Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:34

De aanstoot

1. Wat bedoelen we met het woord ‘aanstoot’?

Dit wordt in het Grieks met verschillende woorden aangeduid:

  1. Skandalon (ergernis).1) Dit woord is afgeleid van de werkwoordsvorm skazoo (ik hink). Het woord betekent dan ofwel “hinderpaal” of een “steen waaraan iemand zich stoot”, waardoor hij valt of zich zó bezeert dat hij begint te hinken, ofwel van skambon (iets wat krom is). Men zegt dan wel: skambon oudepote orthon ginetai (wat krom is, wordt nooit recht). Het woord skandalon kan ook de betekenis hebben van een val, waarmee bijvoorbeeld muizen, vossen of wolven gevangen worden. Daarom heeft de kerk de betekenis van skandalon (schandaal, ergernis) verbonden aan “het spannen van een strik” waarin mensen, als dieren in een valstrik, verstrikt raken en gevangen worden.2)
  2. Proskomma (struikelblok).3) Dit woord heeft eigenlijk betrekking op alles wat onderweg voor iemands voeten geworpen kan worden, zodat hij zich eraan stoot of erover struikelt. Het Griekse proskomma is afgeleid van het woord proskoptein, dat “zich ergens aan stoten” betekent, zoals ook Romeinen 14:1313 Laten wij dan niet langer elkander oordelen, maar komt liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven. zegt: “uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven”. Daarvandaan komt ook lithos proskommatos – steen des aanstoots.4) Slechte voorbeelden en zonden zijn immers net als stenen op de weg waaraan voorbijgangers zich kunnen verwonden of waarover zij zelfs kunnen vallen. Daarom staat er in 1 Korintiërs 10:1212 Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.: “Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.”
  3. Egkope (verhindering)5) is afgeleid van het Griekse woord egkoptein (verhinderen, beletten, ophouden). Het woord verwijst naar de hindernis zelf, in het Latijn offendiculum genoemd. Daarvan is sprake als er een steen of obstakel op de weg gelegd wordt, waarover voorbijgangers kunnen struikelen waardoor ze zich bezeren of zelfs kunnen vallen. Leviticus 19:1414 Een dove zult gij niet vloeken en voor een blinde zult gij geen struikelblok leggen, maar gij zult voor uw God vrezen: Ik ben de Here. zegt daarom: “Voor een blinde zult gij geen struikelblok leggen.”

Zo is dus de betekenis van het woord ergernis afhankelijk van het verband waarin het voorkomt. Daardoor betekent het soms de zaak zelf, het struikelblok dat neergelegd wordt of de ergernis die gegeven wordt. In andere gevallen wijst het op de ergernis zelf die het gevolg daarvan is, namelijk dat iemand zich ergert, geërgerd wordt of struikelt.

2. Wat is aanstoot?

Alles wat iemand tot ergernis kan zijn. Het kunnen onze woorden zijn, het kan ons handelen zijn, ons voorbeeld of iets dat we iemand aanraden, waardoor onze naaste bedroefd, verontrust of geërgerd wordt en daardoor op de rechte weg naar de zaligheid wordt gehinderd of ervan afwijkt, tot dwaling wordt verleid, tot zondigen wordt aangezet of in het kwaad versterkt wordt.6)

3. Zijn er verschillende soorten aanstoot?

Bernardus van Clairvaux onderscheidt twee soorten: aanstotelijke dingen die vanuit het innerlijk van de mens opkomen, en die van buitenaf komen.

Er is sprake van iets aanstotelijks van binnenuit als de oude mens een struikelblok neerlegt voor de nieuwe mens. Hierover lezen we in Matteüs 5:2929 Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.: “Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u.” Hier bedoelt Jezus niet het oog, de hand of de voet zelf, maar allerlei zondige verlangens die de nieuwe mens vaak kwellen. Ook doelt Hij op alle obstakels die, hoe onschuldig ze ook lijken, verhinderen dat men in het navolgen van de Wet van de Here zonder te struikelen vorderingen maakt. Een ergernis die van buitenaf komt is een struikelblok dat een oorzaak of aanleiding ervan kan zijn dat men in zonde valt.

4. Welke soorten aanstoot van buitenaf kunnen onderscheiden worden?

We onderscheiden drie soorten:

  1. Actief: het geven van aanstoot.
  2. Passief: als anderen door iets [dat op zichzelf niet aanstootgevend is] geërgerd worden, er aanstoot aan nemen. We noemen dit ook wel het nemen van aanstoot.
  3. Een mengvorm van beide.

5. Wat houdt het geven van aanstoot in?

De oorzaak van deze eerste soort aanstoot ligt bij de persoon die ergernis geeft. Daarvan kan sprake zijn als iemand een medechristen duidelijk aanleiding geeft om in zonde te vallen; bijvoorbeeld door een uitspraak of een zondige daad die in strijd is met de liefde tot God en de naaste. Met name als deze vorm van ergernis iemand in de verleiding brengt te zondigen, of anderen aanleiding geeft om te zondigen. Dit bedroeft medechristenen en kan hen verleiden tot dwaling en zonde.7) Christus zegt daarom tegen Petrus in Matteüs 16:2323 Doch Hij keerde Zich om en zeide tot Petrus: Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen.: “Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt Mij een aanstoot.” Tóch is Christus door de twijfel van Petrus niet gestruikeld en heeft Hij ondanks het vooruitzicht van het kruis Zijn roeping niet verzaakt. De woorden van Petrus hebben Christus wel bedroefd. Deze vorm van aanstoot kan ertoe leiden dat zwakke gelovigen in zonde vallen.

6. Op hoeveel manieren kan er aanstoot worden gegeven?

Op twee manieren: iemand kan aanstoot geven in besloten kring, of in het openbaar.

Van het eerste is sprake als er maar aan één iemand of aan een klein aantal personen aanstoot wordt gegeven. Bijvoorbeeld als een kind zijn ouders, een knecht zijn heer of een gehuwde zijn geliefde, ontrouw ziet zijn aan de dienst van God, hen hoort zweren of vloeken, of iets onfatsoenlijks ziet doen of hoort spreken. Dit kan anderen bedroeven, maar het gevaar is ook dat ze er een voorbeeld aan nemen. Over deze ergernis zegt Christus in Marcus 9:4242 En wie één van deze kleinen, die geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen.: “Wie één van deze kleinen, die geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen.”

Van aanstoot geven in het openbaar is sprake als een groter aantal mensen geërgerd wordt en dit veel zwakgelovigen aanleiding geeft in zonde te vallen. We moeten dan bijvoorbeeld denken aan gierigheid, overspel, dronkenschap en bedrog; zonden die de gemeente tot aanstoot verleiden en dus ook vele anderen ten val kunnen brengen.

Verder is het bij het geven van aanstoot niet om het even door wie dat wordt gedaan. Want de aanstoot die gegeven wordt door iemand die een vooraanstaande positie bekleedt, is ernstiger dan die van iemand die minder aanzien geniet. Zo woog het overspel van koning David zwaarder dan dat van een willekeurige onderdaan.8) Daarom wordt zoiets ook zwaarder gestraft. Niet alleen omdat zo iemand de hoge positie waarop hij door God is gesteld, misbruikt, maar ook omdat hij anderen door zijn slecht voorbeeld aangezet heeft tot zonde. Zo is het ook zeer ernstig als iets aanstotelijks door de dienaren van de gemeenten en studenten in de theologie opgewekt wordt, wanneer ze door een onzuivere leer of onrein leven velen oorzaak en gelegenheid geven om kwalijk van het evangelie te spreken. Zo wordt er gezegd dat de zonde van de kinderen van Eli al te groot was voor de Heere.9) En de zonden van gemeenteleden worden weer zwaarder aangerekend dan die van buitenstaanders. Zoals ook een vader van een huisgezin veel zwaarder zondigt als hij zich bedrinkt dan wanneer een dienstknecht dit doet.

7. Wat is er de oorzaak van dat er aanstoot wordt gegeven?

De diepere oorzaak ligt in het oordeel van God:

  1. Het oordeel tegen de goddelozen. Denk aan het struikelblok dat de tovenaars van Egypte voor de farao hebben opgeworpen.10) Of aan de valse profeten die door een leugenachtige geest tegen koning Achab spraken.11) Of ook aan de misleidende tekenen van de antichrist waarmee hij degenen die de waarheid niet liefgehad hebben, bedrogen heeft.12)
  2. Het oordeel van God ten gunste van de uitverkorenen, waarover we lezen in 1 Korintiërs 11:1919 Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan.: “Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan.” Zo worden oprechte en vrome gelovigen openbaar.

De belangrijkste veroorzaker van al het aanstotelijke is de satan, die mensen tot allerlei kwaad tracht aan te zetten. De middelen waarvan hij gebruik maakt, zijn bijvoorbeeld een valse voorstelling van zaken, het misbruik van een karakterzwakte en de verdorvenheid van de menselijke natuur. We moeten ook denken aan dwaalleraars en aan andere onervaren, hoogmoedige, trotse, hebzuchtige en ongeduldige dienaars van de gemeente. Christus zegt over deze oorzaken in Matteüs 18:77 Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt.: “Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen.” Aan dit “moeten” ligt geen dwang ten grondslag, maar de verdorvenheid van mensen waaraan ze zich vrijwillig hebben onderworpen. Want niemand wordt gedwongen tot het geven van aanstoot, maar komt ertoe door onbedachtzaamheid of opzet. Hoewel aanstotelijke dingen volgens Christus nodig zijn, roept Hij in het evangelie uit: “Wee de wereld vanwege al haar struikelblokken” (Matteüs 18:77 Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt. HSV).

8. Op welke manieren wordt het geven van aanstoot bevorderd?

Op vier manieren:

  1. Door het brengen van een onzuivere leer en het leiden van een onchristelijk leven. Bijvoorbeeld: het navolgen van dwalingen, het dienen van afgoden, bijgeloof, sektarisme of het opleggen van menselijke instellingen waardoor kleingelovigen tot zonde verleid worden of van de eenvoud van het Woord worden afgehouden.
  2. Door uitspraken of opvattingen die verwerpelijk of zelfs godslasterlijk zijn.
  3. Door een levenswijze die in strijd is met de wet van God, zoals: bedrog, boevenstreken en andere verwerpelijke voorbeelden.
  4. Door misbruik te maken van de christelijke vrijheid, waardoor kleingelovigen van het christelijke leven afgehouden worden. Doorgaans brengt deze ergernis het geloof grotere schade toe dan openlijke afwijkingen. De laatstgenoemde ergernis is sneller zichtbaar en brengt daarom minder schade toe. Zo bracht de duivel door zijn bedrog Eva een dodelijke wond toe toen zij van de verboden vrucht at.13) Maar Salomo’s aanbidding van de afgoden heeft de afgodendienst slechts beperkte tijd bevorderd.

9. Welke straf is ingesteld voor mensen die aanstoot geven?

Christus zegt hen in Matteüs 18:77 Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt. een vreselijk oordeel aan: “Wee de wereld vanwege al haar struikelblokken, (…) wee die mens door wie zo’n struikelblok er komt!” (HSV). En in het voorgaande vers zegt Hij: “Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee.”

10. Wanneer is er sprake van het nemen van aanstoot?

Van deze tweede soort van aanstoot [zie antwoord 4] is sprake als mensen aanstoot nemen of zich ergeren aan woorden of daden van andere christenen, aan de zuivere leer, het geringe aanzien van de gemeente, of andere bijkomende zaken. Maar in het bijzonder ontstaat deze vorm van aanstoot wanneer we in oprechte vroomheid en in alle eerlijkheid spreken, met raad en daad, op het juiste moment. Om die reden kan iemand negatief over ons oordelen en aanleiding vinden zich te ergeren. Deze vorm van aanstoot aan iets nemen is onterecht en kan voortkomen uit een dwaling, uit een verdraaiing van de waarheid, of uit kwaadwilligheid.

11. Hoeveel vormen van aanstoot nemen zijn er?

Twee, want het aanstoot nemen kan menselijk of duivels van aard zijn.

De menselijke vorm is nog weer in tweeën onder te verdelen, afhankelijk van de personen die aanstoot nemen: goddelozen dan wel vromen. Goddelozen nemen aanstoot als wereldse mensen, als de wijzen van deze wereld of als hypocrieten. Voorbeelden hiervan zijn:

  1. Mensen die zich ergeren aan het geringe aanzien van christenen, aan het kruis van Christus en aan Zijn aangenomen menselijke natuur.
  2. Mensen die zich ergeren omdat ze veronderstellen dat er iets nieuws geleerd wordt in de eenvoudige leer van het Evangelie. Het gaat daarbij om ergernis aan de verkondiging van de genade waardoor wij onderwezen worden dat alle mensen van nature zondaars zijn en aan de toorn van God onderworpen zijn, en alleen uit genade ofwel alleen door het geloof in Christus Jezus gerechtvaardigd en zalig gemaakt worden. Ook kan men zich ergeren aan de leer van de verkiezing (predestinatie of voorbestemming) en aan het leerstuk over de innerlijke strijd van de nieuwe tegen de oude mens.
  3. Mensen die zich ergeren aan de christelijke handel en wandel waardoor ze zich bestraft voelen. Ook kan men aanstoot nemen aan de christelijke vrijheid in het gebruik van de middelmatige dingen.
  4. Ten slotte kunnen goddeloze mensen zich ergeren aan het kruis en vervolgingen die men doorgaans als belijder van het evangelie ondervindt. Deze wordt, omdat ze voortkomt uit haat en weerzin van degenen die zich eraan ergeren, ook wel een farizeïsche ergernis genoemd. De discipelen zeggen erover in Matteüs 15:1212 Toen kwamen zijn discipelen en zeiden tot Hem: Weet Gij, dat de Farizeeën, toen zij dit woord hoorden, er aanstoot aan namen? tegen Jezus: “Weet Gij, dat de Farizeeën, toen zij dit woord hoorden, er aanstoot aan namen?” Zó is Christus en het Evangelie “voor Joden een aanstoot“ en “voor heidenen een dwaasheid” (1 Korintiërs 1:2323 doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid.). En een steen des aanstoots en een rots der ergernis voor de twee huizen van Israël.14)
    Uiteraard is dit een bijkomende zaak: in zoverre Christus, als Hij veracht en verstoten wordt een auteur is van de rechtvaardige verdoemenis, terwijl Hij toch wezenlijk en op zichzelf (hoewel voor Zijn uitverkorenen) de Weg, de Waarheid en het Leven is, en een oorzaak van alle goed.
    Als dergelijke ergernissen zich voordoen moeten we de vermaning van Christus ter harte nemen: “Zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt” (Matteüs 11:66 En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.). Zo hebben de bewoners van Kapernaüm zich geërgerd aan de prediking van Christus over het eten van Zijn vlees,15) en stoorden de joden zich aan Petrus omdat hij met heidenen omging.16)
    Wereldse mensen kunnen ook aanstoot nemen aan de oprechte levenswandel van vrome christenen.17) Ook lezen we dat de discipelen van Christus de ergernis van de farizeeën opriepen omdat ze aren plukten op de sabbat.18)
    Zo worden ook velen geërgerd door godsdienstoorlogen, twist en woordenstrijd die als gevolg van de prediking van het Evangelie ontstaan, zodat ze de christelijke leer veroordelen.

12. Wat zijn de oorzaken van deze tweede soort van aanstoot?

De diepste oorzaak is Gods rechtvaardige voorzienigheid, waarin alle aanstoot begrepen is en waardoor deze ook tot uitvoering komt; al is het duidelijk dat mensen zich ergeren door eigen innerlijke slechtheid. Dit staat geschreven in Romeinen 9:3333 gelijk geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rots der ergernis, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.: “Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rots der ergernis.”

Een hieraan ondergeschikte oorzaak is dat de satan goddeloze mensen ertoe aanzet dat ze alle dingen als kwaad beschouwen en duiden.

De directe oorzaak ligt in de mensen zelf die aanstoot nemen aan de godzaligheid van anderen. Dit houdt vaak verband met de blindheid van het menselijk verstand, het verdorven oordeel van de wereld, de gezindheid van de natuurlijke mens, haat en afgunst, nutteloze betweterigheid, nalatigheid in het onderzoek van de Heilige Schrift, waandenkbeelden, hoogmoedige eigengerechtigheid, het streven naar materieel gewin, verlangen naar macht en aanzien en weerzin tegen christelijke orde en regelmaat.

Dergelijke ergernissen komen voor als reactie op het belijden van de gezonde leer en de prediking daarvan, de levenswijze en het kruis van vrome christenen en wanneer men de evangelische waarheid verdedigt. De manier waarop deze ergernissen zich voordoen is duidelijk gemaakt met de gegeven voorbeelden.

13. Kunnen we dit soort ergernissen niet voorkomen?

Nee, maar we moeten ze gewoon helemaal geen aandacht geven, naar het bevel van de Heere in Deuteronomium 33:99 die van zijn vader en zijn moeder zeide: ik zie hen niet; zijn broeders wilde hij niet kennen en van zijn kinderen wilde hij niet weten. Want zij onderhouden uw woord en bewaren uw verbond., [waar over Levi staat geschreven dat hij] “van zijn vader en zijn moeder zei: ik zie hen niet; zijn broeders wilde hij niet kennen en van zijn kinderen wilde hij niet weten”.19)

Toen Christus over de farizeeën sprak die zich aan Zijn woord ergerden, gaf Hij als regel: “Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden” (Matteüs 15:1414 Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden. Indien een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een put vallen.). Met andere woorden: let niet op hun ergernis; sluit uw ogen ervoor.

En de apostelen hebben gezegd: “Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen” (Handelingen 5:2929 Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.). Denk ook aan de uitspraak van Bernardus van Clairvaux: “Het is beter dat er ergernis ontstaat dan dat men de waarheid verlaat.”

Daarom moeten we het eerste en het tweede gebod boven alle menselijke dingen houden, naar het voorbeeld van Elia tegenover koning Achab,20) en dat van Paulus tegenover Petrus en hen die joods wilden zijn.21)

14. Wat voor aanstoot kan er door gelovigen genomen worden?

Aanstoot die genomen wordt door gemeenteleden die nog zwak zijn in het geloof, of aanstoot die niet verkeerd is maar door kwaadwilligen wordt opgezocht om de leer van het evangelie voor eenvoudige gelovigen verdacht te maken of in twijfel te trekken. Ergernis kan ook veroorzaakt worden door verdrukking van de gemeente, het ombrengen van eenvoudigen, door ketterijen en door scheuringe die de gemeente benauwen en grote onrust veroorzaken. Of ook door de menigte, macht en autoriteit van hen die onze leer tegenspreken. Of door de voorspoed en het geluk van de goddelozen, zoals de profeet in Psalm 73:2,32 Maar mij aangaande, bijkans waren mijn voeten afgeweken, bijna waren mijn schreden uitgegleden. 3 Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voorspoed der goddelozen zag. zegt: “Bijna waren mijn schreden uitgegleden. Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voorspoed der goddelozen zag”.

15. Wat kan de zwakke gelovigen als verweer tegen deze ergernissen worden aangeraden?

Het is goed om de gang van zaken in de oude gemeente en in het rijk van Christus steeds voor ogen te houden. En om de hemelse leer te overdenken. En erop te letten hoe het met de goddelozen zal aflopen en wat het zalige lot van de vromen is. Zoals de profeet leert in Psalm 731 Een psalm van Asaf. Waarlijk, God is goed voor Israël, voor hen die rein van hart zijn. 2 Maar mij aangaande, bijkans waren mijn voeten afgeweken, bijna waren mijn schreden uitgegleden. 3 Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voorspoed der goddelozen zag. 4 Want moeiten hebben zij niet, gaaf en welgedaan is hun lichaam; 5 in de kwelling der stervelingen delen zij niet, en met andere mensen worden zij niet geplaagd. 6 Daarom is de trots hun een halssieraad, het geweld omhult hen als een kleed; 7 hun ogen puilen uit van vet, de inbeeldingen van hun hart lopen over; 8 zij spotten, en boosaardig spreken zij van verdrukking, zij spreken uit de hoogte; 9 ze zetten een mond op tegen de hemel, en hun tong roert zich op de aarde. 10 Daarom wendt zijn volk zich hierheen, en als water in overvloed wordt het door hen geslorpt; 11 zij zeggen: Hoe zou God het weten; zou er ook wetenschap zijn bij de Allerhoogste? 12 Zie, zo zijn de goddelozen, altijd onbezorgd vermeerderen zij het bezit. 13 Maar tevergeefs heb ik mijn hart rein gehouden, mijn handen in onschuld gewassen. 14 De ganse dag word ik geplaagd, mijn bestraffing is er elke morgen. 15 Indien ik gezegd had: Ik zal aldus spreken, zie, dan ware ik afvallig geweest van het geslacht uwer kinderen. 16 Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, 17 totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde lette. 18 Waarlijk, Gij stelt hen op glibberige plaatsen, Gij doet hen instorten tot puin. 19 Hoe worden zij in een oogwenk tot een voorwerp van ontzetting, zijn zij verdwenen, vergaan door verschrikkingen; 20 gelijk een droom na het ontwaken, o Here, versmaadt Gij, als Gij opwaakt, hun beeld. 21 Toen mijn hart verbitterd was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, 22 toen was ik een grote dwaas en zonder verstand, ik was een redeloos dier bij U. 23 Nochtans zal ik bestendig bij U zijn, Gij hebt mijn rechterhand gevat; 24 Gij zult mij leiden door uw raad, en daarna mij in heerlijkheid opnemen. 25 Wie heb ik (nevens U) in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde; 26 al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig. 27 Want zie, wie verre van U zijn, gaan te gronde, Gij verdelgt al wie overspelig U verlaat, 28 maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn, de Here Here heb ik tot mijn toevlucht gesteld, en ik wil al uw werken vertellen.: “Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde lette” (Psalm 73:16,1716 Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, 17 totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde lette.). Toen Job in zijn beproeving de voorspoed van de goddelozen zag, zei hij: “Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan” (Job 19:2525 Maar ik weet: mijn Losser leeft en ten laatste zal Hij op het stof optreden. HSV).

16. Wat is een duivelse vorm van aanstoot?

Aanstoot is duivels van aard als mensen de zonden en gebreken van de bijbelheiligen onterecht aangrijpen als vrijbrief om te zondigen, zoals bijvoorbeeld Cham de dronkenschap van zijn vader misbruikte om hem te bespotten.22) Let ook op de onzedelijkheid van Lot,23) het overspel van David en zijn moord op Uria,24) de verloochening van Christus door Petrus25) en de onrechtmatige praktijken van Zacheüs de tollenaar.26) Deze en andere voorbeelden mogen niet gebruikt worden om zich schaamteloos aan allerlei goddeloosheid over te geven. Genoemde ergernissen worden terecht duivels genoemd omdat ze een schande zijn voor de gemeente, tot aantasting van de eer van God leiden en een smet werpen op ons voorgeslacht. Kortom: men moet het uiterst zorgvuldig vermijden de zonden en gebreken van bijbelse personen te misbruiken om zich bepaalde vrijheden te veroorloven.

17. Wat verstaan we onder de derde soort aanstoot?

Deze vorm van aanstoot kan men gemengde aanstoot noemen. Er is dan enerzijds sprake van aanstoot geven en anderzijds van aanstoot nemen. Dit is het geval als iemand de christelijke vrijheid misbruikt of wanneer iemand met vijanden van de waarheid samenspant. Deze ergernis is meestal meer actief (de eerste soort) dan passief (de tweede soort). We moeten in dit verband vooral de volgende regel onthouden: “Handel niet zonder geloof; handel niet tegen de liefde.” Daarom zegt Paulus in 1 Korintiërs 6:1212 Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten. en 10:2323 Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op.: “Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig.” En houd ook de uitspraak van Clemens in gedachten: “Wie alles doet wat geoorloofd is, komt er gemakkelijker toe te doen wat niet geoorloofd is.”

18. Waar leiden aanstotelijke dingen uiteindelijk toe?

De bedoeling van de satan, die alle aanstoot verwekt, is om de mensen van de waarheid af te leiden en te laten vasthouden aan dwalingen. Ook beoogt hij goede zeden te verderven, de gemeente te verwoesten, zijn rijk op te richten, Gods eer aan te tasten en mensen te verharden en in het verderf te storten.

Maar Gods uiteindelijke doel is de Zijnen te beproeven en de goddelozen te ontmaskeren. Zo wordt het onderscheid zichtbaar tussen wie God in waarheid en oprecht dienen en de huichelaars.27)

19. Wat is het nut van deze leer?

Dat wij onze harten en ons gemoed door het Woord van God tegen alle ergernissen wapenen en ons leven naar het richtsnoer van Gods wet inrichten, oprecht “en zonder aanstoot te geven tot de dag van Christus, vervuld met vruchten van gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God” (Filippenzen 1:10,1110 om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, 11 vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God. HSV).

20. Welke dingen zijn in strijd met het geven van aanstoot?

Goede voorbeelden, woorden en daden die anderen tot navolging uitnodigen en aansporen, overeenkomstig het bevel van Christus in Matteüs 5:1616 Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.: “Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.”

1)
Matteüs 18:7 – “Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt.”
2)
Jesaja 8:14,15 – “Dan zal Hij tot een heiligdom zijn, en tot een steen, waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok, waarover men struikelt, voor de beide huizen van Israël, tot een klapnet en tot een valstrik voor de inwoners van Jeruzalem. En velen onder hen zullen struikelen en vallen, verpletterd, gestrikt en gevangen worden.”
3)
1 Korintiërs 8:9 – “Maar ziet toe, dat deze bevoegdheid van u niet tot aanstoot voor de zwakken worde.”
4)
Romeinen 9:31-33 – “Doch Israël, hoewel het een wet ter gerechtigheid najaagde, is aan de wet niet toegekomen. Waarom niet? Omdat het hierbij niet uitging van geloof, maar van vermeende werken. Zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots, gelijk geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rots der ergernis, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.” 1 Petrus 2:7,8 – “U dan, die gelooft, geldt dit kostbare, maar voor de ongelovigen geldt: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis, voor hen, die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan het woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn.”
5)
1 Korintiërs 9:12 – “Indien anderen deel hebben aan de bevoegdheid over u, wij niet veel meer? Doch wij hebben van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen.”
6)
Romeinen 14:1,13,21 – “Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen. (...) Laten wij dan niet langer elkander oordelen, maar komt liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven. (...) Het is goed geen vlees te eten of wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich stoot.” 1 Korintiërs 8:9 – “Maar ziet toe, dat deze bevoegdheid van u niet tot aanstoot voor de zwakken worde.”
7)
Matteüs 18:6,7 – “Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee. Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt.”
8)
2 Samuël 12:7-12 – “Daarop sprak Natan tot David: Gij zijt die man! Zo zegt de Here, de God van Israël: Ik heb u gezalfd tot koning over Israël en u gered uit de macht van Saul. Ik heb u gegeven het huis van uw heer, en de vrouwen van uw heer in uw schoot. Ik heb u gegeven het huis van Israël en Juda - en indien dat te weinig geweest was, dan had Ik u nog wel meer gegeven. Waarom hebt gij het woord des Heren veracht, en gedaan wat kwaad is in zijn ogen? De Hethiet Uria hebt gij door het zwaard verslagen; zijn vrouw hebt gij u tot vrouw genomen, hemzelf hebt gij door het zwaard der Ammonieten gedood. Nu dan, het zwaard zal van uw huis nimmermeer wijken, omdat gij Mij hebt veracht, en de vrouw van de Hethiet Uria genomen hebt, opdat zij u tot vrouw zou zijn. Zo zegt de Here: Zie, Ik zal over u een kwaad doen komen, uit uw eigen huis; Ik zal uw vrouwen voor uw ogen weghalen en aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen op klaarlichte dag. Want gij hebt het wel in het verborgen gedaan, maar Ik zal dit doen in tegenwoordigheid van geheel Israël en in het volle licht.”
9)
1 Samuël 2:17 – “Zo was de zonde van die jonge mannen zeer groot voor het aangezicht des Heren, want de mensen gingen het offer des Heren gering achten.”
10)
Exodus 7:22 – “Maar de Egyptische geleerden deden door hun toverkunsten hetzelfde, zodat het hart van Farao verhardde en hij naar hen niet luisterde - zoals de Here gezegd had.”
11)
1 Koningen 22:22 – “Hij antwoordde: ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij: gij moet hem verleiden, en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het.”
12)
2 Tessalonicenzen 9:10,11 – “”.
13)
Genesis 3:2 – “Toen zeide de vrouw tot de slang: Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten”.
14)
Jesaja 8:14 – “Dan zal Hij tot een heiligdom zijn, en tot een steen, waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok, waarover men struikelt, voor de beide huizen van Israël, tot een klapnet en tot een valstrik voor de inwoners van Jeruzalem.” Lucas 2:34 – “En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt”. 1 Petrus 2:7,8 – “U dan, die gelooft, geldt dit kostbare, maar voor de ongelovigen geldt: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis, voor hen, die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan het woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn.”
15)
Johannes 6:41,57,60 – “De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood, dat uit de hemel nedergedaald is, (...) Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. (...) Vele dan van zijn discipelen hoorden dit en zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren?”
16)
Galaten 2:12 – “Want voordat sommigen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij met de heidenen aan één tafel, maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor de besnedenen.”
17)
Psalm 56:6,7 – “De ganse dag verminken zij mijn woorden; al hun overleggingen zijn tegen mij ten kwade. Zij willen aanvallen, zij spieden, zij nemen mijn schreden waar, terwijl zij loeren op mijn leven.”
18)
Matteüs 12:2 – “Maar toen de Farizeeën dit zagen, zeiden zij tot Hem: Zie, uw discipelen doen wat men op sabbat niet mag doen.”
19)
De Levieten sloegen bij het bestraffen van de zonde met het gouden kalf geen acht op vader, moeder, broer of zus, maar handelden hierin zonder aanzien des persoons.
20)
1 Koningen 18:18 – “Doch hij zeide: Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar gij en uws vaders huis, doordat gij de geboden des Heren hebt verzaakt en de Baäls zijt nagelopen.”
21)
Galaten 2:3,4,8,11-14 – “Maar zelfs Titus, die bij mij was, werd, ofschoon hij een Griek was, toch niet gedwongen zich te laten besnijden; en dat met het oog op de binnengedrongen valse broeders, lieden, die waren binnengeslopen, om onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, te bespieden, en zo ons tot slavernij te brengen. (...) - immers Hij, die Petrus kracht gaf om apostel te zijn voor de besnedenen, gaf die kracht ook aan mij voor de heidenen, (...) Maar toen Kefas te Antiochië gekomen was, heb ik mij openlijk tegen hem verzet, omdat het ongelijk aan zijn kant was. Want voordat sommigen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij met de heidenen aan één tafel, maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor de besnedenen. En [ook] de overige Joden huichelden met hem mede, zodat zelfs Barnabas zich liet medeslepen door hun huichelarij. Maar toen ik zag, dat zij niet de rechte weg bewandelden naar de waarheid van het evangelie, zeide ik tot Kefas ten aanhoren van allen: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidens en niet naar Joods gebruik leeft, hoe kunt gij dan de heidenen dwingen zich als Joden te gedragen?”
22)
Genesis 9:2 – “En de vrees en de schrik voor u zij over al het gedierte der aarde en over al het gevogelte des hemels, al wat zich op de aardbodem roert en alle vissen der zee; in uw hand zijn zij gegeven.”
23)
Genesis 19:30,31 – “En Lot trok op uit Soar en vestigde zich met zijn beide dochters op het gebergte, want hij durfde niet in Soar te blijven, en hij ging wonen in een spelonk, hij met zijn beide dochters. En de eerstgeborene zeide tot de jongste: Onze vader is oud, en daar is geen man in het land om tot ons te komen, naar de gewoonte der gehele aarde.”
24)
2 Samuël 12:2,3,15 – “De rijke had zeer veel schapen en runderen; de arme had niets, behalve één klein ooilam dat hij had gekocht en opgekweekt. Het groeide bij hem op, samen met zijn kinderen; het at van zijn bete, dronk uit zijn beker en sliep in zijn schoot, het was hem als een dochter. (...) Daarop ging Natan naar zijn huis. En de Here sloeg het kind, dat de vrouw van Uria aan David gebaard had, met een ziekte.”
25)
Matteüs 26:72-74 – “En wederom loochende hij het met een eed: Ik ken de mens niet. Even later kwamen zij, die daar stonden, naar Petrus toe en zeiden: Waarlijk, ook gij behoort tot hen, want ook uw uitspraak verraadt u. Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de mens niet.”
26)
Lucas 13:8 – “Hij antwoordde en zeide tot hem: Heer, laat hem nog dit jaar staan, ik zal er eerst nog eens omheen graven en er mest bij brengen”.
27)
1 Korintiërs 11:9 – “De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man.”


Paginahulpmiddelen