Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:29

Dit is een oude revisie van het document!


Inhoud

Het geloof

1. Vanwaar komt het woordje geloof?

Geloof, in het Latijn Fides, komt van Fio, ik word, overmits dat het wordt of geschiedt, dat iemand gezegd of beloofd heeft: en het betekent soms Actief, of in de dadelijke zin, soms Passief, of in de lijdelijke zin, als in degenen die belooft, dare & servare Fidem (belofte of geloof doen en houden), in degene die gelooft of vertrouwt, habere fidem (geloven, vertrouwen). Bij de Hebreeën wordt het genoemd vanwege de vastheid en volstandigheid van de dingen, die gezegd en beloofd zijn, Emunah van het woord Aman (hij is waarachtig geweest, of het is waarachtig geweest), vanwaar ook het woord Amen afkomstig is, hetwelk eenieder bekend is, en betekent, het zij waar of het zij vast, zeke en bondig. De Grieken noement het Pistin, van de 3. prae. passi. Pepeismai, ik had wasgemaakt. Vanwaar komt Peit homai, ik wordt geleerd, ik wordt overtuigd, verzekerd, of wijs gemaakt, ik stem het toe, en ik geloof vast, zoals Romeinen 8:3838 Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten.: Pepeismai, Ik ben verzekerd, dat noch dood, nog enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods. Het activum of het dadelijk woord is Peithoo, ik raad, ik leer een ander, zoals in 1 Johannes 3:1919 Hieraan zullen wij onderkennen, dat wij uit de waarheid zijn en voor Hem ons hart overtuigen.: Voor God Peisomen, zullen wij onze harten verzekeren, Praet. medium is Peppoitha, ik betrouw, zoals Romeinen 2:1919 en u overtuigd houdt, dat gij een leidsman van blinden zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn. Pepoithas, gij betrouwt uzelf te zijn een onderwijzer der onwijzen. En Filippenzen 1:66 Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus. Pepoithoos, vertrouwende: Dat is, voorzeker wetende, en vertrouwende, of verzekerd zijnde, ditzelve, dat Hij die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus. Zo komt het woord Pistis, geloof, zeer wel overeen met zijn oorsprong, zodat het als een dochter is toupeithein of toupeitthontos, van degene, die leraart en verzekert. Hierom acht Valla, dat men het geloof zeer wel zou mogen noemen, een overtuiging, verzekerdheid, of een vaste toestemming. Van dit woord Pistis Pisteuoo, is stem het toe, ik geloof, ik vertrouw, als in dit versje van Phocylidis.

Laoo me piste ùe, Polutropos est in homilos

Dat is,

En gelooft, of en vertrouwt het volk niet, want het is een ongestadige hoop, dan prijst het of laakt het dit, dan dat.

2. Wat verschilt het geloof van opinie, waan, of mening, en van wetenschap?

Opinie of waan wordt genoemd, dat naar de ene partij helt, niet zonder vrees of twijfel dat de waarheid aan de andere zijde is. En wetenschap baart een vast toestemmen, doch uit de demonstraties of bewijsredenen, die daartoe gebruikt worden. Want demonstratie is een sluitrede, die doet weten. Maar het geloof steunt op autoriteit, en het stemt het woord Gods vastelijk toe door het inblazen van de Heilige Geest, voor zoveel als het tot de zaak dient, en het steunt op Gods autoriteit zelf.

3. Wat betekent het woord geloof in de schriftuur?

Verscheidene dingen, die ook verscheiden soorten van het geloof maken.

  1. Het betekent getrouwheid, waarheid, en volstandigheid in het houden van beloften en verbonden, Roemeinen 3:33 Want wíj zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen.. Zo wordt het ook gebruikt in het algemene versje van Sophocles, het geloof sterft, maar ongeloof bloeit.
  2. De leer van het geloof, of het Evangelie, hetwelk men gelooft. Want de Meester der Sententiën [Petrus Lombardus] zegt zeer wel, Lib. 3, Distinct. 23, dat het geloof soms dat is, waardoor men gelooft, en soms dat, hetwelk men gelooft, Galaten 1:2323 Alleen hoorden zij telkens: hij, die ons vroeger vervolgde, verkondigt nu het geloof, dat hij tevoren trachtte uit te roeien.: Degene die ons eertijds vervolgde, verkondigt nu het geloof, hetwelk hij eertijds verwoestte. En Titus 1:1313 Dit getuigenis is waar. Daarom, weerleg hen kortweg, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof.: Straft hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof.
  3. De belijdenis van de religie, of die waarachtig zijn, dat is de ijver van de religie, als Romeinen 1:88 In de eerste plaats dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, omdat in de gehele wereld van uw geloof gesproken wordt.: Uw geloof wordt verkondigd in de ganse wereld, dat is, de belijdenis van uw Christelijk geloof wordt geprezen, of versierd en uiterlijk alleen, Jakobus 2:2424 Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof.: De mens wordt gerechtvaardigd uit de werken, en niet uit het geloof alleen. Dit wordt genoemd een dood, krachteloos, en geveinsd (???) geloof.
  4. Het verklaart een blote kennis (???) van de weldaad van Christus, en een wijsmaking of verzekering van het ganse Woord van God, dat het waar is. Op dezelfde plaats, Jakobus 2:1919 Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen.. Dit wordt genoemd een historisch geloof, en is aan de vromen en goddelozen gemeenschappelijk, en komt derhalve ook voort uit het natuurlijk licht, en de bewijsredenen, die het menselijk vernuft kan begrijpen, zonder enige bijzondere verlichting door de Heilige Geest.
  5. Een kennis (???), toestemming, en verzekering van de genade Gods, doch die broos en vergankelijk is, als in Christus niet geworteld zijnde, gelijk geleerd wordt in de gelijkenis van het zaad, Lucas 8:1313 Die op de rotsbodem, zijn zij, die het woord, zodra zij het horen, met blijdschap ontvangen; en dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een tijd en in een tijd van beproeving worden zij afvallig.. Maar gelijk een boom, die niet diep genoeg geplant is, verdort mettertijd, zoals gezegd wordt dat Simon de tovenaar geloofd heeft, Handelingen 8:1313 En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door de tekenen en grote krachten, die hij zag geschieden.. En de afvalligen, die de zoetigheid van de Evangelische waarheid enigszins geproefd hebben, maar niet opgegeten of verteerd, als die niet gehad hebben de levendige warmte van de Heilige Geest, Hebreeën 6:33 en dat zullen wij doen, indien God het vergunt., 5, 6. Welk geloof wel voortkomt uit de benedenste werking van de Heilige Geest, maar niet van de Geest der aanneming tot kinderen Gods. Dit wordt genoemd een tijdgeloof.
  6. Het betekent soms een zekere overtuiging van een wonderbaarlijk werk, dat het geschieden zal, opgenomen uit enige openbaring, of bijzondere belofte, of uit de beweging van de Heilige Geest, welkers voorwerp, Gods macht is, die wonderwerken doet. 1 Korintiërs 12:99 aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest.: De anderen wordt het geloof gegeven door dezelfde Geest. En 1 Korintiërs 13:22 Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets.: Of ik al het geloof had, dat is, enige volkomenheid van dat geloof der wonderen, zodat ik bergen verzette, etc. Het betekent ook een vertrouwen om te verkrijgen enig bijzonder voorwendsel, als Handelingen 14:99 Deze man luisterde naar Paulus, wanneer hij sprak, en Paulus keek hem scherp aan en zag, dat hij geloof had om genezing te vinden., en man te Lystre, zijnde onmachtig aan zijn voeten, heeft het geloof dat hij door Paulus gezond gemaakt zal worden, hetwelk men noemt het geloof der wonderen, en het bijzondere geloof, dat is, dadelijk, en dit is lijdelijk. En tegen dit geloof der wonderen, wordt ook gesteld zijn twijfeling, hetwelk wel hard in Mozes en Aaron, in de discipelen, en in Petrus berispt is.
  7. Het betekent het zaligmakend geloof, dat alle waarachtige lidmaten van Christus gemeen is, van hetwelk wij op deze plaats handelen.

4. Is het woord geloof absoluut, of heeft het zijn aanzien op wat anders?

Het heeft zijn aanzien op wat anders, voornamelijk bij Paulus, want het heeft zijn aanzien op het voorwerp, en het geloof kan ook niet gezegd worden wat het is, tenzij men gewag maakt van hetgeen daar het geloof op ziet, dat is, van de beloofde barmhartigheid om Christus' wil.

5. Welk is het voorwerp van het geloof?

Het evenvergelijkte voorwerp des geloofs, zoals men dat noemt, dat is, buiten hetwelk het geloof zich niet uitstrekt, al is het Woord Gods in het algemeen, beschreven in de boeken der profeten en der apostelen. Hiervan komt het algemene geloof, waardoor wij verzekerd zijn die dingen waarachtig te weten, die God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft, niet om de bewijsredenen van het vernuft, maar omdat wij inwendig in onze harten door de Heilige Geest zeker zijn, dat ze van God, die waarachtig en almachtig is, gegeven en voorgesteld zijn.

Door dit geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, Hebreeën 11:33 Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare., en dat uit niets, (tegen het zeggen van alle filosofen, uit niets wordt niets, daar men anderszins uit het getuigenis van de natuur zelf wel kan verstaan, dat de wereld geschapen is) welk geloof het zaligmakende geloof noodzakelijk vooronderstelt, of van tevoren stelde te wezen, nochtans maakt het uit zichzelf niet rechtvaardig. Van dit geloof spreekt de Heere in Jesaja 55:33 Neigt uw oor en komt tot Mij; hoort, opdat uw ziel leve; Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare genadebewijzen van David., Hoort mij, dat is, gelooft mij, en uw ziel zal leven. En Johannes 20:3131 maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam.: Deze dingen zijn geschreven opdat gij gelooft. En het Woord Gods is niet alleen het voorwerp, waarop het geloof alleen zich moet richten, maar het is ook de voet, waarop het staat, gesteund, en onderhouden wordt van hetwelk zo het een tritsje afwijkt, zo valt het terstond om. Daarom zegt paulus, Romeinen 10:1717 Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.: Het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods. Waaruit wij besluiten, dat men niets mag houden voor de leer des geloofs en voor de godsdienst, dat in het Woord van God niet begrepen is.

Maar het voornaamste, eerste, naaste, en het eigen voorwerp van het geloof, door welker aanneming het rechtvaardig maakt, is de gekruiste Christus met alle Zijn weldaden, voor zoveel Hij ons in het Woord en de sacramenten voorgedragen wordt, en God de Vader in Christus, 1 Petrus 1:2121 die door Hem gelooft in God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op God.: Door Christus gelooft gij in God, Die Hem uit de doden opgewekt heeft, en Hem heerlijkheid gegeven heeft, opdat uw geloof en hoop op God zijn zou, of de eigenlijke belofte van het Evangelie, van de uit genadige barmhartigheid Gods, de zonde om de Zoon vergevende, en degenen, die geloven, ten eeuwigen leven aannemende. Wi in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven, Johannes 6:4747 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie gelooft, heeft eeuwig leven.. De wet is niet uit het geloof, Galaten 3:1212 Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven.. En dit geloof wordt eigenlijk en in het bijzonder, het zaligmakende, en rechtvaardigmakende geloof genoemd. Door dit voorwerp wordt ook het Christelijk geloof van alle andere secten of dwalingen onderscheiden, die wel zeggen dat ze in God geloven, maar zij geloven nochtans niet in Christus.

6. Hoevel delen heeft het geloof?

Drie. Het eerste deel is de verlichting of de kennis in het verstand, van de gekruiste Christus, en Zijn weldaden, niet de kennis die er is van Hem met de lichamelijke ogen aanschouwd te hemmen, maar die er is van hem, die ons in het Woord en de sacramenten voorgedragen wordt, welke kennis ook anderen mogen hebben, dan die gerechtvaardigd zijn, Hebreeën 10:2626 Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over.. Zo wij willens zondigen, dat is, willens en wetens geheel en al van Christus afvallen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden.

Het tweede deel is de toestemming en het oordeel ook in het verstand gelegen, hetwelk voor goed en waarachtig kent, als zijnde de waarheid Gods zelf, al hetgeen in het woord van Christus en Zijn weldaden geleerd wordt. Van welke toestemming en oordeel staat, Romeinen 7:1616 Indien ik nu wat ik niet wens, toch doe, stem ik toe, dat de wet goed is.: Ik belijd, ik stem toe, dat de Wet goed is. En 1 Korintiërs 2:15: De geestelijke mens oordeelt of onderscheidt alle dingen. Doch dit algemeen oordeel is niet genoeg, tenzij dat er het bijzondere ook bij komt, waardoor een gelovig mens zichzelf toeëigent, die goede en heilzame dingen, die in het Woord voorgedragen en aangeboden worden, dat is, dat de algemene belofte des eeuwigen levens, hetwelk voor alle gelovigen door het bloed van Christus verworven is, hem toekomt, en hem aangaat. En uit dit oordeel komt voort de Plerophoria, of de vrijmoedigheid des geloofs, dat is, de volkomen verzekerdheid, daar men van leest, Hebreeën 10:2222 laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water..

Het derde deel is de aanneming des harten, in de wil of in het hart, waardoor het geschiedt, dat wij met hart en wil als met de hand aannemen, en als met beide armen omhelzen hetgeen dat ons verstand geoordeeld heeft, niet alleen waarachtig te zijn, maar ook goed, heilig, en heilzaam, en dat het ons in het bijzonder ook toekomt, Romeinen 10:1010 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis.: Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid.

7. Wat is het geloof?

Het is een kennis, toestemming, lust en begeerte van de genade, die in het Woord belooft is, en derhalve een vast vertrouwen en aanneming van de zaligheid die men door Christus verkrijgt. Of, het geloof is een vaste en zekere kennis van Gods goedertierenheid tot ons, die op de genadige belofte in Christus gegrond zijnde, in onze verstanden door de Heilige Geest geopenbaard wordt, en in onze harten verzegeld. Of, het geloof is een begeerte van de wil of het hart, voortkomend uit de kennis en het goed-kennen van het verstand, en uit het bijzonder oordeel, en een aanneming, waardoor wij een ieder voor hem onszelf, de gekruiste Christus, met al Zijn weldaden in het Woord en de sacramenten voorgedragen, toeëigenen. Of, het geloof is dat instrument, werktuig, en middel, waarmee een zondaar de gehele Christus met al Zijn weldaden aanneemt, zich toeëigent, en met Christus verenigd wordt en leeft. De apostel Hebreeën 11:11 Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet. beschrijvende het geloof op een manier van datzelve te prijzen, zegt: Het geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken, die niet ziet. En Paulus als in een voorbeeld het geloof afschilderend, brengt het voorbeeld van Abraham bij, de Vader aller gelovigen, en zegt, Romeinen 4:2020 maar aan de belofte Gods heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer., 21: Hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld Gods niet getwijfeld door door ongeloof, maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer, en ten volle verzekerd zijnde dat hetgeen dat belooft was, Hij ook machtig was te doen.

8. En is die beschrijving van het geloof, Hebreeën 11:1, niet vreemd van de andere?

Nee, aangezien daarin een zeer fijn gewag gemaakt wordt, zowel van de vorm of gedaante van het geloof, die verklaard wordt in de woordjes vaste grond en bewijs, als van de voorwerpen, te weten, van de dingen die men hoopt en niet ziet. Want hij verstaat bij het woordje Hupostasis zelfstandigheid, of verzekerdheid, niet een persoon, als in het artikel van de Drie-eenheid, maar een fundament, voet, en als een steunsel, waar de gelovige ziel op ust, steunt, en leunt, om te kennen te geven dat het geloof een zekere en zonder zorgelijke bezitting is der dingen, die ons van God beloofd zijn, als Psalm 39:88 En nu, wat verwacht ik, Here? Mijn hoop, die is op U.: Mijn verwachten (of hoop, in het Grieks hupostasis-mou) dat is, mijn standvastig vertrouwen, is op U, of ik hoop op U. En Hebreeën 3:1414 want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden.: Want wij zijn Christus deelachtig geworden, zo wij anders het beginsel van dezen vasten grond, of van de verzekerdheid, waarmee wij overeind gehouden en onderstut worden, tot het einde toe vast behouden. Sommigen leggen het uit als een bestendigheid of zelfstandigheid, omdat het geloof de dingen enigszins maakt dat ze zijn, die niet zijn, alsof ze waren, dat is, doet ze tegenwoordig komen, die men nog verwacht.

Budeus legt het uit als sterkheid, of vrijmoedigheid, in welke betekenis het genomen wordt, 2 Korintiërs 9:4: Opdat wij niet beschaamd worden in deze vaste grond (en hypostase) van de rome, dat is, de over-groot vertrouwende roem. En 2 Korintiërs 11:17. Een woord hetwelk komt van huphistamai, ik onderhoud, onderstut, vervang, ik wijk of bezwijk niet voor diegene, die mij aanvalt. Hierom wordt een kloekmoedig krijgsman, die zijn vijand de rug niet toekeert, maar hem tegemoet treedt en weerstaat, een bestendig (in het Grieks hupostaticos) held genoemd. Hiervan komt ook het woordje hupostasis, vertrouwen, vrijmoedigheid, waardoor iemand onbeschroomd blijft staan, en zijn vijand voet bij het stuk zet en ontvangt, en deze heerlijke betekenis past zeer wel op het geloof, want in degene die gelooft, is sterkheid en verdraagzaamheid van doen, men moet het vlees weerstaan, het vernuft overwinnen, men moet weerstand doen ons ???gewisse, de zonde, de gramschap Gods, en alle andere dingen, waardoor de toestemming van een gelovig mens belet, verhinderd, en bestreden wordt. Met een zodanige onverbrekelijk schild behoren wij gewapend te zijn, om alle vurige pijlen van de satan daarop af te schutten, en uit te blussen, Efeziërs 6:1616 Want mensen zweren bij wie hoger is, en de eed dient hun tot bekrachtiging, als einde van alle tegenspraak.. En de wereld te overwinnen, 1 Johannes 5:44 want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof..

En het woord Elenchus (bewijs) is geen weerlegging of bestraffing, maar een bewijsreden en vertoning, dat is, een zekerheid, waardoor het verstand overwonnen zijnde met de Goddelijke getuigenissen, zeer vast Gods beloften omhelst.

Door de woordjes der dingen die men hoopt en niet ziet, wordt verstaan het Evangelie, en al de dingen die in het Evangelie voorgedragen worden, het gezelschap van Christus, de vergeving der zonden, de rechtvaardigmaking, de opstanding en het eeuwige leven. Want dit zijn de dingen die wij hopen, en die men niet ziet, en die door zichzelf on vernuft geenszins schijnen gelofelijk te zijn, alzo zijn de verborgenheden der godzaligheid in zichzelf, en vanwege haar natuur onzienlijk: maar wij zien ze in het verstand en hoop, en aanschouwen ze in het Woord Gods, en houden ze alsof nu al geschied, volbracht, en tegenwoordig waren.

9. Hoe velerlei is het geloof?

Het is niet menigerlei, maar een, Efeziërs 4:55 Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld en hoort de wereld naar hen.: Een Heere, een geloof, een doop. Het is een, niet ten aanzien van de onderwerpen, want op deze wijze zijn er zo veel geloven in het getal, dat is, gaven van het geloof, als er gelovigen zijn, maar het is en het heeft altijd een in specie geweest, dat is, ten aanzien van datgene dat geloofd wordt, en van de voorwerpen waar het op rust en steunt. Want dit voorwerp is alleenlijk een, te weten, de genade en barmhartigheid, die in Christus alle gelovigen van het begin van de wereld af voorgesteld is.

10. Welke is de werkende oorzaak van het geloof?

God, vrijwillig en ongedwongen werkend, Die het degenen naar Zijn goede welbehagen, en dat uit genade schenkt diegene die Hij wil: Johannes 6:2929 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft.: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem Dien Hij gezonden heeft. Handelingen 16:14: God opende het hart van Lydia, zodat zij acht nam op hetgeen dat van Paulus gezegd werd. Romeinen 12:3: God heeft eeniegelijk de mate de geloofs uitgedeeld. Filippenzen 1:29: Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden.

De mede-oorzaak is de Zoon en de Heilige Geest, aangezien (als elders gezegd wordt) de werken van de Drie-eenheid, die zich strekken tot de dingen die buiten zijn, ondeelbaar zijn. Lucas 24:3232 En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?/45: Christus heeft het verstand der discipelen geopend, dat zijn de Schriften verstonden. en Hebreeën 12:22 Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.: Ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus. 2 Korintiërs 4:13: Wij hebben dezelfde Geest des geloofs, dat is, het geloof door het inblazen en de gave van dezelfde Geest.

De mede-werkers van God

11. En kan God het geloof in de Zijnen niet werken, door het inwendig inblazen van de Heilige Geest, zonder de prediking van het Woord, of de dienst der kerken?

Hij kan wel, zoals hij het wel eertijds in Paulus gewrocht heeft, maar dat geschiedt buiten orde, of op ongewone wijze, en dat zeer zelden, hetwelk wij ook niet moeten begeren, dat het geschiedt, of roekeloos zeggen dat het geschiedt. Want dit is de gedurige wijze en manier om te weten of het geloof van God is, dat het altijd met het profetische en apostolische geschreven woord moet overeenkomen.

12. En schept God niet in onze harten het geloof op een ogenblik des tijds volkomen en volmaakt?

Geenszins, maar door aanwassingen en zekere trappen, in zulke mate en wanneer het Hem belieft, en Hij koestert en versterkt hetzelve door die middelen, door dewelke hij het in onze harten plant (gelijk de filosofen zeggen dat wij uit dezelfde dingen zijn en gevoedt worden, en gelijk een kind door hetzelfde bloed waar het uit ontvangen en geboren is, zijnde in melk veranderd, gevoed en opgetogen wordt):

  1. Ten eerste, namelijk, door het gestadig aanhoren van Gods Woord, 1 Petrus 2:22 en verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid.: En als nieuwgeboren kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen. Want ons geloof, zegt Chrysostomus, is als een ontstoken lamp, die lichtelijk uitgaat, tenzij men daar opnieuw olie in giet: Deze olie is het Woord Gods.
  2. Door het gedurig gebruik van het sacrament van het heilig avondmaal, volgens het gebod van Christus: Eet en drinkt.
  3. Door gestadige gebeden met David, Psalm 68:2929 Uw God gebood uw macht; toon uw macht, o God, Gij, die voor ons gewrocht hebt.: Sterk, o God, dat gij aan ons gewrocht hebt. En met de apostelen, Lucas 17:55 En de apostelen zeiden tot de Here: Geef ons meer geloof.: Heere vermeerder ons geloof.
  4. Door de benaarstiging van een heilig leven en van de liefde tot onze naasten, 1 Timoteüs 1:1919 met geloof en met een goed geweten. Omdat sommigen dit hebben verworpen, heeft hun geloof schipbreuk geleden.: Behoudt het geloof en een goede consciëntie. En 2 Petrus 1:1010 Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen.: Benaarstigt u om uw roeping en verkiezing vast te maken.

13. Wordt het geloof alle gelovigen in gelijke mate gegeven?

Neen het, maar aan de ene wordt het geloof groter gegeven, de andere kleiner; nochtans wordt het niemand kleiner gegeven, dan ter zaligheid nodig en genoeg is, want God schikt het alzo, dat Hij degenen die meer strijd moeten aanvaarden, en in dewelke Hij de wereld Zijn heerlijkheid en kracht overvloediger voorstelt, ook overvloediger mate des geloofs geeft, niet dat ze door ditzelve meer zaligheid verwerft, maar opdat ze dienen om Zijn heerlijkheid bijzonder te verklaren, en over den zwakken gesteld zijn.

14. En is het ook niet het voorwerp van het geloof al wat de kerk beveelt of gebiedt?

Dat zeggen die van het pausdom, en beschrijven intussen niet welk daar zijn de wettelijke kentekenen van die kerk, maar bedriegen alzo de mensen onder deze schoonschijnende naam; gemerkt dat er geen andere kerk is dan die de stem van de enige Bruidegom hoort, welke papisten de mensen ook zeer aanprijzen het ingewonden geloof, of het Koolmans-geloof, hetwelk zonder onderzoeking en kennis in het gemeen gelooft, dat de kerk gelooft, en bekommert zich niet om ieder ding in het bijzonder te verstaan. Wij zeggen daar neen tegen, want het geloof om eenstemmig te zeggen is een bekentenis van de waarheid, en een zeker vertonend en overtuigend bewij: Zo is het dan niet een onwetendheid, voortkomend uit de eergierigheid die men tot de kerk draagt, maar een ontwonden kennis van God en Zijn toegenegen wil tot ons, mitsgaders van Christus, die ons van de Vader tot gerechtigheid, heiligmaking en verlossing gegeven is, welke kennis wij nergens verkrijgen dan uit het Woord Gods; daarom beschrijft Paulus Romeinen 1:1717 Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven. het geloof hetwelk men uit het Evangelie bewijst.

15. Nademaal het ingewonden geloof geen geloof is, moet men dan van alle dingen noodzakelijk op alle wijzen en manieren, een ontwonden of onderscheidenlijk geloof hebben?

Zo het een waar geloof is, dat ontwonden is, niet van alle delen van de Schrift in het algemeen, maar nochtans van de voornaamste hoofd-stukken die ter zaligheid nodig zijn. Zo volgt het dan dat het een waar geloof is, hetwelk ons voorgeeft de kennis van de voornaamste hoofd-stukken van de religie, en het benaarstigen om van dag tot dag toe te nemen.

16. Maar zijn er nochtans nog niet veel dingen in het Woord Gods voor ons bewonden, die wij moeten geloven?

Ja het in trouwen???, want wij nog met veel nevels van onwetendheid omhangen zijnde, kunnen alle dingen niet begrijpen of verstaan; waarvan wij veel voorbeelden hebben in de discipelen van Christus, toen zij de volle verlichting nog niet verkregen hadden; ook in degenen die door de wonderen van Christus alleen opgewekt zijnde niet verder gekomen zijn dan dat ze erkenden dat Christus de beloofde Messias was, Johannes 2:2323 En terwijl Hij te Jeruzalem was, op het Paasfeest, geloofden velen in zijn naam, doordat zij zijn tekenen zagen, die Hij deed.. Idem, degenen die alleen de eerste beginselen van de religie gemaakt hebben, welker aller geloof tot nog toe met recht ingewonden mag genoemd worden, maar het is ongerijmd die groven onwetendheid van de Goddelijke dingen, en die onvoelicke??? bottigheid, waardoor iemand het oordeel van de kerkenvan dingen, die hem onbekend zijn, toestemt, een ingewonden geloof te noemen. Want als er gesegd wordt, Romeinen 1:1717 Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.: De rechtvaardige zal uit het geloof leven, en 16:1919 Want uw gehoorzaamheid is bij allen bekend geworden. Over u verblijd ik mij dus, doch ik wil, dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade.: Ik wil dat gij wijs zijt in het goede, dat is, in de kennis van de waarheid, en dat gij ook voorzichtig zijt, opdat gij het goede moogt omhelzen, het kwade verafschuwen, het bedrog en de strikken van de valse profeten ontvlieden, en hen ook openlijk weerstaan. En daarentegen, dat gij onnozel in het kwade zijt. En 1 Korintiërs 11:28: Een ieder beproeve zichzelf. En 2Korintiërs 13:5: Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt. En 2 Petrus 1:5: En gij tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis, of verstand. Waaruit blijkt dat de leer van het ingewonden geloof een vuyl schandelijk verdichtsel is.

17. Aangezien van Abraham gezegd wordt, Romeinen 4:20: Hij heeft niet nauw onderzocht of getwijfeld, moet men daarom alle dingen, die men voorgeeft van God gezegd te zijn, zonder alle oordeel en onderzoeking eenvoudig geloven?

  1. Het is zeker dat Abraham de belofte, waarop hij vertrouwde en zich verliet, klaarlijk verstaan heeft.
  2. Een ander is het oordeel, hetwelk geheel en al menselijk is, en aan het vleselijk verstand eigen, als daar is in de natuurlijke mens dat voorwaar in de zaak van het geloof niet behoort gebruikt of toegelaten te worden. En een ander is het oordeel van een geestelijk mens, die alle dingen oordeelt of onderscheidt, dat is, door de kracht en het inblazen van de Heilige Geest, verstaat en doorziet, maar van niemand geoordeeld wordt. 1 Korintiërs 2:14, 15. Te weten, van geen mens. Want dan is het geen oordeel van de mensen, als de profeten oordelen, hoofdstuk 14:29, maar van de Geest. Zo groot is de uitnemendheid van het Evangelie.
  3. Sommige dingen ervan die voorgegeven worden, als van God gezegd, zijn inderdaad zo, sommige worden hem valselijk opgezegd??? van degenen, die de Schrift dwaselijk verstaan. Derhalve, als God iets uitdrukkelijk zegt, zo moet men Hem eenvoudig geloven; maar als de mensen spreken, zo zullen wij geenszins alle dingen zonder oordeel en onderzoeking geloven, maar veeleer alle dingen onderzoeken, en naar de mate en evenredigheid van het geloof overleggen, Romeinen 12:66 Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is.. En wat goed is (want wat goed is, dat is ook waar) behouden, 1 Tessalonicenzen 5:2121 maar toetst alles en behoudt het goede..

18. Wat is het onderwerp van het geloof, waarin het plaats heeft en bestaat?

De ziel van de mens, in het verstand bestaat zo de kennis of het verstand, als het oordeel en de toestemming, die op het woord en de Goddelijke belofte rust en steunt: In de wil en in het hart is het aannemen en het omhelzen ervan. Handelingen 16:1414 En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster uit de stad Tyatira, die God vereerde, hoorde toe, en de Here opende haar hart, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gezegd werd.: De Heere opende het hart van Lydia dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gezegd werd. En Romeinen 10:1010 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis.: Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid.

19. Welk is het onderwerp dat het geloof deelachtig wordt, of, wie wordt het geloof gegeven?

Niet alle mensen, want alle mensen horen het Evangelie niet, en allen die het horen ontvangen het niet in een rein zuiver hart, als geleerd wordt in de gelijkenis van de zaaier, Matteüs 13:33 En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen en zeide: Zie, een zaaier ging uit om te zaaien.. Noch gehoorzamen zij allen het Evangelie. Want Jesja zegt, hoofdstuk 53:1.: Wie heeft onze prediking geloofd? Zo is dan het geloof niet aller mensen, maar der uitverkorenen alleen, Johannes 8:4747 Wie uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gij niet, omdat gij uit God niet zijt.: Wie uit God is, hoort Gods Woord, daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt. En Handelingen 13:4848 Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en verheerlijkten het woord des Heren; en allen, die bestemd waren ten eeuwigen leven, kwamen tot geloof.: Er geloofden zoveel, als er tot het eeuwige leven verordineert waren. Tot Titus: 1:11 Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Teofilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en te leren.: Paulus, een apostel van Jesus Christus naar het geloof der uitverkorenen Gods. Waaruit wij besluiten dat het geloof ons een ontwijfelbaar argument of bewijs is van onze verkiezing. Al is het al dat de verworpenen schijnen en ook gezegd worden somtijds in Christus te geloven, als die voor een tijd geloven, waar men van leest Lucas 8:1313 Die op de rotsbodem, zijn zij, die het woord, zodra zij het horen, met blijdschap ontvangen; en dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een tijd en in een tijd van beproeving worden zij afvallig.. En Simon de tovenaar, Handelingen 8:1313 En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door de tekenen en grote krachten, die hij zag geschieden.. En de tijdelijke smaak hebben van de hemelse gaven; zo hebben ze nochtans het levende en zaligmakende geloof niet, in zoveel zij niet begiftigd worden met de Geest der aanneming tot kinderen Gods, om met volle monden en volkomen vertrouwen te roepen: Abba, Vader, Galaten 4:66 En, dat gij zonen zijt - God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader.. Maar een geveinsd en tijdgeloof.

20. Hebben de kinderen het geloof dadelijk?

Neen toch, te weten, het geloof, dat uit het gehoor komt, aangezien het Evangelie haar niet gepredikt wordt. Want het is kennelijk dat Christus, Matteüs 18:66 Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee., spreekt van de kleinen die in Hem geloven, niet ten aanzien van de jaren, maar ten aanzien van de ootmoedigheid; aangezien Hij handelt van degenen die door woorden of werken verergerd??? worden, hetwelk in de kinderen geen plaats heeft, als die geen verstand of kennis hebben. Alhoewel men niet kan loochenen, of ze worden door Gods bijzondere voorzienigheid gestuurd, en dat de uitverkoren kinderen enig zaad des geloofs instort wordt.

21. Is het ware geloof, 't een rouw of zonder vorm en gedaante, en 't ander begoelickt in een zekere vorm of maaksel?

  1. De School-leraren (Scholastieken) leren dat alzo, die een rouw geloof noemen zodanig een toestemming, waardoor ja zelfs een ieder verachter van God aanneemt, zonder enige Godvruchtige toegenegenheid, al wat uit de Schrift voortgebracht wordt. Maar een begoelickt geloof, wanneer het tot de toestemming komt, een Godvruchtige toegenegenheid van het hart, dat is, de liefde; maar het zijn beuzelingen. Want het geloof heeft meer plaats in het hart, dan in de hersenen, Romeinen 10:1010 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis.: Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid.
  2. Aangezien het voortkomt van de Geest der aanneming, zo omhelst het Christus, niet alleen ter rechtvaardigheid, maar ook ter heiligmaking, en tot de fontein van het levende water.
  3. De liefde of de genegenheid van de godvruchtigheid houdt niet minder het geloof gezelschap als het licht de zon doet; en zoals Gregorius zegt: Zoveel wij geloven, zoveel hebben wij lief. Derhavle, zo is het geloof niet rouw, noch kan enigszins van een godvruchtig hart afgezonderd worden, tenzij het een huichelachtig geloof is, hetwelk niet anders dan gegelijcknamigh en het onrecht geloof genoemd wordt, maar is veeleer een schaduw en een beeld van het geloof.

22. Maar aangezien dat er gezegd wordt, Galaten 5:6, dat het geloof door de liefde werkende is, is dan de liefde niet de vorm of gedaante van het geloof?

Dit volgt niet meer dan dat het lichaam de gedaante zou zijn van de ziel, omdat de ziel door het lichaam werkt; en het is ook zeer belachelijk dat te zeggen, want een hoedanigheid is niet de gedaante van een andere hoedanigheid. En als dat ook zou zijn, zo maakt nochtans de liefde het geloof niet, maar integendeel het geloof de liefde, aangezien de liefde een werkvrucht is van het geloof. Want de liefde komt voort uit het geloof, en niet het geloof uit de liefde. 1 Timoteüs 1:5: De liefde uit een rein hart, en uit een goede consciëntie, en uit een ongeveinsd geloof. Men kan ook niet zeggen dat de oorzaak door het werk gemaakt wordt. Zo wordt dan door de spreuk het ware en levend geloof vanwege het teken en het effect of werk (omdat het krachtig, dadelijk en vruchtbaar is

23. Welk is de vorm of de gedaante van het rechtvaardigmakend geloof?

Het vertrouwen op Gods barmhartigheid om Christus, of het vast vertrouwen en de volkomen verzekerdheid, van de genade Gods des Vaders tot ons, waardoor iemand als met een volle loop naar de schreef van de loopbaan spoort.

24. Welk zijn de bijvoegsels of eigenschappen van het geloof?

  1. Dat het zeker en ontwijfelbaar is.
  2. Dat het volhardend is, en nimmermeer ontbreekt.
  3. Dat het levend, krachtig of werkelijk is.

25. Waaruit bewijst gij de zekerheid van het geloof?

  1. 1 Johannes 3:22 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.. De gelovigen weten dat ze kinderen van God zijn, versterkt en hierin bevestigd zijnde door de verzekering van Gods waarheid door de Heilige Geest, meer dan door bewijsredenen die in het menselijk vernuft bestaan.
  2. Uit de aanmerking van de waarheid van de beloften, en van de macht Gods. Want Psalm 18:3131 Gods weg is volmaakt; des Heren woord is zuiver. Hij is een schild voor allen die bij Hem schuilen.: De rede des Heeren is doorlouterd, Hij is een Schild allen die op Hem betrouwen. En Romeinen 4:2020 maar aan de belofte Gods heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer.: Abraham heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof, maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer, en ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen.
  3. Het geloof wordt altijd in de Schrift toegeschreven de volle verzekerdheid, die ons klaarlijk Gods goedheid buiten alle twijfel voor ogen stelt. Idem, de vrijmoedigheid en het vertrouwen, Efezi</nowiki>ërs 3:1212 allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet één.: In Hem hebben wij de vrijmoedigheid, verzekerdheid, stoutmoedigheid, of vrijheid, en de toegang, met vertrouwen, door het geloof aan Hem.

Zodat het geen gelovig mens is, die niet ten volle verzekerd is, dat God hem toegedaan is, en zo verzekerd is van zijn zaligheid, dat hij met een vertrouwen stoutmoediglijk durft roemen en pochen tegen de duivel en de dood, naar het voorbeeld van de apostel Paulus, Romeinen 8:3838 Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten.: Ik ben verzekerd (zegt hij) dat noch dood, noch level, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen ons zullen kunnen scheiden van de liefde Gods. En vers 1616 Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.: De Geest Gods getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn.

26. En wordt dan het geloof van de uitverkorenen niet besprongen met enige onzekerheid, ongerustheid, en wantrouwen?

Ja het toch, want David zegt in Psalm 31:2323 Terwijl ik in mijn angst dacht: ik ben verbannen uit uw oog - hebt Gij voorwaar mijn luide smekingen gehoord, toen ik tot U riep om hulp.: Ik zeide in mijn haasten, ik ben afgesneden van voor Uw ogen. En het gaat in de loop van dit tegenwoordige leven nooit zo goed met ons, dat wij van alle ziekte van het wantrouwen verlost zijnde, geheel van van het geloof worden. Maar het geloof heeft deze onzekerheid of ongerustheid niet uit zichzelf, maar uit onze zwakheid.

Daarom zeggen wij ook niet dat de uitverkorenen van dat zeker vertrouwen, hetwelk zij hebben op de barmhartigheid Gods, afvallen. Want dezelfde David zegt ook in Psalm 42:66 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!: Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God. Want het geloof is als de palmboom, die zich tegen alle zware lasten opbeurt en verheft, en niet toelaat dat zij het vertrouwen van Gods barmhartigheid ontrukt zou worden. Daarom zegt Job in Job 13:1515 Wil Hij mij doden, ik blijf op Hem hopen; ja, mijn wandel wil ik voor Hem rechtvaardigen.: Zo God mij doodde, zou ik niet hopen? En Psalm 23:44 Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij.: Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want gij zijt met mij.

Daar is derhalve niet in de weg, of de gelovigen worden tegelijk verschrikt, als zij haar ogen slaan op haar onwaardigheid en ijdelheid, en tegelijk zeer gerust en getroost, als zij overleggen in hun gemoed, Gods goedheid, waarheid en macht.

27. En kan het geloof niet ophouden of ontbreken?

Gelijk als het geloof aanwast, naar de spreuk, vermeerder ons geloof, Lucas 17:55 En de apostelen zeiden tot de Here: Geef ons meer geloof., alzo kan het ook afnemen, en als een breuk lijden, zodat het soms door het onweer van verschillende verzoekingen gewankeld, verdonkert, overvallen, en verzwakt wordt. Ja het verstand wordt ook in de heilige mannen niet anders dan in de dronkaards en kinderen, verdwemmeld(?) en begraven; gelijk als in David, als hij overspel bedreef, en in Petrus, als hij Christus driemaal verzaakte; maar het wordt nochtans nimmermeer geheel, gans en gaar, of ten enemale uitgeschud of uitgeblust. Want het doel of vooropgezette oogmerk van onze verkiezing is zeker en gewis; zo is het dan nodig, dat de gave der volharding altijd zij bij het geloof, dat uit de verkiezing voortkomt. Want de genadegift (hieronder moet het geloof mede gerekend worden) en de roeping Gods zijn onberouwelijk, Romeinen 11:2929 Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk.. En Christus heeft voorwaar de Vader niet minder gebeden voor de andere uitverkorenen, dat hun geloof nimmermeer zou ophouden, als hij voor het geloof van Petrus gebeden heeft, Lucas 22:3232 maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen..

Bovendien zegt de apostel, Efezi</nowiki>ërs 1:1313 Maar de engel zeide tot hem: Wees niet bevreesd, Zacharias, want uw gebed is verhoord en uw vrouw Elisabet zal u een zoon baren en gij zult hem de naam Johannes geven., 14, dat wij, nadat wij geloofd hebben, verzegeld zijn door de Heilige Geest der beloften, en dat deze Geest het pand van onze erfenis is, totdat wij geheel bevrijd worden. En Filippenzen 1:66 Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.: Het goede werk dat God in de uitverkorenen begonnen heeft, dat zal hij ook voleindigen tot op de dag van Jezus Christus. Derhalve, alhoewel het geloof in de uitverkorenen klein en zwak is, zo kan het nochtans uit haar hart niet ten enemale weggenomen worden, overmits de Geest Gods hen een zeker ontwijfelbaar pand en zegel is van haar aanneming tot kinderen.

Ten laatste, aangemerkt het geloof van de uitverkorenen gesteld wordt tegen het tijdelijk geloof, zo volgt dan dat het altijd moet duren.

28. En zal het dan nochtans niet eenmaal ophouden?

Ten aanzien van de voorwerpen, namelijk Christus, voor zoveel Hij ons voorgedragen wordt in het Woord en in de sacramenten, zal het geloof teniet worden, als wij Christus bij ons tegenwoordig in de hemelen zullen hebben, gelijk de apostel zegt, 1 Korintiërs 13:88 De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben., hetzij profetieën, zij zullen tenietgedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal tenietgedaan worden. Het geloof zal ons niet meer nuttig zijn als de dingen zullen volbracht en inderdaad volkomen in het werk gesteld zijn, die ons in dit leven voorgehouden worden om te geloven, en die wij nu hopen.

Maar zo wij toch absoluut of rondelijk (?) van Christus spreken, zonder aanzien te hebben op het Woord en de sacramenten. Zo zal het geloof, dat wij in hem geloven, of om bescheidenlijker te zeggen de zaak zelf, die met die naam genoemd wordt, als daar is de kennis en het aannemen van Christus, tot gene tijd ophouden, maar het zal in de hemelen uit het aanschouwen van Christus zelf, en niet meer uit de dienst van het Woord, volkomen worden; de kennis (zeg ik) zal niet vergaan, maar zal volmaakter worden, doch de wijze om kennis te verkrijgen, zal dan moeten wijken voor het aanschouwen van God zelf. Want dit is het hetwelk de apostel 'het volmaakte' noemt, 1 Korintiërs 13:1010 Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben.: als het volmaakte zal gekomen zijn.

29. Is een zwak geloof in Christus, ook een waar geloof?

Ja het: Gemerkt meer en minder de species of gedaanten van de dingen niet veranderen, en het op Christus alleen ziet, en van Hem niet afwijkt, en het overzulks niet minder verwerft, zoveel belangt de verzoening met God, de vergeving van de zonden, en het eeuwige leven, als het allersterkste geloof, al is het schoon dat het zo vast niet gaat, en ook met minder vrucht. Daarom zegt Jesaja 42:33 Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren.: Christus zal het gekrookte riet niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal hij niet uitblussen: Dat is, Hij zal de zwakken barmhartigheid bewijzen, de struikelenden in het geloof versterken, en die met een klein vonkje van waarheid, hetwelk nu uitgaan wil, begaaft zijn, koesteren en onderhouden. Romeinen 14:11 Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen./3: God neemt degenen die zwak is in het geloof aan. En 2 Korintiërs 12:99 En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid. Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome.: Gods macht wordt in zwakheid volbracht.

30. Welk is het derde bijvoegsel of eigenschap van het geloof?

Dat het in de uitverkorenen levend en krachtig is.

31. Waaruit wordt het levendig en krachtig genoemd?

Ten eerste, uit genegenheden; ten tweede, uit de daden, die het geloof in de gelovigen voortbrengt. De affecten of genegenheden zijn, die in het hart van de gelovigen, uit het aannemen van Christus met al Zijn weldaden daar het geloof ontstoken worden.

  1. Het levend en zeker gevoelen van Gods liefde, ten onswaarts, in onze harten uitgestort.
  2. De zekere hoop en het verwachten van het eeuwige leven.
  3. De kinderlijke liefde en vrees of eerbiedigheid, waardoor de gelovigen hen benaarstigen God te behagen, en zorgvuldiglijk hen ontzien en wachten van hem te vertoornen, de liefde van Christus, en de vermakelijkheid in Hem. Want de liefde van God is niet van het wezen en de natuur van het geloof, maar een noodzakelijk effect of werk van hetzelve. Want aangezien het geloof is als een smaak, genieting, en een proeving van de zoetigheid, die in God bestaat. 1 Petrus 2:33 indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is.. (Zo gij anders gesmaakt hebt, dat de Heere goedertieren is) zo volgt het dat de liefde Gods een werk van het geloof is, voortkomend uit die zo zoete aanneming en smaak (in manier van spreken) van Gods goedheid.
  4. De troost, vrede van de conscientie of geweten, om de vergeving van de zonden, de blijdschap, en de geestelijke vrucht, die daar voortkomt uit de smaak van Gods gunst. 1 Petrus 1:88 Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde.: Gelovende in Christus, verheugt gij u met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde.
  5. De geduldigheid in tegenspoed, ja het beroemen in het verdriet.
  6. De versmading van de wereld.
  7. De geestelijke verzekerdheid van Gods genade en vriendschap.
  8. De genegenheid tot onze evennaasten, en dat om Gods wil, als dar zijn de liefde van de naaste, beleefdheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, en het vermaken of de geneugte met alle heiligen, Psalm 16:33 Wat betreft de heiligen die in den lande zijn: zij zijn de heerlijken in wie al mijn welbehagen is.: Tot de heiligen die op de aarde zijn, en de heerlijken, in dewelke al mijn lust is.

De daden zijn, die uit de inwendige genegenheden uitbarsten, als godvruchtigheid, rechtvaardigheid, dankzegging, aanroeping, belijdenis, dat is, een oprechte en openlijke bekentenis van Christus, die daar geschiedt met het hart, de tong en het leven, vrede en eendracht met alle mensen in de Heere, goeddadigheid ook tegen al onze vijanden, en derhalve nieuwe gehoorzaamheid; want een goede boom draagt goede vruchten. Tenslotte een goed geweten, heilige zorg, getrouwheid en naarstigheid in zijn beroep, en een gemoed dat met het zijne tevreden is.

32. Welke zijn de eerste werken en vruchten van het geloof?

Dezelve zijn menigerlei, want:

  1. Het grift en ent ons in Christus in, en het doet dat Christus in de harten van de gelovigen woont, dat ze in Hem zijn, en met Hem gemeenschap hebben.
  2. Het maakt ons kinderen Gods, het verkrijgt vergeving van de zonden, het maakt rechtvaardig, het doet dat wij niet beschaamt uitkomen, het geeft ons een toegang tot God, het wederbaart ons verstand en wil, en reinigt het hart, het behoudt, het verwerft van God al wat het wil, en het wil al hetgeen dat tot Gods eer strekt; het doet alle ding, Marcus 9:2323 Jezus zeide tot hem: Als Gij kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.: Degene die gelooft zijn alle dingen mogelijk; het overwint de wereld en de duivel, het verzaakt de duivel en zijn werken met hart, stem, leven en manieren. Tenslotte, het rust geheel op God, en heeft zijn behagen nacht en dag in Zijn geboden en werken. Welke dingen het zelfs altesamen niet doet, maar hij, die het aanneemt, namelijk, Christus Jezus, die doet ze, in dewelke wij alle dingen vermogen, die ter zaligheid nodig zijn. Fillipenzen 4:1313 En Hij zeide tot hen: Weet gij niet, wat deze gelijkenis betekent, en hoe zult gij dan al de gelijkenissen verstaan?.

33. Welk is het doel van het geloof?

Het doel is tweeërlei: Het eerste ten aanzien van ons, is de zaligheid van onze zielen, 1 Petrus 1:99 daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen.: Verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid der zielen, en het eeuwige leven. Het tweede ten aanzien van God, is de eer of heerlijkheid Gods.

34. Door wat ervarenheid of bevinding wordt het geloof beproefd?

Inwendig door het verstand van het vlees, door twijfelingen, die zo nu en dan in het gemoed van de menschen oprijzen uit de valse leringen, uit de loze trekken van de duivelen, ketterijen, uit de twisten van de leraren in de gemeente, trouweloosheid van de broederen, vrije toelating van de boevenstukken, voorspoed van de goddelozen, het klein getal van de gelovigen, uit de mismaaktheid en verdrukking van de gemeente, de afval van vele mensen van het geloof, uit de bekoringen, uit het lange uitstel van Gods beloftenissen, uit waarschuwing van Gods toorn en wanwaardigheid, uit het ginneken der spotters, die daar vragen: Waar is de belofte Zijner toekomst? 1 Petrus 3:44 maar de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke (tooi) van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is in het oog van God.: Welke dingen, zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme., God toelaat opdat degenen die dit horen en zien, beproefd worden, welk geloof zij bij God hebben.

Ten tweede, uitwendig, door het kruis, als het goed door het vuur; want het geduld onder het kruis vervoegd zijnde met de aanroeping van God en het verwachten van de verlossing, is als een onderzoeking van het geloof, of het waarachtig is of niet, als men in Job zien mag. Van deze beproeving spreekt Jacobus, 1:1212 Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan.: Zalig is de man die verzoeking verdraagt, want als hij zal beproefd zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen.

35. Wat is het gebruik van het geloof?

Het gebruik of de nuttigheid van het geloof is zeer groot, gedurende de ganse loop van het leven; want een ding is nodig, Lucas 10:4242 maar weinige zijn nodig of slechts één; want Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen.. En Hebreeën 11:66 maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.: Zonder geloof is het onmogelijk God te behangen. Het doet dan, dat wij in voorspoed niet hovaardig worden; in tegenspoed niet ten onder gaan; en in de dood doorgaan tot het leven.

36. Worden wij gelovigen genoemd vanwege het krachtig geloof, of vanwege het lijdelijk geloof?

Alhoewel het geloof soms in de Schrift betekent standvastigheid en waarheid in het houden van woorden, daden en verbonden, en het alsdan zo in de dadelijke zin genomen wordt, in welke betekenis diegenen ook gelovigen genoemd worden, die hun woord en trouw of belofte houden, en hun ambt getrouwelijk in het werk stellen, als Lucas 12:4242 En de Here zeide: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die de heer over zijn bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven?: Wie is dan de getrouwe en voorzichtige huisbezorger? En 16:1010 Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw. En wie in zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig.: Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw. Als in de lijdelijke zin, voor trouw en oprecht, die men met recht vertrouwen mag, als een getrouw of geloofwaardig woord, zo ook een getrouw mens. Nochtans wanneer men spreekt van de rechtvaardigmaking, zo worden de gelovigen, gelovigen genoemd in de lijdelijke zin, die Christus de Zaligmaker door het geloof omhelsd hebben, als de gelovige in Christus Jezus, Efezi</nowiki>ërs 1:11 Aangezien velen getracht hebben een verhaal op te stellen over de zaken, die onder ons hun beslag hebben gekregen.. En Handelingen 10:4545 En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort.: De gelovigen die uit de besnijdenis waren.

37. Welke dingen zijn het geloof gelijk, of van dezelfde soort?

De hoop en de liefde, die ook gaven van de Heilige Geest zijn, 1 Korintiërs 121 Ten aanzien van de uitingen des geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten. 2 Gij weet, dat gij, toen gij nog heidenen waart, u blindelings naar de stomme afgoden liet heendrijven. 3 Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de heilige Geest. 4 Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; 5 en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here; 6 en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt. 7 Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen. 8 Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; 9 aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest; 10 aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen. 11 Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil. 12 Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus; 13 want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt. 14 Want het lichaam bestaat toch ook niet uit één lid, maar uit vele leden. 15 Indien de voet zeggen zou: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam? 16 En indien het oor zeggen zou: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet tot het lichaam? 17 Als het lichaam geheel en al oog was, waar bleef het gehoor? Als het geheel en al gehoor was, waar bleef de reuk? 18 Nu heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild. 19 Indien zij alle één lid vormden, waar bleef het lichaam? 20 Maar nu zijn er wel vele leden, doch slechts één lichaam. 21 En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig. 22 Ja, veeleer zijn die leden van het lichaam, welke het zwakst schijnen, noodzakelijk, 23 en juist die delen van het lichaam, welke wij minder in ere houden, bekleden wij meer eervol, en onze minder edele leden worden met groter eer behandeld, 24 doch onze edele leden hebben dat niet nodig. God heeft evenwel het lichaam zó samengesteld, dat Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was, 25 opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden gelijkelijk voor elkander zouden zorgen. 26 Als één lid lijdt, lijden alle leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde. 27 Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden. 28 En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, verder krachten, daarna gaven van genezing, (bekwaamheid) om te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van tongen. 29 Zijn zij soms allen apostelen? Allen profeten? Allen leraars? Allen krachten? 30 Hebben soms allen gaven van genezing? Spreken soms allen in tongen? Vertolken zij soms allen? 31 Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert. en 13:1313 Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde..

38. Waarin zijn ze van het geloof onderscheiden?

Het geloof is een kennis en een aanneming van Christus, Die ons voorgedragen wordt, en Die als tegenwoordig is in het Woord en de sacramenten; maar de hoop is een verwachting van Christus, die hiernamaals volkomen met al Zijn weldaden geopenbaard zal worden. Of de hoop is een verwachting van de dingen, die het geloof, als van God waarachtiglijk beloofd en toegezegd zijnde, gelooft, zo gelooft het geloof, dat God waarachtig is, de hoop verwacht het, dat Hij hem zodanig altijd tegen ons bewijze.; het geloof gelooft het eeuwige leven, dat ons gegeven is, de hoop verwacht het totdat het geopenbaard wordt; het geloof is de grondvest, waarop de hoop rust, de hoop voedt en onderhoudt het geloof; derhalve worden deze woorden, geloof en hoop, om die nauwe samenvoeging en na-maagschap in manier van spreken, vaak verwisseld. En Luther zegt: Het geloof ziet aan het woord van de zaak, en de hoop de zaak van het woord.

Ten andere, het geloof ontvangt, de liefde geeft en deelt uit. De liefde komt voort uit het geloof, en niet het geloof uit de liefde; het geloof maakt ons kinderen van God, de liefde bewijst dat wij het zijn.

Het voorwerp van het geloof is Christus met al Zijn weldaden on in het Evangelie voorgedragen; maar het voorwerp van de liefde is God en de naaste. Daarenboven, het geloof blijft bestendig in deze wereld, en zal in een volkomen kennis veranderd worden in de andere wereld, maar de liefde zal in de toekomende wereld allermeest bloeien en krachtig zijn, 1 Korintiërs 13:88 De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben.. Ten laatste, de meeste van deze drie deugden wordt gezegd de liefde te zijn, vers 1313 Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde., ten aanzien van het gebruik, als die zich uitstrekt tot onze evennaasten, daar de andere buiten de persoon die gelooft en hoopt niet werken.

39. Welke dingen strijden tegen het geloof?

  1. De hard-gelovigheid van de Christenen, die het Woord horen en niet geloven, en die van God iets geloven, niet naar de Schrift, maar naar het gedichtsel van hun hart.
  2. De zorgeloosheid van het vlees, mitsgaders de verachting van Gods rechtvaardigheid, waardoor de zonden gestraft worden.
  3. Het vertrouwen van de joden op het vlees.
  4. Het eigen goeddunken en vertrouwen op onze eigen krachten, werken, verdiensten, gerechtigheid, en waardigheid, als de Farizeeën hadden, Lucas 18:1111 De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar., 12.
  5. Het vertrouwen op menselijke hulp.
  6. Het wantrouwen en de academische twijfeling van God, van de zekerheid van het Woord van God, en de genade of de vergeving van de zonden, om, namelijk, de kramerij van de overtollige werken en verdiensten voor de doden lichtelijker te behouden, en in zwang te laten gaan.
  7. Het wanhopen
  8. De dwaling der papisten, die zeggen, dat men niet alleen moet geloven de dingen, die in de Schrift geopenbaard zijn, maar ook de dingen, die zonder Schrift hand over hand doorgegeven zijn. Idem, dat het een beginsel of oorzaak is, die andere krachten met zich brengt, om welke wij gerechtvaardigd worden. Dat het een hebbelijkheid is, die door de liefde begoelickt is ter rechtvaardigheid. Hierenboven, dat geloven en twijfelen geen tegenovergestelde zaken zijn, en dat wij van de genade van God tot ons niets zekers kunnen zeggen, dan uit een zedige beraming of gissing. Daarenboven, al wat de kerk gelooft, dat dat de katholieke of algemene waarheid is; dat het geloof in de goddelozen blijven kan, en dat het derhalve niet rechtvaardigt. Er kan tegen het zaligmakend geloof niets versmadelijkers dan dit gezegd worden, van welk geloof Christus spreekt: Wie in Hem gelooft, die zal niet vergaan, maar het eeuwige leven hebben, Johannes 6:4040 Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.. Wat nog meer is, zij leren dat het geloof alleen bezig is in de algemene voorstellingen als Wie de geboden houdt, die zal tot het leven ingaan, en: Wie geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig wezen; En niet in die bijzondere. Ik zal tot het leven ingaan, ik zal zalig wezen, of: De zonden zijn mij vergeven; want het zou (zeggende) een ijdel vertrouwen zijn; maar de hoop past de algemen uitspreken tot de specien of bijzondere personen, die nochtans evenwel missen kan; waar Paulus integendeel uitdrukkelijk zegt, Romeinen 5:55 en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is.: De hoop beschaamt niet. Ten laatste, zo zeggende dat het een onbeschaamdheid en verwaandheid is, iets zonder verdienste te hopen.
  9. De onzinnigheid van de geestdrijverijen, die het inwendige woord, zoals zij het noemen, van de verkondiging van het uiterlijke Woord afzonderen. Ten laatste, de razernij van de Wederdopers, die zichzelf inbeelden een volmaaktheid van het geloof.


Paginahulpmiddelen