Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


institutie:29

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
institutie:29 [01-07-2025 om 09.48 uur] Cornelis Bregmaninstitutie:29 [04-09-2025 om 23.53 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 76: Regel 76:
 Dat is de ziel van de mens. In het verstand((*Lucas 24:45 *Efeziërs 4:23)) berust zowel de kennis als de beoordeling en de toestemming op het Woord en de belofte van God; terwijl het aannemen en omhelzen daarvan in de wil en het hart is te vinden. “En de Here opende [Lydia’s] hart, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gezegd werd” (Handelingen 16:14). En in Romeinen 10:10 staat: “Met het hart gelooft men tot gerechtigheid.” Dat is de ziel van de mens. In het verstand((*Lucas 24:45 *Efeziërs 4:23)) berust zowel de kennis als de beoordeling en de toestemming op het Woord en de belofte van God; terwijl het aannemen en omhelzen daarvan in de wil en het hart is te vinden. “En de Here opende [Lydia’s] hart, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gezegd werd” (Handelingen 16:14). En in Romeinen 10:10 staat: “Met het hart gelooft men tot gerechtigheid.”
 ==== 19. Wie mogen in het geloof delen of aan wie wordt het geloof gegeven? ==== ==== 19. Wie mogen in het geloof delen of aan wie wordt het geloof gegeven? ====
-Het geloof wordt niet aan alle mensen gegeven, want zij horen niet allemaal het Evangelie.((*Handelingen 17:30)) En niet allen die het horen, ontvangen het in een gereinigd en zuiver hart, zoals geleerd wordt in de gelijkenis van de zaaier.((*Matteüs 13:3 e.v.)) Ook zijn ze niet allemaal aan het Evangelie gehoorzaam((*Romeinen 10:17)), want Jesaja zegt in hoofdstuk 53:1: “Wie gelooft, wat wij gehoord hebben?” Het geloof is dus niet iets wat alle mensen bezitten, maar alleen de uitverkorenen((*2 Tessalonicenzen 3:2)). In Johannes 8:47 staat: “Wie uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gij niet, omdat gij uit God niet zijt.” En in Handelingen 13:48: “En allen, die bestemd waren ten eeuwigen leven, kwamen tot geloof.” De apostel zegt tegen Titus: “Paulus, een dienstknecht van God, een apostel van Jezus Christus, naar het geloof der uitverkorenen Gods…”. Uit dit alles mogen we concluderen dat het geloof voor ons een ontwijfelbaar bewijs is van onze verkiezing. Het is wel waar dat ook de verworpenen soms in Christus schijnen te geloven, wat ook wel van hen gezegd wordt, maar zij geloven slechts voor een bepaalde tijd. Daarvan leest men in Lucas 8:13 en ook in Handelingen 8:13, waar het over Simon de tovenaar gaat. Zij hebben wel tijdelijk de smaak van de hemelse gaven((*Hebreeën 6:4)), maar ze missen het levende en zaligmakende geloof. Ze worden namelijk niet begiftigd met de Geest der aanneming tot kinderen van God, om volmondig en met een volkomen vertrouwen te zeggen: “Abba, Vader” (Galaten 4:6). Ze hebben niet meer dan een geveinsd en tijdelijk geloof.+Het geloof wordt niet aan alle mensen gegeven, want zij horen niet allemaal het Evangelie.((*Handelingen 17:30)) En niet allen die het horen, ontvangen het in een gereinigd en zuiver hart, zoals geleerd wordt in de gelijkenis van de zaaier.((*Matteüs 13:3 e.v.)) Ook zijn ze niet allemaal aan het Evangelie gehoorzaam((*Romeinen 10:17)), want Jesaja zegt in hoofdstuk ~Jesaja 53:1: “Wie gelooft, wat wij gehoord hebben?” Het geloof is dus niet iets wat alle mensen bezitten, maar alleen de uitverkorenen((*2 Tessalonicenzen 3:2)). In Johannes 8:47 staat: “Wie uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gij niet, omdat gij uit God niet zijt.” En in Handelingen 13:48: “En allen, die bestemd waren ten eeuwigen leven, kwamen tot geloof.” De apostel zegt tegen Titus: “Paulus, een dienstknecht van God, een apostel van Jezus Christus, naar het geloof der uitverkorenen Gods…”. Uit dit alles mogen we concluderen dat het geloof voor ons een ontwijfelbaar bewijs is van onze verkiezing. Het is wel waar dat ook de verworpenen soms in Christus schijnen te geloven, wat ook wel van hen gezegd wordt, maar zij geloven slechts voor een bepaalde tijd. Daarvan leest men in Lucas 8:13 en ook in Handelingen 8:13, waar het over Simon de tovenaar gaat. Zij hebben wel tijdelijk de smaak van de hemelse gaven((*Hebreeën 6:4)), maar ze missen het levende en zaligmakende geloof. Ze worden namelijk niet begiftigd met de Geest der aanneming tot kinderen van God, om volmondig en met een volkomen vertrouwen te zeggen: “Abba, Vader” (Galaten 4:6). Ze hebben niet meer dan een geveinsd en tijdelijk geloof.
 ==== 20. Hebben kinderen het geloof in daadwerkelijke zin? ==== ==== 20. Hebben kinderen het geloof in daadwerkelijke zin? ====
 Nee, en dan bedoel ik het geloof dat uit het gehoor is, omdat het Evangelie hun nog niet wordt gepredikt. Het is overigens wel duidelijk dat Christus in Matteüs 18:6 spreekt over de ‘kleinen’ die in Hem geloven – en dan gaat het niet over de leeftijd maar over de ootmoed. Hij spreekt in dit verband namelijk over hen die door woorden of werken geërgerd kunnen worden, iets wat bij kinderen niet kan voorkomen, omdat zij nog geen verstandelijke kennis hebben. Men kan echter niet ontkennen dat kinderen door Gods bijzondere voorzienigheid geleid kunnen worden en dat de uitverkoren kinderen ook enig zaad van geloof wordt ingestort. Nee, en dan bedoel ik het geloof dat uit het gehoor is, omdat het Evangelie hun nog niet wordt gepredikt. Het is overigens wel duidelijk dat Christus in Matteüs 18:6 spreekt over de ‘kleinen’ die in Hem geloven – en dan gaat het niet over de leeftijd maar over de ootmoed. Hij spreekt in dit verband namelijk over hen die door woorden of werken geërgerd kunnen worden, iets wat bij kinderen niet kan voorkomen, omdat zij nog geen verstandelijke kennis hebben. Men kan echter niet ontkennen dat kinderen door Gods bijzondere voorzienigheid geleid kunnen worden en dat de uitverkoren kinderen ook enig zaad van geloof wordt ingestort.
Regel 113: Regel 113:
 Het is in Gods uitverkorenen levend en krachtig. Het is in Gods uitverkorenen levend en krachtig.
 ==== 31. Waardoor wordt het een levend en krachtig geloof genoemd? ==== ==== 31. Waardoor wordt het een levend en krachtig geloof genoemd? ====
-In de eerste plaats door de //gevoelens// in het hart. En in de tweede plaats door de //daden// die het geloof in de gelovigen tot stand brengt. Het zijn gevoelens of genegenheden die in het hart van de gelovigen door het aannemen van Christus met al Zijn weldaden door het geloof worden ontstoken. Dat zijn:+In de eerste plaats door de //gevoelens// in het hart. En in de tweede plaats door de //daden// die het geloof in de gelovigen tot stand brengt. Het zijn gevoelens of genegenheden die in het hart van de gelovigen door het aannemen van Christus met al zijn weldaden door het geloof worden ontstoken. Dat zijn:
   - Het levend en verzekerd gevoelen van Gods liefde((*Romeinen 5:1)) tot ons, dat in ons hart wordt uitgestort.   - Het levend en verzekerd gevoelen van Gods liefde((*Romeinen 5:1)) tot ons, dat in ons hart wordt uitgestort.
   - De zekere hoop en het verwachten van het eeuwige leven.((*Romeinen 5:1))   - De zekere hoop en het verwachten van het eeuwige leven.((*Romeinen 5:1))
-  - De kinderlijke liefde en vreze des Heren, waardoor de gelovigen zich beijveren om God te behagen en er nauwgezet voor oppassen om Hem tot toorn te verwekken; en de liefde tot Christus met het zich verheugen in Hem. De liefde tot God behoort immers niet tot het wezen en de natuur van het geloof, maar ze is er een noodzakelijk effect of gevolg van. Het geloof is als het ware een smaken, proeven en genieten van de zoetheid in God. Zie 1 Petrus 2:3: “Indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is.” Hieruit volgt dat de liefde tot God een geloofsdaad is die voortkomt uit die o zo zoete aanneming en dat proeven – om zo te zeggen – van Gods goedheid.+  - De kinderlijke liefde en vreze des Heren, waardoor de gelovigen zich beijveren om God te behagen en er nauwgezet voor oppassen om Hem tot toorn te verwekken; en de liefde tot Christus met het zich verheugen in Hem. De liefde tot God behoort wel niet tot het wezen en de natuur van het geloof, maar ze is er een noodzakelijk effect of gevolg van. Het geloof is als het ware een smaken, proeven en genieten van de zoetheid in God. Zie 1 Petrus 2:3: “Indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is.” Hieruit volgt dat de liefde tot God een geloofsdaad is die voortkomt uit die o zo zoete aanneming en dat proeven – om zo te zeggen – van Gods goedheid.
   - De troost, de vrede in het geweten vanwege de vergeving der zonden, de blijdschap en de geestelijke vruchten die voortkomen uit het proeven van Gods gunst((*Filippenzen 1:25 *Romeinen 14:!7)) en genade. Zie 1 Petrus 1:8: “In Hem [Christus] gelooft gij (…), en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde.”   - De troost, de vrede in het geweten vanwege de vergeving der zonden, de blijdschap en de geestelijke vruchten die voortkomen uit het proeven van Gods gunst((*Filippenzen 1:25 *Romeinen 14:!7)) en genade. Zie 1 Petrus 1:8: “In Hem [Christus] gelooft gij (…), en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde.”
   - De onuitsprekelijke verzuchtingen van de Geest (Romeinen 8:26) en het vertrouwen dat uitroept: Abba, Vader (Galaten 4:6).   - De onuitsprekelijke verzuchtingen van de Geest (Romeinen 8:26) en het vertrouwen dat uitroept: Abba, Vader (Galaten 4:6).
Regel 127: Regel 127:
 Die vruchten zijn vele, en wel om de volgende redenen: Die vruchten zijn vele, en wel om de volgende redenen:
   - Door het geloof worden we ingeënt in Christus en het zorgt ervoor dat Christus in het hart van de gelovigen woont, dat ze in Hem zijn en in gemeenschap met Hem leven.   - Door het geloof worden we ingeënt in Christus en het zorgt ervoor dat Christus in het hart van de gelovigen woont, dat ze in Hem zijn en in gemeenschap met Hem leven.
-  - Het geloof maakt ons tot kinderen van God((*Romeinen 11:24 *Galaten 2:20 *Efeziërs 3:17)); het zorgt ervoor dat onze zonden vergeven worden((*Handelingen 10:43)); het maakt ons rechtvaardig((*Genesis 15:6 *Handelingen 13:39 Romeinen 3 en 4. *Romeinen 9:32)); het garandeert ons dat we niet beschaamd zullen worden; het geeft ons toegang tot God((*Efeziërs 2:18)); het vernieuwt ons verstand en onze wil, en het mag dat ook houden; het reinigt ons hart((*Handelingen 15:9)); het verkrijgt van God alles wat het wil((*Matteüs 8:13)) en alles wat tot Gods eer strekt; het neemt alles ter hand, want in Marcus 9:23 staat: “Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft”; het overwint de wereld en de duivel((*1 Johannes 5:4)); het veracht en verwerpt de duivel en zijn daden op allerlei manieren met hart, mond en leven((*Efeziërs 5:11)); en ten slotte rust het geheel en al op God en heeft het dag en nacht een behagen in Zijn geboden en werken((*Psalm 1:2)).\\ Maar al deze dingen doet het geloof niet zelf, maar Hij die het aanneemt, namelijk Christus Jezus. Híj doet ze, en in Hem kunnen wij alle dingen doen die nodig zijn tot zaligheid.((*Filippenzen 4:13))+  - Het geloof maakt ons tot kinderen van God((*Romeinen 11:24 *Galaten 2:20 *Efeziërs 3:17)); het zorgt ervoor dat onze zonden vergeven worden((*Handelingen 10:43)); het maakt ons rechtvaardig((*Genesis 15:6 *Handelingen 13:39 Romeinen 3 en 4. *Romeinen 9:32)); het garandeert ons dat we niet beschaamd zullen worden; het geeft ons toegang tot God((*Efeziërs 2:18)); het vernieuwt ons verstand en onze wil, en het mag dat ook houden; het reinigt ons hart((*Handelingen 15:9)); het verkrijgt van God alles wat het wil((*Matteüs 8:13)) en alles wat tot Gods eer strekt; het neemt alles ter hand, want in Marcus 9:23 staat: “Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft”; het overwint de wereld en de duivel((*1 Johannes 5:4)); het veracht en verwerpt de duivel en zijn daden op allerlei manieren met hart, mond en leven((*Efeziërs 5:11)); en ten slotte rust het geheel en al op God en heeft het dag en nacht een behagen in zijn geboden en werken((*Psalm 1:2)).\\ Maar al deze dingen doet het geloof niet zelf, maar Hij die het aanneemt, namelijk Christus Jezus. Híj doet ze, en in Hem kunnen wij alle dingen doen die nodig zijn tot zaligheid.((*Filippenzen 4:13))
 ==== 33. Wat is het doel van het geloof? ==== ==== 33. Wat is het doel van het geloof? ====
-Het doel is op twee zaken gericht: ten aanzien van ons, is dat de zaligheid van onze ziel, zoals 1 Petrus 1:9 staat: “Daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen”, en het eeuwige leven((*Johannes 3:15-16,18,36 *Johannes 20:31)); en ten aanzien van God is dat Zijn eer en heerlijkheid.+Het doel is op twee zaken gericht: ten aanzien van ons, is dat de zaligheid van onze ziel, zoals 1 Petrus 1:9 staat: “Daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen”, en het eeuwige leven((*Johannes 3:15-16,18,36 *Johannes 20:31)); en ten aanzien van God is dat zijn eer en heerlijkheid.
 ==== 34. Door welke ervaringen wordt het geloof op de proef gesteld? ==== ==== 34. Door welke ervaringen wordt het geloof op de proef gesteld? ====
 Wat het innerlijk van de mens betreft, gebeurt dat door het vleselijke verstand; door allerlei twijfels die zo nu en dan in het hart van de mens opkomen, veroorzaakt door verkeerde voorstellingen van de leer; door de listige streken van de duivelen((*Romeinen 3:20)); door ketterijen((*Deuteronomium 13:1)); door het twisten van predikanten in de kerk; door ontrouw van de broeders; door het ongecontroleerd toelaten van allerlei zondige praktijken; door de voorspoed die de goddelozen hebben((*Jeremia 12:1 *Maleachi 2:17 *Psalm 73:2-3)); door het klein getal van de gelovigen; door het gebrekkige van de gemeente en haar onderdrukking; door de afval van velen die het geloof vaarwel zeggen; door de beproeving die ontstaat vanuit het lang uitblijven van [de vervulling van] Gods beloften; door de waarschuwingen met betrekking tot de toorn van God over onze ongerechtigheden; door het gemene lachje van spotters die vragen: “Waar blijft de belofte van zijn komst?” (2 Petr. 3:4) Augustinus zegt van al deze dingen: “God laat ze toe, opdat degenen die dit horen en zien, beproefd worden en zij zich afvragen hoe het geloof in God in hun leven werkzaam is. Wat het innerlijk van de mens betreft, gebeurt dat door het vleselijke verstand; door allerlei twijfels die zo nu en dan in het hart van de mens opkomen, veroorzaakt door verkeerde voorstellingen van de leer; door de listige streken van de duivelen((*Romeinen 3:20)); door ketterijen((*Deuteronomium 13:1)); door het twisten van predikanten in de kerk; door ontrouw van de broeders; door het ongecontroleerd toelaten van allerlei zondige praktijken; door de voorspoed die de goddelozen hebben((*Jeremia 12:1 *Maleachi 2:17 *Psalm 73:2-3)); door het klein getal van de gelovigen; door het gebrekkige van de gemeente en haar onderdrukking; door de afval van velen die het geloof vaarwel zeggen; door de beproeving die ontstaat vanuit het lang uitblijven van [de vervulling van] Gods beloften; door de waarschuwingen met betrekking tot de toorn van God over onze ongerechtigheden; door het gemene lachje van spotters die vragen: “Waar blijft de belofte van zijn komst?” (2 Petr. 3:4) Augustinus zegt van al deze dingen: “God laat ze toe, opdat degenen die dit horen en zien, beproefd worden en zij zich afvragen hoe het geloof in God in hun leven werkzaam is.
-Wat het uitwendige leven betreft, zijn die beproevingen er door het kruis-dragen in dit leven, waarbij men als goud door het vuur beproefd wordt. Het oefenen van lijdzaamheid onder het kruis, samen met het aanroepen van God in de verwachting dat Hij zal verlossen is als het ware een beproeving van het geloof waarbij het gaat om de vraag of het een waarachtig geloof is of niet((*1 Petrus 1:7)) – zoals we dat in Job zien((*Job 23:10)). Over deze beproeving zegt Jakobus in hoofdstuk 1:12: “Zalig is de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen.”+Wat het uitwendige leven betreft, zijn die beproevingen er door het kruis-dragen in dit leven, waarbij men als goud door het vuur beproefd wordt. Het oefenen van lijdzaamheid onder het kruis, samen met het aanroepen van God in de verwachting dat Hij zal verlossen is als het ware een beproeving van het geloof waarbij het gaat om de vraag of het een waarachtig geloof is of niet((*1 Petrus 1:7)) – zoals we dat in Job zien((*Job 23:10)). Over deze beproeving zegt Jakobus in hoofdstuk ~Jakobus 1:12: “Zalig is de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen.”
 ==== 35. Wat is het profijt van het geloof? ==== ==== 35. Wat is het profijt van het geloof? ====
 Het profijt of nut van het geloof is gedurende al de jaren van ons leven heel groot. Want het geloof is het éne ding dat nodig is volgens Lucas 10:42. En Hebreeën 11:6 zegt ons: “Zonder geloof is het onmogelijk Hem [God] te behagen.” Hierdoor verheffen we ons niet in een tijd van voorspoed, laten we de moed niet zakken in tegenspoed en gaan we door de dood heen voort tot in het eeuwige leven. Het profijt of nut van het geloof is gedurende al de jaren van ons leven heel groot. Want het geloof is het éne ding dat nodig is volgens Lucas 10:42. En Hebreeën 11:6 zegt ons: “Zonder geloof is het onmogelijk Hem [God] te behagen.” Hierdoor verheffen we ons niet in een tijd van voorspoed, laten we de moed niet zakken in tegenspoed en gaan we door de dood heen voort tot in het eeuwige leven.
Regel 141: Regel 141:
 De hoop en de liefde, die ook gaven van de Heilige Geest zijn.((*1 Korintiërs 12:4 *1 Korintiërs 13:13)) De hoop en de liefde, die ook gaven van de Heilige Geest zijn.((*1 Korintiërs 12:4 *1 Korintiërs 13:13))
 ==== 38. Waarin zijn deze twee van het geloof onderscheiden? ==== ==== 38. Waarin zijn deze twee van het geloof onderscheiden? ====
-Het geloof is een kennen en aannemen van Christus, Die ons aangeboden wordt en als het ware aanwezig is in het Woord en in de sacramenten. De hoop is echter een verwachten van Christus, Die in het hiernamaals volkomen zal worden geopenbaard met al Zijn weldaden. Anders gezegd: de hoop is een verwachten van de dingen die het geloof gelooft, omdat die door God waarachtig beloofd en toegezegd zijn. Het geloof gelooft dus dat God waarachtig is, en de hoop verwacht dat Hij Zich altijd aan ons bewijst. Het geloof gelooft het eeuwige leven dat ons gegeven is, en de hoop verwacht het totdat het aan ons geopenbaard wordt. Het geloof is de basis, waar de hoop op rust, en de hoop voedt en onderhoudt het geloof. De woorden ‘geloof’ en ‘hoop’ worden dan ook vaak verwisseld, en dat vooral vanwege de innige verbinding en verwantschap die er is in het gebruik van deze woorden((*1 Petrus 1:5 *Romeinen 8:24)). Luther zegt: “Het geloof kijkt naar het woord van het voorwerp, en de hoop naar het voorwerp van het woord.”+Het geloof is een kennen en aannemen van Christus, die ons aangeboden wordt en als het ware aanwezig is in het Woord en in de sacramenten. De hoop is echter een verwachten van Christus, die in het hiernamaals volkomen zal worden geopenbaard met al zijn weldaden. Anders gezegd: de hoop is een verwachten van de dingen die het geloof gelooft, omdat die door God waarachtig beloofd en toegezegd zijn. Het geloof gelooft dus dat God waarachtig is, en de hoop verwacht dat Hij Zich altijd aan ons bewijst. Het geloof gelooft het eeuwige leven dat ons gegeven is, en de hoop verwacht het totdat het aan ons geopenbaard wordt. Het geloof is de basis, waar de hoop op rust, en de hoop voedt en onderhoudt het geloof. De woorden ‘geloof’ en ‘hoop’ worden dan ook vaak verwisseld, en dat vooral vanwege de innige verbinding en verwantschap die er is in het gebruik van deze woorden((*1 Petrus 1:5 *Romeinen 8:24)). Luther zegt: “Het geloof kijkt naar het woord van het voorwerp, en de hoop naar het voorwerp van het woord.”
 Vervolgens is er het geloof dat ontvangt, terwijl de liefde voortkomt uit het geloof en niet het geloof uit de liefde. Het geloof maakt ons kinderen van God((*1 Johannes 4:15-16)), de liefde bewijst dat we het zijn((*Johannes 13:35)). Vervolgens is er het geloof dat ontvangt, terwijl de liefde voortkomt uit het geloof en niet het geloof uit de liefde. Het geloof maakt ons kinderen van God((*1 Johannes 4:15-16)), de liefde bewijst dat we het zijn((*Johannes 13:35)).
-Het voorwerp van het geloof is Christus met al Zijn weldaden, die ons in het Evangelie worden voorgehouden; maar het voorwerp van de liefde is God en de naaste((*Matteüs 22:37-39)). Bovendien blijft het geloof alleen van stand in deze wereld, terwijl het in het eeuwige leven verwisseld zal worden in een volkomen kennen van God, terwijl de liefde in deze toekomende wereld juist het allersterkst zal zijn en tot volkomen bloei zal komen.((*1 Korintiërs 13:8))+Het voorwerp van het geloof is Christus met al Zijn weldaden, die ons in het Evangelie worden voorgehouden; maar het voorwerp van de liefde is God en de naaste((*Matteüs 22:37-39)). Bovendien blijft het geloof alleen tot stand in deze wereld, terwijl het in het eeuwige leven verwisseld zal worden in een volkomen kennen van God, terwijl de liefde in deze toekomende wereld juist het allersterkst zal zijn en tot volkomen bloei zal komen.((*1 Korintiërs 13:8))
 Ten slotte wordt de meeste van deze drie deugden de liefde genoemd.((*1 Korintiërs 13:13)) Dat geldt ten aanzien van het gebruik, want de liefde heeft betrekking op onze naasten, terwijl de beide andere deugden niet gelden buiten de persoon om van hem die gelooft en hoopt. Ten slotte wordt de meeste van deze drie deugden de liefde genoemd.((*1 Korintiërs 13:13)) Dat geldt ten aanzien van het gebruik, want de liefde heeft betrekking op onze naasten, terwijl de beide andere deugden niet gelden buiten de persoon om van hem die gelooft en hoopt.
-==== 29. Welke dingen zijn in strijd met [de leer van] het geloof? ====+==== 39. Welke dingen zijn in strijd met [de leer van] het geloof? ====
   - Het ongeloof van alle ongelovigen die in hun hart zeggen: “Er is geen God” (Psalm 14:1).   - Het ongeloof van alle ongelovigen die in hun hart zeggen: “Er is geen God” (Psalm 14:1).
   - De traagheid van christenen die het Woord horen maar het niet echt geloven; en van mensen die van God wel het een en ander geloven, maar niet zoals de Schrift dat leert; ze volgen daarbij de verzinsels die hun eigen hart ingeeft.   - De traagheid van christenen die het Woord horen maar het niet echt geloven; en van mensen die van God wel het een en ander geloven, maar niet zoals de Schrift dat leert; ze volgen daarbij de verzinsels die hun eigen hart ingeeft.


Paginahulpmiddelen