Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


institutie:32

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
institutie:32 [08-07-2025 om 09.53 uur] Cornelis Bregmaninstitutie:32 [09-07-2025 om 14.04 uur] (huidige) Cornelis Bregman
Regel 89: Regel 89:
 ==== 25. Zijn de beloften van de wet wat de beloning van goede werken betreft, dan van geen waarde? ==== ==== 25. Zijn de beloften van de wet wat de beloning van goede werken betreft, dan van geen waarde? ====
 Ja, in zekere zin wel, omdat die goede werken niets met zich mee kunnen brengen, behalve wanneer ze vanuit een volkomen gehoorzaamheid zijn gedaan. “Doet dat, en gij zult leven.” Toch zijn ze door het Evangelie van nut in degenen die geloven, en dan niet omdat deze gelovigen volkomen aan de wet voldoen, maar omdat zij door God om Christus’ wil verzoend zijn, en de wet door het geloof bevestigd wordt (vgl. Romeinen 3:31). En ook omdat zij die in Christus geloven, de volmaaktheid al hebben, zoals Ambrosius zegt. Romeinen 10:4 zegt: “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.” Daarom lezen we in 2 Korintiërs 1:20: “Want hoe vele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is het ook door Hem: Amen, tot eer van God door ons.” Ja, in zekere zin wel, omdat die goede werken niets met zich mee kunnen brengen, behalve wanneer ze vanuit een volkomen gehoorzaamheid zijn gedaan. “Doet dat, en gij zult leven.” Toch zijn ze door het Evangelie van nut in degenen die geloven, en dan niet omdat deze gelovigen volkomen aan de wet voldoen, maar omdat zij door God om Christus’ wil verzoend zijn, en de wet door het geloof bevestigd wordt (vgl. Romeinen 3:31). En ook omdat zij die in Christus geloven, de volmaaktheid al hebben, zoals Ambrosius zegt. Romeinen 10:4 zegt: “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.” Daarom lezen we in 2 Korintiërs 1:20: “Want hoe vele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is het ook door Hem: Amen, tot eer van God door ons.”
-==== 26. Maar geeft de verdienste van Christus aan onze werken dan tenminste niet de kracht en het vermogen waardoor ze Gods genade en Zijn gunst verdienen? ==== +==== 26. Maar geeft de verdienste van Christus aan onze werken dan tenminste niet de kracht en het vermogen waardoor ze Gods genade en zijn gunst verdienen? ==== 
-Christus heeft de rechtvaardiging, de wedergeboorte en het eeuwige leven voor ons verdiend, maar Hij heeft dat niet gedaan om ons zelfs maar de geringste, laat staan de allergrootste, weldaad te laten verdienen. De loutere, pure genade van God en de verdienste van Christus zouden ons niet helpen als wij op de een of andere manier aan Zijn verdienste zouden bijdragen. Daarom maakt Paulus in Romeinen 4:4 op zó’n manier onderscheid tussen de werken en de genade dat hij de genade uitsluit waar van goede werken sprake is: “Nu wordt hen die werkt, het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting.” En in Romeinen 11:6 leert hij ons dat er zó’n groot verschil is tussen de zogenaamde verdienstelijke goede werken en de genade, dat de één direct op de wijk gaat waar de ander een plaats wil hebben: “Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer.” +Christus heeft de rechtvaardiging, de wedergeboorte en het eeuwige leven voor ons verdiend, maar Hij heeft dat niet gedaan om ons zelfs maar de geringste, laat staan de allergrootste, weldaad te laten verdienen. De loutere, pure genade van God en de verdienste van Christus zouden ons niet helpen als wij op de een of andere manier aan zijn verdienste zouden bijdragen. Daarom maakt Paulus in Romeinen 4:4 op zó’n manier onderscheid tussen de werken en de genade dat hij de genade uitsluit waar van goede werken sprake is: “Nu wordt hen die werkt, het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting.” En in Romeinen 11:6 leert hij ons dat er zó’n groot verschil is tussen de zogenaamde verdienstelijke goede werken en de genade, dat de één direct op de wijk gaat waar de ander een plaats wil hebben: “Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer.” 
-Dit moet men nu ook zeggen van Christus’ verdienste, want omdat deze verdienste en Zijn genade niet van elkaar gescheiden kunnen worden, kan ze ook niet met onze verdienste samen op gaan.+Dit moet men nu ook zeggen van Christus’ verdienste, want omdat deze verdienste en zijn genade niet van elkaar gescheiden kunnen worden, kan ze ook niet met onze verdienste samen op gaan.
 ==== 27. Spreekt Paulus in die Schriftplaatsen niet over de goede werken die vóór de wedergeboorte alleen vanuit het natuurlijke vermogen van de mens gedaan zijn? ==== ==== 27. Spreekt Paulus in die Schriftplaatsen niet over de goede werken die vóór de wedergeboorte alleen vanuit het natuurlijke vermogen van de mens gedaan zijn? ====
-Ja, hij spreekt over de goede werken die zonder geloof niet gedaan kunnen worden,((*Romeinen 14:23)) en ook over de werken van Abraham, de vader van alle gelovigen.((*Romeinen 4:2)) Er is ook nooit verschillend gedacht((verschil gheweest)) over de werken van de niet-wedergeborenen. Die zijn immers zonde, hoewel de ene zwaarder weegt dan de andere. Efeziërs 2:3 zegt: “Wij waren van nature, evenzeer als de overigen, inderen des toorns.” Dat wil zeggen: onderworpen aan het oordeel van Gods grote toorn. En Hebreeën 11:6 zegt: “Zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn.” +Ja, hij spreekt over de goede werken die zonder geloof niet gedaan kunnen worden,((*Romeinen 14:23)) en ook over de werken van Abraham, de vader van alle gelovigen.((*Romeinen 4:2)) Er is ook nooit verschillend gedacht over de werken van de niet-wedergeborenen. Die zijn immers zonde, hoewel de ene zwaarder weegt dan de andere. Efeziërs 2:3 zegt: “Wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns.” Dat wil zeggen: onderworpen aan het oordeel van Gods grote toorn. En Hebreeën 11:6 zegt: “Zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn.” 
-==== 28. De Schrift geeft het richtsnoer voor het komende oordeel aan met deze woorden: “God zal een ieder naar zijn werken vergelden” (Psalm 62:13, Matteüs 16:27, Romeinen 2:6, Openbaring 22:12). Wordt het vonnis van God dan gegeven worden op grond van de werken, die om loon vragen, hetzij tot het leven of tot de dood? ==== +==== 28. De Schrift geeft het richtsnoer voor het komende oordeel aan met deze woorden: “God zal een ieder naar zijn werken vergelden” (Psalm 62:13, Matteüs 16:27, Romeinen 2:6, Openbaring 22:12). Wordt het vonnis van God dan gegeven op grond van de werken, die om loon vragen, hetzij tot het leven of tot de dood? ==== 
-  - Als men spreekt over de werken van de goddelozen, kan men niet ontkennen dat die de oorzaak zullen zijn van het vonnis dat tot de dood veroordeelt. Maar als er gesproken wordt van de werken van de uitverkorenen, zeggen we dat God in Zijn rechtspraak hun het eeuwige leven zal schenken. Zo zal Hij hen belonen naar hun werken – niet als een oorzaak van die beloning met het eeuwige leven, maar als een vrucht en een bewijs van die oorzaak [die in God ligt]. De enige en werkelijke oorzaak is gelegen in Gods eeuwig raadsbesluit waardoor Hij geroepen en gerechtvaardigd heeft, zoals blijkt uit Matteüs 25:34. Daar vinden we uitgedrukt hoe het er in het toekomende oordeel aan toe zal gaan. De Heere Jezus zegt daar: “Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.” Deze aanspraak en uitnodiging om het hemelse Koninkrijk te mogen bezitten, wijzen ons voldoende op de oorzaak waardoor de uitverkorenen dat Koninkrijk mogen binnengaan. Ze zijn namelijk gezegend met alle geestelijke zegeningen in Christus (Efeziërs 1:3). Ze zijn verlost van de vloek van de wet,((*Galaten 3:13)) ze zijn erfgenamen en kinderen van God door de belofte die ze uit genade ontvingen. Daardoor zijn ze geroepen en gerechtvaardigd. De aanneming tot kinderen, de roeping en de rechtvaardiging behoren alle bij de zegeningen van God. Degenen die Hij in Matteüs 25:34 “gezegenden van Zijn Vader” genoemd had, noemt Hij in vers 37 van hetzelfde hoofdstuk “rechtvaardigen”; en zelfs het Koninkrijk der hemelen noemt Hij een erfenis.+  - Als men spreekt over de werken van de goddelozen, kan men niet ontkennen dat die de oorzaak zullen zijn van het vonnis dat tot de dood veroordeelt. Maar als er gesproken wordt van de werken van de uitverkorenen, zeggen we dat God in zijn rechtspraak hun het eeuwige leven zal schenken. Zo zal Hij hen belonen naar hun werken – niet als een oorzaak van die beloning met het eeuwige leven, maar als een vrucht en een bewijs van die oorzaak [die in God ligt]. De enige en werkelijke oorzaak is gelegen in Gods eeuwig raadsbesluit waardoor Hij geroepen en gerechtvaardigd heeft, zoals blijkt uit Matteüs 25:34. Daar vinden we uitgedrukt hoe het er in het toekomende oordeel aan toe zal gaan. De Here Jezus zegt daar: “Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.” Deze aanspraak en uitnodiging om het hemelse Koninkrijk te mogen bezitten, wijzen ons voldoende op de oorzaak waardoor de uitverkorenen dat Koninkrijk mogen binnengaan. Ze zijn namelijk gezegend met alle geestelijke zegeningen in Christus (Efeziërs 1:3). Ze zijn verlost van de vloek van de wet,((*Galaten 3:13)) ze zijn erfgenamen en kinderen van God door de belofte die ze uit genade ontvingen. Daardoor zijn ze geroepen en gerechtvaardigd. De aanneming tot kinderen, de roeping en de rechtvaardiging behoren alle bij de zegeningen van God. Degenen die Hij in Matteüs 25:34 “gezegenden van zijn Vader” genoemd had, noemt Hij in vers 37 van hetzelfde hoofdstuk “rechtvaardigen”; en zelfs het Koninkrijk der hemelen noemt Hij een erfenis.
   - Al die teksten geven ook duidelijk aan dat de oorzaak van de zaligheid in Gods eeuwig besluit ligt, omdat Hij het Koninkrijk vanaf de grondvesten der aarde tot een bezit heeft toebereid voor deze “gezegenden”, die in de tijd zijn geroepen en gerechtvaardigd.   - Al die teksten geven ook duidelijk aan dat de oorzaak van de zaligheid in Gods eeuwig besluit ligt, omdat Hij het Koninkrijk vanaf de grondvesten der aarde tot een bezit heeft toebereid voor deze “gezegenden”, die in de tijd zijn geroepen en gerechtvaardigd.
   - Het woordje “naar” in Psalm 62:13 geeft geen oorzaak aan, maar een overeenstemming, zoals we die ook aantreffen in 1 Korintiërs 13:12: “Dan zal ik ten volle kennen, zoals [of naarmate] ik zelf gekend ben.” Zo is het ook met de woorden in Psalm 62:13: “God zal een ieder //naar// zijn werken vergelden”, dat wil zeggen: naar wat hij goed of kwaad gedaan heeft.   - Het woordje “naar” in Psalm 62:13 geeft geen oorzaak aan, maar een overeenstemming, zoals we die ook aantreffen in 1 Korintiërs 13:12: “Dan zal ik ten volle kennen, zoals [of naarmate] ik zelf gekend ben.” Zo is het ook met de woorden in Psalm 62:13: “God zal een ieder //naar// zijn werken vergelden”, dat wil zeggen: naar wat hij goed of kwaad gedaan heeft.
Regel 103: Regel 103:
 Bovendien schrijft de apostel de oorzaak van Gods besluit ten leven vrijuit toe aan het geloof dat het evangelie omhelst: “Wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn.” Bovendien schrijft de apostel de oorzaak van Gods besluit ten leven vrijuit toe aan het geloof dat het evangelie omhelst: “Wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn.”
 ==== 30. Maar is in de woorden “Komt, gij gezegenden …” Gods besluit om het leven te schenken niet ingesloten, en volgt dan pas daarna niet de oorzaak vanuit hun werk “Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven …”? ==== ==== 30. Maar is in de woorden “Komt, gij gezegenden …” Gods besluit om het leven te schenken niet ingesloten, en volgt dan pas daarna niet de oorzaak vanuit hun werk “Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven …”? ====
-Ja, in deze woorden is de oorzaak van de rechterlijke uitspraak opgenomen, maar de reden volgt pas daarna. Dat zijn namelijk de vruchten [van goede werken] die van deze oorzaak een duidelijk blijk geven. Het is alsof de Heere zegt: Ga ten hemel in, want u bent een gezegende die voor het Koninkrijk der hemelen bestemd bent. U hebt door uw goede werken namelijk duidelijk gemaakt dat u een gezegende bent, die van eeuwigheid voor Gods Koninkrijk in de hemel voorbestemd bent.+Ja, in deze woorden is de oorzaak van de rechterlijke uitspraak opgenomen, maar de reden volgt pas daarna. Dat zijn namelijk de vruchten [van goede werken] die van deze oorzaak een duidelijk blijk geven. Het is alsof de Here zegt: Ga ten hemel in, want u bent een gezegende die voor het Koninkrijk der hemelen bestemd bent. U hebt door uw goede werken namelijk duidelijk gemaakt dat u een gezegende bent, die van eeuwigheid voor Gods Koninkrijk in de hemel voorbestemd bent.
 ==== 31. Waarom zal God “naar de werken” oordelen? ==== ==== 31. Waarom zal God “naar de werken” oordelen? ====
 Omdat de werken aan het licht gekomen zijn; en die zijn bovendien veel beter te kennen dan de oorzaken. God wil dat alle dingen in het gericht op de jongste dag zichtbaar en duidelijk bekend zullen zijn. Dan kan Gods rechterlijke uitspraak over het ware, levende geloof plaatsvinden op basis van de wezenlijke eigenschappen daarvan en de ware, oprechte vruchten daaruit. Daardoor kan men geen schijn- of ‘spook’-geloof uitgeven voor een waar en oprecht geloof. Omdat de werken aan het licht gekomen zijn; en die zijn bovendien veel beter te kennen dan de oorzaken. God wil dat alle dingen in het gericht op de jongste dag zichtbaar en duidelijk bekend zullen zijn. Dan kan Gods rechterlijke uitspraak over het ware, levende geloof plaatsvinden op basis van de wezenlijke eigenschappen daarvan en de ware, oprechte vruchten daaruit. Daardoor kan men geen schijn- of ‘spook’-geloof uitgeven voor een waar en oprecht geloof.
Regel 109: Regel 109:
 ==== 32. Waarom wordt het eeuwige leven dan een “loon” genoemd? ==== ==== 32. Waarom wordt het eeuwige leven dan een “loon” genoemd? ====
   - Vanwege een algemene betekenis op grond van de manier waarop hierover in de Schrift gewoonlijk gesproken wordt. Het woord “loon” moet niet in relationele zin gedacht worden, dus niet ten opzichte van iets anders. Het betekent namelijk gewoonweg “het resultaat van een bepaald iets”. Het is ook een beloning, maar dan uit genade. Ja, het is een gave, zoals Paulus in Romeinen 6:23 verklaart: “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.”   - Vanwege een algemene betekenis op grond van de manier waarop hierover in de Schrift gewoonlijk gesproken wordt. Het woord “loon” moet niet in relationele zin gedacht worden, dus niet ten opzichte van iets anders. Het betekent namelijk gewoonweg “het resultaat van een bepaald iets”. Het is ook een beloning, maar dan uit genade. Ja, het is een gave, zoals Paulus in Romeinen 6:23 verklaart: “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.”
-  - Het loon wordt dus niet gegeven alsof dat loon zelf een oorzaak met zich meebrengt, maar het is het gevolg dat op het (goede) werk volgt. Het eeuwige leven wordt vanwege een heel andere oorzaak gegeven dan als een beloning, namelijk vanwege de verdienste van Christus Die door het geloof wordt aangenomen. Maar toch wordt het ook gegeven als een gevolg, een consequentie, om het werk, de moeite en het verdriet dat de gelovigen in dit leven overkomt. Christus zegt daar Zelf van: “Een ieder, die huizen of broeders zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven” (Matt. 19:29). Het is zoals de erfenis gegeven wordt aan de zoon gegeven wordt. Die krijgt hij niet vanwege zijn werk dat hij verschuldigd was te doen, maar omdat hij de zoon is. Het spreekwoord zegt dan: //Nato filio, nata portie//, dat wil zeggen: de zoon is de erfgenaam van de bezittingen, maar hij krijgt die ook als een soort vergoeding voor zijn gehoorzaamheid. +  - Het loon wordt dus niet gegeven alsof dat loon zelf een oorzaak met zich meebrengt, maar het is het gevolg dat op het (goede) werk volgt. Het eeuwige leven wordt vanwege een heel andere oorzaak gegeven dan als een beloning, namelijk vanwege de verdienste van Christus die door het geloof wordt aangenomen. Maar toch wordt het ook gegeven als een gevolg, een consequentie, om het werk, de moeite en het verdriet dat de gelovigen in dit leven overkomt. Christus zegt daar zelf van: “Een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven” (Matt. 19:29). Het is zoals de erfenis gegeven wordt aan de zoon gegeven wordt. Die krijgt hij niet vanwege zijn werk dat hij verschuldigd was te doen, maar omdat hij de zoon is. Het spreekwoord zegt dan: //Nato filio, nata portie//, dat wil zeggen: de zoon is de erfgenaam van de bezittingen, maar hij krijgt die ook als een soort vergoeding voor zijn gehoorzaamheid. 
-==== 33. Maar waarom belooft God een beloning voor de goede werken van Zijn kinderen? ====+==== 33. Maar waarom belooft God een beloning voor de goede werken van zijn kinderen? ====
 Omdat ze geloven, want de gelovigen zijn rechtvaardig door de rechtvaardigheid van Christus, die hun toegerekend is. Aan de rechtvaardigen wordt het leven en een overvloed van genadegaven voorgehouden. Omdat ze geloven, want de gelovigen zijn rechtvaardig door de rechtvaardigheid van Christus, die hun toegerekend is. Aan de rechtvaardigen wordt het leven en een overvloed van genadegaven voorgehouden.
 ==== 34. Met welk doel? ==== ==== 34. Met welk doel? ====
   - Om aangespoord te worden om met des te meer ijver te doen wat ze horen te doen.   - Om aangespoord te worden om met des te meer ijver te doen wat ze horen te doen.
-  - Om een getuigenis te geven van Gods voorzienigheid en zorg, dat de tijdelijke zegeningen van Hem komen en naar Zijn raad worden uitgedeeld, zoals Spreuken 10:22 zegt: “De zegen des HEREN, die maakt rijk.” God zal Zijn Kerk in dit leven bewaren en Zijn kinderen verzorgen. Daarom zegt Christus: “Zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Matt. 6:33).+  - Om een getuigenis te geven van Gods voorzienigheid en zorg, dat de tijdelijke zegeningen van Hem komen en naar zijn raad worden uitgedeeld, zoals Spreuken 10:22 zegt: “De zegen des HEREN, die maakt rijk.” God zal zijn Kerk in dit leven bewaren en zijn kinderen verzorgen. Daarom zegt Christus: “Zoekt eerst Zijn Koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Matt. 6:33).
   - Om Gods kinderen tot het geloof op te wekken en hen aan te sporen Hem aan te roepen, op Hem te hopen en Hem te danken, zoals Psalm 50:15 zegt: “Ik zal u redden en gij zult Mij eren.”   - Om Gods kinderen tot het geloof op te wekken en hen aan te sporen Hem aan te roepen, op Hem te hopen en Hem te danken, zoals Psalm 50:15 zegt: “Ik zal u redden en gij zult Mij eren.”
   - Om de ontvangen zegeningen een aansporing maar ook een onderpand te laten zijn van Gods belofte van genade – want het is genade dat ze ons geschonken worden.   - Om de ontvangen zegeningen een aansporing maar ook een onderpand te laten zijn van Gods belofte van genade – want het is genade dat ze ons geschonken worden.
 ==== 35. Welke argumenten behoren ons te vermanen én te stimuleren om goede werken te doen? ==== ==== 35. Welke argumenten behoren ons te vermanen én te stimuleren om goede werken te doen? ====
-  - Het gebod van God dat door alle schepselen gehoorzaamd moet worden. “Want dit wil God: uw heiliging” (1 Thessalonicenzen t:3). +  - Het gebod van God dat door alle schepselen gehoorzaamd moet worden. “Want dit wil God: uw heiliging” (1 Thessalonicenzen 4:3). 
-  - De verplichting van dankbaarheid die we tegenover God verschuldigd zijn en Hem bekend moeten maken. “Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, naar niet van het vlees” (Romeinen 8:12). Wij zijn ook niet van onszelf, maar van Hem Die ons tot een heilig leven heeft uitverkoren (Lucas 17:10). We zijn van alle zonden verlost en door het bloed van Christus gereinigd, opdat we goede werken zouden doen.((*Lucas 1:74,75 *1 Korintiërs 6:19,20)) +  - De verplichting van dankbaarheid die we tegenover God verschuldigd zijn en Hem bekend moeten maken. “Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, naar niet van het vlees” (Romeinen 8:12). Wij zijn ook niet van onszelf, maar van Hem die ons tot een heilig leven heeft uitverkoren (Lucas 17:10). We zijn van alle zonden verlost en door het bloed van Christus gereinigd, opdat we goede werken zouden doen.((*Lucas 1:74,75 *1 Korintiërs 6:19,20)) 
-  - De noodzaak die er is in de relatie tussen oorzaak en gevolg. “Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort” (Matteüs 7:17). “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods” (Romeinen 8:14). “Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde” (1 Johannes 3:9). Juist het tegendeel is waar: hij doet zijn uiterste best om heilig te zijn! Het “zaad Gods” blijft namelijk in hem; dat wil zeggen: de Heilige Geest. Hij wordt zo genoemd vanwege Zijn werk, omdat wij door Zijn kracht als uit een zaadje tot een nieuw en heilig mens worden.+  - De noodzaak die er is in de relatie tussen oorzaak en gevolg. “Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort” (Matteüs 7:17). “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods” (Romeinen 8:14). “Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde” (1 Johannes 3:9). Juist het tegendeel is waar: hij doet zijn uiterste best om heilig te zijn! Het “zaad Gods” blijft namelijk in hem; dat wil zeggen: de Heilige Geest. Hij wordt zo genoemd vanwege zijn werk, omdat wij door zijn kracht als uit een zaadje tot een nieuw en heilig mens worden.
   - Het geloof kan geen standhouden als men genoegen heeft om tegen het geweten in te zondigen. “Opdat gij, u daarnaar richtend, de goede strijd strijdt met geloof en met een goed geweten. Omdat sommigen dit hebben verworpen, heeft hun geloof schipbreuk geleden” (1 Timoteüs 1:18,19).   - Het geloof kan geen standhouden als men genoegen heeft om tegen het geweten in te zondigen. “Opdat gij, u daarnaar richtend, de goede strijd strijdt met geloof en met een goed geweten. Omdat sommigen dit hebben verworpen, heeft hun geloof schipbreuk geleden” (1 Timoteüs 1:18,19).
   - De uitnemende heerlijkheid van de goede werken, want door Christus zijn het verdiensten voor God, die voor God aangenaam zijn. Het zijn als het ware dankoffers die met zout besprengd zijn door de Heilige Geest. Ze zijn als het ware door hemels vuur aangestoken en door de verdienste van Christus geheiligd. Zo zijn ze “Gode welgevallig door Christus” (1 Petrus 2:5).   - De uitnemende heerlijkheid van de goede werken, want door Christus zijn het verdiensten voor God, die voor God aangenaam zijn. Het zijn als het ware dankoffers die met zout besprengd zijn door de Heilige Geest. Ze zijn als het ware door hemels vuur aangestoken en door de verdienste van Christus geheiligd. Zo zijn ze “Gode welgevallig door Christus” (1 Petrus 2:5).
Regel 130: Regel 130:
   - Omdat ze God mishagen. “Want Gij zijt geen God, aan wie goddeloosheid behaagt, geen boze zal bij U vertoeven” (Psalm 5:5). Ze wekken ook Gods toorn op. “Gij haat alle bedrijvers van ongerechtigheid” (Psalm 5:6).   - Omdat ze God mishagen. “Want Gij zijt geen God, aan wie goddeloosheid behaagt, geen boze zal bij U vertoeven” (Psalm 5:5). Ze wekken ook Gods toorn op. “Gij haat alle bedrijvers van ongerechtigheid” (Psalm 5:6).
   - Ze verontreinigen de belijdenis van het Evangelie en de eer van God. “Want de naam Gods wordt om u gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven staat” (Romeinen 2:24). Het is zoals Nathan tegen David zei: “Gij [hebt] door deze daad de vijanden zeer doen lasteren” (2 Samuël 12:14).   - Ze verontreinigen de belijdenis van het Evangelie en de eer van God. “Want de naam Gods wordt om u gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven staat” (Romeinen 2:24). Het is zoals Nathan tegen David zei: “Gij [hebt] door deze daad de vijanden zeer doen lasteren” (2 Samuël 12:14).
-  - Ze laden openbare straffen op ons, zoals oorlogen, dure tijden en ziekten als de pest. “Maar indien gij niet luistert naar de stem van de HERE, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u hden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen” (Deuteronomium 28:15). “Gij stelt onze ongerechtigheden vóór U” (Psalm 90:8).+  - Ze laden openbare straffen op ons, zoals oorlogen, dure tijden en ziekten als de pest. “Maar indien gij niet luistert naar de stem van de HERE, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen” (Deuteronomium 28:15). “Gij stelt onze ongerechtigheden vóór U” (Psalm 90:8).
   - De heerschappij van de satan volgt op die kwade werken, want de goddelozen zijn overgegeven aan zijn macht. Ze zijn in de strik van de duivel, die hen gevangen houdt (vgl. 2 Timoteüs 1:26).   - De heerschappij van de satan volgt op die kwade werken, want de goddelozen zijn overgegeven aan zijn macht. Ze zijn in de strik van de duivel, die hen gevangen houdt (vgl. 2 Timoteüs 1:26).
   - Door slechte dingen te doen worden alle geestelijke, op God gerichte bezigheden verhinderd. Het vertrouwen en het geloof verzwakken, het geweten wordt verwoest en de regelmaat in het gebed valt weg. Zo wordt de Heilige Geest bedroefd. “En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt” (Efeziërs 4:30).   - Door slechte dingen te doen worden alle geestelijke, op God gerichte bezigheden verhinderd. Het vertrouwen en het geloof verzwakken, het geweten wordt verwoest en de regelmaat in het gebed valt weg. Zo wordt de Heilige Geest bedroefd. “En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt” (Efeziërs 4:30).
Regel 155: Regel 155:
   - De dwaling van de roomsen, die leren dat er goede werken gedaan kunnen worden zónder geloof.   - De dwaling van de roomsen, die leren dat er goede werken gedaan kunnen worden zónder geloof.
   - De praktijk van de zogenaamde perfectionisten of ‘volkomenheiddrijvers’; zij roemen erop dat ze al volmaakt en zuiver zijn in hun daden, en stellen daarop ook al hun vertrouwen.   - De praktijk van de zogenaamde perfectionisten of ‘volkomenheiddrijvers’; zij roemen erop dat ze al volmaakt en zuiver zijn in hun daden, en stellen daarop ook al hun vertrouwen.
-  - De mening van hen die hun verdienstelijke daden //de congruo//((naar billijkheid)) en //condigno// doen. Ze beroemen zich dan op hun ‘overtollige’ werken en geven te kennen dat deze extra goede daden((versierde Godtsdiensten)) God welbehaaglijk zijn. Ze houden ook voor goed de werken die vanuit een goede gezindheid, een goed verlangen of een goed voornemen gebeuren, en die slechts gebaseerd zijn op alleen de wil en de instelling van mensen. Ook houden ze de overtreding van deze ‘geboden’ voor veel ernstiger dan de overtreding van Gods geboden.((*Numeri 15:39 *Ezechiël 20:18,19 *Matteüs 15:19)) Als er echter gezegd wordt dat men naar degenen die ons leiden, net zo goed moet luisteren als naar Christus((*Lucas 10:16 *Hebreeën 13:17)), geldt dat alleen voor de oprechte herders van de gemeente, die waken over de zielen van hen die hun toevertrouwd zijn. Ook in strijd met de zuivere leer van de goede werken zijn zij die willen beweren dat een mens door God gerechtvaardigd wordt vanwege zijn goede werken. Zij lasteren ons dat we de goede werken veronachtzamen en aan de kant schuiven. Dan lijkt het erop dat ons verschil met ons gelegen is in de vraag of men wel of niet goede werken moet doen. Wij zijn echter juist veel meer gericht op het doen van goede werken dan zij!+  - De mening van hen die hun verdienstelijke daden //de congruo// en //condigno// doen. Ze beroemen zich dan op hun ‘overtollige’ werken en geven te kennen dat deze extra goede daden God welbehaaglijk zijn. Ze houden ook voor goed de werken die vanuit een goede gezindheid, een goed verlangen of een goed voornemen gebeuren, en die slechts gebaseerd zijn op alleen de wil en de instelling van mensen. Ook houden ze de overtreding van deze ‘geboden’ voor veel ernstiger dan de overtreding van Gods geboden.((*Numeri 15:39 *Ezechiël 20:18,19 *Matteüs 15:19)) Als er echter gezegd wordt dat men naar degenen die ons leiden, net zo goed moet luisteren als naar Christus((*Lucas 10:16 *Hebreeën 13:17)), geldt dat alleen voor de oprechte herders van de gemeente, die waken over de zielen van hen die hun toevertrouwd zijn. Ook in strijd met de zuivere leer van de goede werken zijn zij die willen beweren dat een mens door God gerechtvaardigd wordt vanwege zijn goede werken. Zij lasteren ons dat we de goede werken veronachtzamen en aan de kant schuiven. Dan lijkt het erop dat het verschil met ons gelegen is in de vraag of men wel of niet goede werken moet doen. Wij zijn echter juist veel meer gericht op het doen van goede werken dan zij!
   - De leer van de epicuristen of vrijdenkers die de goede werken niet nuttig vinden en ze dan ook nalaten.   - De leer van de epicuristen of vrijdenkers die de goede werken niet nuttig vinden en ze dan ook nalaten.


Paginahulpmiddelen