Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:35

Inhoud

Het gebed

1. Wat verstaat u onder het woord 'gebed'?

Het woord 'gebed' is in het Latijn oratio. We vatten dit woord niet op in retorische zin, als de kunst van de zorgvuldige opeenvolging van woorden (in het Grieks wel een logon of rede genoemd), maar we nemen dit woord in theologische zin, zodat we daaronder verstaan een heilig gesprek met God, en dan niet zozeer met de mond als wel met het hart. Een ander Grieks woord daarvoor is epiklèsin (een aanroeping), dat is afgeleid van epikalein (aanroepen of om hulp roepen). In eigenlijke zin ziet dit woord op iemand die in nood is en door te roepen God om hulp en bijstand vraagt. In afgeleide zin wordt het woord ook gebruikt als een synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel)., dat duidt op de héle dienst aan God.1) Hetzelfde geldt voor proseuchen (een smeekbede of gebed) en hikotèrian (een ootmoedig bidden met gevouwen handen en in geknielde houding). De Schrift noemt het gebed in beeldspraak ook wel offerstieren of de vrucht van de lippen,2) een lofoffer,3) een reukoffer4) en een spijsoffer5).

2. Wat is het gebed?

Met DamascenusJohannes Damascenus (676-749) was een monnik die wel bekendstaat als de laatste Griekse kerkvader. Hij schreef onder meer 'Een nauwkeurige uiteenzetting van het orthodoxe geloof' en strijdschriften tegen de islam, tegen het manicheïsme en tegen andere ketterijen. kunnen we zeggen: het gebed is een opstijgen van de geest tot God en een verlangen om van Hem al het nodige te ontvangen. Deze manier van spreken is ontleend aan de oudtestamentische offers die tot God opstegen, wat nu op de gebeden wordt toegepast. Zoals dat gebeurt in Handelingen 10:44 Hij staarde hem aan en werd zeer bevreesd en zeide: Wat is er, heer! En hij zeide tot hem: Uw gebeden en uw aalmoezen zijn voor God in gedachtenis gekomen.: "Uw gebeden en uw liefdegaven zijn als gedachtenis opgestegen naar God" (HSV).

Het gebed kan ook worden omschreven als een heilig overdenken van de dingen die met Gods eer en onze zaligheid te maken hebben, en een ernstig begeren en verlangen naar die dingen, wat voortkomt uit een kinderlijk vertrouwen. Daarbij voegen de gelovigen gewoonlijk ook de dankzegging voor de weldaden die zij van God ontvangen hebben.

Het gebed is eveneens een uiting van vurige liefde tot God, waardoor wij dankzij Christus van Hém alleen de bevolen en beloofde geestelijke en lichamelijke gaven verlangen en verwachten, en Hem ook danken voor de ontvangen gaven. Het gebed is ook een vurig en ernstig openleggen en uitstallen van ons hart voor God, waardoor wij vanuit het geloof in Christus om iets bidden of iets afsmeken, of ook danken voor de verkregen weldaden. Daarbij maakt het niet uit of wij dit doen met woorden, of zonder woorden en dus alleen maar met verzuchtingen.

Uit dit alles kunnen we afleiden dat de Tien Geboden, de engelengroetDe groet waarmee de engel in Lucas 1:28 Maria begroette. Deze groet is door de roomsen overgenomen in hun gebed tot Maria, dat bekendstaat als het Weesgegroet (Latijn: Ave Maria). en de geloofsbelijdenis geen gebeden zijn, omdat daarin niets aan God wordt gevraagd.

3. Hoe vaak komt het gebed voor?

Dat hangt van de omstandigheden af. Het vindt elke keer weer opnieuw in het openbaar plaats tijdens de kerkelijke bijeenkomsten. Dan wordt het gebed meestal luid en duidelijk uitgesproken als het tweede onderdeel van de godsdienstplechtigheid.6) Het gebed wordt ook gedaan in privéomstandigheden7). Dat doet ieder apart voor zichzelf, hetzij thuis of buitenshuis; en dan bidt men vanuit het hart. Zo was het met Christus op de berg8) en met Petrus op het dak9).

4. Hoeveel soorten gebeden zijn er?

Paulus noemt er vier in 1 Timoteüs 2:11 Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen., namelijk: smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen.

  1. Deesis (voorbidding). We bidden of het kwaad dat ons kwelt of dat ons boven het hoofd hangt, van ons wordt weggenomen. Het is afgeleid van het woord deomas, ik bid of ik bid voor, zoals gebruikt in Lucas 22:3232 maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen.: ‘Ik heb voor u gebeden’ (egoo edeet hen perisou), ‘dat uw geloof niet zou bezwijken’. In Hebreeën 5:77 Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst. wordt gezegd dat Christus gebeden en smekingen (deeseis en hiketerias) onder sterk geroep en tranen geofferd heeft aan Hem, die Hem uit de dood kon redden. Het is ook afgeleid van deos (vreze). Zo was het bij Paulus in 2 Tessalonicenzen 3:22 en dat wij bewaard blijven voor de wargeesten en slechte mensen; want trouw vindt men niet bij allen., waar Paulus wil dat men voor hem zal bidden om voor de slechte mensen bewaard te worden. Zo is het ook als wij bidden om de vergeving van onze zonden en de verlossing van het kwade.
  2. Proseuche (gebed of begeerte). We bidden om de dingen die tot Gods eer dienen en ook om weldaden te mogen ontvangen. Bijvoorbeeld: dat het Koninkrijk van God mag komen, dat Gods Naam geheiligd wordt, dat Zijn wil geschiedt, dat ons vandaag ons dagelijks brood gegeven wordt, en dat de Heilige Geest gezonden wordt. ‘Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed’ (Handelingen 1:1414 Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.) en in het smeken of ‘voorbidden’.
  3. Enteuxis (smeking, voorbidding of bemiddeling).10) Dat is een gebed dat voor een ander gedaan wordt. Daarom wordt er in Romeinen 8:2626 En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. gezegd dat de Geest voor ons pleit. En in Romeinen 8:3434 wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. staat dat Christus, onze Middelaar, voor ons pleit (entugebanei huperhemoon). Dit woord wordt gebruikt als iemand voor een ander bidt of allen voor elkaar en voor de gemeente, zoals in Handelingen 12:55 Petrus dan werd in de gevangenis in bewaring gehouden, maar door de gemeente werd voortdurend tot God voor hem gebeden., waar de gemeente voor Petrus bidt.
    Het is ook een bede11) waarin we tegenover God klagen over degenen die ons dwars zitten, zoals David vaak in zijn psalmen doet.
  4. Eucharistia (dankzegging). Daarin danken we God voor de weldaden die Hij ons of anderen geschonken heeft, waaronder we ook Zijn vaderlijke straffen rekenen.12) Of we danken Hem voor alle kwaad dat Hij van ons en van anderen geweerd heeft. “Hoe zal ik de HERE vergelden al zijn weldaden jegens mij? De beker der verlossing zal ik opheffen, ik zal de naam des HEREN aanroepen” (Psalm 116:12-1312 Hoe zal ik de Here vergelden al zijn weldaden jegens mij? 13 De beker der verlossing zal ik opheffen, ik zal de naam des Heren aanroepen.).

Maar het onderscheid dat wij maken tussen de verschillende soorten gebeden, is niet altijd nauwkeurig op de Schrift toe te passen. Daarom mag men ze tot twee hoofdcategorieën terugbrengen, namelijk het aanroepen van Gods Naam en de dankzegging. Zo deed David het: “Roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren” (Psalm 50:1515 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela.).

5. Wat zijn de oorzaken waardoor men gaat bidden?

De inwendig werkende Oorzaak is de Heilige Geest. “Want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen” (Romeinen 8:2626 En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.). Het is niet zo dat Hijzelf daadwerkelijk bidt of zucht, maar Hij spoort ons aan tot het gebed en zegt en leeft als het ware van binnenuit de woorden in ons voor. Zo wordt van Hem ook gezegd dat Hij roept (Galaten 4:66 En, dat gij zonen zijt - God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader.), omdat Hij ervoor zorgt dat wij roepen. Daarom wordt Hij in Zacharia 12:1010 Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene. de Geest der genade en der gebeden genoemd. En de apostel geeft de opdracht dat men zal bidden in de Heilige Geest13), dat wil zeggen dat het gebed wordt geïnspireerd door de Geest14).

Het inwendige ‘werktuig’ dat het gebed veroorzaakt15), is het geloof.

De motieven die er de oorzaak van zijn dat we gedrongen worden om te bidden, zijn vele.

  1. Het bevel van God waarin Hij de dienst der gebeden van ons eist; deze dienst is de belangrijkste in de gemeente van God. “De HERE, uw God, zult gij vrezen, Hem zult gij dienen” (Deuteronomium 6:1313 De Here, uw God, zult gij vrezen, Hem zult gij dienen en bij zijn naam zweren.); “roep Mij aan ten dage der benauwdheid” (Psalm 50:1515 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela.). En Matteüs 7:77 Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. spreekt over bidden, zoeken en kloppen.
  2. De belofte van verhoring. “Ik zal u redden” (Psalm 50:1515 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela.). “De HERE is nabij allen die Hem aanroepen” (Psalm 145:1818 De Here is nabij allen die Hem aanroepen, allen die Hem aanroepen in waarheid.). “De naam des HEREN is een sterke toren; de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar” (Spreuken 18:1010 De naam des Heren is een sterke toren; de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar.).

Hierbij horen ook de aanmoedigingen16) waardoor Christus ons uitnodigt om te bidden. “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden” (Matteüs 7:77 Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.). “Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?’ (Lucas 11:1313 Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?). “Hoorder van het gebed, tot U komt al wat leeft” (Psalm 65:33 Hoorder van het gebed, tot U komt al wat leeft.). “En het zal geschieden, dat Ik antwoorden zal, voordat zij roepen; terwijl zij nog spreken, zal Ik verhoren” (Jesaja 65:2424 En het zal geschieden, dat Ik antwoorden zal, voordat zij roepen; terwijl zij nog spreken, zal Ik verhoren.). “Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft” (Matteüs 6:3232 Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft.).

  1. Het ervaren van gebrek en armoede, zowel bij onszelf als bij anderen en zowel in geestelijke als lichamelijke zin. En ook het besef dat we het Koninkrijk en de heerlijkheid van God nodig hebben. “Maar zoekt eerst zijn Koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Matteüs 6:3333 Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.).
  2. De noden en gevaren die ons van alle kanten omringen, benauwende en ellendige omstandigheden, verschillende beproevingen, de schuld van onze zonden en het bewustzijn daarvan, en de streken van onze bittere, wrede en altijd actieve vijand, de duivel, die rondgaat “als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden” (1 Petrus 5:88 Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden.). Daarom zegt Christus: “Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt” (Matteüs 26:4141 Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.).
  3. Het beoefenen van godzaligheid, geloof en hoop.
  4. Het karakter en de aard van de liefde die godvrezende mensen tegenover God uitdragen. Hij die lief heeft, heeft er immers een groot genoegen in om met hem of haar te spreken die hij liefheeft. Hij wil niets liever dan tegen die geliefde te zeggen waar hijzelf genoegen aan beleeft. Daar komt nog bij dat door dit spreken van de beide geliefden, de liefde toeneemt en sterker wordt.
  5. Het voorbeeld van Christus en alle heiligen. De heiligen hebben met name tijdens hun leven op aarde met grote toewijding en ernst God aangeroepen.
  6. Het profijt van het gebed, want daardoor krijgen we alle weldaden die voor ons nodig zijn, voor ons lichaam en voor onze ziel. “Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt” (Jakobus 6:16.). De mildheid waarmee God alle weldaden en gaven in lichamelijke en geestelijke zin over ons uitstort, behoort ons daarom van harte aan te sporen om God offers van lof en dankzegging te brengen. En dan zijn er ook nog de grote wonderen die men van alle kanten en waar men ook maar kijkt, wel moet opmerken. Ook die behoren ons aan te sporen tot gebed. Daarom zei David nadat hij de milde goedheid van de Heere ervaren had, dat God hem een nieuw lied in de mond gegeven had (Psalm 40:44 Hij gaf mij een nieuw lied in de mond, een lofzang aan onze God. Mogen velen het zien en vrezen, en op de Here vertrouwen.).

6. Wie is het voorwerp van het gebed? Of: Wie moet men aanroepen?

De enige en eeuwige God, Die Vader is, Zoon en Heilige Geest. In het ware gebed wordt namelijk geen enkele van de drie Personen in God overgeslagen of genegeerd, al is het waar dat ze niet altijd apart genoemd worden omdat ze God zijn.

Alleen God wordt aangebeden, [en dat om verschillende redenen:]

  1. Hij alleen is een Kenner van het hart van ons allen (Handelingen 1:2424 En zij baden en zeiden: Wijs Gij, Here, die aller harten kent, die ene aan, die Gij van deze twee hebt uitgekozen.). Hij toetst ons hart en onze nieren, Hij peilt en doorgrondt17) onze gedachten en verlangens; met andere woorden: Hij is alwetend. 18)
  2. Het gebed is het belangrijkste onderdeel van het dienen van God, en daarom zijn we het bidden tegenover Hem verschuldigd; we volgen hiermee Gods opdracht.19) In Psalm 50:1515 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela. zegt de Here: “Roep Mij aan ten dage der benauwdheid”; en Christus zegt in Matteüs 6:99 Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd.: “Bidt gij dan aldus”, waarop het ‘Onze Vader’ volgt.
  3. Omdat God Degene is Die als de Oorzaak ervan alle goede dingen werkt en geeft. Hij is almachtig en alwetend, en handelt barmhartig. Hij is de God Die al degenen die Hem – waar dan ook – aanroepen, kan en wil en mag verhoren; Hij wil hen heel maken en verlossen. Daarom zeggen de gelovigen: “Gij immers zijt onze Vader; want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet” (Jesaja 63:1616 Gij immers zijt onze Vader; want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet; Gij, Here, zijt onze Vader, onze Verlosser van oudsher is uw naam.).
  4. Men moet en mag alleen in God geloven. “Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben?” (Romeinen 10:1414 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker?) We geloven niet in de engelen, en evenmin in de heiligen.
  5. We lezen niet dat de bijbelheiligen iemand anders aangebeden hebben dan alleen God. Daarom is het goddeloos als we schepselen gaan aanbidden; dat ontneemt immers de eer aan God. Dat gebeurt ook zonder geloof, want het geloof is gebaseerd op Gods Woord. Ja, zo’n gebed is helemaal in strijd met Gods Woord. Epifanes schrijft daar in zijn boek (blz. 448) ook over, en zegt: “Laat de oude dwaling ons niet overheersen om de levende God te verlaten en dingen te aanbidden die door Hem gemaakt zijn.”

7. Waarom is het nodig dat wij God aanbidden? Hij heeft ons immers lief en weet al lang wat wij nodig hebben en wat nuttig voor ons is. Het is voor Hem toch niet nodig dat wij Hem aanmanen? Bovendien heeft Hij toch al veel eerder besloten ons iets te geven? (zie Jesaja 65:24 en Matteüs 6:32)

  1. God heeft het zó geordend dat Hij ons wil onderhouden met voedsel en drinken, hoewel Hij dat ook wel zonder die middelen had kunnen doen. Zo wil Hij nu ook dat wij de middelen die we zowel voor onze zaligheid als voor het onderhoud van ons aardse leven nodig hebben, door middel van gebeden zullen verkrijgen – gebeden die uit het geloof voortkomen.20) Christus zegt hierover: “Uw Vader uit de hemel zal de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden” (Lucas 11:1313 Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?).
  2. God wil dat we Hem de eer geven die we Hem verschuldigd zijn21). Daarom wil Hij ons ook steeds onder de aandacht brengen waar we onze hulp moeten zoeken, Wie ons goed doet en aan Wie we dat moeten toeschrijven. Hij wil ook dat we steeds onze armoede en ons gebrek ervaren.
  3. De Here waakt over alles wat wij nodig hebben22), zoals in Psalm 34:1616 De ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun hulpgeroep. gezegd wordt: “De ogen des HEREN zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun hulpgeroep.” Hij wil als een goedertieren Vader Zijn kinderen op hun gebed alles geven en toeschikken waar ze Hem naar Zijn wil om vragen. Hij is immers nabij degenen die Zijn Naam in waarheid aanroepen23).
  4. God wil dat wij Zijn weldaden met een oprecht en dankbaar hart aannemen, en door ons gebed geven we te kennen dat we die gaven uit Zijn hand ontvangen.
  5. Het gebed is nodig zodat wij de goedertierenheid van God met des te meer ijver overdenken en daarover mediteren. En ten slotte wil God dat ons geloof in het verlangen naar en verwachten van Zijn weldaden geoefend en versterkt zal worden. Door een vurig gebed kan het geloof ook gaan opvlammen24) en ons hart in brand steken door het verlangen om Hem voortdurend te zoeken, lief te hebben en te dienen.

8. Maar zijn wij niet al te onwaardig en al te grote zondaars om te durven bidden?

We moeten het bevel van God plaatsen tegenover onze onwaardigheid. Dat geldt ook voor Zijn beloften en genadige nodigingen tot de zaligheid. Bovendien geeft God de liefelijke naam ‘Vader’, waarmee Hij zo laag afdaalt dat wij die mogen gebruiken25). En dan zijn er de rechtvaardigheid en de gebeden van de Middelaar die we mogen aanwenden tegenover het besef van onze zonden. Er staat immers geschreven: “Roep Mij aan ten dage der benauwdheid” (Psalm 50:1515 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela.). In Joël 2:3232 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de Here gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de Here zal roepen. staat: “Het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden”. En in Matteüs 7:77 Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. zegt onze Meester: “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.”

9. Niemand van ons is waardig om zich aan God te tonen en voor Zijn aangezicht te verschijnen. Door Wie moeten we God dan aanroepen? Of: Wie is onze Middelaar bij de hemelse Vader?

We moeten God aanroepen door Hem Die ons door de Vader Zelf gegeven is als Middelaar, Voorspraak of Hogepriester. Daarom zegt Hij Zelf in Johannes 14:66 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.” En in Johannes 4:1313 Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal weder dorst krijgen. (ook in Johannes 16:2323 En te dien dage zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in mijn naam.) lezen we: “Wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen.” [Denk aan] de hogepriester, van wie God in Zijn wet bepaald had dat hij bij het binnengaan in het heilige der heiligen de namen van Israëls stammen op zijn schouder moest dragen en tegelijk evenzoveel kostbare edelstenen op zijn borst. De Israëlieten moesten dan ver van het heiligdom blijven staan en vanaf die plaats hun gebeden voegen bij die van de hogepriester.26)

Christus geeft Zijn discipelen de opdracht hun toevlucht te nemen tot Zijn voorbede, nadat Hij ten hemel zou zijn opgevaren. Hij zegt immers: “Te dien dage zult gij in mijn naam bidden” (Johannes 16:2626 Te dien dage zult gij in mijn naam bidden en Ik zeg u niet, dat Ik de Vader voor u vragen zal.). Hij wil daarmee niet zeggen dat God door de voorbede van Christus vanaf het begin van de wereld niet is verzoend en Zijn toorn niet is gestild, maar Hij beveelt ons deze genade dringend aan, omdat ze in de tijd na Zijn hemelvaart des te heerlijker en duidelijker zichtbaar wordt. De apostel zegt namelijk dat Jezus voor ons een nieuwe en levende weg door Zijn vlees en bloed heeft ingewijd en geheiligd (vgl. Hebreeën 10:2020 langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees.).

Christus moet daarom ook op twee manieren worden aangebeden: (1) als God, Die met de Vader en de Heilige Geest de oorsprong van alle goed is; (2) als Middelaar en Voorbidder, om door Hem verhoord te worden. Daarom wordt Hij een Priester voor eeuwig genoemd (Psalm 110:44 De Here heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek.). Romeinen 8:3434 wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. zegt dat Christus de Opgewekte is, Die ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons pleit. Daaruit zal blijken dat Hij niet alleen een Middelaar is om te verlossen maar ook om tot in eeuwigheid voorbede te doen. “Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten” (Hebreeën 7:2525 Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.).

We moeten daarbij bedenken dat de Zoon niet als het ware op Zijn knieën voor de Vader ligt om voor ons te bidden en te smeken. Nee, Hij doet dit Hij door Zijn verdienste en de kracht van Zijn dood. Dat is het loon27) op Zijn verlossing, waar God altijd aan denkt, en daarom verhoort Hij degenen die Hem toebehoren. Bovendien legt Hij onze gebeden aan de Vader voor. Zo lezen we ook in Zacharia 1:1212 Toen nam de Engel des Heren het woord en zeide: Here der heerscharen, hoelang nog zult Gij zonder erbarmen zijn over Jeruzalem en over de steden van Juda, waarop Gij nu reeds zeventig jaren toornig zijt? dat de Engel voor Gods volk bidt en de gebeden van de heiligen aan God opdraagt. Dat is de Engel Die Jakob van alle nood verlost en bevrijd heeft.28) Deze Engel ging in de woestijn ook vóór het volk Israël uit en bracht het in het land Kanaän. Hij is de Zoon van God, Jezus Christus, God en Mens, de enige Middelaar tussen God en de mensen.

Daarom verschijnen wij niet voor Gods aangezicht in vertrouwen op onze eigen waardigheid en verdiensten. De Farizeeën29) deden dat wel, evenals Agamemnon, die dacht dat hij verhoord moest worden omdat hij honderd offers gebracht had, en ook Chryses, vanwege zijn [vermeende] verdiensten.30) Nee, zo niet, maar alleen vanwege de voorbede van Christus. Hieruit kan men het onderscheid afleiden dat er is in het gebed van christenen tegenover dat van alle andere mensen. Het onderscheid tussen christenen en anderen wordt namelijk alleen gemaakt door het geloof in Christus.

10. Maar gaat men niet via de heiligen tot God, zoals men via edelen en raadsheren tot een prins of koning geleid wordt?

Dat is een armetierige uitvlucht, zegt Ambrosius, want men gaat via ambtenaren, raadsheren of edelen tot de koning, omdat de koning ook maar een mens is die niet weet wie hij van het gewone volk het best kan vertrouwen. Maar om aan God, voor Wie niets verborgen is, iets te vragen, heeft men geen tussenpersoon31) nodig, maar een vroom hart. Toen Christus op aarde was, heeft Hij niet geluisterd naar Zijn discipelen die met Hem spraken over de Kananese vrouw32), en evenmin naar Zijn moeder33) die een goed woord deed voor het pasgetrouwde stel. Integendeel, Hij heeft hen streng terechtgewezen34). Hij draagt immers Zelf meer dan genoeg de zorg voor onze zaligheid, en daarom heeft Hij geen tussenpersonen nodig of anderen die voor iemand pleiten35).

11. Maar wordt aan de heiligen in dit leven ondertussen niet de opdracht gegeven voor elkaar te bidden, waarbij de een de ander in onderlinge verbondenheid aan God opdraagt?

Ja inderdaad36), maar dan zó dat die gebeden voor elkaar uit de liefde voortkomen en afhankelijk zijn van de geheel unieke voorbede van Christus – gebeden dus die in Zijn Naam worden gedaan en daardoor versterkt worden. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.37) heel terecht: ‘Zoekt u een priester? Hij is boven in de hemel, waar Hij voor u bidt Die op aarde voor u gestorven is.’

12. Maar is het [met die voorbede] dan niet in overeenstemming dat de gestorven heiligen voor ons bidden, omdat ook de mensen die hier op aarde leven toch de plicht hebben om voor elkaar te bidden? (Jakobus 5:16)

Beslist niet! Degenen die hier op aarde leven doen die voorbede op het bevel en onder de belofte38) van de Here, om de liefde onder elkaar te voeden. Maar dat geldt niet meer voor hen die gestorven zijn en de Here onder ons heeft weggenomen; zie Prediker 9:5,65 De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets; zij hebben geen loon meer te wachten, zelfs hun nagedachtenis is vergeten. 6 Zowel hun liefde als hun haat en hun naijver zijn reeds lang vergaan; en zij hebben nimmer deel aan iets, dat onder de zon geschiedt.: de doden weten helemaal niets meer. Hij heeft gewild dat zij zonder enige kennis van onze omstandigheden zullen zijn. Sommigen zeggen wel dat zij als door een spiegelbeeld van de Drie-eenheid de dingen van de mensen hier van bovenaf zouden kunnen zien, maar dat is een verzinsel van mensen.

13. Wat is het 'voertuig' waarvan het gebed gebruikmaakt?

Dat is niet de mond of de tong, dat zijn niet de lippen of het strottenhoofd39), maar dat is het verstand of het hart van de gelovige. Het gebed is namelijk een gesprek dat de ziel voert; en in eigenlijke zin is het de genegenheid vanuit het binnenste van het hart dat wordt uitgestort of ‘uitgeschud’ voor God40) – voor Hem Die een Onderzoeker van het hart is. “God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.”41) En Paulus zegt in 1 Korinthe Johannes 14:15 – “Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren.”: “Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand”.

14. Wat is de stof voor het gebed, of: om welke dingen mag men God vragen?

Dat is niet alles wat zich aan ons voordoet, maar wel de dingen die door God beloofd en bevolen zijn, en door Hem ook op een Hem passende wijze gegeven kunnen worden – naar Zijn wil, die Hij ons in Zijn Woord geopenbaard heeft. We moeten dus niet bidden om dingen die geen nut hebben, of die ongeschikt, schadelijk of onrechtmatig zijn; nee, het moet om rechtmatige dingen gaan42). “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort” (1 Johannes 5:1414 En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort.). Wij mogen ook niet bidden om iets wat de Here niet toelaat. Een oprecht gebed moet immers op Gods beloften steunen43).

Men moet om drie dingen bidden:

  1. voor de dingen die strekken tot Gods eer en deze ook bevorderen44);
  2. voor dingen die te maken hebben met de zaligheid van onze ziel, zoals de gaven van de Heilige Geest, het geloof, de vergeving van de zonden, geduld in tegenspoed, volharding in godzaligheid, en zo voort;
  3. voor dingen die we nodig hebben in dit leven.

Daar tegenover moet men bidden of drie zaken afgewend mogen worden45):

  1. alles wat de eer van God onmogelijk maakt of belemmert;
  2. alles wat tegen de zaligheid strijdt;
  3. alles wat ons in dit leven kwelt en moeilijk valt.

Kort gezegd: het gaat in alle dingen om Christus – in wat men smeekt om te ontvangen of juist om af te wenden.

15. Maar hoe moet men om deze dingen bidden om te ontvangen of af te wenden?

Om de als eerste en tweede genoemde weldaden te ontvangen – dus de eer van God en onze zaligheid – moet men ronduit46) bidden, eenvoudig en zonder voorwaarden te stellen. Die weldaden worden ons in het Woord immers ook ronduit, eenvoudig en zonder voorwaarden toegezegd en beloofd (Joël 3:55 Want gij hebt mijn zilver en mijn goud weggenomen, mijn kostbare schatten naar uw tempels gebracht. en Romeinen 10:1313 want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.). Wij kunnen die toezeggingen niet op een andere manier gebruiken.

Ook om de weldaden die als derde genoemd werden – die wij zowel goed als verkeerd kunnen gebruiken – moeten we bidden. Wat de verkeerde dingen betreft, die overigens wel bevorderlijk kunnen zijn voor onze bezittingen47), moeten we bidden of we ze niet zullen ontvangen. Het gaat er immers om dat de eer van God niet verminderd en onze zaligheid niet verhinderd wordt. Zo mag men de Heere vragen om vrede, gezondheid, rijkdom, kinderen en andere zaken die dit leven betreffen. We mogen bidden of ziekte en armoede ons niet overkomen, omdat gezondheid en welstand ons beloofd zijn als onze hemelse Vader althans oordeelt dat die gaven nuttig zijn voor onze zaligheid. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt immers: “Wat nodig is voor de zieke, weet de arts beter dan de zieke zelf.”

Vervolgens mag men God geen maat of trap voorschrijven, maar al die dingen overgeven aan Zijn goeddunken en welbehagen. Hij weet immers Zelf het beste of, wanneer en op welke manier Hij Zijn heerlijkheid zal groot maken en ons zal helpen. Dit wordt bevestigd door ontelbaar veel voorbeelden uit het leven van godvrezende mensen, die vanuit deze houding48) gebeden hebben.

16. Maar strijdt een gebed dat onder de voorwaarden van God eer en onze zaligheid wordt gedaan, niet met de woorden van Jakobus in hoofdstuk 1:6, die zegt dat men moet bidden zonder te twijfelen?

Nee, want dit bidden onder een voorwaarde is wat anders dan wanneer men al twijfelende bidt. Dat laatste verbiedt Jakobus, want het is in strijd met het geloof. Een gelovige twijfelt namelijk niet of God zijn gebed zal verhoren, als hij Gods stellige en zekere belofte heeft49). En als Hij niet geeft waar men Hem om bidt, zal Hij beslist iets geven wat beter is. Daarom zegt Bernardus: “Een van beide zaken mogen we zonder enige schroom verwachten, want óf Hij zal ons geven waar wij Hem om bidden, óf Hij geeft ons wat we nodig hebben en het beste voor ons is.” Dat ligt opgesloten in de naam van de Vader als de algoede, alwijze en almachtige God.

17. De Heere zegt in Johannes 16:23: “Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam zal Hij u geven” (HSV). Mag men dan echt álle dingen van God vragen en verwachten?

Nee, maar men moet dit algemeen gesproken woord in deze tekst tot een bepaalde categorie inperken, namelijk: alles wat zalig voor u is, en dan niet naar uw mening en goeddunken, maar naar het oordeel van mijn [hemelse] Vader, zoals daar ook in Johannes 5:1414 Daarna vond Jezus hem in de tempel en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet iets ergers overkome. over gesproken wordt. Kort gezegd staat hier: Als wij iets bidden naar Zijn wil, verhoort Hij ons.

18. Voor wie moeten wij bidden?

Niet alleen voor onszelf, maar voor alle mensen.

  1. Voor de overheden en alle mensen. “Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten” (1 Timoteüs 2:11 Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen.).
  2. Voor de dienaren van het Woord, de predikanten in de gemeente50).
  3. Voor onze vrienden, onze broeders en de hele gemeente51), de lidmaten onder elkaar52).
  4. Voor onze vijanden53).
  5. Voor zondaren en ongelovigen, zoals Abraham deed voor de mensen in Sodom54). Zo deed ook Lot voor Zoar55), Mozes voor het volk toen het zwaar gezondigd had met het opgerichte [gouden] kalf56), en Samuël voor Saul57).
  6. Voor mensen die in benauwdheid en verdrukking leven, en voor de zieken58)

19. Hoe moet men voor zijn vijanden bidden?

Als ze vijandig gezind zijn tegen iets wat rechtvaardig is, dat wil zeggen tegen de ware leer gekant zijn, moet men God bidden of Hij die rechtvaardige zaak beschermt en hen tot bekering brengt indien ze daarvoor vatbaar zijn, of hen uitroeit als ze dat niet zijn.

Het is ook mogelijk dat wij hen gekwetst of ook geslagen hebben; dan moeten we bidden om vergeving en het verschil van mening uit de wereld helpen.

Maar als we ons daaraan niet schuldig gemaakt hebben, moeten we bidden of ze van vijanden tot vrienden mogen worden, of dat we beschermd mogen worden tegen hun razernij59).

Als ze zowel een vijand zijn van iets wat rechtvaardig is én van ons als persoon, moeten we naar het voorbeeld van Christus bidden voor hen die vatbaar zijn voor bekering, en God vragen om straf voor degenen die zich niet willen bekeren.

20. Voor wie moet men niet bidden?

Voor degenen die gestorven zijn. [Daarvoor zijn twee redenen]:

  1. Alles wat niet uit geloof is, is zonde (Romeinen 14:2323 Maar wie twijfelt, wanneer hij eet, is veroordeeld, omdat hij het niet uit geloof doet. En al wat niet uit geloof is, is zonde.). Voor het bidden voor de doden hebben we in de canonieke Bijbelboeken geen opdracht en ook geen voorbeeld; daarom kan het niet uit het geloof plaatsvinden. Van Juda de Makkabeeër wordt verteld dat hij een zondoffer naar Jeruzalem bracht voor de gedode Joden die de schatten ter wijding van de afgoden in Jamnia geroofd en verborgen hadden (2 Makkabeeën 12:40.). Dit is echter geen canoniek maar een apocrief verhaal met een dubieuze bron als oorsprong60). De auteur vraagt aan het einde van het boek om permissie, wat beslist niet past in een geschrift dat door God is ingegeven61). De schrijvers van dit boek werden dan ook niet gedreven door de Heilige Geest62). Een dergelijk offer is ook nergens door God bevolen; ja het gebeurt hier tegen de Wet in, die nadrukkelijk verbiedt om offers te brengen voor hen die zich door vervloekingen verontreinigd hebben.
  2. Dergelijke gebeden hebben ook geen nut, want degenen die sterven, verlaten ons óf in het geloof en dan zijn ze zalig, óf zonder geloof en dan zijn ze verdoemd63), zodat ze niet meer geholpen kunnen worden.

Men moet ook niet bidden voor verstokte vijanden van God of voor degenen die de Here als het ware met de vinger aanwijst als mensen die zondigen tegen de Heilige Geest64). Men moet – als een werk van liefde – juist tegen hen in bidden [om de Here twee dingen te vragen]:

  1. dat ze daarmee niet doorgaan, maar daarin worden belet, verhinderd en tegengehouden65);
  2. dat ze geheel en al worden verdelgd als ze ongeneeslijk zijn in het kwade en doorgaan in hun duivelse razernij om tegen God, Zijn kerk en de waarheid te strijden. Dat is dan geen daad om eigen wraakzucht te bevredigen, maar een uiting van vurige liefde66) tot God. Zo was het bij David67), en bij Paulus: “Alexander,de koperslager, heeft mij veel kwaad berokkend: de Here zal hem vergelden naar zijn werken” (2 Timoteüs 4:1414 Alexander, de koperslager, heeft mij veel kwaad berokkend: de Here zal hem vergelden naar zijn werken.). En zo was het ook bij Mozes in zijn houding tegenover Korach, Dathan en Abiram: “Wend U niet tot hun spijsoffer” (Numeri 16:1515 Toen werd Mozes zeer toornig en hij zeide tot de Here: Wend U niet tot hun spijsoffer; niet één ezel heb ik van hen weggenomen, noch iemand van hen kwaad gedaan.).

21. Wat is de juiste vorm van het gebed?

Er zijn vele gebedsvormen en veel manieren om te bidden, zoals de psalmen van David en andere heiligen uit vroeger en later tijd die door de Geest van Christus op een goede wijze zijn weergegeven tot nut van anderen. Toch moet men het gebedsformulier dat de Here in Zijn onmetelijke goedheid ons heeft voorgeschreven, veel hoger dan alle andere waarderen – namelijk het Onze Vader of het gebed des Heren.68) Waarom? Wel, vanwege het hoge gezag van de Auteur en de volgorde van de dingen die men vragen mag, en ook omdat het in korte trekken alles bevat wat tot de eer van God en tot ons welzijn is. Hierin vinden we alles wat we van God mogen bidden, namelijk wat voor ons nodig is en wat Hij ons in Zijn genade wil geven. Dat geeft ons een grote vrucht van vertroosting, want we weten dat we Hem niets ongerijmds vragen, en niets wat vreemd of ongelegen is. Alles is Hem aangenaam, want we bidden om dingen die we nagenoeg uit Zijn eigen mond gehoord hebben.

We worden echter niet gebonden aan de woorden van dit formuliergebed of deze korte samenvatting van wat we mogen bidden. Maar het is ons ook niet toegestaan om andere stof voor onze gebeden aan te dragen. Nee, alle gebeden van de gelovigen moeten – wat de bedoeling ervan betreft – met dit volmaakte, zuivere en concrete69) voorschrift in overeenstemming zijn. Wie hierin verder gaan, voegen van het hunne nog iets toe aan Gods wijsheid. Daarmee doen zij Zijn wil smaadheid aan, en ze krijgen ook niet waar ze om vragen, omdat ze zonder geloof bidden.

22. Wat zijn de vereisten voor het gebed?

Sommige zijn van inwendige aard en gelden altijd, andere betreffen meer de buitenkant, zijn minder belangrijk en aan verandering onderhevig.

Welke zijn inwendig?

  1. Een oprecht hart70). De bidder moet komen met een hart dat zich heeft vrijgemaakt van alle gevoelens van vrees en zorg en van vleselijke gedachten die alle kanten op schieten. Daardoor kan hij immers in zijn gedachten heen en weer vliegen, of hij wordt vanuit de hemel als het ware weer op de aarde neergedrukt. Hij moet ook komen met een vroom eerbiedig gestemd hart71) tegenover de majesteit van God, met Wie hij gaat spreken.72)
  2. Een oprecht en ongeveinsd of ook wel een rein hart73). De bidder moet alle hoogmoedige eigenwaan van waardigheid en verdienste achter zich laten. Hij moet beseffen dat hij vol armoede en gebrek is, en dat niet op een schijnheilige manier, maar metterdaad en oprecht. Jakob is hier een voorbeeld: “Ik ben te gering voor al de gunstbewijzen” (Genesis 32:1010 ik ben te gering voor al de gunstbewijzen en voor al de trouw, die Gij aan uw knecht bewezen hebt, want met mijn staf trok ik over de Jordaan hier en nu ben ik tot twee legers geworden.). En ook Daniël: “Niet op grond van onze gerechtigheden storten wij onze smeekbeden voor U uit, maar op grond van uw grote barmhartigheden” (Daniël 9:1818 Neig, mijn God, uw oor en hoor; open uw ogen en zie onze verwoestingen en de stad waarover uw naam is uitgeroepen; want niet op grond van onze gerechtigheden storten wij onze smeekbeden voor U uit, maar op grond van uw grote barmhartigheden.). Ook David kan genoemd worden74), en de tollenaar75).
  3. Een mishagen van zichzelf en verootmoediging. In die gesteldheid werpt de bidder zich neer voor God met een ootmoedig en oprecht belijden van zijn zonden, terwijl hij Hem smeekt om vergeving.76)
  4. Oprechte boetvaardigheid en een godzalig voornemen om het goede te doen. “Ik was mijn handen in onschuld, en maak de omgang om uw altaar, o HERE” (Psalm 26:66 Ik was mijn handen in onschuld, en maak de omgang om uw altaar, o Here.). Want God verhoort de zondaars niet77). “Wanneer gij uw handen uitbreidt, verberg Ik mijn ogen voor u; zelfs wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; uw handen zijn vol bloed” (Jesaja 1:1515 Wanneer gij uw handen uitbreidt, verberg Ik mijn ogen voor u; zelfs wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; uw handen zijn vol bloed.). Daar tegenover staat: “[Wij] ontvangen van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren” (1 Johannes 3:2222 en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht.) en: “Maar is iemand godvruchtig, en doet hij zijn wil, die verhoort Hij” (Johannes 9:3131 Wij weten, dat God naar zondaars niet hoort, maar is iemand godvruchtig, en doet hij zijn wil, die verhoort Hij.).
  5. Een vast vertrouwen op de barmhartigheid en de genade van God om Christus’ wil, en een stellige hoop op verhoring dat God graag en mild en vol genade hen wil bijstaan die Hem aanroepen om geholpen te worden. De belofte luidt: “En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen” (Matteüs 21:2222 En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen.).78) God wordt namelijk ontzaglijk79) getergd door ons wantrouwen, als wij om vergeving bidden maar die voor onszelf niet verwachten. Het geloof steunt (1) op de belofte of op de kracht en de waarachtigheid van degene die belooft; (2) op Gods vaderlijke liefde; (3) op de verdienste van Christus, die een oneindige waarde heeft.
  6. Het verstand, want zonder het verstand van de dingen en woorden is het gebed niet minder huichelachtig en vruchteloos80) dan het is als we bidden zonder ons gevoel, zonder hart en zonder liefde.
  7. Broederlijke saamhorigheid en eensgezindheid, en daarbij nog de vergeving van datgene wat men tegen elkaar misdaan heeft. Dat houdt in dat men boosheid, haat en nijd achterwege laat, wraakgierigheid aflegt en hartstochtelijke begeerten in de kiem smoort. Bovendien moet men het onrecht dat men lijdt maar vergeten81) – want het komt alleen God toe de schuld te vergeven82) – en ten slotte moet er plaats zijn voor onderlinge verzoening. Het moet zijn als in Handelingen 1:1414 Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.: “Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed.” En in Matteüs 5:23-2423 Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, 24 laat uw gave daar, vóór het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave. krijgt hij die iets te vereffenen heeft met zijn medemens, de opdracht – in het taalgebruik van die tijd – om zich bij het gaan naar het altaar met zijn broeder te verzoenen vóór hij God zijn offer zal brengen.
  8. Volharding. We mogen in ons bidden niet slap of lauw worden door verdrukkingen of verlammende vrees83), zoals voorkomt bij mensen die de moed verloren hebben.84) “Als het vertoeft, verbeid het, want komen zal het gewis; uitblijven zal het niet” (Habakuk 2:33 Want wel wacht het gezicht nog tot de bestemde tijd, maar het spoedt zich zonder falen naar het einde; als het vertoeft, verbeid het, want komen zal het gewis; uitblijven zal het niet.).

De genoemde voorwaarden worden in het gebed echter niet in absolute zin geëist85). God verdraagt in Zijn godzalige kinderen immers nog veel zwakheden en vergeeft hun die als zij daarover bedroefd zijn, zichzelf daarvoor onder handen nemen86), tot Hem hun toevlucht nemen en in ieder geval streven naar het doel, al kunnen ze dat nog niet direct bereiken. Dit wordt bewezen door het voorbeeld van David. “Wend uw blik van mij af, opdat ik mij wederom verblijde, eer dat ik heenga en niet meer ben” (Psalm 39:1414 Wend uw blik van mij af, opdat ik mij wederom verblijde, eer dat ik heenga en niet meer ben.), en: “Hoelang brandt (uw toorn) tegen het gebed van uw volk?” (Psalm 80:55 Here, God der heerscharen, hoelang brandt (uw toorn) tegen het gebed van uw volk?). En ook door het voorbeeld van Jeremia: “Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep, versmaadt Hij mijn gebed” (Klaagliederen 3:88 Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep, versmaadt Hij mijn gebed.).

23. Wat zijn de bepalingen die in uitwendige zin voor het gebed gelden?

Dat zijn er vijf: de tijd, de plaats, de manier, de woorden die men gebruikt en het vasten.

Wanneer moet men bidden?
“En bidt daarbij met aanhoudend bidden” (Efeziërs 6:1818 En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen.). “Nacht en dag bidden wij vurig” (1 Tessalonicenzen 3:1010 Nacht en dag bidden wij vurig, dat wij uw aangezicht mogen zien en voltooien wat nog aan uw geloof ontbreekt.). Zie ook Psalm 119:6262 Te middernacht sta ik op om U te loven wegens uw rechtvaardige verordeningen.. Onze armoede en ons gebrek zijn immers zo groot, we zondigen zo dikwijls, we worden door zoveel benauwdheden terneergedrukt, er komen zoveel verleidingen op ons af, en God schenkt ons ook zoveel weldaden – dat we in al deze dingen genoeg oorzaak vinden om allemaal voortdurend tot God te zuchten, Hem om hulp te vragen, en Hem te danken en te loven. In vroeger tijd had men nog bepaalde vaste uren om te bidden, zoals ’s morgens, ’s middags en ’s avonds; en dat was niet vanwege bijgeloof87), maar vanwege een zekere orde88) en discipline.89)

Maar in de tijd van het Nieuwe Testament is ons geen bepaalde tijd voorgeschreven. De tijd voor het gebed moet men gebruiken als de gelegenheid zich voordoet en als er redenen voor zijn. Maar om onze zwakheid wat tegemoet te komen en onze traagheid hierin wat tegen te gaan, is het nodig dat ieder van ons hiervoor toch naar gewoonte bepaalde tijden afzondert om te bidden. Ik noem: ’s morgens bij het opstaan, als we aan het werk gaan, als we gaan eten, als we door de zegen van de Heere verzadigd zijn na de maaltijd, en als we gaan slapen. Maar laten deze gebedsmomenten toch niet vanuit bijgeloof plaatsvinden!

Maar we moeten tot de Heere vooral bidden en Hem danken elke keer als ons of onze broeders iets goeds of iets kwaads overkomt.90) En het is ook goed en gepast dat in elke gemeente een zekere tijd bestemd wordt om de openbare gebeden uit te spreken, waarbij men de omstandigheden van ieder in het oog heeft en alles stichtelijk en ordelijk in de gemeente toegaat; zie 1 Korintiërs 14:4040 Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden..

24. Waar moet men bidden?

God had eertijds voor Zijn volk een bepaalde plaats afgezonderd, namelijk de tabernakel91) en later de tempel van Salomo92). Dat waren plaatsen die een afbeelding waren van de ware Tempel en enige Middelaar en Verzoener Christus, door Wie God ons alleen wil verhoren. Maar Christus – Die de waarheid van de tempel is – heeft het ceremoniële karakter van die heilige plaats door Zijn komst tenietgedaan. Daarom mag men overal bidden, maar natuurlijk wel op de voor ons gewone manier – als het maar op een stichtelijke en godvrezende manier gebeurt. “Looft de HERE, al zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof de HERE, mijn ziel” (Psalm 103:2222 Looft de Here, al zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof de Here, mijn ziel.). “Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden” De ware aanbidders zullen de Vader aanbidden in geest en waarheid (Johannes 4:21-2221 Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. 22 Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden.). De apostel wil dat de mannen bidden op iedere plaats (1 Timoteüs 2:88 Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en twist.) – daar waar het nodig is, in de kerk of daarbuiten, waarbij zij tot God heilige handen opheffen.

Niet de plaats, maar veel meer de godsvrucht van hem die bidt, maakt het gebed tot een heilige bezigheid. Maar toch prijst Christus een openbare gelegenheid die bestemd is voor de algemene gebeden en heilige samenkomsten, als goed aan, want Hij zegt: “Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden” (Matteüs 18:2020 Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.). In dit verband noemde Hij de tempel “een bedehuis” (Matteüs 21:1313 en Hij zeide tot hen: Er staat geschreven: Mijn huis zal een bedehuis heten, maar gij maakt het tot een rovershol.).93)

Ook de kerkvaders94) hebben de kerkgebouwen vanwege het wettig gebruik ervan “bedehuizen” genoemd. Ondertussen moeten we er wel voor waken om de kerkgebouwen in eigenlijke zin als Gods huis of woonplaats te gaan zien, waarin Hij ons op een betere manier kan verhoren. We moeten aan die gebouwen ook niet een of ander ik weet niet wat voor verborgen heilig kenmerk toeschrijven, die ons gebed bij God des te heiliger zou maken. Dat keurt Jesaja niet goed (Jesaja 66:11 Zo zegt de Here: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten, waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust?) en Stefanus evenmin (Handelingen 7:3838 Deze is het, die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinai, en met onze vaderen; en hij ontving levende woorden om die u te geven.). Aangezien wij zelf Gods tempel zijn, moeten we in ons hart bidden als we God in Zijn heilige tempel of kerk willen aanroepen.

25. Maar wat betekent het dan dat de Here in Matteüs 6:6 zegt: “Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene”?

Jezus keurt de openbare gebeden die in kerkelijke bijeenkomsten gedaan worden, niet eenvoudigweg af, maar met behulp van een Hebreeuwse manier van spreken en het beeld van het gaan in de binnenkamer95) bestraft Hij de schandelijke praktijk van de huichelaars. Ze zochten namelijk ijdele eer in de gebeden, als ze op hoeken van alle straten, op de drie- en viersprongen en de kruispunten aan het bidden waren. Daar waren gewoonlijk plaatsen waar de mensen elkaar ontmoetten. Ze waren eropuit om door de menigte gezien te worden en baden liever niet op stille plaatsen waar ze alleen waren.

Christus leert door deze manier van spreken dat de gebeden moeten plaatsvinden zonder veinzerij en huichelarij, zonder op eer uit te zijn en zonder uiterlijk vertoon. We moeten ons hart – dat van zichzelf al meer dan ongedurig – niet alle kanten op laten vliegen. Nee, we moeten een plek van afzondering vinden waardoor we alle gedachten aan de zorgvuldigheden van het leven buitensluiten en we tot in ons hart kunnen afdalen om dat ernstig te onderzoeken.

26. Op welke manier moeten we bidden?

  1. Op verschillende plaatsen in de Schrift blijkt dat de manier van bidden ons niet wordt voorgeschreven, maar ze wordt wel beschreven. De Joden baden in vroeger tijd staande96), en soms ook met gebogen knieën, zoals Salomo97). Christus heeft ook gebeden na op Zijn knieën gevallen te zijn98) evenals Petrus99) en Stefanus100). Ook Paulus boog zijn knieën; hij zegt in Efeziërs 3:1414 Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader.: “Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader” van onze Here Jezus Christus. Door het knielen geeft men aan dat men zich nederig, ootmoedig en in zelfverloochening aan God onderwerpt (Exodus 17:1111 En wanneer Mozes zijn hand ophief, had Israël de overhand, maar wanneer hij zijn hand liet zakken, had Amalek de overhand.).
  2. Mozes heft zijn handen op, gericht naar de hemel, en Paulus zegt in 1 Timoteüs 2:88 Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en twist. dat men reine handen tot God moet opheffen, net zoals kinderen hun handen naar hun ouders uitsteken als ze wat willen hebben of als ze ergens nederig om vragen. Deze handeling van het opheffen van de handen leert ons dat we – als we door God verhoord willen worden – onze gedachten opwaarts moeten heffen, zodat ze niet in het aardse stof blijven steken. Zo spreekt David het uit in Psalm 25:11 Van David. Tot U, Here, hef ik mijn ziel op.: “Tot U, HERE, hef ik mijn ziel op.”
  3. Jezus heeft gebeden terwijl Hij Zijn ogen ophief naar de hemel.101) Ook dit is een teken dat men zijn hart tot God opheft, in vertrouwen dat men verhoord zal worden. Daartegenover is het neerslaan van de ogen een teken van grote nederigheid en ootmoed van hart.102)
  4. Paulus geeft opdracht dat de man met ontbloot hoofd moet bidden om daarmee des te meer eerbied tegenover God aan te geven. Maar de vrouw moet met een gedekt hoofd bidden om haar gehoorzaamheid, onderdanigheid en deugdzaamheid te onderstrepen (1 Korintiërs 11:1010 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben vanwege de engelen. en verder).
  5. Als we onze gebeden doen, is het ook passend dat de stem op een eerbare manier gebruikt wordt zowel in spreken als zingen, en vooral: dat het met het hart gebeurt. Dat geldt als we privé bidden en ook in kerkelijke vergaderingen. “Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand” (1 Korintiërs 14:1515 Hoe staat het dan? Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand.). “En spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte” (Efeziërs 5:1919 en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte., vgl. Kolossenzen 3:1616 Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten.).

Zo heeft Christus na het door Hem ingestelde Avondmaal met Zijn discipelen een lofzang gezongen103). En Plinius de Tweede schrijft in een van zijn brieven aan keizer Trajanus dat de christenen gewoon waren om bij het aanbreken van de dag ter ere van hun Christus lofzangen te zingen. Men moet er echter goed op letten dat de zang niet zozeer gericht is op de liefelijkheid van het zingen alleen of op het harmonieus klinken in de oren. De oren mogen immers niet scherper luisteren naar het liefelijke zingen dan het hart gespitst is op het geestelijk verstaan van de woorden. Het mag niet zo zijn dat er aan het zingen enige verdienste toegeschreven wordt of dat het het belangrijkste deel van de eredienst104) uitmaakt. Het is immers zo: ’t Gebed, en niet de stem,
het hart, en niet de toon;
die lieft 105), en niet die roept,
die zingt voor Godes troon.
De tong mag de zintuigen in beweging brengen, het verstand en het hart opwekken om aan God te denken. Ze is inzonderheid geschapen om Gods lof te verkondigen en groot te maken, zoals het bekende spreekwoord luidt: “Affectus cordis verbis excitatur orantis”, dat wil zeggen: de liefde van het hart wordt opgewekt door de woorden van hem die bidt. Toch is de tong niet altijd nodig, want soms worden de beste gebeden zonder stem gedaan. In Exodus 14:1313 Maar Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, houdt stand, dan zult gij de verlossing des Heren zien, die Hij u heden bereiden zal; want de Egyptenaren, die gij heden gezien hebt, zult gij nimmermeer zien. staat dat Mozes tot God riep, terwijl men niet leest dat hij zijn mond opengedaan heeft. En ook het bewegen van de lippen door Hanna, de moeder van Samuël, wordt met ere genoemd, terwijl men de woorden van haar gebed niet hoorde.106) Cyprianus zegt: “God verhoort niet de stem, maar het hart.”107) Wel wordt de stem altijd gebruikt in de openbare gebedssamenkomsten, tot onderlinge stichting en tot grootmaking van de Naam van God.

27. Hoe moeten de woorden van het gebed luiden?

Het moet geen vreemde taal zijn, maar de gangbare taal die door het gewone volk en door alle mensen in de samenkomsten begrepen kan worden – een taal die tot stichting van de gemeente dient. “Indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt. Want gij dankt wel goed, doch de ander wordt er niet door gesticht. Ik dank God, dat ik meer dan gij allen in tongen spreek; maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong” (1 Korinthe ). Dat laatste betekent: sprekend in de Geest door de bijzondere gave van de tongentaal. Sommigen van hen die deze gave ontvangen hadden, maakten daar misbruik van, omdat ze die taal losmaakten van het verstand. Het is namelijk zo dat het spreken in tongentaal zonder het verstand te gebruiken, God niet welgevallig is.

28. Hoe moet men over het vasten denken?

Het vasten wordt gewoonlijk in samenhang gezien met de gebeden. Dat geldt zowel voor de gebeden die privé gedaan worden als voor die in openbare samenkomsten. Het vasten is dan een voorbereiding op het gebed.108) Het mag echter niet gebeuren uit bijgelovigheid of vanuit de waan dat het een verdienstelijk werk is.109) In Matteüs 17:2121 [Maar dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten. en Marcus 9:2929 En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan door niets uitvaren, tenzij door gebed. zegt Christus dat er een geslacht is dat niet kan uitvaren dan door bidden en vasten. Van Anna wordt gezegd dat zij God gediend heeft door te vasten en te bidden. Zie ook Handelingen 13:33 Toen vastten en baden zij, en legden hun de handen op en lieten hen gaan.. Na het vasten en bidden legden de profeten en de leraars van de gemeente van Antiochië Barnabas en Paulus de handen op.110)

29. Wat is het doel van het gebed?

Er is een tweeërlei doel. Het allerbelangrijkste is de eer van God, en dan pas volgt onze zaligheid en dat wat goed voor ons is. We bidden immers om de dingen waardoor wij zalig kunnen worden om God daardoor te dienen en te eren.111)

30. Wat is de vrucht van het gebed?

  1. De praktijk in ons leven om God te zoeken, lief te hebben en te dienen, en tot Hem als een heilig en onwrikbaar anker onze toevlucht te nemen.
  2. Het uitstorten van ons hart voor God.
  3. De voorbereiding tot een gestalte van dankbaarheid.
  4. Het overdenken112) van Gods goedertierenheid.
  5. Het ervaren van Gods voorzienigheid en goedheid.
  6. De verhoring, waardoor we de geestelijke en materiële gaven ontvangen waar we God om gebeden hebben. Ja, we hebben méér ontvangen dan we bidden of beseffen kunnen113), namelijk de zaligheid zelf.114)
  7. Een godvrezend gemoed of ook wel de vrede van God die alle verstand te boven gaat. “Laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus” (Filippenzen 4:6-76 Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. 7 En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.).
  8. De heiliging van alle goede gaven, zoals eten, drinken en andere dingen die voor dit leven nodig zijn, en het wettig gebruik daarvan, met daaraan verbonden de dankzegging aan God. “[Alles wat God geschapen heeft] wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed” (1 Timoteüs 4:55 want het wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed.).

31. Van wie verhoort God de gebeden?

  1. Van hen die in hun ellende ootmoedig zijn. “Want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o HERE” (Psalm 9:1111 Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here.). En ook: “De begeerte der ootmoedigen hebt Gij, HERE, gehoord” (Psalm 10:1717 De begeerte der ootmoedigen hebt Gij, Here, gehoord: Gij sterkt hun hart, uw oor merkt op.).
  2. Van hen die verdrukt worden. “Hij heeft niet veracht noch versmaad de ellende van de ellendige, en zijn aangezicht niet voor hem verborgen, maar Hij heeft gehoord, toen hij tot Hem riep” (Psalm 22:2525 Want Hij heeft niet veracht noch versmaad de ellende van de ellendige, en zijn aangezicht niet voor hem verborgen, maar Hij heeft gehoord, toen hij tot Hem riep.).
  3. Van hen die tot Hem roepen115) en zich bekeren116). Zij roepen Hem met een gelovig hart aan vanuit een waarachtig geloof. “Hij vervult de wens van wie Hem vrezen” (Psalm 145:1919 Hij vervult de wens van wie Hem vrezen, Hij hoort hun hulpgeroep en verlost hen.). Deze belofte staat immers vast: “Ik zal u redden” (Psalm 50:1515 roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela.). En Christus zegt, terwijl Hij er – volgens BasiliusBasilius de Grote (330-379) was één van de drie Cappadocische kerkvaders en als bisschop verbonden aan de stad Caesarea. In theologisch opzicht stond hij aan de zijde van Athanasius en dus tegenover Arius en de zijnen. – een eed aan toevoegt om te bevestigen wat Hij wil zeggen en de hoorders van de waarheid te verzekeren: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in mijn naam” (Johannes 16:2323 En te dien dage zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in mijn naam.).

32. God verhoort niet altijd en degenen die bidden, krijgen dikwijls niet waar ze om vragen. Mag men daarom zeggen dat het gebed tevergeefs is?

Zeer beslist niet! God weigert ons soms te geven waar we om bidden, niet omdat Hij ons gebed versmaadt, maar omdat de dingen waar we om vragen voor ons niet nuttig zijn. Denk aan wat Jakobus zegt: “Gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen (Jakobus 4:33 (Of,) gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen.). Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: “God verhoort ons dikwijls niet naar wat wij willen, opdat Hij ons verhoort tot zaligheid.” Ook zegt hij: “Als God iets niet geeft op dat gewenste tijdstip, beproeft Hij degene die bidt, maar Hij versmaadt hem niet.” God stelt soms het geven uit van de dingen die Hij wil geven. Dat doet Hij:

  1. om Zijn kinderen te beproeven;
  2. om hun geloof meer en meer aan te wakkeren;
  3. om Zijn gaven des te aantrekkelijker te maken;
  4. om iets wat al heel gauw gegeven is, niet gering te schatten;
  5. om Zijn gaven in de vreze des Heren te bewaren;
  6. om des te vuriger tot Hem te bidden, als het er op lijkt dat Hij ons niet verhoort, terwijl Hij dat later wel doet.

Maar bovendien moet gezegd worden dat God ons op twee manieren verhoort: wat het inwendige en wat het uitwendige leven betreft. Want de ene keer helpt Hij ons openlijk zodat ieder het ziet, zoals Hij de drie jonge mannen verhoord heeft117) en Daniël zelf118). Een andere keer staat Hij ons bij door de kracht van Zijn Heilige Geest, zodat we niet overwonnen worden door het kwade en niet bezwijken. Zo heeft Hij Stefanus verhoord119) en in alle tijden ontelbaar veel martelaars. En toen Paulus klaagde dat hij driemaal tot God gebeden had [zonder verhoring], werd hem geantwoord: “Mijn genade is u genoeg” (2 Korintiërs 12:9 – “En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid. Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome.”). Daarom mag men deze regel vaststellen dat het een genade van God is, als Hij degene die Hem godvruchtig om iets bidt, niet direct verhoort. De Heere geeft hun immers iets wat beter voor hen is, namelijk de kracht van de Geest, zodat de dingen die hen kwellen hun juist ten goede komen. Daarom moet men de verhoring van de gebeden niet afmeten naar ons gevoelen, maar naar het geloof.

33. Welke dingen zijn in strijd met het gebed?

  1. De farizese mening dat het gebed verdienstelijk zou zijn.
  2. Verschillende factoren die een verhindering zijn voor het gebed, zoals wantrouwen [tegenover God], twijfel, wankelmoedigheid120), agressie121) en hoogmoed122). Ook ruzie, haat en nijd zijn niet te verenigen met het gebed123). Dat geldt ook voor gulzigheid, dronkenschap124) en slechte begeerten125). Ook de weigering zich te bekeren is een verhindering – naar het woord “Wij weten, dat God naar zondaars niet hoort” in Johannes 9:3131 Wij weten, dat God naar zondaars niet hoort, maar is iemand godvruchtig, en doet hij zijn wil, die verhoort Hij. – evenals eergierigheid en ijdelheidsvertoon126). Daarnaast moeten geveinsdheid genoemd worden, een omhaal van woorden127) en de vele herhalingen van dezelfde gebedjes (Matteüs 6:77 En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden.). Daar gaat het brevieren van de roomsen mank aan, met hun getijdeboeken (zoals ze die noemen) en hun paternosters.
  3. De gebeden van de huichelaars die helemaal geen last hebben van hun zonden. Hun gebeden lopen over van woorden die alleen maar herhalingen zijn uit de formuliergebeden. Zo bidden ze alsof ze God tol betalen. Of ze grauwen hun gebeden maar wat uit, zonder over de woorden na te denken; en zo mompelen ze maar wat zonder enig gevoel. Maar ook de gebeden van hen die het geloof en de hoop om tot God te bidden eigenlijk maar onzin vinden, is een belemmering!
  4. De dwaling van het aanroepen en de voorbede van de heiligen; en verder ook gebeden voor hen die gestorven zijn, evenals gebeden in een vreemde taal, waarbij men woorden in het gebed gebruikt die men niet begrijpt (1 Korintiërs 14:1515 Hoe staat het dan? Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand.).
  5. Het knielen voor afgodische beelden, en de verkeerde gedachte dat er verdienste schuilt in het aantal gebeden; met daarnaast het grote bijgeloof128) van hen die menen dat de gebeden die men op een bepaalde plaats – bijvoorbeeld in een of ander kapelletje – of op een zekere tijd uitspreekt, veel krachtiger zijn.
  6. De ongeoorloofde manier waarop kerken worden ingewijd, en het verkeerde en zinloze onderscheid dat ten aanzien van de aanbidding van God wordt aangebracht tussen latreian, douleian en huperdouleian. Bij de Grieks-orthodoxen wordt degene die latreus of latres genoemd wordt – dat wil zeggen: ‘dienstknecht’ of ‘dienaar’ – ook deulos genoemd, en ook dat betekent ‘dienaar’. En als Paulus latreuoo zegt – in Romeinen 1:99 Want God, die ik met mijn geest dien in het evangelie van zijn Zoon, is mijn getuige, hoe ik onophoudelijk te allen tijde bij mijn gebeden uwer gedenk., wat ‘ik dien’ betekent – gebruikt hij daarna in Romeinen 16:1818 Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen. het woord deuleuein, ‘dienen’.
  7. Alle bijgelovige, goddeloze, onrechtvaardige, waanwijze, flauwe129), gedachteloze130), nutteloze en dus eigenlijk schadelijke gebeden zijn in strijd met het waarachtige aanroepen van Gods Naam.
1)
Handelingen 2:21 – “En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden.” 1 Korintiërs 1:2 – “Aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen, hun en onze (Here)”. 2 Timoteüs 2:22 – “Schuw de begeerten der jeugd en jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met hen, die de Here aanroepen uit een rein hart.”
2)
Hosea 14:3 – “Komt met woorden van schuldbelijdenis, bekeert u tot de Here, zegt tot Hem: Vergeef de ongerechtigheid geheel en al, en wees genadig; wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen.”
3)
Psalm 116:17 – “Ik zal U lofoffer brengen en de naam des Heren aanroepen.” Hebreeën 13:15 – “Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden.”
4)
Psalm 141:2 – “Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan, het opheffen van mijn handen als avondoffer.”
5)
Maleachi 1:11 – “Want van waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, is mijn naam groot onder de volken, allerwege wordt mijn naam reukwerk gebracht en een rein spijsoffer, want groot is mijn naam onder de volken, zegt de Here der heerscharen.”
6)
1 Koningen 8:42 – “Want men zal horen van uw grote naam, uw sterke hand en uw uitgestrekte arm - , en hij komt bidden in dit huis”. Ezra 7:27-28 – “Geprezen zij de Here, de God onzer vaderen, die de koning zulks in het hart gegeven heeft, om het huis van de Here, die in Jeruzalem woont, luisterrijk te maken, a en mij gunst heeft doen vinden bij de koning, zijn raadsheren en alle machtige vorsten des konings! Ik nu vatte moed, daar de hand van de Here, mijn God, over mij was, en vergaderde uit Israël de hoofdmannen om met mij op te trekken.”
7)
heymelick
8)
Marcus 6:46 – “En toen Hij afscheid van hen genomen had, ging Hij naar de berg om te bidden.”
9)
Handelingen 10:9 – “De volgende dag, terwijl dezen onderweg waren en de stad naderden, ging Petrus omstreeks het zesde uur op het dak, om zijn gebed te verrichten.”
10)
tusschen-sprekinge
11)
aansprake
12)
Johannes 2:21 – “Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams.”
13)
Judas 1:20 – “Maar gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in de heilige Geest”. 1 Korintiërs 14:16 – “Want anders, indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt.”
14)
door het ingeven des Heyligen Geests
15)
D’ inwendige werck-tuygelicke oorsaack
16)
aenlockingen
17)
[hij alleen is] een ondertaster der ghedachten ende begeerten
18)
Psalm 7:10 – “Laat de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig Gij de rechtvaardige, Gij, die hart en nieren toetst, rechtvaardige God.” Psalm 33:15 – “Hij, die hun aller harten vormt, die al hun werken doorgrondt.” Psalm 44:22 – “Zou God dat niet uitvorsen? Hij toch kent de geheimen des harten.”
19)
Deuteronomium 6:13 – “De Here, uw God, zult gij vrezen, Hem zult gij dienen en bij zijn naam zweren.” Matteüs 4:10 – “Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.”
20)
Jakobus 1:6 – “Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt.”
21)
hy wil / dat men hem sijn recht betale
22)
Dat hy opsicht op onse dingen heeft
23)
Psalm 145:18 – “De Here is nabij allen die Hem aanroepen, allen die Hem aanroepen in waarheid.”
24)
ontsteecken
25)
Een moeilijke passage die in de hertaling wat vrijer is omschreven: die hy selfs hem verkleynt ons op te dragen
26)
Exodus 28:9 – “Gij zult twee chrysopraasstenen nemen en de namen der zonen van Israël daarin graveren”. Exodus 39:7 – “Hij zette ze op de schouderstukken van de efod als gedachtenisstenen voor de Israëlieten, zoals de Here Mozes geboden had.” Exodus 39:14 – “De stenen overeenkomstig de namen der zonen van Israël, waren twaalf in getal, overeenkomstig hun namen; als zegelgraveerwerk waren zij, elk met zijn naam, voor de twaalf stammen.”
27)
prijs
28)
Genesis 48:16 – “De Engel, die mij verlost heeft uit alle nood, zegene deze jongelingen, zodat in hen mijn naam en die van mijn vaderen Abraham en Isaak voortleven en zij in menigte mogen toenemen in het land.”
29)
Lucas 18:11 – “De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar”.
30)
Agamemnon en Chryses zijn figuren uit de Griekse mythologie. Agamemnon is bekend geworden als legeraanvoerder in de oorlog tegen Troje; Chryses was toentertijd priester van Apollon in Chryse, vlakbij Troje.
31)
Tolck
32)
Matteüs 15:23 – “Hij echter antwoordde haar geen woord, en zijn discipelen kwamen bij Hem en vroegen Hem, zeggende: Zend haar weg, want zij roept ons na.”
33)
Johannes 2:3-4 – “En toen er gebrek aan wijn kwam, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn. En Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u van node? Mijn ure is nog niet gekomen.”
34)
afgheset
35)
Woort-houders
36)
1 Timoteüs 2:1 – “Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen”.
37)
Over Psalm 941 God der wrake, Here, God der wrake, verschijn in lichtglans. 2 Verhef U, Richter der aarde, breng vergelding over de hovaardigen. 3 Hoelang nog zullen de goddelozen, o Here, hoelang nog zullen de goddelozen juichen? 4 Zij smalen, spreken verwaten taal, al die bedrijvers van ongerechtigheid voeren een hoog woord; 5 uw volk, o Here, vertreden zij, en uw erfdeel verdrukken zij; 6 weduwe en vreemdeling doden zij, en wezen vermoorden zij; 7 zij zeggen: De Here ziet het niet, de God van Jakob merkt het niet. 8 Merkt op, gij redelozen onder het volk! En gij dwazen, wanneer zult gij verstandig worden? 9 Zou Hij, die het oor plantte, niet horen? die het oog vormde, niet zien? 10 Zou Hij, die de volken onderwijst, niet straffen, Hij, die de mens kennis leert? 11 De Here kent de gedachten der mensen: ijdelheid zijn zij. 12 Welzalig de man die Gij kastijdt, Here, die Gij onderwijst uit uw wet, 13 om hem rust te verlenen van de dagen des onheils, terwijl voor de goddeloze de kuil gegraven wordt. 14 Want de Here zal zijn volk niet verstoten, en zijn erfdeel niet verlaten; 15 want de rechtspraak zal weer rechtvaardig worden, alle oprechten van hart zullen zich daarbij aansluiten. 16 Wie treedt voor mij op tegen de slechtaards? Wie stelt zich voor mij tegen de bedrijvers van ongerechtigheid? 17 Indien de Here mijn hulp niet was geweest, mijn ziel zou bijna in de stilte gewoond hebben. 18 Als ik dacht: Mijn voet wankelt - dan ondersteunde mij uw goedertierenheid, o Here. 19 Bij de veelheid van mijn gedachten in mijn binnenste verkwikten uw vertroostingen mijn ziel. 20 Hebt Gij iets gemeen met de zetel van het verderf, die onder schijn van recht onheil sticht? 21 Zij maken jacht op het leven van de rechtvaardige, en onschuldig bloed verklaren zij schuldig. 22 Maar de Here was mij tot een burcht, en mijn God de rots mijner toevlucht; 23 Hij toch vergold hun het onrecht, in hun boosheid verdelgde Hij hen, Hij, de Here, onze God, verdelgde hen..
38)
niet sonder toesegginghe
39)
Jesaja 29:13 – “En de Here zeide: Omdat dit volk Mij slechts met woorden nadert en met zijn lippen eert, terwijl het zijn hart verre van Mij houdt, en hun ontzag voor Mij een aangeleerd gebod van mensen is”. Matteüs 15:8 – “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij.”
40)
Matteüs 6:6 – “Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.”
41)
Johannes 4:24 – “God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.”
42)
Lucas 1:6 – “Zij waren beiden rechtvaardig voor God en leefden naar alle geboden en eisen des Heren, onberispelijk.” Lucas 1:13 – “Maar de engel zeide tot hem: Wees niet bevreesd, Zacharias, want uw gebed is verhoord en uw vrouw Elisabet zal u een zoon baren en gij zult hem de naam Johannes geven.” Matteüs 20:21 – “Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen mogen zitten, één aan uw rechterzijde en één aan uw linkerzijde in uw Koninkrijk.”
43)
Exodus 22:22 – “Geen enkele weduwe of wees zult gij verdrukken.” Deuteronomium 9:18 – “Daarop wierp ik mij voor de Here neder, zoals de eerste maal, veertig dagen en veertig nachten - brood at ik niet en water dronk ik niet - vanwege heel uw zondig bedrijf: dat gij deedt wat kwaad is in de ogen des Heren en Hem krenktet.” Johannes 16:23 – “En te dien dage zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in mijn naam.”
44)
Matteüs 6:33 – “Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.”
45)
driederley dingen verbidden
46)
rondelick
47)
het goet
48)
also
49)
Johannes 16:23 – “En te dien dage zult gij Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in mijn naam.”
50)
Kolossenzen 4:3 – “En bidt tevens voor ons, dat God een deur voor ons woord opene, om te spreken van het geheimenis van Christus, ter wille waarvan ik ook gevangen zit.” 2 Tessalonicenzen 3:1 – “Voorts, broeders, bidt voor ons, dat het woord des Heren snelle voortgang hebbe en verheerlijkt worde, evenals bij u”.
51)
1 Korintiërs 1:2 – “Aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen, hun en onze (Here)”.
52)
Jeremia 42:2-20 – “En zij zeiden tot de profeet Jeremia: Laat toch onze smeking bij u gehoor vinden en bid voor ons tot de Here, uw God, voor dit gehele overblijfsel, want wij zijn als weinigen uit velen overgebleven, gelijk uw ogen ons aanschouwen; dat de Here, uw God, ons te kennen geve, welke weg wij moeten gaan en wat wij moeten doen. En de profeet Jeremia zeide tot hen: Ik geef u gehoor; zie, ik zal tot de Here, uw God, bidden gelijk gij gesproken hebt, en dan zal ik alle woord dat de Here u antwoorden zal, u mededelen, ik zal u geen enkel woord verzwijgen. Toen zeiden zij tot Jeremia: De Here zij ons een waarachtig en geloofwaardig getuige, dat wij overeenkomstig alle woord waarmede de Here, uw God, u tot ons zenden zal, doen zullen. Hetzij goed, hetzij kwaad, naar de stem van de Here, onze God, tot wie wij u zenden, zullen wij luisteren, opdat het ons wèl ga, wanneer wij naar de stem van de Here, onze God, luisteren. Het geschiedde nu na verloop van tien dagen, dat het woord des Heren tot Jeremia kwam. Toen ontbood hij Jochanan, de zoon van Kareach, en al de legeroversten die bij hem waren, en het gehele volk van klein tot groot, en zeide tot hen: Zo zegt de Here, de God van Israël, tot wie gij mij gezonden hebt om uw smeekgebed voor Hem uit te storten: Indien gij rustig in dit land blijft, dan zal Ik u bouwen en niet afbreken, u planten en niet uitrukken, want Ik heb berouw over het kwaad dat Ik u heb aangedaan. Weest niet bevreesd voor de koning van Babel, voor wie gij bevreesd zijt, weest niet bevreesd voor hem, luidt het woord des Heren, want Ik ben met u om u te verlossen en u uit zijn macht te bevrijden, en Ik zal u erbarming doen vinden, dat hij zich over u erbarme en u in uw land laat blijven. Maar als gij zegt: Wij willen in dit land niet blijven, zodat gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God, denkende: Neen, maar wij willen naar het land Egypte gaan, waar wij geen strijd zullen aanschouwen, noch bazuingeschal horen, noch naar brood hongeren, en dáár willen wij wonen, nu dan, hoort daarom het woord des Heren, gij overblijfsel van Juda, zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Indien gij inderdaad uw aangezicht richt om naar Egypte te gaan en heengaat om daar te verblijven, dan zal het zwaard waarvoor gij bevreesd zijt, u daar in het land Egypte achterhalen, en de honger waarvoor gij beangst zijt, u daar in Egypte op de hielen zitten en daar zult gij sterven. Ja, het zal gebeuren, dat al de mannen die hun aangezicht richten om naar Egypte te gaan om daar te verblijven, zullen sterven door het zwaard, de honger of de pest, en geen enkele van hen zal ontsnappen en ontkomen aan de rampspoed die Ik over hen breng. Want zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Zoals mijn toorn en gramschap zich over de inwoners van Jeruzalem hebben uitgestort, zó zal mijn gramschap zich over u uitstorten, wanneer gij naar Egypte gaat, en gij zult een voorwerp van verwensing, van ontzetting, van vervloeking en van smaad zijn en deze plaats zult gij niet weerzien. De Here heeft tot u, gij overblijfsel van Juda, gesproken: Gaat niet naar Egypte! Weet wel, dat ik u heden ernstig gewaarschuwd heb; want gij hebt uzelf misleid ten koste van uw leven, toen gij mij tot de Here, uw God, zondt met de woorden: Bid voor ons tot de Here, onze God, en boodschap ons overeenkomstig alles wat de Here, onze God, zal zeggen, en wij zullen het doen.” 1 Tessalonicenzen 5:25 – “Broeders, bidt [ook] voor ons.” Jakobus 5:16 – “Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt.” 2 Korintiërs 1:11 – “Terwijl ook gij ons te hulp komt met uw voorbede, opdat uit veler mond voor de genade, ons geschonken, veelvuldig dank gebracht worde voor ons.”
53)
Numeri 16:22 – “Toen wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: O God, God der geesten van alle levende schepselen, als één man zondigt, zult Gij dan tegen de gehele vergadering toornen?” Matteüs 5:44 – “Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen”. Handelingen 7:60 – “En op de knieën vallende, riep hij met luider stem: Here, reken hun deze zonde niet toe! En met deze woorden ontsliep hij. En Saulus stemde in met zijn terechtstelling.”
54)
Genesis 18:23 – “En Abraham trad nader en zeide: Zult Gij dan de rechtvaardige met de goddeloze verdelgen?”
55)
Genesis 19:20-21 – “Zie toch, gindse stad is dicht genoeg bij om daarheen de wijk te nemen; zij is maar klein; laat mij toch daarheen vluchten; zij is immers klein? Dan zal ik in het leven blijven. Toen zeide hij tot hem: Zie, ik zal u ook in dit opzicht ter wille zijn, dat ik de stad, waarvan gij gesproken hebt, niet zal omkeren.”
56)
Exodus 32:11 – “Toen zocht Mozes de gunst van de Here, zijn God, en hij zeide: Waarom, Here, zou uw toorn ontbranden tegen uw volk, dat Gij uit het land Egypte hebt geleid met grote kracht en met een sterke hand?”
57)
1 Samuël 15:35 – “Samuël zag Saul niet meer tot de dag van zijn dood, maar Samuël droeg leed over Saul. En de Here had berouw, dat Hij Saul tot koning over Israël had aangesteld.”
58)
Jakobus 5:13-14 – “Heeft iemand onder u leed te dragen? Laat hij bidden. Is iemand blij te moede? Laat hij lofzingen. Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren.” 2 Samuël 12:16 – “Toen zocht David God ter wille van de jongen, hij vastte en telkens, als hij naar binnen gegaan was, bracht hij de nacht door, liggend op de grond.”
59)
verwoedtheydt
60)
van verdachte Waerheydt
61)
1 Timoteüs 3:16 – “En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid.”
62)
1 Petrus 1:21 – “Die door Hem gelooft in God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op God.”
63)
Johannes 3:18 – “Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God.” Johannes 3:36 – “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.”
64)
Johannes 5:16 – “En daarom wilden de Joden Jezus vervolgen, omdat Hij deze dingen op sabbat deed.” 1 Samuël 16:1 – “De Here zeide tot Samuël: Hoelang zult gij nog leed dragen over Saul, en Ik heb hem toch verworpen, dat hij geen koning meer over Israël zal zijn? Vul uw hoorn met olie en ga heen: Ik zend u naar de Betlehemiet Isaï, want onder zijn zonen heb Ik Mij een koning uitgezocht.”
65)
1 Samuël 15:32 – “Toen zeide Samuël: Breng Agag, de koning van Amalek, bij mij. Welgemoed ging Agag naar hem toe, want hij zeide: Voorwaar, de bitterheid van de dood is geweken.” Handelingen 4:29 – “En nu, Here, let op hun dreigingen en geef uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken”.
66)
yver
67)
Psalm 5:11 – “Doe hen boeten, o God, laat hen vallen door hun eigen overleggingen, verstoot hen om hun vele overtredingen; want zij zijn wederspannig tegen U.” Psalm 59:6 – “Gij, Here, God der heerscharen, God van Israël, ontwaak om al de heidenen te straffen, heb geen genade voor alle ongerechtige verraders. sela”. Psalm 59:13-14 – “Zonde van hun mond is het woord van hun lippen; laten zij daarom in hun hoogmoed gevangen worden, en om de verwensing en de leugen die zij vertellen. Vernietig hen in grimmigheid, vernietig hen, zodat zij niet meer zijn; opdat zij gewaarworden, dat God heerst in Jakob, tot aan de einden der aarde. sela”. Psalm 140:2 – “Red mij, o Here, van de boze mensen, bewaar mij voor de mannen van het geweld”. Psalm 140:10-11 – “Het venijn van wie mij omringen, het onheil van hun lippen moge hen overdekken, gloeiende kolen mogen op hen neerdalen. Hij doe hen vallen in het vuur, in kuilen, zodat zij niet weder opstaan.”
68)
Matteüs 6:9 – “Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd”. Lucas 11:2 – “Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zegt: Vader, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome”.
69)
uyterlicke
70)
wel gestelt gemoedt
71)
met een bequame aendacht en eerbiedigheydt
72)
Daniël 9:3-5 – “En ik richtte mijn aangezicht tot de Here God om te bidden en te smeken, in vasten en in zak en as. En ik bad tot de Here, mijn God, en deed schuldbelijdenis en zeide: Ach Here, Gij grote en geduchte God, die vasthoudt aan het verbond en de goedertierenheid jegens hen die U liefhebben en uw geboden bewaren; wij hebben gezondigd en misdreven, wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen”. Matteüs 14:23 – “En toen Hij de scharen weggezonden had, ging Hij de berg op om in de eenzaamheid te bidden. Bij het vallen van de avond was Hij daar alleen.”
73)
1 Timoteüs 2:2 – “Voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid.”
74)
Psalm 143:2 – “Ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig.” Jesaja 64:5 – “Gij komt hem tegemoet, die met vreugde gerechtigheid doet, hun die op uw wegen aan U denken. Zie, Gij zijt toornig geweest, omdat wij zondigden; in die toestand verkeerden wij lange tijd, en zouden wij dan verlost worden?”
75) , 102)
Lucas 18:13 – “De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig!”
76)
Daniël 9:5 – “Wij hebben gezondigd en misdreven, wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen”. Psalm 51:6 – “Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen, opdat Gij rechtvaardig blijkt in uw uitspraak, zuiver in uw gericht.”
77)
Johannes 9:31 – “Wij weten, dat God naar zondaars niet hoort, maar is iemand godvruchtig, en doet hij zijn wil, die verhoort Hij.” Psalm 109:7 – “Voor het gericht gedaagd, ga hij als schuldige uit, zijn gebed worde tot zonde”.
78)
Romeinen 10:14 – “Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker?” Jakobus 1:6 – “Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt.” 1 Johannes 5:14 – “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort.”
79)
wonderlick seer
80)
1 Korintiërs 14:15-16 – “Hoe staat het dan? Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand. Want anders, indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt.”
81)
1 Timoteüs 2:8 – “Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en twist.”
82)
Jesaja 43:25 – “Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil en Ik gedenk uw zonden niet.”
83)
quade vertsagen
84)
Lucas 11:9 – “En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.” Lucas 18:1 – “Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen.” Lucas 21:36 – “Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen.” Romeinen 12:12 – “Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed”. Efeziërs 5:18-19 – “En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest, en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte”. 1 Tessalonicenzen 3:10 – “Nacht en dag bidden wij vurig, dat wij uw aangezicht mogen zien en voltooien wat nog aan uw geloof ontbreekt.” 1 Tessalonicenzen 5:17 – “Bidt zonder ophouden”. Handelingen 6:4 – “Maar wij zullen ons houden aan het gebed en de bediening van het woord.” Handelingen 10:3-4 – “Hij zag in een gezicht, omstreeks het negende uur van de dag, duidelijk een engel Gods bij zich binnenkomen en tot hem zeggen: Cornelius! Hij staarde hem aan en werd zeer bevreesd en zeide: Wat is er, heer! En hij zeide tot hem: Uw gebeden en uw aalmoezen zijn voor God in gedachtenis gekomen.”
85)
nochtans soo straf […] niet
86)
haer selfs tuchtigen
87)
superstitie
88)
des disciplijns-tuchts halven
89)
Psalm 55:18 – “Des avonds, des morgens en des middags klaag en kreun ik; Hij hoort mijn stem.” Daniël 6:10 – “Dus schreef koning Darius dat bevelschrift met dat verbod.” Handelingen 3:1 – “Petrus nu en Johannes gingen op naar de tempel tegen het uur des gebeds, dat is het negende.” Handelingen 10:3 – “Hij zag in een gezicht, omstreeks het negende uur van de dag, duidelijk een engel Gods bij zich binnenkomen en tot hem zeggen: Cornelius!”
90)
Exodus 15:1 – “Toen zong Mozes met de Israëlieten de Here dit lied en zij zeiden: Ik wil de Here zingen, want Hij is hoog verheven, het paard en zijn ruiter stortte Hij in de zee.” Psalm 50:15 – “Roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela”.
91)
Exodus 25:8 – “En zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen.” Exodus 40:2 – “Op de eerste dag van de eerste maand zult gij de tabernakel, de tent der samenkomst, oprichten.”
92)
1 Koningen 6:1 – “In het vierhonderd tachtigste jaar na de uittocht der Israëlieten uit het land Egypte, in het vierde jaar van Salomo's regering over Israël, in de maand Ziw, dat is de tweede maand, bouwde hij het huis voor de Here.” Lucas 18:10 – “Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de één was een Farizeeër, de ander een tollenaar.” Handelingen 8:27 – “En hij stond op en ging. En zie, een Ethiopiër, een kamerling, een rijksgrote van Kandake, de koningin der Ethiopiërs, haar opperschatbewaarder, was naar Jeruzalem gegaan om te aanbidden”.
93)
Jesaja 56:7 – “Hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op mijn altaar, want mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken.”
94)
Outvaders
95)
secreetkamer
96)
Matteüs 6:5 – “En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds.” Marcus 11:25 – “En wanneer gij staat te bidden, vergeeft wat gij tegen iemand mocht hebben, opdat ook uw Vader in de hemelen uw overtredingen vergeve.”
97)
1 Koningen 8:54 – “Toen Salomo dit gehele gebed en deze smeking tot de Here beëindigd had, stond hij op van vóór het altaar des Heren uit zijn knielende houding, waarbij zijn handen naar de hemel uitgebreid waren”. Daniël 6:10 – “Dus schreef koning Darius dat bevelschrift met dat verbod.”
98)
Lucas 22:41 – “En Hij zonderde Zich van hen af, ongeveer een steenworp ver, knielde neder en bad”.
99)
Handelingen 9:40 – “Maar Petrus zond hen allen naar buiten en knielde neder en bad. En hij wendde zich tot het lichaam en zeide: Tabita, sta op! En zij opende haar ogen en zag Petrus en ging overeind zitten”.
100)
Handelingen 7:60 – “En op de knieën vallende, riep hij met luider stem: Here, reken hun deze zonde niet toe! En met deze woorden ontsliep hij. En Saulus stemde in met zijn terechtstelling.”
101)
Johannes 11:41 – “Zij namen dan de steen weg. En Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt.”
103)
Matteüs 26:30 – “En na de lofzang gezongen te hebben vertrokken zij naar de Olijfberg.”
104)
den Dienst Godts
105)
liefheeft
106)
1 Samuël 1:13 – “En omdat Hanna bij zichzelf sprak en slechts haar lippen zich bewogen, maar haar stem niet te horen was, dacht Eli, dat zij dronken was.”
107)
Lib. 1, de orat. dom.
108) , 124)
1 Korintiërs 7:5 – “Onthoudt dat elkander niet, tenzij met onderling goedvinden (en) voor een bepaalde tijd, om u te wijden aan het gebed, maar om daarna weder samen te komen, opdat niet de satan u verzoeke wegens [uw] gemis aan zelfbeheersing.”
109)
Joël 1:14 – “Heiligt een vasten, roept een plechtige samenkomst bijeen; vergadert, gij oudsten, alle inwoners des lands, tot het huis van de Here, uw God, en roept luide tot de Here.” Joël 2:15 – “Blaast de bazuin op Sion, heiligt een vasten, roept een plechtige samenkomst bijeen.”
110)
Handelingen 13:3 – “Toen vastten en baden zij, en legden hun de handen op en lieten hen gaan.”
111)
Matteüs 4:10 – “Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.”
112)
overlegginghe
113)
Efeziërs 3:20 – “Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen”.
114)
Romeinen 10:13 – “Want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.”
115)
Psalm 107:13 – “Toen riepen zij tot de Here in hun benauwdheid, en Hij verloste hen uit hun angsten”.
116)
Jesaja 1:17 – “Leert goed te doen, tracht naar recht, houdt de geweldenaar in toom, doet recht aan de wees, verdedigt de rechtszaak der weduwe.”
117)
Daniël 3:17 – “Indien onze God, die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit uw macht, o koning, bevrijden”.
118)
Daniël 6:22 – “Toen sprak Daniël tot de koning: O, koning, leef in eeuwigheid!” Jesaja 37:36 – “Toen ging de Engel des Heren uit en sloeg in het leger van Assur honderdvijfentachtigduizend man. Toen men vroeg in de morgen opstond, zie, zij allen waren lijken.”
119)
Handelingen 7:55 – “Maar hij, vol van de heilige Geest, sloeg de ogen ten hemel en zag de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods”.
120)
Jakobus 1:6-8 – “Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen.”
121)
wreetheydt
122)
Jesaja 1:15 – “Wanneer gij uw handen uitbreidt, verberg Ik mijn ogen voor u; zelfs wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; uw handen zijn vol bloed.”
123)
1 Petrus 3:7 – “Desgelijks gij, mannen, leeft verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook medeërfgenamen zijn van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden.”
125)
Jakobus 4:3 – “(Of,) gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen.”
126)
Matteüs 6:5 – “En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds.” Matteüs 23:14 – “Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij eet de huizen der weduwen op, terwijl gij voor de schijn lange gebeden uitspreekt. Daarom zult gij zwaarder oordeel ontvangen.”
127)
snapperij
128)
superstitie ofte overgelooffheydt
129)
reuckeloose
130)
onbedachte


Paginahulpmiddelen