Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


institutie:31

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
institutie:31 [18-01-2021 om 12.08 uur] ds. J.H. Zwartinstitutie:31 [18-01-2021 om 15.54 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 1: Regel 1:
-====== De rechtvaardiging van de mens ======+====== De rechtvaardiging van de mens voor God ======
  
 ==== 1. Wat betekent het woord 'rechtvaardigen'? ==== ==== 1. Wat betekent het woord 'rechtvaardigen'? ====
  
-  - Naar het Latijnse woord //justificare// betekent 'rechtvaardigen' iemand metterdaad rechtvaardig maken, dat wil zeggen: vernieuwen, het hart veranderen – en dat is iets wat alleen God toekomt, zoals dat ook geldt voor 'heiligen' (//sanctificare//), dat is: van een onheilig mens een heilig mens maken. In die betekenis lijkt het door de apostel gebruikt te zijn in 1 Korintiërs 6:11: “En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.” Dit betekent: u bent van onreine tot reine mensen gemaakt, van onheilige tot heilige, en van onrechtvaardige tot rechtvaardige door de Heilige Geest om Christus’ wil in Wie u gelooft. \\ Deze betekenis hebben sommige oude kerkvaders gevolgd onder wie met name Augustinus, die daarbij méér gelet hebben op de herkomst van het Latijnse woord dan op de manier van spreken die de Heilige Geest hanteert. Dat houdt in dat ‘gerechtvaardigd worden’ bij hen vrijwel niets anders is dan van een onrechtvaardig een rechtvaardig mens worden door de genade van God om Christus’ wil. Dat is de reden waarom Augustinus in zijn //Brief aan Sixtum//((Blz. 105.)) en op veel andere plaatsen de rechtvaardiging voor de wedergeboorte of de heiligmaking houdt, terwijl hij toch over ‘vergeving van zonden’ spreekt als hij wil aangeven wat wij met Paulus ‘rechtvaardigmaking’ noemen. Dit is de oorzaak geweest dat dwaalgeesten de dwaling hebben beschermd, die beweert dat de rechtvaardiging uit de goede werken voortkomt. Het gevoelen van Augustinus komt dus toch overeen met dat van ons, omdat de vergeving van de zonden bij hem hetzelfde is als wat wij met Paulus de rechtvaardiging noemen. Vanuit die gedachte spreekt ook David de mens zalig, aan wie God gerechtigheid toerekent zonder werken, zoals Paulus hem uitlegt: “Zalig zij wier ongerechtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn” (Romeinen 4:6,7 en Psalm 32:1). En Augustinus zegt: “De rechtvaardigheid van de heiligen in deze wereld bestaat meer in de vergeving van de zonden als in de volmaaktheid van de deugden.” Het woordje ‘meer’ moet hier vertaald worden als ‘veeleer’, zoals in de tekst uit Handelingen 5:29: “Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen”, en in Johannes 12:43: “Want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God.” +  - Naar het Latijnse woord //justificare//  betekent 'rechtvaardigen' iemand metterdaad rechtvaardig maken, dat wil zeggen: vernieuwen, het hart veranderen – en dat is iets wat alleen God toekomt, zoals dat ook geldt voor 'heiligen' (//sanctificare//), dat is: van een onheilig mens een heilig mens maken. In die betekenis lijkt het door de apostel gebruikt te zijn in 1 Korintiërs 6:11: “En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.” Dit betekent: u bent van onreine tot reine mensen gemaakt, van onheilige tot heilige, en van onrechtvaardige tot rechtvaardige door de Heilige Geest om Christus’ wil in Wie u gelooft. \\ Deze betekenis hebben sommige oude kerkvaders gevolgd onder wie met name Augustinus, die daarbij méér gelet hebben op de herkomst van het Latijnse woord dan op de manier van spreken die de Heilige Geest hanteert. Dat houdt in dat ‘gerechtvaardigd worden’ bij hen vrijwel niets anders is dan van een onrechtvaardig een rechtvaardig mens worden door de genade van God om Christus’ wil. Dat is de reden waarom Augustinus in zijn //Brief aan Sixtum// ((Blz. 105.)) en op veel andere plaatsen de rechtvaardiging voor de wedergeboorte of de heiligmaking houdt, terwijl hij toch over ‘vergeving van zonden’ spreekt als hij wil aangeven wat wij met Paulus ‘rechtvaardigmaking’ noemen. Dit is de oorzaak geweest dat dwaalgeesten de dwaling hebben beschermd, die beweert dat de rechtvaardiging uit de goede werken voortkomt. Het gevoelen van Augustinus komt dus toch overeen met dat van ons, omdat de vergeving van de zonden bij hem hetzelfde is als wat wij met Paulus de rechtvaardiging noemen. Vanuit die gedachte spreekt ook David de mens zalig, aan wie God gerechtigheid toerekent zonder werken, zoals Paulus hem uitlegt: “Zalig zij wier ongerechtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn” (Romeinen 4:6,7 en Psalm 32:1). En Augustinus zegt: “De rechtvaardigheid van de heiligen in deze wereld bestaat meer in de vergeving van de zonden als in de volmaaktheid van de deugden.” Het woordje ‘meer’ moet hier vertaald worden als ‘veeleer’, zoals in de tekst uit Handelingen 5:29: “Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen”, en in Johannes 12:43: “Want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God.” 
-  - De Heilige Schrift gebruikt het als een woord uit de rechtspraak, en het betekent dan: rechtvaardigheid toerekenen aan, door toerekening voor rechtvaardig houden, vrij spreken van de zonden waarvan men wordt beschuldigd, door een uitspraak iemand voor rechtvaardig verklaren, iemand voor rechtvaardig houden en hem als zodanig erkennen. Dat wordt ook duidelijk in het Hebreeuwse woord //hitsdie// (rechtvaardigen) dat zo hier en daar in de Schrift wordt gebruikt tegenover het woord ‘veroordelen’ of ‘verdoemen’. Het blijkt ook uit het Griekse woord //dikaioon//, dat in deze betekenis bij de rechtspraak gebruikt wordt. Suidas legt dat uit als //dikaion nomisein//, dat wil zeggen: iemand rechtvaardig noemen, of: voor rechtvaardig houden. Zo is het ook in Spreuken 17:15: “Wie een goddeloze vrijspreekt en wie een rechtvaardige veroordeelt, deze beiden zijn de HERE een gruwel.” Daar betekent rechtspreken of rechtvaardigen niet de rechtvaardigheid in iemand aanbrengen, want als men dat doet, is dat geen gruwel. In Matteüs 12:37 staat: “Want naar uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en naar uw woorden zult gij veroordeeld worden.” En in Lucas 7:29 lezen we dat de tollenaars God rechtvaardigden, dat wil zeggen: ze erkenden en beleden dat Hij rechtvaardig is. In Lucas 16:15 staat: “Gij zijt het, die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen”, dat wil zeggen: u wilt voor rechtvaardig gehouden worden, zoals in Jakobus 2:21, waar van Abraham wordt gezegd dat hij gerechtvaardigd is, dus: door de mensen voor rechtvaardig gehouden worden vanwege zijn goede werken.+  - De Heilige Schrift gebruikt het als een woord uit de rechtspraak, en het betekent dan: rechtvaardigheid toerekenen aan, door toerekening voor rechtvaardig houden, vrij spreken van de zonden waarvan men wordt beschuldigd, door een uitspraak iemand voor rechtvaardig verklaren, iemand voor rechtvaardig houden en hem als zodanig erkennen. Dat wordt ook duidelijk in het Hebreeuwse woord //hitsdie//  (rechtvaardigen) dat zo hier en daar in de Schrift wordt gebruikt tegenover het woord ‘veroordelen’ of ‘verdoemen’. Het blijkt ook uit het Griekse woord //dikaioon//, dat in deze betekenis bij de rechtspraak gebruikt wordt. Suidas legt dat uit als //dikaion nomisein//, dat wil zeggen: iemand rechtvaardig noemen, of: voor rechtvaardig houden. Zo is het ook in Spreuken 17:15: “Wie een goddeloze vrijspreekt en wie een rechtvaardige veroordeelt, deze beiden zijn de HERE een gruwel.” Daar betekent rechtspreken of rechtvaardigen niet de rechtvaardigheid in iemand aanbrengen, want als men dat doet, is dat geen gruwel. In Matteüs 12:37 staat: “Want naar uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en naar uw woorden zult gij veroordeeld worden.” En in Lucas 7:29 lezen we dat de tollenaars God rechtvaardigden, dat wil zeggen: ze erkenden en beleden dat Hij rechtvaardig is. In Lucas 16:15 staat: “Gij zijt het, die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen”, dat wil zeggen: u wilt voor rechtvaardig gehouden worden, zoals in Jakobus 2:21, waar van Abraham wordt gezegd dat hij gerechtvaardigd is, dus: door de mensen voor rechtvaardig gehouden worden vanwege zijn goede werken.
   - Het woord geeft ook aan: anderen tot rechtvaardigheid brengen door hem te leren en onderwijs te geven. Zo lezen we in Daniël 12:3 dat de verstandigen velen tot rechtvaardigheid hebben gebracht, dat wil zeggen: onderwijs in gerechtigheid hebben gegeven, of door onderwijs rechtvaardig hebben gemaakt. Daardoor zullen zij blinken als de sterren. In Openbaring 22:11 lezen we: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht”, dat wil zeggen: laat hij in het goede mogen toenemen en daarin vorderingen maken.   - Het woord geeft ook aan: anderen tot rechtvaardigheid brengen door hem te leren en onderwijs te geven. Zo lezen we in Daniël 12:3 dat de verstandigen velen tot rechtvaardigheid hebben gebracht, dat wil zeggen: onderwijs in gerechtigheid hebben gegeven, of door onderwijs rechtvaardig hebben gemaakt. Daardoor zullen zij blinken als de sterren. In Openbaring 22:11 lezen we: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht”, dat wil zeggen: laat hij in het goede mogen toenemen en daarin vorderingen maken.
  
 ==== 2. In welke betekenis gebruikt Paulus het woord als hij spreekt over de rechtvaardigmaking van de mens voor God? ==== ==== 2. In welke betekenis gebruikt Paulus het woord als hij spreekt over de rechtvaardigmaking van de mens voor God? ====
  
-Hij gebruikt het niet in de eerste of derde betekenis, maar in de tweede die in rechtszaken gebruikelijk is. Want gerechtvaardigd worden betekent bij de apostel: voor rechtvaardig gehouden worden, omdat men door het uitgesproken vonnis van de hemelse Rechter verlost is van veroordeling en schuld. Dat blijkt uit de tegenstelling tussen rechtvaardiging en veroordeling die de apostel hanteert in Romeinen 8:33: “Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.” Bij Paulus is de rechtvaardiging dus een juridische uitspraak, en dus veel meer een rechtvaardig//verklaring// dan een rechtvaardig//making//.+Hij gebruikt het niet in de eerste of derde betekenis, maar in de tweede die in rechtszaken gebruikelijk is. Want gerechtvaardigd worden betekent bij de apostel: voor rechtvaardig gehouden worden, omdat men door het uitgesproken vonnis van de hemelse Rechter verlost is van veroordeling en schuld. Dat blijkt uit de tegenstelling tussen rechtvaardiging en veroordeling die de apostel hanteert in Romeinen 8:33: “Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.” Bij Paulus is de rechtvaardiging dus een juridische uitspraak, en dus veel meer een rechtvaardig//verklaring//  dan een rechtvaardig//making//.
  
 ==== 3. Op hoeveel manieren wordt door Paulus van iemand gezegd dat hij gerechtvaardigd wordt? ==== ==== 3. Op hoeveel manieren wordt door Paulus van iemand gezegd dat hij gerechtvaardigd wordt? ====
Regel 20: Regel 20:
 ==== 4. Wat betekent: uit de werken gerechtvaardigd worden? ==== ==== 4. Wat betekent: uit de werken gerechtvaardigd worden? ====
  
-Het betekent niet – wat sommige mensen denken – dat men de eigenschap((hebbelickheydt)) van de rechtvaardigheid uit de goede werken verkrijgt, of dat men door de werken gerechtvaardigd wordt. Het houdt wel in dat men als een rechtvaardige wordt beoordeeld, dus voor rechtvaardig wordt gehouden en zo ook wordt aangeduid vanwege de gehoorzaamheid die men aan de wet betoond heeft. Óf er wordt van iemand gezegd dat hij uit of door de werken gerechtvaardigd wordt, omdat er in zijn leven zó’n grote zuiverheid en heiligheid gevonden wordt dat die voor Gods troon het getuigenis van heiligheid verdient. De apostel leert echter dat niemand op deze manier gerechtvaardigd wordt – zie Romeinen 3:20: “Uit de werken der wet [zal] geen vlees voor Hem gerechtvaardigd [worden]”. Dat wil zeggen: er zal geen mens gerechtvaardigd worden vanwege het feit dat hij de wet volbracht heeft of dat hij de wet perfect heeft gehouden. De uitspraak “Alle vlees zal niet gerechtvaardigd worden” slaat bij de Grieken en Romeinen wel op het individu, maar in de Hebreeuwse taal geldt dit voor allen, omdat de ontkenning niet op het woord ‘alle’ slaat, maar op het zinsdeel ‘zal gerechtvaardigd worden’.+Het betekent niet – wat sommige mensen denken – dat men de eigenschap van de rechtvaardigheid uit de goede werken verkrijgt, of dat men door de werken gerechtvaardigd wordt. Het houdt wel in dat men als een rechtvaardige wordt beoordeeld, dus voor rechtvaardig wordt gehouden en zo ook wordt aangeduid vanwege de gehoorzaamheid die men aan de wet betoond heeft. Óf er wordt van iemand gezegd dat hij uit of door de werken gerechtvaardigd wordt, omdat er in zijn leven zó’n grote zuiverheid en heiligheid gevonden wordt dat die voor Gods troon het getuigenis van heiligheid verdient. De apostel leert echter dat niemand op deze manier gerechtvaardigd wordt – zie Romeinen 3:20: “Uit de werken der wet [zal] geen vlees voor Hem gerechtvaardigd [worden]”. Dat wil zeggen: er zal geen mens gerechtvaardigd worden vanwege het feit dat hij de wet volbracht heeft of dat hij de wet perfect heeft gehouden. De uitspraak “Alle vlees zal niet gerechtvaardigd worden” slaat bij de Grieken en Romeinen wel op het individu, maar in de Hebreeuwse taal geldt dit voor allen, omdat de ontkenning niet op het woord ‘alle’ slaat, maar op het zinsdeel ‘zal gerechtvaardigd worden’.
  
 ==== 5. Wat betekent: uit of door het geloof gerechtvaardigd worden? ==== ==== 5. Wat betekent: uit of door het geloof gerechtvaardigd worden? ====
Regel 51: Regel 51:
 ==== 10. Wat is de aanleiding of de motivering [voor de rechtvaardiging], die als oorzaak kan worden genoemd? ==== ==== 10. Wat is de aanleiding of de motivering [voor de rechtvaardiging], die als oorzaak kan worden genoemd? ====
  
-Dat is niet het vooruitzien van de goede werken die zullen plaatsvinden, of van het geloof; het is evenmin de waardering voor de goede werken die momenteel gebeuren, maar het is alleen Gods genade. Dat is niet een ingestorte genade van geloof of van liefde, maar een genade die uit genade, om niet, geschonken wordt. Deze genade is Gods goedwilligheid,((*Efeziërs 1:9)) Zijn welbehagen en Zijn liefde tot ons, mensen.((*Titus 3:4)) Daarom wordt in Romeinen 3:24 gezegd: “En worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.” In Romeinen 4:16 lezen we: “Daarom is het (alles) uit geloof, opdat het zou zijn naar genade”; en in hoofdstuk 11:6: “Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer.” In Efeziërs 2:8 lezen we: “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God.” Onze rechtvaardiging is dus geheel en al uit genade, zoals dat ook geldt voor de verkiezing en de roeping die aan de rechtvaardiging vooraf gaan, en voor de heiliging, die daarop volgt. Christus Zelf is door Zijn voldoening immers Zelf een genadegeschenk van God. Het is uit genade dat God ons omwille van een Ander en omwille de rechtvaardigheid van een Ander wil rechtvaardigen. Het geloof – waardoor we gerechtvaardigd worden – is zélf ook een gave van God. Ten slotte zien we ook dat de vergeving van de zonden alleen uit genade plaatsvindt. Dat leert Christus ons op verschillende plaatsen in de Schrift, zoals in Lucas 7:41 over de gelijkenis van de heer en zijn schuldenaars.+Dat is niet het vooruitzien van de goede werken die zullen plaatsvinden, of van het geloof; het is evenmin de waardering voor de goede werken die momenteel gebeuren, maar het is alleen Gods genade. Dat is niet een ingestorte genade van geloof of van liefde, maar een genade die uit genade, om niet, geschonken wordt. Deze genade is Gods goedwilligheid,((*Efeziërs 1:9)) Zijn welbehagen en Zijn liefde tot ons, mensen.((*Titus 3:4)) Daarom wordt in Romeinen 3:24 gezegd: “En worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.” In Romeinen 4:16 lezen we: “Daarom is het (alles) uit geloof, opdat het zou zijn naar genade”; en in Romeinen 11:6: “Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer.” In Efeziërs 2:8 lezen we: “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God.” Onze rechtvaardiging is dus geheel en al uit genade, zoals dat ook geldt voor de verkiezing en de roeping die aan de rechtvaardiging vooraf gaan, en voor de heiliging, die daarop volgt. Christus Zelf is door Zijn voldoening immers Zelf een genadegeschenk van God. Het is uit genade dat God ons omwille van een Ander en omwille de rechtvaardigheid van een Ander wil rechtvaardigen. Het geloof – waardoor we gerechtvaardigd worden – is zélf ook een gave van God. Ten slotte zien we ook dat de vergeving van de zonden alleen uit genade plaatsvindt. Dat leert Christus ons op verschillende plaatsen in de Schrift, zoals in Lucas 7:41 over de gelijkenis van de heer en zijn schuldenaars.
  
 ==== 11. Wat is de verdienstelijke of materiële oorzaak van de rechtvaardiging? Anders gezegd: waarom worden we nu eigenlijk gerechtvaardigd? ==== ==== 11. Wat is de verdienstelijke of materiële oorzaak van de rechtvaardiging? Anders gezegd: waarom worden we nu eigenlijk gerechtvaardigd? ====
Regel 70: Regel 70:
  
   - De actieve ongehoorzaamheid van Adam heeft ons tot zondaren gemaakt heeft. Dan volgt uit het tegenovergestelde dat de actieve gehoorzaamheid van Christus nodig is om ons te rechtvaardigen.((*Romeinen 5:10))   - De actieve ongehoorzaamheid van Adam heeft ons tot zondaren gemaakt heeft. Dan volgt uit het tegenovergestelde dat de actieve gehoorzaamheid van Christus nodig is om ons te rechtvaardigen.((*Romeinen 5:10))
-  - Wij hebben niet alleen te maken met de verzoening van de zonden om de dood te niet te doen, maar ook met de gave van de rechtvaardigheid om het eeuwige leven te verwerven. Door deze gave konden we de geboden van de wet gehoorzamen en voldoen aan de eis “Doe dat, en gij zult leven”. Daarom wordt Christus niet alleen de losprijs of het rantsoen van onze verlossing genoemd, maar ook het einde of de voltooiing van de wet tot zaligheid van alle gelovigen (Romeinen 10:4). In dit verband zegt Ambrosius : “Wie in Christus gelooft, heeft de wet volbracht.”+  - Wij hebben niet alleen te maken met de verzoening van de zonden om de dood te niet te doen, maar ook met de gave van de rechtvaardigheid om het eeuwige leven te verwerven. Door deze gave konden we de geboden van de wet gehoorzamen en voldoen aan de eis “Doe dat, en gij zult leven”. Daarom wordt Christus niet alleen de losprijs of het rantsoen van onze verlossing genoemd, maar ook het einde of de voltooiing van de wet tot zaligheid van alle gelovigen (Romeinen 10:4). In dit verband zegt Ambrosius: “Wie in Christus gelooft, heeft de wet volbracht.”
   - Christus heeft Zich niet alleen voor ons tot in de dood overgegeven, maar Hij heeft Zich voor ons ook geheiligd, opdat wij door de waarheid geheiligd zouden zijn (Johannes 17:19). Ook wordt van Hem gezegd, dat Hij ’ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing" (1 Korintiërs 1:30).   - Christus heeft Zich niet alleen voor ons tot in de dood overgegeven, maar Hij heeft Zich voor ons ook geheiligd, opdat wij door de waarheid geheiligd zouden zijn (Johannes 17:19). Ook wordt van Hem gezegd, dat Hij ’ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing" (1 Korintiërs 1:30).
-  - De passieve gehoorzaamheid van Christus is niet geheel en al passief geweest, maar het is terecht als gezegd wordt dat de actieve gehoorzaamheid een belangrijke plaats in de passieve heeft gehad. In Psalm 40:8 en 9 lezen we: “Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de boekrol is over mij geschreven; ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste.” We lezen ook: “Hij werd mishandeld, maar hij //liet// zich verdrukken” (Jesaja 53:7). Hij heeft Zichzelf als een hogepriester geofferd tot een offerande voor de zonden. “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden” (Hebreeën 10:14). Hij rekent hun de heiligheid van Christus’ offer toe, zoals de apostel dat uitlegt in Hebreeën 10:10: “Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.”+  - De passieve gehoorzaamheid van Christus is niet geheel en al passief geweest, maar het is terecht als gezegd wordt dat de actieve gehoorzaamheid een belangrijke plaats in de passieve heeft gehad. In Psalm 40:8,9 lezen we: “Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de boekrol is over mij geschreven; ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste.” We lezen ook: “Hij werd mishandeld, maar hij //liet//  zich verdrukken” (Jesaja 53:7). Hij heeft Zichzelf als een hogepriester geofferd tot een offerande voor de zonden. “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden” (Hebreeën 10:14). Hij rekent hun de heiligheid van Christus’ offer toe, zoals de apostel dat uitlegt in Hebreeën 10:10: “Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.”
   - De gehele Christus met al Zijn weldaden is ons gegeven. Als ons dan alleen de passieve gehoorzaamheid van Christus toegerekend wordt, zou het gevolg daarvan zijn dat Christus ons maar voor de helft is gegeven. Dan zou Hij alleen geleden hebben en niet gedaan hebben wat God behaagde. Dan zou Hij alleen de zonden en de dood weggenomen hebben en ons niet de rechtvaardigheid hebben aangebracht. Maar Christus is niet voor Zichzelf geboren en gegeven, maar voor ons,((*Jesaja 9:5)) om Zichzelf voor ons over te geven en voor ons te doen wat er gedaan moest worden, en te lijden wat er geleden moest worden.   - De gehele Christus met al Zijn weldaden is ons gegeven. Als ons dan alleen de passieve gehoorzaamheid van Christus toegerekend wordt, zou het gevolg daarvan zijn dat Christus ons maar voor de helft is gegeven. Dan zou Hij alleen geleden hebben en niet gedaan hebben wat God behaagde. Dan zou Hij alleen de zonden en de dood weggenomen hebben en ons niet de rechtvaardigheid hebben aangebracht. Maar Christus is niet voor Zichzelf geboren en gegeven, maar voor ons,((*Jesaja 9:5)) om Zichzelf voor ons over te geven en voor ons te doen wat er gedaan moest worden, en te lijden wat er geleden moest worden.
  
Regel 81: Regel 81:
 ==== 16. Hoe kan men zeggen dat wij om niet gerechtvaardigd worden, terwijl we vanwege de verdienste van Christus worden gerechtvaardigd? ==== ==== 16. Hoe kan men zeggen dat wij om niet gerechtvaardigd worden, terwijl we vanwege de verdienste van Christus worden gerechtvaardigd? ====
  
-In de raad van God de Vader is uit //genade// tot onze verlossing besloten, terwijl wij daartegenover niets van het onze aan God teruggeven. Zo worden dus door de woordjes ‘om niet’ onze verdiensten uitgesloten, maar niet de verdiensten van Christus. Er staat namelijk in de Schrift dat wij door Christus duur – dus als een kostbare schat – vrijgekocht zijn.((*1 Korintiërs 6:20 *1 Petrus 1:19)) Zo bezien mogen we dus heel terecht zeggen dat wij door verdiensten en werken gerechtvaardigd worden. We worden immers gerechtvaardigd door de verdienste en het werk van Christus.+In de raad van God de Vader is uit //genade//  tot onze verlossing besloten, terwijl wij daartegenover niets van het onze aan God teruggeven. Zo worden dus door de woordjes ‘om niet’ onze verdiensten uitgesloten, maar niet de verdiensten van Christus. Er staat namelijk in de Schrift dat wij door Christus duur – dus als een kostbare schat – vrijgekocht zijn.((*1 Korintiërs 6:20 *1 Petrus 1:19)) Zo bezien mogen we dus heel terecht zeggen dat wij door verdiensten en werken gerechtvaardigd worden. We worden immers gerechtvaardigd door de verdienste en het werk van Christus.
  
 ==== 17. Wie is het subject van de rechtvaardiging? ==== ==== 17. Wie is het subject van de rechtvaardiging? ====
Regel 113: Regel 113:
 ==== 23. Wat is eigenlijk toerekenen? ==== ==== 23. Wat is eigenlijk toerekenen? ====
  
-Toerekenen is niet iets geven, iets instorten of inplanten. Het is wel iets aan iemand toedenken of voor hem bestemmen, iets toerekenen of toeschrijven, iets bestemmen of aanbieden, iets op rekening ontvangen. Zo lezen we in Genesis 15:6: “En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem – dus Abraham, die te voren schuldig stond – toe als gerechtigheid.” Op een andere manier gezegd, zoals het in het Hebreeuws zou luiden: toegedacht, voor hem bestemd. Zo wordt het woord //chaschah// meestal opgevat, dus als ‘toerekenen’. Zo zien we het in Genesis 50:20: “Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht” of toegerekend. En ook in 2 Samuël 19:19: “Mijn heer rekene mij de ongerechtigheid niet toe, en gedenke toch niet wat uw knecht misdreven heeft.” Dat wil zeggen: denk het mij niet toe, bestem mij er niet toe om mij te straffen. Zo zien we ook in Romeinen 5:13: “Maar zonde wordt niet toegerekend als er geen wet is.” Ook in Romeinen 8:36: “Wij zijn gerekend als slachtschapen.” En ook in Romeinen 9:8: “De kinderen der belofte worden als nageslacht gerekend” (HSV). We zien deze betekenis ook in Marcus 15:28: “Hij is met de misdadigers gerekend.” In 2 Timoteüs 4:16 lezen we: “Allen hebben mij in de steek gelaten – het worde hun niet toegerekend.” En in Filemon vs. 18 zegt Paulus: “Mocht hij u schade berokkend hebben of iets schuldig zijn, breng dat mij in rekening.”+Toerekenen is niet iets geven, iets instorten of inplanten. Het is wel iets aan iemand toedenken of voor hem bestemmen, iets toerekenen of toeschrijven, iets bestemmen of aanbieden, iets op rekening ontvangen. Zo lezen we in Genesis 15:6: “En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem – dus Abraham, die te voren schuldig stond – toe als gerechtigheid.” Op een andere manier gezegd, zoals het in het Hebreeuws zou luiden: toegedacht, voor hem bestemd. Zo wordt het woord //chaschah//  meestal opgevat, dus als ‘toerekenen’. Zo zien we het in Genesis 50:20: “Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht” of toegerekend. En ook in 2 Samuël 19:19: “Mijn heer rekene mij de ongerechtigheid niet toe, en gedenke toch niet wat uw knecht misdreven heeft.” Dat wil zeggen: denk het mij niet toe, bestem mij er niet toe om mij te straffen. Zo zien we ook in Romeinen 5:13: “Maar zonde wordt niet toegerekend als er geen wet is.” Ook in Romeinen 8:36: “Wij zijn gerekend als slachtschapen.” En ook in Romeinen 9:8: “De kinderen der belofte worden als nageslacht gerekend” (HSV). We zien deze betekenis ook in Marcus 15:28: “Hij is met de misdadigers gerekend.” In 2 Timoteüs 4:16 lezen we: “Allen hebben mij in de steek gelaten – het worde hun niet toegerekend.” En in Filemon 1:18 zegt Paulus: “Mocht hij u schade berokkend hebben of iets schuldig zijn, breng dat mij in rekening.”
  
 ==== 24. Hoeveel vormen van toerekening zijn er? ==== ==== 24. Hoeveel vormen van toerekening zijn er? ====
Regel 136: Regel 136:
 ==== 28. Welk verschil is er tussen een wettische en evangelische rechtvaardiging? ==== ==== 28. Welk verschil is er tussen een wettische en evangelische rechtvaardiging? ====
  
-  - Er is geen zakelijk of formeel verschil, maar wel voor wat betreft de oorzaak, het subject en het doel. Er is geen zakelijk verschil, want beide zijn een uiting van gehoorzaamheid die aan God wordt bewezen. Er is ook geen formeel onderscheid omdat de regel van beide Gods wet is. God erkent immers geen gerechtigheid dan die met Zijn wet overeenstemt. Daarom staat er in Romeinen 3:31 dat de wet door het geloof bevestigd wordt. Eensdeels is dat omdat de rechtvaardigheid van Christus de volkomen handhaving van de wet is; anderdeels omdat wij door het geloof de Geest van Christus ‘aandoen’. Door de kracht daarvan beginnen wij de dingen die van God zijn te willen en te doen. Zo krijgt door Hem de gehoorzaamheid aan de wet in ons een aanvang.((*Romeinen 8:3,4)) Dit gaat dus over de rechtvaardigheid en de rechtvaardiging door de wet, dus: wat de wet vereist, namelijk de vervulling van de gerechtigheid en een volkomen oprechtheid van onze inspanningen. Dit alles ontvangen wij allen uit genade, ‘om niet’, in Christus Die we door het geloof mogen omhelzen. Het is, om zo te zeggen, wel in Hem, maar ook in ons door toe-eigening. Door het geloof wordt Hij met Zijn gerechtigheid immers de onze. In Galaten 4:4 en 5 lezen we: “Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet – dat wil zeggen: Hij is aan de wet onderworpen, en ook daarin onderging Hij het lijden –, om hen, die onder de wet waren – dat wil zeggen: die aan de wet onderworpen waren –, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen.”+  - Er is geen zakelijk of formeel verschil, maar wel voor wat betreft de oorzaak, het subject en het doel. Er is geen zakelijk verschil, want beide zijn een uiting van gehoorzaamheid die aan God wordt bewezen. Er is ook geen formeel onderscheid omdat de regel van beide Gods wet is. God erkent immers geen gerechtigheid dan die met Zijn wet overeenstemt. Daarom staat er in Romeinen 3:31 dat de wet door het geloof bevestigd wordt. Eensdeels is dat omdat de rechtvaardigheid van Christus de volkomen handhaving van de wet is; anderdeels omdat wij door het geloof de Geest van Christus ‘aandoen’. Door de kracht daarvan beginnen wij de dingen die van God zijn te willen en te doen. Zo krijgt door Hem de gehoorzaamheid aan de wet in ons een aanvang.((*Romeinen 8:3,4)) Dit gaat dus over de rechtvaardigheid en de rechtvaardiging door de wet, dus: wat de wet vereist, namelijk de vervulling van de gerechtigheid en een volkomen oprechtheid van onze inspanningen. Dit alles ontvangen wij allen uit genade, ‘om niet’, in Christus Die we door het geloof mogen omhelzen. Het is, om zo te zeggen, wel in Hem, maar ook in ons door toe-eigening. Door het geloof wordt Hij met Zijn gerechtigheid immers de onze. In Galaten 4:4,5 lezen we: “Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet – dat wil zeggen: Hij is aan de wet onderworpen, en ook daarin onderging Hij het lijden –, om hen, die onder de wet waren – dat wil zeggen: die aan de wet onderworpen waren –, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen.”
   - Er is verschil tussen beide wat het subject en de werkzame oorzaak betreft. Als de rechtvaardigheid van de wet namelijk in een mens woont, en die rechtvaardigheid wordt ook door hem voortgebracht, dan wordt die mens daardoor voor rechtvaardig gehouden. Zo’n rechtvaardig mens is er echter niet – dat is alleen Christus. Maar de evangelische rechtvaardigheid is een volkomen vervulling van de wet. Die vervulling vindt niet plaats in een mens; die vindt niet plaats in iemand die voor rechtvaardig gehouden wordt. De vervulling van de wet vindt plaats in een Ander, namelijk Christus. Maar die vervulling wordt tóch aan de mens toegerekend tot rechtvaardigheid. Daarom staat er in Romeinen 10:5-9: “De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven",((*Leviticus 18:5)) "maar de gerechtigheid uit het geloof", die ons de zaligheid uit genade verkondigt, spreekt aldus: "Indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden.”   - Er is verschil tussen beide wat het subject en de werkzame oorzaak betreft. Als de rechtvaardigheid van de wet namelijk in een mens woont, en die rechtvaardigheid wordt ook door hem voortgebracht, dan wordt die mens daardoor voor rechtvaardig gehouden. Zo’n rechtvaardig mens is er echter niet – dat is alleen Christus. Maar de evangelische rechtvaardigheid is een volkomen vervulling van de wet. Die vervulling vindt niet plaats in een mens; die vindt niet plaats in iemand die voor rechtvaardig gehouden wordt. De vervulling van de wet vindt plaats in een Ander, namelijk Christus. Maar die vervulling wordt tóch aan de mens toegerekend tot rechtvaardigheid. Daarom staat er in Romeinen 10:5-9: “De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven",((*Leviticus 18:5)) "maar de gerechtigheid uit het geloof", die ons de zaligheid uit genade verkondigt, spreekt aldus: "Indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden.”
   - Er is ook verschil voor wat het doel betreft. Het doel van de evangelische rechtvaardiging is de heerlijkheid van Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid. Het doel van de wettische rechtvaardiging is echter veel meer de heerlijkheid van mensen. De mens heeft dan namelijk iets om trots op te zijn.   - Er is ook verschil voor wat het doel betreft. Het doel van de evangelische rechtvaardiging is de heerlijkheid van Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid. Het doel van de wettische rechtvaardiging is echter veel meer de heerlijkheid van mensen. De mens heeft dan namelijk iets om trots op te zijn.
Regel 173: Regel 173:
   - Degenen die getuigen van deze zegening – maar die niet verkopen! – zijn de dienaren van het Evangelie. Johannes 20:23 zegt daarvan: “Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.” Want het geloof is uit het horen, en het horen door de prediking van het Woord (vgl. Romeinen 10:17).   - Degenen die getuigen van deze zegening – maar die niet verkopen! – zijn de dienaren van het Evangelie. Johannes 20:23 zegt daarvan: “Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.” Want het geloof is uit het horen, en het horen door de prediking van het Woord (vgl. Romeinen 10:17).
   - De inwendig werkende oorzaak zien we in twee opzichten.   - De inwendig werkende oorzaak zien we in twee opzichten.
-      - Het werktuig dat door God gegeven wordt, oftewel de hand die de aangeboden genade van de rechtvaardiging aanneemt en ontvangt, is het zaligmakende geloof dat door de Heilige Geest in de gelovigen wordt ingeplant. “Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet” (Romeinen 3:28). Op deze plaats en vele andere wordt ons duidelijk gemaakt dat we gerechtvaardigd en zaliggemaakt worden //door// het geloof((*Galaten 2:16 *Efeziërs 2:8)) en //uit// het geloof.((*Romeinen 3:28)) Let op: dit zijn de specifieke uitdrukkingen in dit verband. Er zal nooit “//om// het geloof” gezegd worden!((*Romeinen 10:8)) Daarom spreken we ook over de rechtvaardigheid van het geloof; dat wil zeggen dat de rechtvaardigheid door het geloof omhelsd wordt als men het Evangelie gelooft.+      - Het werktuig dat door God gegeven wordt, oftewel de hand die de aangeboden genade van de rechtvaardiging aanneemt en ontvangt, is het zaligmakende geloof dat door de Heilige Geest in de gelovigen wordt ingeplant. “Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet” (Romeinen 3:28). Op deze plaats en vele andere wordt ons duidelijk gemaakt dat we gerechtvaardigd en zaliggemaakt worden //door//  het geloof((*Galaten 2:16 *Efeziërs 2:8)) en //uit//  het geloof.((*Romeinen 3:28)) Let op: dit zijn de specifieke uitdrukkingen in dit verband. Er zal nooit “//om//  het geloof” gezegd worden!((*Romeinen 10:8)) Daarom spreken we ook over de rechtvaardigheid van het geloof; dat wil zeggen dat de rechtvaardigheid door het geloof omhelsd wordt als men het Evangelie gelooft.
       - De inwendig verzegelende oorzaak is de Heilige Geest. Hij verzegelt de rechtvaardiging in ons hart, en wel op zó’n manier dat we daar niet mee aan kunnen twijfelen. “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis” (Efeziërs 1:13).((*1 Korintiërs 6:11))       - De inwendig verzegelende oorzaak is de Heilige Geest. Hij verzegelt de rechtvaardiging in ons hart, en wel op zó’n manier dat we daar niet mee aan kunnen twijfelen. “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis” (Efeziërs 1:13).((*1 Korintiërs 6:11))
   - De uitwendig verzegelende oorzaak wordt gevormd door de sacramenten. Het ene is het sacrament van de inlijving, het andere van de verlossing. “En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof” (Romeinen 4:11).((*Titus 3:5))   - De uitwendig verzegelende oorzaak wordt gevormd door de sacramenten. Het ene is het sacrament van de inlijving, het andere van de verlossing. “En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof” (Romeinen 4:11).((*Titus 3:5))
Regel 183: Regel 183:
 ==== 35. Hoe kan men dan zeggen dat het geloof ons toegerekend wordt tot gerechtigheid? ==== ==== 35. Hoe kan men dan zeggen dat het geloof ons toegerekend wordt tot gerechtigheid? ====
  
-Dat kan men niet in absolute zin zeggen, wel echter als we het geloof niet op zichzelf maar in relatie met het Voorwerp van het geloof, de Gekruisigde. Dat maakt Romeinen 3:22 duidelijk waar Paulus zegt dat de “gerechtigheid Gods [is] door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven”. Ook vers 25 wijst hierop: “Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed”. In deze teksten wordt onder het woord “geloof” – door een metonymisch gebruik ervan – de gekruisigde Christus verstaan, maar dan alleen voor zover Hij door het geloof is aangenomen. In deze zin is het geloof van Abraham hem toegerekend tot of voor rechtvaardigheid, zoals we zien in Romeinen 4:9, waar duidelijk wordt gemaakt dat het geloof ieder die gelooft, tot rechtvaardigheid wordt gerekend. Dat betekent dus dat de gekruiste Christus, die door het geloof wordt aangenomen, door God gerekend wordt als onze rechtvaardigheid. Dat gebeurt dus – nogmaals gezegd – door God die vanaf zijn rechterstoel zijn rechterlijke uitspraak geeft en verklaart dat we rechtvaardig zijn. Het is als met een hand die een gegeven schat in ontvangst neemt. Die hand maakt niet rijk, maar de schat. Zo worden wij ook niet gerechtvaardigd door de daad van ons geloof, maar door Christus Zelf, die wij door het geloof aannemen. Zo bedoelen onze rechtzinnige godgeleerden het als ze zeggen dat wij door het geloof gerechtvaardigd worden. Het geloof wordt dus in correlatieve zin, in relatie tot het Voorwerp van het geloof [dat is Christus] tot rechtvaardigheid gerekend. Dat dit wáár is, blijkt uit de woorden van Paulus in Romeinen 3:27,28.((*Galaten 2:15,16)) Daar wordt de uitspraak dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, gesteld tegenover die waarin gezegd wordt dat we uit onze werken worden gerechtvaardigd. Dat zijn twee elkaar tegensprekende redenen. De logica van deze tegenstrijdigheid maakt duidelijk dat niemand door het geloof gerechtvaardigd wordt door een bepaald werk, hetzij van ons of van God in ons, maar alleen voor zover dat werk de verdienste van Christus in zich heeft opgenomen. Het ongeloof strijdt vanuit zichzelf wel tegen het geloof, en het niet-werken of het nalaten van goede werken tegen de werken van de wet. Maar ten aanzien van de rechtvaardiging zijn het //geloof//, dat op de verdienste van Christus steunt, en de //werken//, die steunen op de verdienstelijkheid van een mens, tegenstrijdige zaken. Daarom stelt Paulus de rechtvaardigheid van de wet en de rechtvaardigheid van het geloof regelrecht tegenover elkaar. In Filippenzen 3:9 verwerpt hij dan ook de rechtvaardigheid die uit de wet is. Hij kan zich namelijk alleen maar geruststellen door de rechtvaardigheid die uit het geloof in Jezus Christus is, of anders gezegd: uit God door het geloof.+Dat kan men niet in absolute zin zeggen, wel echter als we het geloof niet op zichzelf maar in relatie met het Voorwerp van het geloof, de Gekruisigde. Dat maakt Romeinen 3:22 duidelijk waar Paulus zegt dat de “gerechtigheid Gods [is] door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven”. Ook Romeinen 3:25 wijst hierop: “Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed”. In deze teksten wordt onder het woord “geloof” – door een metonymisch gebruik ervan – de gekruisigde Christus verstaan, maar dan alleen voor zover Hij door het geloof is aangenomen. In deze zin is het geloof van Abraham hem toegerekend tot of voor rechtvaardigheid, zoals we zien in Romeinen 4:9, waar duidelijk wordt gemaakt dat het geloof ieder die gelooft, tot rechtvaardigheid wordt gerekend. Dat betekent dus dat de gekruiste Christus, die door het geloof wordt aangenomen, door God gerekend wordt als onze rechtvaardigheid. Dat gebeurt dus – nogmaals gezegd – door God die vanaf zijn rechterstoel zijn rechterlijke uitspraak geeft en verklaart dat we rechtvaardig zijn. Het is als met een hand die een gegeven schat in ontvangst neemt. Die hand maakt niet rijk, maar de schat. Zo worden wij ook niet gerechtvaardigd door de daad van ons geloof, maar door Christus Zelf, die wij door het geloof aannemen. Zo bedoelen onze rechtzinnige godgeleerden het als ze zeggen dat wij door het geloof gerechtvaardigd worden. Het geloof wordt dus in correlatieve zin, in relatie tot het Voorwerp van het geloof [dat is Christus] tot rechtvaardigheid gerekend. Dat dit wáár is, blijkt uit de woorden van Paulus in Romeinen 3:27,28.((*Galaten 2:15,16)) Daar wordt de uitspraak dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, gesteld tegenover die waarin gezegd wordt dat we uit onze werken worden gerechtvaardigd. Dat zijn twee elkaar tegensprekende redenen. De logica van deze tegenstrijdigheid maakt duidelijk dat niemand door het geloof gerechtvaardigd wordt door een bepaald werk, hetzij van ons of van God in ons, maar alleen voor zover dat werk de verdienste van Christus in zich heeft opgenomen. Het ongeloof strijdt vanuit zichzelf wel tegen het geloof, en het niet-werken of het nalaten van goede werken tegen de werken van de wet. Maar ten aanzien van de rechtvaardiging zijn het //geloof//, dat op de verdienste van Christus steunt, en de //werken//, die steunen op de verdienstelijkheid van een mens, tegenstrijdige zaken. Daarom stelt Paulus de rechtvaardigheid van de wet en de rechtvaardigheid van het geloof regelrecht tegenover elkaar. In Filippenzen 3:9 verwerpt hij dan ook de rechtvaardigheid die uit de wet is. Hij kan zich namelijk alleen maar geruststellen door de rechtvaardigheid die uit het geloof in Jezus Christus is, of anders gezegd: uit God door het geloof.
  
 ==== 36. Waarom wordt in de uitdrukking “Wij worden door het geloof alleen gerechtvaardigd” het woord “alleen” toegevoegd? ==== ==== 36. Waarom wordt in de uitdrukking “Wij worden door het geloof alleen gerechtvaardigd” het woord “alleen” toegevoegd? ====
Regel 190: Regel 190:
  
   - In Marcus 5:36 wordt het woord uitdrukkelijk genoemd. De Heere Jezus wilde hier Jaïrus ondersteunen, en zegt dan tegen hem: “Wees niet bevreesd, geloof alleen”. Met deze woorden geeft Christus duidelijk aan dat Hij niets anders verlangt dan een geloof, want zonder het geloof is het onmogelijk om God welgevallig te zijn.((*Hebreeën 11:6))   - In Marcus 5:36 wordt het woord uitdrukkelijk genoemd. De Heere Jezus wilde hier Jaïrus ondersteunen, en zegt dan tegen hem: “Wees niet bevreesd, geloof alleen”. Met deze woorden geeft Christus duidelijk aan dat Hij niets anders verlangt dan een geloof, want zonder het geloof is het onmogelijk om God welgevallig te zijn.((*Hebreeën 11:6))
-  - We kennen in de Schrift nog een uitspraak die even krachtig is, namelijk Galaten 2:16. Daar zegt Paulus dat de mensen niet gerechtvaardigd worden dan door het geloof. En hij voegt er nadrukkelijk aan toe: “wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet”. Zie ook Romeinen 3:28 en 4:6, waar beide keren benadrukt wordt dat het is “zonder werken”. De rechtvaardigheid wordt dus te enenmale aan het geloof alleen toegeschreven, en niet aan de werken. Dit wordt ook bevestigd door het woordje //dorean// – om niet, uit genade, als een schenking.((*Romeinen 3:24)) Dit woordje sluit dus alle verdiensten uit van hen aan wie goed of kwaad wordt toegerekend. Zie Psalm 35:19, waar David zegt dat de vijanden hem “zonder oorzaak” haten (//dorean, chinnam//, zonder mijn schuld, onverdiend, om niet), en zonder dat hij hun een oorzaak tot haten gegeven had.+  - We kennen in de Schrift nog een uitspraak die even krachtig is, namelijk Galaten 2:16. Daar zegt Paulus dat de mensen niet gerechtvaardigd worden dan door het geloof. En hij voegt er nadrukkelijk aan toe: “wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet”. Zie ook Romeinen 3:28 en Romeinen 4:6, waar beide keren benadrukt wordt dat het is “zonder werken”. De rechtvaardigheid wordt dus te enenmale aan het geloof alleen toegeschreven, en niet aan de werken. Dit wordt ook bevestigd door het woordje //dorean//  – om niet, uit genade, als een schenking.((*Romeinen 3:24)) Dit woordje sluit dus alle verdiensten uit van hen aan wie goed of kwaad wordt toegerekend. Zie Psalm 35:19, waar David zegt dat de vijanden hem “zonder oorzaak” haten (//dorean, chinnam//, zonder mijn schuld, onverdiend, om niet), en zonder dat hij hun een oorzaak tot haten gegeven had.
   - De apostel zegt in Romeinen 10:3 dat de Joden zich niet aan de gerechtigheid van God hebben onderworpen, omdat ze hun eigen gerechtigheid wilden doen gelden als de rechtvaardigheid van het geloof.((*Galaten 3:2-5 *Filippenzen 3:7,8)) Paulus zegt dat hoe onberispelijk hij ook was voor de mensen in het houden van de wet, hij het alles voor “vuilnis” houdt, opdat hij de gerechtigheid die van God is, door het geloof zou verkrijgen. Daarmee geeft hij aan dat het onmogelijk is dat het geloof én de werken samen als een oorzaak van de gerechtigheid kunnen worden gezien.   - De apostel zegt in Romeinen 10:3 dat de Joden zich niet aan de gerechtigheid van God hebben onderworpen, omdat ze hun eigen gerechtigheid wilden doen gelden als de rechtvaardigheid van het geloof.((*Galaten 3:2-5 *Filippenzen 3:7,8)) Paulus zegt dat hoe onberispelijk hij ook was voor de mensen in het houden van de wet, hij het alles voor “vuilnis” houdt, opdat hij de gerechtigheid die van God is, door het geloof zou verkrijgen. Daarmee geeft hij aan dat het onmogelijk is dat het geloof én de werken samen als een oorzaak van de gerechtigheid kunnen worden gezien.
   - Het is nodig om aan Christus alléén de eer toe te schrijven en het benauwde geweten van de mens in zijn uiterste te troosten. Daarom is het woordje “alleen” vereist!   - Het is nodig om aan Christus alléén de eer toe te schrijven en het benauwde geweten van de mens in zijn uiterste te troosten. Daarom is het woordje “alleen” vereist!
-  - Hier komt de mening van de kerkvaders nog bij. Gennadius, die een uitlegger is van de brieven van Paulus, zegt dat het geloof //alleen// rechtvaardigheid schenkt. Zo is het ook bij Ambrosius in hoofdstuk 3 van zijn //Brief aan Romam//: “Zij zijn om niet gerechtvaardigd, omdat ze niets werkend en niets verdienend, door het geloof //alleen// gerechtvaardigd zijn.”+  - Hier komt de mening van de kerkvaders nog bij. Gennadius, die een uitlegger is van de brieven van Paulus, zegt dat het geloof //alleen//  rechtvaardigheid schenkt. Zo is het ook bij Ambrosius in hoofdstuk 3 van zijn //Brief aan Romam//: “Zij zijn om niet gerechtvaardigd, omdat ze niets werkend en niets verdienend, door het geloof //alleen//  gerechtvaardigd zijn.”
  
 ==== 37. Wat sluit het woordje “alleen” dan buiten, als we zeggen dat we door het geloof alleen gerechtvaardigd worden? ==== ==== 37. Wat sluit het woordje “alleen” dan buiten, als we zeggen dat we door het geloof alleen gerechtvaardigd worden? ====
Regel 206: Regel 206:
  
   - Niet alleen de ceremoniële verplichtingen (zoals onze tegenstanders beweren), maar ook de zedelijk goede werken, zoals blijkt uit verschillende uitspraken die hij als bewijs hiervoor naar voren brengt. Hij zegt in Romeinen 3:20: “Uit werken der wet [zal] geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden, want wet doet zonde kennen.” De wet doet dus wel zonde kennen, maar geen rechtvaardigheid. In Romeinen 4:15 staat dat de wet toorn bewerkt, omdat ze door niemand wordt onderhouden, en ze bewerkt dus geen rechtvaardigheid. Hetzelfde zien we in Romeinen 7:7: “Immers ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren.” Galaten 3:10 stelt: “Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.” En in vers 12 lezen we: “Bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven.”   - Niet alleen de ceremoniële verplichtingen (zoals onze tegenstanders beweren), maar ook de zedelijk goede werken, zoals blijkt uit verschillende uitspraken die hij als bewijs hiervoor naar voren brengt. Hij zegt in Romeinen 3:20: “Uit werken der wet [zal] geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden, want wet doet zonde kennen.” De wet doet dus wel zonde kennen, maar geen rechtvaardigheid. In Romeinen 4:15 staat dat de wet toorn bewerkt, omdat ze door niemand wordt onderhouden, en ze bewerkt dus geen rechtvaardigheid. Hetzelfde zien we in Romeinen 7:7: “Immers ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren.” Galaten 3:10 stelt: “Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.” En in vers 12 lezen we: “Bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven.”
-  - Paulus sluit ook de zedelijke werken buiten (zoals dezelfde tegenstanders zeggen) die de nog niet wedergeboren mensen doen op grond van de letter van de Schrift of vanuit hun natuurlijke vermogens buiten de genade van Christus om. Ieder die niet wedergeboren, dus nog buiten Christus is, kan immers nooit iets goeds doen. Maar dat niet alleen, Paulus sluit ook de goede werken van de wedergeboren mensen uit en eveneens de werken die vanuit de genade gedaan zijn of vanuit het geloof voortkomen. Dat gold ook voor Abraham, die ons voorgehouden wordt als een voorbeeld van degenen die gerechtvaardigd worden. Hij werd wel voor een rechtvaardig en wedergeboren mens gehouden, omdat hij werken deed waarvoor hij door de mensen geprezen werd. Maar bij God was hij daardoor niet gerechtvaardigd. Hoewel hij vele jaren lang in een heilig leven had uitgemunt, rekende God hem alleen rechtvaardig vanwege zijn geloof.((*Romeinen 4:2,3 *Habakuk 2:4)) Er wordt ook niet gesproken van ongelovigen, maar van gelovigen. “De rechtvaardige zal door zijn geloof leven” (Habakuk 2:4). En als David wedergeboren is, roept hij van zichzelf en alle anderen die God vrezen: “Welgelukzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is” (Psalm 32:1). En in Psalm 143:2 staat: “Ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig.” De apostel zegt: “Want ik ben mij van niets bewust.((Namelijk van ongerechtigheid, waarvan mensen hen zouden kunnen beschuldigd hebben.)), maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd” (1 Korintiërs 4:4) Dit alles is ook geen wonder, want de goede werken zijn een vrucht van de rechtvaardiging en geen oorzaak.+  - Paulus sluit ook de zedelijke werken buiten (zoals dezelfde tegenstanders zeggen) die de nog niet wedergeboren mensen doen op grond van de letter van de Schrift of vanuit hun natuurlijke vermogens buiten de genade van Christus om. Ieder die niet wedergeboren, dus nog buiten Christus is, kan immers nooit iets goeds doen. Maar dat niet alleen, Paulus sluit ook de goede werken van de wedergeboren mensen uit en eveneens de werken die vanuit de genade gedaan zijn of vanuit het geloof voortkomen. Dat gold ook voor Abraham, die ons voorgehouden wordt als een voorbeeld van degenen die gerechtvaardigd worden. Hij werd wel voor een rechtvaardig en wedergeboren mens gehouden, omdat hij werken deed waarvoor hij door de mensen geprezen werd. Maar bij God was hij daardoor niet gerechtvaardigd. Hoewel hij vele jaren lang in een heilig leven had uitgemunt, rekende God hem alleen rechtvaardig vanwege zijn geloof.((*Romeinen 4:2,3 *Habakuk 2:4)) Er wordt ook niet gesproken van ongelovigen, maar van gelovigen. “De rechtvaardige zal door zijn geloof leven” (Habakuk 2:4). En als David wedergeboren is, roept hij van zichzelf en alle anderen die God vrezen: “Welgelukzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is” (Psalm 32:1). En in Psalm 143:2 staat: “Ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig.” De apostel zegt: “Want ik ben mij van niets bewust," namelijk van ongerechtigheid, waarvan mensen hem zouden kunnen beschuldigd hebben, "maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd” (1 Korintiërs 4:4) Dit alles is ook geen wonder, want de goede werken zijn een vrucht van de rechtvaardiging en geen oorzaak.
   - Die werken zijn ook maar weinig in aantal, ze zijn onvolkomen en altijd bezoedeld door een of andere tekort van onze kant. “Wij zijn allen geworden als een onreine, al onze gerechtigheden als een bezoedeld kleed” (Jesaja 64:6).((*1 Koningen 8:46)) De gerechtigheid die ons innerlijk aankleeft, is immers nog niet zo krachtig in ons en ook niet bestendig, iets wat onze tegenstanders zelfs moeten toegeven! Hieruit volgt dus dat de tegenovergestelde krachten, namelijk de zonde, ook niet zomaar is weggenomen. De overblijfsels van de zonde blijven dus nog in datgene wat onvolkomen is.   - Die werken zijn ook maar weinig in aantal, ze zijn onvolkomen en altijd bezoedeld door een of andere tekort van onze kant. “Wij zijn allen geworden als een onreine, al onze gerechtigheden als een bezoedeld kleed” (Jesaja 64:6).((*1 Koningen 8:46)) De gerechtigheid die ons innerlijk aankleeft, is immers nog niet zo krachtig in ons en ook niet bestendig, iets wat onze tegenstanders zelfs moeten toegeven! Hieruit volgt dus dat de tegenovergestelde krachten, namelijk de zonde, ook niet zomaar is weggenomen. De overblijfsels van de zonde blijven dus nog in datgene wat onvolkomen is.
  
 Bellarminus zegt wel dat de ‘aanklevende gerechtigheid’ volkomen is voor zover het de habitus of de ‘hebbelijkheid’ ervan betreft, en alleen onvolkomen als het om de daden gaat. Maar dat is een verzinsel en een zinloze uitvlucht. Het wel of niet volmaakt zijn van de daad hangt immers af van het wel of niet volmaakt zijn van die habitus. Zo zegt Aristoteles in zijn //Ethiek//: “Van de beste habitus komt het tot de beste daad”.((//Eth. ad Eudem.//, boek 2, hoofdstuk 1,3.)) De voorafgegane rechtvaardigheid wordt echter weer tenietgedaan door de daaropvolgende zonde.((*Ezechiël 18:24)) Bellarminus zegt wel dat de ‘aanklevende gerechtigheid’ volkomen is voor zover het de habitus of de ‘hebbelijkheid’ ervan betreft, en alleen onvolkomen als het om de daden gaat. Maar dat is een verzinsel en een zinloze uitvlucht. Het wel of niet volmaakt zijn van de daad hangt immers af van het wel of niet volmaakt zijn van die habitus. Zo zegt Aristoteles in zijn //Ethiek//: “Van de beste habitus komt het tot de beste daad”.((//Eth. ad Eudem.//, boek 2, hoofdstuk 1,3.)) De voorafgegane rechtvaardigheid wordt echter weer tenietgedaan door de daaropvolgende zonde.((*Ezechiël 18:24))
 +
   - Er staat in Jakobus 2:10: “Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden.” Dat wil zeggen: hij wordt terecht als een schuldige gezien vanwege de overtreding van de wet in het algemeen. Wie immers in het geringste de wet overtreedt, schendt daarmee de majesteit en de voortreffelijkheid van de Wetgever. Daardoor moet de hele wet als één geheel gezien worden. Als dus één gebod wordt overtreden, is het gevolg dat beide tafels van de wet versmaad en veracht worden, ja de Wetgever zelf! Alle geboden zijn immers verordend door één Wetgever, en daarom is ook heel de wet één.   - Er staat in Jakobus 2:10: “Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden.” Dat wil zeggen: hij wordt terecht als een schuldige gezien vanwege de overtreding van de wet in het algemeen. Wie immers in het geringste de wet overtreedt, schendt daarmee de majesteit en de voortreffelijkheid van de Wetgever. Daardoor moet de hele wet als één geheel gezien worden. Als dus één gebod wordt overtreden, is het gevolg dat beide tafels van de wet versmaad en veracht worden, ja de Wetgever zelf! Alle geboden zijn immers verordend door één Wetgever, en daarom is ook heel de wet één.
   - De persoon wordt bij God ook niet aangenaam vanwege zijn goede werken. Het is juist andersom: de werken worden pas aangenaam voor God als de mens daaraan vooraf genade bij God gevonden heeft. Daarom staat er in Genesis 4:4: “De HERE sloeg acht op Abel en zijn offer.” En Hebreeën 11:4 stelt dat Abel door het geloof een beter offer aan God heeft gebracht dan Kaïn.   - De persoon wordt bij God ook niet aangenaam vanwege zijn goede werken. Het is juist andersom: de werken worden pas aangenaam voor God als de mens daaraan vooraf genade bij God gevonden heeft. Daarom staat er in Genesis 4:4: “De HERE sloeg acht op Abel en zijn offer.” En Hebreeën 11:4 stelt dat Abel door het geloof een beter offer aan God heeft gebracht dan Kaïn.
   - Paulus stelt in 2 Korintiërs 5:18 dat de verkondiging van de bediening der verzoening altijd in de gemeente moet blijven. Daardoor hebben de gelovigen tot aan het eind van hun leven geen andere rechtvaardigheid dan die hier beschreven wordt.   - Paulus stelt in 2 Korintiërs 5:18 dat de verkondiging van de bediening der verzoening altijd in de gemeente moet blijven. Daardoor hebben de gelovigen tot aan het eind van hun leven geen andere rechtvaardigheid dan die hier beschreven wordt.
  
-==== 39. Waarom zegt Jakobus dan in hoofdstuk 2:21 dat Abraham uit de werken is gerechtvaardigd? ====+==== 39. Waarom zegt Jakobus dan in hoofdstuk 2:21 dat Abraham is gerechtvaardigd uit de werken? ====
  
-Dat doet hij, omdat hij hier niet spreekt over de oorzaak, maar over de vrucht waaruit men de rechtvaardiging kan herkennen. Hij zegt immers dat Abraham gerechtvaardigd is uit de werken, toen hij zijn zoon Izak op het altaar geofferd had. Dat betekent dat men heeft moeten constateren dat hij hiervóór al door het geloof was gerechtvaardigd. Dat zag men vanuit zijn werken, die een getuigenis waren van zijn rechtvaardiging. Op deze manier bezien wordt een mens uit de werken gerechtvaardigd. Dat wil zeggen: de heiliging van zijn leven toont aan dat hij iemand is die door de gehoorzaamheid van Christus gerechtvaardigd wordt. Die heiliging komt immers als een vrucht uit de rechtvaardiging voort en getuigt daar ook van. Zo kan ook gezegd worden dat God Zijn uitverkorenen op de jongste dag uit hun werken zal rechtvaardigen. Er zijn namelijk twee uitgangspunten: het ene dat het er //is//, en het andere dat men het //kent//. Zo is het geloof een //zijnskenmerk// dat we rechtvaardig zijn. Maar de werken maken als een //kennisgegeven// duidelijk dat we het zijn. Daarom zal de Heere op de jongste dag juist die kennis van de rechtvaardiging voorop stellendus dat wat alle schepselen kunnen zien. “Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af” (Matteüs 25:34).+Dat doet hij, omdat hij hier niet spreekt over de oorzaak, maar over de vrucht waaruit men de rechtvaardiging kan herkennen. Hij zegt immers dat Abraham gerechtvaardigd is uit de werken, toen hij zijn zoon Izak op het altaar geofferd had. Dat betekent dat men constateerde dat hij hiervóór al door het geloof was gerechtvaardigd, wat men zag vanuit zijn werken, die een getuigenis waren van zijn rechtvaardiging. Op deze manier bezien wordt een mens uit de werken gerechtvaardigd. Dat wil zeggen: de heiliging van zijn leven toont aan dat hij iemand is die door de gehoorzaamheid van Christus gerechtvaardigd wordt. Die heiliging komt immers als een vrucht uit de rechtvaardiging voort en getuigt daar ook van. Zo kan ook gezegd worden dat God Zijn uitverkorenen op de jongste dag uit hun werken zal rechtvaardigen. Het gaat bij deze dingen immers respectievelijk om het beginsel van 'zijnen het beginsel van 'kennis': het geloof doet ons rechtvaardig //zijn//, terwijl de werken doen //weten// dat we rechtvaardig zijn. Daarom zal de Heere op de jongste dag juist het beginsel van de //kennis// van de gerechtigheid door het geloof openlijk tentoonstellenals Christus voor het oog van alle schepselen zal zeggen: “Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af” (Matteüs 25:34).
  
 ==== 40. Wat was voor Paulus het uitgangspunt van zijn vraag over de rechtvaardiging? Of: waarin bestaat het verschil van mening [met …]? ==== ==== 40. Wat was voor Paulus het uitgangspunt van zijn vraag over de rechtvaardiging? Of: waarin bestaat het verschil van mening [met …]? ====
Regel 227: Regel 228:
   - De Heilige Schrift zegt dat niemand uit de werken van de wet rechtvaardig is, ‘ook niet één’.((*Romeinen 3:10)) Dit staat namelijk vast: “Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet” (Galaten 3:10). Niemand echter, zelfs niet de meest heilige, voldoet aan Gods wet, zoals blijkt uit de klacht van de apostel in Romeinen 7.((*1 Johannes 1:10))   - De Heilige Schrift zegt dat niemand uit de werken van de wet rechtvaardig is, ‘ook niet één’.((*Romeinen 3:10)) Dit staat namelijk vast: “Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet” (Galaten 3:10). Niemand echter, zelfs niet de meest heilige, voldoet aan Gods wet, zoals blijkt uit de klacht van de apostel in Romeinen 7.((*1 Johannes 1:10))
   - De apostel zegt: “Want indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven” (Galaten 2:21).   - De apostel zegt: “Want indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven” (Galaten 2:21).
-  - God wil niet dat iemand zichzelf gaat prijzen, want ons roemen is uitgesloten (Romeinen 3:26 en 27).((*Efeziërs 2:8,9))+  - God wil niet dat iemand zichzelf gaat prijzen, want ons roemen is uitgesloten (Romeinen 3:26,27).((*Efeziërs 2:8,9))
   - Door de wet is de kennis van de zonde, en de wet ‘bewerkt toorn’. Dat wil zeggen: zij verkondigt dood en oordeel aan hen die geen volkomen gerechtigheid vanuit zijn werken kan aantonen.((*Romeinen 4:15 *Galaten 3:10))   - Door de wet is de kennis van de zonde, en de wet ‘bewerkt toorn’. Dat wil zeggen: zij verkondigt dood en oordeel aan hen die geen volkomen gerechtigheid vanuit zijn werken kan aantonen.((*Romeinen 4:15 *Galaten 3:10))
   - De wet is [door Mozes] gegeven ná de belofte van rechtvaardiging en het eeuwige leven.((*Galaten 3:17))   - De wet is [door Mozes] gegeven ná de belofte van rechtvaardiging en het eeuwige leven.((*Galaten 3:17))
Regel 249: Regel 250:
   - Het gaat ook om de bekendmaking van Gods goedheid. Petrus roept de gelovigen op “om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht” (1 Petrus 2:9). Het belangrijkste doel voor wat ons mensen betreft, is dat wij door Gods toerekening gerechtvaardigd in Zijn gunst leven en zelf ook rechtvaardig zijn. Dat wil zeggen: dat we vrij van de schuld door de zonde zijn en het voor ieder zichtbaar is dat we uit de gave van de rechtvaardigheid van Christus leven.((*Romeinen 5:19)) Het is bovendien van belang dat het recht van de wet in ons vervuld wordt, en dat we genieten van de vrucht die de gerechtigheid geeft, namelijk het eeuwige leven. “Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus” (Romeinen 8:17) – erfgenamen “overeenkomstig de hope des eeuwigen levens” (Titus 3:7). Het gaat er ook om dat wij zelf beter en rechtvaardiger gaan leven. “Indien wij, trachtende in Christus gerechtvaardigd te worden, ook zelf zijn gebleken zondaars te zijn, staat Christus dan in dienst der zonde? Volstrekt niet” (Galaten 2:17). We worden door het geloof in Christus gerechtvaardigd, en zo wordt de oude mens vernietigd door de kracht van de gekruiste Zoon van God. Het doel daarvan is dat Christus in ons woont en wij dankbaar zijn tegenover God voor zo’n grote weldaad; en dit moet dan ook blijken in ons doen van goede werken. Dat is de reden dat Paulus in vrijwel al zijn brieven uit de leer van het geloof of van de rechtvaardiging de leer van de heiliging of van de goede werken laat voortkomen. De heiliging is dus een vrucht en een noodzakelijk gevolg van de rechtvaardiging.   - Het gaat ook om de bekendmaking van Gods goedheid. Petrus roept de gelovigen op “om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht” (1 Petrus 2:9). Het belangrijkste doel voor wat ons mensen betreft, is dat wij door Gods toerekening gerechtvaardigd in Zijn gunst leven en zelf ook rechtvaardig zijn. Dat wil zeggen: dat we vrij van de schuld door de zonde zijn en het voor ieder zichtbaar is dat we uit de gave van de rechtvaardigheid van Christus leven.((*Romeinen 5:19)) Het is bovendien van belang dat het recht van de wet in ons vervuld wordt, en dat we genieten van de vrucht die de gerechtigheid geeft, namelijk het eeuwige leven. “Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus” (Romeinen 8:17) – erfgenamen “overeenkomstig de hope des eeuwigen levens” (Titus 3:7). Het gaat er ook om dat wij zelf beter en rechtvaardiger gaan leven. “Indien wij, trachtende in Christus gerechtvaardigd te worden, ook zelf zijn gebleken zondaars te zijn, staat Christus dan in dienst der zonde? Volstrekt niet” (Galaten 2:17). We worden door het geloof in Christus gerechtvaardigd, en zo wordt de oude mens vernietigd door de kracht van de gekruiste Zoon van God. Het doel daarvan is dat Christus in ons woont en wij dankbaar zijn tegenover God voor zo’n grote weldaad; en dit moet dan ook blijken in ons doen van goede werken. Dat is de reden dat Paulus in vrijwel al zijn brieven uit de leer van het geloof of van de rechtvaardiging de leer van de heiliging of van de goede werken laat voortkomen. De heiliging is dus een vrucht en een noodzakelijk gevolg van de rechtvaardiging.
  
-==== 44. Wat zijn de neveneffecten**((byvoeghsels))**? ====+==== 44. Wat zijn de neveneffecten? ====
  
 Als men op Gods werken let, gaan de verkiezing en de effectieve roeping in volgorde vóór de rechtvaardiging.((*Romeinen 8:20)) Vanuit de mens gezien, gaan zijn voorziene werken en evenmin zijn verdiensten die met Gods barmhartigheid overeenstemmen of die – zoals men wel zegt – voor die barmhartigheid in aanmerking komen, níet voor. Nee, dan gaan de zonden en de werken van het vlees((Zie Romeinen 3.)) vooraf. Augustinus zegt immers: “De goede werken volgen de gerechtvaardigden na; ze gaan niet vooraf aan degenen die gerechtvaardigd moeten worden.” De goede vruchten zijn er immers niet vóórdat er een goede boom is. Er zijn zaken die met de rechtvaardiging samengaan en erop volgen; dat zijn de vrede in het geweten, en ook de blijmoedigheid en vrede in het hart.((*Romeinen 5:1)) Bovendien zijn er onze aanneming tot kinderen Gods en de heiliging of nieuwheid van leven – vruchten die beschreven worden in Galaten 5:22. Zij die door het geloof delen in Christus, ontvangen tegelijk met Hem de Heilige Geest, Die de Oorsprong en Bewerker van alle heiligheid is. Al de ontvangen weldaden en vruchten zijn wel van elkaar onderscheiden, maar toch zijn ze alle door een onverbreekbare band met elkaar verbonden, zodat ze nooit van elkaar gescheiden kunnen worden. De laatste vrucht is dus een ontwijfelbaar bewijs van het eerste; en dat geldt zowel in het hart van de gelovige als bij anderen. Als men op Gods werken let, gaan de verkiezing en de effectieve roeping in volgorde vóór de rechtvaardiging.((*Romeinen 8:20)) Vanuit de mens gezien, gaan zijn voorziene werken en evenmin zijn verdiensten die met Gods barmhartigheid overeenstemmen of die – zoals men wel zegt – voor die barmhartigheid in aanmerking komen, níet voor. Nee, dan gaan de zonden en de werken van het vlees((Zie Romeinen 3.)) vooraf. Augustinus zegt immers: “De goede werken volgen de gerechtvaardigden na; ze gaan niet vooraf aan degenen die gerechtvaardigd moeten worden.” De goede vruchten zijn er immers niet vóórdat er een goede boom is. Er zijn zaken die met de rechtvaardiging samengaan en erop volgen; dat zijn de vrede in het geweten, en ook de blijmoedigheid en vrede in het hart.((*Romeinen 5:1)) Bovendien zijn er onze aanneming tot kinderen Gods en de heiliging of nieuwheid van leven – vruchten die beschreven worden in Galaten 5:22. Zij die door het geloof delen in Christus, ontvangen tegelijk met Hem de Heilige Geest, Die de Oorsprong en Bewerker van alle heiligheid is. Al de ontvangen weldaden en vruchten zijn wel van elkaar onderscheiden, maar toch zijn ze alle door een onverbreekbare band met elkaar verbonden, zodat ze nooit van elkaar gescheiden kunnen worden. De laatste vrucht is dus een ontwijfelbaar bewijs van het eerste; en dat geldt zowel in het hart van de gelovige als bij anderen.
Regel 273: Regel 274:
 ==== 48. Welke zaken zijn in strijd met deze leer? ==== ==== 48. Welke zaken zijn in strijd met deze leer? ====
  
-  - In de eerste plaats zijn er de dwalingen van de roomsgezinden. Zij leren namelijk het volgende: +  - In de eerste plaats zijn er de dwalingen van de roomsen. Zij leren namelijk het volgende: 
-      - dat de verdiensten //ex congruo// (dat wil zeggen: vanuit de voorbereidende goede werken) een ‘bewegende oorzaak’ zijn van de rechtvaardiging; +      - dat de verdiensten //ex congruo//  (dat wil zeggen: vanuit de voorbereidende goede werken) een ‘bewegende oorzaak’ zijn van de rechtvaardiging; 
-      - dat de sacramenten, voor zover ze een werk zijn, //ex opere operato// rechtvaardig maken;+      - dat de sacramenten, voor zover ze een werk zijn, //ex opere operato//  rechtvaardig maken;
       - dat we niet alleen door het geloof gerechtvaardigd worden; vele goddelozen zouden dat, naar hun mening, ook kunnen zeggen. Het geloof maakt alleen rechtvaardig in zover het gestalte krijgt in de liefde, en dan alleen nog maar ten aanzien van het beginsel van de rechtvaardiging.       - dat we niet alleen door het geloof gerechtvaardigd worden; vele goddelozen zouden dat, naar hun mening, ook kunnen zeggen. Het geloof maakt alleen rechtvaardig in zover het gestalte krijgt in de liefde, en dan alleen nog maar ten aanzien van het beginsel van de rechtvaardiging.
       - dat de liefde de gestalte van de rechtvaardiging is;       - dat de liefde de gestalte van de rechtvaardiging is;
       - dat de leer van de rechtvaardiging uit genade door het geloof een vrijbrief is om te zondigen, en dat de ijver om goede werken te doen daardoor verzwakt wordt en zelfs krachteloos wordt gemaakt;       - dat de leer van de rechtvaardiging uit genade door het geloof een vrijbrief is om te zondigen, en dat de ijver om goede werken te doen daardoor verzwakt wordt en zelfs krachteloos wordt gemaakt;
       - dat men moet twijfelen aan de vergeving van de zonden;       - dat men moet twijfelen aan de vergeving van de zonden;
-      - dat de mensen met hun misleidende ‘speelgoed’((leurige poppe-goedt)) van goede werken aan Gods gerechtigheid kunnen voldoen;+      - dat de mensen met hun kinderspel van goede werken aan Gods gerechtigheid kunnen voldoen;
       - dat ze in hun wantrouwen op de verdiensten van Christus de toevlucht nemen tot de verdiensten van hun goede werken en tot de voorbede van de heiligen;       - dat ze in hun wantrouwen op de verdiensten van Christus de toevlucht nemen tot de verdiensten van hun goede werken en tot de voorbede van de heiligen;
       - dat ze het vermogen om te rechtvaardigen aan Maria toeschrijven;       - dat ze het vermogen om te rechtvaardigen aan Maria toeschrijven;
Regel 296: Regel 297:
       - Weer anderen stellen dat Christus door Zijn dood verworven heeft dat wij met die aanklevende gerechtigheid en liefde worden bekleed. Door de verdienste daarvan kunnen wij het leven en de zaligheid verkrijgen en ontvangen we die ook werkelijk.       - Weer anderen stellen dat Christus door Zijn dood verworven heeft dat wij met die aanklevende gerechtigheid en liefde worden bekleed. Door de verdienste daarvan kunnen wij het leven en de zaligheid verkrijgen en ontvangen we die ook werkelijk.
       - Rechtvaardiging en heiliging worden op deze manier echter vermengd.       - Rechtvaardiging en heiliging worden op deze manier echter vermengd.
-  - De dwaling van Osiander, Hij leerde dat mensen gerechtvaardigd worden door Gods wezenlijke rechtvaardigheid, dus door de rechtvaardigheid die Gods Wezen zelf is.+  - De dwaling van Osiander, die leerde dat mensen gerechtvaardigd worden door Gods wezenlijke rechtvaardigheid, dus door de rechtvaardigheid die Gods wezen zelf is.
   - De mening van de zogenaamde vrijgeesten, die een vleselijke zorgeloosheid voorstaan; daarbij is een mens die uit genade alléén gerechtvaardigd is, vrij om te doen wat hij wil.   - De mening van de zogenaamde vrijgeesten, die een vleselijke zorgeloosheid voorstaan; daarbij is een mens die uit genade alléén gerechtvaardigd is, vrij om te doen wat hij wil.


Paginahulpmiddelen