Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisieVorige revisieVolgende revisie | Vorige revisie | ||
institutie:29 [17-03-2020 om 15.37 uur] – Paul de Korte | institutie:29 [02-11-2023 om 20.05 uur] (huidige) – ds. J.H. Zwart | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
- | ====== | + | ====== Het geloof ====== |
- | ==== 1. Vanwaar | + | ==== 1. Waar komt het woordje |
+ | Geloof, in het Latijn //fides//, komt van //fio//, ik word. Want wat iemand gezegd of beloofd heeft, datgene ‘wordt’ of ‘geschiedt’. Soms is het actief van aard en uit het zich in daden; soms is het passief en heeft het een lijdelijke inslag. Degene die belooft, geeft en bewaart het geloof. En degene die gelooft of vertrouwt, heeft het geloof. | ||
+ | Bij de Joden wordt het in verband met de vastheid en volharding van datgene wat genoemd en beloofd wordt, //emunah// genoemd dat afgeleid is van het woord //aman// – hij of het is waarachtig geweest. Daarvan is het voor ieder van ons bekende woordje “amen” afgeleid, met de betekenis: het zal waar en zeker zijn. | ||
+ | De Grieken spreken over //pistin//, van de passieve werkwoordsvorm // | ||
+ | Het woord //pistis// (geloof) is oorspronkelijk verwant met // | ||
+ | Het komt ook voor in een vers van Phocylidis: | ||
- | Geloof, in het Latijn Fides, komt van Fio, ik word, overmits dat het wordt of geschiedt, dat iemand gezegd of beloofd heeft: en het betekent soms Actief, of in de dadelijke zin, soms Passief, of in de lijdelijke zin, als in degenen die belooft, dare & servare Fidem (belofte of geloof doen en houden), in degene die gelooft of vertrouwt, habere fidem (geloven, vertrouwen). Bij de Hebreeën wordt het genoemd vanwege de vastheid en volstandigheid van de dingen, die gezegd en beloofd zijn, Emunah van het woord Aman (hij is waarachtig geweest, of het is waarachtig geweest), vanwaar ook het woord Amen afkomstig is, hetwelk eenieder bekend is, en betekent, het zij waar of het zij vast, zeke en bondig. De Grieken noement het Pistin, van de 3. prae. passi. Pepeismai, ik had wasgemaakt. Vanwaar komt Peit homai, ik wordt geleerd, ik wordt overtuigd, verzekerd, of wijs gemaakt, ik stem het toe, en ik geloof vast, zoals Romeinen 8:38: Pepeismai, Ik ben verzekerd, dat noch dood, nog enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods. Het activum of het dadelijk woord is Peithoo, ik raad, ik leer een ander, zoals in 1 Johannes 3:19: Voor God Peisomen, zullen wij onze harten verzekeren, Praet. medium is Peppoitha, ik betrouw, zoals Romeinen 2:19 Pepoithas, gij betrouwt uzelf te zijn een onderwijzer der onwijzen. En Filippenzen 1:6 Pepoithoos, vertrouwende: | + | //Laoo me piste ùe, polutropos |
- | + | ||
- | Laoo me piste ùe, Polutropos | + | |
- | + | ||
- | Dat is, | + | |
- | + | ||
- | En gelooft, of en vertrouwt het volk niet, want het is een ongestadige hoop, dan prijst het of laakt het dit, dan dat. | + | |
- | + | ||
- | ==== 2. Wat verschilt het geloof van opinie, waan, of mening, en van wetenschap? ==== | + | |
- | + | ||
- | Opinie of waan wordt genoemd, dat naar de ene partij helt, niet zonder vrees of twijfel dat de waarheid aan de andere zijde is. En wetenschap baart een vast toestemmen, doch uit de demonstraties of bewijsredenen, | + | |
- | + | ||
- | ==== 3. Wat betekent het woord geloof in de schriftuur? ==== | + | |
- | + | ||
- | Verscheidene dingen, die ook verscheiden soorten van het geloof maken. | + | |
- | + | ||
- | - Het betekent getrouwheid, | + | |
- | - De leer van het geloof, of het Evangelie, hetwelk men gelooft. Want de Meester der Sententiën [Petrus Lombardus] zegt zeer wel, Lib. 3, Distinct. 23, dat het geloof soms dat is, waardoor men gelooft, en soms dat, hetwelk men gelooft, Galaten 1:23: Degene die ons eertijds vervolgde, verkondigt nu het geloof, hetwelk hij eertijds verwoestte. En Titus 1:13: Straft hen scherpelijk, | + | |
- | - De belijdenis van de religie, of die waarachtig zijn, dat is de ijver van de religie, als Romeinen 1:8: Uw geloof wordt verkondigd in de ganse wereld, dat is, de belijdenis van uw Christelijk geloof wordt geprezen, of versierd en uiterlijk alleen, Jacobus 2:24: De mens wordt gerechtvaardigd uit de werken, en niet uit het geloof alleen. Dit wordt genoemd een dood, krachteloos, | + | |
- | - Het verklaart een blote kennis (???) van de weldaad van Christus, en een wijsmaking of verzekering van het ganse Woord van God, dat het waar is. Op dezelfde plaats, Jacobus 2:19. Dit wordt genoemd een historisch geloof, en is aan de vromen en goddelozen gemeenschappelijk, | + | |
- | - Een kennis (???), toestemming, | + | |
- | - Het betekent soms een zekere overtuiging van een wonderbaarlijk werk, dat het geschieden zal, opgenomen uit enige openbaring, of bijzondere belofte, of uit de beweging van de Heilige Geest, welkers voorwerp, Gods macht is, die wonderwerken doet. 1 Korintiërs 12:9: De anderen wordt het geloof gegeven door dezelfde Geest. En 1 Korintiërs 13:2: Of ik al het geloof had, dat is, enige volkomenheid van dat geloof der wonderen, zodat ik bergen verzette, etc. Het betekent ook een vertrouwen om te verkrijgen enig bijzonder voorwendsel, | + | |
- | - Het betekent het zaligmakend geloof, dat alle waarachtige lidmaten van Christus gemeen is, van hetwelk wij op deze plaats handelen. | + | |
- | + | ||
- | ==== 4. Is het woord geloof absoluut, of heeft het zijn aanzien op wat anders? ==== | + | |
- | + | ||
- | Het heeft zijn aanzien op wat anders, voornamelijk bij Paulus, want het heeft zijn aanzien op het voorwerp, en het geloof kan ook niet gezegd worden wat het is, tenzij men gewag maakt van hetgeen daar het geloof op ziet, dat is, van de beloofde barmhartigheid om Christus' | + | |
- | + | ||
- | ==== 5. Welk is het voorwerp van het geloof? ==== | + | |
- | + | ||
- | Het evenvergelijkte voorwerp des geloofs, zoals men dat noemt, dat is, buiten hetwelk het geloof zich niet uitstrekt, al is het Woord Gods in het algemeen, beschreven in de boeken der profeten en der apostelen. Hiervan komt het algemene geloof, waardoor wij verzekerd zijn die dingen waarachtig te weten, die God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft, niet om de bewijsredenen van het vernuft, maar omdat wij inwendig in onze harten door de Heilige Geest zeker zijn, dat ze van God, die waarachtig en almachtig is, gegeven en voorgesteld zijn. | + | |
- | + | ||
- | Door dit geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, Hebreeën 11:3, en dat uit niets, (tegen het zeggen van alle filosofen, uit niets wordt niets, daar men anderszins uit het getuigenis van de natuur zelf wel kan verstaan, dat de wereld geschapen is) welk geloof het zaligmakende geloof noodzakelijk vooronderstelt, | + | |
- | + | ||
- | Maar het voornaamste, | + | |
- | + | ||
- | ==== 6. Hoevel delen heeft het geloof? ==== | + | |
- | + | ||
- | Drie. Het eerste deel is de verlichting of de kennis in het verstand, van de gekruiste Christus, en Zijn weldaden, niet de kennis die er is van Hem met de lichamelijke ogen aanschouwd te hemmen, maar die er is van hem, die ons in het Woord en de sacramenten voorgedragen wordt, welke kennis ook anderen mogen hebben, dan die gerechtvaardigd zijn, Hebreeën 10:26. Zo wij willens zondigen, dat is, willens en wetens geheel en al van Christus afvallen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden. | + | |
- | + | ||
- | Het tweede deel is de toestemming en het oordeel ook in het verstand gelegen, hetwelk voor goed en waarachtig kent, als zijnde de waarheid Gods zelf, al hetgeen in het woord van Christus en Zijn weldaden geleerd wordt. Van welke toestemming en oordeel staat, Romeinen 7:16: Ik belijd, ik stem toe, dat de Wet goed is. En 1< | + | |
- | + | ||
- | Het derde deel is de aanneming des harten, in de wil of in het hart, waardoor het geschiedt, dat wij met hart en wil als met de hand aannemen, en als met beide armen omhelzen hetgeen dat ons verstand geoordeeld heeft, niet alleen waarachtig te zijn, maar ook goed, heilig, en heilzaam, en dat het ons in het bijzonder ook toekomt, Romeinen 10:10: Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid. | + | |
+ | Dat wil zeggen: Geloof en vertrouw het volk niet, want het is een grillige massa mensen; het keurt iets goed en dan weer af. | ||
+ | ==== 2. Waarin verschilt het geloof van een mening of een denkbeeld, en ook van het weten van iets? ==== | ||
+ | We spreken van een mening of denkbeeld als het denken naar de ene kant overhelt, maar wel met de nodige vrees of twijfel dat de waarheid toch aan de andere kant te vinden is. | ||
+ | En het weten brengt een krachtige erkenning met zich mee, maar wel op basis van bewijsvoering die daarvoor wordt gebruikt. De bewijsvoering zelf vormt dan de conclusie waardoor men iets weet. | ||
+ | Maar het geloof is gebaseerd op gezag – als de zaak erom vraagt, aanvaardt het met zekerheid het Woord van God [als de waarheid] door de kracht van de Heilige Geest; ja, het steunt op het gezag van God zelf. | ||
+ | ==== 3. Wat betekent het woord “geloof” in de Heilige Schrift? ==== | ||
+ | Verschillende dingen, die ook verschillende soorten geloof tot gevolg hebben. | ||
+ | - Het betekent trouw, waarheid en volharding in het houden van beloften en het nakomen van verbonden.((*Romeinen 3:3)) Zo wordt het ook gebruikt in het bekende vers van Sophocles: “het geloof sterft, maar het ongeloof bloeit.” | ||
+ | - De leer, de stof van wat men gelooft, of het Evangelie dat men gelooft. De schrijver van de Sententies((Een theologisch handboek van de middeleeuwse theoloog Petrus Lombardus (ca. 1100-1160), dat van de 13e tot de 16e eeuw een standaardwerk was binnen de middeleeuwse scholastiek. Het boek bevat vragen over de christelijke leer die beantwoord worden met argumenten voor en tegen.)) zegt terecht in boek 3 (de // | ||
+ | - De belijdenis van het geloof. Daarbij gaat het om de vraag of die waarachtig is en dus met het vuur en de warmte van het geloof gepaard gaat. Zo wordt het in Romeinen 1:8 gebruikt: “In de gehele wereld [wordt] van uw geloof gesproken.” Het kan ook zijn dat dit geloof alleen uitwendig is; zie Jakobus 2:24: “Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof.” Zo’n geloof wordt een dood, krachteloos en gehuicheld geloof genoemd. | ||
+ | - Het kan ook alleen maar een weten of kennis zijn van Christus’ weldaden. Zo kan men er ook van overtuigd zijn dat het hele Woord van God wáár is.((*Jakobus 2:24)) Maar zo geloven de duivelen ook, zegt Jakobus.((*Jakobus 2:19)) Dit wordt een // | ||
+ | - Geloof is ook kennis, instemming en verzekering van Gods genade. Maar dat is broos en voorbijgaand als het niet in Christus is geworteld. Zo wordt het immers geleerd in de gelijkenis van het zaad in Lucas 8:13. Iemand met zo’n geloof is als een boom die niet diep genoeg geplant en geworteld is en die te zijner tijd verdort. Dit wordt bijvoorbeeld gezegd van het geloof van Simon de tovenaar.((*Handelingen 8:13)) Iets dergelijks geldt ook van afvallige gelovigen die de zoetheid van de evangelische waarheid enigszins geproefd hebben, maar het niet hebben opgegeten en bij wie niet geheel en al opgenomen is. Zij missen dan ook de levende warmte van de Heilige Geest; zie Hebreeën 6:4-6. Een dergelijk geloof komt wel voort uit de algemene werking van de Heilige Geest, maar niet van de Geest der aanneming tot kinderen van God. Dit wordt een // | ||
+ | - Het is soms een voor zeker en wáár houden van een wonderlijk iets dat gaat gebeuren; dat is dan gebaseerd op een of andere openbaring, op een bijzondere belofte, of op een bepaalde beïnvloeding door de Heilige Geest, gericht op Gods almachtige kracht die wonderen tot stand brengt.((*Matteüs 17:15-18)) Zie 1 Korintiërs 12:9: “aan de een geloof door dezelfde Geest…”; | ||
+ | - Het zaligmakend geloof, waarin alle oprechte leden van Christus delen – over dit geloof spreken we in dit hoofdstuk. | ||
+ | ==== 4. Kan het woord ‘geloof’ in absolute zin gebruikt worden of heeft het betrekking op iets anders? ==== | ||
+ | Het heeft betrekking op iets anders, wat we vooral bij Paulus zien. Het heeft namelijk beetrekking op het voorwerp van het geloof. Je kunt niet zomaar zeggen wat ‘geloof’ is, behalve wanneer je duidelijk maakt waar het geloof betrekking op heeft, namelijk op de door God beloofde barmhartigheid om Christus’ wil. | ||
+ | ==== 5. Wat is dan het voorwerp van het geloof? ==== | ||
+ | Het wezenlijke voorwerp van het geloof, waarbuiten het geloof zich niet uitstrekt, is het Woord van God in het algemeen, beschreven in de boeken van de profeten en de apostelen. Hieruit komt het algemene geloof voort, waardoor we ervan verzekerd zijn dat de dingen die God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft, waarachtig zijn. En dat niet vanwege de argumenten die ons verstand aandraagt, maar omdat we inwendig, in ons hart, door de Heilige Geest ervan verzekerd zijn dat ze door de waarachtige en almachtige God gegeven en bekendgemaakt worden. | ||
+ | Door dit geloof weten en begrijpen we dat de wereld door het Woord van God tot stand is gebracht (Hebreeën 11:3), en dat uit niets. Dat gaat tegen alle filosofen in die zeggen dat het onmogelijk is dat iets uit niets voortkomt, hoewel men juist uit het getuigenis van de natuur zelf wel kan begrijpen dat de wereld geschapen moet zijn. Dit geloof is de noodzakelijke vooronderstelling van het zaligmakende geloof, maar het maakt op zichzelf nog niet rechtvaardig. Van dit geloof spreekt de Heere in Jesaja 55:3: “Hoor Mij”, dat is: geloof Mij, “en uw ziel zal leven”. Zie ook Johannes 20:31, waar staat: “Deze dingen zijn geschreven, opdat u zult geloven.” Het Woord van God is niet alleen het voorwerp waarop het geloof zich alleen moet richten, maar het is ook de voet, waarop het staat en waardoor het gesteund en onderschraagd wordt. Het mag daarvan niet het geringste afwijken, want dan valt het tegelijk om. Daarom zegt Paulus in Romeinen 10:17: “Het geloof is uit het horen, en het horen door het Woord van Christus.” Daaruit trekken we de conclusie dat men niets tot de leer van het geloof en de godsdienst mag rekenen dat niet in het Woord van God te vinden is. | ||
+ | Maar het allereerste, | ||
+ | ==== 6. Hoeveel aspecten kent het geloof? ==== | ||
+ | Het kent er drie. | ||
+ | - Het eerste is de verlichting of de kennis in het verstand over de gekruisigde Christus en Zijn weldaden. Het is geen kennis van iemand die men met het lichamelijk oog gezien heeft, maar van Hem Die ons in het Woord en de sacramenten wordt voorgehouden((*1 Timoteüs 2:4)). Die kennis kan ook het deel zijn van anderen dan zij die gerechtvaardigd zijn. Hebreeën 10:26 zegt: “Indien wij opzettelijk zondigen”, | ||
+ | - Het tweede is de ook in het verstand gelegen instemming en mening, waardoor men alles wat in het Woord over Christus en Zijn weldaden geleerd wordt, als goed en wáár erkent, omdat het de waarheid zelf van God is. Over deze toestemming of instemming zegt Romeinen 7:16: “Ik stem toe, dat de wet goed is.” En in 1 Korinthiërs 2:15 lezen we: “De geestelijke mens beoordeelt alle dingen.” Maar deze algemene instemming is niet genoeg, behalve wanneer die persoonlijke toestemming erbij komt, waardoor een gelovige zichzelf de goede en heilzame dingen die in het Woord geleerd en aangeboden worden, toe-eigent. Dat houdt in dat de algemene belofte van het eeuwige leven die voor alle gelovigen door het bloed van Christus verworven is, hém toekomt en op hém van toepassing is. Uit deze toestemming komt de // | ||
+ | - Het derde is de hartelijke aanneming, die in de wil of het hart plaatsvindt. Daardoor omhelzen wij met ons hart en onze wil als het ware met onze hand, ja met onze beide armen datgene waarvan ons verstand erkent dat het niet alleen waarachtig waar is, maar ook goed, heilig en heilzaam, en dat dít ons persoonlijk toekomt. “Met het hart gelooft ment tot gerechtigheid” (Romeinen 10:10). | ||
==== 7. Wat is het geloof? ==== | ==== 7. Wat is het geloof? ==== | ||
- | + | Het is een kennis, | |
- | Het is een kennis, toestemming, | + | Anders gezegd: |
- | + | In een poging het geloof aan te prijzen omschrijft de apostel | |
- | ==== 8. En is die beschrijving | + | ==== 8. Is de omschrijving |
- | + | Nee, want er wordt op een goede en zuivere manier gesproken over de verschijningsvorm | |
- | Nee, aangezien daarin een zeer fijn gewag gemaakt | + | Budeus legt het uit als kracht |
- | + | Deze heerlijke betekenis past heel goed bij het geloof, want in hem die gelooft, is kracht | |
- | Budeus legt het uit als sterkheid, | + | Het woord // |
- | + | Onder de woorden “der dingen die men hoopt en … niet ziet” wordt het Evangelie | |
- | En het woord Elenchus | + | ==== 9. Hoeveel vormen van geloof |
- | + | Er zijn geen verschillende vormen, maar er is één geloof; zie Efeze 4:5: “Eén Here, één geloof, | |
- | Door de woordjes | + | ==== 10. Wat of wie is de werkende oorzaak van het geloof? ==== |
- | + | Dat is God, Die vrijwillig | |
- | ==== 9. Hoe velerlei is het geloof? ==== | + | De tweede |
- | + | De medewerkers | |
- | Het is niet menigerlei, maar een, < | + | De instrumentele of werkende oorzaak is het horen van Gods Woord, waardoor de Geest Zijn kracht in het werk stelt. Dat maakt Romeinen 10:17 duidelijk: “Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.” Daarom wordt het geloof een “vrucht van de lippen” genoemd, dat wil zeggen: van de woorden Gods.((*Jesaja 57:19)) En in Handelingen 10:44 lezen we: “Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden.” |
- | + | Vervolgens is er het zien en het gebruik van de sacramenten. God heeft de eredienst echter zó ingesteld dat men de kracht ervan beslist niet toeschrijft aan de dienaren, niet aan de woorden die zij spreken en niet aan de sacramenten. Zij doen namelijk niets anders dan deze dingen aan ons verstand voorhouden, maar de betekenis ervan wordt in Zijn besturing door God gebruikt. De kracht ervan komt immers alleen voort vanuit God((*Marcus 16:20 *1 Korinthiërs 12:6)), want Hij alleen richt de mens weer tot het eeuwige leven op en Hij heeft hem ook tot dit leven geschapen. 1 Korintiërs 3:7 zegt: “Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, Die de wasdom geeft.” En in hoofdstuk 15:10 lezen we [dat de apostel zegt]: “Ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is”, of: die met mij geweest is. Zo is de stem van de prediker //buiten ons// aan Christus dienstbaar, die ons door de Heilige Geest //van binnen// aanspreekt. Daarom wordt het evangelie een “kracht Gods” genoemd.((*Romeinen 1:16)) Jesaja 53:1 spreekt over “de arm des HEREN”, dat wil zeggen: een werktuig van God, dat de kracht heeft om zalig te maken. | |
- | ==== 10. Welke is de werkende oorzaak van het geloof? ==== | + | ==== 11. Kan God het geloof in Zijn kinderen dan niet inplanten |
- | + | Hij kan dat wel, zoals Hij dat eertijds | |
- | God, vrijwillig en ongedwongen werkend, Die het degenen | + | ==== 12. Maar schept God het geloof |
- | + | In het geheel niet! | |
- | De mede-oorzaak | + | - God laat het in een zekere trap en mate groeien |
- | + | - Dat gebeurt ook door het voortdurend | |
- | De mede-werkers | + | - En eveneens door het voortdurend gebed met David in Psalm 68: |
- | + | - Door ons te beijveren om een heilig leven te leiden | |
- | ==== 11. En kan God het geloof in de Zijnen | + | ==== 13. Wordt het geloof |
- | + | Nee, bij de een is die gave van het geloof groter, | |
- | Hij kan wel, zoals hij het wel eertijds in Paulus | + | ==== 14. En is het ook niet zo dat het voorwerp van het geloof |
- | + | Dat zegt de roomse kerk, maar ondertussen geeft men niet aan wat de wettige kenmerken | |
- | ==== 12. En schept God niet in onze harten | + | ==== 15. Het zogenaamde ingewikkelde |
- | + | Als er sprake is van een geloof dat onomwonden | |
- | Geenszins, maar door aanwassingen en zekere trappen, | + | ==== 16. Zijn echter |
- | + | Ja, dat is werkelijk waar, want we zijn nog met veel nevels van onwetendheid omhangen | |
- | - Ten eerste, namelijk, | + | ==== 17. In Romeinen 4:20 wordt van Abraham gezegd dat hij niet getwijfeld |
- | - Door het gedurig | + | - Het is beslist waar dat Abraham de belofte waarop hij volkomen |
- | - Door gestadige gebeden | + | - [Er zijn verschillen], |
- | - Door de benaarstiging van een heilig leven en van de liefde | + | - Sommige dingen van datgene waarvan beweerd wordt dat het door God gezegd |
- | + | ==== 18. Wat is het subject waarin | |
- | ==== 13. Wordt het geloof alle gelovigen in gelijke | + | Dat is de ziel van de mens. In het verstand((*Lucas 24:45 *Efeziërs 4:23)) berust zowel de kennis als de beoordeling |
- | + | ==== 19. Wie mogen in het geloof | |
- | Neen het, maar aan de ene wordt het geloof groter | + | Het geloof wordt niet aan alle mensen |
- | + | ==== 20. Hebben kinderen het geloof | |
- | ==== 14. En is het ook niet het voorwerp van het geloof | + | Nee, en dan bedoel ik het geloof dat uit het gehoor |
- | + | ==== 21. Is het ware geloof | |
- | Dat zeggen die van het pausdom, en beschrijven intussen | + | - De scholastieke theologen spreken er wel zo over. Zo’n ongevormd |
- | + | - Omdat het ware geloof wordt gewerkt door de Geest der aanneming, omhelst het Christus niet alleen | |
- | ==== 15. Nademaal het ingewonden | + | - De liefde |
- | + | ==== 22. Maar in Galaten 5:6 wordt gezegd | |
- | Zo het een waar geloof | + | Dat zou zoiets betekenen als het lichaam |
- | + | ==== 23. Wat is de vorm of gedaante van het rechtvaardigend | |
- | ==== 16. Maar zijn er nochtans nog niet veel dingen | + | Het vertrouwen op Gods barmhartigheid om Christus’ wil, oftewel |
- | + | ==== 24. Wat zijn de eigenschappen van het geloof? ==== | |
- | Ja het in trouwen???, want wij nog met veel nevels van onwetendheid omhangen | + | - Het is zeker van zijn zaak, zonder enige twijfel te kennen. |
- | + | - Het is volhardend | |
- | ==== 17. Aangezien van Abraham gezegd wordt, | + | - Het is levend, krachtig |
- | + | ==== 25. Waaruit bewijst | |
- | - Het is zeker dat Abraham de belofte, waarop hij vertrouwde | + | - Uit 1 Johannes 3:2, waaruit blijkt dat de gelovigen weten dat ze kinderen van God zijn. Ze weten ook dat ze hierin door de Heilige Geest versterkt en bevestigd |
- | - Een ander is het oordeel, hetwelk | + | - Uit het constateren |
- | - Sommige dingen | + | - In de Schrift |
- | + | > Iemand is dus geen gelovige als hij er niet ten volle van verzekerd is dat God hem liefheeft, en als hij niet zó verzekerd is van zijn zaligheid, dat hij met vertrouwen | |
- | ==== 18. Wat is het onderwerp van het geloof, waarin het plaats heeft en bestaat? ==== | + | ==== 26. Wordt het geloof van de uitverkorenen |
- | + | Ja, heel zeker, want David zegt in Psalm 31: | |
- | De ziel van de mens, in het verstand | + | Daarom zeggen |
- | + | Het is dus niet vreemd dat de gelovigen tegelijk verschrikt | |
- | ==== 19. Welk is het onderwerp dat het geloof | + | ==== 27. Kan het geloof niet ophouden |
- | + | Zoals het geloof | |
- | Niet alle mensen, want alle mensen | + | Maar het geloof |
- | + | Bovendien zegt de apostel | |
- | ==== 20. Hebben | + | Ten slotte: |
- | + | ==== 28. Zal het geloof | |
- | Neen toch, te weten, het geloof, dat uit het gehoor | + | Voor zover het Voorwerp van het geloof, namelijk Christus, voorgehouden wordt in het Woord en in de sacramenten, |
- | + | Maar als wij rechtstreeks en ronduit over Christus spreken zonder op het Woord en de sacramenten te letten, zal het geloof in Hem – of om het bescheidener te zeggen: de zaak waar het om gaat, namelijk de kennis en het aannemen van Christus – nooit ophouden. Die kennis zal in de hemel juist volkomen zijn door het aanschouwen van Christus Zelf zonder de dienst van het Woord. Ik zeg dus dat de kennis niet zal vergaan, maar juist volmaakt zal zijn. De manier waarop we die kennis verkrijgen, zal dan echter moeten wijken voor het aanschouwen van God Zelf. Dit is wat de apostel in 1 Korintiërs 13:10 het volmaakte noemt: “als het volmaakte komt…”. | |
- | ==== 21. Is het ware geloof, ' | + | ==== 29. Is een zwak geloof in Christus ook een waar geloof? ==== |
- | + | Ja, want het meerdere of mindere van een substantie geeft geen verandering daarin. Ook het zwakke geloof ziet alleen op Christus en wijkt niet van Hem af. Daarom verwerft het wat de verzoening met God betreft, niet minder de vergeving van de zonden en het eeuwige leven dan het allersterkste geloof – al is het dan niet zo’n vast geloof en al geeft het ook minder vrucht. Daarom zegt Jesaja in hoofdstuk 42:3: “Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven.” Dat betekent dat God de zwakken barmhartigheid wil bewijzen; en ook wil Hij de struikelende gelovigen versterken en degenen die maar een klein en aarzelend vonkje geloof hebben, koesteren en onderhouden. Uit Romeinen 14:1-3 blijkt wel dat God degenen die zwak zijn in het geloof, toch aanneemt. En in 2 Korintiërs 12:9 lezen we: “De kracht [van Christus] openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.” | |
- | - De School-leraren (Scholastieken) leren dat alzo, die een rouw geloof | + | ==== 30. Wat is de derde eigenschap van het geloof? ==== |
- | - Aangezien | + | Het is in Gods uitverkorenen levend en krachtig. |
- | - De liefde | + | ==== 31. Waardoor |
- | + | In de eerste | |
- | ==== 22. Maar aangezien dat er gezegd wordt, | + | - Het levend en verzekerd gevoelen van Gods liefde((*Romeinen 5:1)) tot ons, dat in ons hart wordt uitgestort. |
- | + | - De zekere hoop en het verwachten van het eeuwige leven.((*Romeinen 5:1)) | |
- | Dit volgt niet meer dan dat het lichaam de gedaante zou zijn van de ziel, omdat de ziel door het lichaam | + | - De kinderlijke liefde en vreze des Heren, waardoor de gelovigen zich beijveren om God te behagen en er nauwgezet voor oppassen om Hem tot toorn te verwekken; en de liefde tot Christus met het zich verheugen in Hem. De liefde tot God behoort immers niet tot het wezen en de natuur van het geloof, maar ze is er een noodzakelijk effect of gevolg van. Het geloof is als het ware een smaken, proeven en genieten van de zoetheid in God. Zie 1 Petrus 2:3: “Indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is.” Hieruit volgt dat de liefde tot God een geloofsdaad is die voortkomt |
- | + | - De troost, de vrede in het geweten vanwege de vergeving der zonden, de blijdschap en de geestelijke vruchten die voortkomen uit het proeven van Gods gunst((*Filippenzen 1:25 *Romeinen 14:!7)) en genade. Zie 1 Petrus 1:8: “In Hem [Christus] gelooft gij (…), en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde.” | |
- | ==== 23. Welk is de vorm of de gedaante van het rechtvaardigmakend | + | - De onuitsprekelijke verzuchtingen van de Geest (Romeinen 8:26) en het vertrouwen dat uitroept: Abba, Vader (Galaten 4:6). |
- | + | - Het geduld in tegenspoed, ja, het roemen in het verdriet((*Romeinen 8: | |
- | Het vertrouwen op Gods barmhartigheid om Christus, | + | - Het verachten van de wereld. |
- | + | - De geestelijke verzekerdheid van Gods genade en vriendschap. | |
- | ==== 24. Welk zijn de bijvoegsels of eigenschappen van het geloof? ==== | + | - De liefde tot onze naasten, en dat om Gods wil, zoals de liefde tot onze medemens, welwillendheid, |
- | + | De daden barsten als het ware vanuit de innerlijke gevoelens naar buiten, zoals godsvrucht of vroomheid, rechtvaardigheid, | |
- | - Dat het zeker en ontwijfelbaar | + | ==== 32. Wat zijn de vruchten van het geloof? ==== |
- | - Dat het volhardend | + | Die vruchten |
- | - Dat het levend, krachtig | + | - Door het geloof worden we ingeënt in Christus en het zorgt ervoor dat Christus in het hart van de gelovigen woont, dat ze in Hem zijn en in gemeenschap met Hem leven. |
- | + | - Het geloof maakt ons tot kinderen van God((*Romeinen 11:24 *Galaten 2:20 *Efeziërs 3:17)); het zorgt ervoor dat onze zonden vergeven worden((*Handelingen 10:43)); het maakt ons rechtvaardig((*Genesis 15:6 *Handelingen 13:39 Romeinen 3 en 4. *Romeinen 9:32)); het garandeert ons dat we niet beschaamd zullen worden; het geeft ons toegang tot God((*Efeziërs 2:18)); het vernieuwt ons verstand en onze wil, en het mag dat ook houden; het reinigt ons hart((*Handelingen 15:9)); het verkrijgt van God alles wat het wil((*Matteüs 8:13)) en alles wat tot Gods eer strekt; het neemt alles ter hand, want in Marcus 9:23 staat: “Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft”; het overwint de wereld en de duivel((*1 Johannes 5:4)); het veracht en verwerpt de duivel en zijn daden op allerlei manieren met hart, mond en leven((*Efeziërs 5:11)); en ten slotte rust het geheel en al op God en heeft het dag en nacht een behagen in Zijn geboden en werken((*Psalm 1:2)).\\ Maar al deze dingen doet het geloof niet zelf, maar Hij die het aanneemt, namelijk Christus Jezus. Híj doet ze, en in Hem kunnen wij alle dingen doen die nodig zijn tot zaligheid.((*Filippenzen 4:13)) | |
- | ==== 25. Waaruit bewijst | + | ==== 33. Wat is het doel van het geloof? ==== |
- | + | Het doel is op twee zaken gericht: ten aanzien van ons, is dat de zaligheid van onze ziel, zoals 1 Petrus 1:9 staat: “Daar gij het einddoel des geloofs | |
- | - 1 Johannes 3:2. De gelovigen weten dat ze kinderen van God zijn, versterkt en hierin | + | ==== 34. Door welke ervaringen |
- | - Uit de aanmerking | + | Wat het innerlijk van de mens betreft, gebeurt dat door het vleselijke verstand; door allerlei twijfels die zo nu en dan in het hart van de mens opkomen, veroorzaakt door verkeerde voorstellingen van de leer; door de listige streken van de duivelen((*Romeinen 3:20)); door ketterijen((*Deuteronomium 13:1)); door het twisten van predikanten in de kerk; door ontrouw van de broeders; door het ongecontroleerd toelaten van allerlei zondige praktijken; door de voorspoed die de goddelozen hebben((*Jeremia 12:1 *Maleachi 2:17 *Psalm 73:2-3)); door het klein getal van de gelovigen; door het gebrekkige van de gemeente en haar onderdrukking; |
- | - Het geloof | + | Wat het uitwendige leven betreft, zijn die beproevingen er door het kruis-dragen in dit leven, waarbij men als goud door het vuur beproefd wordt. Het oefenen van lijdzaamheid onder het kruis, samen met het aanroepen van God in de verwachting dat Hij zal verlossen is als het ware een beproeving van het geloof waarbij het gaat om de vraag of het een waarachtig geloof is of niet((*1 Petrus 1:7)) – zoals we dat in Job zien((*Job 23:10)). Over deze beproeving zegt Jakobus in hoofdstuk 1:12: “Zalig is de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen.” |
- | + | ==== 35. Wat is het profijt | |
- | Zodat het geen gelovig mens is, die niet ten volle verzekerd is, dat God hem toegedaan is, en zo verzekerd is van zijn zaligheid, dat hij met een vertrouwen | + | Het profijt |
- | + | ==== 36. Worden wij gelovigen genoemd vanwege het actieve | |
- | ==== 26. En wordt dan het geloof van de uitverkorenen niet besprongen | + | Het geloof houdt in de Schrift soms standvastigheid en waarheid in voor wat betreft het trouw vasthouden aan woorden, daden en met elkaar gesloten verbonden. Het wordt dan zowel in actieve als passieve zin opgevat. In die betekenis worden degenen die hun woord houden, trouw zijn in hun beloften en de hun opgelegde taak trouw verrichten, ook gelovigen genoemd. Dat zien we in Lucas 23:42 verwoord: “Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester …?” En ook in hoofdstuk 16:10: “Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw.” In passieve zin geldt het als men iemand als trouw en oprecht ziet en als iemand die men mag vertrouwen, die een betrouwbaar en geloofwaardig woord spreekt en ook een betrouwbaar mens is.((*1 Timoteüs 1:2,11)) |
- | + | Maar als men spreekt over de rechtvaardiging, | |
- | Ja het toch, want David zegt in Psalm 31: | + | ==== 37. Welke zaken zijn met het geloof gelijk |
- | + | De hoop en de liefde, die ook gaven van de Heilige Geest zijn.((*1 Korintiërs 12:4 *1 Korintiërs 13:13)) | |
- | Daarom zeggen | + | ==== 38. Waarin zijn deze twee van het geloof onderscheiden? |
- | + | Het geloof is een kennen en aannemen van Christus, Die ons aangeboden wordt en als het ware aanwezig is in het Woord en in de sacramenten. De hoop is echter een verwachten van Christus, Die in het hiernamaals volkomen zal worden geopenbaard met al Zijn weldaden. Anders gezegd: de hoop is een verwachten van de dingen die het geloof gelooft, omdat die door God waarachtig beloofd en toegezegd zijn. Het geloof gelooft dus dat God waarachtig is, en de hoop verwacht dat Hij Zich altijd aan ons bewijst. Het geloof gelooft het eeuwige leven dat ons gegeven is, en de hoop verwacht het totdat het aan ons geopenbaard wordt. Het geloof is de basis, waar de hoop op rust, en de hoop voedt en onderhoudt het geloof. De woorden ‘geloof’ en ‘hoop’ worden dan ook vaak verwisseld, en dat vooral vanwege de innige verbinding en verwantschap die er is in het gebruik van deze woorden((*1 Petrus 1:5 *Romeinen 8:24)). Luther zegt: “Het geloof kijkt naar het woord van het voorwerp, en de hoop naar het voorwerp van het woord.” | |
- | Daar is derhalve | + | Vervolgens is er het geloof dat ontvangt, terwijl de liefde voortkomt uit het geloof en niet het geloof uit de liefde. |
- | + | Het voorwerp van het geloof is Christus met al Zijn weldaden, die ons in het Evangelie worden voorgehouden; | |
- | ==== 27. En kan het geloof niet ophouden | + | Ten slotte wordt de meeste van deze drie deugden de liefde genoemd.((*1 Korintiërs 13:13)) Dat geldt ten aanzien van het gebruik, want de liefde heeft betrekking op onze naasten, terwijl de beide andere deugden niet gelden buiten de persoon om van hem die gelooft en hoopt. |
- | + | ==== 29. Welke dingen | |
- | Gelijk als het geloof | + | - Het ongeloof van alle ongelovigen die in hun hart zeggen: “Er is geen God” (Psalm 14:1). |
- | + | - De traagheid van christenen die het Woord horen maar het niet echt geloven; en van mensen die van God wel het een en ander geloven, maar niet zoals de Schrift dat leert; ze volgen daarbij de verzinsels die hun eigen hart ingeeft. | |
- | Bovendien zegt de apostel, Efezi</ | + | - De zorgeloosheid van het vlees, en ook de verachtelijke houding tegenover Gods rechtvaardigheid waarmee Hij de zonden straft. |
- | + | - Het vertrouwen van de Joden op het eigen vleselijk kunnen.((*Filippenzen 3:3)) | |
- | Ten laatste, aangemerkt | + | - Onze eigendunk en het vertrouwen op eigen krachten, werkzaamheden en verdiensten; |
- | + | - Het vertrouwen op menselijke hulp((*Jesaja 30:2)). | |
- | ==== 28. En zal het dan nochtans | + | - Het wantrouwen en de intellectuele, |
- | + | - Het wanhopen [aan de zaligheid]. | |
- | Ten aanzien | + | - De dwaling van de roomsen, die zeggen dat men niet alleen alles moet geloven wat in de Schrift geopenbaard is, maar ook alles wat buiten de Schrift om van de een aan de ander is doorgegeven. En ook de dwaling dat er factoren zijn, die er op een andere manier voor kunnen zorgen dat we gerechtvaardigd worden. Dan is er een geschiktheid – die door de liefde wordt begunstigd – om gerechtvaardigd te worden. Bovendien leren ze dat er geen tegenstelling is tussen geloven en twijfel, en dat we dus van Gods genade voor ons niets met zekerheid kunnen zeggen dan alleen dat we [ten aanzien van die genade] een bescheiden veronderstelling mogen koesteren. Verder stellen ze ook dat wat de kerk gelooft, de katholieke of algemene waarheid is. Het geloof kan dus in mensen zijn die op een goddeloze manier blijven leven, en het rechtvaardigt dan ook niet. Er kan nauwelijks iets gezegd worden dat meer beledigend en smadelijk is voor het rechtvaardigend geloof dan dit. Van dat geloof zegt Christus namelijk: “Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe” (Johannes 6:40). Het is nog erger: zij leren dat het geloof zich alleen manifesteert in algemene voorstellingen van zaken, zoals: “Wie de geboden houdt, zal tot het leven ingaan”, en: “Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.” Maar niet in persoonlijke zin, zoals: “Ik zal tot het leven ingaan, ik zal zalig worden”, of: “De zonden zijn mij vergeven.” Dit laatste zou een ijdel vertrouwen zijn, zeggen ze, maar de hoop past de algemene uitspraken wel toe op de individuele personen, al kan dat evenwel ook gemist worden… Paulus zegt in Romeinen 5:5 echter nadrukkelijk: |
- | + | - De grote dwaasheid van de zogenaamde geestdrijvers, | |
- | ==== 29. Is een zwak geloof in Christus, ook een waar geloof? ==== | + | |
- | + | ||
- | Ja het: | + | |
- | + | ||
- | ==== 30. Welk is het derde bijvoegsel of eigenschap van het geloof? ==== | + | |
- | + | ||
- | Dat het in de uitverkorenen levend en krachtig | + | |
- | + | ||
- | ==== 31. Waaruit | + | |
- | + | ||
- | Ten eerste, uit | + | |
- | + | ||
- | ==== 32. Welke zijn de eerste werken en vruchten van het geloof? ==== | + | |
- | + | ||
- | Dezelve | + | |
- | + | ||
- | - Het grift | + | |
- | + | ||
- | ==== 33. Welk is het doel van het geloof? ==== | + | |
- | + | ||
- | Het doel is tweeërlei: Het eerste | + | |
- | + | ||
- | ==== 34. Door wat ervarenheid of bevinding | + | |
- | + | ||
- | Inwendig | + | |
- | + | ||
- | ==== 35. Wat is het gebruik | + | |
- | + | ||
- | Het gebruik | + | |
- | + | ||
- | ==== 36. Worden wij gelovigen genoemd vanwege het krachtig geloof, | + | |
- | + | ||
- | Alhoewel | + | |
- | + | ||
- | ==== 37. Welke dingen | + | |
- | + | ||
- | De hoop en de liefde | + | |
- | + | ||
- | ==== 38. Waarin zijn ze van het geloof onderscheiden? | + | |
- | + | ||
- | Het geloof | + | |
- | + | ||
- | ==== 39. Welke dingen | + | |
- | + | ||
- | - De ongelovigheid | + | |
- | + |