege het onrecht waaraan hij zich schuldig gemaakt heeft, door God en mensen gestraft worden. Het is zoals met schulden die in het burgerlijke leven zijn verbonden met het ondergaan van de straf, tenzij er vergeving plaatsvindt. Ook wordt er wel gesproken over hettema, gebrek, zoals in 1 Korintiërs 6:77 Maar dan is de zaak voor u reeds geheel verloren, dat gij tegen elkander rechtszaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever onrecht? Waarom laat gij u niet liever te kort doen?: “Dan is er al volledig sprake van verlies – dat is: gebrek – onder u, dat u onder elkaar rechtszaken hebt.” Dit woord is afkomstig van hettaomai, dat is: ik word overwonnen, ik lig onder. Daarnaast is er sprake van kakia, poneria, slechtheid, boosaardigheid, een wandaad;1) en ook van parabasis, overtreding;2) van anomia,3) adikia,4) asebeia, dat is: ongerechtigheid, goddeloosheid. Aebeia heeft betrekking op de eerste tafel van de wet, dus op God; en adikia op de tweede tafel, dus op de medemens.

2. Wat is zonde?

In 1 Johannes 3:44 Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid. wordt zonde omschreven als een wegnemen van het tegenovergestelde. Dat gebeurt op deze manier: “Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid”, dat wil zeggen anomia. Deze anomia is de overtreding of de beroving van de wet. Dat houdt in dat de overeenkomst van al onze daden – door ons lichaam of onze geest verricht – met de wet van God wordt weg geroofd. Het woord anomia heeft namelijk de kracht in zich van twee woorden. Het bestaat immers uit een ontkennend deel a én het woord nomos, wet. Het is zoals Ambrosius kortweg heeft gezegd: “Zonde is een overtreding van de wet van God.” AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt het zo: “Zonde is iets wat gezegd, gedaan, begeerd of gedacht wordt tegen Gods wet in.” Wij formuleren het als volgt: zonde is een gebrek, een afwijking of afdwaling van de wet of de wil van God; en het gevolg daarvan is de eeuwige dood.

Soms wordt het woord “zonde” gebruikt als een zinnebeeldige manier van spreken voor heel de verdorven mens, dus ook voor al zijn daden die tegen Gods wet strijden; én voor de offers en slachtoffers die tot verzoening zijn van al het zondige. Zie Exodus 29:3636 Dagelijks zult gij een stier als zondoffer ter verzoening bereiden en het altaar ontzondigen, doordat gij er verzoening over doet; gij zult het zalven om het te heiligen.: “Dagelijks zult gij een stier als zondoffer ter verzoening bereiden en het altaar ontzondigen.” Dat ‘ontzondigen’ wil zeggen: het besprengen met het bloed van het offerdier omwille van de zonde. Zie ook Leviticus 8:1515 En hij slachtte die, en Mozes nam het bloed en streek dat met zijn vinger rondom aan de horens van het altaar en ontzondigde het altaar; het overige bloed goot hij uit aan de voet van het altaar. Zo heiligde hij dit en deed daarover verzoening. en 2 Korintiërs 4:21.: “Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.” Dat houdt in dat Christus een Offer voor de zonde en de zondaar is geworden. De zonde is niet in Hem, maar ze is de zondeschuld van ons allen, die op Hem is gelegd en is toegerekend. Let daarvoor ook op de tegenstelling die in het vervolg van de tekst te vinden is: “… opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem”. Zo worden wij dan rechtvaardige mensen voor God, en dat door de gerechtigheid die niet in ons maar in Christus is, en ons wordt toegerekend.

3. Wat zijn de oorzaken van de zonde?

Er is een uitwendige en een inwendige oorzaak. De uitwendige oorzaak kent veel facetten.

  1. De satan met zijn vergiftige influisteringen.5)
  2. De mensen die ingaan op de verkeerde voorbeelden, woorden en vleierijen van de slang;6) en dan met name de val van onze eerste voorouders, zoals die op dezelfde plaats in de Schrift wordt beschreven (Genesis 3:66 En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at.).
  3. Toevallige personen of voorwerpen die zich aan de zintuigen voordoen en de mens verleiden om die te misbruiken, wat dus tot zonde leidt.7)
  4. Datzelfde geldt zelfs met de heilige en rechtvaardige wet van God, die alles verbiedt wat het zondige vlees behaagt; en alles gebiedt wat datzelfde vlees helemaal niet wil. Zo wordt het waar wat de bekende spreuk zegt: Nitimur in vetitium semper, cufnusque negata.8) Dat wil zeggen: we streven altijd naar datgene wat ons verboden is, en verlangen naar datgene wat ons geweigerd wordt. Dit wordt bevestigd door de geschiedenis van de eerste mens, Adam.
  5. De aanleiding tot zonde is ledigheid (niets te doen hebben), en alles wat aangenaam is voor oog en oor.

4. Er gebeurt niets in de wereld en er kan ook niets gebeuren buiten de wijze en rechtvaardige voorzienigheid van God om; moet daarom niet gezegd worden dat God de Auteur en Oorzaak van de zonde is?

Absoluut niet! God haat, verbiedt en straft de zonde immers als iets wat met Zijn grote goedheid in strijd is, zoals Johannes zegt in zijn eerste brief, hoofdstuk 2:1616 Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.: “De begeerte des vlezes – daaronder verstaat hij alle zonden –, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.” En in Jakobus 1:1414 Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijner eigen begeerte. en 15 lezen we: “Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijn eigen begeerte. Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.” In Prediker 7:2929 Alleen, zie toch: ik heb ontdekt, dat God de mensen recht gemaakt heeft, maar zij zoeken vele bedenkselen. staat: “Alleen, zie toch: ik heb ontdekt, dat God de mensen recht gemaakt heeft, maar zij zoeken vele bedenkselen.” Het is overigens wel waar dat God in Zijn raad de zonde laat plaatsvinden, zoals in het hoofdstuk over de voorzienigheid al is gezegd.

5. Wat is de inwendige oorzaak van de zonde?

Daarvan zijn er ook verschillende te noemen.

  1. De verdorvenheid van de menselijke natuur zelf, die door de apostelen meestal “begeerte” wordt genoemd. “Ook wij allen hebben vroeger daarin verkeer, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten” (Efeziërs 2:33 - trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns.).
  2. De bereidwilligheid ten aanzien van onze wil. “Een ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd” (Matteüs 5:2828 Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.).
  3. De onwetendheid waarmee de wil dikwijls bedrogen wordt. Daarvan spreekt de apostel in 1 Timoteüs 1:1212 Ik breng dank aan Hem, die mij kracht gegeven heeft, Christus Jezus, onze Here, dat Hij mij getrouw geacht heeft, daar Hij mij in de bediening gesteld heeft. en 13: “Ik breng dank aan Hem, die mij kracht gegeven heeft, Christus Jezus, onze Here, dat Hij mij getrouw geacht heeft, daar Hij mij in de bediening gesteld heeft, hoewel ik vroeger een godslasteraar en een vervolger en een geweldenaar was. Maar mij is ontferming bewezen, omdat ik het in mijn onwetendheid, uit ongeloof, gedaan heb.” Onwetendheid is namelijk geen verontschuldiging ten aanzien van zaken die men ambtshalve behoort te weten. Men zegt wel dat onwetendheid een excuus is, maar dat geldt wel voor veel dingen, maar niet voor alle.
  4. De zwakte van het gemoedsleven en het zwakke geloof, waardoor men niet altijd de geweldige verzoekingen van de satan en het vlees niet altijd kan weerstaan. En hoewel we betere dingen zien en daarmee ook instemmen, toch kunnen we door de verleidingen worden overwonnen en geven we toe aan ernstige zonden, zoals met Petrus is gebeurd, toen hij Christus verloochende,9) en zoals David, toen hij overspel deed.10)
  5. De geheel vrijwillige en opzettelijke goddeloosheid van de mens zelf, waar Jeremia van zegt: “Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen?” (Jeremia 17:99 Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen?) Deze zonde is als die van de duivel. In 1 Johannes 3:88 wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou. lezen we daarvan: “Wie de zonde doet, is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne.” Hier betekent “zonde doen” niet gewoon “zondigen”, maar een opzettelijk voornemen hebben om te zondigen en daarmee gretig bezig te zijn. De verrader Judas is hiervan een voorbeeld, die te horen kreeg: “Wat gij doen wilt, doe het met spoed” (Johannes 13:2727 En na dit stuk brood, toen voer de satan in hem. Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doen wilt, doe het met spoed.). Op deze manier zondigen de gelovigen niet. “Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde”; dat wil zeggen: zet zich er niet toe om bewust te gaan zondigen. Maar ook is waar: “Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet” (1 Johannes 1:88 Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet.).
  6. De gewoontevorming in het doen van zonden. Dit is niet de geringste oorzaak van de zonde, zoals Efeziërs 2:22 waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid. duidelijk maakt: “… zonden, waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld.”
  7. De zonde zélf is een oorzaak van de zonde, zoals blijkt uit wat er in Johannes 8:3434 Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde. staat: “Een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde.”

6. Op welke verschillende manieren is de ene zonde een oorzaak van de andere?

Op vijf verschillende manieren:

  1. Door het begaan van een zonde wijkt de genade van de Heilige Geest, en daardoor kan de mens niet anders dan in andere ernstige zonden vallen.
  2. Als God de ene zonde met de andere straft, geeft Hij degene die gezondigd heeft, in de handen van de satan over, die vervolgens met kracht in hem werkt.11)
  3. Men valt heel gemakkelijk van de ene zonde in een soortgelijke zonde. De zondige daden vormen immers een goede stemming, gezindheid en een steeds sterkere neiging12) om méér dergelijke zondige daden te doen. Zo is een overdadige manier van leven een oorzaak om te gaan stelen; dronkenschap een oorzaak van allerlei vuile lusten. Zo wordt men van de ene zonde naar de andere gesleept.
  4. Heel vaak kan de ene zonde niet gedaan worden zonder veel andere zonden. Daarvan uitgaand heeft de apostel in 1 Timoteüs 6:1010 Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord. gezegd: “Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht.” Jakobus zegt in hoofdstuk 2:1010 maar - zó immers betaamt het vrouwen, die voor haar godsvrucht uitkomen - door goede werken.: “Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle (geboden).” En Efeziërs 5:1818 En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest. stelt: “En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is.”
  5. Om een bepaald doel te bereiken wordt dikwijls vanwege de ene zonde ook een andere gedaan. Dat zien we bij Judas, die vanwege de liefde tot het geld Christus verraden heeft.13)

7. Is de zonde niet iets wat iets toevoegt en aanbrengt of is ze juist iets wat ons berooft?

De zonde is niet iets wat toevoegt of aanbrengt; dan zou het iets geweest zijn wat God geschapen heeft, maar ze is ook niet simpelweg een ‘niets’. Ze is ook niet zomaar een puur wegroven van iets, zoals de dood een beroving van het leven is, of zoals duisternis een wegnemen is van licht. Maar ze is een gebrek, het afbreken of het vernielen van iets wat aangebracht is, namelijk van het werk en de ordening door God, in het schepsel dat daardoor de schuld draagt van het afkeren en afwijken van wat God heeft bedoeld. Het is te vergelijken met het vervallen van een huis tot een ruïne, en met het verlies van het gezichtsvermogen dat tot blindheid leidt. Paulus noemt de zonde een gebrek of een beroofd worden van iets, als hij zegt: “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:2323 Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.). Het is wel zo dat er uitwendige en inwendige factoren bij komen – dingen die wat lijken voor te stellen, maar toch verwarring en dwaling tot gevolg hebben. Het is als bij de broedermoord door Kaïn. De beweging door het opheffen van de handen is zo’n factor, maar de zonde zelf is een afwijking van Gods wet en een wegdwalen van Gods wil. Ze is dus een afwijken en een verwarring van de goddelijke orde. In die zin zegt Thomas van AquinoDe Italiaan Thomas van Aquino (1225-1274) was een filosoof en theoloog, die voor de roomse kerk geldt als een van de belangrijkste kerkleraren. Zijn werk kwam vooral neer op een synthese tussen het christelijk geloof en de filosofie van Aristoteles. dat de zonde niet alleen maar een beroving van of de afwezigheid van iets goeds, maar een bepaalde verderfelijke neiging of daad, die van de orde waarin ze behoort te zijn beroofd is. Ze is een verscheuren en in de war brengen van een zekere orde, waardoor al onze krachten en neigingen bestuurd horen te worden.

8. Wat is het subject van de zonde?

Dat is het redelijke schepsel, want in hem alleen, de mens, heeft de zonde in eigenlijke zin een plaats gekregen. Alleen hij had immers begrip en kennis heeft van de wet en de wil van God, en had die ook overdacht. Dat geldt niet voor de onredelijke schepselen.

9. Uit hoeveel delen bestaat de zonde?

Uit twee delen, namelijk:

  1. Een materieel deel: de schuldig stellende misdaad. Deze bestaat uit onwettigheid en ongerechtigheid, in gebreke blijven, verdorvenheid, neiging tot het kwade, de daad die tegen Gods wet strijdt, en de aan ons klevende slechtheid zelf.
  2. Een formeel deel: de schuld zelf. Dit is de verplichting tot de tijdelijke en eeuwige straf, naar de ordening van Gods wil en gerechtigheid.14)

Dit laatste wordt genezen, hersteld en weggenomen door de gehoorzaamheid en gerechtigheid van Christus, die ons door het geloof worden toegerekend. Het eerste wordt weggenomen door de hemelse kracht, die voortvloeit uit de opstanding van Christus en wedergeboorte genoemd wordt (hoewel ze gewoonlijk als ‘aanklevende gerechtigheid’ wordt aangeduid) en eveneens door de volmaakte heiliging van de menselijke natuur in Christus.

10. Wat is het gevolg van de zonde?

De dood, en deze in drie gestalten.

  1. De geestelijke dood die de ziel betreft. Daardoor zijn de goddelozen beroofd van de aanwezigheid van de Heilige Geest – Die toch de ziel van de ziel uitmaakt – en kunnen zij niets begrijpen van de dingen die van God zijn. En zo zijn ze ten aanzien van God gestorven en leven ze voor de satan.
  2. De lichamelijke dood, waaronder ook alle ellendige omstandigheden horen die tot de dood leiden.
  3. De eeuwige dood van ziel en lichaam, tenzij er bekering tot Christus plaatsvindt. Deze zaken worden bevestigd door plaatsen in de Schrift, zoals: “Ten dage dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (Genesis 2:1717 maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.); “Want de toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid” (Romeinen 1:1818 Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden.); “Want het loon dat de zonde geeft, is de dood” (Romeinen 6:2323 Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.); “Als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort”.

11. Waaruit mag men de ernst van de zonde afleiden?

  1. Uit de zich wijd uitstrekkende grootte van Gods beledigde majesteit.
  2. Uit de straf die het gevolg is van Adams val, en uit de vele ellendige en verdrietige omstandigheden waardoor wij geheel en al door omringd worden. We denken dan aan ziekte, oorlog, hongersnood, pest en andere meer of minder zichtbare of onzichtbare ongelukkige situaties.
  3. Uit de waarde van het kostbare geld tot verzoening waardoor wij van de zonde verlost zijn; dat wil zeggen: door de dood van Gods Zoon, Die een slachtoffer moest worden om ons vrij te maken van de zonde15) en de schuld te verzoenen. Daarmee heeft Hij voldaan aan de rechtvaardigheid van God.
  4. Uit de angsten die in het geweten worden geleden; daardoor wordt de harten gepijnigd in het ervaren of gevoelen van Gods toorn.
  5. Uit de tijdelijke dood.
  6. Uit de bedreiging van de eeuwige straf die God ernstig onder de aandacht brengt van hen die zich niet bekeren.

12. Hoeveel aspecten zien we in de zonde?

Twee, namelijk de eerste van een aantal engelen – daarover wordt gesproken in het hoofdstuk over de slechte engelen – en van de eerste mensen.

Vervolgens zien we de verdorvenheid en slechtheid van de menselijke natuur, die op deze val gevolgd is.

13. Wat was nu eigenlijk de val van Adam, die de wraak van God over het gehele menselijke geslacht op zo’n verschrikkelijke manier heeft gaande gemaakt?

Het was een vrijwillige overtreding van het eerste gebod dat God heeft ingesteld,16) en dat kwam voort uit het plan van de duivel die de mens opstookte om dat te doen.17)

14. Hoe kwam het toch dat de mens zich willens en wetens tot zo’n verschrikkelijke val heeft laten verleiden?

Dat kwam niet door een gulzige begeerte, want er was aan alle kanten een overvloed van heerlijke dingen, waarnaar men had kunnen verlangen. Nee, het was ongeloof waardoor de mens de waarheid van God eerst in twijfel trok, vervolgens verachtelijk opzij zette en zich toen tot de leugen keerde. Daar zijn ondankbaarheid, een hunkering naar eer en trots uit voortgekomen. Daarmee gepaard gingen verachting van en een hardnekkig verzet tegen God. Adam was niet tevreden met zijn positie en heeft de grote milddadigheid van God op een onwaardige manier veracht, want hij heeft aan God gelijk willen worden. Zo kwam het dat hij de lasterlijke praat van de satan heeft geloofd, en kwam hij er ook toe om God te beschuldigen van leugen, jaloezie en kwaadwilligheid. Ook heeft de mens meer geloof gehecht aan de satan dan aan God, want de satan spiegelde hem met zijn leugens prachtige dingen voor die vanuit de overtreding zouden voortkomen, terwijl God hem met de ondergang bedreigde. Zo heeft de mens ten slotte heel lichtzinnig en moedwillig het gebod van God, zijn Schepper, Vorst, Koning en Heere, geschonden en Zijn gezag over hem van zich afgeschud. Daardoor kon het gebeuren dat hij van God is afgeweken en door een verschrikkelijke val als een slaaf in dienst gekomen is van de duivel, die een boosaardige en schandelijke vijand van God is.18)

15. Wat houdt de verdorvenheid van de menselijke natuur in – een natuur die aanvankelijk goed was en waarin Adam geschapen is – die op de overtreding van Adam is gevolgd?

Het is de beroving van het hemelse beeld waarin Adam geschapen was. Dat beeld hield in: wijsheid, deugdzaamheid, heiligheid, waarheid en gerechtigheid. Met al deze eigenschappen was de mens in het begin van de schepping versierd. In plaats daarvan is hij een kopie van het beeld van de satan geworden. Dat wil zeggen dat blindheid, machteloosheid, onreinheid, zinloosheid en onrechtvaardigheid nu zijn deel is geworden. Dit alles betekent dat de mens nu niet anders kan doen dan zondigen.

16. Hoeveel aspecten zijn er in de verdorvenheid?

Twee, de oorspronkelijke en de huidige, daadwerkelijke verdorvenheid. De ene is de moeder en de andere het verdorven kind. De ene is een fatale en vergiftige plant, en de andere een vuile en stinkende pest. De ene wordt de oorspronkelijke zonde of erfzonde genoemd, dat wil zeggen: de zonde waarin we zijn voortgeplant en geboren;19) de andere is de ‘dadelijke’ of daadwerkelijke zonde, dus de zonde die we over ons heen brengen of die we doen. Deze twee verdorvenheden zijn overigens veel meer in ‘soorten’ te onderscheiden, waarbij de ene afhankelijk is van de andere. Ze liggen in elkaars verlengde, maar zijn ook met elkaar in strijd. De ene is als het ware een oorzaak, de wortel; en de andere is de vrucht en het resultaat. Dit onderscheid is gefundeerd op wat Romeinen 5:1414 Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende. ons zegt.

17. Wat verstaat u onder de erfzonde?

De smet die vanaf de eerste vader van alle mensen (voor wat het vlees betreft) op allen die uit hem geboren zijn, wordt overgebracht.

18. Maar wat wordt er dan door Adam op zijn nakomelingen overgebracht?

Zowel de vorm als de inhoud van de zonde. Zo leert de apostel in Romeinen 51 Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, 2 door wie wij ook de toegang hebben verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. 3 En niet alleen (hierin), maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, 4 en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; 5 en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is, 6 zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven. 7 Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven - maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven - 8 God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. 9 Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. 10 Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; 11 en dát niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus [Christus], door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben. 12 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben; 13 want reeds vóór de wet was er zonde in de wereld. Maar zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. 14 Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende. 15 Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. 16 En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van één; want het oordeel leidde van één overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging. 17 Want, indien door de overtreding van de ene de dood als koning is gaan heersen door die ene, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus. 18 Derhalve, gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. 19 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden. 20 Maar de wet is er bijgekomen, zodat de overtreding toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden, 21 opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here. heel duidelijk vanaf vers 1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben. tot aan het einde van dit hoofdstuk. Dus niet alleen de beroving zelf van de oorspronkelijke gerechtigheid en de verdorvenheid van de gehele menselijke natuur, maar ook de staat van beschuldiging, dat wil zeggen: het verbonden zijn aan de eeuwige straf waarin Adam zichzelf en al zijn nakomelingen in gewenteld heeft. Dat is de eerste ongehoorzaamheid van Adam zelf, die ons allen toegerekend wordt en die dus op alle mensen gekomen is. Al is het dan niet door een bepaalde daad, toch is die ons deel geworden in een erkennen van schuld en toerekening. Zo wordt het ook geleerd in Romeinen 5:1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben., waar staat dat wij allen in Adam als de wortel van het menselijke geslacht gezondigd hebben. Wij waren namelijk in zijn lendenen. Zie ook de verzen 16 en 1816 En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van één; want het oordeel leidde van één overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging. (...) 18 Derhalve, gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven.. De schuld is door de val van één mens op alle mensen gekomen tot veroordeling. Zie ook vers 1919 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden.. Door de ongehoorzaamheid van één mens zijn zij allen onrechtvaardigen en zondaars geworden. Dat wil zeggen dat ze als schuldigen aan de toorn van God zijn onderworpen om veroordeeld te worden tot de eeuwige dood.

19. Nu wordt gezegd dat Levi in Abraham tienden gegeven heeft, omdat hij in de lendenen van Abraham was (Hebreeën 7:5). Waarom wordt dan niet gezegd dat Christus in Adam gezondigd heeft?

Omdat Christus niet op een gewone manier door toedoen van het zaad van een man geboren is, maar ontvangen werd door de Heilige Geest. Daarom was Hij vrij van erfzonde en de daarbij horende straf. Daarom ook heeft Hij in de lendenen van Abraham geen tienden gegeven, maar verscheen Hij hier in de persoon van Melchizedek als een eeuwige Priester, Die geen tienden gaf maar ze ontving.

20. Wat is de oorzaak dat deze zonde van een vader op zijn kinderen wordt overgebracht?

Als iemand uit een mens geboren wordt die gezondigd heeft, kan het niet anders dan dat hij onderworpen is aan de straf die God aan het menselijke geslacht rechtvaardig heeft opgelegd. Zo wordt er immers uit een niet-adellijke vader een niet-adellijke zoon geboren; een melaatse vader brengt een melaatse zoon voort, en van een giftige slang komt een even giftige slang.

21. Maar is het wel rechtvaardig dat het gehele menselijke geslacht omwille van één mens gestraft wordt?

Vanuit God bezien is het een heel rechtvaardige zaak. En het is ook onder alle volken heel gewoon dat wat het hoofd doet of wat het hoofd is, rechtmatig aan het hele lichaam wordt toegerekend; en dat de kinderen dus vanwege de weerspannigheid van de ouders beroofd worden van alles wat van hun vader was. Het is als bij een leenheer die geheel terecht het leen afneemt van zijn ondankbare vazal en diens nakomelingen – een leen dat hem eerst onder bepaalde voorwaarden was toevertrouwd. Daarom is het ook een rechtvaardige daad van God dat Hij van Adam en al zijn nakomelingen de goederen afneemt, die aanvankelijk aan het menselijke geslacht in hun vader gegeven waren.

Bovendien is het zo dat alles wat Christus als het Hoofd van alle uitverkorenen en van Zijn gemeente gedaan heeft, aan de gemeente wordt toegerekend. Zo kan van ons gezegd worden dat wij in Christus de wet gehouden hebben, in Hem gestorven, begraven en opgestaan zijn en met Hem een plaats in de hemel hebben. We lezen dat in Efeziërs 2:66 en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus. en vele andere plaatsen. Wat Adam dus als het hoofd van het menselijke geslacht verzondigd heeft, wordt ons rechtmatig toegerekend, want hij vertegenwoordigde het hele menselijke geslacht en elk mens afzonderlijk. Hij was de representant van al zijn nakomelingen. Wat hem was toevertrouwd, heeft hij dus ook verloren voor heel zijn nageslacht.

22. Maar op welke manier vloeit zowel de schuld als de ellende en verdorvenheid over in de nakomelingen?

Ten aanzien van de schuld oftewel de verplichting om straf te ondergaan, gebeurt dit door toerekening, zoals al gezegd is. Maar ten aanzien van de verdorvenheid, gebeurt dat niet zozeer door het voorbeeld of de navolging van iemand anders en ook niet zozeer door verkeerde en slechte gewoonten, maar vooral door voortplanting en geboorte. In Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. wordt immers gezegd dat Adam zijn zoon Seth heeft voortgebracht naar zijn beeld; en dat is zondig mens.20)

Vervolgens is het zo dat ook de jonge kinderen niet zozeer zondigen door een verkeerd voorbeeld na te volgen, maar ze worden in zonden ontvangen en geboren.21) De apostel zegt in Efeziërs 2:33 - trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns. dat wij allen niet door navolging, maar van nature vanaf de dag van onze geboorte “kinderen des toorns” zijn.

Maar laten we [wat dit betreft] maar denken aan de uitspraak dat men veel meer hoort te proberen aan het kwaad te ontkomen dan na te gaan hoe het in ons gekomen is.

23. Als de kinderen van godvrezende ouders de verdorvenheid overgeërfd krijgen, worden ze dan ook niet door hun zuiverheid en reinheid geheiligd?

Nee, want deze kinderen komen niet voort uit de geestelijke geboorte van hun ouders, maar ze zijn op de aarde gekomen vanuit een vleselijke geboorte. De nakomelingen van deze ouders worden uit hen niet geboren naar de staat van hun genade, maar vanuit hun natuurlijk bestaan.

De schuld en verdorvenheid zijn er immers van nature, maar de rechtvaardiging die tegenover de schuld en de heiliging die tegenover de verdorvenheid gesteld wordt, zijn bovennatuurlijk en vanuit genade ontvangen. De kinderen van God zijn “niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren”, zegt Johannes 1:1313 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.. En in Johannes 3:33 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. lezen we: “Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien.”

24. Op wie wordt de erfzonde overgebracht?

Op allen die van Adam afstammen, en daarvan zijn de kinderen die in de schoot van de moeders ontvangen zijn, niet uitgezonderd.22) Want al is het waar dat zij nog geen vruchten van ongerechtigheid voortbrengen, hun natuur is toch een vrucht van de zonde;, en daarom zijn een gruwel voor God en worden ze door Hem gehaat. “Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben” (Romeinen 5:1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.). Maar hoewel deze kinderen in oorsprong zonde zijn, hebben ze nog niet daadwerkelijk gezondigd.

25. Is daar dan niemand van uitgezonderd?

Alleen Christus. Hij stamt weliswaar geheel en al van Adam af,23) maar Hij is niet op een natuurlijke wijze ontvangen in de moederschoot zoals alle andere kinderen. Hij is zonder toedoen en zonder het zaad van de man, maar alleen door de kracht van de Heilige Geest uit de maagd Maria geboren. Vanaf de ontvangenis af is Hij dus geheiligd, opdat Hij zonder zonde zou zijn.

26. Maar de kinderen van de gelovigen zijn heilig (1 Korintiërs 7:14). En als de wortel heilig is, zijn de takken toch ook heilig (Romeinen 11:16)?

Ze zijn heilig voor zover ze delen in de gemeenschap met de gemeente, waarvan we in de Apostolische Geloofsbelijdenis belijden dat die een gemeenschap der heiligen is. Maar de vergeving van de zonden en de gerechtigheid zijn niet gebonden aan de voortplanting, maar aan de genade en barmhartigheid van God oftewel aan Gods soevereine verkiezing.

Vervolgens zijn ze heilig, omdat ze begrepen zijn in het verbond van God, waarvan gezegd wordt: “Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn” (Genesis 17:77 Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn.).

27. Is de erfzonde de zonde van een ander of ieders eigen zonde?

Het is wel de zonde van een ander, omdat ze door Adam begaan is en van hem op ons is overgebracht door de voortplanting, maar toch is ze net zo goed ieders eigen zonde als de zonde van Adam.

  1. Adam heeft namelijk niet als privépersoon gezondigd, maar als hoofd van het gehele menselijke geslacht.
  2. De menselijke natuur die hij op ons overbracht, wordt het persoonlijke bezit van ieder van ons.

En zo wordt ook zijn zonde, die hij door voortplanting aan ons overdroeg en in het gevolg daarvan de dood die vanwege de zonde gekomen is, ook de zonde en de dood van ieder van ons.

  1. De tegenstelling tussen de gehoorzaamheid van Christus en de ongehoorzaamheid van Adam maakt dat dit zo is.24) De gehoorzaamheid van Christus wordt aan de leden van Zijn lichaam meegedeeld, waardoor iedere gelovige mag zeggen dat het zíjn gehoorzaamheid is. Maar zo is ook de ongerechtigheid van Adam op alle mensen overgegaan, waardoor ieder mens vanwege zijn eigen schuld gestraft wordt.

Mag men wel zeggen dat evenals de zonde van Adam ook de zonden van andere ouders op hun nakomelingen wordt overgebracht?

De wijze waarop is niet dezelfde, want de eerste zonde is niet zozeer een persoonlijke en Adams eigen zonde geweest, maar een zonde van de menselijke natuur en daarom van het gehele menselijke geslacht dat in zijn lendenen in oorsprong aanwezig was. Daarom was die zonde inderdaad een oorspronkelijke zonde. Maar de andere zonden van Adam en van alle andere mensen zijn werkelijk persoonlijke zonden geweest, waarvan Ezechiël spreekt in hoofdstuk 18:2020 De ziel die zondigt, die zal sterven. Een zoon zal niet mede de ongerechtigheid van de vader dragen, en een vader zal niet mede de ongerechtigheid van de zoon dragen. De gerechtigheid van de rechtvaardige zal alleen rusten op hemzelf en de goddeloosheid van de goddeloze zal alleen rusten op hemzelf.: “De ziel die zondigt, die zal sterven. Een zoon zal niet mede de ongerechtigheid van de vader dragen, en een vader zal niet mede de ongerechtigheid van de zoon dragen.”

Het is echter niet ongerijmd als we zeggen dat de zonden van de eigen ouders aan de kinderen door het verdorven zaad mét het lichaam worden meegegeven. In de eerste plaats gebeurt dit door de smet van de zonden, en vervolgens omdat de ziel door het lichaam besmet wordt. Daardoor zegt God in Exodus 20:55 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten.: “Ik, de HERE, uw God, ben een na-ijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen.”

Maar als de kinderen na hun geboorte niet altijd gelijk zijn aan hun goddeloze ouders, komt dat door een bijzondere genade van God.

28. Is de erfzonde een eigen zelfstandigheid of is ze een “toevallig” gebeuren?

Ze is geen zelfstandigheid, want dan zou of de ziel of het lichaam gezondigd moeten hebben, maar die beide zijn wat het wezen ervan betreft, goed geschapen uit Gods hand; en ze worden ook nog steeds door God voortgebracht. Die beide zijn dus op zichzelf gezien geen zonde. Ze is ook geen wezenlijke eigenschap of iets wezenlijks in de mens, maar een hoedanigheid die van buiten de mens is gekomen. Toch wordt ze wezenlijk genoemd, niet omdat ze vanuit de (geschapen) natuur voortgekomen is, maar omdat ze degenen die aan haar onderworpen zijn, door erfrecht – zoals men dat noemt – vasthoudt en zich vasthecht aan de natuur, de krachten en de natuurlijke vermogens van de mens zelf. Daardoor kan men zeggen dat ze een ingeboren iets is in de mens. Zie Efeziërs 2:33 - trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns.: “En wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns.” En ook in Romeinen 7:17-2117 Doch dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. 18 Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont. Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, kan ik niet. 19 Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dát doe ik. 20 Indien ik nu datgene doe, wat ik niet wens, dan bewerk ík het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. 21 Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig. wordt door de apostel gesproken over “de zonde die in mij woont” en het kwade dat bij mij aanwezig is.

29. Maar is ze dan toch een “toeval” dat op zichzelf gezien mag worden?

30. Maar wie doet de erfzonde?

De hele mens, dus met ziel en lichaam, van het hoofd tot de voeten; met alle krachten van het lichaam en alle hogere en lagere vermogens van de ziel; met zijn verstand, zijn wil en zijn gevoelens. Daarom zegt de apostel in Efeziërs 4:17,1817 Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken, 18 verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart. dat het denken aan de ijdelheid, de gedachten aan het duister, maar het hart aan de verharding onderworpen zijn. Ditzelfde blijkt ook uit heel helder uit de vernieuwing die de apostel aan het verstand, de ziel en het lichaam toeschrijft.26)

31. Uit hoeveel delen bestaat de verdorvenheid?

Uit twee: het gebrek zelf én de begeerte oftewel de slechte en onwettige neiging tot het kwade.

Het gebrek is het missen van de oorspronkelijke gerechtigheid. Die komt uit in de blindheid van het verstand en de onwetendheid in goddelijke zaken; en eveneens in de wil en het hart, waarin een afkeer is van God en waarbij men beroofd is van de liefde tot God en de mensen.27) “Een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is” (1 Korintiërs 2:1414 Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.).

Die begeerte is geen gewoon verlangen om te eten, te drinken, zich voort te planten of zich te vermaken. Ze is ook geen neiging van het hart zoals die uitkomen in gevoelens en sympathieën, en evenmin een wanorde in de verschillende lusten en begeerten. Maar de begeerte is een aandrang en geneigdheid van alle krachten in de mens om dingen te doen die door de wet van God verboden worden. Ze komt wat het verstand betreft uit in duisternis en twijfel ten aanzien van God en Zijn voorzienigheid, en wat de wil en het hart betreft, in halsstarrigheid en verzet.

32. Paulus zegt in Romeinen 7:18: “Ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont.” En in vers 23 zegt hij: “In mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand.” Maar dat is toch niet het belangrijkste deel van de ziel, en dus niet onderworpen aan de begeerlijkheid? Dat geldt toch alleen voor de wil en het gevoel?

Helemaal niet! Paulus stelt namelijk het vlees en de leden van het lichaam niet tegenover het verstand, dat wil zeggen de rede voor zover dat zonder de verlichting van de Heilige Geest is. Maar hij stelt het vlees tegenover de geest, dat wil zeggen de geestelijke gaven zoals die uitkomen in de wedergeboorte, voor zover de Heilige Geest die in de mens begonnen is.

33. Maar zijn de beroving van de oorspronkelijke gerechtigheid en de begeerte ook zonde?

  1. Ja, want die beroving is onwettig (een anomia), vol onrecht en in strijd met de wet.
  2. Het is zonde als men niet is wat God beveelt wél te zijn. Maar de begeerte zelf is ook zonde, want in Deuteronomium 10:1616 Besnijdt dan de voorhuid uws harten en weest niet meer hardnekkig. wordt ons bevolen de voorhuid van ons hart te besnijden. En in de Wet wordt ons gezegd: “Gij zult niet begeren.”
  3. De apostel leert in Romeinen 7:77 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren. dat in de wedergeboren mensen ook begeert overblijft, die hij steeds “zonde” noemt, waartegen wij zonder ophouden moeten strijden. Hij zegt eveneens dat de begeerte strijdt tegen de wet van God: “Ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren.” En in Matteüs 5:2828 Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd. lezen we: “Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.” In 1 Johannes 2:1616 Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. lezen we: “De begeerte der ogen en een hovaardig leven is niet uit de Vader, maar uit de wereld.” De apostel noemt bovendien ook datgene kwaad wat hij niet wil, dat wil zeggen: waarin hij niet toestemt. “Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dát doe ik” (Romeinen 7:1919 Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dát doe ik.). Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. drie dingen van de begeerte: ze is zonde, een straf op de zonde en een oorzaak van de zonde.

34. Wat is de oorspronkelijke zonde of erfzonde?

Anselmus omschrijft haar als volgt: ze is een missen van de oorspronkelijke gerechtigheid die er in de mens behoorde te wezen. Wij zeggen er dit van: de erfzonde is een beroving van de oorspronkelijke gerechtigheid, maar dat niet alleen. Ze is ook de slechtheid en verdorvenheid van de menselijke natuur in alle delen van de ziel, die vanaf Adam op al zijn nakomelingen is overgebracht. Ze is eveneens de schuld waardoor de kinderen die geboren worden, zelf ook verdorven zijn vanwege de val van Adam; en daarom staan ze schuldig aan de toorn van God en de eeuwige dood, tenzij er vergeving plaatsvindt en de weldaden van God ons ten goede komen.28) Die verdorvenheid van onze natuur brengt in ons alleen maar daden voort waarvan de Schrift zegt dat het “werken van het vlees” zijn.29)

35. Hoe wordt deze zonde in de Schrift genoemd?

  1. Inwonende zonde, want ze blijft altijd in het vlees tot aan de dood toe. Ze heerst ook in degenen die niet wedergeboren zijn; in de wedergeboren mensen woont ze alleen, maar heerst ze niet.30)
  2. Het altijd aanwezige kwaad31) en de ons altijd omringende zonde. Van alle kanten is die zonde om ons heen; ze omsingelt ons, neemt ons in beslag en haalt alle kracht uit ons weg.32) “De gezindheid van het vlees [is] vijandschap tegen God.”33)
  3. Zonde in het algemeen, hamartia,34) omdat ze de bron en fontein van alle zonden is.
  4. Het lichaam van de zonde,35) omdat daarin alle zonden verzameld zijn, die er op een gegeven ogenblik uitbarsten.
  5. De wet der leden,36) omdat alle leden van hart en lichaam, dus heel de mens met al zijn krachten, aan haar als een wet onderdanig zijn en haar gehoorzamen.
  6. Vlees37) en begeerte, enzovoort, waar de Geest tegenover gesteld wordt als een bewijs van de genade van de wedergeboorte.38)
  7. Het voortbrengsel van des mensen hart.39)
  8. De oude mens.40)

36. Waarin verschilt de erfzonde van de daadwerkelijke zonden?

Zoals de boom verschilt van de vruchten of de wortel van de takken. De erfzonde is als het ware de boom of de wortel, waaruit de slechte vruchten of takken voortkomen. Die laatste zijn dan de daadwerkelijke zonden, in uitwendige en inwendige zin. Uit het hart, zegt Christus, komen boze overleggingen voort (Matteüs 15:1919 Want uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen.). En in Galaten 5:1919 Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid. worden de werken oftewel de vruchten van het vlees allemaal opgesomd.

Bovendien houdt de daadwerkelijke zonde na de daad direct op.41) Als iemand overspel gedaan of een godslasterlijk woord gezegd heeft, houdt die daad na het doen ervan direct op, hoewel de schuld en de toorn erover blijven. Maar de erfzonde gaat als zodanig niet voorbij, want we ervaren dat de verdorvenheid van onze natuur in ons blijft, ook gezien het feit dat we steeds weer in zonden vallen, en met onze ziel en ons lichaam niet in staat zijn om dingen te doen die aan God behagen.

37. Wat is het loon op de erfzonde?

De eeuwige dood42) en ook alle tegenslagen in dit leven.43)

38. Wat is het effect van deze zonde?

Ze bedriegt ons, wekt alle begeerten in ons op en voert ons naar de dood.44)

39. Hoe moeten we de leer van de erfzonde toepassen en wat is het nut ervan?

Er zijn drie toepassingen.

  1. Hierdoor moeten we onze onreinheid leren kennen, al onze trots afleggen, en in ware ootmoed onze toevlucht nemen tot Christus, Die onze verzoening is.
  2. We beseffen dat de ongerechtigheid van Adam aan ons wordt toegerekend; en op dezelfde manier moeten we ook geloven dat we door de rechtvaardigheid van Christus voor God werkelijk als volkomen rechtvaardig gerekend worden. De apostel leert ons dit in Romeinen 5:1515 Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. en volgende verzen.
  3. Omdat wij in zonde en vol gebrek zijn voortgebracht, moeten we beseffen dat we de wedergeboorte nodig hebben en in ons leven moet worden toegepast45). Zie Johannes 3:55 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan.: “Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan.”

40. Welke zaken zijn in strijd met deze leer?

Dat zijn vele dwalingen.

  1. Die van de pelagianen, die beweren dat de erfzonde niet overgaat op de nakomelingen door geboorte en voortplanting, maar alleen door navolging en voorbeeld. De dood is dan een aspect van de menselijke natuur, ook al zou Adam niet gezondigd hebben. Zo geredeneerd heeft de zonde van Adam niemand gehinderd en schade opgeleverd dan alleen hemzelf. Tegen de leer van Paulus in (Romeinen 5:1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben. en volgende verzen) houden zij staande dat de kinderen die geboren worden, daarmee niet tegelijk de slechtheid en verkeerdheid van de menselijke natuur met zich meebrengen. Dit is echter in strijd met de wet van God.
  2. Van roomse geestelijken die zeggen dat de erfzonde geen doodzonde is. Ze is of alleen een schuld vanwege de breuk die een ander heeft veroorzaakt, of alleen een gemakkelijk ontvlambare bron van zonde. Dat gaat tegen het woord van Paulus in, die in Efeziërs 2:33 - trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns. gezegd heeft dat wij als “kinderen des toorns” geboren zijn. Zij beweren ook dat deze zonde alleen in het lichaam is gesitueerd, in de zinnelijke lusten en de lagere regionen van de ziel, maar niet in het verstand en de wil. Het is eveneens hun mening dat niet alleen de schuld van deze zonde door de dood wordt weggenomen, maar ook het slechte in onze begeerten. De begeerte is namelijk geen zonde, maar een natuurlijke lust en verlangen; en daarom heeft ze alleen haar plaats in het lustleven. Ze is de mens gegeven om al worstelend met haar hoe langer hoe meer gescherpt te worden tot een deugdzaam leven. Daardoor bouwt de mens des te meer en des te grotere verdiensten op, zodat God eraan gebonden is [hem goed te doen]. Zij denken ook dat de jonge kinderen die alleen vanwege de erfzonde verdoemd zijn, geen lichamelijke pijn voelen maar alleen een “gemis van de schat” ervaren (zoals zij dat noemen); dat wil zeggen, dat door hen het zien en genieten van God gemist wordt. Het is overigens wel het aannemelijk dat degenen in wie de erfzonde nog geen daadwerkelijke zonden heeft uitgewerkt, op een zachtere manier gepijnigd en gestraft zullen worden. Zij zijn ook van mening dat Maria, de moeder des Heren, ontvangen en geboren is zonder erfzonde, en ook ten aanzien van Johannes de Doper denken zij daar zo over. Daarom zou Christus ook niet voor Maria en Johannes de Doper gestorven zijn, omdat Hij – naar hun zeggen – alleen voor de erfzonde gestorven is, en die zouden zij volgens hen niet gehad hebben.
  3. Van hen die zeggen dat de verdorvenheid van onze menselijke natuur ons wel wordt toegerekend, maar niet de schuld van Adam; en daartegenover ook van hen die onder de term “erfzonde” alleen de schuld verstaan en niet de verdorvenheid van de menselijke natuur.
  4. Van diezelfde pausgezinden die zeggen dat in de wet alleen de daadwerkelijke en grove zonden door gebed moeten worden afgewend, en dat een mens dus aan Gods wet kan voldoen.
  5. Van de volgelingen van Flaccius, die van mening zijn dat de erfzonde niet op een bepaalde gebeurtenis berust46), maar de menselijke natuur zelf is, dus het verdorven en geschonden wezen van de mens. Dit gaat in tegen het woord van Paulus in Romeinen 7:2121 Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig.: “Als ik het goede wil doen, is het kwade bij mij aanwezig.” Deze mening gaat dus eveneens in tegen het getuigenis van hen die leren dat God ook na de val de Schepper is van de menselijke natuur, en tegen het getuigenis van hen die leren dat Christus onze menselijke natuur heeft aangenomen en de mens als zodanig verlost heeft en niet de zonde.
  6. Van de filosofen en andere wijze lieden die alleen “zonde” noemen wat in strijd is met de rede of het verstand – terwijl het juist zo is dat het verstand niets anders kan dan zondigen totdat de tijd aanbreekt dat God het verlicht.
  7. Van de zogenaamde vrijgeesten, die alleen maar over “zonde” spreken als iemand van mening is dat hij zondigt.
  8. Van de Manicheeërs die lasteren dat de zonden uit God Zelf zijn voortgekomen.
1)
1 Korintiërs 5:8 – “Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.”
2)
Romeinen 4:15 – “De wet immers bewerkt toorn; waar echter geen wet is, is ook geen overtreding.”
3)
Hebreeën 1:9 – “Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten.”
4)
2 Timoteüs 2:19 – “En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid.”
5)
Genesis 3:1-4 – “De slang nu was het listigste van alle dieren des velds, die de Here God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof? Toen zeide de vrouw tot de slang: Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven. De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven”.
6)
Genesis 3:5 – “Maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.”
7)
Genesis 3:6 – “En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at.” 1 Johannes 2:16 – “Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.” 2 Samuël 11:2 – “Op zekere avond stond David van zijn rustbed op en wandelde op het dak van het paleis, en hij zag van het dak af een vrouw, bezig zich te baden; en die vrouw was zeer schoon van uiterlijk.”
8)
Romeinen 1:20 – “Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben.” Romeinen 4:15 – “De wet immers bewerkt toorn; waar echter geen wet is, is ook geen overtreding.” Romeinen 5:20 – “Maar de wet is er bijgekomen, zodat de overtreding toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden”. Romeinen 7:7,8 – “Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren. Maar uitgaande van het gebod, wekte de zonde in mij allerlei begeerlijkheid op; want zonder wet is de zonde dood.”
9)
Matteüs 26:69 – “Petrus zat buiten in de hof en er kwam een slavin naar hem toe, die zeide: Ook gij waart bij Jezus, de Galileeër.”
10)
2 Samuël 11:24 – “Toen schoten de boogschutters van de muur af op uw knechten, zodat er enige knechten van de koning sneuvelden; ook uw knecht, de Hethiet Uria, is dood.”
11)
Romeinen 1:26 – “Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke.” Efeziërs 2:2 – “Waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid”. 2 Tessalonicenzen 2:11 – “En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven”.
12)
de dispositien ofte bequame stellingen ende toeneygende hebbelickheden
13)
Johannes 12:6 – “Maar dit zeide hij niet, omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam.” Matteüs 26:14-16 – “Toen ging één van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters, en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren.”
14)
Romeinen 5:12 – “Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben”. Efeziërs 2:4 – “God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad”.
15)
opdat hy de sonde soude ontsondigen
16)
Genesis 2:17 – “Maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.”
17)
Genesis 3:4 – “De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven”.
18)
Romeinen 7:14 – “Wij weten immers, dat de wet geestelijk is; ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde.”
19)
Efeziërs 2:3 – “Trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns”. Psalm 51:7 – “Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.”
20)
Romeinen 5:12 – “Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben”. Job 14:4 – “Komt ooit een reine uit een onreine - niet één.” Job 15:14 – “Wat is de sterveling, dat hij rein zou zijn, en dat wie uit een vrouw geboren is, rechtvaardig zou wezen?”
21) , 22)
Psalm 51:7 – “Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.”
23)
Lucas 3:23-38 – “En Hij, Jezus, was, toen Hij optrad, ongeveer dertig jaar, een zoon, naar men meende, van Jozef, de zoon van Eli, de zoon van Mattat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Jannai, de zoon van Jozef, de zoon van Mattatias, de zoon van Amos, de zoon van Naüm, de zoon van Hesli, de zoon van Naggai, de zoon van Maät, de zoon van Mattatias, de zoon van Semeïn, de zoon van Josek, de zoon van Joda, de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de zoon van Neri, de zoon van Melchi, de zoon van Addi, de zoon van Kosam, de zoon van Elmadan, de zoon van Er, de zoon van Jozua, de zoon van Eliëzer, de zoon van Jorim, de zoon van Mattat, de zoon van Levi, de zoon van Simeon, de zoon van Juda, de zoon van Jozef, de zoon van Jonan, de zoon van Eljakim, de zoon van Melea, de zoon van Menna, de zoon van Mattatta, de zoon van Natan, de zoon van David, de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz, de zoon van Salma, de zoon van Nachson, de zoon van Amminadab, de zoon van Admin, de zoon van Arni, de zoon van Chesron, de zoon van Peres, de zoon van Juda, de zoon van Jakob, de zoon van Isaak, de zoon van Abraham, de zoon van Terach, de zoon van Nachor, de zoon van Serug, de zoon van Reü, de zoon van Peleg, de zoon van Eber, de zoon van Selach, de zoon van Kenan, de zoon van Arpaksad, de zoon van Sem, de zoon van Noach, de zoon van Lamech, de zoon van Metuselach, de zoon van Henoch, de zoon van Jered, de zoon van Mahalalel, de zoon van Kenan, de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God.”
24)
Romeinen 5:18,19 – “Derhalve, gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden.”
25)
In Lib. I. deConcupis. Cap. 25.
26)
Romeinen 12:1 – “Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst.” Efeziërs 4:23 – “Dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken”. 1 Tessalonicenzen 5:23 – “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn.”
27)
Romeinen 3:23 – “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods”.
28)
Johannes 1:29 – “De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.”
29)
Galaten 5:19 – “Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid”.
30)
Romeinen 7:17 – “Doch dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont.”
31)
Romeinen 7:21 – “Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig”.
32)
Hebreeën 12:1 – “Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt.”
33)
Romeinen 8:7 – “Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet”.
34)
Romeinen 7:8 – “Maar uitgaande van het gebod, wekte de zonde in mij allerlei begeerlijkheid op; want zonder wet is de zonde dood.”
35) , 40)
Romeinen 6:6 – “Dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn”.
36)
Romeinen 6:19 – “Ik zeg dit van menselijk standpunt om de zwakheid van uw vlees. Want gelijk gij uw leden gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de wetteloosheid tot wetteloosheid, zo stelt nu uw leden ten dienste van de gerechtigheid tot heiliging.”
37)
Genesis 6:3 – “En de Here zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn.”
38)
Galaten 5:17-22 – “Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees - want deze staan tegenover elkander - zodat gij niet doet wat gij maar wenst. Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet. Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven. Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.”
39)
Genesis 8:21 – “Toen de Here de liefelijke reuk rook, zeide de Here bij Zichzelf: Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken om de mens, omdat het voortbrengsel van des mensen hart boos is van zijn jeugd aan, en Ik zal al wat leeft niet weer slaan, zoals Ik gedaan heb.”
41)
Een wat vrije hertaling van: “Daer-en-boven / in de dadelicke sonse en blijft de materie niet.”
42)
verdoemenisse
43)
Genesis 2:17 – “Maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.” Genesis 3:19 – “In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.”
44)
Romeinen 5:12-17 – “Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben; want reeds vóór de wet was er zonde in de wereld. Maar zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende. Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van één; want het oordeel leidde van één overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging. Want, indien door de overtreding van de ene de dood als koning is gaan heersen door die ene, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus.”
45)
van noode ende van doen hebben
46)
geen toeval en is


Paginahulpmiddelen