Het woord 'gebed' is in het Latijn oratio. We vatten dit woord niet op in retorische zin, als de kunst van de zorgvuldige opeenvolging van woorden (in het Grieks wel een logon of rede genoemd), maar we nemen dit woord in theologische zin, zodat we daaronder verstaan een heilig gesprek met God, en dan niet zozeer met de mond als wel met het hart. Een ander Grieks woord daarvoor is epiklèsin (een aanroeping), dat is afgeleid van epikalein (aanroepen of om hulp roepen). In eigenlijke zin ziet dit woord op iemand die in nood is en door te roepen God om hulp en bijstand vraagt. In afgeleide zin wordt het woord ook gebruikt als een synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel)., dat duidt op de héle dienst aan God.1) Hetzelfde geldt voor proseuchen (een smeekbede of gebed) en hikotèrian (een ootmoedig bidden met gevouwen handen en in geknielde houding). De Schrift noemt het gebed in beeldspraak ook wel offerstieren of de vrucht van de lippen,2) een lofoffer,3) een reukoffer4) en een spijsoffer5).
Met DamascenusJohannes Damascenus (676-749) was een monnik die wel bekendstaat als de laatste Griekse kerkvader. Hij schreef onder meer 'Een nauwkeurige uiteenzetting van het orthodoxe geloof' en strijdschriften tegen de islam, tegen het manicheïsme en tegen andere ketterijen. kunnen we zeggen: het gebed is een opstijgen van de geest tot God en een verlangen om van Hem al het nodige te ontvangen. Deze manier van spreken is ontleend aan de oudtestamentische offers die tot God opstegen, wat nu op de gebeden wordt toegepast. Zoals dat gebeurt in Handelingen 10:44 Hij staarde hem aan en werd zeer bevreesd en zeide: Wat is er, heer! En hij zeide tot hem: Uw gebeden en uw aalmoezen zijn voor God in gedachtenis gekomen.: "Uw gebeden en uw liefdegaven zijn als gedachtenis opgestegen naar God" (HSV).
Het gebed kan ook worden omschreven als een heilig overdenken van de dingen die met Gods eer en onze zaligheid te maken hebben, en een ernstig begeren en verlangen naar die dingen, wat voortkomt uit een kinderlijk vertrouwen. Daarbij voegen de gelovigen gewoonlijk ook de dankzegging voor de weldaden die zij van God ontvangen hebben.
Het gebed is eveneens een uiting van vurige liefde tot God, waardoor wij dankzij Christus van Hém alleen de bevolen en beloofde geestelijke en lichamelijke gaven verlangen en verwachten, en Hem ook danken voor de ontvangen gaven. Het gebed is ook een vurig en ernstig openleggen en uitstallen van ons hart voor God, waardoor wij vanuit het geloof in Christus om iets bidden of iets afsmeken, of ook danken voor de verkregen weldaden. Daarbij maakt het niet uit of wij dit doen met woorden, of zonder woorden en dus alleen maar met verzuchtingen.
Uit dit alles kunnen we afleiden dat de Tien Geboden, de engelengroetDe groet waarmee de engel in Lucas 1:28 Maria begroette. Deze groet is door de roomsen overgenomen in hun gebed tot Maria, dat bekendstaat als het Weesgegroet (Latijn: Ave Maria). en de geloofsbelijdenis geen gebeden zijn, omdat daarin niets aan God wordt gevraagd.
Dat hangt van de omstandigheden af. Het vindt elke keer weer opnieuw in het openbaar plaats tijdens de kerkelijke bijeenkomsten. Dan wordt het gebed meestal luid en duidelijk uitgesproken als het tweede onderdeel van de godsdienstplechtigheid.6) Het gebed wordt ook gedaan in privéomstandigheden7). Dat doet ieder apart voor zichzelf, hetzij thuis of buitenshuis; en dan bidt men vanuit het hart. Zo was het met Christus op de berg8) en met Petrus op het dak9).
Paulus noemt er vier in 1 Timoteüs 2:11 Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen., namelijk: smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen.
Maar het onderscheid dat wij maken tussen de verschillende soorten gebeden, is niet altijd nauwkeurig op de Schrift toe te passen. Daarom mag men ze tot twee hoofdcategorieën terugbrengen, namelijk het aanroepen van Gods Naam en de dankzegging. Zo deed David het: “Roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren” (Psalm 50:1515 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela.).
De inwendig werkende Oorzaak is de Heilige Geest. “Want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen” (Romeinen 8:2626 En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.). Het is niet zo dat Hijzelf daadwerkelijk bidt of zucht, maar Hij spoort ons aan tot het gebed en zegt en leeft als het ware van binnenuit de woorden in ons voor. Zo wordt van Hem ook gezegd dat Hij roept (Galaten 4:66 En, dat gij zonen zijt - God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader.), omdat Hij ervoor zorgt dat wij roepen. Daarom wordt Hij in Zacharia 12:1010 Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene. de Geest der genade en der gebeden genoemd. En de apostel geeft de opdracht dat men zal bidden in de Heilige Geest13), dat wil zeggen dat het gebed wordt geïnspireerd door de Geest14).
Het inwendige ‘werktuig’ dat het gebed veroorzaakt15), is het geloof.
De motieven die er de oorzaak van zijn dat we gedrongen worden om te bidden, zijn vele.
Hierbij horen ook de aanmoedigingen16) waardoor Christus ons uitnodigt om te bidden. “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden” (Matteüs 7:77 Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.). “Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?’ (Lucas 11:1313 Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?). “Hoorder van het gebed, tot U komt al wat leeft” (Psalm 65:33 Hoorder van het gebed, tot U komt al wat leeft.). “En het zal geschieden, dat Ik antwoorden zal, voordat zij roepen; terwijl zij nog spreken, zal Ik verhoren” (Jesaja 65:2424 En het zal geschieden, dat Ik antwoorden zal, voordat zij roepen; terwijl zij nog spreken, zal Ik verhoren.). “Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft” (Matteüs 6:3232 Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft.).
De enige en eeuwige God, Die Vader is, Zoon en Heilige Geest. In het ware gebed wordt namelijk geen enkele van de drie Personen in God overgeslagen of genegeerd, al is het waar dat ze niet altijd apart genoemd worden omdat ze God zijn.
Alleen God wordt aangebeden, [en dat om verschillende redenen:]
We moeten het bevel van God plaatsen tegenover onze onwaardigheid. Dat geldt ook voor Zijn beloften en genadige nodigingen tot de zaligheid. Bovendien geeft God de liefelijke naam ‘Vader’, waarmee Hij zo laag afdaalt dat wij die mogen gebruiken25). En dan zijn er de rechtvaardigheid en de gebeden van de Middelaar die we mogen aanwenden tegenover het besef van onze zonden. Er staat immers geschreven: “Roep Mij aan ten dage der benauwdheid” (Psalm 50:1515 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela.). In Joël 2:3232 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de Here gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de Here zal roepen. staat: “Het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden”. En in Matteüs 7:77 Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. zegt onze Meester: “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.”
We moeten God aanroepen door Hem Die ons door de Vader Zelf gegeven is als Middelaar, Voorspraak of Hogepriester. Daarom zegt Hij Zelf in Johannes 14:66 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.” En in Johannes 4:1313 Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal weder dorst krijgen. (ook in Johannes 16:2323 En te dien dage zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in mijn naam.) lezen we: “Wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen.” [Denk aan] de hogepriester, van wie God in Zijn wet bepaald had dat hij bij het binnengaan in het heilige der heiligen de namen van Israëls stammen op zijn schouder moest dragen en tegelijk evenzoveel kostbare edelstenen op zijn borst. De Israëlieten moesten dan ver van het heiligdom blijven staan en vanaf die plaats hun gebeden voegen bij die van de hogepriester.26)
Christus geeft Zijn discipelen de opdracht hun toevlucht te nemen tot Zijn voorbede, nadat Hij ten hemel zou zijn opgevaren. Hij zegt immers: “Te dien dage zult gij in mijn naam bidden” (Johannes 16:2626 Te dien dage zult gij in mijn naam bidden en Ik zeg u niet, dat Ik de Vader voor u vragen zal.). Hij wil daarmee niet zeggen dat God door de voorbede van Christus vanaf het begin van de wereld niet is verzoend en Zijn toorn niet is gestild, maar Hij beveelt ons deze genade dringend aan, omdat ze in de tijd na Zijn hemelvaart des te heerlijker en duidelijker zichtbaar wordt. De apostel zegt namelijk dat Jezus voor ons een nieuwe en levende weg door Zijn vlees en bloed heeft ingewijd en geheiligd (vgl. Hebreeën 10:2020 langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees.).
Christus moet daarom ook op twee manieren worden aangebeden: (1) als God, Die met de Vader en de Heilige Geest de oorsprong van alle goed is; (2) als Middelaar en Voorbidder, om door Hem verhoord te worden. Daarom wordt Hij een Priester voor eeuwig genoemd (Psalm 110:44 De Here heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek.). Romeinen 8:3434 wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. zegt dat Christus de Opgewekte is, Die ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons pleit. Daaruit zal blijken dat Hij niet alleen een Middelaar is om te verlossen maar ook om tot in eeuwigheid voorbede te doen. “Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten” (Hebreeën 7:2525 Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.).
We moeten daarbij bedenken dat de Zoon niet als het ware op Zijn knieën voor de Vader ligt om voor ons te bidden en te smeken. Nee, Hij doet dit Hij door Zijn verdienste en de kracht van Zijn dood. Dat is het loon27) op Zijn verlossing, waar God altijd aan denkt, en daarom verhoort Hij degenen die Hem toebehoren. Bovendien legt Hij onze gebeden aan de Vader voor. Zo lezen we ook in Zacharia 1:1212 Toen nam de Engel des Heren het woord en zeide: Here der heerscharen, hoelang nog zult Gij zonder erbarmen zijn over Jeruzalem en over de steden van Juda, waarop Gij nu reeds zeventig jaren toornig zijt? dat de Engel voor Gods volk bidt en de gebeden van de heiligen aan God opdraagt. Dat is de Engel Die Jakob van alle nood verlost en bevrijd heeft.28) Deze Engel ging in de woestijn ook vóór het volk Israël uit en bracht het in het land Kanaän. Hij is de Zoon van God, Jezus Christus, God en Mens, de enige Middelaar tussen God en de mensen.
Daarom verschijnen wij niet voor Gods aangezicht in vertrouwen op onze eigen waardigheid en verdiensten. De Farizeeën29) deden dat wel, evenals Agamemnon, die dacht dat hij verhoord moest worden omdat hij honderd offers gebracht had, en ook Chryses, vanwege zijn [vermeende] verdiensten.30) Nee, zo niet, maar alleen vanwege de voorbede van Christus. Hieruit kan men het onderscheid afleiden dat er is in het gebed van christenen tegenover dat van alle andere mensen. Het onderscheid tussen christenen en anderen wordt namelijk alleen gemaakt door het geloof in Christus.
Dat is een armetierige uitvlucht, zegt Ambrosius, want men gaat via ambtenaren, raadsheren of edelen tot de koning, omdat de koning ook maar een mens is die niet weet wie hij van het gewone volk het best kan vertrouwen. Maar om aan God, voor Wie niets verborgen is, iets te vragen, heeft men geen tussenpersoon31) nodig, maar een vroom hart. Toen Christus op aarde was, heeft Hij niet geluisterd naar Zijn discipelen die met Hem spraken over de Kananese vrouw32), en evenmin naar Zijn moeder33) die een goed woord deed voor het pasgetrouwde stel. Integendeel, Hij heeft hen streng terechtgewezen34). Hij draagt immers Zelf meer dan genoeg de zorg voor onze zaligheid, en daarom heeft Hij geen tussenpersonen nodig of anderen die voor iemand pleiten35).
Ja inderdaad36), maar dan zó dat die gebeden voor elkaar uit de liefde voortkomen en afhankelijk zijn van de geheel unieke voorbede van Christus – gebeden dus die in Zijn Naam worden gedaan en daardoor versterkt worden. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.37) heel terecht: ‘Zoekt u een priester? Hij is boven in de hemel, waar Hij voor u bidt Die op aarde voor u gestorven is.’
Beslist niet! Degenen die hier op aarde leven doen die voorbede op het bevel en onder de belofte38) van de Here, om de liefde onder elkaar te voeden. Maar dat geldt niet meer voor hen die gestorven zijn en de Here onder ons heeft weggenomen; zie Prediker 9:5,65 De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets; zij hebben geen loon meer te wachten, zelfs hun nagedachtenis is vergeten. 6 Zowel hun liefde als hun haat en hun naijver zijn reeds lang vergaan; en zij hebben nimmer deel aan iets, dat onder de zon geschiedt.: de doden weten helemaal niets meer. Hij heeft gewild dat zij zonder enige kennis van onze omstandigheden zullen zijn. Sommigen zeggen wel dat zij als door een spiegelbeeld van de Drie-eenheid de dingen van de mensen hier van bovenaf zouden kunnen zien, maar dat is een verzinsel van mensen.
Dat is niet de mond of de tong, dat zijn niet de lippen of het strottenhoofd39), maar dat is het verstand of het hart van de gelovige. Het gebed is namelijk een gesprek dat de ziel voert; en in eigenlijke zin is het de genegenheid vanuit het binnenste van het hart dat wordt uitgestort of ‘uitgeschud’ voor God40) – voor Hem Die een Onderzoeker van het hart is. “God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.”41) En Paulus zegt in 1 Korinthe Johannes 14:15 – “Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren.”: “Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand”.
Dat is niet alles wat zich aan ons voordoet, maar wel de dingen die door God beloofd en bevolen zijn, en door Hem ook op een Hem passende wijze gegeven kunnen worden – naar Zijn wil, die Hij ons in Zijn Woord geopenbaard heeft. We moeten dus niet bidden om dingen die geen nut hebben, of die ongeschikt, schadelijk of onrechtmatig zijn; nee, het moet om rechtmatige dingen gaan42). “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort” (1 Johannes 5:1414 En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort.). Wij mogen ook niet bidden om iets wat de Here niet toelaat. Een oprecht gebed moet immers op Gods beloften steunen43).
Men moet om drie dingen bidden:
Daar tegenover moet men bidden of drie zaken afgewend mogen worden45):
Kort gezegd: het gaat in alle dingen om Christus – in wat men smeekt om te ontvangen of juist om af te wenden.
Om de als eerste en tweede genoemde weldaden te ontvangen – dus de eer van God en onze zaligheid – moet men ronduit46) bidden, eenvoudig en zonder voorwaarden te stellen. Die weldaden worden ons in het Woord immers ook ronduit, eenvoudig en zonder voorwaarden toegezegd en beloofd (Joël 3:55 Want gij hebt mijn zilver en mijn goud weggenomen, mijn kostbare schatten naar uw tempels gebracht. en Romeinen 10:1313 want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.). Wij kunnen die toezeggingen niet op een andere manier gebruiken.
Ook om de weldaden die als derde genoemd werden – die wij zowel goed als verkeerd kunnen gebruiken – moeten we bidden. Wat de verkeerde dingen betreft, die overigens wel bevorderlijk kunnen zijn voor onze bezittingen47), moeten we bidden of we ze niet zullen ontvangen. Het gaat er immers om dat de eer van God niet verminderd en onze zaligheid niet verhinderd wordt. Zo mag men de Heere vragen om vrede, gezondheid, rijkdom, kinderen en andere zaken die dit leven betreffen. We mogen bidden of ziekte en armoede ons niet overkomen, omdat gezondheid en welstand ons beloofd zijn als onze hemelse Vader althans oordeelt dat die gaven nuttig zijn voor onze zaligheid. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt immers: “Wat nodig is voor de zieke, weet de arts beter dan de zieke zelf.”
Vervolgens mag men God geen maat of trap voorschrijven, maar al die dingen overgeven aan Zijn goeddunken en welbehagen. Hij weet immers Zelf het beste of, wanneer en op welke manier Hij Zijn heerlijkheid zal groot maken en ons zal helpen. Dit wordt bevestigd door ontelbaar veel voorbeelden uit het leven van godvrezende mensen, die vanuit deze houding48) gebeden hebben.
Nee, want dit bidden onder een voorwaarde is wat anders dan wanneer men al twijfelende bidt. Dat laatste verbiedt Jakobus, want het is in strijd met het geloof. Een gelovige twijfelt namelijk niet of God zijn gebed zal verhoren, als hij Gods stellige en zekere belofte heeft49). En als Hij niet geeft waar men Hem om bidt, zal Hij beslist iets geven wat beter is. Daarom zegt Bernardus: “Een van beide zaken mogen we zonder enige schroom verwachten, want óf Hij zal ons geven waar wij Hem om bidden, óf Hij geeft ons wat we nodig hebben en het beste voor ons is.” Dat ligt opgesloten in de naam van de Vader als de algoede, alwijze en almachtige God.
Nee, maar men moet dit algemeen gesproken woord in deze tekst tot een bepaalde categorie inperken, namelijk: alles wat zalig voor u is, en dan niet naar uw mening en goeddunken, maar naar het oordeel van mijn [hemelse] Vader, zoals daar ook in Johannes 5:1414 Daarna vond Jezus hem in de tempel en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet iets ergers overkome. over gesproken wordt. Kort gezegd staat hier: Als wij iets bidden naar Zijn wil, verhoort Hij ons.
Niet alleen voor onszelf, maar voor alle mensen.
Als ze vijandig gezind zijn tegen iets wat rechtvaardig is, dat wil zeggen tegen de ware leer gekant zijn, moet men God bidden of Hij die rechtvaardige zaak beschermt en hen tot bekering brengt indien ze daarvoor vatbaar zijn, of hen uitroeit als ze dat niet zijn.
Het is ook mogelijk dat wij hen gekwetst of ook geslagen hebben; dan moeten we bidden om vergeving en het verschil van mening uit de wereld helpen.
Maar als we ons daaraan niet schuldig gemaakt hebben, moeten we bidden of ze van vijanden tot vrienden mogen worden, of dat we beschermd mogen worden tegen hun razernij59).
Als ze zowel een vijand zijn van iets wat rechtvaardig is én van ons als persoon, moeten we naar het voorbeeld van Christus bidden voor hen die vatbaar zijn voor bekering, en God vragen om straf voor degenen die zich niet willen bekeren.
Voor degenen die gestorven zijn. [Daarvoor zijn twee redenen]:
Men moet ook niet bidden voor verstokte vijanden van God of voor degenen die de Here als het ware met de vinger aanwijst als mensen die zondigen tegen de Heilige Geest64). Men moet – als een werk van liefde – juist tegen hen in bidden [om de Here twee dingen te vragen]:
Er zijn vele gebedsvormen en veel manieren om te bidden, zoals de psalmen van David en andere heiligen uit vroeger en later tijd die door de Geest van Christus op een goede wijze zijn weergegeven tot nut van anderen. Toch moet men het gebedsformulier dat de Here in Zijn onmetelijke goedheid ons heeft voorgeschreven, veel hoger dan alle andere waarderen – namelijk het Onze Vader of het gebed des Heren.68) Waarom? Wel, vanwege het hoge gezag van de Auteur en de volgorde van de dingen die men vragen mag, en ook omdat het in korte trekken alles bevat wat tot de eer van God en tot ons welzijn is. Hierin vinden we alles wat we van God mogen bidden, namelijk wat voor ons nodig is en wat Hij ons in Zijn genade wil geven. Dat geeft ons een grote vrucht van vertroosting, want we weten dat we Hem niets ongerijmds vragen, en niets wat vreemd of ongelegen is. Alles is Hem aangenaam, want we bidden om dingen die we nagenoeg uit Zijn eigen mond gehoord hebben.
We worden echter niet gebonden aan de woorden van dit formuliergebed of deze korte samenvatting van wat we mogen bidden. Maar het is ons ook niet toegestaan om andere stof voor onze gebeden aan te dragen. Nee, alle gebeden van de gelovigen moeten – wat de bedoeling ervan betreft – met dit volmaakte, zuivere en concrete69) voorschrift in overeenstemming zijn. Wie hierin verder gaan, voegen van het hunne nog iets toe aan Gods wijsheid. Daarmee doen zij Zijn wil smaadheid aan, en ze krijgen ook niet waar ze om vragen, omdat ze zonder geloof bidden.
Sommige zijn van inwendige aard en gelden altijd, andere betreffen meer de buitenkant, zijn minder belangrijk en aan verandering onderhevig.
Welke zijn inwendig?
De genoemde voorwaarden worden in het gebed echter niet in absolute zin geëist85). God verdraagt in Zijn godzalige kinderen immers nog veel zwakheden en vergeeft hun die als zij daarover bedroefd zijn, zichzelf daarvoor onder handen nemen86), tot Hem hun toevlucht nemen en in ieder geval streven naar het doel, al kunnen ze dat nog niet direct bereiken. Dit wordt bewezen door het voorbeeld van David. “Wend uw blik van mij af, opdat ik mij wederom verblijde, eer dat ik heenga en niet meer ben” (Psalm 39:1414 Wend uw blik van mij af, opdat ik mij wederom verblijde, eer dat ik heenga en niet meer ben.), en: “Hoelang brandt (uw toorn) tegen het gebed van uw volk?” (Psalm 80:55 Here, God der heerscharen, hoelang brandt (uw toorn) tegen het gebed van uw volk?). En ook door het voorbeeld van Jeremia: “Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep, versmaadt Hij mijn gebed” (Klaagliederen 3:88 Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep, versmaadt Hij mijn gebed.).
Dat zijn er vijf: de tijd, de plaats, de manier, de woorden die men gebruikt en het vasten.
Wanneer moet men bidden?
“En bidt daarbij met aanhoudend bidden” (Efeziërs 6:1818 En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen.). “Nacht en dag bidden wij vurig” (1 Tessalonicenzen 3:1010 Nacht en dag bidden wij vurig, dat wij uw aangezicht mogen zien en voltooien wat nog aan uw geloof ontbreekt.). Zie ook Psalm 119:6262 Te middernacht sta ik op om U te loven wegens uw rechtvaardige verordeningen.. Onze armoede en ons gebrek zijn immers zo groot, we zondigen zo dikwijls, we worden door zoveel benauwdheden terneergedrukt, er komen zoveel verleidingen op ons af, en God schenkt ons ook zoveel weldaden – dat we in al deze dingen genoeg oorzaak vinden om allemaal voortdurend tot God te zuchten, Hem om hulp te vragen, en Hem te danken en te loven. In vroeger tijd had men nog bepaalde vaste uren om te bidden, zoals ’s morgens, ’s middags en ’s avonds; en dat was niet vanwege bijgeloof87), maar vanwege een zekere orde88) en discipline.89)
Maar in de tijd van het Nieuwe Testament is ons geen bepaalde tijd voorgeschreven. De tijd voor het gebed moet men gebruiken als de gelegenheid zich voordoet en als er redenen voor zijn. Maar om onze zwakheid wat tegemoet te komen en onze traagheid hierin wat tegen te gaan, is het nodig dat ieder van ons hiervoor toch naar gewoonte bepaalde tijden afzondert om te bidden. Ik noem: ’s morgens bij het opstaan, als we aan het werk gaan, als we gaan eten, als we door de zegen van de Heere verzadigd zijn na de maaltijd, en als we gaan slapen. Maar laten deze gebedsmomenten toch niet vanuit bijgeloof plaatsvinden!
Maar we moeten tot de Heere vooral bidden en Hem danken elke keer als ons of onze broeders iets goeds of iets kwaads overkomt.90) En het is ook goed en gepast dat in elke gemeente een zekere tijd bestemd wordt om de openbare gebeden uit te spreken, waarbij men de omstandigheden van ieder in het oog heeft en alles stichtelijk en ordelijk in de gemeente toegaat; zie 1 Korintiërs 14:4040 Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden..
God had eertijds voor Zijn volk een bepaalde plaats afgezonderd, namelijk de tabernakel91) en later de tempel van Salomo92). Dat waren plaatsen die een afbeelding waren van de ware Tempel en enige Middelaar en Verzoener Christus, door Wie God ons alleen wil verhoren. Maar Christus – Die de waarheid van de tempel is – heeft het ceremoniële karakter van die heilige plaats door Zijn komst tenietgedaan. Daarom mag men overal bidden, maar natuurlijk wel op de voor ons gewone manier – als het maar op een stichtelijke en godvrezende manier gebeurt. “Looft de HERE, al zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof de HERE, mijn ziel” (Psalm 103:2222 Looft de Here, al zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof de Here, mijn ziel.). “Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden” De ware aanbidders zullen de Vader aanbidden in geest en waarheid (Johannes 4:21-2221 Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. 22 Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden.). De apostel wil dat de mannen bidden op iedere plaats (1 Timoteüs 2:88 Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en twist.) – daar waar het nodig is, in de kerk of daarbuiten, waarbij zij tot God heilige handen opheffen.
Niet de plaats, maar veel meer de godsvrucht van hem die bidt, maakt het gebed tot een heilige bezigheid. Maar toch prijst Christus een openbare gelegenheid die bestemd is voor de algemene gebeden en heilige samenkomsten, als goed aan, want Hij zegt: “Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden” (Matteüs 18:2020 Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.). In dit verband noemde Hij de tempel “een bedehuis” (Matteüs 21:1313 en Hij zeide tot hen: Er staat geschreven: Mijn huis zal een bedehuis heten, maar gij maakt het tot een rovershol.).93)
Ook de kerkvaders94) hebben de kerkgebouwen vanwege het wettig gebruik ervan “bedehuizen” genoemd. Ondertussen moeten we er wel voor waken om de kerkgebouwen in eigenlijke zin als Gods huis of woonplaats te gaan zien, waarin Hij ons op een betere manier kan verhoren. We moeten aan die gebouwen ook niet een of ander ik weet niet wat voor verborgen heilig kenmerk toeschrijven, die ons gebed bij God des te heiliger zou maken. Dat keurt Jesaja niet goed (Jesaja 66:11 Zo zegt de Here: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten, waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust?) en Stefanus evenmin (Handelingen 7:3838 Deze is het, die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinai, en met onze vaderen; en hij ontving levende woorden om die u te geven.). Aangezien wij zelf Gods tempel zijn, moeten we in ons hart bidden als we God in Zijn heilige tempel of kerk willen aanroepen.
Jezus keurt de openbare gebeden die in kerkelijke bijeenkomsten gedaan worden, niet eenvoudigweg af, maar met behulp van een Hebreeuwse manier van spreken en het beeld van het gaan in de binnenkamer95) bestraft Hij de schandelijke praktijk van de huichelaars. Ze zochten namelijk ijdele eer in de gebeden, als ze op hoeken van alle straten, op de drie- en viersprongen en de kruispunten aan het bidden waren. Daar waren gewoonlijk plaatsen waar de mensen elkaar ontmoetten. Ze waren eropuit om door de menigte gezien te worden en baden liever niet op stille plaatsen waar ze alleen waren.
Christus leert door deze manier van spreken dat de gebeden moeten plaatsvinden zonder veinzerij en huichelarij, zonder op eer uit te zijn en zonder uiterlijk vertoon. We moeten ons hart – dat van zichzelf al meer dan ongedurig – niet alle kanten op laten vliegen. Nee, we moeten een plek van afzondering vinden waardoor we alle gedachten aan de zorgvuldigheden van het leven buitensluiten en we tot in ons hart kunnen afdalen om dat ernstig te onderzoeken.
Zo heeft Christus na het door Hem ingestelde Avondmaal met Zijn discipelen een lofzang gezongen103). En Plinius de Tweede schrijft in een van zijn brieven aan keizer Trajanus dat de christenen gewoon waren om bij het aanbreken van de dag ter ere van hun Christus lofzangen te zingen. Men moet er echter goed op letten dat de zang niet zozeer gericht is op de liefelijkheid van het zingen alleen of op het harmonieus klinken in de oren. De oren mogen immers niet scherper luisteren naar het liefelijke zingen dan het hart gespitst is op het geestelijk verstaan van de woorden. Het mag niet zo zijn dat er aan het zingen enige verdienste toegeschreven wordt of dat het het belangrijkste deel van de eredienst104) uitmaakt. Het is immers zo: ’t Gebed, en niet de stem,
het hart, en niet de toon;
die lieft 105), en niet die roept,
die zingt voor Godes troon.
De tong mag de zintuigen in beweging brengen, het verstand en het hart opwekken om aan God te denken. Ze is inzonderheid geschapen om Gods lof te verkondigen en groot te maken, zoals het bekende spreekwoord luidt: “Affectus cordis verbis excitatur orantis”, dat wil zeggen: de liefde van het hart wordt opgewekt door de woorden van hem die bidt. Toch is de tong niet altijd nodig, want soms worden de beste gebeden zonder stem gedaan. In Exodus 14:1313 Maar Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, houdt stand, dan zult gij de verlossing des Heren zien, die Hij u heden bereiden zal; want de Egyptenaren, die gij heden gezien hebt, zult gij nimmermeer zien. staat dat Mozes tot God riep, terwijl men niet leest dat hij zijn mond opengedaan heeft. En ook het bewegen van de lippen door Hanna, de moeder van Samuël, wordt met ere genoemd, terwijl men de woorden van haar gebed niet hoorde.106) Cyprianus zegt: “God verhoort niet de stem, maar het hart.”107) Wel wordt de stem altijd gebruikt in de openbare gebedssamenkomsten, tot onderlinge stichting en tot grootmaking van de Naam van God.
Het moet geen vreemde taal zijn, maar de gangbare taal die door het gewone volk en door alle mensen in de samenkomsten begrepen kan worden – een taal die tot stichting van de gemeente dient. “Indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt. Want gij dankt wel goed, doch de ander wordt er niet door gesticht. Ik dank God, dat ik meer dan gij allen in tongen spreek; maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong” (1 Korinthe ). Dat laatste betekent: sprekend in de Geest door de bijzondere gave van de tongentaal. Sommigen van hen die deze gave ontvangen hadden, maakten daar misbruik van, omdat ze die taal losmaakten van het verstand. Het is namelijk zo dat het spreken in tongentaal zonder het verstand te gebruiken, God niet welgevallig is.
Het vasten wordt gewoonlijk in samenhang gezien met de gebeden. Dat geldt zowel voor de gebeden die privé gedaan worden als voor die in openbare samenkomsten. Het vasten is dan een voorbereiding op het gebed.108) Het mag echter niet gebeuren uit bijgelovigheid of vanuit de waan dat het een verdienstelijk werk is.109) In Matteüs 17:2121 [Maar dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten. en Marcus 9:2929 En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan door niets uitvaren, tenzij door gebed. zegt Christus dat er een geslacht is dat niet kan uitvaren dan door bidden en vasten. Van Anna wordt gezegd dat zij God gediend heeft door te vasten en te bidden. Zie ook Handelingen 13:33 Toen vastten en baden zij, en legden hun de handen op en lieten hen gaan.. Na het vasten en bidden legden de profeten en de leraars van de gemeente van Antiochië Barnabas en Paulus de handen op.110)
Er is een tweeërlei doel. Het allerbelangrijkste is de eer van God, en dan pas volgt onze zaligheid en dat wat goed voor ons is. We bidden immers om de dingen waardoor wij zalig kunnen worden om God daardoor te dienen en te eren.111)
Zeer beslist niet! God weigert ons soms te geven waar we om bidden, niet omdat Hij ons gebed versmaadt, maar omdat de dingen waar we om vragen voor ons niet nuttig zijn. Denk aan wat Jakobus zegt: “Gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen (Jakobus 4:33 (Of,) gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen.). Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: “God verhoort ons dikwijls niet naar wat wij willen, opdat Hij ons verhoort tot zaligheid.” Ook zegt hij: “Als God iets niet geeft op dat gewenste tijdstip, beproeft Hij degene die bidt, maar Hij versmaadt hem niet.” God stelt soms het geven uit van de dingen die Hij wil geven. Dat doet Hij:
Maar bovendien moet gezegd worden dat God ons op twee manieren verhoort: wat het inwendige en wat het uitwendige leven betreft. Want de ene keer helpt Hij ons openlijk zodat ieder het ziet, zoals Hij de drie jonge mannen verhoord heeft117) en Daniël zelf118). Een andere keer staat Hij ons bij door de kracht van Zijn Heilige Geest, zodat we niet overwonnen worden door het kwade en niet bezwijken. Zo heeft Hij Stefanus verhoord119) en in alle tijden ontelbaar veel martelaars. En toen Paulus klaagde dat hij driemaal tot God gebeden had [zonder verhoring], werd hem geantwoord: “Mijn genade is u genoeg” (2 Korintiërs 12:9 – “En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid. Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome.”). Daarom mag men deze regel vaststellen dat het een genade van God is, als Hij degene die Hem godvruchtig om iets bidt, niet direct verhoort. De Heere geeft hun immers iets wat beter voor hen is, namelijk de kracht van de Geest, zodat de dingen die hen kwellen hun juist ten goede komen. Daarom moet men de verhoring van de gebeden niet afmeten naar ons gevoelen, maar naar het geloof.