Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:21

Dit is een oude revisie van het document!


De overeenkomst en het onderscheid tussen wet en evangelie

1. Zijn wet en evangelie leerstukken die met elkaar strijdig zijn?

Nee, de wet en het evangelie vormen een eenheid en verscheidenheid, in die zin, dat ze in sommige opzichten met elkaar overeenkomen en in andere weer kenmerkend verschillen.

2. In welke opzichten komen ze overeen?

  1. In de werkende oorzaak: Want één en dezelfde God is de Wetgever en Auteur van zowel de wet als het evangelie.
  2. Ten opzichte van het belangrijkste doel: want God eist met het oog op dit doel in de wet en in het evangelie ten enenmale hetzelfde, te weten: een volmaakte en geestelijke rechtvaardigheid die tot het eeuwige leven leidt. Want zonder volkomen gerechtigheid, zonder volmaakte gehoorzaamheid aan de wet van God, ontvangt niemand het leven. Het evangelie brengt de gelovigen in Christus de dingen aan, die de wet eist, namelijk: de voldoening voor de schuld en de straf, en de volkomen gehoorzaamheid. Op deze wijze wordt de wet door het evangelie bevestigd en niet teniet gedaan. Romeinen 3:3131 Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet..

3. Maar in welke opzichten verschillen ze?

  1. In de aard van de kennis van beiden. 1) Want de wet is van nature al enigermate bekend, zoals gezegd wordt in Romeinen 2:1515 immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen.: “Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is.” Het evangelie daarentegen wordt niet door scherpzinnigheid van het verstand begrepen. Er wordt in Johannes 1:1818 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen. over gezegd: “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.” In Efeziërs 1:99 door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met het welbehagen, dat Hij Zich in Hem had voorgenomen. wordt het evangelie een mysterium – een geheim – genoemd. Het is eeuwenlang verborgen geweest, maar nu geopenbaard door het werk van de Geest. En 1 Korinthe 1:2323 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt. zegt: “Doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid.” In 1 Korinthe 2:7,87 om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus. 8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God. staat: “Maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten.”
  2. Er is tussen wet en evangelie ook verschil in volgorde of orde van de openbaring: want de wet gaat voor, het evangelie volgt vanwege haar natuur, verkondiging en bediening. Ze verschillen ook in de bedienaars, want Mozes was bedienaar van de wet, Christus bedienaar van het Evangelie. Ook verschillen ze in de wijze om te komen tot het doel dat de wet en het evangelie gemeenschappelijk hebben, oftewel in de wijze om de rechtvaardigheid te verkrijgen. Want de leer van de wet is het doen van werken, de wet predikt doen en laten, en rekent degene die de wet doet, het loon toe. Maar het evangelie is een wet van het geloof, omdat het degene die niet werkt, maar gelooft in Hem die de godloze rechtvaardigt, het geloof tot rechtvaardigheid toerekent. Zie Romeinen 3:2121 Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen.; 4:55 Hem echter, die niet werkt, maar zijn geloof vestigt op Hem, die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid. en 10:55 Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven.. Bovendien eist de wet van de mens een persoonlijke gerechtigheid en een volkomen gehoorzaamheid aan al de geboden van God. Deze gehoorzaamheid moet de mens in eigen persoon volbrengen. Zie Leviticus 18:55 Ja, gij zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven: Ik ben de Here. en Matteüs 19:1717 Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede? Eén is de Goede. Maar indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden.. Dus indien u het leven wilt verwerven, onderhoud de geboden. En wie deze gehoorzaamheid niet betracht, die dreigt de wet met de eeuwige verdoemenis. Maar door eigen schuld is het voor de mens onmogelijk aan die eis te voldoen. Daarom draagt het evangelie ons een andere gehoorzaamheid op: namelijk de gehoorzaamheid van Christus. We moeten die door het geloof aannemen, opdat wanneer we het evangelie geloven, we door toerekening in eigendom verkrijgen wat de wet van ons eist. “Zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden.” Romeinen 5:1919 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden.. “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder die gelooft.” Romeinen 10:44 Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.. Samengevat: de wet eist de betaling [summa] van onze schuld, het evangelie verkondigt ons de kwijtschelding ervan. 2)
  3. Wet en evangelie verschillen ook in de vorm en het eigene van de beloften, want de wettische beloften over het verkrijgen van het eeuwige leven en tijdelijke goederen zijn conditioneel. Dat wil zeggen: onder bepaalde voorwaarden; ze vorderen en eisen de conditie van een volkomen vervulling, die er de oorzaak van is van wat gezegd wordt: “Zo u deze dingen doet, zo zult u daardoor leven”. Hierin geeft het woordje “zo” (in plaats van “want”) de oorzaak en het waarom aan. Want in de wet wordt onze gehoorzaamheid als een oorzaak van de gerechtigheid geëist, maar de evangelische beloften komen voort uit de genade. Ze worden ons niet gegeven met het oog op het volbrengen van de wet, maar met het oog op de genade om Christus wil. Als er dus “zo u gelooft” gezegd wordt, wijst het woordje "zo" daarom niet op een oorzaak, maar een gevolg; er wordt dan niet een oorzaak of verdienste bedoeld, maar de wijze waarop en het instrument, zonder dat kan de toe-eigening van de weldaden van Christus niet plaatshebben. Daarom wordt het evangelie in het bijzonder van de wet onderscheiden door de woorden “uit genade”. Want er staat in Romeinen 3:2424 en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.: “En worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.” Deze genade wordt in het evangelie in veel gelijkenissen getekend.
  4. De wet en het evangelie verschillen in werken, eigenschappen, kracht en ambt. Want ten eerste leert de wet het doen van goede werken, maar verleent haar toehoorders niet de kracht om die te volbrengen en ze kan het verstand of hart van mensen niet veranderen. Want Mozes spreekt over de wet in Deuteronomium 291 Dit zijn de woorden van het verbond dat de Here Mozes geboden heeft met de Israëlieten te sluiten in het land Moab, naast het verbond dat Hij met hen bij Horeb gesloten had. 2 Mozes dan riep geheel Israël tot zich en zeide tot hen: Gij hebt alles gezien wat de Here in het land Egypte voor uw ogen Farao, al zijn dienaren en zijn gehele land heeft aangedaan: 3 de grote beproevingen, die gij met eigen ogen gezien hebt, die grote tekenen en wonderen. 4 Doch de Here heeft u geen hart gegeven om te verstaan of ogen om te zien, of oren om te horen, tot op de huidige dag. 5 Veertig jaar liet Ik u door de woestijn trekken; de klederen die gij droegt, zijn niet versleten evenmin als de schoenen aan uw voeten. 6 Brood hebt gij niet gegeten, wijn of bedwelmende drank niet gedronken - opdat gij zoudt weten, dat Ik de Here, uw God, ben. 7 Toen gij op deze plaats gekomen waart, trokken Sichon, de koning van Chesbon, en Og, de koning van Basan, ten strijde tegen ons op, en wij versloegen hen, 8 veroverden hun land en gaven dat tot een erfdeel aan Ruben, Gad en de halve stam Manasse. 9 Onderhoudt dan naarstig de woorden van dit verbond, opdat gij voorspoedig alles volbrengen moogt wat gij doet. 10 Allen staat gij heden voor het aangezicht van de Here, uw God: uw aanvoerders, uw stamhoofden, uw oudsten en uw opzieners, alle mannen van Israël; 11 uw kinderen, uw vrouwen en de vreemdelingen in uw legerplaats, zelfs uw houthakkers en waterputters, 12 om toe te treden tot het verbond van de Here, uw God, tot dit met een vervloeking bekrachtigd verdrag, dat de Here, uw God, heden met u sluit, 13 opdat Hij u heden als zijn volk bevestige en u tot een God zij, zoals Hij u toegezegd heeft, en uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft. 14 Niet met u alleen sluit Ik dit verbond en dit met een vervloeking bekrachtigd verdrag; 15 maar zowel met ieder, die zich hier bij ons bevindt en heden staat voor het aangezicht van de Here, onze God, als met ieder, die heden hier niet bij ons is. 16 Want gij weet, hoe wij in het land Egypte gewoond hebben en hoe wij midden door de volken gegaan zijn, wier land gij doorgetrokken zijt, 17 en gij hebt de gruwelen en afgoden gezien, die men bij hen vindt: hout en steen, zilver en goud. 18 Laat er daarom onder u geen man of vrouw, geen geslacht of stam zijn, wier hart zich nu van de Here, onze God, afwendt om de goden dezer volken te gaan dienen; laat er onder u geen wortel zijn, die gif of alsem voortbrengt. 19 Maar als iemand bij het horen van deze vervloekingen meent, dat hij gezegend zal blijven en zegt: Ik zal vrede hebben, wanneer ik in de verstoktheid van mijn hart wandel - waardoor hij verdelging brengt zowel over het bevloeide als over het dorre (land) - 20 dan zal de Here die man niet willen vergeven, maar zullen de toorn en de ijver des Heren tegen hem branden; heel de vloek, die in dit boek opgetekend staat, zal op hem rusten, en de Here zal zijn naam uitwissen onder de hemel. 21 De Here zal hem uit alle stammen van Israël afzonderen ten verderve overeenkomstig alle vervloekingen van het verbond, dat in dit wetboek beschreven is. 22 Dan zullen het volgende geslacht - uw zonen, die na u zullen opstaan - en de buitenlander, die van verre komt, wanneer zij de plagen en de ziekten zien, die de Here in dit land heeft doen uitbreken, 23 en dat de gehele bodem er zwavel, zout en vuurbrand is, dat hij niet bezaaid wordt en niets laat uitspruiten en er geen gewas uit opschiet, zoals toen Sodom, Gomorra, Adma en Seboïm onderstboven gekeerd werden, die de Here in zijn toorn en grimmigheid onderstboven gekeerd heeft - 24 dan zullen alle volken zeggen: Waarom heeft de Here zo met dit land gedaan? Wat betekent deze geweldig brandende toorn? 25 En men zal antwoorden: Omdat zij verlaten hebben het verbond van de Here, de God hunner vaderen, het verbond dat Hij met hen gesloten had toen Hij hen uit het land Egypte leidde, 26 en omdat zij andere goden zijn gaan dienen en zich daarvoor hebben neergebogen, goden, die zij niet gekend hebben en die Hij hun niet toebedeeld had - 27 dáárom is de toorn des Heren tegen dit land ontbrand om daarover heel de vervloeking te brengen, die in dit boek opgetekend staat: 28 de Here heeft hen in toorn en grimmigheid en grote verbolgenheid uit hun land gerukt en hen weggeslingerd naar een ander land, zoals dit thans het geval is. 29 De verborgen dingen zijn voor de Here, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen. vers 2 en 42 Mozes dan riep geheel Israël tot zich en zeide tot hen: Gij hebt alles gezien wat de Here in het land Egypte voor uw ogen Farao, al zijn dienaren en zijn gehele land heeft aangedaan: (...) 4 Doch de Here heeft u geen hart gegeven om te verstaan of ogen om te zien, of oren om te horen, tot op de huidige dag.: “Gij hebt alles gezien wat de Here in het land Egypte voor uw ogen Farao, al zijn dienaren en zijn gehele land heeft aangedaan: Doch de Here heeft u geen hart gegeven om te verstaan of ogen om te zien, of oren om te horen, tot op de huidige dag.” Maar het evangelie brengt de uitverkorenen de Heilige Geest aan, die haar tegelijk geeft wat het evangelie eist, namelijk het geloof. Jeremia 31:3333 Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.. “Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven.” Niet met inkt, maar met mijn Geest. En, zegt de apostel: “Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof?” Galaten 3:22 Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof?. Daarom noemt Paulus de wet “de bediening des doods, met letters op stenen gegrift”, maar het evangelie een planting in het hart. 2 Korintiërs 3:7,87 Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, 8 hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?. En in vers 99 Want indien de bediening, die veroordeling brengt, heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid. noemt hij de wet een “bediening van de verdoemenis” en het evangelie een “bediening van de rechtvaardigheid”. Ten tweede wijst de wet de kwaal aan, beschuldigt, verbittert, ontdekt de zonden, maar ze neemt ze niet weg, Romeinen 3:2020 daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen.. Maar het evangelie bedekt de zonden en geneest de ziekte door de verkondiging van de vergeving van de zonden, die uit genade door Christus alleen geschiedt. Daarom wordt niemand ooit door de wet gerechtvaardigd. Alleen door het geloof in het evangelie worden wij allen gerechtvaardigd. Ten derde: In de wet wordt de gramschap van God verkondigd over alle mensen, in het evangelie de rechtvaardigheid van God, uit het geloof tot geloof, zonder de wet. Zie Romeinen 1:1717 Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven. en 3:2121 Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen.. Ten slotte verschillen de wet en het evangelie in de mate en trap van de toe-eigening van de geloofsstukken 3) door de mens. Want zoals de apostel beveelt in 2 Timoteüs 2:1515 Maak er ernst mede u wèl beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid. dat de leraars het Woord van God recht zullen snijden, zo behoort de prediking van de wet gericht te zijn tot de geen berouw gevoelende zondaars, tot nog niet bekeerde mensen, of tot wie zich in zonden volharden en tot onoprechte en zorgeloze mensen. Dit leert Christus in Matteüs 22:3737 Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. waar Hij de dreigementen van de wet gebruikt tegen de hoogmoedige Schriftgeleerden. Daarom zegt de apostel dat de wet voor de onrechtvaardigen geldt. Het evangelie behoort daarentegen aan berouwvolle mensen te worden verkondigd, 1 Timoteüs 1:99 wel wetend, dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en tuchtelozen, voor goddelozen en zondaars, voor onverlaten en onheiligen, voor vadermoorders en moedermoorders en doodslagers.. Daarom leert Christus in Lucas 4:1818 De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen., onder verwijzing naar Jesaja 61:11 De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis., dat men het evangelie moet prediken aan “armen van geest en aan verslagenen van hart”. Om die reden heeft hij ook in Lucas 7:48,5048 En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven. (...) 50 En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede! de berouwvolle vrouw genade verkondigd.

4. Waarom is het nodig en nuttig het onderscheid tussen de wet en het evangelie te kennen?

  1. Omdat de naam zelf in voldoende mate te kennen geeft dat de wet een ander soort leerstuk is dan het evangelie.
  2. Omdat de onwetendheid over het onderscheid tussen wet en evangelie een bron van de dwalingen is, die het licht van de leer van Christus en de rechtvaardigheid van het geloof verduisteren, en ook een onrustige consciëntie of geweten. Daarentegen worden door het onderscheid of het verschil van beiden het ambt en de weldaden van Christus beter verstaan.
  3. De gemeente en de kerk van God wordt daardoor gekenmerkt en van andere sekten onderscheiden. en het ware geloof en de consciëntie worden in de grote en oprechte bangheid en verschikkingen van het geweten behouden. [Het ware geloof en het [geruste] geweten blijven in grote en oprechte angsten en verschrikkingen bewaard] 4)

5. Welke dingen zijn hiermee strijdig?

De dwaling van:

  1. De roomsen, die de wet en het evangelie niet van elkaar onderscheiden, maar het evangelie in een wet veranderen door het een meer volmaakte wet te noemen. Ze zeggen dat de oude wet een “wet van vrees” is en de nieuwe wet een “wet van liefde” is. Christus heeft volgens hen de genade verdiend en schenkt ze ons. Wij kunnen daardoor de geboden vervullen en daarmee de gerechtigheid en het eeuwige leven verkrijgen.
  2. De dwaling van de monniken die wat Christus in Matteüs 5:3838 Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand.; 6:3131 Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? en 19:11,1211 Doch Hij zeide tot hen: Niet allen vatten dit woord, alleen zij, aan wie het gegeven is. 12 Er zijn immers gesnedenen, die zo uit de moederschoot geboren zijn, en er zijn gesnedenen, die door de mensen gesneden zijn, en er zijn gesnedenen, die zichzelf gesneden hebben, ter wille van het Koninkrijk der hemelen. Die het vatten kan, die vatte het. en 21 geleerd heeft als verklaring van de wet, namelijk: om het geweten te doen ontwaken en in de zijnen een verlangen tot Hem te verwekken. Ze noemen het aanwijzingen die alleen nodig zijn voor mensen die naar streven naar iets dat meer volmaakt dan de wet die Mozes gebiedt. Ze hebben verzonnen dat er in het bijzonder drie van dergelijke geboden geldig zijn: geen wraak te nemen, een leven van armoede leiden en het voorstaan van de maagdelijke staat. Ze noemen ze geboden die voor alle mensen nodig zijn, ondanks dat bijna geen tittel die door Christus uitgesproken is, niet noodzakelijkerwijs gehoorzaamd zou moeten worden.
  3. De dwaling van Pelagius en scholastieke theologen, die geleerd hebben dat de aardsvaders door de onderhouding van de wet der natuur, de Joden door de wet van Mozes gerechtvaardigd worden en de christenen door de nieuwe en evangelische wet.
1)
Niet zeker van een correcte hertaling.
2)
Correct?
3)
? Voorwerp van het geloof?


Paginahulpmiddelen