Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


“Opdat de één aan de ander de ware godsdienst zou leren, heeft God gewild dat de één met de ander zou verkeren.”
Hoofdstuk 49, vraag 78
institutie:38
Hoofdstuk 38

Dit is een oude revisie van het document!


38. Het laatste oordeel

1. Wat wordt er in de Heilige Schrift onder het woord ‘oordeel’ verstaan?

  1. Oordelen betekent in het algemeen gevoelen, denken, menen. Het woord ‘oordeel’ betekent dus het gevoelen of de mening van het hart.
  2. Vanuit het tegenovergestelde kan men goed begrijpen wat het woord betekent. Oordelen staat immers tegenover behouden. ‘Behouden’ betekent beschermen, verlossen of uit het verderf bevrijden en tot de zaligheid brengen. Daarom betekent ‘oordelen’ veroordelen, verderven en verdoemen of de oorzaak van de verdoemenis bewerkstelligen. In die zin wordt het gebruikt in Johannes 31 En er was iemand uit de Farizeeën, wiens naam was Nikodemus, een overste der Joden; 2 deze kwam des nachts tot Hem en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar; want niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is. 3 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. 4 Nikodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden? 5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. 6 Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest. 7 Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. 8 De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zó is een ieder, die uit de Geest geboren is. 9 Nikodemus antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kan dit geschieden? 10 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Gij zijt de leraar van Israël, en deze dingen verstaat gij niet? 11 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wij spreken van wat wij weten en wij getuigen van wat wij gezien hebben, en gij neemt ons getuigenis niet aan. 12 Indien Ik ulieden van het aardse gesproken heb, zonder dat gij gelooft, hoe zult gij geloven, wanneer Ik u van het hemelse spreek? 13 En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen. 14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, 15 opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. 16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. 17 Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. 18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. 19 Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos. 20 Want een ieder, die kwaad bedrijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat zijn werken niet aan de dag komen; 21 maar wie de waarheid doet, gaat tot het licht, opdat van zijn werken blijke, dat zij in God verricht zijn. 22 Daarna ging Jezus met zijn discipelen naar het land van Judea en Hij vertoefde daar met hen en doopte. 23 Doch ook Johannes doopte, te Enon bij Salim, omdat daar veel water was, en de mensen kwamen daar en lieten zich dopen; 24 want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen. 25 Er rees dan geschil tussen de discipelen van Johannes met een Jood over de reiniging. 26 En zij kwamen tot Johannes en zeiden tot hem: Rabbi, die met u was aan de overzijde van de Jordaan en van wie gij getuigd hebt, zie, die doopt en allen gaan tot Hem. 27 Johannes antwoordde en zeide: Geen mens kan iets aannemen, of het moet hem uit de hemel gegeven zijn. 28 Gij kunt zelf van mij getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet, maar ik ben voor Hem uit gezonden. 29 Die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend van de bruidegom, die erbij staat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap over de stem van de bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld. 30 Hij moet wassen, ik moet minder worden. 31 Die van boven komt, is boven allen; wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt van de aarde. 32 Die uit de hemel komt, is boven allen; wat Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij en zijn getuigenis neemt niemand aan. 33 Wie zijn getuigenis aanvaardt, heeft bezegeld, dat God waarachtig is. 34 Want Hij, die God gezonden heeft, die spreekt de woorden Gods, want Hij geeft de Geest niet met mate. 35 De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven. 36 Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. vers 1717 Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.: “Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele – dat is verdoemen of de oorzaak van hun verdoemenis zijn – maar opdat de wereld door Hem behouden worde.” Daarom wordt het oordeel gelijkgesteld met de oorzaak van de verdoemenis, zoals uit vers 1919 Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos. van hetzelfde hoofdstuk blijkt: “Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht.” Ook oordeel en verdoemenis vallen dan samen. “Die Mijn woord hoort, en gelooft in Hem Die Mij gezonden heeft, doe heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis” (SV).
  3. Oordelen of rechter-zijn betekent ook regeren, heersen zoals blijkt uit Richteren 3:1010 De Geest des Heren kwam over hem, hij richtte Israël en trok uit ten strijde. De Here gaf Kusan-Risataïm, de koning van Aram, in zijn macht, zodat hij de overhand kreeg over Kusan-Risataïm. en andere hoofdstukken. Daarom wordt het woord ‘oordeel’ of ‘gerecht’ gebruikt voor het heersen, de macht1 en de rechtspraak van de vorst; en ook wel voor rechtvaardigheid of datgene wat recht en billijk is.2 Het woord ‘richter’ of ‘rechter’ wordt gebruikt als men de overheid bedoelt.3 Als het woord aan God wordt toegeschreven, gelden de volgende betekenissen:
  4. De algehele heerschappij en besturing waardoor heel de wereld bestaat, in stand gehouden en geleid wordt.4
  5. De regering en onderhouding5 van de gemeente, waardoor de Vader het Evangelie door de Zoon openbaart, de dienst van Zijn Woord onderhoudt, de Heilige Geest geeft, de doden levend maakt, het Koninkrijk (dat is Zijn gemeente) door het Woord bijeenhoudt vanaf het begin van de wereld. “Zie, mijn knecht, die Ik verkoren heb, mijn geliefde, in wie mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal mijn Geest op Hem leggen en Hij zal de heidenen het oordeel verkondigen” (Matteüs 12:1818 Zie, mijn knecht, die Ik verkoren heb, mijn geliefde, in wie mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal mijn Geest op Hem leggen en Hij zal de heidenen het oordeel verkondigen.).
  6. Gods wraak en straf over de zonden en de zondaren.6
  7. Gods geboden en wetten.7

Oordelen betekent: de gebreken en fouten van een ander bestraffen door het voorbeeld van vroomheid en deugd daartegenover te stellen.8 De apostelen zullen over de twaalf stammen van Israël rechtspreken; dat wil zeggen: het geloof of de leer van de apostelen zal aan iedere Israëliet of Jood elke verontschuldiging ontnemen. Zie ook Romeinen 2:2727 Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen, die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt.. Oordelen is in eigenlijke zin het werk van een rechter. Als hij het vonnis uitspreekt, waardoor hij iemand veroordeelt of vrijspreekt. Als hij de schuldige veroordeelt, ‘verdoemt’ hij hem, dat wil zeggen: hij spreekt uit dat de veroordeelde schuldig is aan een bepaald misdrijf. De rechter geeft hem dan over aan degenen die de straf uitvoeren. Of hij ‘rechtvaardigt’ degene die terechtstaat, dat is: de rechter spreekt hem vrij van het kwaad zodat hij niet gestraft hoeft te worden. In deze zin is het oordeel een uitspraak van de Heere, waardoor Hij de uitverkorenen vrijspreekt en uitspreekt dat zij erfgenamen zijn van het eeuwige leven. Maar de verworpenen verdoemt Hij.

2. In hoeveel opzichten is er sprake van het oordeel van de Heere?

In twee opzichten. Er is een specifiek aan de eindtijd voorafgaand verborgen oordeel van tijdelijke aard, dat óf aan velen óf aan iemand in het bijzonder voltrokken wordt. Dat kan in dit leven of in de dood van een ieder zijn. Het oordeel blijkt positief wanneer de Heere in dit leven degenen die Hem toebehoren beschermt zoals de belofte luidt: “De poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen” (Matteüs 16:1818 En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.). Maar het kan ook zijn dat de Heere degenen van Zijn kinderen die van Hem afgedwaald zijn, straft met oorlog, een dure tijd, pestziekte, of een andere ramp, opdat ze met deze wereld niet zullen vergaan.9 Daarom zegt Petrus in zijn eerste brief, hoofdstuk , dat het oordeel bij het huis Gods begint. Het kan ook zijn dat de Heere de ziel van deze dwalende kinderen in de hemel opneemt. Van de goddelozen daarentegen worden de zonden niet vergeven, maar God straft hen daarvoor op verschillende manieren, en ten slotte geeft Hij hun ziel over aan de satan om hen te pijnigen.10 Daarnaast is er het algemene, voor ieder publieke laatste en eeuwige oordeel dat voltrokken zal worden op de jongste dag, wanneer de lichamen worden opgewekt. Voornamelijk over dit oordeel zullen we in dit hoofdstuk spreken.

3. Wat zijn de argumenten waaruit blijkt dat er een algemeen en laatste oordeel gehouden zal worden?

  1. Het oordeel en de opstanding zijn zo innig met elkaar verbonden dat het niet zó kan zijn dat God al de doden gaat oordelen zonder dat Hij hen tegelijk van de doden opwekt. En het doel van de opstanding kan niet anders worden geformuleerd dan dat God alle mensen ten oordeel roept. Dan scheidt Hij de schapen van de bokken, het koren van het kaf, en de vromen van de goddelozen.11
  2. Een argument is ook een principe waar we vanuit onze natuur besef van omdragen. Dat principe leert ons dat God rechtvaardig is en dat het daarom de goeden goed en de slechten tot in eeuwigheid slecht moet gaan. Dit vindt niet in dit leven plaats, want er zijn veel goddelozen die allerlei slechts bedrijven en door God toch niet in dit leven gestraft worden. Er zijn ook veel godvrezende mensen die God oprecht dienen maar hier op aarde alleen maar verdriet kennen, laat staan dat ze nú al in dit leven door God beloond worden. Hieruit kan dus niets anders volgen dan dat er beslist een oordeel zal komen. Daarin zal het met de slechten slecht aflopen en de goeden zullen het loon van hun godzalig leven ontvangen.
  3. Het wordt echter nog veel stelliger bewezen door de getuigenissen in de Heilige Schrift. Zie Psalm 91 Voor de koorleider. Op de wijze van: De dood van de zoon. Een psalm van David. 2 Ik zal U loven, Here, met mijn ganse hart, ik wil al uw wonderen verhalen; 3 in U wil ik mij verheugen en juichen, uw naam psalmzingen, o Allerhoogste, 4 nu mijn vijanden terugdeinzen, struikelen en vergaan voor uw aangezicht. 5 Want mijn pleitzaak en mijn geding hebt Gij berecht, als rechtvaardig rechter de rechterstoel bestegen. 6 Gij hebt de volken gedreigd, de goddelozen te gronde gericht, hun naam hebt Gij uitgewist voor altoos en immer; 7 de vijanden zijn weg - eeuwige puinhopen - , want steden hebt Gij verwoest, zelfs hun gedachtenis is vergaan. 8 Maar de Here zetelt voor eeuwig, zijn rechterstoel heeft Hij ten gerichte gezet; 9 ja, Hij oordeelt de wereld in gerechtigheid, Hij richt de natiën in rechtmatigheid. 10 Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. 11 Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here. 12 Psalmzingt de Here, die op Sion woont, verkondigt onder de volken zijn daden; 13 Want Hij, die de bloedschuld wreekt, gedenkt hunner, het geroep der ellendigen vergeet Hij niet. 14 Wees mij genadig, Here; zie mijn ellende, door mijn haters mij berokkend, Gij, die mij opheft uit de poorten des doods, 15 opdat ik verhale al uw roemrijke daden, in de poorten der dochter van Sion juiche over uw heil. 16 De volken zijn verzonken in de kuil die zij dolven; in het net dat zij verborgen, raakte hun voet verward. 17 De Here deed Zich kennen, Hij handhaafde het recht; in het werk van zijn handen is de goddeloze verstrikt. higgajon, sela 18 De goddelozen keren om naar het dodenrijk, al de volken die God vergeten. 19 Want niet voorgoed blijft de arme vergeten, niet voor immer gaat de hoop der ootmoedigen teloor. 20 Sta op, Here, laat de sterveling niet zegepralen, laat de volken voor uw aanschijn gericht worden. 21 Jaag hun schrik aan, Here, zodat de volken erkennen, dat zij stervelingen zijn. sela. vers 88 Maar de Here zetelt voor eeuwig, zijn rechterstoel heeft Hij ten gerichte gezet.: “Maar de HERE zetelt voor eeuwig, zijn rechterstoel heeft Hij ten gerichte gezet, ja, Hij oordeelt de wereld in gerechtigheid, Hij richt de natiën in rechtmatigheid.” En in Psalm 50:11 Een psalm van Asaf. De God der goden, de Here, spreekt en roept de aarde vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat. lezen we: “De God der goden, de HERE, spreekt en roept de aarde vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat (…). Onze God komt en zal niet zwijgen” om alle mensen te oordelen. “Ziet, de HERE zal komen als vuur” (Jesaja 66:1515 Want zie, de Here zal komen als vuur en zijn wagens zullen zijn als een storm, om zijn toorn te openbaren in gloed en zijn dreiging in vuurvlammen.). Zie ook Matteüs 25:3131 Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid., waarna vervolgens de hele gang van zaken in het oordeel wordt weergegeven. “Want er is niets verborgen, dat niet aan het licht zal komen” (Lucas 8:1717 Want er is niets verborgen, dat niet aan het licht zal komen, en niets geheim, dat niet zal bekend worden en aan het licht komen.). “Het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage” (Johannes 12:4848 Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage.). “Ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt” (Romeinen 2:1616 ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus.). “Ieders werk zal aan het licht komen” (1 Korinthe 3:1313 Hun keel is een open graf, met hun tong plegen zij bedrog, addergif is onder hun lippen.). “En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel …” (Hebreeën 9:2727 En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel.). “Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden, om over allen de vierschar te spannen en alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken” (Judas, vers 1414 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?).
  4. In de apostolische geloofsbelijdenis belijden we dat Christus zal komen om te oordelen de levenden en de doden.

4. Wat is het laatste oordeel?

Het is een gerichtsdaad van Christus op de jongste dag, direct na de opstanding van de doden, als Hij met grote majesteit en heerlijkheid het oordeel over alle mensen zal uitspreken. Hij zal de uitverkorenen scheiden van de verworpenen; de eersten zal Hij vrijspreken tot het eeuwige leven, en de laatsten zal Hij veroordelen tot het eeuwige vuur.

5. Welke werkende oorzaken ven het toekomende oordeel zijn er?

Allereerst de eeuwige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, de ene God – Hij heeft de macht om recht te spreken, en bezit de heerschappij over alle dingen. Hij heeft het gezag om te oordelen en besluit daar Zelf toe. “Een Oude van dagen zette Zich neder (…) De vierschaar zette zich neder, en de boeken werden geopend” (Daniël 7:99 Terwijl ik bleef toekijken, werden tronen opgesteld, en een Oude van dagen zette Zich neder; zijn kleed was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol; zijn troon bestond uit vuurvlammen, de raderen daarvan uit laaiend vuur. en 10). Als de Heilige Geest zal gekomen zijn, “zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel” (Johannes16:8). De bewegende oorzaak in de ongelovigen wordt gevormd door de erfzonde, de daadwerkelijke zonde die tegen Gods wet wordt begaan, en het verachten van het Evangelie. En in God is de bewegende oorzaak Zijn volkomen rechtvaardigheid, die de ongerechtigheid straft en de godzaligheid naar Zijn eeuwig besluit verdedigt en handhaaft. Wat echter de manier betreft waarop het oordeel wordt uitgevoerd, is Christus, de Zoon van God, als de Mens of de Zoon des mensen de uitvoerende oorzaak van het oordeel, oftewel: Hij zal de Rechter zijn. Híj zal Rechter zijn Die voor de rechter gestaan heeft. Híj zal oordelen, Die veroordeeld is geweest. Zo zullen de goddelozen Zijn heerlijkheid moeten zien, waar ze eerst Zijn nederigheid veracht hebben. “De Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven” (Johannes 5:2222 Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven.). “Hij heeft Hem macht gegeven om gericht te houden, omdat Hij de Zoon des mensen is.” (Johannes 5:2727 En Hij heeft Hem macht gegeven om gericht te houden, omdat Hij de Zoon des mensen is.). “Hij heeft ons geboden het volk te prediken en te betuigen, dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden” (Handelingen 10:4242 en Hij heeft ons geboden het volk te prediken en te betuigen, dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden.). “Hij [heeft] een dag bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken” (Handelingen 17:3131 omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken.). “Ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus” (Romeinen 2:1616 ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus.). “Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap” (2 Timoteüs 4:11 Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap.). De engelen zullen Christus’ dienaars zijn. Ze zullen Hem ten dienste staan om het oordeel uit te voeren. Zij zullen immers alle volkeren voor Hem bijeen laten komen. Zij zullen de uitverkorenen scheiden van de verworpenen. Ze zullen de uitverkorenen opnemen in de lucht, Christus tegemoet; en de verworpenen zullen ze met de duivel en al zijn engelen in het eeuwige vuur werpen.

6. Zal dan de Zoon Rechter zijn en het oordeel uitvoeren zónder de Vader en de Heilige Geest?

… fol. 200 II rechterkolom.

1
gheweldt
2
Lucas 11:42 – “Maar wee u, Farizeeën, want gij geeft tienden van de munt en de ruit en van alle kruiden, en gij gaat voorbij aan het oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen en het andere niet nalaten.”
3
Exodus 2:14 – “Deze echter zeide: Wie heeft u tot overste en rechter over ons aangesteld? Denkt gij soms mij te doden, zoals gij de Egyptenaar gedood hebt? Daarop werd Mozes bevreesd, want hij dacht: Voorwaar, de zaak is bekend geworden.”
4
Johannes 5:22,30 – “Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven, (...) Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.” Genesis 18:25 – “Het zij verre van U, aldus te handelen, de rechtvaardige te doden met de goddeloze, zodat de rechtvaardige zou zijn gelijk de goddeloze; verre zij het van U; zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?”
5
wel-ghestelden standt
6
1 Petrus 4:17 – “Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods?”
7
Psalm 19:9 – “De bevelen des Heren zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des Heren is louter, het verlicht de ogen.” Psalm 119:13,30 – “Met mijn lippen verkondig ik alle verordeningen van uw mond. (...) Ik verkies de weg der waarheid, Ik stel uw verordeningen voor mij.”
8
Lucas 22:29 – “En Ik beschik u het Koninkrijk, gelijk mijn Vader het Mij beschikt heeft”. Matteüs 12:27,41,42 – “En indien Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan? Daarom zullen zij rechters over u zijn. (...) De mannen van Nineve zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en zie, meer dan Jona is hier. De koningin van het Zuiden zal in het oordeel optreden met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo is hier.” Matteüs 19:28 – “Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten.”
9
1 Korintiërs 11:31 – “Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen.”
10
Lucas 16:22-29 – “Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam. Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn. En bij dit alles, er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen. Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broeders. Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen. Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.”
11
Matteüs 25:33 – “En Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand.”


Paginahulpmiddelen