Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


institutie:32

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
institutie:32 [08-07-2025 om 09.53 uur] Cornelis Bregmaninstitutie:32 [14-09-2025 om 21.15 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 28: Regel 28:
 De hier bedoelde werken kunnen overigens wel goed genoemd worden in het [burgerlijke] gebruik, maar niet in de dienst [van God]. Maar een mens die wedergeboren is en daardoor vanuit het geloof ten dele een oprecht hart gekregen heeft, is ten dele in staat om naar de maat van de door hem ontvangen oprechtheid van hart goede werken te doen. De hier bedoelde werken kunnen overigens wel goed genoemd worden in het [burgerlijke] gebruik, maar niet in de dienst [van God]. Maar een mens die wedergeboren is en daardoor vanuit het geloof ten dele een oprecht hart gekregen heeft, is ten dele in staat om naar de maat van de door hem ontvangen oprechtheid van hart goede werken te doen.
 ==== 12. Maar werden de daden van Cornelius niet geprezen vóór hij gedoopt werd en in Christus geloofde (Handelingen 10:4)? ==== ==== 12. Maar werden de daden van Cornelius niet geprezen vóór hij gedoopt werd en in Christus geloofde (Handelingen 10:4)? ====
-Hij wordt ‘godvruchtig’, dat is godzalig en godvrezend, genoemd in vers 2. Zo was hij dus, vóór hij de doop ontving, tot de kennis van de ware God bekeerd. Hij was dus niet geheel zonder het geloof in de Messias. Bovendien wordt er gezegd dat hij voortdurend gebeden heeft, dat zijn aalmoezen God welgevallig waren en dat zijn gebeden door God verhoord werden. Het is echter onmogelijk dat iemand vanwege zijn persoon of vanwege zijn werk aan God kan behagen zónder geloof (Hebreeën 11:6). Hij moet een begin van het geloof in Christus gehad hebben, en daarom was hij gerechtvaardigd en wedergeboren, hoewel hij nog niet ten volle in de kennis van Christus onderwezen was, en hij evenmin wist dat Christus al gekomen was. Daarom wordt Petrus ook naar hem toe gestuurd om hem volledig te onderwijzen.+Hij wordt ‘godvruchtig’, dat is godzalig en godvrezend, genoemd in Handelingen 10:2. Zo was hij dus, vóór hij de doop ontving, tot de kennis van de ware God bekeerd. Hij was dus niet geheel zonder het geloof in de Messias. Bovendien wordt er gezegd dat hij voortdurend gebeden heeft, dat zijn aalmoezen God welgevallig waren en dat zijn gebeden door God verhoord werden. Het is echter onmogelijk dat iemand vanwege zijn persoon of vanwege zijn werk aan God kan behagen zónder geloof (Hebreeën 11:6). Hij moet een begin van het geloof in Christus gehad hebben, en daarom was hij gerechtvaardigd en wedergeboren, hoewel hij nog niet ten volle in de kennis van Christus onderwezen was, en hij evenmin wist dat Christus al gekomen was. Daarom wordt Petrus ook naar hem toe gestuurd om hem volledig te onderwijzen.
 ==== 13. Zijn de goede werken van degenen die wedergeboren zijn, zuiver en volkomen goed, en zonder ook maar één vlekje? ==== ==== 13. Zijn de goede werken van degenen die wedergeboren zijn, zuiver en volkomen goed, en zonder ook maar één vlekje? ====
   - Nee, want de Schrift ontkent dit.((*Jesaja 64:6 *Jakobus 3:2))   - Nee, want de Schrift ontkent dit.((*Jesaja 64:6 *Jakobus 3:2))
   - Het is niet genoeg om een bepaald werk geheel zuiver en goed te laten zijn, als dat wat gedaan is zonder de Heilige Geest en zonder het geloof tot stand kwam. Het moet namelijk zo zijn dat de menselijke eigenschappen om dit werk te doen – namelijk verstand, wil en genegenheden – ten volle gehoorzaam zijn aan de Geest van God. Dat laatste is niemand gegeven dan alleen Christus. Maar in ons en in onze ziel blijven altijd de oude en de nieuwe mens, de geest en het vlees tegenover elkaar staan. De wet van het verstand (en dan bedoel ik niet het natuurlijke verstand, maar het verstand dat door Gods Geest vernieuwd is) blijft staan tegenover de wet van de zonde. De inwendige mens wordt wel van dag tot dag vernieuwd, maar het vlees strijdt tegen de geest zolang wij dit sterfelijke lichaam omdragen. Dat zegt ook de apostel in Romeinen 7:23: “In mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand.”   - Het is niet genoeg om een bepaald werk geheel zuiver en goed te laten zijn, als dat wat gedaan is zonder de Heilige Geest en zonder het geloof tot stand kwam. Het moet namelijk zo zijn dat de menselijke eigenschappen om dit werk te doen – namelijk verstand, wil en genegenheden – ten volle gehoorzaam zijn aan de Geest van God. Dat laatste is niemand gegeven dan alleen Christus. Maar in ons en in onze ziel blijven altijd de oude en de nieuwe mens, de geest en het vlees tegenover elkaar staan. De wet van het verstand (en dan bedoel ik niet het natuurlijke verstand, maar het verstand dat door Gods Geest vernieuwd is) blijft staan tegenover de wet van de zonde. De inwendige mens wordt wel van dag tot dag vernieuwd, maar het vlees strijdt tegen de geest zolang wij dit sterfelijke lichaam omdragen. Dat zegt ook de apostel in Romeinen 7:23: “In mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand.”
-  De natuurlijke krachten van onze ziel, die de eerste oorzaak vormen voor onze daden als mens, zijn nog niet geheel en al geestelijk en getekend door wedergeboorte. Ook het vlees met zijn aangeboren onreinheden oefent nog steeds invloed uit op de ziel; en evenmin is het geloof al volkomen. De geest en het vlees zijn wel van elkaar onderscheiden, maar ze hebben nog geen van elkaar afgezonderde woonplaatsen, en ze hebben ook niet ieder hun eigen daden; maar ze zijn met elkaar vermengd. +  De natuurlijke krachten van onze ziel, die de eerste oorzaak vormen voor onze daden als mens, zijn nog niet geheel en al geestelijk en getekend door wedergeboorte. Ook het vlees met zijn aangeboren onreinheden oefent nog steeds invloed uit op de ziel; en evenmin is het geloof al volkomen. De geest en het vlees zijn wel van elkaar onderscheiden, maar ze hebben nog geen van elkaar afgezonderde woonplaatsen, en ze hebben ook niet ieder hun eigen daden; maar ze zijn met elkaar vermengd.\\ Daaruit volgt wel dat er geen enkel werk is van een wedergeboren mens – hoe uitnemend hij of zij ook mag zijn – dat voor een deel volledig van alle zondigheid van het vlees gezuiverd kan zijn en voor een ander deel geheel onzuiver is. Hij kan nog geen werk doen dat niet met iets van het vlees is vermengd. Wel mag men iets voor een goed werk houden – vergelijkenderwijs gesproken – als de geest in haar strijd tegen het vlees de overhand heeft. Zo zijn er ook kwade werken waarin het vlees overwint. Daarom zegt Paulus van zichzelf toen hij wedergeboren was: “Het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik” (Romeinen 7:19).
-  Daaruit volgt wel dat er geen enkel werk is van een wedergeboren mens – hoe uitnemend hij of zij ook mag zijn – dat voor een deel volledig van alle zondigheid van het vlees gezuiverd kan zijn en voor een ander deel geheel onzuiver is. Hij kan nog geen werk doen dat niet met iets van het vlees is vermengd. Wel mag men iets voor een goed werk houden – vergelijkenderwijs gesproken – als de geest in haar strijd tegen het vlees de overhand heeft. Zo zijn er ook kwade werken waarin het vlees overwint. Daarom zegt Paulus van zichzelf toen hij wedergeboren was: “Het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik” (Romeinen 7:19).+
 ==== 14. Waarom worden ze dan volmaakt genoemd, en waardoor valt het de wedergeborenen gemakkelijk om ze te doen? ==== ==== 14. Waarom worden ze dan volmaakt genoemd, en waardoor valt het de wedergeborenen gemakkelijk om ze te doen? ====
 Ze worden wel volmaakt genoemd,((*Genesis 6:9 *Lucas 1:6)) en gemakkelijk om te doen,((*Matteüs 11:30 *1 Johannes 5:3)) maar niet vanwege de volmaakte graad die de wedergeborenen daarin zouden hebben bereikt, en dus niet naar de norm van de allerhoogste eis van de wet, die nodig is om de volkomen vervulling ervan te bereiken. Echter wel om de volgende redenen: Ze worden wel volmaakt genoemd,((*Genesis 6:9 *Lucas 1:6)) en gemakkelijk om te doen,((*Matteüs 11:30 *1 Johannes 5:3)) maar niet vanwege de volmaakte graad die de wedergeborenen daarin zouden hebben bereikt, en dus niet naar de norm van de allerhoogste eis van de wet, die nodig is om de volkomen vervulling ervan te bereiken. Echter wel om de volgende redenen:
Regel 56: Regel 55:
 ==== 17. Wat houdt de verdienste in? ==== ==== 17. Wat houdt de verdienste in? ====
 In het algemeen gesproken is het een effect van het gedane werk dat de beloning op het goed doen of de straf op het kwaad doen bepaalt. In het algemeen gesproken is het een effect van het gedane werk dat de beloning op het goed doen of de straf op het kwaad doen bepaalt.
-//Hoeveel verdiensten zijn er?// + 
-Twee: een verdienste-van-straf, waarbij men gewoonlijk van schuld spreekt die aan de straf verbonden wordt; en een verdienste-van-loon, die de algemeen geldende naam van ‘verdienste’ behoudt. De laatste is een weldaad die men niet verplicht is te geven, maar wel nuttig is voor degene aan wie men die geeft; en daarop volgt een beloning die hiermee in overeenstemming is.((*Romeinen 1:27))+//Hoeveel verdiensten zijn er?//\\ Twee: een verdienste-van-straf, waarbij men gewoonlijk van schuld spreekt die aan de straf verbonden wordt; en een verdienste-van-loon, die de algemeen geldende naam van ‘verdienste’ behoudt. De laatste is een weldaad die men niet verplicht is te geven, maar wel nuttig is voor degene aan wie men die geeft; en daarop volgt een beloning die hiermee in overeenstemming is.((*Romeinen 1:27))
 ==== 18. Wat houdt de vergelding of beloning in? ==== ==== 18. Wat houdt de vergelding of beloning in? ====
 Het is iets wat aan hem die een bepaald werk gedaan heeft, vanwege dat werk gegeven wordt, en heeft dus met verdienste te maken. Het wordt ook wel //mistos// genoemd, oftewel loon. Er is sprake van tweeërlei loon: een beloning of een straf. Het is iets wat aan hem die een bepaald werk gedaan heeft, vanwege dat werk gegeven wordt, en heeft dus met verdienste te maken. Het wordt ook wel //mistos// genoemd, oftewel loon. Er is sprake van tweeërlei loon: een beloning of een straf.
Regel 72: Regel 71:
   - Onze roem moet totaal in het niet verdwijnen.((*Efeziërs 2:9 *1 Korintiërs 4:4))   - Onze roem moet totaal in het niet verdwijnen.((*Efeziërs 2:9 *1 Korintiërs 4:4))
   - Om een verdienste te kunnen zijn, zijn drie dingen nodig:   - Om een verdienste te kunnen zijn, zijn drie dingen nodig:
-  - Het werk waardoor wij verdienen, moet “voor niets” of een geschenk zijn voor degene aan wie we dit geven; we moeten het die persoon dus niet verschuldigd zijn. Het goede dat wij doen, hoort bij onze roeping en zijn we aan God verschuldigd.((*Lucas 17:9,10 *Romeinen 8:12)) “Wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?” (Romeinen 11:35) +    - Het werk waardoor wij verdienen, moet “voor niets” of een geschenk zijn voor degene aan wie we dit geven; we moeten het die persoon dus niet verschuldigd zijn. Het goede dat wij doen, hoort bij onze roeping en zijn we aan God verschuldigd.((*Lucas 17:9,10 *Romeinen 8:12)) “Wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?” (Romeinen 11:35) 
-  - Ons werk, dus de verrichte dienst, moet voor degene voor wie we dit doen nuttig en dienstbaar zijn. God heeft echter in het geheel geen nut of baat van onze werken. Psalm 16:2 zegt: “Ik heb geen goed buiten U”; vgl. Job 22:2)God heeft immers niets van ons nodig; vgl. Psalm 50:11 en 12. +    - Ons werk, dus de verrichte dienst, moet voor degene voor wie we dit doen nuttig en dienstbaar zijn. God heeft echter in het geheel geen nut of baat van onze werken. Psalm 16:2 zegt: “Ik heb geen goed buiten U”.((*Job 22:2)God heeft immers niets van ons nodig; vgl. Psalm 50:11 en 12. 
-  - Wat wij voor onze naaste doen, moet van gelijke waarde zijn met wat we van de ander ontvangen, met wat de ander ons dus als een beloning geeft. Maar geen van onze goede daden zijn af te wegen tegen de zaligheid en het eeuwige leven dat we van God ontvangen, omdat er in het geheel geen sprake is van evenredigheid tussen onze goede werken en het eeuwige leven.((*Romeinen 8:18)) Daarom is er in onze goede werken dus geen verdienste bij God. Het eeuwige leven wordt dus een geschenk of een gave genoemd, die we uit genade van God ontvangen (Romeinen 6:23). +    - Wat wij voor onze naaste doen, moet van gelijke waarde zijn met wat we van de ander ontvangen, met wat de ander ons dus als een beloning geeft. Maar geen van onze goede daden zijn af te wegen tegen de zaligheid en het eeuwige leven dat we van God ontvangen, omdat er in het geheel geen sprake is van evenredigheid tussen onze goede werken en het eeuwige leven.((*Romeinen 8:18)) Daarom is er in onze goede werken dus geen verdienste bij God. Het eeuwige leven wordt dus een geschenk of een gave genoemd, die we uit genade van God ontvangen (Romeinen 6:23). 
-We ontkennen ook dat God voor de goede werken ons iets schuldig is, zoals dat het geval is als men het woord “schuld” of “loon” letterlijk opvat. Het goede werk van iemand heeft immers niet die waarde dat God daar van rechtswege toe verplicht zou zijn.((*Lucas 17:8)) Moet een heer zijn dienaar bedanken, omdat hij gedaan heeft wat hem was opgedragen? Ik dacht het niet! Men kan echter niet ontkennen dat er van ‘loon’ sprake is, die op de goede werken volgen, vanwege Gods verbondsverdrag en Zijn genadige belofte – tenminste, als die werken volmaakt zijn. Romeinen 4:4 zegt: “Nu wordt hem die werkt – die de wet dus volledig vervult –het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting. En God spreekt in Zijn wet:[Ik], die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden(Exodus 20:6).+We ontkennen ook dat God voor de goede werken ons iets schuldig is, zoals dat het geval is als men het woord “schuld” of “loon” letterlijk opvat. Het goede werk van iemand heeft immers niet die waarde dat God daar van rechtswege toe verplicht zou zijn.((*Lucas 17:8)) Moet een heer zijn dienaar bedanken, omdat hij gedaan heeft wat hem was opgedragen? Ik dacht het niet! Men kan echter niet ontkennen dat er van ‘loon’ sprake is, die op de goede werken volgen, vanwege Gods verbondsverdrag en Zijn genadige belofte – tenminste, als die werken volmaakt zijn. Romeinen 4:4 zegt: “Nu wordt hem die werkt – die de wet dus volledig vervult – het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting. En God spreekt in zijn wet: [Ik], die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden” (Exodus 20:6).
 ==== 22. Is God dan voor de goede werken van degenen die wedergeboren zijn, iets verschuldigd vanwege Zijn verbondsverdrag en belofte? ==== ==== 22. Is God dan voor de goede werken van degenen die wedergeboren zijn, iets verschuldigd vanwege Zijn verbondsverdrag en belofte? ====
 In het geheel niet! In het geheel niet!
Regel 89: Regel 88:
 ==== 25. Zijn de beloften van de wet wat de beloning van goede werken betreft, dan van geen waarde? ==== ==== 25. Zijn de beloften van de wet wat de beloning van goede werken betreft, dan van geen waarde? ====
 Ja, in zekere zin wel, omdat die goede werken niets met zich mee kunnen brengen, behalve wanneer ze vanuit een volkomen gehoorzaamheid zijn gedaan. “Doet dat, en gij zult leven.” Toch zijn ze door het Evangelie van nut in degenen die geloven, en dan niet omdat deze gelovigen volkomen aan de wet voldoen, maar omdat zij door God om Christus’ wil verzoend zijn, en de wet door het geloof bevestigd wordt (vgl. Romeinen 3:31). En ook omdat zij die in Christus geloven, de volmaaktheid al hebben, zoals Ambrosius zegt. Romeinen 10:4 zegt: “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.” Daarom lezen we in 2 Korintiërs 1:20: “Want hoe vele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is het ook door Hem: Amen, tot eer van God door ons.” Ja, in zekere zin wel, omdat die goede werken niets met zich mee kunnen brengen, behalve wanneer ze vanuit een volkomen gehoorzaamheid zijn gedaan. “Doet dat, en gij zult leven.” Toch zijn ze door het Evangelie van nut in degenen die geloven, en dan niet omdat deze gelovigen volkomen aan de wet voldoen, maar omdat zij door God om Christus’ wil verzoend zijn, en de wet door het geloof bevestigd wordt (vgl. Romeinen 3:31). En ook omdat zij die in Christus geloven, de volmaaktheid al hebben, zoals Ambrosius zegt. Romeinen 10:4 zegt: “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.” Daarom lezen we in 2 Korintiërs 1:20: “Want hoe vele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is het ook door Hem: Amen, tot eer van God door ons.”
-==== 26. Maar geeft de verdienste van Christus aan onze werken dan tenminste niet de kracht en het vermogen waardoor ze Gods genade en Zijn gunst verdienen? ==== +==== 26. Maar geeft de verdienste van Christus aan onze werken dan tenminste niet de kracht en het vermogen waardoor ze Gods genade en zijn gunst verdienen? ==== 
-Christus heeft de rechtvaardiging, de wedergeboorte en het eeuwige leven voor ons verdiend, maar Hij heeft dat niet gedaan om ons zelfs maar de geringste, laat staan de allergrootste, weldaad te laten verdienen. De loutere, pure genade van God en de verdienste van Christus zouden ons niet helpen als wij op de een of andere manier aan Zijn verdienste zouden bijdragen. Daarom maakt Paulus in Romeinen 4:4 op zó’n manier onderscheid tussen de werken en de genade dat hij de genade uitsluit waar van goede werken sprake is: “Nu wordt hen die werkt, het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting.” En in Romeinen 11:6 leert hij ons dat er zó’n groot verschil is tussen de zogenaamde verdienstelijke goede werken en de genade, dat de één direct op de wijk gaat waar de ander een plaats wil hebben: “Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer.” +Christus heeft de rechtvaardiging, de wedergeboorte en het eeuwige leven voor ons verdiend, maar Hij heeft dat niet gedaan om ons zelfs maar de geringste, laat staan de allergrootste, weldaad te laten verdienen. De loutere, pure genade van God en de verdienste van Christus zouden ons niet helpen als wij op de een of andere manier aan zijn verdienste zouden bijdragen. Daarom maakt Paulus in Romeinen 4:4 op zó’n manier onderscheid tussen de werken en de genade dat hij de genade uitsluit waar van goede werken sprake is: “Nu wordt hen die werkt, het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting.” En in Romeinen 11:6 leert hij ons dat er zó’n groot verschil is tussen de zogenaamde verdienstelijke goede werken en de genade, dat de één direct op de wijk gaat waar de ander een plaats wil hebben: “Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer.” 
-Dit moet men nu ook zeggen van Christus’ verdienste, want omdat deze verdienste en Zijn genade niet van elkaar gescheiden kunnen worden, kan ze ook niet met onze verdienste samen op gaan.+Dit moet men nu ook zeggen van Christus’ verdienste, want omdat deze verdienste en zijn genade niet van elkaar gescheiden kunnen worden, kan ze ook niet met onze verdienste samen op gaan.
 ==== 27. Spreekt Paulus in die Schriftplaatsen niet over de goede werken die vóór de wedergeboorte alleen vanuit het natuurlijke vermogen van de mens gedaan zijn? ==== ==== 27. Spreekt Paulus in die Schriftplaatsen niet over de goede werken die vóór de wedergeboorte alleen vanuit het natuurlijke vermogen van de mens gedaan zijn? ====
-Ja, hij spreekt over de goede werken die zonder geloof niet gedaan kunnen worden,((*Romeinen 14:23)) en ook over de werken van Abraham, de vader van alle gelovigen.((*Romeinen 4:2)) Er is ook nooit verschillend gedacht((verschil gheweest)) over de werken van de niet-wedergeborenen. Die zijn immers zonde, hoewel de ene zwaarder weegt dan de andere. Efeziërs 2:3 zegt: “Wij waren van nature, evenzeer als de overigen, inderen des toorns.” Dat wil zeggen: onderworpen aan het oordeel van Gods grote toorn. En Hebreeën 11:6 zegt: “Zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn.” +Ja, hij spreekt over de goede werken die zonder geloof niet gedaan kunnen worden,((*Romeinen 14:23)) en ook over de werken van Abraham, de vader van alle gelovigen.((*Romeinen 4:2)) Er is ook nooit verschillend gedacht over de werken van de niet-wedergeborenen. Die zijn immers zonde, hoewel de ene zwaarder weegt dan de andere. Efeziërs 2:3 zegt: “Wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns.” Dat wil zeggen: onderworpen aan het oordeel van Gods grote toorn. En Hebreeën 11:6 zegt: “Zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn.” 
-==== 28. De Schrift geeft het richtsnoer voor het komende oordeel aan met deze woorden: “God zal een ieder naar zijn werken vergelden” (Psalm 62:13, Matteüs 16:27, Romeinen 2:6, Openbaring 22:12). Wordt het vonnis van God dan gegeven worden op grond van de werken, die om loon vragen, hetzij tot het leven of tot de dood? ==== +==== 28. De Schrift geeft het richtsnoer voor het komende oordeel aan met deze woorden: “God zal een ieder naar zijn werken vergelden” (Psalm 62:13, Matteüs 16:27, Romeinen 2:6, Openbaring 22:12). Wordt het vonnis van God dan gegeven op grond van de werken, die om loon vragen, hetzij tot het leven of tot de dood? ==== 
-  - Als men spreekt over de werken van de goddelozen, kan men niet ontkennen dat die de oorzaak zullen zijn van het vonnis dat tot de dood veroordeelt. Maar als er gesproken wordt van de werken van de uitverkorenen, zeggen we dat God in Zijn rechtspraak hun het eeuwige leven zal schenken. Zo zal Hij hen belonen naar hun werken – niet als een oorzaak van die beloning met het eeuwige leven, maar als een vrucht en een bewijs van die oorzaak [die in God ligt]. De enige en werkelijke oorzaak is gelegen in Gods eeuwig raadsbesluit waardoor Hij geroepen en gerechtvaardigd heeft, zoals blijkt uit Matteüs 25:34. Daar vinden we uitgedrukt hoe het er in het toekomende oordeel aan toe zal gaan. De Heere Jezus zegt daar: “Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.” Deze aanspraak en uitnodiging om het hemelse Koninkrijk te mogen bezitten, wijzen ons voldoende op de oorzaak waardoor de uitverkorenen dat Koninkrijk mogen binnengaan. Ze zijn namelijk gezegend met alle geestelijke zegeningen in Christus (Efeziërs 1:3). Ze zijn verlost van de vloek van de wet,((*Galaten 3:13)) ze zijn erfgenamen en kinderen van God door de belofte die ze uit genade ontvingen. Daardoor zijn ze geroepen en gerechtvaardigd. De aanneming tot kinderen, de roeping en de rechtvaardiging behoren alle bij de zegeningen van God. Degenen die Hij in Matteüs 25:34 “gezegenden van Zijn Vader” genoemd had, noemt Hij in vers 37 van hetzelfde hoofdstuk “rechtvaardigen”; en zelfs het Koninkrijk der hemelen noemt Hij een erfenis.+  - Als men spreekt over de werken van de goddelozen, kan men niet ontkennen dat die de oorzaak zullen zijn van het vonnis dat tot de dood veroordeelt. Maar als er gesproken wordt van de werken van de uitverkorenen, zeggen we dat God in zijn rechtspraak hun het eeuwige leven zal schenken. Zo zal Hij hen belonen naar hun werken – niet als een oorzaak van die beloning met het eeuwige leven, maar als een vrucht en een bewijs van die oorzaak [die in God ligt]. De enige en werkelijke oorzaak is gelegen in Gods eeuwig raadsbesluit waardoor Hij geroepen en gerechtvaardigd heeft, zoals blijkt uit Matteüs 25:34. Daar vinden we uitgedrukt hoe het er in het toekomende oordeel aan toe zal gaan. De Here Jezus zegt daar: “Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.” Deze aanspraak en uitnodiging om het hemelse Koninkrijk te mogen bezitten, wijzen ons voldoende op de oorzaak waardoor de uitverkorenen dat Koninkrijk mogen binnengaan. Ze zijn namelijk gezegend met alle geestelijke zegeningen in Christus (Efeziërs 1:3). Ze zijn verlost van de vloek van de wet,((*Galaten 3:13)) ze zijn erfgenamen en kinderen van God door de belofte die ze uit genade ontvingen. Daardoor zijn ze geroepen en gerechtvaardigd. De aanneming tot kinderen, de roeping en de rechtvaardiging behoren alle bij de zegeningen van God. Degenen die Hij in Matteüs 25:34 “gezegenden van zijn Vader” genoemd had, noemt Hij in vers 37 van hetzelfde hoofdstuk “rechtvaardigen”; en zelfs het Koninkrijk der hemelen noemt Hij een erfenis.
   - Al die teksten geven ook duidelijk aan dat de oorzaak van de zaligheid in Gods eeuwig besluit ligt, omdat Hij het Koninkrijk vanaf de grondvesten der aarde tot een bezit heeft toebereid voor deze “gezegenden”, die in de tijd zijn geroepen en gerechtvaardigd.   - Al die teksten geven ook duidelijk aan dat de oorzaak van de zaligheid in Gods eeuwig besluit ligt, omdat Hij het Koninkrijk vanaf de grondvesten der aarde tot een bezit heeft toebereid voor deze “gezegenden”, die in de tijd zijn geroepen en gerechtvaardigd.
   - Het woordje “naar” in Psalm 62:13 geeft geen oorzaak aan, maar een overeenstemming, zoals we die ook aantreffen in 1 Korintiërs 13:12: “Dan zal ik ten volle kennen, zoals [of naarmate] ik zelf gekend ben.” Zo is het ook met de woorden in Psalm 62:13: “God zal een ieder //naar// zijn werken vergelden”, dat wil zeggen: naar wat hij goed of kwaad gedaan heeft.   - Het woordje “naar” in Psalm 62:13 geeft geen oorzaak aan, maar een overeenstemming, zoals we die ook aantreffen in 1 Korintiërs 13:12: “Dan zal ik ten volle kennen, zoals [of naarmate] ik zelf gekend ben.” Zo is het ook met de woorden in Psalm 62:13: “God zal een ieder //naar// zijn werken vergelden”, dat wil zeggen: naar wat hij goed of kwaad gedaan heeft.
Regel 103: Regel 102:
 Bovendien schrijft de apostel de oorzaak van Gods besluit ten leven vrijuit toe aan het geloof dat het evangelie omhelst: “Wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn.” Bovendien schrijft de apostel de oorzaak van Gods besluit ten leven vrijuit toe aan het geloof dat het evangelie omhelst: “Wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn.”
 ==== 30. Maar is in de woorden “Komt, gij gezegenden …” Gods besluit om het leven te schenken niet ingesloten, en volgt dan pas daarna niet de oorzaak vanuit hun werk “Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven …”? ==== ==== 30. Maar is in de woorden “Komt, gij gezegenden …” Gods besluit om het leven te schenken niet ingesloten, en volgt dan pas daarna niet de oorzaak vanuit hun werk “Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven …”? ====
-Ja, in deze woorden is de oorzaak van de rechterlijke uitspraak opgenomen, maar de reden volgt pas daarna. Dat zijn namelijk de vruchten [van goede werken] die van deze oorzaak een duidelijk blijk geven. Het is alsof de Heere zegt: Ga ten hemel in, want u bent een gezegende die voor het Koninkrijk der hemelen bestemd bent. U hebt door uw goede werken namelijk duidelijk gemaakt dat u een gezegende bent, die van eeuwigheid voor Gods Koninkrijk in de hemel voorbestemd bent.+Ja, in deze woorden is de oorzaak van de rechterlijke uitspraak opgenomen, maar de reden volgt pas daarna. Dat zijn namelijk de vruchten [van goede werken] die van deze oorzaak een duidelijk blijk geven. Het is alsof de Here zegt: Ga ten hemel in, want u bent een gezegende die voor het Koninkrijk der hemelen bestemd bent. U hebt door uw goede werken namelijk duidelijk gemaakt dat u een gezegende bent, die van eeuwigheid voor Gods Koninkrijk in de hemel voorbestemd bent.
 ==== 31. Waarom zal God “naar de werken” oordelen? ==== ==== 31. Waarom zal God “naar de werken” oordelen? ====
 Omdat de werken aan het licht gekomen zijn; en die zijn bovendien veel beter te kennen dan de oorzaken. God wil dat alle dingen in het gericht op de jongste dag zichtbaar en duidelijk bekend zullen zijn. Dan kan Gods rechterlijke uitspraak over het ware, levende geloof plaatsvinden op basis van de wezenlijke eigenschappen daarvan en de ware, oprechte vruchten daaruit. Daardoor kan men geen schijn- of ‘spook’-geloof uitgeven voor een waar en oprecht geloof. Omdat de werken aan het licht gekomen zijn; en die zijn bovendien veel beter te kennen dan de oorzaken. God wil dat alle dingen in het gericht op de jongste dag zichtbaar en duidelijk bekend zullen zijn. Dan kan Gods rechterlijke uitspraak over het ware, levende geloof plaatsvinden op basis van de wezenlijke eigenschappen daarvan en de ware, oprechte vruchten daaruit. Daardoor kan men geen schijn- of ‘spook’-geloof uitgeven voor een waar en oprecht geloof.
Regel 109: Regel 108:
 ==== 32. Waarom wordt het eeuwige leven dan een “loon” genoemd? ==== ==== 32. Waarom wordt het eeuwige leven dan een “loon” genoemd? ====
   - Vanwege een algemene betekenis op grond van de manier waarop hierover in de Schrift gewoonlijk gesproken wordt. Het woord “loon” moet niet in relationele zin gedacht worden, dus niet ten opzichte van iets anders. Het betekent namelijk gewoonweg “het resultaat van een bepaald iets”. Het is ook een beloning, maar dan uit genade. Ja, het is een gave, zoals Paulus in Romeinen 6:23 verklaart: “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.”   - Vanwege een algemene betekenis op grond van de manier waarop hierover in de Schrift gewoonlijk gesproken wordt. Het woord “loon” moet niet in relationele zin gedacht worden, dus niet ten opzichte van iets anders. Het betekent namelijk gewoonweg “het resultaat van een bepaald iets”. Het is ook een beloning, maar dan uit genade. Ja, het is een gave, zoals Paulus in Romeinen 6:23 verklaart: “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.”
-  - Het loon wordt dus niet gegeven alsof dat loon zelf een oorzaak met zich meebrengt, maar het is het gevolg dat op het (goede) werk volgt. Het eeuwige leven wordt vanwege een heel andere oorzaak gegeven dan als een beloning, namelijk vanwege de verdienste van Christus Die door het geloof wordt aangenomen. Maar toch wordt het ook gegeven als een gevolg, een consequentie, om het werk, de moeite en het verdriet dat de gelovigen in dit leven overkomt. Christus zegt daar Zelf van: “Een ieder, die huizen of broeders zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven” (Matt. 19:29). Het is zoals de erfenis gegeven wordt aan de zoon gegeven wordt. Die krijgt hij niet vanwege zijn werk dat hij verschuldigd was te doen, maar omdat hij de zoon is. Het spreekwoord zegt dan: //Nato filio, nata portie//, dat wil zeggen: de zoon is de erfgenaam van de bezittingen, maar hij krijgt die ook als een soort vergoeding voor zijn gehoorzaamheid. +  - Het loon wordt dus niet gegeven alsof dat loon zelf een oorzaak met zich meebrengt, maar het is het gevolg dat op het (goede) werk volgt. Het eeuwige leven wordt vanwege een heel andere oorzaak gegeven dan als een beloning, namelijk vanwege de verdienste van Christus die door het geloof wordt aangenomen. Maar toch wordt het ook gegeven als een gevolg, een consequentie, om het werk, de moeite en het verdriet dat de gelovigen in dit leven overkomt. Christus zegt daar zelf van: “Een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven” (Matt. 19:29). Het is zoals de erfenis gegeven wordt aan de zoon gegeven wordt. Die krijgt hij niet vanwege zijn werk dat hij verschuldigd was te doen, maar omdat hij de zoon is. Het spreekwoord zegt dan: //Nato filio, nata portie//, dat wil zeggen: de zoon is de erfgenaam van de bezittingen, maar hij krijgt die ook als een soort vergoeding voor zijn gehoorzaamheid. 
-==== 33. Maar waarom belooft God een beloning voor de goede werken van Zijn kinderen? ====+==== 33. Maar waarom belooft God een beloning voor de goede werken van zijn kinderen? ====
 Omdat ze geloven, want de gelovigen zijn rechtvaardig door de rechtvaardigheid van Christus, die hun toegerekend is. Aan de rechtvaardigen wordt het leven en een overvloed van genadegaven voorgehouden. Omdat ze geloven, want de gelovigen zijn rechtvaardig door de rechtvaardigheid van Christus, die hun toegerekend is. Aan de rechtvaardigen wordt het leven en een overvloed van genadegaven voorgehouden.
 ==== 34. Met welk doel? ==== ==== 34. Met welk doel? ====
   - Om aangespoord te worden om met des te meer ijver te doen wat ze horen te doen.   - Om aangespoord te worden om met des te meer ijver te doen wat ze horen te doen.
-  - Om een getuigenis te geven van Gods voorzienigheid en zorg, dat de tijdelijke zegeningen van Hem komen en naar Zijn raad worden uitgedeeld, zoals Spreuken 10:22 zegt: “De zegen des HEREN, die maakt rijk.” God zal Zijn Kerk in dit leven bewaren en Zijn kinderen verzorgen. Daarom zegt Christus: “Zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Matt. 6:33).+  - Om een getuigenis te geven van Gods voorzienigheid en zorg, dat de tijdelijke zegeningen van Hem komen en naar zijn raad worden uitgedeeld, zoals Spreuken 10:22 zegt: “De zegen des HEREN, die maakt rijk.” God zal zijn Kerk in dit leven bewaren en zijn kinderen verzorgen. Daarom zegt Christus: “Zoekt eerst Zijn Koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Matt. 6:33).
   - Om Gods kinderen tot het geloof op te wekken en hen aan te sporen Hem aan te roepen, op Hem te hopen en Hem te danken, zoals Psalm 50:15 zegt: “Ik zal u redden en gij zult Mij eren.”   - Om Gods kinderen tot het geloof op te wekken en hen aan te sporen Hem aan te roepen, op Hem te hopen en Hem te danken, zoals Psalm 50:15 zegt: “Ik zal u redden en gij zult Mij eren.”
   - Om de ontvangen zegeningen een aansporing maar ook een onderpand te laten zijn van Gods belofte van genade – want het is genade dat ze ons geschonken worden.   - Om de ontvangen zegeningen een aansporing maar ook een onderpand te laten zijn van Gods belofte van genade – want het is genade dat ze ons geschonken worden.
 ==== 35. Welke argumenten behoren ons te vermanen én te stimuleren om goede werken te doen? ==== ==== 35. Welke argumenten behoren ons te vermanen én te stimuleren om goede werken te doen? ====
-  - Het gebod van God dat door alle schepselen gehoorzaamd moet worden. “Want dit wil God: uw heiliging” (1 Thessalonicenzen t:3). +  - Het gebod van God dat door alle schepselen gehoorzaamd moet worden. “Want dit wil God: uw heiliging” (1 Thessalonicenzen 4:3). 
-  - De verplichting van dankbaarheid die we tegenover God verschuldigd zijn en Hem bekend moeten maken. “Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, naar niet van het vlees” (Romeinen 8:12). Wij zijn ook niet van onszelf, maar van Hem Die ons tot een heilig leven heeft uitverkoren (Lucas 17:10). We zijn van alle zonden verlost en door het bloed van Christus gereinigd, opdat we goede werken zouden doen.((*Lucas 1:74,75 *1 Korintiërs 6:19,20)) +  - De verplichting van dankbaarheid die we tegenover God verschuldigd zijn en Hem bekend moeten maken. “Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, naar niet van het vlees” (Romeinen 8:12). Wij zijn ook niet van onszelf, maar van Hem die ons tot een heilig leven heeft uitverkoren (Lucas 17:10). We zijn van alle zonden verlost en door het bloed van Christus gereinigd, opdat we goede werken zouden doen.((*Lucas 1:74,75 *1 Korintiërs 6:19,20)) 
-  - De noodzaak die er is in de relatie tussen oorzaak en gevolg. “Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort” (Matteüs 7:17). “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods” (Romeinen 8:14). “Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde” (1 Johannes 3:9). Juist het tegendeel is waar: hij doet zijn uiterste best om heilig te zijn! Het “zaad Gods” blijft namelijk in hem; dat wil zeggen: de Heilige Geest. Hij wordt zo genoemd vanwege Zijn werk, omdat wij door Zijn kracht als uit een zaadje tot een nieuw en heilig mens worden.+  - De noodzaak die er is in de relatie tussen oorzaak en gevolg. “Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort” (Matteüs 7:17). “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods” (Romeinen 8:14). “Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde” (1 Johannes 3:9). Juist het tegendeel is waar: hij doet zijn uiterste best om heilig te zijn! Het “zaad Gods” blijft namelijk in hem; dat wil zeggen: de Heilige Geest. Hij wordt zo genoemd vanwege zijn werk, omdat wij door zijn kracht als uit een zaadje tot een nieuw en heilig mens worden.
   - Het geloof kan geen standhouden als men genoegen heeft om tegen het geweten in te zondigen. “Opdat gij, u daarnaar richtend, de goede strijd strijdt met geloof en met een goed geweten. Omdat sommigen dit hebben verworpen, heeft hun geloof schipbreuk geleden” (1 Timoteüs 1:18,19).   - Het geloof kan geen standhouden als men genoegen heeft om tegen het geweten in te zondigen. “Opdat gij, u daarnaar richtend, de goede strijd strijdt met geloof en met een goed geweten. Omdat sommigen dit hebben verworpen, heeft hun geloof schipbreuk geleden” (1 Timoteüs 1:18,19).
   - De uitnemende heerlijkheid van de goede werken, want door Christus zijn het verdiensten voor God, die voor God aangenaam zijn. Het zijn als het ware dankoffers die met zout besprengd zijn door de Heilige Geest. Ze zijn als het ware door hemels vuur aangestoken en door de verdienste van Christus geheiligd. Zo zijn ze “Gode welgevallig door Christus” (1 Petrus 2:5).   - De uitnemende heerlijkheid van de goede werken, want door Christus zijn het verdiensten voor God, die voor God aangenaam zijn. Het zijn als het ware dankoffers die met zout besprengd zijn door de Heilige Geest. Ze zijn als het ware door hemels vuur aangestoken en door de verdienste van Christus geheiligd. Zo zijn ze “Gode welgevallig door Christus” (1 Petrus 2:5).
Regel 130: Regel 129:
   - Omdat ze God mishagen. “Want Gij zijt geen God, aan wie goddeloosheid behaagt, geen boze zal bij U vertoeven” (Psalm 5:5). Ze wekken ook Gods toorn op. “Gij haat alle bedrijvers van ongerechtigheid” (Psalm 5:6).   - Omdat ze God mishagen. “Want Gij zijt geen God, aan wie goddeloosheid behaagt, geen boze zal bij U vertoeven” (Psalm 5:5). Ze wekken ook Gods toorn op. “Gij haat alle bedrijvers van ongerechtigheid” (Psalm 5:6).
   - Ze verontreinigen de belijdenis van het Evangelie en de eer van God. “Want de naam Gods wordt om u gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven staat” (Romeinen 2:24). Het is zoals Nathan tegen David zei: “Gij [hebt] door deze daad de vijanden zeer doen lasteren” (2 Samuël 12:14).   - Ze verontreinigen de belijdenis van het Evangelie en de eer van God. “Want de naam Gods wordt om u gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven staat” (Romeinen 2:24). Het is zoals Nathan tegen David zei: “Gij [hebt] door deze daad de vijanden zeer doen lasteren” (2 Samuël 12:14).
-  - Ze laden openbare straffen op ons, zoals oorlogen, dure tijden en ziekten als de pest. “Maar indien gij niet luistert naar de stem van de HERE, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u hden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen” (Deuteronomium 28:15). “Gij stelt onze ongerechtigheden vóór U” (Psalm 90:8).+  - Ze laden openbare straffen op ons, zoals oorlogen, dure tijden en ziekten als de pest. “Maar indien gij niet luistert naar de stem van de HERE, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen” (Deuteronomium 28:15). “Gij stelt onze ongerechtigheden vóór U” (Psalm 90:8).
   - De heerschappij van de satan volgt op die kwade werken, want de goddelozen zijn overgegeven aan zijn macht. Ze zijn in de strik van de duivel, die hen gevangen houdt (vgl. 2 Timoteüs 1:26).   - De heerschappij van de satan volgt op die kwade werken, want de goddelozen zijn overgegeven aan zijn macht. Ze zijn in de strik van de duivel, die hen gevangen houdt (vgl. 2 Timoteüs 1:26).
   - Door slechte dingen te doen worden alle geestelijke, op God gerichte bezigheden verhinderd. Het vertrouwen en het geloof verzwakken, het geweten wordt verwoest en de regelmaat in het gebed valt weg. Zo wordt de Heilige Geest bedroefd. “En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt” (Efeziërs 4:30).   - Door slechte dingen te doen worden alle geestelijke, op God gerichte bezigheden verhinderd. Het vertrouwen en het geloof verzwakken, het geweten wordt verwoest en de regelmaat in het gebed valt weg. Zo wordt de Heilige Geest bedroefd. “En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt” (Efeziërs 4:30).
Regel 155: Regel 154:
   - De dwaling van de roomsen, die leren dat er goede werken gedaan kunnen worden zónder geloof.   - De dwaling van de roomsen, die leren dat er goede werken gedaan kunnen worden zónder geloof.
   - De praktijk van de zogenaamde perfectionisten of ‘volkomenheiddrijvers’; zij roemen erop dat ze al volmaakt en zuiver zijn in hun daden, en stellen daarop ook al hun vertrouwen.   - De praktijk van de zogenaamde perfectionisten of ‘volkomenheiddrijvers’; zij roemen erop dat ze al volmaakt en zuiver zijn in hun daden, en stellen daarop ook al hun vertrouwen.
-  - De mening van hen die hun verdienstelijke daden //de congruo//((naar billijkheid)) en //condigno// doen. Ze beroemen zich dan op hun ‘overtollige’ werken en geven te kennen dat deze extra goede daden((versierde Godtsdiensten)) God welbehaaglijk zijn. Ze houden ook voor goed de werken die vanuit een goede gezindheid, een goed verlangen of een goed voornemen gebeuren, en die slechts gebaseerd zijn op alleen de wil en de instelling van mensen. Ook houden ze de overtreding van deze ‘geboden’ voor veel ernstiger dan de overtreding van Gods geboden.((*Numeri 15:39 *Ezechiël 20:18,19 *Matteüs 15:19)) Als er echter gezegd wordt dat men naar degenen die ons leiden, net zo goed moet luisteren als naar Christus((*Lucas 10:16 *Hebreeën 13:17)), geldt dat alleen voor de oprechte herders van de gemeente, die waken over de zielen van hen die hun toevertrouwd zijn. Ook in strijd met de zuivere leer van de goede werken zijn zij die willen beweren dat een mens door God gerechtvaardigd wordt vanwege zijn goede werken. Zij lasteren ons dat we de goede werken veronachtzamen en aan de kant schuiven. Dan lijkt het erop dat ons verschil met ons gelegen is in de vraag of men wel of niet goede werken moet doen. Wij zijn echter juist veel meer gericht op het doen van goede werken dan zij!+  - De mening van hen die hun verdienstelijke daden //de congruo// en //condigno// doen. Ze beroemen zich dan op hun ‘overtollige’ werken en geven te kennen dat deze extra goede daden God welbehaaglijk zijn. Ze houden ook voor goed de werken die vanuit een goede gezindheid, een goed verlangen of een goed voornemen gebeuren, en die slechts gebaseerd zijn op alleen de wil en de instelling van mensen. Ook houden ze de overtreding van deze ‘geboden’ voor veel ernstiger dan de overtreding van Gods geboden.((*Numeri 15:39 *Ezechiël 20:18,19 *Matteüs 15:19)) Als er echter gezegd wordt dat men naar degenen die ons leiden, net zo goed moet luisteren als naar Christus((*Lucas 10:16 *Hebreeën 13:17)), geldt dat alleen voor de oprechte herders van de gemeente, die waken over de zielen van hen die hun toevertrouwd zijn. Ook in strijd met de zuivere leer van de goede werken zijn zij die willen beweren dat een mens door God gerechtvaardigd wordt vanwege zijn goede werken. Zij lasteren ons dat we de goede werken veronachtzamen en aan de kant schuiven. Dan lijkt het erop dat het verschil met ons gelegen is in de vraag of men wel of niet goede werken moet doen. Wij zijn echter juist veel meer gericht op het doen van goede werken dan zij!
   - De leer van de epicuristen of vrijdenkers die de goede werken niet nuttig vinden en ze dan ook nalaten.   - De leer van de epicuristen of vrijdenkers die de goede werken niet nuttig vinden en ze dan ook nalaten.


Paginahulpmiddelen