Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:39

Dit is een oude revisie van het document!


Het eeuwige leven

1. Hoeveel soorten leven kent de theologie?

Drie soorten:

  1. Het natuurlijke leven.1) Dit leven noemt de apostel [Paulus] ook wel het leven van de ziel, omdat de ziel het meest edele deel van de mens is. Dit leven wordt op aarde geleid door zowel goede als slechte mensen, die in dit leven groeien, voelen en begrijpen. Dit leven wordt ook wel het lichamelijke of tijdelijke leven genoemd.
    Tegenover dit leven staat de eerste of natuurlijke dood, die scheiding maakt tussen lichaam en ziel.
  2. Het leven van de genade. Alleen de kinderen van God genieten dit leven, als inwoners van het geestelijke koninkrijk van Christus in deze wereld.
    Dit leven wordt heel treffend ook wel 'het leven van God' genoemd,2) en dat dan niet zozeer omdat het van God komt, wat immers geldt voor alle leven, maar omdat God in de zijnen leeft en Hij dit leven goedkeurt.
    Om dezelfde reden wordt dit leven ook wel het 'leven van Christus' genoemd. Christus leeft in de zijnen door het geloof en door zijn bovennatuurlijke Geest, waardoor ze leven voor God en overeenkomstig zijn wil.3)
    Verder wordt dit leven ook het nieuwe, christelijke leven genoemd. Of de vernieuwing van het verstand, de wil en de genegenheden. Of een nieuwe schepping, de nieuwe mens en het bovennatuurlijk en geestelijk leven. Dit leven staat tegenover het dood-zijn in zonden en de oude mens.
  3. Het leven van de heerlijkheid. Wanneer de ziel weer met het lichaam verenigd is, leidt het een leven dat de apostel [Paulus] onsterfelijk noemt.4) Door dit leven zullen de gelovigen eeuwig leven. Dit leven is verborgen in Christus, om bij het einde van de wereld geopenbaard te worden.5) Het staat tegenover de tweede en eeuwige dood.
    Over dit [leven] spreken we hier.

2. Op hoeveel manieren kan men over het eeuwige leven spreken?

Op twee manieren:

  1. In overdrachtelijke of metonymische zin. In dat geval ziet het op:
    1. de weg, de manier en de reden om de hemelse erfenis te verkrijgen, zoals beschreven wordt in Johannes 3:1616 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.: "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe". En in Johannes 17:33 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.: "Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt."6)
    2. Christus zelf. Zoals in 1 Johannes 5:2020 Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.: "Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven." Als God is Christus een werkende oorzaak [van het eeuwige leven]. Als mens is Hij voor ons gestorven. In zijn vlees is de zonde, die de oorzaak van de dood is, verzoend. Een werkende oorzaak [van het eeuwige leven] is Hij verder ook door zijn voorbede, zijn wil, de kracht van zijn offer, de gemeenschap van zijn vlees met [dat van] ons, de vergeving van de zonden en zijn eeuwige leven. Daarnaast kunnen we zeggen dat de godheid [van Christus] ons door de vereniging met het vlees levend maakt.
      Het [eeuwige] leven in deze zin begint in de gelovigen al in dit leven.
  2. In eigenlijke zin. Dan ziet het op de staat van de gelovigen na dit leven. In deze zin zegt Johannes 3:1616 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.: "Opdat een ieder, die in Hem (Christus) gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe." En Titus 3:77 opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens.: "Opdat wij (…) erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens."

3. Waaruit kunnen we afleiden dat er een eeuwig leven is?

  1. Uit de natuur van God. Omdat God onveranderlijk is en eeuwig, trekken we de logische conclusie dat er een eeuwig leven is.
  2. Uit wat de ziel is. Omdat de ziel onsterfelijk is, volgt daaruit dat er na dit leven nog een leven is waarin de ziel, hoewel van het lichaam gescheiden, zelfstandig voortleeft en God kent en prijst.
  3. Uit de opstanding van de lichamen. Het zou geen nut hebben dat de lichamen van de gelovigen opstaan, als er geen leven was waarvoor ze zouden opstaan. Sterker nog: de geloofsartikelen over God, Christus, de voorzienigheid en Gods gerechtigheid, de onsterfelijkheid van de zielen, de opstanding van de lichamen en het laatste oordeel zouden niet kunnen standhouden als het artikel over het eeuwige leven er niet aan ten grondslag ligt.
  4. Uit het handschrift van God dat in ieders geest is geschreven. Onze geest zegt ons dat ons een [laatste] oordeel te wachten staat. Goddelozen worden daardoor met een bange vrees gekweld en vromen door hoop verkwikt.
  5. Uit het feit dat het absurd zou zijn als het er niet was. Want "indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen” (1 Korintiërs 15:1919 Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen.).
  6. Uit de getuigenissen van de Schrift, zoals:
  7. Uit voorbeelden [die we kennen uit de Schrift]. Want Henoch7), en later Elia8), zijn zonder te sterven in dit eeuwige leven opgenomen en zijn er dus als het ware een onderpand van geweest. Zoals ook Christus ten hemel is opgevaren, en wil dat waar Hij is, ook wij bij Hem zijn.9)
  8. Het is een [in de apostolische geloofsbelijdenis opgenomen] artikel van ons geloof: “Ik geloof (…) een eeuwig leven.”

4. Hoe wordt het eeuwige leven in de Schrift ook wel genoemd?

  1. Het wordt wel bij uitstek het Koninkrijk van God genoemd, het Koninkrijk van de Vader of het Koninkrijk der hemelen.
  2. In metaforische zin wordt het eeuwige leven wel de schoot van Abraham genoemd.10) Van ouders wordt immers wel gezegd dat zij hun kinderen in hun schoot dragen. Zo worden de gelovigen als geliefde kinderen door de omhelzing van [Abraham als] de vader van alle gelovigen uit de ellende van deze wereld opgenomen en verkwikt, en bevrijd van alle gevaren en stormen van dit leven. Dit is de plaats waar Christus ons een woning bereid heeft,11) zoals Hij uitlegt in Matteüs 8:1111 Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen.: “Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen.” AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. schrijft dat hij niet weet wáár het is, maar wel dat het een woonplaats is van afgezonderde rust, en dat de zielen van de gezaligden daar leven voor Gods vriendelijk aangezicht.
  3. Bij wijze van gelijkenis wordt het Koninkrijk der hemelen ook wel het paradijs genoemd,12) als de plaats van verrukking en lieflijkheid. Dit is een toespeling op de hof die door God in Eden geplant was.13) Men disputeert nogal onzinnig over de ligging van het paradijs; we belijden immers dat de gehele aarde door de zondvloed is verwoest.
  4. Het huis van de Vader.14)
  5. Een volheid van vreugde.15)
  6. De vreugde van de Heere.16)
  7. De nieuwe, heilige, welgebouwde en toekomstige stad Jeruzalem.17)
  8. De onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen voor ons is weggelegd.18)
  9. De heerlijkheid van God. Het eeuwige leven bestaat immers in de gemeenschap aan Gods heerlijkheid. "Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:2323 Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.).
  10. Onze heerlijkheid. Omdat dit het enige is waarin wij troost en rust vinden. “Wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid” (1 Korintiërs 2:77 maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid.).
  11. Rust [of verkwikking].19)
  12. Verkoeling [of verademing].20)
  13. Vrede.21)
  14. Zulk een grote gelukzaligheid als geen oog ooit heeft gezien, geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen.22)

5. Maar waarom wordt dit leven eeuwig genoemd?

Omdat het niet tijdelijk, begrensd of kort is, en ook niet aan enige verandering onderhevig zal zijn, zoals ons [tijdelijke] leven hier.23) Hoewel het eeuwige leven een begin heeft, zal het nooit ontnomen worden aan wie het eenmaal gegeven is, maar voor eeuwig zonder einde voortduren.24)

6. Wat is het eeuwige leven?

Het is de heerlijke staat waarin de uitverkorenen na de toekomende opstanding van de doden met hun hoofd Christus volkomen verenigd zullen zijn. In de hemel zullen we God met de engelen kennen op een wijze die we niet in woorden kunnen uitdrukken of hier op aarde kunnen genieten, en Hem tot in eeuwigheid loven en prijzen. We zullen het hoogste goed verkrijgen dat Christus voor ons verworven heeft, en met lichaam en ziel gelijkvormig worden aan zijn beeld, voor wat betreft zijn mensheid.25)

We kunnen ook zeggen dat het eeuwige leven de toestand is van de gezaligden na dit leven, waarin ze een volmaakte kennis van God zullen hebben en een volkomen gerechtigheid. Het is een leven in eeuwige vreugde, zonder zonde en dood, zonder moeite, pijn, verdriet en verzuchting.26) Kortom, in het eeuwige leven zal er een volmaaktheid van ziel en lichaam zijn, zonder ook maar iets dat afkeurenswaardig is. Alle dingen zullen de wil van God onze Schepper en van onze Verlosser Christus volkomen dienen.

7. Wat zijn de oorzaken van het eeuwige leven?

  • De hoofdoorzaak is God. Hij schenkt ons dat leven naar zijn barmhartigheid en vrije goedheid, door en omwille van Christus, onze Middelaar.27)
  • De verdienende oorzaak is Christus alleen.28)
  • Het aanbiedende instrument is het evangelie.29)
  • Het aannemende instrument is het geloof.30)
  • De verzegelende oorzaak is de Heilige Geest.31)

Onze goede werken en onze verdrukkingen zijn geen oorzaak, maar wel de weg naar het Koninkrijk, zegt Bernardus. Handelingen 14:2222 om de zielen der discipelen te versterken en hen te vermanen om te blijven bij het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan. geeft immers aan dat "wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan."

8. Waarom zegt Matteüs 7:14 dat de poort nauw is en de weg smal die tot het leven leidt?

  1. Omdat de toegang tot het eeuwige leven voor het menselijk verstand onbekend en onbegaanbaar was, maar Christus heeft het ons geopenbaard.
  2. Omdat de toegang tot dit leven er alleen door Christus is.
  3. Omdat die weg door weinig mensen wordt bewandeld, vergeleken met de levensweg van de wereld. Zo is ook de weg van de deugd smal vergeleken met de paden van de ondeugd; ze kent maar weinig reizigers.
  4. Omdat dit leven voor het vlees moeilijk is en onaangenaam, vanwege het kruis dat men moet dragen en de zelfverloochening die men moet opbrengen. De weg is overigens niet in zichzelf smal, maar alleen in vergelijking, want voor de uitverkorenen is ze breed en wijd genoeg.

9. Waarop is het eeuwige leven gericht?

  1. In materiële zin op de ware God.
  2. In formele zin op het kennen, zien en genieten van God, voor zover we daartoe in staat zullen zijn. Dus op het waarnemen en aannemen [van God]. Want hoewel we ons al enorm zullen verheugen in het samenzijn, zien en spreken met de engelen en gezaligden,32) zullen we toch niet onze rust vinden in hun aangename aanblik, welwillendheid en omgang, maar in het vreugdevolle en zeer aangename aanschouwen en genieten van God vanwege Christus.33)

Ook de gelukzaligheid van de engelen is gelegen in het genieten en aanschouwen van God.34) Het is als het geluksgevoel van een hoveling aan het hof van de koning, wanneer deze, om zijn waardering te laten blijken, hem vriendelijk en welwillend aankijkt en belangstellend naar zijn welbevinden vraagt.

Daarbij erkennen wij Christus als de bewerker van zulk een groot goed, en volgen wij Hem waarheen Hij ook gaat.35) We hechten ons aan Hem en zullen nooit van Hem wijken.

10. Maar we genieten en zien God toch al op deze aarde?

Jazeker. We belijden daarom dat het eeuwige leven nu al in ons begonnen is. Maar nog wel als in een raadsel, dat wil zeggen: in het duister, [niet rechtstreeks en onmiddellijk] maar door middel van geschapen dingen die ons worden voorgehouden. We zien God door middel van iets wat er tussen ligt, en hebben geen helder [en rechtstreeks] zicht op Hemzelf. Daarom zegt de apostel dat geen mens ooit God heeft gezien of ook maar kán zien.36)

Wij zien God dus:

  1. door een natuurlijk zien. We zien Hem in de geschapen dingen, als in een spiegel, waarin een zekere glans van de Godheid oplicht.37)
  2. door een symbolisch zien. We zien Hem in beelden en tekenen die de afspiegeling zijn van zijn goddelijke heerlijkheid.38)
  3. door het zien van het geloof. Hierdoor leren wij uit de leer en daden van de Zoon de wil van de Vader jegens ons kennen. Daarover zegt Christus in Johannes 14:99 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader?: "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien".

Maar eens zullen wij met verheerlijkte en opgestane lichamen God zien zoals Hij is, op een wijze die wij nu nog niet kunnen bevatten.39) Dan zullen we zien, niet maar hoe gróót Hij is, maar hoedánig Hij is. En dat zonder dat er sluiers tussen zijn , veel helderder nog dan Mozes Hem van aangezicht tot aangezicht zag op de berg.40) En ook nog veel heerlijker dan onze eerste voorouders God zagen vóór de zondeval.41)

11. Zullen we elkaar in het eeuwige leven herkennen?

Jazeker, want we zullen vervuld zijn met de Heilige Geest en met wijsheid. Evenals Adam vóór de zondeval, toen hij Gods beeld nog ongeschonden droeg. Toen herkende hij Eva, hoewel hij haar nog nooit gezien had en hem door niemand over haar verteld was.42) Zo herkende ook Petrus op de berg Mozes en Elia, die hij nooit eerder gezien had, door een innerlijke openbaring, terwijl hij toen nog in een sterfelijk lichaam was en nog maar een voorproefje van het eeuwige leven smaakte.43)

12. Voor wie is het eeuwige leven bestemd?

Voor mensen uit welk volk dan ook.44) Echter niet voor allen zonder onderscheid, zoals blijkt uit Romeinen 11:77 Wat dan? Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard.: "het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard". Het is dus alleen bestemd voor de gezegenden van de Vader, oftewel de uitverkorenen,45) en bijgevolg voor hen die in Christus geloven,46) die doen wat zijn Vader wil, en die hun geloof door [goede] werken bewijzen,47). Daarbij gaat het om zowel mannen als vrouwen, die immers mede-erfgenamen zijn van de genade des levens.48)

13. Hoe zal het eeuwige leven zijn?

Ons verduisterd verstand kan hierover niets zeggen.49) En de volkomen kennis ervan zullen we pas in het eeuwige leven zelf verkrijgen, want het is nu nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen.50) Toch kunnen we vanuit de Schrift wel een en ander zeggen over hoe heerlijk het eeuwige leven zal zijn:

  1. Ons lichaam en onze ziel zullen in alle opzichten volmaakt zijn. Want de zonde van zowel onze ziel als ons lichaam zal geheel zijn tenietgedaan.51) We zullen verlost zijn van de dood en van alle rampen. Er zal geen dood meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch pijn,52). En bijgevolg zal er geen zwakheid, ziekte, pijn, droefheid, bederf, gebrek en behoefte meer zijn. Er zal een eeuwige gezondheid en een eeuwige frisheid zijn, zoals Bernardus zegt. Want de rechtvaardigen zullen voor eeuwig leven, en hun heil is van de Here.53) Het leven zal gemakkelijk zijn, omdat alles in ons al het nodige zal ontvangen van de Heilige Geest. Ook zal er bij ons volmaakte kennis zijn van alle dingen, want wij zullen verkeren in het eeuwige licht van de Vader, waarin de wijsheid van God zelf zich aan ons zal openbaren.
  2. Er zal een volkomen autarkie of zelfgenoegzaamheid zijn. Want men zal geen behoefte hebben aan de hulpmiddelen van dit [tijdelijke] leven, zoals voedsel, drank, kleding, de warmte en het licht van de zon of de koelte van de maan, rust of andere dingen buiten onszelf, die we nodig zouden hebben om ons te versterken of om onze handelingen te kunnen verrichten.54) Want El Shaddai, [Hebreeuws voor] God de almachtige, zal dan alles in allen zijn en met zijn alomvattende goedheid alles vervullen.55) De genade van God zal ons genoeg zijn; we zullen God zien en door Hem verzadigd worden uit zijn volheid en heerlijkheid,56) en God zal ons te drinken geven uit de stroom van zijn genoegen.57)
  3. Het zal een zeer heilig leven zijn, want we zullen door Christus op niets anders gericht zijn dan op de heerlijkheid en de verheerlijking van de enige ware God.58) We zullen heilig zijn zoals God heilig is; want wij zullen Hem gelijk zijn, hoewel niet gelijkwaardig.59) De kerk zal zonder vlek of rimpel zijn, volstrekt heilig en onberispelijk.60)
  4. Het eeuwige leven zal zeer aangenaam zijn. De uitverkorenen zullen al hun verlangens bevredigd zien. Of zoals Bernardus zegt: al wat wij liefhebben zullen wij hebben en al wat we niet hebben zullen we niet begeren. Door het voortdurend aanschouwen van God en de tegenwoordigheid van Christus zullen we naar lichaam en ziel met een overvloed van vreugde vervuld zijn.61) We zullen verzadigd zijn met Gods beeld.62) Hoe groot zal de vreugde zijn in het aanschouwen van het hoogste Goed, dat een verzameling is van alle goede en vreugdevolle dingen! De Heilige Geest zal in de uitverkorenen een eeuwige en onuitsprekelijke vreugde verwekken, die niemand ons zal ontnemen.63)
  5. We zullen gemeenschap hebben aan de goddelijke natuur. Niet door een instorting van het goddelijke wezen in ons, maar door het ontvangen van goddelijke eigenschappen, namelijk: onsterfelijkheid, heerlijkheid, kracht, wijsheid, gerechtigheid en het beeld van God.64) Ze vormen de witte, van fijn linnen gemaakte, zuivere en schitterende klederen waarmee de uitverkorenen bekleed zullen worden.65)
  6. Hierbij zal ook de verheerlijking van ons lichaam komen, dat bekleed zal worden met de grootste schoonheid en majesteit, om ons gelijkvormig te maken aan het verheerlijkte lichaam van Christus.66) De rechtvaardigen zullen stralen als de zon67) en schitteren als het uitspansel.68) En ze zullen zijn als Gods engelen.69)
  7. De uitverkorenen zullen de overwinning behaald hebben op duivel, dood en hel.70) Er zal gemeenschap zijn met alle gezaligden, omgang met de heilige engelen, volmaakte liefde voor God en de naaste, eendracht tussen allen en de hoogste vrede. Want er zal [bij allen] slechts één wil zijn, namelijk de wil van God. Daarom zal alles gebeuren wat zij willen. Er zal ook gezang klinken, want we zullen ons voegen bij de engelenkoren die God zonder ophouden loven. Er zal een overvloed zijn van wat voor lichaam en ziel nodig is. “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgeklommen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben” - zal daar zijn (1 Korintiërs 2:99 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.). Wie zou dus niet wensen door de dood heen te gaan en met Christus te zijn?71)

14. Zal de heerlijkheid van het eeuwige leven voor alle uitverkorenen gelijk zijn?

Nee. Zoals God reeds in dit leven zijn gaven niet in gelijke mate aan de uitverkorenen schenkt, zo zal Hij hen ook in de hemel niet met een gelijke mate van heerlijkheid kronen. Christus heeft immers specifiek aan zijn apostelen beloofd [op de twaalf tronen] te mogen zitten om de twaalf stammen van Israël te oordelen.72) En Paulus twijfelt er niet aan dat er een bijzondere kroon voor hem is weggelegd vanwege zijn arbeid.73). Zie ook Daniël 12:33 En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos., waar staat: "En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos." De Schrift belooft de gelovigen niet alleen het eeuwige leven, maar daarbij ook een bijzonder loon [naar werken].74) Dit is ook aannemelijk te maken aan de hand van de ongelijkheid in het tegenovergestelde.75) Verder kan hieraan nog worden toegevoegd wat Paulus zegt in 1 Korintiërs 15:4141 De glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster verschilt van de andere in glans.: "de ene ster verschilt van de andere in glans."

15. Wanneer begint het eeuwige leven?

Het eeuwige leven vangt al tijdens dit leven aan in de zielen van de gelovigen, zodra de Heilige Geest door de verkondiging van het Woord hun verstand verlicht met de ware kennis van God en hun wil ombuigt om Gods geboden bereidwillig na te leven. Ja, zij hebben er een onderpand en voorproef van.76) Daaruit komt de hoop voort die de gelovigen niet kan bedriegen, zoals Romeinen 5:2,52 door wie wij ook de toegang hebben verkregen [in het geloof] tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. (...) 5 en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is. aangeeft, door te spreken van "de hoop op de heerlijkheid Gods". Die "hoop maakt niet beschaamd".

Verder zijn we door het geloof in Christus nu al overgegaan van de dood in het leven.77) Want wat we in de hoop erfelijk bezitten, zal zo zeker ons deel zijn dat het is alsof het ons nu al gegeven was. Evenwel zullen we het volle bezit en de volkomenheid [van het eeuwige leven] pas verkrijgen op de door God bestemde tijd. Dat zal het geval zijn als het getal vervuld is van hen die verlost moeten worden, waarna Christus als onze Verlosser vanuit de hemel zal verschijnen.

16. Genieten de zielen van de [gestorven] vromen, die nu van hun lichamen gescheiden zijn, al een volmaakte en voleindigde zaligheid?

Het zij ons genoeg te weten dat onze geest onmiddellijk na het verlaten van het lichaam terugkeert tot God, die ons de geest gegeven heeft.78) En dat onze ziel na de scheiding van het lichaam bij Christus is,79) in het paradijs,80), in de vrede81), in de rust,82) in de vertroosting,83) in verkwikking en stilte, in zekerheid en in Gods hand, zodat geen kwelling ons nog treft.84) En dat tot verheerlijking van Gods naam.
Omdat zij echter de opstanding van hun lichaam en het volkomen genot van alle door God aan zijn geliefden beloofde goederen nog verwachten,85) kunnen we niet zeggen dat ze zich al in een volmaakte en voleindigde zaligheid bevinden, maar slechts in een begin van die zaligheid. Zoals Paulus aangeeft in 2 Timoteüs 4:88 voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.: "voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad." En in Openbaring 6:9-119 En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. 10 En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? 11 En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij. zegt Johannes: ik zag "onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij." Daartegenover staat wat Petrus zegt, dat de onrechtvaardigen [reeds in dit leven] gestraft worden, hetzij door de beëindiging van hun leven, hetzij door andere straffen, en dat zij bewaard worden tot de dag des oordeels, om dan gekweld te worden met nog veel zwaardere en eeuwige straffen, naar lichaam en ziel.86)

17. Wat is de plaats waar we eeuwig zullen leven?

Niet deze aarde, en ook niet de wolkenhemel, waar nu nog dood, verschrikking en zonde, en de machten van de duisternis en de boze geesten wonen,87) want die zullen vergaan.88)
Maar de hemel der hemelen of de hoogste hemel, waarnaar Christus als mens is opgevaren en hoger is geworden dan de zichtbare hemelen.89) Oftewel de 'derde hemel', waar Paulus naartoe werd gevoerd en die hij het paradijs noemt.90)
Maar ná het [laatste] oordeel, bij het herstel van alle dingen, zal de plaats waar de gezaligden eeuwig zullen wonen niet alleen de hemel, maar ook de nieuwe aarde zijn. Want 2 Petrus 3:1313 Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. zegt: “Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont”, dat wil zeggen: die een voortreffelijke woonplaats van de rechtvaardigen zullen zijn.91)

18. Wat is het doel van het eeuwige leven?

  1. Dat God zijn genade daadwerkelijk aan zijn uitverkorenen bewijst.
  2. Dat de vromen de volle vrucht van het lijden en de dood van Christus genieten.
  3. Dat ze [genadige] beloningen ontvangen voor hun arbeid.92)
  4. Dat ze Gods onmetelijke barmhartigheid erkennen, Hem zonder einde aanschouwen en Hem zonder vermoeidheid eren. Hij is immers het oogmerk van al hun verlangens.

19. Wat zijn de vruchten van het eeuwige leven?

  1. We zullen als de engelen zijn; niet wat hun wezen betreft, maar wel voor wat betreft de blijvende eigenschappen die bij dat leven horen.93)
  2. We zullen deelhebben aan de heerlijkheid van de mens Christus. Hij zal ons dan waarlijk tot koningen, priesters en profeten maken,94) hoewel Hij ons allen op onuitsprekelijke wijze zal blijven overtreffen.

20. Wat is het nut van de leer over het eeuwige leven?

  1. Deze leer biedt ons troost te midden van de ellende en het onrecht waaraan wij in dit leven onderhevig zijn.
  2. Ze matigt de droefheid die wij voelen over de gestorvenen [in de Heere].
  3. Ze vermindert de angst voor de dood, omdat we geloven dat een beter leven op onze dood zal volgen. We denken aan wat geschreven staat in Openbaring 14:1313 En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na.: "Zalig de doden, die in de Here sterven".
  4. Ze maakt ons ijverig in het gehoorzamen van God en zorgzaam in het liefhebben van onze [gelovige] naasten, met wie wij eeuwig in de hemel zullen verkeren.

21. Wat wijkt af [van de leer over het eeuwige leven]?

  1. De ongerijmde denkbeelden van Democritus, Epicurus, Plinius, Galenus en anderen, die de kwestie van het eeuwige leven bespotten en stellen dat alles met [het sterven van] het lichaam vergaat.
  2. De nieuwsgierige vragen en bepalingen van de pausgezinden over de rangorde van de heiligen in het eeuwige leven. Zoals [het verzinsel] dat wie kuis zijn in het huwelijksleven een dertigvoudige vrucht zullen verkrijgen, de weduwen een zestigvoudige en de maagden een honderdvoudige of zelfs een aureool.
  3. De [nieuwsgierigheid] van hen die vooruitlopend op de bestemde tijd willen weten wat er in de hemel gebeurt, maar zich minder bekommeren om hoe men in de hemel komt.
  4. De opvattingen van sommige kerkvaders zoals Ireneüs, TertullianusTertullianus (ca. 160-230) kwam als heidens jurist tot bekering en werd een vooraanstaand christelijk apologeet. Hij heeft vele geschriften nagelaten, waaronder strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen met name gnostische ketters. Later verviel hij zelf in de ketterij van het montanisme. en anderen, die meenden dat de zielen van de vromen vóór de opstanding [op de jongste dag] niet naar de hemel opvaren, maar in een tijdelijke verblijfplaats vertoeven, die weliswaar hoger is dan de hel maar dus niet de hemel is. Daar zouden zij verkwikt worden tot aan de [dag van de] opstanding.
  5. De dwaling van paus Johannes XX95) die meende dat de zielen God niet zien vóór de dag van de opstanding.
  6. Lijnrecht tegenover het eeuwige leven staat vooral de eeuwige dood, evenals bijvoorbeeld verdriet, angst, geschreeuw, kou, afmatting, slaap, ziekte, dood, honger, dorst, armoede, listen, verzoekingen door de satan, pijnigingen en helse verschrikkingen.
1)
1 Korintiërs 2:14 (HSV) – "Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden." 1 Korintiërs 15:44-46 – “Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam. Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke.”
2)
Efeziërs 4:18 – “Verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart.”
3)
Galaten 2:20 – “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.”
4)
1 Korintiërs 15:44 – “Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam.”
5)
Kolossenzen 3:3 – “Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.”
6)
Opgemerkt moet worden dat de woorden "U” en “Jezus Christus, die Gij gezonden hebt" in deze zin de onderwerpen zijn, en "de enige ware God" het predicaat dat over beide onderwerpen wordt uitgesproken.
7)
Genesis 5:24 – “En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen.” Hebreeën 11:5 – “Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest”.
8)
2 Koningen 2:11 – “En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel.”
9)
Johannes 14:3 – “En wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.” Johannes 17:24 – “Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt - Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld.”
10)
Lucas 16:22 – “Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot.”
11) , 14)
Johannes 14:2 – “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen - anders zou Ik het u gezegd hebben - want Ik ga heen om u plaats te bereiden”.
12)
Lucas 23:43 – “En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.” 2 Korintiërs 12:4 – “Dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken.” Openbaring 2:7 – “Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is.”
13)
Genesis 2:16 – “En de Here God legde de mens het gebod op: Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten”.
15) , 61)
Psalm 16:11 – “Gij maakt mij het pad des levens bekend; overvloed van vreugde is bij uw aangezicht, liefelijkheid is in uw rechterhand, voor eeuwig.”
16)
Matteüs 25:21 – “Zijn heer zeide tot hem. Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer.”
17)
Hebreeën 13:14 – “Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.” Openbaring 21:10 – “En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God”.
18)
1 Petrus 1:4 – “Tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u”.
19)
2 Tessalonicenzen 1:7 – “En aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht”.
20)
Handelingen 3:19 – “Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren”.
21)
Lucas 1:79 – “Om hen te beschijnen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods, om onze voeten te richten op de weg des vredes.”
22)
Psalm 31:20 – “Hoe groot is het goed dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen, dat Gij bereid hebt voor wie bij U schuilen ten aanschouwen van de mensenkinderen.” Jesaja 64:4 – “Ja, van oudsher heeft men het niet gehoord noch vernomen, geen oog heeft gezien een God buiten U, die optreedt ten behoeve van wie op Hem wacht.” 1 Korintiërs 2:9 – “Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.”
23)
Genesis 3:19 – “In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.” Job 14:5 – “Indien zijn dagen vastgesteld zijn, het getal zijner maanden bij U bepaald is, Gij zijn grenzen gesteld hebt, die hij niet zal overschrijden”.
24)
Matteüs 25:34 – “Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.”
25)
Romeinen 8:29 – “Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen”. 1 Korintiërs 15:49 – “En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen.” Filippenzen 3:21 – “Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.”
26)
Johannes 17:13 – “Maar nu kom Ik tot U en Ik spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben.” Jesaja 25:8 – “Hij zal voor eeuwig de dood vernietigen, en de Here Here zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de smaad van zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de Here heeft het gesproken.” Openbaring 7:16,17 – “Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.” Openbaring 21:4 – “En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.”
27)
Johannes 6:40 – “Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.” 1 Johannes 5:11 – “En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon.” Lucas 12:32 – “Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.” Romeinen 6:23 – “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.” Efeziërs 1:5 – “In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil”. Efeziërs 2:4,5 – “God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden”.
28)
Johannes 14:6 – “Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.”
29)
Romeinen 1:16,17 – “Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.”
30)
1 Petrus 1:9 – “Daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen.”
31)
Efeziërs 1:13,14 – “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.”
32) , 44)
Matteüs 8:11 – “Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen”.
33)
Matteüs 5:8 – “Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.” 1 Johannes 3:2 – “Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.”
34)
Matteüs 18:10 – “Ziet toe, dat gij niet één dezer kleinen veracht. Want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van mijn Vader, die in de hemelen is.”
35)
Openbaring 14:4 – “Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam.”
36)
1 Timoteüs 6:16 – “Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen.”
37)
Romeinen 1:20 – “Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben.”
38)
Jesaja 6:1,2 – “In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Here zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem; ieder had zes vleugels: met twee bedekte hij zijn aangezicht, met twee bedekte hij zijn voeten en met twee vloog hij.” Exodus 33:23 – “Dan zal Ik mijn hand wegnemen en gij zult Mij van achteren zien, maar mijn aangezicht zal niet gezien worden.”
39) , 50) , 59)
1 Johannes 3:2 – “Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.”
40)
Exodus 33:11 – “En de Here sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend; dan keerde hij terug naar de legerplaats. Maar zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jonge man, week niet uit de tent.”
41)
Openbaring 22:3 – “En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren”.
42)
Genesis 2:23 – “Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal "mannin" heten, omdat zij uit de man genomen is.”
43)
Matteüs 17:3,4 – “En zie, hun verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken. Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Here, het is goed, dat wij hier zijn; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een.”
45)
Johannes 3:16 – “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.” Johannes 6:40 – “Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.”
46)
Matteüs 7:21 – “Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is.”
47)
Matteüs 25:34-36 – “Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af. Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen.”
48)
1 Petrus 3:7 – “Desgelijks gij, mannen, leeft verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook medeërfgenamen zijn van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden.”
49)
Jesaja 64:4 – “Ja, van oudsher heeft men het niet gehoord noch vernomen, geen oog heeft gezien een God buiten U, die optreedt ten behoeve van wie op Hem wacht.” 1 Korintiërs 2:9 – “Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.”
51)
Jesaja 60:15-20 – “Terwijl gij eertijds verlaten waart en gehaat, zodat niemand door u heentrok, zal Ik u stellen tot een eeuwige praal, tot een vreugde voor geslacht op geslacht. En gij zult de melk der volken zuigen, ja koninklijke borsten zuigen, en gij zult weten, dat Ik, de Here, uw Redder ben en uw Verlosser, de Machtige Jakobs. Voor koper zal Ik goud brengen, voor ijzer zilver, voor hout koper, voor stenen ijzer; Ik zal vrede tot uw overheid maken en gerechtigheid tot uw heerseres. Van geen geweld zal in uw land meer gehoord worden, van verwoesting noch verderf in uw gebied; en gij zult uw muren Heil noemen en uw poorten Lof. De zon zal u niet meer tot licht zijn bij dag, noch de maan tot een schijnsel voor u lichten; maar de Here zal u tot een eeuwig licht zijn en uw God tot uw luister. Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan niet meer afnemen, want de Here zal u tot een eeuwig licht zijn en de dagen van uw rouw zullen ten einde wezen.” Efeziërs 4:25 – “Legt daarom de leugen af en spreekt waarheid, ieder met zijn naaste, omdat wij leden zijn van elkander.”
52)
Jesaja 25:8 – “Hij zal voor eeuwig de dood vernietigen, en de Here Here zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de smaad van zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de Here heeft het gesproken.” Jesaja 65:18-20 – “Maar gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem tot jubel en zijn volk tot blijdschap. En Ik zal juichen over Jeruzalem en Mij verblijden over mijn volk. En daarin zal niet meer gehoord worden het geluid van geween of van geschreeuw. Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden.” 1 Korintiërs 15:54 – “En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning.” Openbaring 21:4 – “En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.”
53)
Psalm 37:29 – “De rechtvaardigen beërven het land en wonen daarin voor immer.”
54)
Psalm 121:6 – “De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.” Romeinen 14:17 – “Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest.” Openbaring 21:23 – “En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam.” Openbaring 22:5 – “En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden.”
55)
1 Korintiërs 15:28 – “Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.”
56)
Romeinen 14:17 – “Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest.” Openbaring 21:25 – “En haar poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen nacht zijn”. Openbaring 22:5 – “En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden.”
57)
Psalm 17:15 – “Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld.” Psalm 36:9 – “Zij laven zich aan het vette van uw huis, Gij drenkt hen met de stroom van uw liefelijkheden.”
58)
Jesaja 43:7 – “Ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb.” Efeziërs 1:12 – “Opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd.”
60)
Efeziërs 5:27 – “En zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet.” Openbaring 21:10,11 – “En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God; en zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente, als de kristalheldere diamant.”
62)
Psalm 17:15 – “Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld.”
63)
Johannes 16:22 – “Ook gij hebt dan nu wel droefheid, maar Ik zal u wederzien en uw hart zal zich verblijden en niemand ontneemt u uw blijdschap.”
64)
2 Petrus 1:4 – “Door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst.”
65)
Openbaring 3:4,5 – “Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn. Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen.” Openbaring 6:11 – “En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij.” Openbaring 7:13 – “En een van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen?” Openbaring 19:8 – “En haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.”
66)
Filippenzen 3:21 – “Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.”
67)
Matteüs 13:43 – “Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk huns Vaders. Wie oren heeft, die hore!”
68)
Daniël 12:3 – “En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos.”
69)
Lucas 20:36 – “Want zij kunnen niet meer sterven; immers, zij zijn aan de engelen gelijk en zij zijn kinderen Gods, omdat zij kinderen der opstanding zijn.”
70)
Romeinen 16:20 – “De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden. De genade van onze Here Jezus zij met u!” Openbaring 20:10-14 – “En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden. En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het (boek) des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs.”
71) , 79)
Filippenzen 1:23 – “Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste”.
72)
Matteüs 19:28 – “Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten.”
73)
1 Tessalonicenzen 2:19 – “Want wie is onze hoop of blijdschap of erekrans voor onze Here Jezus bij zijn komst, wie anders dan gij?” 2 Timoteüs 4:8 – “Voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.”
74)
Matteüs 19:29 – “En een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven.” 1 Timoteüs 4:8 – “Want de oefening van het lichaam is van weinig nut, doch de godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst.”
75)
Matteüs 11:22,23 – “Doch Ik zeg u, het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor u. En gij, Kafarnaüm, zult gij tot de hemel verheven worden? Tot het dodenrijk zult gij nederdalen; want indien in Sodom de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, het zou gebleven zijn tot de dag van heden.”
76)
Efeziërs 1:14 – “Die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.”
77)
Johannes 5:24 – “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.” 1 Johannes 3:14 – “Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben. Wie niet liefheeft, blijft in de dood.”
78)
Prediker 12:1,7 – “Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen; (...) en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.”
80)
Lucas 23:43 – “En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.”
81)
Wijsheid 3:3.
82)
Hebreeën 4:3 – “Want wij gaan tot [de] rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn, zoals Hij gesproken heeft: gelijk Ik gezworen heb in mijn toorn: Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan, en toch waren zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed.”
83)
Lucas 16:25 – “Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn.”
84)
Wijsheid 3:1.
85)
Job 11:15-18 – “Ja, dan kunt gij uw gelaat smetteloos opheffen, dan zult gij vast staan en niet vrezen; ja, dan zult gij de moeite vergeten, eraan denken als aan water dat is weggevloeid. Klaarder dan de middag zal het leven rijzen; zij het nog zo donker, het zal worden als de morgenstond. Gij zult vertrouwen, omdat er hoop is, en als gij rondgezien hebt, zult gij gerust gaan slapen”.
86)
2 Petrus 2:9 – “Dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen”.
87)
Johannes 10:23 – “En Jezus wandelde in de tempel, in de zuilengang van Salomo.” Efeziërs 2:2 – “Waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid”. Efeziërs 6:11 – “Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels”.
88)
2 Petrus 3:10 – “Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.”
89)
Hebreeën 7:26 – “Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven”.
90)
2 Korintiërs 12:2-4 – “Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden - of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het - dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel. En ik weet van die persoon - of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het - dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken.”
91)
Jesaja 65:17 – “Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen.” Openbaring 21:1 – “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer.”
92)
2 Timoteüs 4:8 – “Voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.”
93)
Matteüs 22:30 – “Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel.”
94)
Openbaring 1:6 – “En Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt - Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen.”
95)
* Vermoedelijk bedoelt Bucanus paus Johannes XIX (19), omdat er door een nummerfout nooit een Johannes XX (20) heeft bestaan.


Paginahulpmiddelen