Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisieVorige revisieVolgende revisie | Vorige revisie | ||
institutie:18 [16-09-2020 om 15.25 uur] – ds. J.H. Zwart | institutie:18 [30-11-2022 om 15.31 uur] (huidige) – ds. J.H. Zwart | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
- | ====== De vrije wil na de val en de oorzaken van de bekering. | + | ====== De vrije wil na de val ====== |
- | ==== 1 Wat wordt in het algemeen in deze disputatie | + | ==== 1. Wat wordt in de dogmatiek gewoonlijk |
- | Het vermogen of de kracht van het verstand van de mensen | + | Het vermogen of de kracht van het verstand van de mens om het goede van het kwade te kunnen |
- | ==== 2. Op welke manier | + | ==== 2. Waarom |
- | Ten aanzien van het verstand, | + | “Wil” ziet op het verstand, |
- | ==== 3. Is er zodanig een wil in de mens na de val? ==== | + | ==== 3. Is deze vrije wil ook na de val nog in de mens? ==== |
- | Men kan op deze vraag niet eenvoudig | + | Men kan op deze vraag geen eenvoudig |
- | Sommige | + | Eerst moet men een onderscheid aanbrengen in de daden van de mensen. Daarvan |
- | In de eerste | + | Bij de eerste |
- | In de tweede soort is het verstand verduisterd, | + | ==== 4. Wat ervaart u van de vrije wil in de staat van uw menszijn vóór de bekering? ==== |
- | In de derde soort van daden moet men de tweede onderscheiding gebruiken: want de mens wordt na de val op drie manieren aangemerkt: voor de bekering of wedergeboorte, in de bekering | + | - Dat deze wil geheel en al verdorven en geschonden is. De ziel is namelijk voor wat haar wezen betreft wel in de mens gebleven met haar vermogens |
+ | - De wil is geheel van God afgeweken. Zie Psalm 53:3,4, waar God Zelf zegt dat er niemand is die Hem zoekt en dat allen van Hem zijn afgeweken. | ||
+ | - De krachten ten goede zijn in de wil geheel en al weggenomen. “Tezamen zijn ze onteerd”, zegt dezelfde Psalm.((*Romeinen 3:12)) En 1 Korintiërs 12:3 zegt: “Niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest.” In 2 Korintiërs 3:5 lezen we: “Niet dat wij uit onszelf bekwaam zijn iets als óns werk in rekening te brengen.” Ten slotte zegt Filippenzen 2:13: “God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.” | ||
- | ==== 4. Wat ervaart u dan van de vrije wil in de staat van de mens voor de bekering? ==== | + | ==== 5. Zijn we dan als het ware “stokken en blokken” |
- | Dat ze geheel verdorven en geschonden | + | Helemaal niet! De mens is namelijk door de zonde niet beroofd van de aanleg of het vermogen om te begrijpen of te willen, maar zijn verstand |
- | 2. De wil is geheel van God afgeweken. ((*Psalmen 53:3))." God ziet neder uit de hemel op de mensenkinderen, | + | ==== 6. Maar zegt Paulus dan niet in Romeinen |
- | 3. De krachten | + | De apostel spreekt over de kennis van de natuurwet die in het verstand van alle mensen is ingeschreven. Deze kennis is voldoende om bij de mens het deksel van de onwetendheid af te halen en hem alle onschuld te ontnemen. Paulus spreekt echter niet over het vermogen |
- | ==== 5. Zijn wij dan stokken en blokken voor zoveel het de geestelijke dingen aangaat? ==== | + | ==== 7. Maar de heidenen hebben toch buitengewone gaven gehad die lijken te bewijzen dat de natuur van de mens helemaal niet verdorven is? ==== |
- | Geenszins, want de mens is door de zonde niet berooft | + | - De verdorvenheid van de natuur |
+ | - Die gaven zijn geen algemeen geldende gaven van de menselijke natuur geweest, maar bijzondere gaven van God, die Hij op verschillende manieren en tot in een zekere mate aan de mens – die anders god-loos en totaal van de wereld zou zijn – gegeven heeft. Hiermee is God het menselijk geslacht te hulp gekomen. | ||
+ | - Alles wat in de mens prijzenswaardig is, is toch besmet met eergierigheid, | ||
+ | - Die gaven zijn ook in eigenlijke zin geen deugden, maar een flauw afschijnsel of beeld van die deugden. Ze zijn in de wereld voor zover het de maatschappelijke handel | ||
- | ==== 6. Maar hoe? Paulus zegt in ((*Romeinen 2:14)) Dat de heidenen van nature de dingen doen die naar de wet zijn. En vers 15, dat ze in het werken tonen dat de wet geschreven | + | ==== 8. Hoe is het dan met de wil gesteld |
- | De apostel spreekt van de kennis | + | Die is geheel en al verdorven, en daarom is ze graag en vol ijver bezig met zondigen. |
- | ==== 7. Maar de heidenen hebben zeer heerlijke gaven gekregen, die schijnen te bewijzen dat de natuur | + | ==== 9. Maar is de wil van de mens niet vrijwillig ertoe genegen om het kwade te doen? ==== |
- | - De verdorvenheid van de natuur is in hem niet gezuiverd, maar van God inwendig bedwongen en ingehouden, opdat het zich niet als een woest dier zou begeven tot het verderf van het menselijk geslacht. | + | Als men het woord “vrijwillig” stelt tegenover dwang of sterke aandrift, kan de wil vrijwillig genoemd worden. Dat wil zeggen: |
- | - Die gaven zijn geen geheime gaven van de natuur, maar een bijzonder genade geschenk van God, die hij op verschillende manieren | + | |
- | - Al wat in haar waardigheid te prijzen | + | |
- | - En zijn eigenlijk geen eigenschappen(???), maar beelden en vermommingen van eigenschappen, | + | |
- | ==== 8. Hoedanig | + | Daarom |
- | Geheel boos, als die zich haast met een genegenheid tot zondigen, want de mens is niet beroofd van de wil, maar van de oprechte gezondheid (genegenheid???) van de wil. Daarom zegt Bernardus, eenvoudig te willen is mensen werk: kwaad te willen is van de verdorven natuur: goed te willen van de bovennatuurlijke genade. | + | ==== 10. Hoe is het met de wil in het proces |
- | ==== 9. Maar is de wil van de mens niet vrijwillig tot het kwaad genegen? ==== | + | Voor wat de genade betreft die van buiten de mens komt en voor zover de wil nog geen begin weet van wedergeboorte, |
- | Zo men het woord vrijwillig stelt tegenover | + | Maar als de tijd van de bekering |
- | Zo Hij ze dan niet vrij gemaakt heeft, zo zal de wil niet vrij, maar dienstbaar zijn. En men mag daarom met meer recht zeggen, dat de wil niet vrij maar dienstbaar en gevangen is. Want een ieder is een slaaf van degene van wie hij overwonnen is ((*2 Petrus 2:19)). Bent u een dienstknecht van de zonde, zo bent u niet meer vrij. | + | Hier wordt het willen |
- | ==== 10. Hoedanig is de wil van de mens in de bekering? Werkt of lijdt ze alleen? ==== | + | ==== 11. Hoe moet het worden opgevat als Christus |
- | Ten aanzien van de genade die van buitenaf komt en voortkomt, | + | Het is niet zo dat de wil zich vijandig |
- | Maar ten aanzien van de tijd, als de bekering geschied, is de wil niet als een blok, maar werkt ook als ze van de Heilige Geest geheeld word, dat is, de wil is niet ledig in de daad van de bekering, ook niet zonder enige beweging of gevoelen (als een beeld), maar zij volgt de Heilige Geest als die spreekt. Want God doet op hetzelfde ogenblik van de tijd, dat wij door genade willen, en inderdaad zelf willen, dat is , Hij beweegt en draait de wil, en Hij doet dat wij inderdaad zelf willen, zo nochtans dat de ganse kracht van de daad is en blijft bij Gods Geest. Waarom Augustinus zegt: "Het is zeker dat wij willen, als wij willen, maar Hij doet dat wij willen, Die in ons het willen werkt" | + | //**Wat zijn dan de oorzaken |
- | ==== 11. Hoe is het te verstaan dat Christus zegt in ((*Johannes 6:44)): Niemand kan tot Mij komen tenzij de Vader hem trekke? ==== | + | De belangrijkste // |
- | Niet alsof de wil zich vijandig en weerspannig opstelde in de daad van de bekering, | + | De // |
- | Welke zijn de oorzaken | + | Het belangrijkste //subject// van de bekering is het verstand en de wil van de mens. Overigens wordt ook wel gezegd dat de wil er nog bij komt, niet // |
- | De voornaamste werkende oorzaak die door Zichzelf krachtig is, is de Heilige Geest, daar Ezechiël al spreekt ((*Ezechiël 36: | + | ==== 12. Van welke aard is de vrije wil in de wedergeboren mens? ==== |
- | Het instrument of middel | + | Voor een deel is ze gericht op het goede, maar ze is ook voor een deel gericht op het kwade. |
- | Het subject of onderwerp van de bekering | + | // |
- | ==== 12. Hoedanig | + | De natuur van de mens is voor een deel alleen door de Heilige Geest en het Woord van God vernieuwd, en zo wordt ze ook ten dele verlost. Zo wordt de wil, die vóór de wedergeboorte slaafs van aard was, nu vernieuwd en wordt in het verstand een nieuw licht van de kennis van God ontstoken. Er komen nieuwe genegenheden die met de Wet van God overeenkomen, |
- | Eensdeels tot het goede, eensdeels tot het kwade? | + | //**Hoe is ze op het kwade gericht?**// |
- | //Hoe dan tot het goede? // | + | - De bekering heeft in dit leven wel een begin gemaakt, maar ze is niet voltooid. In de bekering of wedergeboorte – dus de vernieuwing van het verstand, de wil en de gevoelens of genegenheden((*1 Korintiërs 13:9,12 *2 Korintiërs 12:9)) – blijven altijd nog de overblijfselen van het vlees oftewel van de zonde. Daardoor wordt de kennis van het verstand nog erg verduisterd en wordt de wil ertoe gebracht dat we niet direct doen wat we wel zouden willen.((*Romeinen 7:19)) |
+ | - Wedergeboren mensen lijken soms voor een bepaalde tijd door God verlaten te worden, want Hij stelt Zijn almachtige kracht niet altijd zo in het werk als Hij in het verleden wel deed. Ze worden | ||
- | Aangezien de natuur van de mensen ten dele, alleen van de Heilige Geest door het Woord van God vernieuwt is, en derhalve ten dele verlost wordt, de wil die slaafs was, dat is, overmits | + | ==== 13. Is het in ons vermogen om wanneer |
- | //Hoe tot het kwade?// | + | Vanuit de mens gezien zoals hij van nature is, is hij geheel en al een dienstknecht van de zonde; dan kan hij inderdaad de genade verwerpen en is hij niet in staat zichzelf |
- | - Aangezien de bekering | + | ==== 14. Maar als we bekeerd zijn en die eerder geschonken genade een plaats |
- | - Aangezien de wedergeborenen soms voor een tijd van God als verlaten worden, die Zijn macht in hen zo niet in het werk stelt gelijk Hij tevoren deed, en op hun eigen voeten gesteld (??? op zichzelf teruggeworpen) opdat ze in zonden vallende verootmoedigd worden, en weer tot God keren zoals men zien kan in ((*Psalmen 51:13 en vervolgens)). | + | |
- | ==== 13. Is het niet in onze macht, wanneer God ons Zijn genade aanbied, die te verwerpen of aan te nemen en in de genade te volharden of van die weer af te vallen? ==== | + | Waar Gods genade heerst, is bereidwilligheid om te gehoorzamen en standvastigheid om te volharden. Maar dat komt voort uit Gods Geest die in alle dingen met zichzelf instemt en Zich op dezelfde wijze aan ons openbaart: “Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft” (Filippenzen 4:13). Maar dat de mens dit vanuit zichzelf kan “oppakken” waardoor hij een medewerker |
- | Zo de mens aangemerkt wordt, zodanig als hij van nature geheel een slaaf van de zonden is, zo kan hij voorwaar de genade verwerpen en zichzelf niet tot God bekeren. Maar zo men het voornemen, verkiezing | + | ==== 15. Als de mens in geestelijke zaken niets kan, worden straffen, geboden, vermaningen, |
- | ==== 14. Maar als wij bekeert | + | Hierop antwoord ik dat de straffen heel terecht worden opgelegd, omdat mensen zondigen vanuit een vrijwillig verlangen om zonde te doen. Wat de andere dingen betreft, daarop geeft Augustinus een mooi antwoord((In |
- | Waar de genade van God heerst, daar is een vaardigheid om te gehoorzamen | + | God bekeert |
- | ==== 15. Indien de mens in geestelijke dingen niets vermag, zo worden | + | De goddelozen kunnen niemand dan alleen zichzelf hun vijandige hardnekkigheid verwijten. Door het Woord worden ze immers |
- | Ik antwoord dat de straffen van de zondaren terecht opgelegd worden, omdat zij zondigen door een vrijwillige begeerlijkheid. Van de andere dingen antwoord Augustinus: O mens, leer in het gebod wat u schuldig bent te doen: Erken in de bestraffing dat u door uw eigen schuld niet hebt wat gij behoort te hebben: En leert in het gebed, vanwaar u het krijgen zult, dat u begeert te hebben." | + | Ten slotte laat de Heere door Zijn beloften |
- | ==== 16. Maar het schijnt | + | ==== 16. Maar het lijkt er toch op dat in Zacharia |
- | Ik antwoord: Zacharias | + | Hierop |
- | ==== 17. Maar Mozes zei ((*Deuteronomium 30:11,14)) " 11 Want dit gebod, dat ik u heden opleg, is niet te moeilijk voor u en het is niet ver weg. 14 Maar dit woord is zeer dicht bij u, in uw mond en in uw hart om het te volbrengen." | + | ==== 17. Maar Mozes zegt in Deuteronomium 30:11 en 14: “Want dit gebod, dat ik u heden opleg, is niet te moeilijk voor u en het is niet ver weg. Maar dit woord is zeer dicht bij u, in uw mond en in uw hart om het te volbrengen.” ==== |
- | - Ik antwoord in het algemeen dat Mozes niet spreekt van het vermogen om de wet geheel | + | - In het algemeen |
- | - Daar komt bij, noch uit de toeëigening van Paulus in ((*Romeinen 10:8)). Dat Mozes niet eenvoudig spreekt van de geboden van de wet, maar van de beloften van het evangelie. En dat hij die niet stelt in het vermogen van de mensen, maar in de hulp en de bescheming | + | - Daar komt de toepassing die de apostel |
- | ==== 18. Wat is het gebruik of nut van deze leer? ==== | + | ==== 18. Wat is het nut om dit leerstuk te leren? ==== |
- | Dat de mens die geleerd heeft dat er bij hem niets goeds is overgebleven, | + | Als de mens geleerd heeft dat er in hem niets goeds is overgebleven, |
- | + | ||
- | ==== 19. Welke dingen strijden hiertegen? ==== | + | |
- | + | ||
- | - De dwaling | + | |
- | - De dwaling van Ciceronis, dat men het fortuin of geluk van God moet begeren en de wijsheid van zichzelf nemen. | + | |
- | - Van de Pelagianen, dat de mens door zijn eigen natuurlijke krachten, zonder de genade van de Heilige | + | |
- | - De halve Pelagianen, die de bekering eensdeels aan Gods genade en eensdeels aan het vermogen van de vrije wil toeschrijven. En de schoolleraars: | + | |
- | - De dwaling van de vaderen van het Concilie van Trente, die zeggen dat de krachten en het vermogen van de ziel door de strikken van de zonden wel verstrikt en verward zijn, dat de mens door eigen kracht zich daar niet uit kan redden, maar dat dezelve nochtans niet zijn weggenomen, uitgevaagd, noch uitgeblust, maar dat ze alleen zwak en teer zijn: gelijk een ziek mens wiens krachten door de ziekte gebroken en verzwakt zijnde van de doktoren weer verkwikt worden. Of gelijk een vogel die wel het vermogen heeft om te vliegen nochtans dat vermogen niet kan gebruiken wanneer het aan een touw gebonden is. | + | |
- | - De valse leer van de eerste algemene genade, dat God alle mensen de ogen zou open doen, om te mogen zien en de oren om te mogen horen zo ze wilden, doordat er vereist wordt dat ze zouden kunnen willen. | + | |
- | - De dwaling van de enthousiasten of de geestdrijvers die zich beroemen op ijdele inbeelding, gezichten, Goddelijk samenspreken, | + | |
- | + | ||
- | ==== | + | |
- | + | ||
- | ==== | + | |
- | + | ||
- | (…) | + | |
+ | ==== 19. Welke dingen zijn in strijd met deze leer? ==== | ||
+ | - De dwaling van Plato, die leert dat de fouten door de mens niet vrijwillig gebeuren, en dat de mensen vanuit zichzelf niet slecht zijn. Ook de dwaling van Aristoteles valt hieronder; hij zei dat de menselijke rede, het verstand, juist aanspoort tot de meest goede dingen, en dat de rede dan ook zonder zonden is. Dat zegt hij aan het einde van zijn boek over de ethiek. Het is echter zo dat de rede niet alleen niets begrijpt van de dingen die tot de ware vroomheid horen, maar ook heel vaak dwaalt en blind is ten aanzien van de dingen in dit leven. | ||
+ | - De dwaling van Cicero die beweert dat men het geluk van God moet verwachten, maar de wijsheid uit hemzelf moet halen. | ||
+ | - De dwaling van de pelagianen, die beweren dat de mens zich door zijn eigen natuurlijke krachten en zonder de genade van de Heilige Geest tot God kan bekeren en de wet door zijn eigen natuurlijke krachten kan vervullen. | ||
+ | - De dwaling van de semi-pelagianen die de bekering voor een deel aan Gods genade en voor een deel aan het vermogen van de vrije wil toeschrijven. In hetzelfde spoor bevinden zich de scholastici die beweren dat de mens de genade // | ||
+ | - De dwaling van de concilievaders op het concilie van Trente. Zij zeggen dat de krachten en het vermogen van de ziel door de strikken van de zonde wel verward en verstrikt zijn en dat de mens zich in eigen kracht daar niet uit kan bevrijden, maar dat die krachten toch niet geheel en al zijn weggenomen, uitgewist of uitgeblust zijn. Nee, die krachten zijn alleen maar heel zwak. Het is als bij een zieke; zijn kracht is door de ziekte wel gebroken en verzwakt, maar die kunnen door de arts wel opnieuw toenemen. Of het is als bij een vogeltje dat wel de kracht heeft om te vliegen, maar daar geen gebruik van kan maken, omdat hij aan een touwtje is vastgebonden. | ||
+ | - De valse leer van de eerste en algemene genade, waarmee God bij alle mensen de ogen en de oren zou openen, zodat allen kunnen zien en horen als ze het zelf maar zouden willen, wat een ieder dus ook moet kunnen.((Vgl. de dwaling van Arminius, die schreef: “De eerste genade Gods is gelegen in het licht der natuur of in de overblijfselen des beelds Gods; de tweede is de predikatie des Evangelies en hare werking. En deze verkrijgt, naar Gods genadige beschikking, | ||
+ | - De dwaling van de geestdrijvers, |