Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:40

Dit is een oude revisie van het document!


40. De eeuwige dood

1. Waar komt het woordje ‘dood’ vandaan?

Er zijn mensen die van mening zijn dat de dood door de Grieken thanatos genoemd wordt, omdat het woord afkomstig zou zijn van ano eis theon phromenos, dat wil zeggen: door God omhoog genomen worden; en thanein, dat is: sterven, van te anoo theein, dat is: van boven beschouwen, omdat de dood ons weer bij God brengt. De Grieken noemen de dood ook teleute, waarbij het erop lijkt dat ze telete bedoelen, dat is: het einde, de uitgang en de intrede in het eeuwige leven. Het lijkt erop dat het woord ‘dood’, in het Latijn ‘mors’, van ‘mora’, dat is: wachten of vertoeven, afkomstig is, omdat de dood ons ophoudt en belemmert,1) of ons met kwade bedoelingen opwacht2) en een ‘grote zwijger’ op ons af stuurt, óf omdat de dood naar niemand vraagt, nullius conditionem moratur.

2. Hoeveel gestalten zijn er van de dood?

  1. De lichamelijke dood, die ook wel de tijdelijke dood genoemd wordt. Die dood wordt veroorzaakt door natuurlijke of ‘toevallige’ omstandigheden. Bij de laatste speelt geweld een rol of er is sprake van een vrijwillig scheiden van de ziel van het lichaam. Deze dood geldt algemeen, zowel voor zowel godzaligen als goddelozen. Ze geldt dus voor alle mensen vanwege Gods rechtvaardig oordeel over de zonde van Adam en vanwege de haat en nijd van de satan. Door Johannes wordt deze dood ten aanzien van de goddelozen de eerste dood genoemd (Openbaring 20:44 En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en (ik zag) de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang.). Deze dood geldt dus ook voor de godzaligen, hoewel hun zonden vergeven zijn. De redenen hiervoor zijn:
    1. ze moeten de zonden leren haten;
    2. ze moeten de ernst van Gods toorn tegen de zonde erkennen en belijden;
    3. ze moeten de overblijfselen van de zonde en de ellende die hun vanwege de zonde aankleeft, afleggen;
    4. ze moeten oog krijgen voor de kracht van God die de doden opwekt; zo zijn hun dood en hun zwakheid tot hun bestwil en bedoelen ze de eer van God.

Daarom behoren ze dezelfde wens als Paulus te hebben, die zei: “Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn” (Filippenzen 1:2323 Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste.). De reden daarvoor is niet dat dit leven hem verdrietig stemt of een walg voor hem is of omdat hij de dood zelf aangenaam vindt, want zo’n wens zou in strijd zijn met de gewone menselijke gevoelens! Maar de reden daarvoor is wel dat de dood een verlossing en bevrijding is van alle zonden en van de ellende in dit leven [die daarvan het gevolg is]. De dood is ook een toegang tot het aanschouwen van Gods aangezicht. Ze is een terugkeer vanuit de ballingschap tot ons huis. Dat huis is niet vervallen, maar nieuw en stemt bijzonder tot genoegen3). De dood is winst voor ons4), en betekent de toegang tot de Vader5). Daarom is er geen oorzaak voor de gelovigen om bang te zijn, want de dood is door Christus overwonnen6). Ze is nu zó voor ons als Christus Zelf haar voor ons toegeschikt heeft7). Het uur van ieders dood is door God bepaald, maar [wordt beheerst] door het verlangen van het geloof. Dat verlangen is van die aard dat we in dit leven blijven zolang als de Heere het wil, want de godzaligen willen liever leven tot eer van Christus als voor hun eigen profijt en genoegen. De geestelijke dood; deze geldt voor de gelovigen en ook voor de ongelovigen. De geestelijke dood van de gelovigen heeft drie aspecten.

  1. De geestelijke dood van de zonde. Dat is de kracht en de macht van de zonde, ja het leven van de zonde. In Romeinen 6:22 Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? en 8 wordt deze kracht een dood genoemd: “Hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?”
  2. De geestelijke dood van de wet; dat geldt alleen in zover de wet de kracht van de zonde aangeeft:
  3. Zij die in Christus zijn, beschuldigt ze echter niet meer.
  4. Ze beweegt ook niet meer tot zonde: “Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus” (Romeinen 7:44 Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen.); “Ik ben door de wet voor de wet gestorven om voor God te leven” (Galaten 2:1919 Want ik ben door de wet voor de wet gestorven om voor God te leven.). Christus zorgt ervoor dat wij sterven aan de wet, omdat Hij ons rechtvaardig maakt en de schrik en de angst van het geweten die de wet ons aanbrengt, van ons wegneemt. Ze brengt juist heiligheid teweeg, waardoor de zondige begeerten gedood worden. Het verbod door de wet is nu niet langer een oorzaak of een aanleiding om te zondigen, zoals vroeger wel het geval was8).

  De geestelijke dood van de wereld; dat geldt voor zover de wereld daadwerkelijk voor de geestelijke mens werkelijk dood en gestorven is. Dat gaat dus niet op voor hen die in een klooster gaan en een monnikenleven leiden.  

  1. Dat geldt wel voor hen die om de uitnemendheid van de kennis van Christus alle dingen waardeloos achten – dingen die de wereld in hoge waarde houdt en zich erg voor inspant.
  2. En ook voor hen die weigeren de werken van de wereld uit te voeren, zoals hoererij bedrijven, dobbelen, zich met lichtzinnige spelen bezighouden en al de zondige daden van het vlees beoefenen.
  3. En voor hen die geen plezier hebben in wereldse dingen, maar het lijden moeten ondergaan als mensen die door de wereld veracht en gekleineerd worden. De wereld is voor hen dikwijls niet minder dan dood; ze zijn als het ware aan de wereld gestorven. Daarom zegt Paulus in Galaten 61 Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen. 2 Verdraagt elkanders moeilijkheden; zó zult gij de wet van Christus vervullen. 3 Want indien iemand zich verbeeldt, dat hij iets is, en het niet is, dan vergist hij zich zeer. 4 Ieder moet zijn eigen werk toetsen; dan zal hij slechts voor zichzelf stof tot roem hebben en niet voor een ander. 5 Want ieder zal zijn eigen last dragen. 6 En hij, die onderricht wordt in het woord, dele van alle goed mede aan wie dat onderricht geeft. 7 Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. 8 Want wie op (de akker van) zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op (de akker van) de Geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten. 9 Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen. 10 Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten. 11 Ziet, met hoe grote letters ik u eigenhandig schrijf! 12 Allen, die zich uiterlijk goed willen voordoen, trachten u te dwingen tot de besnijdenis, alleen om niet vervolgd te worden ter wille van het kruis van Christus [Jezus]. 13 Want zij, die zich laten besnijden, houden zelf niet eens de wet, doch zij willen, dat gij u laat besnijden, opdat zij op uw vlees roem kunnen dragen. 14 Maar ik moge ervoor bewaard blijven te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld. 15 Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is. 16 En allen, die zich naar die regel zullen richten - vrede en barmhartigheid kome over hen, en ook over het Israël Gods. 17 Overigens valle niemand mij lastig, want ik draag de littekenen van Jezus in mijn lichaam. 18 De genade van onze Here Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen. vers 1414 Maar ik moge ervoor bewaard blijven te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld.: “Door wie (namelijk Christus) de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld. En ook:”Ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, Mijn Here, dat alles te boven gaat" (Filippenzen 3:88 Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen.).

Maar de geestelijke dood van de ongelovigen of van de voluit9) natuurlijke en ongeestelijke10) mensen mag de dood van het geloof of van de ziel genoemd worden. Zij die Christus en Zijn Geest niet hebben, zonder het geloof, zijn dood door de zonden (Efeziërs 2:55 ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden.). Zij leven in de zonde, ze bidden niet om vergeving en zijn zo levend dood11). Van hen kunnen we zeggen dat ze in de schaduw van de dood [of in de donkerheid] leven12). De eeuwige dood. Deze dood betekent een eeuwigdurende rampzaligheid en ellende van de hele mens. Ze wordt ook wel de tweede dood genoemd13). Daarvan wordt gezegd: “Het onheil doodt de goddeloze” (Psalm 34:2222 Het onheil doodt de goddeloze, en wie de rechtvaardige haten, zullen ervoor boeten.). En: “Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft” (Ezechiël 33:1111 Zeg tot hen: zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, huis Israëls?). De burgerlijke dood. Zo noemen de rechtsgeleerden de situatie, wanneer iemand zich zó gedraagt dat hij van zijn ambten en waardigheden, van zijn eer en aanzien en van zijn vrijheid beroofd wordt, en niet langer als een ‘man van eer’ kan gehouden worden.

Maar we willen nu wat meer zeggen over de derde vorm van dood, de eeuwige dood.

3. Wat houdt de eeuwige dood in?

Het is een onuitsprekelijk ellendige, verschrikkelijke en altijd durende toestand waarin de verworpenen verkeren, waartoe ze door God zijn voorbestemd. Het is niet een toestand waarin de ziel eenmaal opnieuw van het lichaam gescheiden zal worden. Die dood betekent ook niet dat of de ziel of het lichaam zal vergaan en er [gewoonweg] niet meer zal zijn, niet meer zal leven en niet meer zal voelen. Lichaam en ziel zullen er namelijk altijd zijn en ‘leven’. Maar deze dood is een toestand waarin zowel de ziel als het lichaam tot in eeuwigheid afgezonderd zullen zijn van Gods gunstrijk aangezicht. En dat niet alleen: ze zullen ook vanwege de zonde rechtvaardig veroordeeld worden tot de verschrikkelijke, altijd durende en welverdiende verdoemenis en vervloeking14). Het is zoals er staat in 1 Korinthe 2 vers 99 Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf.: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.” Op dezelfde manier kan ook de ernst en de zwaarte van de straffen en plagen die voor de verdoemden bereid zijn, in dit leven nooit ten volle begrepen worden, laat staan dat men ze in woorden zou kunnen uitdrukken.

4. Als ziel en lichaam van de verworpenen er dan altijd zullen zijn, waarom wordt hun toekomstige toestand dan geen ‘leven’ maar ‘dood’ genoemd?

Omdat zo’n ellendige en jammerlijke toestand met recht ‘dood’ genoemd mag worden, en niet ‘leven’.

5. Wat zijn de andere benamingen voor deze eeuwige dood?

Om de ernst en de bitterheid van de straf enigszins uit te beelden wordt de eeuwige dood in de Schrift aangeduid met woorden die ontleend zijn aan de straffen in het tegenwoordige leven. Dan valt te denken aan woorden als: oneer15), verachting, eeuwige schande16) en smaad; de worm die altijd knaagt; de poel van vuur en sulfer, het helse vuur of ‘gehenna’, het dal van Hinnom; geklaag, geween en tandengeknars; de oven van vuur, het eeuwige, verslindende en nooit uit te blussen vuur; de buitenste duisternis, buiten het Koninkrijk van het licht; de worm die niet sterven zal, de eeuwige straf en meer dergelijke aanduidingen17). Door deze andere aanduidingen wordt aangegeven en afgebeeld hoe groot en ernstig de straf en de toestand van de eeuwige dood zal zijn.

6. Wat zijn de oorzaken van de eeuwige dood?

De uiteindelijke oorzaak is God, de rechtvaardige Rechter18). De nabij gelegen oorzaak19) is de satan, die ons tot zonde verleid heeft en vanaf de schepping van de wereld een mensenmoordenaar is, omdat hij de mens door de zonde ten onder gebracht en gedood heeft20). De werkende of instrumentele oorzaak is de mens zelf, die de satan toestond zijn werk in hem te doen. Ten slotte moet de zonde genoemd worden, waardoor de mens van Gods wet is afgeweken. “Ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (Genesis 2:1717 maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.), namelijk de tijdelijke en de eeuwige dood. En Romeinen 5:1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben. zegt dat door “één mens de zonde de dood de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood”. “Het loon dat de zonde geeft, is de dood” (Romeinen 6:2323 Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.). “De dood [is er] door een mens” (1 Korinthe 15:2121 maar (om te handelen) naar hetgeen geschreven staat: Zij, aan wie niets van Hem is verkondigd, zullen Hem zien en wie het niet gehoord hebben, zullen het verstaan.).

7. Voor wie is de eeuwige door toebereid?

Voor de vervloekten of verworpenen, voor de werkers van de ongerechtigheid, de goddeloze zondaren, de losbandige21) booswichten en schurken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars22). Kort gezegd: voor de ongelovigen, dus degenen die God niet kennen en het Evangelie niet gehoorzaam zijn23). Zij zullen met ziel en lichaam gestraft worden, want ze hebben met hun ziel en hun lichaam gezondigd. “Wees bevreesd voor Hem Die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel” (Matteüs 10:2828 En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel.). Dat betekent: ze zullen eeuwig straf ondergaan, maar het lichaam zowel als de ziel zelf zullen blijven bestaan24).

8. Welke plaats is voorbestemd voor de eeuwige dood?

De plaats die de Joden tophet noemden vanwege de verwarring, het voortdurende gedreun en het sterke rumoer. Of ook wel gehenna of gehinnon vanwege een plek die dichtbij Jeruzalem lag in het gebied25) van een man met de naam Hinnom, waar de Israëlieten hun kinderen aan de afgod Molech offerden.26) De Grieken spreken over hades, van teme eidein, een donker gat waarin men niets zien kan; of anelion, een donkere kuil of een verblijf waar de zon niet in kan schijnen. Ook spreekt men wel van tarrarum, een gruwelijke plek, hoti tarattai hapanta, omdat alles hier ijzingwekkend verschrikkelijk is. De Romeinen noemen die plaats inferos, infernus, orcus, het laagste, het onderste, omdat de hel onder de aardoppervlak ligt. Ze spreken over wel over abyssus, de afgrond, een poel van ontzaglijke diepte’; of over abythos, zonder grond.27)

9. Wat is de hel?

Het is een zekere verborgen en verschrikkelijke plaats die door God bestemd is voor de verdoemde mensen en gevallen engelen, om daar voor eeuwig gestraft te worden.28)

10. Waar is de hel?

Het is niet goed te zeggen waar de hel zich bevindt. We behoren ons daar ook niet mee bezig te houden, maar moeten onszelf onderzoeken of wij daar niet zullen komen. Toch ís ze ergens, niet hierboven, maar hier beneden omdat ze onder ons is. Ze is daardoor zeer ver verwijderd van de allerhoogste hemel die de woonplaats van de gelukzaligen is. De Schrift stelt immers in Lucas 16:2626 En bij dit alles, er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen. dat er een onoverkomelijke kloof is, een mega chasina, dat wil zeggen: een grote, diepe en grondeloze poel – een woord dat afkomstig is van chansin, opensplijten, van elkaar scheuren – tussen de godzaligen en de goddelozen. “En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in schoot” (Lucas 16:2323 Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot.). Zij die hierin geworpen worden, worden van bovenaf naar beneden gestoten. Ze komen in een plaats die ten opzichte van ons hier de aarde en de hemel de onderste plaats is.29) In Openbaring 17:88 Het beest, dat gij zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve; en zij, die op de aarde wonen, wier naam niet geschreven is in het boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was en niet is en er toch zal zijn. wordt gezegd dat het beest vanuit de afgrond op de aarde zal komen. En in Numeri 16:30-3330 Maar, indien de Here iets nieuws zal scheppen, zodat de grond zijn mond zal opensperren en hen verzwelgen met alles wat hun toebehoort, zodat zij levend in het dodenrijk zullen dalen, dan zult gij weten, dat deze mannen de Here gesmaad hebben. 31 Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen, 32 en de aarde opende haar mond en verzwolg hen met hun huisgezinnen en met alle mensen die bij Korach behoorden en met alle have. 33 Zo daalden zij, met al de hunnen, levend in het dodenrijk; en de aarde overdekte hen, zodat zij uit het midden der gemeente omkwamen. wordt verteld dat Korach, Dathan en Abiram levend naar de hel zullen varen. Dat is niet gewoonweg het graf, waarvoor het woord “hel” soms ook wel gebruikt werd.30) Hiermee is niet in strijd dat van de satan gezegd wordt dat hij uit de hemel viel, toen zijn macht door het Evangelie vernietigd werd (Lucas 10:1818 En Hij zeide tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.) en nu in de lucht zweeft.31) Hij doolt hier alleen maar voor een tijd rond om het geloof van de godzaligen te beproeven en Gods rechtvaardige oordelen over de mensen uit te voeren. Op een andere plaats wordt gezegd dat de duivelen in de afgrond geworpen en aan de krochten der duisternis overgegeven zijn om hen tot het oordeel te bewaren (2 Petrus 2:44 Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel te bewaren. en Judas, vers 66 en de steden Sodom en Gomorra tot as verbrand, tot omkering gedoemd en ten voorbeeld gesteld heeft voor hen, die goddeloos zouden leven.). In Jesaja 30:3333 Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel. is een ontzagwekkende beschrijving van de hel te vinden: reeds lang is voor de koning [van Assyrië] een brandstapel bereid. God heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des HEREN steekt hem in brand als een stroom van zwavel.

11. Wanneer zal de straf in de hel beginnen?

Sommige van die straffen beginnen als een soort voorspel bij verschillende goddelozen al in dit leven. Het is bijvoorbeeld een hel om de toorn van God te gevoelen, en te ervaren dat men door God vervloekt en verworpen is. Soms worden die gevoelens ook door de godzaligen ervaren, maar alleen in dit leven als een beproeving32). De ergste straffen worden echter uitgesteld tot na de jongste dag. De zielen van de goddelozen ondergaan evenwel direct na de dood de straf van de verdoemenis33). Zij worden bewaard tot op de dag van het oordeel, wanneer ze hun lichaam weer aangenomen hebben en tot in eeuwigheid gepijnigd zullen worden.

12. Zullen de straffen van de verdoemden altijd duren?

Ja, omdat de norm van Gods rechtvaardigheid dit vereist. Aan de oneindige majesteit van Gods majesteit is namelijk tekort gedaan en beledigd. Bovendien is de gelukzaligheid van de uitverkoren eeuwig, en daarom moet de rampzaligheid van de verworpenen ook eeuwig zijn. De Schrift spreekt hier ook van in Jesaja 66:2424 Zij zullen uitgaan en de lijken aanschouwen der mannen, die van Mij afvallig geworden zijn; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitdoven, en zij zullen voor al wat leeft een afgrijzen wezen., en in Daniël 12:22 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. lezen we: “Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.” Matteüs 25:4141 Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is. zegt: “Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur”, dat is het nooit uit te blussen vuur. Daar zullen de verdoemden altijd in blijven om voor eeuwig gestraft te worden. Het is net als met een salamander die middenin het vuur ook niet vergaat of verteerd wordt. In Marcus 3:2929 maar wie gelasterd heeft tegen de heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde. lezen we: “Wie gelasterd heeft tegen de heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde” – zo iemand zal tot in eeuwigheid geen vergeving meer ontvangen.

13. Zal de toestand van de verdoemden en de manier waarop de eeuwige straffen worden uitgevoerd, voor ieder gelijk zijn?

In het geheel niet! Dat kan worden afgeleid uit de woorden [van Christus] in Matteüs 101 En Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over onreine geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te genezen. 2 En dit zijn de namen van de twaalf apostelen: vooreerst Simon, genaamd Petrus, en Andreas, zijn broeder; en Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder; 3 Filippus en Bartolomeüs; Tomas en Matteüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs en Taddeüs; 4 Simon de Zeloot en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. 5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; 6 begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls. 7 Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. 8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet. 9 Voorziet u niet van goud of zilver of koper in uw gordels, 10 van geen reiszak voor onderweg, geen twee hemden, geen sandalen, geen staf, want de arbeider is zijn voedsel waard. 11 Welke stad of welk dorp gij ook binnenkomt, onderzoekt wie het daarin waard is, en blijft daar tot uw vertrek. 12 Als gij het huis binnentreedt, geeft het de vredegroet; 13 en indien het huis het waard is, zo kome uw vrede daarover; doch indien niet, zo kere uw vrede tot u terug. 14 En indien iemand u niet ontvangt of uw woorden niet hoort, verlaat dat huis of die stad en schudt het stof uwer voeten af. 15 Voorwaar, Ik zeg u, het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor die stad. 16 Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven; weest dan voorzichtig als slangen en argeloos als duiven. 17 Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan de gerechtshoven en zij zullen u geselen in hun synagogen; 18 gij zult ook geleid worden voor stadhouders en koningen om Mijnentwil, tot een getuigenis voor hen en voor de volken. 19 Wanneer zij u overleveren, maakt u dan niet bezorgd, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in die ure gegeven worden wat gij spreken moet; 20 want gij zijt het niet, die spreekt, doch het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt. 21 Een broeder zal zijn broeder overleveren ten dode en een vader zijn kind, en kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood brengen. 22 En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. 23 Wanneer men u vervolgt in deze stad, vlucht naar de andere; want voorwaar, Ik zeg u, gij zult niet alle steden van Israël zijn rondgekomen, voordat de Zoon des mensen komt. 24 Een discipel staat niet boven zijn meester, of een slaaf boven zijn heer. 25 Het is genoeg voor de discipel te worden als zijn meester, en voor de slaaf als zijn heer. Indien men aan de heer des huizes de naam Beëlzebul heeft gegeven, hoeveel te meer aan zijn huisgenoten! 26 Vreest hen dan niet, want er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden. 27 Wat Ik u zeg in het donker, zegt het in het licht; wat gij u in het oor hoort fluisteren, predikt het van de daken. 28 En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. 29 Worden niet twee mussen te koop aangeboden voor een duit? En niet één daarvan zal ter aarde vallen zonder uw Vader. 30 En de haren van uw hoofd zijn ook alle geteld. 31 Weest dan niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven. 32 Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; 33 maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is. 34 Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. 35 Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; 36 en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. 37 Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; 38 en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig. 39 Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. 40 Wie u ontvangt, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft. 41 Wie een profeet ontvangt als profeet, zal het loon van een profeet ontvangen; en wie een rechtvaardige ontvangt als rechtvaardige, zal het loon van een rechtvaardige ontvangen. 42 En wie één van deze kleinen, omdat hij een discipel is, ook maar een beker koud water te drinken geeft, voorwaar, Ik zeg u, zijn loon zal hem geenszins ontgaan. vers 1515 Voorwaar, Ik zeg u, het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor die stad.: “Het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor die stad”, die namelijk het Evangelie afwijst. In Matteüs 11:2222 Doch Ik zeg u, het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor u. staat: “Het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor u.” In Matteüs 23:1414 [Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij eet de huizen der weduwen op, terwijl gij voor de schijn lange gebeden uitspreekt. Daarom zult gij zwaarder oordeel ontvangen. zegt Christus tegen de huichelaars, de Farizeeën: “Daarom zult gij zwaarder oordeel ontvangen.” Ten slotte zegt Lucas 121 Toen intussen duizenden mensen waren bijeengekomen, zodat zij elkander verdrongen, begon Hij te spreken, in de eerste plaats tot zijn discipelen: Wacht u voor de zuurdesem, dat is de huichelarij, der Farizeeën. 2 Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden. 3 Daarom, al wat gij in het donker gesproken hebt, zal in het licht gehoord worden en wat gij aan het oor gezegd hebt, in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden. 4 Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. 5 Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem! 6 Worden niet vijf mussen verkocht voor twee duiten, en niet één van die is vergeten voor God. 7 Ja, zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven. 8 Ik zeg u: Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods; 9 maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods. 10 En een ieder, die een woord zal spreken tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de heilige Geest zal lasteren, het zal hem niet vergeven worden. 11 Wanneer zij u brengen voor de synagogen en voor de overheden en de machthebbers, maakt u niet bezorgd, hoe of wat gij ter verdediging moet spreken. 12 Want de heilige Geest zal u op het eigen ogenblik leren, wat gij zeggen moet. 13 Iemand uit de schare zeide tot Hem: Meester, zeg tot mijn broeder, dat hij de erfenis met mij dele. 14 Hij echter zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld? 15 Hij zeide tot hen: Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit. 16 En Hij sprak tot hen een gelijkenis en zeide: Het land van een rijk man had veel opgebracht. 17 En hij overlegde bij zichzelf en zeide: Wat moet ik doen, want ik heb geen ruimte om mijn vruchten te bergen. 18 En hij zeide: Dit zal ik doen: ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen en ik zal daarin al het koren en al mijn goederen bergen. 19 En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij hebt vele goederen liggen, opgetast voor vele jaren, houd rust, eet, drink en wees vrolijk. 20 Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn? 21 Zó vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God. 22 En Hij zeide tot zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of over uw lichaam, waarmede gij u zult kleden. 23 Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. 24 Let op de raven, zij zaaien niet en zij maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer of schuur, en toch voedt God ze. Hoe ver gaat gij de vogelen te boven! 25 Wie van u kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen? 26 Indien gij dan zelfs het geringste niet kunt, wat zult gij u bezorgd maken om het overige? 27 Let op de leliën, hoe zij spinnen noch weven, en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze. 28 Indien nu God het gras op het veld, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zó bekleedt, hoeveel te meer u, kleingelovigen? 29 En gij, zoekt niet wat gij eten of drinken zult en weest niet verontrust, 30 want naar al deze dingen gaat het zoeken van de volken der wereld uit. Doch uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft. 31 Maar zoekt zijn Koninkrijk, en die dingen zullen u bovendien geschonken worden. 32 Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven. 33 Verkoopt uw bezittingen om aalmoezen te geven. Maakt u beurzen, die niet oud worden, een schat, die nooit opraakt, in de hemelen, waar geen dief bij komt en geen mot ze schaadt. 34 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. 35 Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende. 36 En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen. 37 Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. Voorwaar, Ik zeg u, hij zal zich omgorden en hen aan tafel nodigen, en bij hen komen om hen te bedienen. 38 En wanneer hij in de tweede of in de derde nachtwake komt en hen zó aantreft, zalig zijn zij. 39 Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, op welk uur de dief zou komen, hij zou in zijn huis niet hebben laten inbreken. 40 Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen. 41 En Petrus zeide: Heer, zegt Gij met het oog op ons deze gelijkenis, of ook met het oog op allen? 42 En de Here zeide: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die de heer over zijn bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven? 43 Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden. 44 Waarlijk, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen. 45 Maar als die slaaf in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft lang uit, en hij zou beginnen de slaven en slavinnen te slaan, en te eten, en te drinken en dronken te zijn, 46 dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht en op een uur, dat hij niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der trouwelozen doen delen. 47 Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen. 48 Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen. Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd. 49 Vuur ben Ik komen werpen op de aarde en wat is mijn wil, als het reeds ontstoken is? 50 Ik moet gedoopt worden met een doop, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is. 51 Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg Ik u, veeleer verdeeldheid. 52 Want van nu aan zullen vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie. Zij zullen verdeeld zijn, 53 vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen schoonmoeder. 54 Hij zeide ook tot de scharen: Wanneer gij een wolk ziet opkomen in het westen, zegt gij dadelijk: Er komt regen, en het gebeurt. 55 En wanneer gij de zuidenwind ziet waaien, zegt gij: Er zal hitte komen, en het gebeurt. 56 Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent gij deze tijd niet? 57 En waarom ook oordeelt gij niet uit uzelf wat recht is? 58 Want, als gij met uw tegenpartij naar de overheid gaat, geef u dan onderweg moeite om van hem af te komen; anders zal hij u voor de rechter sleuren en de rechter zal u de gerechtsdienaar overgeven en de gerechtsdienaar zal u in de gevangenis werpen. 59 Ik zeg u, gij zult daar voorzeker niet uitkomen, vóórdat gij ook de laatste duit betaald hebt. vers 4747 Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen.: “Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft,m of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen. Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen.”

14. Wat is het doel van de hel?

Het naast gelegen doel is dat de goddelozen gestraft worden naar ze verdiend hebben. Het uiteindelijke doel is echter dat in het straffen van de goddelozen God geopenbaard wordt als een rechtvaardig Rechter. Zo toont Hij Zijn rechtvaardigheid en toorn tegenover de verworpenen. Zijn onmetelijke goedheid, genade en barmhartigheid toont Hij echter aan de voorwerpen van Zijn goedertierenheid. Hij heeft hen namelijk uit genade uitverkoren om hen tot in alle eeuwigheid zalig te maken.

15. Wat is het nut van deze leer?

Om in ons een voortdurende ijver van ware godzaligheid en vernieuwing van leven op te wekken. In Matteüs 3:8-108 Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt; 9 en beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader, want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. 10 Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. staat: “Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt; reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen; iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.” Daarom zegt Chrystostomos in zijn 13e homilie over de Romeinenbrief: “Het zou te wensen zijn dat men steeds over de hel sprak, want het denken aan de hel zou kunnen beletten dat men in de hel komt.”

16. Welke partijen strijden tegen de gedachte van de hel?

  1. In de eerste plaats de Epicureeën, die de onsterfelijkheid van de ziel ontkennen en dus ook de straffen die aan zondaren opgelegd zijn. Hun mening wordt echter weerlegd door Gods Woord, maar ook door ons gewone verstand zelf.
  2. De aanhangers van Origines. Die mensen werden vroeger de barmhartigste leraars van de kerk genoemd. Ze droomden ervan dat alle mensen tot de grootste booswichten toe, ja zelfs de duivels na het vervullen van hun straf, ten slotte ook zalig zouden worden.
  3. Bepaalde mensen die beweren dat er geen bepaalde plaats voor de hel is bestemd. Zij beweren dat de hel alles is wat ons van God gescheiden houdt. Hiëronymus zegt in dit verband: “Alles wat twist veroorzaakt tussen de broeders.”
  4. De dwaling die Hiëronymus in zijn Amicum Origeni omschreef als de gedachte dat de hel niets anders is dan een schrik in het geweten.
1)
om datse ons vertoeft
2)
ofte inwacht
3)
2 Korinthe 5:16..
4)
Filippenzen1:21.
9)
pleyn
10)
ziellicke
15)
beschaemtheyt
16)
verwijt
17)
Jesaja 30:3333 Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel. en 66:2424 Zij zullen uitgaan en de lijken aanschouwen der mannen, die van Mij afvallig geworden zijn; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitdoven, en zij zullen voor al wat leeft een afgrijzen wezen.; Matteüs 8:1212 maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars., 22:1313 Toen zeide de koning tot de bedienden: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. en 25:4646 En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.; Marcus 9:4343 En indien uw hand u tot zonde verleidt, houw haar af. Het is beter, dat gij verminkt ten leven ingaat, dan dat gij met uw twee handen ter helle vaart, in het onuitblusbare vuur. en 47; Openbaring 19:2020 En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt. en 20:1010 en de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden., 14 en 15.
19)
De naeste oorsaack
21)
overgheven
24)
het wesen noch van d’een noch van d’ander vergaen
25)
Bucanus spreekt over “bruyck-waer landis”; beide woorden zijn buitengewoon merkwaardig en komen ook niet in het WNT voor; daarom moet hier sprake zijn van twee drukfouten achter elkaar. In de hertaling is gekozen voor het neutrale woord “gebied”.


Paginahulpmiddelen