Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:39

Het eeuwige leven

1. Hoe spreken theologen over het (eeuwige) leven?

Ze onderscheiden:

  1. Het leven van de ziel. De apostel Paulus noemt het zo omdat de ziel het meest wezenlijke van de mens is, waardoor goede en slechte mensen hier op aarde kunnen samenleven, elkaar kunnen liefhebben, aanvoelen en begrijpen. Dit leven wordt ook wel het lichamelijke, tijdelijke of natuurlijke leven genoemd. Hiertegenover staat de eerste of natuurlijke dood die de scheiding is van ziel en lichaam.
  2. Het leven der genade. Alleen kinderen van God verkrijgen dit leven als ze inwoners zijn van het geestelijk koninkrijk van Christus in deze wereld. Dit leven wordt door zijn voortreffelijkheid ook wel “het leven uit God” genoemd. Het komt, net als alle leven, van God. De gelovigen hebben er deel aan en ervaren het als een groot voorrecht. Om dezelfde reden wordt het ook wel het “leven van Christus” genoemd. Christus leeft door het geloof en door Zijn Heilige Geest in Zijn kinderen, waardoor ze een leven leiden dat met de wil van God overeenkomt. Omdat het innerlijk van de mens wordt vernieuwd, het verstand verlicht en de wil en het gevoel worden bewogen, wordt het ook wel het “nieuwe christelijke leven” genoemd. We kunnen dan spreken van een “nieuw schepsel”; een nieuwe mens met een bovennatuurlijk en geestelijk leven. Dit leven staat tegenover de oude mens, die dood is in de zonde.
  3. Het leven der heerlijkheid. Wanneer de ziel in het toekomende weer met het lichaam verenigd is, zal het een eenheid zijn die de apostel beschrijft als een “geestelijk lichaam”. Het gaat dan niet om de essentie, maar om de uiterlijke verschijningsvorm zoals verklaard wordt in 1 Korintiërs 15:4444 Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam. : "Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam." Hierdoor zullen de gelovigen in eeuwigheid leven; dit leven is in Christus verkregen en zal wanneer het einde van de wereld er is, geopenbaard worden. In dit verband spreekt men ook wel over de “tweede dood”, die ook eeuwig genoemd wordt. We zullen er hierna nog meer over zeggen.

2. Op hoeveel manieren kan men over het eeuwige leven spreken?

Op twee manieren:

  1. Door er in overdrachtelijke [metonymische] zin over te spreken. In die zin is het een weg, een manier om het hemelse leven te verkrijgen; zoals beschreven wordt in Johannes 3:1616 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.: "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe" en in Johannes 17:33 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.: "Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt." Hierbij moeten we ons realiseren dat de woorden "U” en “Jezus Christus, die Gij gezonden hebt" in dit tekstgedeelte de onderwerpen zijn, en de woorden "de enige ware God" verklaren wie deze twee zijn, en dat deze woorden door Christus zelf worden uitgesproken. 1 Johannes 5:2020 Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.: "Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven." Dit is een werkende oorzaak in zoverre Hij God is. Maar als méns is Hij voor ons gestorven. Op die manier is Hij mens voor ons geworden, en is de zonde, (die een oorzaak van de dood is) in Zijn vlees verzoend. Anderzijds is Hij de werkende oorzaak door Zijn voorbede, Zijn wil en de kracht van Zijn offer; omdat Hij ons zijn vlees heeft gegeven en mét dit vlees de vergeving van de zonden en het eeuwige leven. Het is ook een instrument waardoor God ons levend maakt en aan Zijn Beeld gelijkvormig. In deze zin begint het eeuwige leven in de gelovigen al in dit leven.
  2. Door gelovige toe-eigening van de belofte dat gelovigen op aarde en degenen die de zaligheid al genieten, deel zullen hebben aan het eeuwige leven. We lezen daarover in Johannes 3:1616 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.: "Opdat een ieder, die in Hem (Christus) gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe." En in Titus 3:77 opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens.: "Opdat wij (…) erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens."

3. Hoe kan men bewijzen dat er een eeuwig leven is?

  1. Uit de natuur van God. Omdat God onveranderlijk is en eeuwig leeft, trekken we de logische conclusie dat er een eeuwig leven is.
  2. Het volgt uit wat de ziel in wezen is. Omdat ze onsterfelijk is, volgt daaruit dat er na dit leven nog een leven is waar de ziel, hoewel van het lichaam gescheiden, zelfstandig voortleeft en God daar kent, eert en dient.
  3. Uit de opstanding der doden. Het zou niet nodig zijn dat er een opstanding is als er geen leven zou zijn waarin men zal voortleven. En nog belangrijker zijn de uitspraken van God de Vader en Christus over de voorzienigheid, over de rechtvaardigheid van God, over de onsterfelijkheid van de ziel, over de opstanding van de lichamen en over het laatste oordeel. Die uitspraken kunnen niet waar zijn als het eeuwige leven er niet werkelijk is.
  4. Uit het “handschrift van God” dat hij in het verstand van ieder mens heeft geschreven; want ons verstand zegt ons dat er een laatste oordeel zal zijn. Goddelozen worden daardoor met een bange vrees bevangen en christenen die “in hope zalig worden” verkwikt en verheugd.
  5. Uit de bewijstekst die we in 1 Korintiërs 15:1919 Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. vinden: "Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen.” Het geloof steunt dus niet op de dingen van dit tijdelijke leven.
  6. Uit de getuigenissen in de Schrift. Bijvoorbeeld in Daniël 12:22 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.: "Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen." Ook in Matteüs 25:4646 En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.: "En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven." In Johannes 10:2828 en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven.: "en Ik geef hun (mijn schapen) eeuwig leven.” In Hebreeën 13:1414 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.: "Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige." En in 1 Johannes 2:2525 En dit is de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven.: "En dit is de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven."
  7. Uit de voorbeelden die de Schrift geeft. Henoch, en later Elia, zijn zonder te sterven in dit eeuwige leven opgenomen en zijn daarmee onderpanden en voorbeelden geweest van de zekere hemelvaart van Christus: "Wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.” In Johannes 14:33 en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben. en 17:2424 Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt - Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld. staat ten slotte: “Ik wil, dat waar Ik ben, ook zij (de gelovigen) bij Mij zijn."
  8. Het is ten slotte een artikel van onze Apostolische Geloofsbelijdenis: “Ik geloof een eeuwig leven.”

4. Hoe wordt het eeuwige leven in de Schrift ook wel genoemd?

Het eeuwige leven wordt ook wel aangeduid als:

5. Maar waarom wordt dit leven eeuwig genoemd?

Omdat dit leven niet tijdelijk is of een eindige periode beslaat. Te midden van alles wat verandert zal het onveranderlijk zijn. Hoewel het een begin heeft, zal het nimmer ontnomen worden aan wie het eenmaal gegeven is. Het zal in alle eeuwigheid zonder einde voortduren.

6. Wat is het eeuwige leven?

Het is een zich bevinden in een staat van heerlijkheid waarin de uitverkorenen na de toekomende opstanding van de doden met Christus hun Hoofd volkomen verenigd zullen zijn. In de hemel zullen ze God en de engelen kennen op een wijze die we niet in woorden kunnen uitdrukken of hier op aarde kunnen genieten. Maar wij zullen het hoogste goed dat ons door Christus bereid is, eeuwig loven en prijzen, en met lichaam en ziel Zijn beeld gelijkvormig worden.

Men kan ook zeggen dat het eeuwige leven de toestand van de gezaligden is waarin ze een volmaakte kennis van God en Zijn rechtvaardigheid zullen hebben. Een leven in volkomen vreugde waar geen verdriet en moeite, zonde en dood, pijn en droefheid, smart en verzuchting zijn zal. Samengevat: Het eeuwige leven is een volmaaktheid van ziel en lichaam waarin niets onvolmaakts zal zijn. Onder Zijn heerschappij en welbehagen zullen alle dingen de wil van onze Schepper en Verlosser volkomen dienen.

7. Wat zijn de oorzaken van het eeuwige leven?

De voornaamste oorzaak is God. Hij schenkt ons naar Zijn barmhartigheid en genadige goedheid en naar Zijn wil een aandeel aan het eeuwige leven, door onze Middelaar Christus (Johannes 6:4040 Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.; 1 Johannes 5:1111 En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. . De verdienende en werkende oorzaak is Christus alleen (Johannes 14:66 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.). Het evangelie is de instrumentele oorzaak omdat het deze genade openbaart en toepast.

De werkende oorzaak is het geloof (1 Petrus 1:99 daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen.).

De verzegelende oorzaak is de Heilige Geest. Onze goede werken en onze verdrukkingen zijn geen verdienende oorzaak, maar een weg tot het Koninkrijk, zegt Bernardus van Clairvaux. En wij moeten door veel verdrukkingen het Koninkrijk van God binnengaan (Handelingen 14:2222 om de zielen der discipelen te versterken en hen te vermanen om te blijven bij het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan.).

8. Waarom zegt Christus in Matteüs 7:14 dat de poort nauw is en de weg smal die tot het leven leidt?

  1. Omdat de toegang tot het eeuwige leven voor het menselijke verstand onbekend en niet te doorgronden is. Maar Christus heeft het ons verklaard.
  2. Omdat de toegang tot dit leven alleen door Christus is.
  3. Omdat betrekkelijk weinig mensen door die nauwe poort gaan en die smalle weg bewandelen. We kunnen de weg van de deugd vergelijken met de weg die de zondaren gaan; weinigen leiden een deugdzaam leven.
  4. Omdat het leven van het geloof voor het menselijk vlees niet aangenaam is, en zwaar valt vanwege het kruis en het verloochenen van zichzelf tegenover degenen die het geloof tegenstaan. Daarom is de weg van het geloof eng en smal. Niet voor alle mensen, want voor de uitverkorenen is die weg breed en zelfs weids.

9. Hoe kunnen we ons het eeuwige leven voorstellen?

In materiële zin is God het eeuwige leven, in formele zin is het de kennis Gods zelf; voor zover we het zien op Hem en onze aanneming tot kinderen zullen kunnen doorgronden. Want hoewel we met zeer veel blijdschap van het gezelschap, het voorkomen en de gesprekken met de engelen en gezaligden zullen genieten, zullen we daarmee tóch niet tevreden zijn en erin berusten, maar alleen in het zeer aangename aanschouwen en genieten van God om Christus wil (Matteüs 5:88 Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.; 1 Johannes 3:22 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.).

Ook de zaligheid van de engelen bestaat uit het genieten en aanschouwen van God. Het is als het geluksgevoel van een hoveling aan het hof van de koning wanneer deze, om zijn waardering te laten blijken, hem vriendelijk en welwillend aankijkt en belangstellend naar zijn welbevinden vraagt. Zo zullen wij ook al in dit leven Christus kennen als de bewerker van onze zaligheid, en Hem volgen waar Hij ook heengaat. We zullen Hem volgen en nooit meer van Hem afdwalen.

10. Maar we genieten God toch al in dit leven en ons geloofsoog ziet Hem toch op deze aarde?

Jazeker. We belijden daarom dat het eeuwige leven nu al in ons begonnen is. Het is echter wel een raadsel; de geschapen werkelijkheid ligt er als een duistere sluier overheen. Wij komen daardoor niet tot een helder aanschouwen. Paulus verklaart daarom in 1 Timoteüs 6:1616 die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen. dat Hij, de Here der heren, “onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan.”

Wat wij zien van God komt ten eerste door ons natuurlijk inzicht in de geschapen werkelijkheid; we zien Hem als in een spiegel waarin een zekere glans van de Godheid oplicht.

Ten tweede zien we Hem in die spiegel op een figuurlijke wijze. Zijn Goddelijke heerlijkheid wordt bijvoorbeeld in Jesaja 6:1-21 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. 2 Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij. uitgebeeld: “In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij.” En Mozes heeft de Here slechts van achteren gezien en niet zijn aangezicht, Gods eigen majesteit zag hij niet (Exodus 33:2323 Dan zal Ik mijn hand wegnemen en gij zult Mij van achteren zien, maar mijn aangezicht zal niet gezien worden.).

En ten derde kunnen we door ons geloofsinzicht de wil en de werken van de Vader en de Zoon herkennen en kennen. Christus spreekt daarover in Johannes 14:99 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader?: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.” Maar eens, in de heerlijkheid, als onze lichamen opgewekt zijn, zullen we God zien zoals Hij is (1 Johannes 3:22 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.). Op een wijze die wij nu nog niet kunnen begrijpen, zullen we zijn grootheid en heerlijkheid zien. Niet bedekt, maar veel helderder dan Mozes Hem op de berg van aangezicht tot aangezicht heeft gezien (Exodus 33:1111 En de Here sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend; dan keerde hij terug naar de legerplaats. Maar zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jonge man, week niet uit de tent.). Veel heerlijker dan onze eerste voorouders God vóór de zondeval hebben gezien (Openbaring 22:33 En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren.).

11. Zullen we elkaar in het eeuwige leven herkennen?

Jazeker, want we zullen vervuld zijn van de Heilige Geest en wijsheid, we zullen als Adam voor de val zijn toen hij de zuiverheid van Gods beeld nog droeg. Hij herkende Eva hoewel hij haar nog nooit gezien had en niet wist hoe ze tot aanzien was geroepen (Genesis 2:2323 Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal "mannin" heten, omdat zij uit de man genomen is.). Zo heeft Petrus op de berg, toen hij nog bekleed was met zijn sterfelijk lichaam, alleen maar een indruk gekregen van het eeuwige leven van Mozes en Elia. Hij had ze tevoren nooit gezien maar hen door een innerlijke openbaring herkend (Matteüs 17:3,43 En zie, hun verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken. 4 Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Here, het is goed, dat wij hier zijn; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een.).

12. Wie zijn er voorbestemd tot het eeuwige leven?

Een bepaald aantal mensen uit verschillende landen en volkeren zijn persoonlijk voorbestemd. In de Bijbel wordt gezegd: “Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard” (Romeinen 11:77 Wat dan? Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard.). Alleen de gezegenden van de Vader (Matteüs 25:3434 Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.), ofwel de uitverkorenen, dus degenen die in Christus geloven, zullen zalig worden. Gelovigen, die doen wat Zijn Vader wil en die hun geloof door de werken bewijzen, zowel mannen als vrouwen, zijn mede-erfgenamen van de genade van het eeuwige leven.

13. Wat kunnen we zeggen over de aard van het eeuwige leven?

Ons verduisterd verstand kan het wezenlijke van het eeuwige leven niet bevatten. De volkomen kennis ervan zullen we pas in het eeuwige leven zelf verkrijgen; het is nu nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen (1 Johannes 3:22 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.). Laten we tevreden zijn met wat de Heilige Schrift meedeelt over wat het eeuwige leven is en de heerlijkheid ervan:

  1. In het eeuwige leven zal het functioneren van lichaam en ziel in alle opzichten volmaakt zijn; want de zonde van zowel de ziel als het lichaam zal geheel teniet zijn gedaan. We zullen verlost zijn van de dood, verdorvenheid en ellende. Er zal geen ouderdom of sterfelijkheid zijn, geen droefheid, smart, ziekte of pijn, geen armoede of gebrek en geen klacht zal meer gehoord worden. “Er zal een gezonde eeuwigheid en een eeuwige gezondheid zijn," zegt Bernardus. De rechtvaardigen beërven het land en wonen daarin voor immer” (Psalm 37:2929 De rechtvaardigen beërven het land en wonen daarin voor immer.). Hun zaligheid zal in de Heere zijn. Dat volkomen leven zal moeiteloos zijn, want ons lichaam en ziel zullen van de Heilige Geest ontvangen wat nodig is. Er zal een volmaakte kennis zijn van alle dingen, want wij zullen verkeren in het eeuwig licht van de Vader der Lichten, en de wijsheid van God zelf zal ons verklaard worden.
  2. In dat gelukzalige eeuwige leven zal men geen enkel gebrek ervaren. Want er zullen geen hulpmiddelen als rust, voedsel, drank, kleding, het licht en de warmte van de zon of de koelte van de maan nodig zijn. Deze dingen zullen in het toekomende leven onnodig zijn, want El Shaddai, de almachtige God, zal dan alles en in allen zijn en met Zijn goedheid alles als een mantel bedekken. De genade van God zal ons genoeg zijn, we zullen voor Hem leven en door Hem verzadigd worden uit Zijn volheid en heerlijkheid, en Hij zal ons laven uit de Fontein van leven en vreugde (1 Korintiërs 15:2828 Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.).
  3. Het zal een bijzonder heerlijk leven zijn, want we zullen niets anders zien dan de heerlijkheid en de verheerlijking van de enige ware drie-enige God. We zullen heilig zijn zoals God heilig is; want wij zullen Hem gelijk zijn, hoewel niet even-gelijk. (1 Johannes 3:22 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.). En de gemeente zal zonder vlek of rimpel zijn, geheel heilig en onbesmet (Efeziërs 5:2727 en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet.).
  4. Het eeuwige leven zal zeer aangenaam zijn. De uitverkorenen zullen alles bezitten wat zij wensen – want, zegt Bernardus: “Al wat wij liefhebben zal er zijn en wat er niet is zullen wij niet wensen.” We zullen door het voortdurend aanschouwen van God en de tegenwoordigheid van Christus, naar lichaam en ziel met een “overvloed van vreugde” vervuld zijn (Psalm 16:1111 Gij maakt mij het pad des levens bekend; overvloed van vreugde is bij uw aangezicht, liefelijkheid is in uw rechterhand, voor eeuwig.). Voor de reeds gestorvenen geldt: “Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld” (Psalm 17:1515 Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld.). Hoe groot zal het genieten van de zaligheid zijn in het aanschouwen van het hoogste goed waarin alle geestelijke goederen en liefelijkheden samenvallen. De Heilige Geest zal in de uitverkorenen een voortdurende en onuitsprekelijke vreugde verwekken. Een eeuwige blijdschap zal hierdoor ontstaan die niemand ons ontnemen kan.
  5. We zullen deel krijgen aan de Goddelijke natuur. Niet door de instorting van iets van het Goddelijk wezen, maar door het ontvangen van Goddelijke eigenschappen als onsterfelijkheid, eerlijkheid, deugdzaamheid, wijsheid en rechtvaardigheid. Ze vormen de witte, lange, zijden, zuivere en blinkende klederen waarmee de uitverkorenen bekleed zullen worden.
  6. We moeten in dit verband ook letten op de eigenschappen van ons verheerlijkte lichaam. Het zal bekleed worden met een zeer grote schoonheid en majesteit. Ons vernederde lichaam zal gelijkvormig zijn aan het verheerlijkte lichaam van Christus (Filippenzen 3:2121 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.). De rechtvaardigen zullen stralen als de zon en blinken als de glans van het uitspansel (naar Daniel 12:3.).
  7. De uitverkorenen zullen de overwinning behaald hebben op duivel, dood en hel. Ze zullen in volmaakte vrede verenigd worden met alle heiligen, omgang hebben met de heilige engelen en volkomen liefde beoefenen met God en hun naaste. Want ze zullen geen eigen wil hebben; hun wil zal volkomen samenvallen met de wil van God. Alles zal met hun wil in overeenstemming zijn. Er zal ook een zoet gezang klinken, want ze zullen zingen met de engelen en God zonder ophouden loven en prijzen. Er zal een overvloed zijn van wat voor lichaam en ziel nodig is. “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgeklommen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben” zal daar zijn (1 Korintiërs 2:99 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.). Wie zou niet wensen door de dood in te gaan en met Christus te zijn?

14. Zullen de uitverkorenen in een gelijke mate delen in de eeuwige heerlijkheid?

Neen, maar zoals als God in dit leven Zijn gaven aan de uitverkorenen niet in gelijke mate schenkt, zo zal Hij zijn gaven in de hemel aan zijn uitverkorenen ook niet in gelijke mate schenken. Christus spreekt er in het bijzonder tot Zijn apostelen over (Matteüs 19:2828 Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten.). En Paulus is er zeker van dat er een bijzondere kroon voor hem is weggelegd voor zijn arbeid (1 Tessalonicenzen 2:1919 Want wie is onze hoop of blijdschap of erekrans voor onze Here Jezus bij zijn komst, wie anders dan gij?). Zie ook Daniël 12:33 En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos.. De Schrift belooft de gelovigen niet alleen het eeuwige leven, maar een ieder daarbij een bijzonder loon naar werken. Deze evenredigheid kan men waarschijnlijk ook betrekken op het verderf als het tegendeel van het eeuwige leven. In dit verband wijzen we op de woorden van Paulus in 1 Korintiërs 15:4141 De glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster verschilt van de andere in glans..

15. Wanneer begint het eeuwige leven?

Het eeuwige leven vangt al tijdens dit leven in het hart van de gelovigen aan als de Heilige Geest, door de verkondiging van het Woord, hun verstand verlicht met de ware kennis van God en hun wil ombuigt om Zijn geboden nauwgezet na te leven. Ja, zij gevoelen het onderpand van het toekomende leven en hebben er een voorsmaak van (Efeziërs 1:44 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht.). Daaruit ontstaat een hoop, die de gelovigen niet kan bedriegen (Romeinen 5:2-52 door wie wij ook de toegang hebben verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. 3 En niet alleen (hierin), maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, 4 en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; 5 en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is.). Door het geloof in Christus zijn we overgegaan van de dood in het leven. We zullen dit leven door hoop erfelijk bezitten (Romeinen 8:2424 Want in die hoop zijn wij behouden. Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet?). Dit is zo zeker alsof het nu al werkelijk is gegeven. Evenwel zullen we het volle bezit en de volkomenheid ervan pas verkrijgen op de tijd die God alleen bekend is. Christus zelf zal dan vanuit de hemel verschijnen om ons te verlossen, en het getal van degenen die zalig zullen worden, vol maken.

16. Genieten de zielen van de gelovigen direct na hun sterven al de volmaakte en volkomen zaligheid?

Laten we tevreden zijn met de wetenschap dat direct na de scheiding van lichaam en ziel de zielen van de gelovigen zullen terugkeren tot God die ze hun gegeven heeft (Prediker 12:77 en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.). En ook omdat de ziel, nadat zij van het lichaam losgemaakt is, met Christus in het paradijs zal zijn; in de vrede, in de rust, in de vertroosting, in de verkoeling, zonder vrees of zorg. Geborgen in Gods hand zal hen geen leed meer worden aangedaan. Ze zullen deelnemen aan de verheerlijking van de Naam van God. Hoewel niet gezegd mag worden dat het meteen al een volmaakte gelukzaligheid zal zijn. Het is slechts het begin van de zaligheid, want de zielen der gelovigen verwachten de opstanding van het lichaam en de volkomen genieting van alle hemelse goederen die God beloofd heeft aan degenen die Hem liefhebben (2 Timoteüs 4:88 voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.; Openbaring 6:9-119 En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. 10 En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? 11 En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij.). Daartegenover staat wat Petrus in 2 Petrus 2:99 dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen. zegt: De onrechtvaardigen zullen gestraft worden door het ontnemen van hun leven of door andere straffen. Ze zullen bewaard worden tot het laatste oordeel, om dan gepijnigd te worden met veel zwaardere straffen en kwellingen, te weten: eeuwige, naar lichaam en ziel.

17. Waar zullen we eeuwig leven?

Niet op de aarde zoals die nu is, niet in de wolkenlucht of in de “hemelse gewesten” waar nog dood, angst en verschrikking, zonde, machten van de duisternis en boze geesten heersen; want die zullen smelten en vergaan, maar de gezaligden zullen leven in de hemel der hemelen, in de hoogste hemel, waarnaar Christus als mens is opgevaren en “hoger geworden is dan de zichtbare hemelen”. Dit is de “derde hemel” waarin Paulus werd opgenomen en die hij in 2 Korintiërs 12:2-42 Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden - of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het - dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel. 3 En ik weet van die persoon - of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het - 4 dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken. als het paradijs aanduidt. Maar ná het laatste oordeel of de “wederoprichting aller dingen” zal de plaats waar de gezaligden eeuwig zullen wonen niet alleen in de hemel, maar ook op de nieuwe aarde zijn. Want Petrus zegt: “Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont” (2 Petrus 3:1313 Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.). Zie ook Jesaja 65:1717 Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen. en Openbaring 21:11 En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer..

18. Wat is het doel van het eeuwige leven?

  1. Het eerste doel is dat God zijn genade daadwerkelijk aan zijn uitverkorenen wil bewijzen.
  2. De gelovigen zullen verder de volle vrucht van het lijden en de dood van Christus genieten.
  3. Ze zullen loon naar werken verkrijgen.
  4. Ze zullen in het eeuwige leven Gods onmetelijke barmhartigheid erkennen en Hem eindeloos aanschouwen. Hij is immers de vervulling van hun hartstochtelijk en vurig verlangen. Ze zullen Hem zonder vermoeid te worden eeuwig loven en prijzen.

19. Wat zijn de vruchten van het eeuwige leven?

  1. We zullen als de engelen zijn; niet wat hun wezen betreft, maar wel voor wat betreft de bijzondere kenmerken van hun dienst.
  2. De gelovigen zullen deel krijgen aan de verheerlijkte menselijke natuur van Christus. We zullen met Hem als priesters, profeten en koningen regeren, hoewel Zijn heerlijkheid op een voor ons nog verborgen wijze de onze onuitsprekelijk ver zal overtreffen.

20. Wat is het nut van de leer over het eeuwige leven?

  1. Deze leer zal ons troost bieden wanneer we in dit leven gebukt gaan onder allerhande ellende en ongerechtigheid.
  2. Ze matigt de droefheid om geliefden die ons door de dood ontvallen.
  3. Ze vermindert de angst en de schrik voor de dood omdat we geloven dat wij na ons verscheiden een beter leven verkrijgen zullen. We mogen denken aan wat geschreven staat in Openbaring 14:1313 En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na.: "Zalig zijn de doden, die in de Here sterven van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van al hun moeiten…"
  4. Deze leer zet ons aan om God in alles te gehoorzamen, te dienen en liefde te bewijzen aan onze medegelovigen met wie wij in de hemel altijd zullen verkeren.

21. Wat is strijdig met de leer van het eeuwige leven?

  1. De ongerijmde denkbeelden van Democritus, Epicurus, Plinius, Galenus en andere wijsgeren die de leer van het eeuwige leven belachelijk maken en leren dat alle dingen met het sterven van ons lichaam vergaan.
  2. De nieuwsgierige vragen van de roomsen, die ze opwerpen in hun veronderstellingen over de rangorde waarin de heiligen in het eeuwige leven zullen staan. Van hen komt ook het verzinsel dat wie kuis zijn in het huwelijksleven dertig vruchten zullen verkrijgen, de weduwen en de weduwnaars die zich van het huwelijk onthouden zestig en de maagden honderd, of zelfs gouden kronen.
  3. De dwalingen van hen die vooruitlopend op het toekomende leven willen weten wat men in de hemel doet, maar tegelijk verzuimen de weg te bewandelen waarlangs men in de hemel komt.
  4. De waandenkbeelden van sommige kerkvaders als Ireneüs, TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. en anderen, die van mening waren dat de zielen van de vromen pas ten hemel zullen opvaren na de wederkomst van Christus, en dat ze tot aan de opstanding vertoeven op een zekere plek, die niet de hemel is maar wel hoger dan de hel.
  5. De dwaling van paus Johannes XX1) die meende dat de zielen Gods aangezicht niet zullen zien tot aan de dag van de wederkomst.
  6. Tegen het eeuwige leven pleit vooral het bestaan van de eeuwige dood. Ook droefheid en angst, kou en vermoeidheid, klagen en wenen, ziekte en dood, honger, dorst en armoede. En niet in het minst de ergernissen, de verleidingen van de satan en zielsangsten van de gelovigen.
1)
Vermoedelijk bedoelt Bucanus paus Johannes XIX, daar Johannes XX nooit heeft bestaan.


Paginahulpmiddelen