Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:22

Inhoud

Het onderscheid tussen Oude en Nieuwe Testament

1. Wat betekent het woord “testament”?

Het woord “testament” betekent eigenlijk de oprechte mening van wat men wil, met name ten aanzien van wat er gebeurt met iemands bezittingen na diens dood. De Grieken spreken in deze eigenlijke betekenis over diatheke.

In de Schrift betekent het ook een verbond of verdrag tussen God en mensen – twee partijen die daarvóór van elkaar gescheiden waren. In dit verbond belooft God Zijn weldaden aan de mens, namelijk de zaligheid en het eeuwige leven. Van zijn kant vertrouwt de mens op God en Diens belofte; hij voedt en versterkt zijn geloof door het getuigenis van het verbond.1) Hierom spreken de Joden ook over berith, dat door de Grieken met syntheke wordt weergegeven – er is dan sprake van een verdrag dat twee in leven zijnde personen met elkaar sluiten.

Als we het woord “oude” of “nieuwe” toevoegen, ziet het ook op een deel van de bijbelse geschriften. Het Oude Testament bevat de geschriften van Mozes en de Profeten, en het Nieuwe Testament heeft de geschriften van de evangelisten en de apostelen. Zie ook 2 Korintiërs 3:66 die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.: [God,] “die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond”, en 2 Korintiërs 3:1414 Maar hun gedachten werden verhard. Want tot heden toe blijft dezelfde bedekking over de voorlezing van het oude verbond zonder weggenomen te worden, omdat zij slechts in Christus verdwijnt.: “Want tot heden toe blijft dezelfde bedekking over de voorlezing van het oude verbond.”

2. Het Hebreeuwse woord “berith” heeft niet de betekenis van “diatheke” of “testament”, maar van “syntheke”, dat is een verdrag tussen in leven zijnde personen (zie 1 Koningen 5:12). Waarom noemen de Griekse vertalers van Gods heilig Woord het verbond van God dat Hij met de mensen sloot, dan een “diatheke” of “testament”?

  1. De reden is dat diatheke als overkoepelend woord ook syntheke, dus een verdrag of verbond, betekent. Het woord komt van diatithesthai, dat meestal “stipuleren”, “vast beloven” of “verdrag” betekent. Zie Lucas 22:2929 En Ik beschik u het Koninkrijk, gelijk mijn Vader het Mij beschikt heeft.: “Ik beschik u het Koninkrijk, gelijk mijn Vader het Mij beschikt heeft.”
  2. Het verbond van God dat Hij met mensen sloot, heeft wel wat te maken met een testament, met iets dus wat vreemd is aan andere vormen van een verbond. In andere verbonden wordt namelijk niet in het minst de dood geëist van hen die het verbond sluiten. Hier is het echter heel anders, want het verdrag of verbond tussen God en de mens moest door de dood van Christus vast en rechtsgeldig gemaakt worden. Hierom heeft de apostel in Hebreeën 9:15-1715 En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden. 16 Want waar een testament is, moet noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt worden; 17 een testament toch wordt alleen van kracht, indien er iemand gestorven is, daar het nog geen gevolg heeft, zolang de erflater leeft. het woord diatheke (testament) gehandhaafd en zo heeft hij een argument aangedragen uit de eigenlijke betekenis van het woord.
  3. Het wordt ook een “testament” genoemd, omdat het een testamentaire beschikking maakt en een getuigenis van Gods wil is.

3. Uit hoeveel delen bestaat het testament of verbond tussen God en mensen?

Uit drie delen.

  1. Vanuit God bezien is er Zijn belofte uit genade.
  2. Vanuit de mens bezien is er het geloof in deze belofte.
  3. Het uitwendige teken van dit verbond; elk van de twee delen ervan wordt de naam “testament” toegeschreven, dat voor een deel van het geheel gehouden wordt. Zie Galaten 3:1717 Ik bedoel dit: de wet, die vierhonderd dertig jaar later is gekomen, maakt het testament, waaraan door God tevoren rechtskracht verleend was, niet ongeldig, zodat zij de belofte haar kracht zou doen verliezen.: “Het testament, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet (…) niet krachteloos gemaakt” (HSV). Hier wordt het woord “testament” gebruikt om de belofte aan te geven die God aan Abraham had gedaan.2) Zie ook Genesis 17:99 Voorts zeide God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten.: “Voorts zeide God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden”; en Psalm 44:1818 Dit alles is ons overkomen, maar wij vergaten U niet, noch verloochenden wij uw verbond.: “Dit alles is ons overkomen, maar wij vergaten U niet, noch verloochenden wij uw verbond.” Hier wordt het woord “verbond” of “testament” gebruikt om het geloof van de mens in God aan te geven. Zie ook Genesis 17:1010 Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde.: “Dit is mijn verbond, dat gij zult houden (…): dat bij u al wat mannelijk is besneden worde.” In Lucas 22:2020 Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt. wordt gesproken over de beker van het nieuwe verbond in mijn bloed; en in Handelingen 7:88 En Hij gaf hem het verbond der besnijdenis; en aldus verwekte hij Isaak en besneed hem op de achtste dag; en Isaak verwekte Jakob en Jakob de twaalf aartsvaders. wordt gezegd dat God aan Abraham het verbond der besnijdenis gaf. Hier wordt in beeldende zin gesproken over het uitwendig teken en zegel van het verbond.3)

4. Heeft God één of verschillende testamenten of verbonden met de mens gemaakt?

Zoals vanaf de val van onze eerste voorouders de manier om de zaligheid door Christus te verkrijgen één en dezelfde is geweest, zo is er ook één eeuwig verbond of testament van God, waardoor Hij Zich verbonden heeft om de zaligheid aan allen te geven die in Christus geloven.

5. Maar spreekt de Schrift niet over twee verbonden?

Ja, dat gebeurt vanwege de uitdeling van dat verbond dat in verschillende tijden en op verschillende manieren door God is ingesteld. Daarvan wordt het ene het oude en het andere het nieuwe testament of verbond genoemd. Toch moet men goed bedenken dat het oude verbond op twee manieren wordt aangeduid. Soms geldt het alleen de wetgeving door Mozes, en dan wordt het het verbond van de wet genoemd, zoals het verdrag ervan beschreven wordt in Exodus 241 Tot Mozes zeide Hij: Klim op tot de Here, gij en Aäron, Nadab en Abihu en zeventig van de oudsten van Israël en buigt u van verre neder. 2 Maar Mozes alleen zal tot de Here naderen, zij echter zullen niet naderen, en het volk zal niet met hem opklimmen. 3 Toen kwam Mozes en deelde het volk al de woorden des Heren en al de verordeningen mee, en het gehele volk antwoordde eenstemmig: Al de woorden, die de Here gesproken heeft, zullen wij doen. 4 En Mozes schreef al de woorden des Heren op. Vroeg in de morgen bouwde hij een altaar onder aan de berg, met twaalf opgerichte stenen overeenkomstig de twaalf stammen van Israël. 5 Toen zond hij de jongelingen der Israëlieten heen, en zij brachten brandoffers en offerden stieren als vredeoffers voor de Here. 6 Daarop nam Mozes de helft van het bloed en deed het in bekkens, en de andere helft van het bloed sprengde hij op het altaar. 7 Hij nam het boek des verbonds en las het voor de oren van het volk en zij zeiden: Alles wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen. 8 Toen nam Mozes het bloed en sprengde het op het volk en hij zeide: Zie, het bloed van het verbond dat de Here met u sluit, op grond van al deze woorden. 9 En Mozes klom op met Aäron, Nadab en Abihu en zeventig van de oudsten van Israël. 10 En zij zagen de God van Israël en het was alsof onder zijn voeten een plaveisel lag van lazuur, als de hemel zelf in klaarheid. 11 Maar tot de vooraanstaanden der Israëlieten strekte Hij zijn hand niet uit; zij aanschouwden God en zij aten en dronken. 12 De Here zeide tot Mozes: Klim op tot Mij, de berg op, en blijf daar, dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en het gebod, die Ik opgeschreven heb, om hen te onderwijzen. 13 Toen stond Mozes op met zijn dienaar Jozua, en Mozes besteeg de berg Gods. 14 Maar tot de oudsten zeide hij: Wacht hier op ons, totdat wij bij u terugkeren; Aäron en Chur zijn immers bij u, wie zaken heeft, moet zich tot hen wenden. 15 Daarop besteeg Mozes de berg, en de wolk bedekte de berg. 16 De heerlijkheid des Heren rustte op de berg Sinai, en de wolk bedekte hem zes dagen lang; op de zevende dag riep Hij tot Mozes midden uit de wolk. 17 De verschijning van de heerlijkheid des Heren was als verterend vuur op de top van de berg ten aanschouwen van de Israëlieten. 18 Mozes ging de wolk in en besteeg de berg. En hij bleef op de berg veertig dagen en veertig nachten.. Maar andere keren wordt het verbond der genade bedoeld, zoals dat met Abraham en zijn nakomelingen is gesloten.4)

Onder de naam “nieuw verbond” wordt niets anders verstaan dan het verbond der genade. Daarover spreekt de profeet Jeremia in hoofdstuk 31:31-3431 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. 32 Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. 33 Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. 34 Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.: “Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden. (…) Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN. (…) Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn (…) want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.” De apostel spreekt hiervan in Hebreeën 8:1313 Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.: “Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard.” Hij zegt in Galaten 4:2424 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar. ook dat de dienstmaagd Hagar een verwijzing is naar de berg Sinaï waar de wet gegeven is, terwijl Sara, die de vrije is, een voorbeeld is van het hemelse Jeruzalem, waaruit het evangelie is voortgekomen.5) Hij voegt er nog aan toe dat hiermee twee testamenten bedoeld worden: het ene brengt kinderen voort in dienstbaarheid – slaven dus; en het andere doet dat in vrijheid – dat zijn de kinderen in vrijheid. In Hebreeën 91 Nu had ook wel het eerste (verbond) bepalingen voor de eredienst en een heiligdom voor deze wereld. 2 Want er was een tent ingericht, de voorste, waarin de kandelaar en de tafel met de toonbroden stonden; deze werd het heilige genoemd; 3 en achter het tweede voorhangsel was een tent, genaamd het heilige der heiligen, 4 met een gouden reukofferaltaar en de ark des verbonds, rondom met goud overtrokken, waarin zich bevonden een gouden kruik met het manna, de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds; 5 daarboven waren de cherubs der heerlijkheid, die het verzoendeksel overschaduwden; hierover kunnen wij nu niet in bijzonderheden treden. 6 Dit was dan aldus ingericht, en de priesters kwamen bij het vervullen van hun diensten voortdurend in de voorste tent, 7 maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven. 8 Daarmede gaf de heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond. 9 Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die (God daarmede) dient, voor zijn besef te volmaken, 10 daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn, opgelegd tot de tijd van het herstel. 11 Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping, 12 en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf. 13 Want als (reeds) het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, 14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? 15 En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden. 16 Want waar een testament is, moet noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt worden; 17 een testament toch wordt alleen van kracht, indien er iemand gestorven is, daar het nog geen gevolg heeft, zolang de erflater leeft. 18 Daarom is ook het eerste (verbond) niet zonder bloed ingewijd. 19 Want nadat door Mozes elk gebod volgens de wet aan al het volk was medegedeeld, nam hij het bloed der kalveren en der bokken met water, scharlaken wol en hysop en besprengde het boek zelf en al het volk, 20 zeggende: Dit is het bloed van het verbond, dat God u heeft voorgeschreven. 21 En ook de tabernakel en al het gereedschap voor de eredienst besprengde hij evenzo met bloed. 22 En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. 23 Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze. 24 Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen; 25 ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat, 26 want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. 27 En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel, 28 zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten. wordt een vergelijking gemaakt tussen het oude en nieuwe testament waarbij het oude een schaduw geweest is van het nieuwe, en het nieuwe een vervulling van het oude.

Maar als men hier vraagt naar het verschil en de overeenkomst van het oude en nieuwe verbond, dan moeten we zeggen dat we onder de naam van het oude alleen het verbond der genade verstaan – dat God direct na de zondeval met onze eerste voorouders gesloten en dat Hij aan Abraham bevestigd heeft. Dit verbond had de wet van Mozes als een hulp, en het is ten slotte in Christus weer vernieuwd.6)

6. Hoe kunnen twee verschillende testamenten of verbonden één zijn?

In wezen zijn ze één; dat geldt ten aanzien van alle mogelijke oorzaken: de werkende oorzaak, de materiële oorzaak, de formele oorzaak en de finale of doeloorzaak.

7. Waardoor zijn ze één voor wat de werkende oorzaak betreft?

Omdat de belangrijkste oorzaak van beide verbonden Gods onbevattelijke vernedering is geweest, waardoor Hij Zich louter en alleen uit genade vernederd heeft om de mensen door het verbond aan Zich te verbinden. Daarover spreekt Mozes in Deuteronomium 8:1818 Maar gij zult aan de Here, uw God, denken, want Hij is het, die u kracht geeft om vermogen te verwerven, ten einde het verbond gestand te doen, dat Hij uw vaderen gezworen heeft - zoals dit heden het geval is. en 9:55 Niet wegens uw gerechtigheid noch wegens de oprechtheid van uw hart gaat gij hun land in bezit nemen, maar wegens hun goddeloosheid drijft de Here, uw God, deze volken voor u weg en om het woord gestand te doen, dat de Here uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft., waarin hij Gods loutere barmhartigheid heel ver stelt boven de verdiensten van de Joden.7) Maar de motiverende en verdienende oorzaak is de dood van de Middelaar.8)

8. Hoe zijn ze één voor wat de materiële oorzaak betreft?

  1. Door de Middelaar Christus, Die alleen het fundament, de grondslag en het wezen van dit verbond is. Zonder Hem kan God de mensen niet in genade ontvangen, want Hij is het gezegende Zaad waarin alle heidenen gezegend worden.9) En Paulus zegt dat “God in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen” (2 Korintiërs 5:1919 welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd.). En: “Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid” (Hebreeën 13:88 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.).
  2. Doordat de betekenis van de sacramenten dezelfde is; ja, de sacramenten van beide verbonden zijn één en dezelfde – dezelfde in betekenis en in gebruik. Dat wil zeggen dat ze een bewijs zijn van dezelfde genade. Paulus spreekt hier ook over als hij getuigt dat de Israëlieten dezelfde doop en hetzelfde geestelijk voedsel met ons ontvangen hebben.10) Het lijkt wel dat er van enig verschil sprake is in de materie en het aantal van de tekenen, maar toch gaat dat niet op. Het is als bij een trouwring die gegeven wordt als een bevestiging van het huwelijk. Men let er dan niet op of die van goud of van zilver is of dat er één of meer zijn. Nee, het gaat alleen om het doel ervan, om de belofte die met het gebruik ervan gepaard gaat.

9. Hoe komen ze met elkaar overeen ten aanzien van de formele oorzaak?

Door de manier waarop wij God dienen – die is altijd één en dezelfde geweest, namelijk door het geloof. Dat bewijst de apostel heel uitvoerig in Hebreeën 111 Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet. 2 Want door dit (geloof) is aan de ouden een getuigenis gegeven. 3 Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. 4 Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kaïn; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en hierdoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. 5 Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; 6 maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. 7 Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt. 8 Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou. 9 Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaak en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte; 10 want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. 11 Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte. 12 Daarom zijn er dan ook uit één man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is. 13 In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. 14 Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken. 15 En als zij gedachtig geweest waren aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehad hebben terug te keren; 16 maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid. 17 Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd, Isaak ten offer gebracht, en hij, die de beloften aanvaard had, wilde zijn enige zoon offeren, 18 hij, tot wie gezegd was: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken. Hij heeft overwogen, dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken, 19 en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen. 20 Door het geloof heeft Isaak aan Jakob en Esau zijn zegen gegeven, ook voor de toekomst. 21 Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder der zonen van Jozef gezegend en hij heeft aangebeden, (leunende) op het uiteinde van zijn staf. 22 Door het geloof heeft Jozef aan het einde van zijn leven gewaagd van de uittocht der kinderen Israëls en voorschriften gegeven over zijn gebeente. 23 Door het geloof is Mozes na zijn geboorte drie maanden door zijn ouders verborgen gehouden, omdat zij zagen, dat hij een schoon kind was, en zij hebben het bevel des konings niet gevreesd. 24 Door het geloof heeft Mozes, volwassen geworden, geweigerd door te gaan voor een zoon van Farao's dochter, 25 maar hij heeft liever met het volk Gods kwaad verdragen, dan tijdelijk van de zonde te genieten; 26 en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding. 27 Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, zonder de toorn des konings te duchten. Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke. 28 Door het geloof heeft hij het Pascha gehouden en het bloed doen aanbrengen, opdat de verderver hun eerstgeborenen niet zou aanraken. 29 Door het geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land, terwijl de Egyptenaars, toen zij het ook beproefden, verzwolgen werden. 30 Door het geloof zijn de muren van Jericho neergestort, nadat (het volk) er zeven dagen lang omheen getrokken was. 31 Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen. 32 En wat moet ik nog verder aanvoeren? Immers, de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de profeten, 33 die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd, 34 de kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen. 35 Vrouwen hebben haar doden uit de opstanding terugontvangen, anderen hebben zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, opdat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben. 36 Anderen weder hebben hoon en geselslagen verduurd, daarenboven nog boeien en gevangenschap. 37 Zij zijn gestenigd, op zware proef gesteld, doormidden gezaagd, met het zwaard vermoord; zij hebben rondgezworven in schapevachten en geitevellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling 38 - de wereld was hunner niet waardig - zij hebben rondgedoold door woestijnen, en gebergten, in spelonken en de holen der aarde. 39 Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, 40 daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.. En Christus zegt in Johannes 8:5656 Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd.: “Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien” – namelijk met de ogen van het geloof. Paulus zegt in Romeinen 3:2121 Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen. dat de wet en de profeten van die gerechtigheid Gods getuigen. In Genesis 15:66 En hij geloofde in de Here, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid. lezen we: “En hij [Abraham] geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid.” Dat is ook “om onzentwil”, zoals we lezen in Romeinen 4:2424 maar ook om onzentwil, wie het zal worden toegerekend, ons, die ons geloof vestigen op Hem, die Jezus, onze Here, uit de doden opgewekt heeft..

10. Hoe komen ze met elkaar overeen ten aanzien van de finale oorzaak?

Doordat het Oude Testament evenals het Nieuwe de uitverkorenen niet tot een vleselijke of aardse gelukzaligheid opwekte om met alle middelen van het tegenwoordige leven aards geluk te genieten, maar veel meer tot de hoop van een zalige onsterfelijkheid.

11. Waaruit bewijst u dit?

  1. Uit de woorden van het verbond zelf, want die waren voor en na de openbaring van Christus in het vlees één en dezelfde. God heeft Zijn verbond met Zijn dienaren net zo gesloten als Hij met Abraham heeft gedaan in Genesis 17:1-71 Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de Here aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht, en wees onberispelijk; 2 Ik zal mijn verbond tussen Mij en u stellen, en u uitermate talrijk maken. 3 Toen wierp Abram zich op zijn aangezicht en God sprak tot hem: 4 Wat Mij aangaat, zie, mijn verbond is met u, en gij zult de vader van een menigte volken worden; 5 en gij zult niet meer Abram genoemd worden, maar uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb. 6 Ik zal u uitermate vruchtbaar maken en u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen. 7 Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn.: “Ik ben God, de Almachtige” – Elschaddai, de sterke, algenoegzame God; Ik zal u tot een God zijn, en uw nageslacht na u; wandelt voor Mijn aangezicht en wees oprecht. Leviticus 26:1212 maar Ik zal in uw midden wandelen en u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn. zegt het zo: “Ik zal in uw midden wandelen en u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn.” Zoals de profeten onszelf gezegd hebben, zijn in deze woorden al het leven, alle geluk en ook de hemelse gelukzaligheid samengevat. Bovendien verklaart God dat Hij niet alleen voor ons lichaam een God zal zijn, maar vooral ook voor onze ziel. Die ziel blijft dood, behalve wanneer zij door de gerechtigheid [van Christus] met God is verbonden; als dat niet gebeurt, blijft ze van Hem in de dood vervreemd. Ja, Hij heeft getuigd dat Hij de God van Abraham, van Isaak en van Jakob is, toen zij allang dood en begraven waren.11)
  2. Uit de voorbeelden van de voorvaderen – Adam, Abel, Noach, Abraham, Isaak en Jakob. Zij hebben met heel hun hart verlangd naar de woning van de eeuwige gelukzaligheid, daarbij het tegenwoordige leven verachtend. Ze kregen gedurende hun hele leven te maken met talloze verleidingen en moeilijke omstandigheden, zodat zij én de gelovigen van het Nieuwe Testament eenzelfde doel voor ogen hadden. Dat wordt door de apostel in Hebreeën 11:9,109 Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaak en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte; 10 want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. ook bevestigd: “Door het geloof heeft hij [Abraham] vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte; want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is.” En in vers 1313 In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. staat: “In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde”.12) Hieruit volgt beslist dat de belofte van het land die God hun deed, niet in eigenlijke zin betrekking heeft op dat land en op het aardse geluk dat ze zouden ontvangen, maar op het eeuwige leven dat door die gaven werd uitgebeeld. Ze wilden in dat land begraven worden, want dat was voor hen een gegeven teken van het eeuwige leven.13) En toen Jakob ging sterven, betuigde hij dat hij de zaligheid, het heil van de HERE verwachtte.14)
  3. Uit het getuigenis van Bileam, die van dit doel geweten heeft toen hij zei: “Sterve ik zelf de dood der oprechten en zij mijn einde daaraan gelijk” (Numeri 23:1010 Wie telt het stof van Jakob en wie berekent de drommen van Israël? Sterve ik zelf de dood der oprechten en zij mijn einde daaraan gelijk!). David legde dat later uit 5, toen hij de dood van Gods gunstgenoten kostbaar noemde in de ogen des HEREN, en dus de dood van de goddelozen een schande.
  4. Uit het getuigenis van de profeten, die het eeuwige leven en het rijk van Christus volkomen helder hebben gezien en verwacht; zie Psalm 39:1313 Hoor mijn gebed, Here, en neem mijn hulpgeroep ter ore, zwijg niet bij mijn geween, want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner gelijk al mijn vaderen.: “Ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner gelijk al mijn vaderen.” En in diezelfde psalm lezen we in de verzen 66 Zie, Gij hebt mijn dagen als enige handbreedten gesteld, mijn levensduur is als niets voor U; ja, ieder mens staat daar, enkel een ademtocht. sela. tot en met 8: “Ieder mens staat daar, enkel een ademtocht. Ja, de mens gaat daarheen als een schaduw (…). En nu, wat verwacht ik, Here? Mijn hoop, die is op U.” Hier volgt nog een heel mooie uitspraak van de profeet Job: “Maar ik weet: mijn Losser leeft en ten laatste zal Hij op het stof optreden. Nadat mijn huid aldus geschonden is, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen (…); mijn nieren in mijn binnenste versmachten van verlangen.” De profeten getuigen ook dat het verbond dat God met hun vaderen heeft gesloten, geestelijk, eeuwig en hemels is geweest.15)
  5. Toen Christus Zijn apostelen de hemelse gelukzaligheid beloofde, zei Hij dat ze in het rijk der hemelen zouden aanzitten met Abraham, Izaak en Jakob.16)
  6. De geheiligde vaderen hebben dezelfde Geest van het geloof ontvangen als wij.17) Zoals al aangetoond is, blijkt uit de genoemde en andere teksten dat de gelovigen in het Oude Testament hetzelfde doel voor ogen is gesteld als in het Nieuwe is gebeurd bij hen die tot geloof gekomen zijn.

12. Als het inderdaad één en hetzelfde verbond is, waarom wordt het toch in tweevoud aangeduid, namelijk als het oude en het nieuwe testament of verbond?

Er is wel een tweedeling, maar het algemene begrip wordt hier niet in zijn soorten onderscheiden; er is alleen een onderscheid tussen de verschijningsvorm en andere niet-essentiële kenmerken. Bepaalde bijvoegingen maken het wezenlijke nog niet tot iets anders.

13. Waarin bestaan dan de verschillen wat het verbond betreft?

Die kunnen bestaan in de toevoegingen aan het eigenlijke begrip – die men dan ook gewoonlijk “toevoegsels” noemt – of in de manier waarop het verbond bediend wordt, of ook in de omstandigheden waaronder geregeerd wordt.

14. Wat houdt het eerste verschil in?

Het eerste verschil betreft de manier waarop in beide testamenten het doel wordt voorgehouden, namelijk het eeuwige leven. Onder het Oude Testament werd de gemeente – die toen nog kwetsbaar en jong was – met behulp van de aardse weldaden en vooral door het fysieke voorbeeld van het land Kanaän als het ware aan de hand meegenomen en tot de hemelse erfenis gebracht. Daarom mag Abraham niet blijven hangen aan de beloften met betrekking op dat land, maar hij wordt [in de geest] door een grotere belofte tot hoger zaken opgeheven. Hij hoort van God in Genesis 15:11 Hierna kwam het woord des Heren tot Abram in een gezicht: Vrees niet, Abram, Ik ben uw schild; uw loon zal zeer groot zijn.: “Ik ben uw schild; uw loon zal zeer groot zijn.” Zo klimt ook David op van de tijdelijke zegeningen tot de grootste en hoogste zegeningen zoals die in Psalm 73:2626 al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig. worden verwoord: “God is mijn erfdeel in eeuwigheid.” En in Psalm 16:55 O Here, mijn erfdeel en mijn beker, Gij zelf bestendigt wat het lot mij toewees. zingt hij: “O HERE, mijn erfdeel en mijn beker, Gij zelf bestendigt wat het lot mij toewees.” Hiertegenover staat dat de verovering en verwerping van dat land – dat toch een veldteken was van het eeuwige leven – als een vervloeking werd opgevat. Ten tijde van het Nieuwe Testament worden deze fysieke en aardse hulpmiddelen aan de kant geschoven, en worden wij regelrecht en dus zonder omwegen tot de overdenking van het eeuwige leven geleid.

15. Wat is het tweede verschil?

Het tweede verschil betreft de leer of de manier waarop de mensen gebracht worden tot de fontein en de werkende oorzaak van de zaligheid, en de kennis van de genadige barmhartigheid van God in Christus. De bediening van de zaligheid is vóór de komst van Christus moeilijker en bezwaarlijker geweest, want God leidde de vromen in de tijd van het Oude Testament veel strakker omdat Hij de tucht, de dienstbaarheid en de voogdij van de wet als voor kinderen had ingesteld.18) Daaraan waren harde voorwaarden verbonden met het juk van veel verschillende ceremoniën19) en de last van de vervloeking. Maar wij worden nu veel liefdevoller, zachter en barmhartiger geleid, zonder de harde tucht van de wet. Door de prediking van het evangelie is de last van de vervloeking en het ondragelijke juk van de ceremoniën van onze schouders afgenomen. “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u (…) want mijn juk is zacht en mijn last is licht” (Matteüs 11:2828 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.). Jeremia noemt deze toevoeging het kenmerkend verschil tussen het oude en nieuwe verbond.20) In beeldende zin wordt de wet, in zichzelf aangemerkt, “Mozes” genoemd, het “verbond van de wet” en het “oude verbond”. Het is namelijk het verbond van de schepping geweest, waardoor God volkomen gehoorzaamheid van ons eist – een gehoorzaamheid die we op eigen kracht hadden moeten aantonen.21) Het evangelie wordt daarentegen het “nieuwe verbond” genoemd of het “verbond der genade”, onder de voorwaarde van het geloof dat God ons Zelf in Zijn genade schenken zal.22)

Zo vergelijkt ook Paulus het oude verbond (de wet) met het nieuwe (het evangelie).23) Het oude verbond noemt hij de “letter” en de bediening van de dood en de vervloeking, met letters op stenen gegrift. De wet heeft immers ten aanzien van de hoorders van het Woord niet meer kracht dan een willekeurig ander krachteloos geschrift. Ze kan niet anders doen dan van onrechtvaardigheid beschuldigen en het hele menselijke geslacht in de verdoemenis sleuren.

Maar het nieuwe verbond noemt de apostel – voor zo ver het in zichzelf onomwonden tegenover de wet wordt geplaatst – “geest” en bediening van de Geest en de gerechtigheid. Dat noemt hij de prediking van het evangelie, omdat het ons Gods barmhartigheid bekendmaakt. Daardoor worden wij gerechtvaardigd, en door de Geest van Christus, Die het evangelie met Zich meevoert, worden we een nieuwe mens. Eveneens is het de Geest Die het geloof dat Hij van ons eist, aan de uitverkorenen ook schenkt.

Bovendien noemt Paulus het oude verbond het testament van de dienstbaarheid, omdat het een slaafse vrees in de harten werkt. De wet met haar harde en geheel onmogelijke voorwaarden kan immers niet anders teweegbrengen dan de vrees voor Gods toorn. Het nieuwe verbond noemt hij daartegenover het testament van de vrijheid, omdat het in degenen die geloven een kinderlijk vertrouwen schept. Zie Romeinen 8:1515 Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader.: “Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader.”

16. Wat houdt het derde verschil in?

Het derde verschil betreft de manier van openbaring.

In de tijd van het Oude Testament werden alle dingen veel minder helder voorgesteld. Toen werd de komst van Christus door beloften aangekondigd, door voorbeelden, door bepaalde typen van mensen, door ceremoniën en door verschillende godsdienstige verplichtingen. Het was als het ware een onafgewerkte afbeelding van het Nieuwe Testament. De hogepriester was een voorafbeelding van Christus, zoals ook de ark van het verbond;24) de offers waren “schaduwen”, voor het oog zichtbare aankondigingen van het lijden van Christus; en de reinigingen die de wet voorschreef, beeldden de enige en ware verzoening van de zonden uit, die door het bloed van Christus zou worden gebracht. Hierover wordt in Hebreeën 10:11 Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken. gesproken: “De wet [heeft] slechts een schaduw der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf.”

Maar het nieuwe verbond wordt [in de tijd van het Nieuwe Testament] bediend door de prediking van het evangelie, door de Doop en het Avondmaal des Heren. Dat laat ons nu de wezenlijke zaak zelf als een erfenis ervaren; of anders gezegd: het wijst ons op Christus, Die nu gekomen is.25) Het Nieuwe Testament wordt ook ten aanzien van de offers tegenover het Oude gesteld. In het oude verbond wordt het bevestigd door het slachten van dieren en het besprengen met hun bloed, maar het nieuwe door het bloed van Christus zelf. Daarom zegt Hij in het Laatste Avondmaal: “Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed” (Lucas 22:2020 Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.). Het oude was tijdelijk en moest tenietgedaan worden, en het ís door de komst van Christus ook weggenomen, want het was slechts een beeld van de toekomende dingen. Maar het nieuwe verbond is eeuwig en zal ook nooit ten onder gaan, omdat het ons de vervulling van de dingen laat zien. Zie Psalm 110:44 De Here heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek.: “De Here heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig.” Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. dat in het Oude Testament het Nieuwe verborgen is, en in het Nieuwe de openbaring van het Oude is te vinden.

17. Wat is het vierde verschil?

Het vierde verschil betreft de mate van de Geest, want de overvloed van de Geest is nu, in de tijd van het Nieuwe Testament, veel krachtiger en groter; en dat geldt ook voor het licht van de kennis tegenover die onder het oude verbond aanwezig was. Dat wordt duidelijk als men het gehele lichaam van de gemeente beziet.26) Het is wel zo dat er onder het oude verbond verschillenden zijn geweest die door God meet méér gaven bedeeld lijken te zijn geweest dan anderen onder het nieuwe, zoals Abraham.27) Toch mag men zeggen dat onder het nieuwe verbond sprake is van de overvloed en de grotere kracht van de Geest. Dat geldt wel niet voor iedere gelovige in het bijzonder, maar wel van allen in het algemeen, oftewel van het gehele lichaam van de kerk. Daarom wordt er in Joël 2:2828 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. gezegd dat “Ik in die dagen mijn Geest [zal] uitstorten op al wat leeft” – uitstorten wil zeggen: in een grote hoeveelheid. Paulus noemt het Oude Testament dan ook een testament “der letter” en het Nieuwe “des Geestes”, omdat God méér de kracht van Zijn Geest toont in de prediking van het evangelie dan in die van de wet.

18. Wat is het vijfde en laatste verschil?

Het laatste verschil betreft de grote en ook nieuwe omvang van Gods kinderen, want zij zijn verzameld uit Joden én heidenen; het gaat hier dus over het algemene karakter van hen die in het verbond opgenomen zijn. Het oude verbond strekte zich uit tot Abraham en zijn nakomelingen, de Israëlieten.28) Zie ook Deuteronomium 32:8,98 Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis toedeelde, toen Hij de mensenkinderen van elkander scheidde, heeft Hij de grenzen der volken vastgesteld naar het aantal der zonen van Israël. 9 Want des Heren deel is zijn volk, Jakob het Hem toegemeten erfdeel.: “Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis toedeelde, toen Hij de mensenkinderen van elkander scheidde, heeft Hij de grenzen der volken vastgesteld naar het aantal der zonen van Israël, Want des Heren deel is zijn volk, Jakob het Hem toegemeten erfdeel.”

Maar het nieuwe verbond omvat alle volken, aan wie God het behaagt het licht van Zijn evangelie te zenden. “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden” (Marcus 16:15,1615 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. 16 Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.).29)

19. Maar als God verandert wat Hij eens heeft ingesteld, lijkt het er dan niet op dat God veranderlijk is en niet aan Zichzelf gelijk?

Nee, helemaal niet! Hij heeft immers Zijn voornemen niet veranderd en ook niets gedaan dat niet in verband staat met dat voornemen. Hij weet namelijk met tact en voorzichtigheid in de verschillende tijden en eeuwen ook verschillende manieren te gebruiken om Zijn uitverkorenen tot de kennis van hun zaligheid in Christus te brengen. Zo heeft Hij ook gehandeld al naar gelang Hij zag dat de omstandigheden van zowel het oude als nieuwe verbond vereisten. Zo gaat een arts ook anders te werk bij het genezen van een kind dan bij die van een oudere man, omdat hun postuur nu eenmaal heel anders is. Daarom kan zo’n arts ook geen wispelturigheid verweten worden. De apostel Paulus noemt deze verschillende bedeling van het verbond dan ook “de veelkleurige wijsheid Gods” (Efeziërs 3:1010 opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden.), omdat God in Zijn wijsheid de heidenen op een andere manier roept dan Hij daarvóór de Joden gedaan had.

20. Wat is dan het Oude Testament?

Het is een plechtige manier waarop het verbond is ingesteld, zoals dat vorm gekregen heeft in de wet van zeden, ceremoniën en offers, en ingesteld is met het doel de belofte van genade en eeuwig leven om Christus’ wil te handhaven, met de voorwaarde van geloof en gehoorzaamheid vanuit het geloof.

21. Wat is het Nieuwe Testament?

Het is de volkomen openbaring van Gods genade, die in de wereld gekomen is door Christus’ komst op aarde. Dit verbond wordt gerealiseerd zonder het strenge aandringen op de wet en het uitvoeren van allerlei ceremoniën.

22. Wanneer is dit ingesteld?

In het Paradijs, direct na de val van onze eerste voorouders. Toen werd de eerste evangelie-belofte gegeven van Christus, Die komen zou.30) Later werd die belofte herhaald aan een bepaald geslacht, namelijk dat van Abraham31); het is ten volle gerealiseerd toen Christus op aarde kwam en door Zijn lijden en dood is het bevestigd.32)

23. Maar waarom wordt één en hetzelfde testament ‘oud’ én ‘nieuw’ genoemd?

Het wordt ‘oud’ genoemd ten aanzien van het feit dat Christus beloofd is, en ‘nieuw’ omdat Hij gekomen is. Het is ook ‘oud’ ten aanzien van de zaken die ermee samengingen, want de verkondiging van de wet ging vooraf aan de zending van Christus [naar deze aarde] en de veelvoudige verkondiging van het evangelie. Het wordt ook ‘nieuw’ genoemd, omdat het als het ware vernieuwd is, zoals de Heere Jezus Zelf in Johannes 13:33 stond Hij, wetende, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, van de maaltijd op. het gebod van de liefde een nieuw gebod noemt.

Het wordt bovendien ‘nieuw’ genoemd, omdat het verbond door de dood van Christus bevestigd is. Een testament ligt immers [pas] vast in de dood van iemand, omdat het nog geen kracht heeft zolang de eerflater nog leeft.33)

24. Wie is de Testamentmaker?

De Zoon van God.

25. Wie zijn de erfgenamen?

Allen die geloven.

26. Wat is de erfenis?

Al de weldaden die voor ons door de dood van Christus verworven zijn.

27. Wat zijn de documenten van het testament?

De heilige boeken [van Gods Woord], dat wil zeggen: de Heilige Schrift.

28. En wat zijn de zegels ervan?

De sacramenten van het Oude Testament, namelijk de besnijdenis en het paaslam; en die van het Nieuwe Testament, namelijk de Doop en het Avondmaal.

29. Wat is het nut van de leer ten aanzien van deze zaak?

Deze leer toont ons aan dat de manier om de zaligheid te verkrijgen altijd dezelfde is geweest, namelijk door de genadige belofte van Christus Jezus te geloven, en dat het altijd één en dezelfde gemeente is geweest en nog is – één gemeente van het Oude en het Nieuwe Testament.

30. Welke dingen zijn hiermee in strijd?

  1. De dwaling van Servet en verschillende wederdopers, die het verzinsel bedacht hebben dat het volk Israël op deze aarde heeft geleefd zonder enige hoop op de hemelse onsterfelijkheid.
  2. De zotte mening van hen die zich op valse gronden hebben ingebeeld dat er drie wegen tot de zaligheid zijn, namelijk de wet van de natuur, de wet van Mozes en de wet van Christus – alsof er drie verbonden zijn geweest die wezenlijk van elkaar verschilden.
1)
Hebreeën 7:22 – “In zoverre is Jezus ook van een beter verbond borg geworden.”
2) , 4)
Genesis 17:7 – “Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn.”
3)
Genesis 17:11 – “Gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u.”
5)
Galaten 4:24 – “Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar.”
6)
Daniël 9:27 – “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.”
7)
Jozua 24:2-3 – “En Jozua zeide tot het gehele volk: Zo zegt de Here, de God van Israël: aan de overzijde der Rivier hebben oudtijds uw vaderen gewoond, Terach, de vader van Abraham en de vader van Nachor, en zij hebben andere goden gediend. Maar Ik nam uw vader Abraham van de overzijde der Rivier, en leidde hem door het gehele land Kanaän; Ik maakte zijn nakomelingschap talrijk en schonk hem Isaak.”
8)
Openbaring 13:8 – “En allen, die op de aarde wonen, zullen het (beest) aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld.” Daniël 9:26-27 – “En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.”
9)
Genesis 12:2 – “Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn.” Genesis 22:18 – “En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt.”
10)
1 Korintiërs 10:2,3 – “Allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten”.
11)
Exodus 3:6 – “Voorts zeide Hij: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. Toen verborg Mozes zijn gelaat, want hij vreesde God te aanschouwen.” Matteüs 22:32,33 – “Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaak, en de God van Jakob? Hij is niet een God van doden, maar van levenden. En de scharen, die dat hoorden, stonden versteld over zijn leer.”
12)
Genesis 47:9 – “En Jakob zeide tot Farao: Het getal der jaren mijner vreemdelingschap is honderd en dertig; weinig in getal en kwaad zijn al mijn levensjaren geweest, en zij hebben niet bereikt het getal der levensjaren van mijn vaderen in de dagen hunner vreemdelingschap.”
13)
Genesis 47:29,30 – “Toen de tijd naderde, dat Israël sterven zou, riep hij zijn zoon Jozef en zeide tot hem: Indien gij mij genegenheid toedraagt, leg dan uw hand onder mijn heup, (en zweer) dat gij mij liefde en trouw zult bewijzen: begraaf mij niet in Egypte. Want ik wil bij mijn vaderen liggen, vervoer mij daarom uit Egypte en begraaf mij in hun graf. En hij zeide: Ik zal doen naar uw woord.” Genesis 50:25 – “En Jozef deed de zonen van Israël zweren: God zal zeker naar u omzien; dan zult gij mijn gebeente van hier meevoeren.”
14)
Genesis 49:18 – “Op uw heil wacht ik, o Here.”
15)
Jesaja 51:6 – “Heft uw ogen op naar de hemel en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel verdwijnt als rook, de aarde vergaat als een kleed en haar bewoners sterven als muggen, maar mijn heil duurt eeuwig en mijn gerechtigheid wordt niet verbroken.” Jesaja 66:22 – “Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord des Heren, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan.” Daniël 12:1 – “Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden.”
16)
Matteüs 8:11 – “Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen”.
17)
Genesis 15:6 – “En hij geloofde in de Here, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid.” 2 Korintiërs 4:13 – “Maar nu wij dezelfde Geest des geloofs hebben, gelijk geschreven staat: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken, geloven ook wij, en daarom spreken wij ook.” Hebreeën 11 – “Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet. Want door dit (geloof) is aan de ouden een getuigenis gegeven. Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kaïn; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en hierdoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt. Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou. Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaak en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte; want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte. Daarom zijn er dan ook uit één man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is. In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken. En als zij gedachtig geweest waren aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehad hebben terug te keren; maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid. Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd, Isaak ten offer gebracht, en hij, die de beloften aanvaard had, wilde zijn enige zoon offeren, hij, tot wie gezegd was: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken. Hij heeft overwogen, dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen. Door het geloof heeft Isaak aan Jakob en Esau zijn zegen gegeven, ook voor de toekomst. Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder der zonen van Jozef gezegend en hij heeft aangebeden, (leunende) op het uiteinde van zijn staf. Door het geloof heeft Jozef aan het einde van zijn leven gewaagd van de uittocht der kinderen Israëls en voorschriften gegeven over zijn gebeente. Door het geloof is Mozes na zijn geboorte drie maanden door zijn ouders verborgen gehouden, omdat zij zagen, dat hij een schoon kind was, en zij hebben het bevel des konings niet gevreesd. Door het geloof heeft Mozes, volwassen geworden, geweigerd door te gaan voor een zoon van Farao's dochter, maar hij heeft liever met het volk Gods kwaad verdragen, dan tijdelijk van de zonde te genieten; en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding. Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, zonder de toorn des konings te duchten. Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke. Door het geloof heeft hij het Pascha gehouden en het bloed doen aanbrengen, opdat de verderver hun eerstgeborenen niet zou aanraken. Door het geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land, terwijl de Egyptenaars, toen zij het ook beproefden, verzwolgen werden. Door het geloof zijn de muren van Jericho neergestort, nadat (het volk) er zeven dagen lang omheen getrokken was. Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen. En wat moet ik nog verder aanvoeren? Immers, de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de profeten, die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd, de kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen. Vrouwen hebben haar doden uit de opstanding terugontvangen, anderen hebben zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, opdat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben. Anderen weder hebben hoon en geselslagen verduurd, daarenboven nog boeien en gevangenschap. Zij zijn gestenigd, op zware proef gesteld, doormidden gezaagd, met het zwaard vermoord; zij hebben rondgezworven in schapevachten en geitevellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling - de wereld was hunner niet waardig - zij hebben rondgedoold door woestijnen, en gebergten, in spelonken en de holen der aarde. Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.”
18)
Galaten 3:24 – “De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden.” Galaten 4:1-3 – “Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, al is hij ook eigenaar van alles; maar hij staat onder voogdij en toezicht tot op het tijdstip, dat door zijn vader tevoren bepaald was. Zo bleven ook wij, zolang wij onmondig waren, onderworpen aan de wereldgeesten.”
19)
Handelingen 15:10 – “Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen?”
20)
Jeremia 31:32,33 – “Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.”
21)
Galaten 3:12 – “Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven.” Matteüs 19:16-17 – “En zie, iemand kwam tot Hem en zeide: Meester, wat voor goed moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven? Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede? Eén is de Goede. Maar indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden.”
22)
Efeziërs 2:8 – “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God”. Johannes 6:45 – “Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij.”
23)
2 Korintiërs 3:6-11 – “Die ons ook bekwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn? Want indien de bediening, die veroordeling brengt, heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid. Immers, zelfs hetgeen verheerlijkt was, is in zoverre niet verheerlijkt, als déze heerlijkheid het te boven gaat. Want als het verdwijnende met heerlijkheid gepaard ging, veel meer is dan het blijvende in heerlijkheid.” Galaten 4:24 – “Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar.”
24)
Hebreeën 8:1-2 – “De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen, de dienst verrichtende in het heiligdom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens.” Hebreeën 9:7-11 – “Maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven. Daarmede gaf de heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond. Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die (God daarmede) dient, voor zijn besef te volmaken, daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn, opgelegd tot de tijd van het herstel. Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping”. Romeinen 3:24 – “En worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.”
25)
Handelingen 1:8 – “Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.” Matteüs 26:28 – “Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”
26)
Handelingen 1:17 – “Want hij werd tot ons getal gerekend en had aandeel aan deze bediening gekregen.” Johannes 7:38-39 – “Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.” Jeremia 31:34 – “Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.” Jesaja 11:9 – “Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des Heren, zoals de wateren de bodem der zee bedekken.” Jesaja 54:13 – “Al uw zonen zullen leerlingen des Heren zijn, en het heil uwer zonen zal groot zijn”. Johannes 6:45 – “Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij.” 1 Korintiërs 2:10 – “Want óns heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.” 1 Johannes 2:20-27 – “Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen. Ik heb u niet geschreven, omdat gij de waarheid niet weet, maar omdat gij haar weet en omdat geen leugen uit de waarheid is. Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. Wat u betreft, wat gij van den beginne gehoord hebt, moet in u blijven. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, dan zult gij ook in de Zoon en [in] de Vader blijven. En dit is de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven. Dit heb ik u geschreven over hen, die u misleiden. En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft.”
27)
Romeinen 4:18 – “En hij heeft tegen hoop op hoop geloofd, dat hij een vader van vele volken zou worden, volgens hetgeen gezegd was: Zo zal uw nageslacht zijn.” e.v. Hebreeën 11:17 – “Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd, Isaak ten offer gebracht, en hij, die de beloften aanvaard had, wilde zijn enige zoon offeren”. e.v.
28)
Genesis 15:18 – “Te dien dage sloot de Here een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat”. Genesis 17:7 – “Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn.”
29)
Handelingen 10:15,34,35,43 – “En nogmaals ten tweeden male, kwam een stem tot hem: Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden. (...) En Petrus opende zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen aanneming des persoons is, maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig, (...) Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam.” Romeinen 1:16 – “Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.” Romeinen 3:29 – “Of is God alleen de God der Joden? Niet ook der heidenen? Zeker, ook der heidenen.”
30)
Genesis 3:15 – “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen.”
31)
Genesis 12:3 – “Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.” Genesis 17:4,5,19 – “Wat Mij aangaat, zie, mijn verbond is met u, en gij zult de vader van een menigte volken worden; en gij zult niet meer Abram genoemd worden, maar uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb. (...) Maar God zeide: Neen, maar uw vrouw Sara zal u een zoon baren, en gij zult hem Isaak noemen, en Ik zal mijn verbond met hem oprichten tot een eeuwig verbond, voor zijn nageslacht.” Genesis 22:18 – “En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt.”
32)
Lucas 22:20 – “Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.”
33)
Hebreeën 9:17 – “Een testament toch wordt alleen van kracht, indien er iemand gestorven is, daar het nog geen gevolg heeft, zolang de erflater leeft.”


Paginahulpmiddelen