Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


institutie:30

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
institutie:30 [04-09-2025 om 23.52 uur] ds. J.H. Zwartinstitutie:30 [15-09-2025 om 17.14 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 12: Regel 12:
 ==== 3. Wat houdt boetvaardigheid in als het woord gebruikt wordt als een synecdoche? ==== ==== 3. Wat houdt boetvaardigheid in als het woord gebruikt wordt als een synecdoche? ====
 Dan wordt het een “beet van de zonde” genoemd of een “prikkel van het geweten”. Het is een leedwezen [over de zonde], dat door de Griekse godgeleerden een prikkel wordt genoemd, omdat het het hart kwetst en verwondt. Gewoonlijk wordt het een //contritie// genoemd, dat wil zeggen: een verslagenheid, een vrees; en ze uit zich in twee vormen. Dan wordt het een “beet van de zonde” genoemd of een “prikkel van het geweten”. Het is een leedwezen [over de zonde], dat door de Griekse godgeleerden een prikkel wordt genoemd, omdat het het hart kwetst en verwondt. Gewoonlijk wordt het een //contritie// genoemd, dat wil zeggen: een verslagenheid, een vrees; en ze uit zich in twee vormen.
-Ze is wettisch gericht, omdat ze voortkomt uit de verkondiging van de wet. Langs die weg wordt de zondaar verwond door het brandijzer van de zonde en verbrijzeld door de vrees voor Gods toorn. In die verslagenheid blijft de zondaar verstrikt, omdat hij zich er niet uit kan bevrijden. Dit wordt een beschuldiging door de zonde genoemd die door de wet plaatsvindt (Romeinen 3:20). De apostel spreekt in 2 Korintiërs 7:10 over een “droefheid der wereld” die de dood met zich meebrengt. Dan is iemand bedroefd over zijn zonden en vol schrik en vrees voor de aanstaande straf. Als de Heere niet ingrijpt, is dit is een zekere weg naar de wanhoop. We hebben een voorbeeld in Kaïn,((*Genesis 4:13)) Saul,((*1 Samuël 15:30)) Achitofel (2 Samuël 17:23) en Judas.((*Matteüs 27:3-5)) In de uitverkorenen is het echter een voorbereiding tot de evangelische boetvaardigheid.+Ze is wettisch gericht, omdat ze voortkomt uit de verkondiging van de wet. Langs die weg wordt de zondaar verwond door het brandijzer van de zonde en verbrijzeld door de vrees voor Gods toorn. In die verslagenheid blijft de zondaar verstrikt, omdat hij zich er niet uit kan bevrijden. Dit wordt een beschuldiging door de zonde genoemd die door de wet plaatsvindt (Romeinen 3:20). De apostel spreekt in 2 Korintiërs 7:10 over een “droefheid der wereld” die de dood met zich meebrengt. Dan is iemand bedroefd over zijn zonden en vol schrik en vrees voor de aanstaande straf. Als de Heere niet ingrijpt, is diteen zekere weg naar de wanhoop. We hebben een voorbeeld in Kaïn,((*Genesis 4:13)) Saul,((*1 Samuël 15:30)) Achitofel (2 Samuël 17:23) en Judas.((*Matteüs 27:3-5)) In de uitverkorenen is het echter een voorbereiding tot de evangelische boetvaardigheid.
 Deze evangelische boetvaardigheid is de tweede vorm. Daardoor wordt een zondaar wel heel benauwd en verslagen over de zonde, maar toch klimt ze hoger. Door de verkondiging van het Evangelie neemt de zondaar Christus aan als een Medicijn voor zijn verwondingen en als een vertroosting voor zijn benauwdheid. Zo wordt Christus voor hem in al zijn ellende een [veilige] Haven. Dit wordt een “droefheid naar Gods wil” genoemd; deze komt voort uit het werk van Gods Geest en is Hem dan ook aangenaam. Deze droefheid is te vinden in degene die over zijn zonden bedroefd is, en dat niet uit vrees voor welke straf dan ook, maar omdat het hem ontzaglijk veel verdriet doet dat hij God, de barmhartige Vader, vertoornd heeft. Deze droefheid werkt ook bekering uit (//metanoiam//), wat wil zeggen dat men nadien wijs wordt, zoals de apostel leert in 2 Korintiërs 7:10. Deze evangelische boetvaardigheid is de tweede vorm. Daardoor wordt een zondaar wel heel benauwd en verslagen over de zonde, maar toch klimt ze hoger. Door de verkondiging van het Evangelie neemt de zondaar Christus aan als een Medicijn voor zijn verwondingen en als een vertroosting voor zijn benauwdheid. Zo wordt Christus voor hem in al zijn ellende een [veilige] Haven. Dit wordt een “droefheid naar Gods wil” genoemd; deze komt voort uit het werk van Gods Geest en is Hem dan ook aangenaam. Deze droefheid is te vinden in degene die over zijn zonden bedroefd is, en dat niet uit vrees voor welke straf dan ook, maar omdat het hem ontzaglijk veel verdriet doet dat hij God, de barmhartige Vader, vertoornd heeft. Deze droefheid werkt ook bekering uit (//metanoiam//), wat wil zeggen dat men nadien wijs wordt, zoals de apostel leert in 2 Korintiërs 7:10.
 Voorbeelden van deze droefheid zijn Hizkia, die uitspreekt: “Als een leeuw, zo verbreekt Hij al mijn beenderen” (Jesaja 38:13). Andere voorbeelden zijn David((*2 Samuël 12:13)) en Petrus, die bitter huilde maar toch niet ophield om [op de Here] te hopen (Matteüs 26:75). We kunnen ook denken aan degenen die door de prediking van Petrus verslagen van hart werden, maar omdat ze op Gods genade vertrouwden toch vroegen: “Wat moeten wij doen, mannen broeders?” Over hen spreekt de psalmdichter in Psalm 51:10: “Laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer jubelen.” En in vers 19 zegt hij: “De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God.” Jesaja 57:15 zegt: “In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest”, en hetzelfde zegt hij in hoofdstuk 66:2: “Op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor Mijn woord beeft.” Christus zegt in Matteüs 5:3: “Zalig zijn de armen van geest.” Dat zijn ootmoedige mensen die in het hart geraakt zijn, omdat ze hun zonden voelen drukken, geen hoogmoed kennen en zich aan God onderwerpen. Voorbeelden van deze droefheid zijn Hizkia, die uitspreekt: “Als een leeuw, zo verbreekt Hij al mijn beenderen” (Jesaja 38:13). Andere voorbeelden zijn David((*2 Samuël 12:13)) en Petrus, die bitter huilde maar toch niet ophield om [op de Here] te hopen (Matteüs 26:75). We kunnen ook denken aan degenen die door de prediking van Petrus verslagen van hart werden, maar omdat ze op Gods genade vertrouwden toch vroegen: “Wat moeten wij doen, mannen broeders?” Over hen spreekt de psalmdichter in Psalm 51:10: “Laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer jubelen.” En in vers 19 zegt hij: “De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God.” Jesaja 57:15 zegt: “In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest”, en hetzelfde zegt hij in hoofdstuk 66:2: “Op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor Mijn woord beeft.” Christus zegt in Matteüs 5:3: “Zalig zijn de armen van geest.” Dat zijn ootmoedige mensen die in het hart geraakt zijn, omdat ze hun zonden voelen drukken, geen hoogmoed kennen en zich aan God onderwerpen.
 ==== 4. Wat betekent de boetvaardigheid vervolgens ook? ==== ==== 4. Wat betekent de boetvaardigheid vervolgens ook? ====
-In de bredere betekenis van het woord is het een totale bekering van de mens tot God. Lucas 15:7 spreekt daarover: “Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert – dat is: die boetedoening doet en boetvaardig is – meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben.” Om deze houding goed te begrijpen moet men hen vergelijken met mensen die geheel en al van God vervreemd zijn. Handelingen 2:38 roept hen toe: “Beert u – of: doe boete, penitentie – en een ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden.” Deze bekering wordt omschreven als boetvaardigheid, dat wil zeggen: ware droefheid omdat men God vertoornd heeft, maar tegelijk met de wens en de hoop dat men vergeving van zonden ontvangt. Tegelijkertijd is er de wil en een bijzondere ijver om voortaan alle zonden uit de weg te gaan en heel zijn leven in te richten naar de wil van God.+In de bredere betekenis van het woord is het een totale bekering van de mens tot God. Lucas 15:7 spreekt daarover: “Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert – dat is: die boetedoening doet en boetvaardig is – meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben.” Om deze houding goed te begrijpen moet men hen vergelijken met mensen die geheel en al van God vervreemd zijn. Handelingen 2:38 roept hen toe: “Bekeert u – of: doe boete, penitentie – en een ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden.” Deze bekering wordt omschreven als boetvaardigheid, dat wil zeggen: ware droefheid omdat men God vertoornd heeft, maar tegelijk met de wens en de hoop dat men vergeving van zonden ontvangt. Tegelijkertijd is er de wil en een bijzondere ijver om voortaan alle zonden uit de weg te gaan en heel zijn leven in te richten naar de wil van God.
 ==== 5. Hoeveel aspecten kent deze boetvaardigheid in de zin van een totale bekering? ==== ==== 5. Hoeveel aspecten kent deze boetvaardigheid in de zin van een totale bekering? ====
   - Verslagenheid. Dan erkent iemand zijn zonden en weet hij dat hij vanwege die zonden Gods rechtvaardige toorn en de verdoemenis verdiend heeft. Zo iemand is ernstig bedroefd vanwege de gedane zonde, en heeft er ook een grondige afkeer van. Onder deze verslagenheid vallen tevens de ootmoed en een heilig leven. Zo was het bij Petrus, die bij het zien en ervaren van de goddelijke kracht in Christus voor zijn voeten neerviel en uitriep: “Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens” (Lucas 5:8). We zien deze verslagenheid ook bij David, die steeds in tranen was omdat hij gevoelde dat hij veel ontferming nodig had (Psalm 6:7 en Psalm 51:3).   - Verslagenheid. Dan erkent iemand zijn zonden en weet hij dat hij vanwege die zonden Gods rechtvaardige toorn en de verdoemenis verdiend heeft. Zo iemand is ernstig bedroefd vanwege de gedane zonde, en heeft er ook een grondige afkeer van. Onder deze verslagenheid vallen tevens de ootmoed en een heilig leven. Zo was het bij Petrus, die bij het zien en ervaren van de goddelijke kracht in Christus voor zijn voeten neerviel en uitriep: “Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens” (Lucas 5:8). We zien deze verslagenheid ook bij David, die steeds in tranen was omdat hij gevoelde dat hij veel ontferming nodig had (Psalm 6:7 en Psalm 51:3).
Regel 30: Regel 30:
 ==== 8. Wat is het derde aspect van de boetvaardigheid? ==== ==== 8. Wat is het derde aspect van de boetvaardigheid? ====
 Dit is het meest wezenlijke aspect ervan, wat overeenkomt met de wortel van het Hebreeuwse woord. Het wordt met nog meer recht een opnieuw-wijs-worden genoemd dan berouw en leedwezen. Dit is het meest wezenlijke aspect ervan, wat overeenkomt met de wortel van het Hebreeuwse woord. Het wordt met nog meer recht een opnieuw-wijs-worden genoemd dan berouw en leedwezen.
-//Wat is het dan?//+ 
 +//Wat is het dan?//\\
 Het is een oprechte omkeer van ons leven tot God, die voortkomt uit een oprecht en ernstig vrezen van God. Daardoor bekeert de zondaar zich van de zonde en neemt hij afscheid van de dwaasheid van de zondige overtredingen. Of beter gezegd: hij keert terug tot God, en verandert de oude gevoelens van zijn hart in betere. Het is een oprechte omkeer van ons leven tot God, die voortkomt uit een oprecht en ernstig vrezen van God. Daardoor bekeert de zondaar zich van de zonde en neemt hij afscheid van de dwaasheid van de zondige overtredingen. Of beter gezegd: hij keert terug tot God, en verandert de oude gevoelens van zijn hart in betere.
 ==== 9. Wat is ‘bekering tot God’ voor u? ==== ==== 9. Wat is ‘bekering tot God’ voor u? ====
-Dat is de gedaanteverandering of vernieuwing van de ziel. Die betreft niet zozeer het wezen ervan, zoals Illyricus fantaseert, maar voor zover nodig heeft die wel betrekking op de eigenschappen van de ziel. De mens heeft de oude natuur van zich afgeschud, en brengt nu vruchten van goede werken voort die met die vernieuwing van de ziel overeenkomen. Dit noemt men nu de wedergeboorte of de geestelijke vernieuwing van de mens. Daardoor wordt het beeld van God, dat door de zonde niet alleen maar verdoft is maar ook besmet en bezoedeld, opnieuw in ons opgericht en krijgt het een nieuwe gestalte in ons. Efeze 4:23 spreekt over een verjongd worden “door de geest van uw denken”, waardoor men “de nieuwe mens aandoet, die naar (de wil van) God geschapen is”. Dat wil zeggen: naar Gods beeld en gelijkenis in gerechtigheid en heiligheid. “Daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper” (Kolossenzen 3:9 en 10). +Dat is de gedaanteverandering of vernieuwing van de ziel. Die betreft niet zozeer het wezen ervan, zoals Illyricus fantaseert, maar voor zover nodig heeft die wel betrekking op de eigenschappen van de ziel. De mens heeft de oude natuur van zich afgeschud, en brengt nu vruchten van goede werken voort die met die vernieuwing van de ziel overeenkomen. Dit noemt men nu de wedergeboorte of de geestelijke vernieuwing van de mens. Daardoor wordt het beeld van God, dat door de zonde niet alleen maar verdoft is maar ook besmet en bezoedeld, opnieuw in ons opgericht en krijgt het een nieuwe gestalte in ons. Efeze 4:23 spreekt over een verjongd worden “door de geest van uw denken”, waardoor men “de nieuwe mens aandoet, die naar (de wil van) God geschapen is”. Dat wil zeggen: naar Gods beeld en gelijkenis in gerechtigheid en heiligheid. “Daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper” (Kolossenzen 3:9,10). 
-De Bijbel noemt deze bekering ook een besnijdenis van het hart. “Ontgin u nieuw land en zaait niet tussen de doornen; besnijdt u voor de HERE en doet weg de voorhuid van uw hart” (Jeremia 4:3 en 4). “Bekeert u en wendt u af van al uw overtredingen (…) en vernieuwt uw hart en uw geest” (Ezechiël 18:30 3n 31).+De Bijbel noemt deze bekering ook een besnijdenis van het hart. “Ontgin u nieuw land en zaait niet tussen de doornen; besnijdt u voor de HERE en doet weg de voorhuid van uw hart” (Jeremia 4:3,4). “Bekeert u en wendt u af van al uw overtredingen (…) en vernieuwt uw hart en uw geest” (Ezechiël 18:30,31).
 ==== 10. Wie werkt de bekering of de boetvaardigheid? ==== ==== 10. Wie werkt de bekering of de boetvaardigheid? ====
 De eerste oorzaak [van de boetvaardigheid] is God. “Breng ons, Here, tot U weder, dan zullen wij wederkeren” (Klaagliederen 5:21). “Bekeer mij, dan zal ik mij bekeren (…) Want nadat ik tot inkeer ben gekomen, heb ik berouw gekregen” (Jeremia 31:18,19). “Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste” (Ezechiël 36:26). “Zij (…) verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken” (Handelingen 11:18). En Paulus geeft in 2 Timoteüs 2:25,26 het bevel om zachtmoedig te zijn tegenover de ongelovigen, als hij zegt: “Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels, die hen gevangen hield.” Efeze 2:10 houdt ons ten aanzien van de wedergeboorte voor dat we Gods maaksel zijn, “in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. Hij spreekt hier namelijk over de genade en niet over de natuur van de mens. Daarmee gaat hij in tegen Pelagius en de semi-pelagianen, die beweren dat de natuur van de mens alleen maar verzwakt is en door de genade moet worden ondersteund. De eerste oorzaak [van de boetvaardigheid] is God. “Breng ons, Here, tot U weder, dan zullen wij wederkeren” (Klaagliederen 5:21). “Bekeer mij, dan zal ik mij bekeren (…) Want nadat ik tot inkeer ben gekomen, heb ik berouw gekregen” (Jeremia 31:18,19). “Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste” (Ezechiël 36:26). “Zij (…) verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken” (Handelingen 11:18). En Paulus geeft in 2 Timoteüs 2:25,26 het bevel om zachtmoedig te zijn tegenover de ongelovigen, als hij zegt: “Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels, die hen gevangen hield.” Efeze 2:10 houdt ons ten aanzien van de wedergeboorte voor dat we Gods maaksel zijn, “in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. Hij spreekt hier namelijk over de genade en niet over de natuur van de mens. Daarmee gaat hij in tegen Pelagius en de semi-pelagianen, die beweren dat de natuur van de mens alleen maar verzwakt is en door de genade moet worden ondersteund.
Regel 50: Regel 51:
   - Door het uitstellen van onze bekering doen we onszelf schade aan, en daardoor vergaderen we een schat van vele zonden, van Gods toorn en van Zijn straffen. “Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken” (Romeinen 2:5).   - Door het uitstellen van onze bekering doen we onszelf schade aan, en daardoor vergaderen we een schat van vele zonden, van Gods toorn en van Zijn straffen. “Maar in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken” (Romeinen 2:5).
   - De toorn van de engelen. Zoals zij zich verheugen over de bekering van zondaren (Lucas 15:7,10), zo zijn ze ongetwijfeld ook bedroefd vanwege de onboetvaardigheid van mensen.   - De toorn van de engelen. Zoals zij zich verheugen over de bekering van zondaren (Lucas 15:7,10), zo zijn ze ongetwijfeld ook bedroefd vanwege de onboetvaardigheid van mensen.
-  - De gevaarlijke vervreemding van God en de uiteindelijke verharding. Hoe langer men immers de bekering uitstelt, hoe moeilijjker het wordt zich te bekeren. “Oefen de knaap volgens de eis van zijn weg, ook wanneer hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken” (Spreuken 22:8). Het spreekwoord luidt: “Een late boet is zelden goed”.+  - De gevaarlijke vervreemding van God en de uiteindelijke verharding. Hoe langer men immers de bekering uitstelt, hoe moeilijker het wordt zich te bekeren. “Oefen de knaap volgens de eis van zijn weg, ook wanneer hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken” (Spreuken 22:8). Het spreekwoord luidt: “Een late boet is zelden goed”.
   - Het kwade geweten, dat het ergste en meest ellendige is dat in deze wereld te vinden is.   - Het kwade geweten, dat het ergste en meest ellendige is dat in deze wereld te vinden is.
   - Het geven van ergernis en het feit dat we schuldig staan ten opzichte van de zonden van anderen. Daarom spreekt Christus met veel droefheid: “Wee hem door wie zij [namelijk de ergernissen] komen” (Lucas 17:1).   - Het geven van ergernis en het feit dat we schuldig staan ten opzichte van de zonden van anderen. Daarom spreekt Christus met veel droefheid: “Wee hem door wie zij [namelijk de ergernissen] komen” (Lucas 17:1).


Paginahulpmiddelen