Dit wordt in het Grieks met verschillende woorden aangeduid:
Zo is dus de betekenis van het woord ergernis afhankelijk van het verband waarin het voorkomt. Daardoor betekent het soms de zaak zelf, het struikelblok dat neergelegd wordt of de ergernis die gegeven wordt. In andere gevallen wijst het op de ergernis zelf die het gevolg daarvan is, namelijk dat iemand zich ergert, geërgerd wordt of struikelt.
Alles wat iemand tot ergernis kan zijn. Het kunnen onze woorden zijn, het kan ons handelen zijn, ons voorbeeld of iets dat we iemand aanraden, waardoor onze naaste bedroefd, verontrust of geërgerd wordt en daardoor op de rechte weg naar de zaligheid wordt gehinderd of ervan afwijkt, tot dwaling wordt verleid, tot zondigen wordt aangezet of in het kwaad versterkt wordt.6)
Bernardus van Clairvaux onderscheidt twee soorten: aanstotelijke dingen die vanuit het innerlijk van de mens opkomen, en die van buitenaf komen.
Er is sprake van iets aanstotelijks van binnenuit als de oude mens een struikelblok neerlegt voor de nieuwe mens. Hierover lezen we in Matteüs 5:2929 Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.: “Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u.” Hier bedoelt Jezus niet het oog, de hand of de voet zelf, maar allerlei zondige verlangens die de nieuwe mens vaak kwellen. Ook doelt Hij op alle obstakels die, hoe onschuldig ze ook lijken, verhinderen dat men in het navolgen van de Wet van de Here zonder te struikelen vorderingen maakt. Een ergernis die van buitenaf komt is een struikelblok dat een oorzaak of aanleiding ervan kan zijn dat men in zonde valt.
We onderscheiden drie soorten:
De oorzaak van deze eerste soort aanstoot ligt bij de persoon die ergernis geeft. Daarvan kan sprake zijn als iemand een medechristen duidelijk aanleiding geeft om in zonde te vallen; bijvoorbeeld door een uitspraak of een zondige daad die in strijd is met de liefde tot God en de naaste. Met name als deze vorm van ergernis iemand in de verleiding brengt te zondigen, of anderen aanleiding geeft om te zondigen. Dit bedroeft medechristenen en kan hen verleiden tot dwaling en zonde.7) Christus zegt daarom tegen Petrus in Matteüs 16:2323 Doch Hij keerde Zich om en zeide tot Petrus: Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen.: “Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt Mij een aanstoot.” Tóch is Christus door de twijfel van Petrus niet gestruikeld en heeft Hij ondanks het vooruitzicht van het kruis Zijn roeping niet verzaakt. De woorden van Petrus hebben Christus wel bedroefd. Deze vorm van aanstoot kan ertoe leiden dat zwakke gelovigen in zonde vallen.
Op twee manieren: iemand kan aanstoot geven in besloten kring, of in het openbaar.
Van het eerste is sprake als er maar aan één iemand of aan een klein aantal personen aanstoot wordt gegeven. Bijvoorbeeld als een kind zijn ouders, een knecht zijn heer of een gehuwde zijn geliefde, ontrouw ziet zijn aan de dienst van God, hen hoort zweren of vloeken, of iets onfatsoenlijks ziet doen of hoort spreken. Dit kan anderen bedroeven, maar het gevaar is ook dat ze er een voorbeeld aan nemen. Over deze ergernis zegt Christus in Marcus 9:4242 En wie één van deze kleinen, die geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen.: “Wie één van deze kleinen, die geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen.”
Van aanstoot geven in het openbaar is sprake als een groter aantal mensen geërgerd wordt en dit veel zwakgelovigen aanleiding geeft in zonde te vallen. We moeten dan bijvoorbeeld denken aan gierigheid, overspel, dronkenschap en bedrog; zonden die de gemeente tot aanstoot verleiden en dus ook vele anderen ten val kunnen brengen.
Verder is het bij het geven van aanstoot niet om het even door wie dat wordt gedaan. Want de aanstoot die gegeven wordt door iemand die een vooraanstaande positie bekleedt, is ernstiger dan die van iemand die minder aanzien geniet. Zo woog het overspel van koning David zwaarder dan dat van een willekeurige onderdaan.8) Daarom wordt zoiets ook zwaarder gestraft. Niet alleen omdat zo iemand de hoge positie waarop hij door God is gesteld, misbruikt, maar ook omdat hij anderen door zijn slecht voorbeeld aangezet heeft tot zonde. Zo is het ook zeer ernstig als iets aanstotelijks door de dienaren van de gemeenten en studenten in de theologie opgewekt wordt, wanneer ze door een onzuivere leer of onrein leven velen oorzaak en gelegenheid geven om kwalijk van het evangelie te spreken. Zo wordt er gezegd dat de zonde van de kinderen van Eli al te groot was voor de Heere.9) En de zonden van gemeenteleden worden weer zwaarder aangerekend dan die van buitenstaanders. Zoals ook een vader van een huisgezin veel zwaarder zondigt als hij zich bedrinkt dan wanneer een dienstknecht dit doet.
De diepere oorzaak ligt in het oordeel van God:
De belangrijkste veroorzaker van al het aanstotelijke is de satan, die mensen tot allerlei kwaad tracht aan te zetten. De middelen waarvan hij gebruik maakt, zijn bijvoorbeeld een valse voorstelling van zaken, het misbruik van een karakterzwakte en de verdorvenheid van de menselijke natuur. We moeten ook denken aan dwaalleraars en aan andere onervaren, hoogmoedige, trotse, hebzuchtige en ongeduldige dienaars van de gemeente. Christus zegt over deze oorzaken in Matteüs 18:77 Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt.: “Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen.” Aan dit “moeten” ligt geen dwang ten grondslag, maar de verdorvenheid van mensen waaraan ze zich vrijwillig hebben onderworpen. Want niemand wordt gedwongen tot het geven van aanstoot, maar komt ertoe door onbedachtzaamheid of opzet. Hoewel aanstotelijke dingen volgens Christus nodig zijn, roept Hij in het evangelie uit: “Wee de wereld vanwege al haar struikelblokken” (Matteüs 18:77 Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt. HSV).
Op vier manieren:
Christus zegt hen in Matteüs 18:77 Wee de wereld om de verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee die mens, door wie de verleiding komt. een vreselijk oordeel aan: “Wee de wereld vanwege al haar struikelblokken, (…) wee die mens door wie zo’n struikelblok er komt!” (HSV). En in het voorgaande vers zegt Hij: “Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee.”
Van deze tweede soort van aanstoot [zie antwoord 4] is sprake als mensen aanstoot nemen of zich ergeren aan woorden of daden van andere christenen, aan de zuivere leer, het geringe aanzien van de gemeente, of andere bijkomende zaken. Maar in het bijzonder ontstaat deze vorm van aanstoot wanneer we in oprechte vroomheid en in alle eerlijkheid spreken, met raad en daad, op het juiste moment. Om die reden kan iemand negatief over ons oordelen en aanleiding vinden zich te ergeren. Deze vorm van aanstoot aan iets nemen is onterecht en kan voortkomen uit een dwaling, uit een verdraaiing van de waarheid, of uit kwaadwilligheid.
Twee, want het aanstoot nemen kan menselijk of duivels van aard zijn.
De menselijke vorm is nog weer in tweeën onder te verdelen, afhankelijk van de personen die aanstoot nemen: goddelozen dan wel vromen. Goddelozen nemen aanstoot als wereldse mensen, als de wijzen van deze wereld of als hypocrieten. Voorbeelden hiervan zijn:
De diepste oorzaak is Gods rechtvaardige voorzienigheid, waarin alle aanstoot begrepen is en waardoor deze ook tot uitvoering komt; al is het duidelijk dat mensen zich ergeren door eigen innerlijke slechtheid. Dit staat geschreven in Romeinen 9:3333 gelijk geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rots der ergernis, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.: “Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rots der ergernis.”
Een hieraan ondergeschikte oorzaak is dat de satan goddeloze mensen ertoe aanzet dat ze alle dingen als kwaad beschouwen en duiden.
De directe oorzaak ligt in de mensen zelf die aanstoot nemen aan de godzaligheid van anderen. Dit houdt vaak verband met de blindheid van het menselijk verstand, het verdorven oordeel van de wereld, de gezindheid van de natuurlijke mens, haat en afgunst, nutteloze betweterigheid, nalatigheid in het onderzoek van de Heilige Schrift, waandenkbeelden, hoogmoedige eigengerechtigheid, het streven naar materieel gewin, verlangen naar macht en aanzien en weerzin tegen christelijke orde en regelmaat.
Dergelijke ergernissen komen voor als reactie op het belijden van de gezonde leer en de prediking daarvan, de levenswijze en het kruis van vrome christenen en wanneer men de evangelische waarheid verdedigt. De manier waarop deze ergernissen zich voordoen is duidelijk gemaakt met de gegeven voorbeelden.
Nee, maar we moeten ze gewoon helemaal geen aandacht geven, naar het bevel van de Heere in Deuteronomium 33:99 die van zijn vader en zijn moeder zeide: ik zie hen niet; zijn broeders wilde hij niet kennen en van zijn kinderen wilde hij niet weten. Want zij onderhouden uw woord en bewaren uw verbond., [waar over Levi staat geschreven dat hij] “van zijn vader en zijn moeder zei: ik zie hen niet; zijn broeders wilde hij niet kennen en van zijn kinderen wilde hij niet weten”.19)
Toen Christus over de farizeeën sprak die zich aan Zijn woord ergerden, gaf Hij als regel: “Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden” (Matteüs 15:1414 Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden. Indien een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een put vallen.). Met andere woorden: let niet op hun ergernis; sluit uw ogen ervoor.
En de apostelen hebben gezegd: “Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen” (Handelingen 5:2929 Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.). Denk ook aan de uitspraak van Bernardus van Clairvaux: “Het is beter dat er ergernis ontstaat dan dat men de waarheid verlaat.”
Daarom moeten we het eerste en het tweede gebod boven alle menselijke dingen houden, naar het voorbeeld van Elia tegenover koning Achab,20) en dat van Paulus tegenover Petrus en hen die joods wilden zijn.21)
Aanstoot die genomen wordt door gemeenteleden die nog zwak zijn in het geloof, of aanstoot die niet verkeerd is maar door kwaadwilligen wordt opgezocht om de leer van het evangelie voor eenvoudige gelovigen verdacht te maken of in twijfel te trekken. Ergernis kan ook veroorzaakt worden door verdrukking van de gemeente, het ombrengen van eenvoudigen, door ketterijen en door scheuringe die de gemeente benauwen en grote onrust veroorzaken. Of ook door de menigte, macht en autoriteit van hen die onze leer tegenspreken. Of door de voorspoed en het geluk van de goddelozen, zoals de profeet in Psalm 73:2,32 Maar mij aangaande, bijkans waren mijn voeten afgeweken, bijna waren mijn schreden uitgegleden. 3 Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voorspoed der goddelozen zag. zegt: “Bijna waren mijn schreden uitgegleden. Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voorspoed der goddelozen zag”.
Het is goed om de gang van zaken in de oude gemeente en in het rijk van Christus steeds voor ogen te houden. En om de hemelse leer te overdenken. En erop te letten hoe het met de goddelozen zal aflopen en wat het zalige lot van de vromen is. Zoals de profeet leert in Psalm 731 Een psalm van Asaf. Waarlijk, God is goed voor Israël, voor hen die rein van hart zijn. 2 Maar mij aangaande, bijkans waren mijn voeten afgeweken, bijna waren mijn schreden uitgegleden. 3 Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voorspoed der goddelozen zag. 4 Want moeiten hebben zij niet, gaaf en welgedaan is hun lichaam; 5 in de kwelling der stervelingen delen zij niet, en met andere mensen worden zij niet geplaagd. 6 Daarom is de trots hun een halssieraad, het geweld omhult hen als een kleed; 7 hun ogen puilen uit van vet, de inbeeldingen van hun hart lopen over; 8 zij spotten, en boosaardig spreken zij van verdrukking, zij spreken uit de hoogte; 9 ze zetten een mond op tegen de hemel, en hun tong roert zich op de aarde. 10 Daarom wendt zijn volk zich hierheen, en als water in overvloed wordt het door hen geslorpt; 11 zij zeggen: Hoe zou God het weten; zou er ook wetenschap zijn bij de Allerhoogste? 12 Zie, zo zijn de goddelozen, altijd onbezorgd vermeerderen zij het bezit. 13 Maar tevergeefs heb ik mijn hart rein gehouden, mijn handen in onschuld gewassen. 14 De ganse dag word ik geplaagd, mijn bestraffing is er elke morgen. 15 Indien ik gezegd had: Ik zal aldus spreken, zie, dan ware ik afvallig geweest van het geslacht uwer kinderen. 16 Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, 17 totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde lette. 18 Waarlijk, Gij stelt hen op glibberige plaatsen, Gij doet hen instorten tot puin. 19 Hoe worden zij in een oogwenk tot een voorwerp van ontzetting, zijn zij verdwenen, vergaan door verschrikkingen; 20 gelijk een droom na het ontwaken, o Here, versmaadt Gij, als Gij opwaakt, hun beeld. 21 Toen mijn hart verbitterd was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, 22 toen was ik een grote dwaas en zonder verstand, ik was een redeloos dier bij U. 23 Nochtans zal ik bestendig bij U zijn, Gij hebt mijn rechterhand gevat; 24 Gij zult mij leiden door uw raad, en daarna mij in heerlijkheid opnemen. 25 Wie heb ik (nevens U) in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde; 26 al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig. 27 Want zie, wie verre van U zijn, gaan te gronde, Gij verdelgt al wie overspelig U verlaat, 28 maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn, de Here Here heb ik tot mijn toevlucht gesteld, en ik wil al uw werken vertellen.: “Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde lette” (Psalm 73:16,1716 Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, 17 totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde lette.). Toen Job in zijn beproeving de voorspoed van de goddelozen zag, zei hij: “Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan” (Job 19:2525 Maar ik weet: mijn Losser leeft en ten laatste zal Hij op het stof optreden. HSV).
Aanstoot is duivels van aard als mensen de zonden en gebreken van de bijbelheiligen onterecht aangrijpen als vrijbrief om te zondigen, zoals bijvoorbeeld Cham de dronkenschap van zijn vader misbruikte om hem te bespotten.22) Let ook op de onzedelijkheid van Lot,23) het overspel van David en zijn moord op Uria,24) de verloochening van Christus door Petrus25) en de onrechtmatige praktijken van Zacheüs de tollenaar.26) Deze en andere voorbeelden mogen niet gebruikt worden om zich schaamteloos aan allerlei goddeloosheid over te geven. Genoemde ergernissen worden terecht duivels genoemd omdat ze een schande zijn voor de gemeente, tot aantasting van de eer van God leiden en een smet werpen op ons voorgeslacht. Kortom: men moet het uiterst zorgvuldig vermijden de zonden en gebreken van bijbelse personen te misbruiken om zich bepaalde vrijheden te veroorloven.
Deze vorm van aanstoot kan men gemengde aanstoot noemen. Er is dan enerzijds sprake van aanstoot geven en anderzijds van aanstoot nemen. Dit is het geval als iemand de christelijke vrijheid misbruikt of wanneer iemand met vijanden van de waarheid samenspant. Deze ergernis is meestal meer actief (de eerste soort) dan passief (de tweede soort). We moeten in dit verband vooral de volgende regel onthouden: “Handel niet zonder geloof; handel niet tegen de liefde.” Daarom zegt Paulus in 1 Korintiërs 6:1212 Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten. en 10:2323 Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op.: “Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig.” En houd ook de uitspraak van Clemens in gedachten: “Wie alles doet wat geoorloofd is, komt er gemakkelijker toe te doen wat niet geoorloofd is.”
De bedoeling van de satan, die alle aanstoot verwekt, is om de mensen van de waarheid af te leiden en te laten vasthouden aan dwalingen. Ook beoogt hij goede zeden te verderven, de gemeente te verwoesten, zijn rijk op te richten, Gods eer aan te tasten en mensen te verharden en in het verderf te storten.
Maar Gods uiteindelijke doel is de Zijnen te beproeven en de goddelozen te ontmaskeren. Zo wordt het onderscheid zichtbaar tussen wie God in waarheid en oprecht dienen en de huichelaars.27)
Dat wij onze harten en ons gemoed door het Woord van God tegen alle ergernissen wapenen en ons leven naar het richtsnoer van Gods wet inrichten, oprecht “en zonder aanstoot te geven tot de dag van Christus, vervuld met vruchten van gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God” (Filippenzen 1:10,1110 om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, 11 vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God. HSV).
Goede voorbeelden, woorden en daden die anderen tot navolging uitnodigen en aansporen, overeenkomstig het bevel van Christus in Matteüs 5:1616 Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.: “Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.”