Ze onderscheiden:
Op twee manieren:
Het eeuwige leven wordt ook wel aangeduid als:
Omdat dit leven niet tijdelijk is of een eindige periode beslaat. Te midden van alles wat verandert zal het onveranderlijk zijn. Hoewel het een begin heeft, zal het nimmer ontnomen worden aan wie het eenmaal gegeven is. Het zal in alle eeuwigheid zonder einde voortduren.
Het is een zich bevinden in een staat van heerlijkheid waarin de uitverkorenen na de toekomende opstanding van de doden met Christus hun Hoofd volkomen verenigd zullen zijn. In de hemel zullen ze God en de engelen kennen op een wijze die we niet in woorden kunnen uitdrukken of hier op aarde kunnen genieten. Maar wij zullen het hoogste goed dat ons door Christus bereid is, eeuwig loven en prijzen, en met lichaam en ziel Zijn beeld gelijkvormig worden.
Men kan ook zeggen dat het eeuwige leven de toestand van de gezaligden is waarin ze een volmaakte kennis van God en Zijn rechtvaardigheid zullen hebben. Een leven in volkomen vreugde waar geen verdriet en moeite, zonde en dood, pijn en droefheid, smart en verzuchting zijn zal. Samengevat: Het eeuwige leven is een volmaaktheid van ziel en lichaam waarin niets onvolmaakts zal zijn. Onder Zijn heerschappij en welbehagen zullen alle dingen de wil van onze Schepper en Verlosser volkomen dienen.
De voornaamste oorzaak is God. Hij schenkt ons naar Zijn barmhartigheid en genadige goedheid en naar Zijn wil een aandeel aan het eeuwige leven, door onze Middelaar Christus (Johannes 6:4040 Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.; 1 Johannes 5:1111 En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. . De verdienende en werkende oorzaak is Christus alleen (Johannes 14:66 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.). Het evangelie is de instrumentele oorzaak omdat het deze genade openbaart en toepast.
De werkende oorzaak is het geloof (1 Petrus 1:99 daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen.).
De verzegelende oorzaak is de Heilige Geest. Onze goede werken en onze verdrukkingen zijn geen verdienende oorzaak, maar een weg tot het Koninkrijk, zegt Bernardus van Clairvaux. En wij moeten door veel verdrukkingen het Koninkrijk van God binnengaan (Handelingen 14:2222 om de zielen der discipelen te versterken en hen te vermanen om te blijven bij het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan.).
In materiële zin is God het eeuwige leven, in formele zin is het de kennis Gods zelf; voor zover we het zien op Hem en onze aanneming tot kinderen zullen kunnen doorgronden. Want hoewel we met zeer veel blijdschap van het gezelschap, het voorkomen en de gesprekken met de engelen en gezaligden zullen genieten, zullen we daarmee tóch niet tevreden zijn en erin berusten, maar alleen in het zeer aangename aanschouwen en genieten van God om Christus wil (Matteüs 5:88 Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.; 1 Johannes 3:22 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.).
Ook de zaligheid van de engelen bestaat uit het genieten en aanschouwen van God. Het is als het geluksgevoel van een hoveling aan het hof van de koning wanneer deze, om zijn waardering te laten blijken, hem vriendelijk en welwillend aankijkt en belangstellend naar zijn welbevinden vraagt. Zo zullen wij ook al in dit leven Christus kennen als de bewerker van onze zaligheid, en Hem volgen waar Hij ook heengaat. We zullen Hem volgen en nooit meer van Hem afdwalen.
Jazeker. We belijden daarom dat het eeuwige leven nu al in ons begonnen is. Het is echter wel een raadsel; de geschapen werkelijkheid ligt er als een duistere sluier overheen. Wij komen daardoor niet tot een helder aanschouwen. Paulus verklaart daarom in 1 Timoteüs 6:1616 die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen. dat Hij, de Here der heren, “onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan.”
Wat wij zien van God komt ten eerste door ons natuurlijk inzicht in de geschapen werkelijkheid; we zien Hem als in een spiegel waarin een zekere glans van de Godheid oplicht.
Ten tweede zien we Hem in die spiegel op een figuurlijke wijze. Zijn Goddelijke heerlijkheid wordt bijvoorbeeld in Jesaja 6:1-21 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. 2 Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij. uitgebeeld: “In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij.” En Mozes heeft de Here slechts van achteren gezien en niet zijn aangezicht, Gods eigen majesteit zag hij niet (Exodus 33:2323 Dan zal Ik mijn hand wegnemen en gij zult Mij van achteren zien, maar mijn aangezicht zal niet gezien worden.).
En ten derde kunnen we door ons geloofsinzicht de wil en de werken van de Vader en de Zoon herkennen en kennen. Christus spreekt daarover in Johannes 14:99 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader?: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.” Maar eens, in de heerlijkheid, als onze lichamen opgewekt zijn, zullen we God zien zoals Hij is (1 Johannes 3:22 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.). Op een wijze die wij nu nog niet kunnen begrijpen, zullen we zijn grootheid en heerlijkheid zien. Niet bedekt, maar veel helderder dan Mozes Hem op de berg van aangezicht tot aangezicht heeft gezien (Exodus 33:1111 En de Here sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend; dan keerde hij terug naar de legerplaats. Maar zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jonge man, week niet uit de tent.). Veel heerlijker dan onze eerste voorouders God vóór de zondeval hebben gezien (Openbaring 22:33 En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren.).
Jazeker, want we zullen vervuld zijn van de Heilige Geest en wijsheid, we zullen als Adam voor de val zijn toen hij de zuiverheid van Gods beeld nog droeg. Hij herkende Eva hoewel hij haar nog nooit gezien had en niet wist hoe ze tot aanzien was geroepen (Genesis 2:2323 Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal "mannin" heten, omdat zij uit de man genomen is.). Zo heeft Petrus op de berg, toen hij nog bekleed was met zijn sterfelijk lichaam, alleen maar een indruk gekregen van het eeuwige leven van Mozes en Elia. Hij had ze tevoren nooit gezien maar hen door een innerlijke openbaring herkend (Matteüs 17:3,43 En zie, hun verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken. 4 Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Here, het is goed, dat wij hier zijn; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een.).
Een bepaald aantal mensen uit verschillende landen en volkeren zijn persoonlijk voorbestemd. In de Bijbel wordt gezegd: “Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard” (Romeinen 11:77 Wat dan? Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard.). Alleen de gezegenden van de Vader (Matteüs 25:3434 Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.), ofwel de uitverkorenen, dus degenen die in Christus geloven, zullen zalig worden. Gelovigen, die doen wat Zijn Vader wil en die hun geloof door de werken bewijzen, zowel mannen als vrouwen, zijn mede-erfgenamen van de genade van het eeuwige leven.
Ons verduisterd verstand kan het wezenlijke van het eeuwige leven niet bevatten. De volkomen kennis ervan zullen we pas in het eeuwige leven zelf verkrijgen; het is nu nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen (1 Johannes 3:22 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.). Laten we tevreden zijn met wat de Heilige Schrift meedeelt over wat het eeuwige leven is en de heerlijkheid ervan:
Neen, maar zoals als God in dit leven Zijn gaven aan de uitverkorenen niet in gelijke mate schenkt, zo zal Hij zijn gaven in de hemel aan zijn uitverkorenen ook niet in gelijke mate schenken. Christus spreekt er in het bijzonder tot Zijn apostelen over (Matteüs 19:2828 Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten.). En Paulus is er zeker van dat er een bijzondere kroon voor hem is weggelegd voor zijn arbeid (1 Tessalonicenzen 2:1919 Want wie is onze hoop of blijdschap of erekrans voor onze Here Jezus bij zijn komst, wie anders dan gij?). Zie ook Daniël 12:33 En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos.. De Schrift belooft de gelovigen niet alleen het eeuwige leven, maar een ieder daarbij een bijzonder loon naar werken. Deze evenredigheid kan men waarschijnlijk ook betrekken op het verderf als het tegendeel van het eeuwige leven. In dit verband wijzen we op de woorden van Paulus in 1 Korintiërs 15:4141 De glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster verschilt van de andere in glans..
Het eeuwige leven vangt al tijdens dit leven in het hart van de gelovigen aan als de Heilige Geest, door de verkondiging van het Woord, hun verstand verlicht met de ware kennis van God en hun wil ombuigt om Zijn geboden nauwgezet na te leven. Ja, zij gevoelen het onderpand van het toekomende leven en hebben er een voorsmaak van (Efeziërs 1:44 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht.). Daaruit ontstaat een hoop, die de gelovigen niet kan bedriegen (Romeinen 5:2-52 door wie wij ook de toegang hebben verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. 3 En niet alleen (hierin), maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, 4 en de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; 5 en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is.). Door het geloof in Christus zijn we overgegaan van de dood in het leven. We zullen dit leven door hoop erfelijk bezitten (Romeinen 8:2424 Want in die hoop zijn wij behouden. Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet?). Dit is zo zeker alsof het nu al werkelijk is gegeven. Evenwel zullen we het volle bezit en de volkomenheid ervan pas verkrijgen op de tijd die God alleen bekend is. Christus zelf zal dan vanuit de hemel verschijnen om ons te verlossen, en het getal van degenen die zalig zullen worden, vol maken.
Laten we tevreden zijn met de wetenschap dat direct na de scheiding van lichaam en ziel de zielen van de gelovigen zullen terugkeren tot God die ze hun gegeven heeft (Prediker 12:77 en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.). En ook omdat de ziel, nadat zij van het lichaam losgemaakt is, met Christus in het paradijs zal zijn; in de vrede, in de rust, in de vertroosting, in de verkoeling, zonder vrees of zorg. Geborgen in Gods hand zal hen geen leed meer worden aangedaan. Ze zullen deelnemen aan de verheerlijking van de Naam van God. Hoewel niet gezegd mag worden dat het meteen al een volmaakte gelukzaligheid zal zijn. Het is slechts het begin van de zaligheid, want de zielen der gelovigen verwachten de opstanding van het lichaam en de volkomen genieting van alle hemelse goederen die God beloofd heeft aan degenen die Hem liefhebben (2 Timoteüs 4:88 voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.; Openbaring 6:9-119 En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. 10 En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? 11 En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij.). Daartegenover staat wat Petrus in 2 Petrus 2:99 dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen. zegt: De onrechtvaardigen zullen gestraft worden door het ontnemen van hun leven of door andere straffen. Ze zullen bewaard worden tot het laatste oordeel, om dan gepijnigd te worden met veel zwaardere straffen en kwellingen, te weten: eeuwige, naar lichaam en ziel.
Niet op de aarde zoals die nu is, niet in de wolkenlucht of in de “hemelse gewesten” waar nog dood, angst en verschrikking, zonde, machten van de duisternis en boze geesten heersen; want die zullen smelten en vergaan, maar de gezaligden zullen leven in de hemel der hemelen, in de hoogste hemel, waarnaar Christus als mens is opgevaren en “hoger geworden is dan de zichtbare hemelen”. Dit is de “derde hemel” waarin Paulus werd opgenomen en die hij in 2 Korintiërs 12:2-42 Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden - of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het - dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel. 3 En ik weet van die persoon - of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het - 4 dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken. als het paradijs aanduidt. Maar ná het laatste oordeel of de “wederoprichting aller dingen” zal de plaats waar de gezaligden eeuwig zullen wonen niet alleen in de hemel, maar ook op de nieuwe aarde zijn. Want Petrus zegt: “Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont” (2 Petrus 3:1313 Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.). Zie ook Jesaja 65:1717 Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen. en Openbaring 21:11 En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer..