Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:41

Inhoud

De kerk

1. Waar komt het woord ‘kerk’ of ‘gemeente’ vandaan?

‘Gemeente’ of ‘kerk’ is in het Grieks ecclesia, en komt van eccalein, wat ‘uitroepen’ betekent. Want de samenkomst van de burgers, die door de omroeper uit hun huizen geroepen werden om het besluit van de raad aan te horen, werd door de Grieken ecclesia, ‘gemeente’ genoemd. Daarvan komt ook het woord ecclesiazein, ‘prediken’ of ‘tot de preek roepen’, en ecclesiastes, ‘prediker’. Deze gemeente wordt ook wel synagoge genoemd, dat is: ‘vergadering’. Dit woord komt van synagein, oftewel: ‘vergaderen’, ‘verzamelen’, ‘bijeenbrengen’. Maar omdat de Joden hun vergaderingen en de plaatsen waar zij de Wet en de Profeten lazen, synagogen noemden, hebben de christenen hun vergaderingen wat de naam betreft van de Joodse willen onderscheiden. Daarom hebben ze het woord ‘kerk’, ‘gemeente’, of ecclesia, dat veel heerlijker klinkt, gebruikt en behouden. Dit woord betekent de vergadering van hen die Christus erkennen en belijden. Sommigen gebruiken daarvoor zeer onterecht het woord ‘stad’ en ‘gemenebest’, al is het waar dat Jakobus 2:22 Want stel, er kwam in uw vergadering een man binnen met een gouden ring aan zijn vinger en in prachtige kleding, en er kwam ook een arme binnen in schamele kleding. het woord synagoge ook gebruikt: “Want stel, er kwam in uw vergadering (synagoge) een man binnen met een gouden ring …” En in Hebreeën 10:2525 Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen. staat dat we onze eigen bijeenkomst (episynagogen) niet mogen verzuimen. Het woord ‘kerk’ of ‘gemeente’ is niet absoluut, maar ziet op iets anders: het wordt zo genoemd ten aanzien van God, die de mensen door de verkondigers van Zijn Woord uit de wereld roept tot het Rijk van zijn Zoon. En wie die roeping gehoorzaamt en zich tot de kerk of gemeente begeeft – hij wordt geroepen genoemd, alsof men zei: uitgeroepen, zoals men ziet als Paulus in zijn brieven de groeten doet. Niemand begeeft zich immers opzettelijk tot de gemeente vanuit zichzelf, uit eigen beweging en zichzelf aansporend; maar zoveel als er komen, worden zij door God geroepen.

2. Op hoeveel manieren wordt het woord ‘kerk’ of ‘gemeente’ in de Schrift gebruikt?

  1. In de brede, maatschappelijke en politieke zin van het woord voor elke vergadering van mensen, van burgers in de stad. Zo was het in Handelingen 19:3232 Nu riep de een dit, de ander dat, want de volksvergadering was verward en de meesten wisten niet eens, waartoe zij samengekomen waren. een verwarde ecclesia, vergadering. En in vers 3939 En indien gij nog iets meer te verlangen hebt, zal dit in de wettige volksvergadering worden beslist. wordt gesproken over een wettige ecclesia, vergadering, of een stedelijke bijeenkomst, die het tegenovergestelde is van een oproerige en verwarde vergadering, maar ook van een bijeenkomst waarvoor niemand wettig uitgenodigd is.
  2. Op een geestelijke manier ter aanduiding van: 
    1. de menigte van godzaligen, die allen en ieder in het bijzonder de ware God door het ware geloof aanhangen;1)
    2. meer strikt genomen de kerkenraad,2) omdat deze raad in naam van heel de gemeente waarover hij gesteld is, vergadert; deze wordt door Paulus het presbyterion genoemd of de vergadering van de oudsten;3)
    3. het meest strikt een kleine huisgemeente, gevormd door de gelovigen van een huisgezin.4)
  3. In het algemeen zijn het de heilige vergaderingen of bijeenkomsten in een bepaalde landstreek; of het is de naam van alle gelovigen door de hele wereld verspreid, waarin de ware godzaligen met de huichelaars hier op aarde vermengd zijn.5)
  4. Het is ook de plaats, het gebouw waarin de gelovigen bijeenkomen om Gods Woord te horen of te prediken.6)
  5. Op een verkeerde manier wordt het woord gebruikt voor een gemeente met een valse leer; dat is een gezelschap der boosdoeners een samenspanning7) van goddelozen tegen Christus en Zijn waarheid.

3. Wat is de kerk?

De kerk is een vergadering van mensen, die door de verkondiging van het Evangelie krachtig uit de wereld geroepen en daarvoor uitgekozen zijn. Daardoor gaan zij in Christus geloven, zij hangen Hem aan als hun enig Hoofd en belijden dat ze in Hem geloven. Uit het geloof kennen en dienen zij God zoals Hij Zich in Zijn Woord openbaart. Onder hen worden ook de leerlingen8) en kinderen van de uitverkorenen en soms ook van de huichelaars gerekend, hoewel die laatsten vanwege hun jeugd nog niet kunnen geroepen kunnen worden of de sacramenten kunnen gebruiken.9) De kerk is ook een vergadering van mensen die overal vandaan door God uit de verdorven menigte van het hele menselijke geslacht door de stem van het Evangelie tot het geestelijke rijk van Christus geroepen zijn. Zij zijn afgezonderd van andere vergaderingen van mensen, en onderscheiden zich door het gehoor van Gods Woord, het geloof, de sacramenten, het gebed, een heilig leven en een belijdenis van de waarheid. Hun samenkomsten zijn gegrond op de Hoeksteen Christus, opdat God in hen zal wonen en naar de profetische en apostolische leer in der eeuwigheid gediend en geëerd zal worden. Zie Johannes 10:4,54 Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen; 5 maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen. waar Jezus zegt dat Zijn schapen naar Zijn stem luisteren, en niet naar die van een ander. Deze omschrijving wordt ontleend aan het voorbeeld van Abraham, die met zijn huisgenoten uit Ur in het land van de Chaldeeën uit het midden van de afgodendienaars geroepen is. Hij is Gods stem gehoorzaam geweest en heeft zich door de gehoorzaamheid van het geloof afgescheiden van de goddeloosheid van de wereld om nu Zijn Naam te belijden.10) Of in één woord gezegd: de kerk is een gemeenschap der heiligen;11) het is dus een gezelschap van mensen, die door het geloof dat uit het gehoor is, gerechtvaardigd en geheiligd zijn in Christus Jezus, door de Heilige Geest. Ze is geen gemeenschap die op een platonische manier alleen in de geest bestaat; en ze leeft ook niet zoals de monniken en de wederdopers in een gemeenschappelijk bezit van alle gaven en goederen. Nee, de kerk is een gemeenschap in de Geest, in de leer, in het geloof, in de hoop en in het weldoen van de medemens en andere uitingen van een godzalig leven. In de openbare vergadering van de kerk zijn echter wel veel huichelaren aanwezig.

4. Is er een veelvoud wat de kerk betreft?

Er is één kerk of gemeente, omdat er maar één Lichaam van Christus is, dat bestaat uit verschillende leden, zoals er één God en Vader is van allen, één Middelaar Christus, en één Hoofd van dit geestelijk lichaam, één geloof, en één hoop door de Heilige Geest, en ten slotte één eeuwig leven. De goddelijke Personen zijn één, niet in getal, maar wel in wezen; en zo is ook de kerk één. Van deze gehele kerk wordt in Galaten 3:2828 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. gezegd: “Gij allen zijt één in Christus Jezus”; dat wil zeggen: zoals een mens een eenheid is. Daarmee wordt te kennen gegeven dat er sprake is van de meest intieme samenvoeging en vereniging. In Efeziërs 4:44 één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping. staat: “één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping”. In het Hooglied lezen we in hoofdstuk 6:99 En gij, heren, handelt evenzo jegens hen; laat het dreigen na. Gij weet immers, dat hun en uw Heer in de hemelen is, en bij Hem is geen aanzien des persoons.: “Maar enig is zij, mijn duif, mijn volmaakte.” Ze is in vroeger tijd uitgebeeld door de ene ark van Noach.12) In Johannes 10:1616 Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. lezen we: “Het zal worden één kudde, één herder.” De kerk is één in de overeenstemming van de leer, in de gelijke uitleg van de teksten der Heilige Schrift naar de regel van het rechtzinnige geloof, en in de zuivere bediening van de sacramenten. Ze is één wat de Bewerker van de zaligheid betreft, één in het Hoofd, één in de bediening door dezelfde Geest en in de band van deze Geest, en één in de vereniging van hart en ziel.13) Daarbij is het zo dat verschillende personen in verschillende tijden en in verschillende plaatsen tot deze kerk geroepen worden.

5. Wordt deze ene kerk of gemeente dan niet onderscheiden?

Jawel, en dat op vele manieren.

  1. Ten aanzien van haar wezen. Er zijn kerken die we eenvoudigweg de ene naam ‘kerk’ geven, maar er zijn andere kerken die we wel dezelfde naam geven, maar dan op basis van één bepaald aspect.
    De eerstbedoelde kerken voldoen aan de bovengenoemde omschrijving van het wezen van de kerk, dat het namelijk een vergadering is van mensen, die de enige ware God in Christus uit Zijn beschreven Woord erkent en dient en Hem in en door alles – hoewel in verschillende mate – oprecht gehoorzaamt. Deze kerk wordt daarom ook een rechtzinnige, zuivere en gezonde kerk of gemeente genoemd.
    Bij de tweede categorie van kerken zien we dat men afwijkt van de kennis van God en van de manier waarop men Hem vanuit Zijn Woord moet dienen. Zo’n kerk wordt een dwalende, ketterse of schisma-veroorzakende kerk genoemd, die of in het geloof of in de liefde of in beide dwaalt. Zo kan de christelijke kerk die momenteel in Griekenland onder het geweld van de Turken zucht, ten aanzien van enkele aspecten nog wel een kerk genoemd worden. En dat geldt ook voor de wederdopers of andere ketters die nog niet geheel van de evangelische leer zijn vervreemd. In die zin zijn ook de bijeenkomsten van de roomsen nog kerken en gemeenten, zoals een melaatse of een geestesziek mens vanwege zijn ziekte niet ophoudt een mens te zijn. Daarom zegt TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. in Boek 4 tegen Marcion: “De hommels maken ook honing, en zo stichten de Marcionieten ook gemeenten.” Wat de bijeenkomsten betreft van deze tweede categorie van kerken, worden die met meer recht een kerk genoemd, die zich het meest aan de omschrijving houden van wat een kerk is. Maar die kerkelijke bijeenkomsten die zich het minst daaraan behouden, worden eigenlijk ten onrechte en nauwelijks geloofwaardig nog kerk genoemd.
  2. De kerk wordt ook gradueel en in trap en mate onderscheiden. De ene kerk wordt volmaakt genoemd en de andere onvolmaakt.
    De volmaakte kerk voldoet geheel aan de twee vereisten, namelijk een volkomen kennis van Gods Woord en de volkomen gehoorzaamheid tot Zijn geopenbaarde wil,14) die in dit leven begonnen wordt en in het toekomende leven zal voleind worden.15)
    De onvolmaakte kerk mist een van deze delen geheel en al of heeft daar maar weinig van. Zo worden de samenkomsten van de Korintiërs die ontkenden dat er een opstanding zou zijn, en de vergaderingen der Galaten die zeiden dat de verdiensten van Christus alléén niet genoeg waren om ons voor God te rechtvaardigen, door Paulus toch kerken en gemeenten genoemd; maar zij waren wel onvolmaakt. Het is als bij een huis of een lichaam waar enige delen of leden aan gemist worden, in mindere mate een huis en lichaam zijn dan wanneer dat huis of lichaam al zijn delen geheel bezit.
  3. Ten aanzien van haar ouderdom en toestand. De Israëlitische kerk was onder de wet, zoals een weeskind is onder zijn verantwoordelijke voogd. Maar ze nam toe en groeide op, dat wil zeggen: ze groeide toe naar de komst van Christus. Door Hem is het voogdijschap en het toezicht over de kerk opgehouden, en de christelijke kerk groeit nu toe naar de toekomst van Christus waarin beide één zijn. Zo heeft de kerk het perspectief op de vrijheid in Hem, nog niet in het volle genot ervan, maar wel met het recht erop.16)
  4. Ten aanzien van de personen.
    De ene kerk wordt particulier of bijzonder genoemd; ze bestond uit één volk en natie van de Joden en werd bijeengehouden tot de komst van Christus. Deze kerk wordt de Israëlitische of Joodse kerk genoemd.
    De andere is de katholieke of algemene kerk, die beleden wordt in de Apostolische Geloofsbelijdenis.17)

6. Waarom wordt ze katholiek of algemeen genoemd?

  1. Omdat ze van alle tijden en eeuwen is, en altijd en voortdurend een en dezelfde geweest is, nog is en zijn zal.
  2. Omdat ze één lichaam geworden is, nu de scheidsmuur tussen de Joden en de heidenen is verbroken. Ze wordt nu verzameld uit alle soorten van mensen en volken, en is niet gebonden aan een bepaald volk of een bepaalde plaats, zoals het huisgezin van Jakob of de stad Jeruzalem.
  3. Vanwege het ene geloof dat alle gelovigen gemeenschappelijk hebben. Daarom hebben de kerkvaders op grond van deze oprechte belijdenis heel trefzeker geoordeeld dat de kerken katholiek of algemeen zijn. Zij gebruikten dit woord ‘katholiek’ niet alleen tegenover het woord ‘ketters’, maar ook tegenover het woord ‘schismatiek’. Dat blijkt uit hun disputen tegen de novatianen en donatisten, die uitsluitend zichzelf de naam van kerk toeschreven.

7. Hoe wordt deze algemene kerk verder onderscheiden?

  1. Ten aanzien van de plaats. Want de ene is in de hemel, de andere op de aarde.
    De kerk in de hemel is altijd volmaakt, volkomen, zuiver en rein of onbesmet; ze heeft geen vlek of rimpel, ze is heilig en niet strafwaardig, zoals we daarvan lezen in Openbaring 7:99 Daarna zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen stonden voor de troon en voor het Lam, bekleed met witte gewaden en met palmtakken in hun handen..18)
    Maar de kerk op aarde is altijd onvolkomen wat de kennis van God en het geloof aangaat. Ze is niet zonder vlek en rimpel voor wat de heiligheid van de zeden en manieren betreft vanwege de zonden en de schuld van de lidmaten in de kerk. In 1 Korintiërs 13:99 Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. staat: “Want onvolkomen is ons kennen”, dus we kennen maar ten dele.
    Daarom wordt de kerk in de hemel de triomferende kerk genoemd; daar zijn de gestorven gelovigen, die de overwinning over al hun vijanden verkregen hebben en in Christus triomferen. Maar na de opstanding zullen zij een volkomen triomf behalen. De kerk die nog op de aarde is, wordt de strijdende kerk genoemd. Zij bestaat uit de gelovigen die nog leven, en met de satan, de overblijfsels van het vlees en de wereld worstelen en strijden. Deze kerk ligt nog onder het kruis en zucht, en haar wapenrusting wordt beschreven in Efeziërs 6:1313 Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden..
  2. Ten aanzien van degenen die tot haar behoren, is de katholieke of algemene kerk onzichtbaar. Zij bestaat alleen uit de ware lidmaten van Christus, de uitverkorenen, allen die Christus toebehoren. Daarom wordt ze voor wat de mensen betreft onzienlijk genoemd.
    1. Omdat het ware geloof – dat is een onderscheid dat de kerk maakt en waardoor de kerk ook is wat ze is – in het hart is gevestigd en daarom onzichtbaar is. Hij die een waar geloof heeft, kan beslist door niemand echt gekend worden dan alleen door God, Die een kenner van de harten is, en door hemzelf die het geloof in zich heeft en gevoelt. In 1 Korintiërs 2:1111 Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. lezen we: “Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is?” En 2 Timoteüs 2:1919 En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid. zegt: “De Heere kent de zijnen.”
    2. Omdat ze de kerk is van de uitverkorenen, volgt daaruit noodzakelijk dat ze onzichtbaar is. Van geen enkel mens is de verkiezing namelijk openbaar, al kan men ook dat men met waarschijnlijkheid kan vermoeden dat deze of gene het geloof of de liefde heeft.
    3. Omdat het grootste deel van deze gemeente, de kerk die triomfeert in de hemel, onzichtbaar is. Maar in metonymische zin is de kerk hier op aarde als een deel van de kerk in haar geheel zichtbaar. Zij wordt gekend uit kenmerken als de uitwendige belijdenis, die de mensen kunnen zien en horen, zonder dat ze enig onderscheid kunnen maken tussen de gelovigen en de huichelaars. Dat weet men niet van hen, en toch doen ze belijdenis wat de leer van de kerk betreft, hoewel ze niet echt geloven. De zichtbare kerk op aarde wordt vergeleken met een net dat in zee uitgeworpen wordt en dan goede en slechte vissen vangt.19) Ook wordt de kerk op aarde wel vergeleken met een dorsvloer, waar zowel koren als kaf op ligt.20) Daarom kunnen we zeggen dat veel mensen in de zichtbare kerk zijn, die toch niet bij de onzichtbare kerk behoren; zie 1 Johannes 2:1919 Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn.. En AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt in zijn preken (nr. 45) over deze brieven van Johannes : “Van velen wordt gezegd dat ze in het huis zijn, die er toch niet bij horen; en daar tegenover wordt gezegd dat er velen buiten het huis zijn, die toch tot het huis behoren.”
  3. Ten aanzien van de tijd.
    De algemene kerk bestaat uit de oude kerk in de tijd van het Oude Testament. Deze kerk is er geweest vanaf het begin van de wereld tot aan de komst van Christus; en ze was er eerst zonder de wet en daarna onder de wet.
    De andere is de nieuwe kerk of de kerk van het Nieuwe Testament, de kerk onder de genade van Christus. Deze kerk is direct na de komst van Christus maar vooral na Zijn hemelvaart gevormd door mensen uit verschillende naties en volken, die dan ook bij voorkeur de christelijke kerk wordt genoemd.21) Deze kerk wordt vervolgens wat de tijd betreft weer onderscheiden in de eerste of de vroegchristelijke kerk,22) dat is dus de kerk die door de apostelen en hun medewerkers is samengeroepen en opgebouwd; én de latere kerk, die volgde op de vroegchristelijke kerk en lange tijd begraven is geweest onder het roomse tijdperk. Maar vanaf het jaar 1517 is ze weer tot leven gekomen en nu wordt ze de gereformeerde kerk genoemd.
  4. Ten aanzien van de plaats die ze hier op aarde inneemt.
    Wat dit betreft, wordt de algemene kerk wel onderscheiden in diocesen en bijzondere kerken, die in verschillende delen van de wereld bijeenkomen, en parochies. Men komt dan bijeen in huizen of buurten die deel uitmaken van de algemene kerk, waardoor zij ook verschillende namen krijgen.23) Deze aparte kerken vormen samen één lichaam. U moet het maar met een granaatappel vergelijken. Daarin zijn heel veel partjes die ieder met een vlies zijn afgeschermd en daardoor van elkaar worden onderscheiden. Maar ze worden door een schil aan de buitenkant aaneengesloten en bij elkaar gevoegd. Zo omvat de heilige kerk van God ontelbaar veel volken, die Christus belijden. Ze worden alle als het ware onder de stolp gehouden van de eenheid die er in het geloof is. Het is met de kerk ook als met de ene zee, die vanwege de verschillende landen waar ze aan grenst, ook veel verschillende namen krijgt.
  5. Wat de zichtbare kerk betreft, die kan ook weer onderverdeeld worden in de kudde en de herders. De kudde zien we bijvoorbeeld in Handelingen 15:33 Zij reisden dan, nadat hun door de gemeenten uitgeleide gedaan was, door Fenicië en Samaria, en bereidden met hun verhaal van de bekering der heidenen al de broeders grote blijdschap. en 4 en in de gewone kerkelijke samenkomsten van het volk. Daar vergaderen ze samen zonder enig onderscheid tussen hen te maken om de Heere godvruchtig te dienen.24) De herders komen met de kerkenraad bijeen, waarbij de kerkenraad wordt gevormd door de meest bekwame lidmaten van de gemeente. Zij komen bijeen in naam van de hele gemeente waarover zij gesteld zijn om te beraadslagen over de zaken die de kerk betreffen. In die betekenis zegt Christus in Matteüs 18:1717 Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.: “Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente.”

8. Maar is er wel een zichtbare kerk? We zeggen in de Geloofsbelijdenis immers: “Ik geloof een algemene (…) kerk”, en we lezen in Hebreeën 11:2 en 2 Korintiërs 5:7 dat het geloof het bewijs is “van de dingen die men niet ziet”. Bovendien zegt Augustinus: “Het is een geloofsdaad om te geloven wat men niet ziet, want wat men ziet, hoeft men niet te geloven.”

Wat in de Geloofsbelijdenis gezegd wordt, moet men niet laten slaan op deze of gene kerk, maar op de katholieke of algemene kerk. Dat heeft dus betrekking op het gehele lichaam van de kerk, in welke tijd ze hier op aarde ook geweest is. De kerk bestaat uit een verzameling van godzaligen en uitverkorenen die er vanaf het begin van de wereld geweest zijn, die er nu nog zijn en die er zijn zullen tot aan het einde van de wereld. Niemand kan die hier op aarde ooit met zijn eigen ogen in één blik overzien. Het is dus zeer zeker zo dat de kerk gelóófd wordt en niet gezien. Hier op aarde kan ze nooit in haar geheel gezien worden, maar slechts ten dele. Waarom is dat zo?

  1. Omdat de heerlijkheid van de algemene christelijke kerk van inwendige aard is; zie Psalm 45:1414 Louter pracht is de koningsdochter daarbinnen, van goudbrokaat is haar kleed.: “Louter pracht is de koningsdochter daarbinnen.”
  2. Omdat ze niet met uiterlijk vertoon komt.25)
  3. Omdat ze God dient in geest en waarheid.26)
  4. Omdat onze uiterlijke zintuigen niet kunnen beoordelen wie tot de algemene christelijke kerk behoort.
  5. Omdat het overgrote deel van deze kerk in de hemel is.
  6. Omdat ze een geestelijk huis is.27)

Maar als we de synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel). (dat wil zeggen: een deel voor het geheel) als beeldspraak toepassen, mag van de plaatselijke kerken wel gezegd worden dat ze zichtbaar zijn. Waarom?

  1. Omdat de mensen waaruit zo’n plaatselijke gemeente bestaat, zichtbaar zijn.
  2. De uitwendige positie van zo’n gemeente is ook zichtbaar. Van haar met haar herders wordt dan ook in Matteüs 5:1414 Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. gezegd: “Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven”, maar ze moet open en transparant zijn, en zich helder presenteren om geen ergernis of aanstoot te geven. Maar ten slotte zal na de verrijzenis op de dag van de opstanding de gehele kerk in de hemel gezien worden, waar ze met haar Hoofd verzameld zal zijn; zie Openbaring 14:11 En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden. e.v.

9. Is de positie van Gods kerk hier op aarde altijd van zichtbare aard geweest en is ze ook over heel de wereld heen verspreid en bekend geworden?

Nee, want ze is vaak op een tirannieke manier onderdrukt, zoals dat gebeurde tijdens de tien perioden van vervolging [in de Romeinse tijd] en daarna is ze onder de heerschappij van de antichrist [de paus] gekomen. Soms waren er ketterijen en dwalingen waaronder ze bedekt lag als een sprankje vuur onder de as. Zo was het bijvoorbeeld in de tijd van Arius, toen heel de wereld – zoals Hiëronymus zegt – zich er zeer over verbaasde dat ze zo ariaans was. Het is ook dikwijls voorgekomen dat er door Gods rechtvaardig oordeel geen samenkomsten van mensen konden plaatsvinden waar God in het openbaar, zichtbaar en zuiver naar de richtlijnen van Zijn Woord gediend kon worden.28) Zo was het bijvoorbeeld onder de profeet Elia, toen hij zei dat hij alleen was overgebleven (1 Koningen 19:1010 Daarop zeide hij: Ik heb zeer geijverd voor de Here, de God der heerscharen, want de Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen.). Daarmee bedoelde hij: niet één profeet meer, niet één dienaar van God meer. Maar God antwoordde hem toen: “Ik zal in Israël zevenduizend overlaten, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, en elke mond die hem niet gekust heeft.” En in Openbaring 12:66 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden. lezen we dat Gods kerk in de woestijn moest vluchten. Daar moest ze zich namelijk verbergen voor de mensen vanwege de woedende razernij van de antichrist. De positie van de kerk is dus de ene tijd meer en de andere tijd minder zichtbaar; dat ligt ook niet voor alle mensen gelijk en ook de manier waarop is niet altijd dezelfde.

10. De onzichtbare kerk doet openlijk belijdenis van haar geloof of ze doet geen belijdenis. Als de kerk belijdenis doet, is ze niet onzichtbaar; maar als ze geen belijdenis doet, is ze geen ware kerk omdat ze nu eenmaal geen belijdenis van het geloof aflegt. Hoe zit dat?

Het is niet nodig dat wij altijd en in alle opzichten belijdenis van het geloof afleggen, want dat betekent dat we ons overgeven in de hand van onze vijanden. Maar als de zaak zelf, de gelegenheid, de tijd en de eer van God het eisen, dan is het nodig. Elia heeft de conclusie [die in de vraag wordt gesteld] niet getrokken, toen God hem antwoordde dat Hij voor Zich nog zevenduizend mannen had overgelaten, die hun knie voor Baäl niet gebogen hadden, al was het een feit dat ze als zodanig niet bekend waren.

11. We weten dat het pauselijk instituut geen kerk is, maar waar is de kerk in die tijd dan geweest?

Zij is daaronder zó geweest als Johannes in Openbaring 12:66 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden. al voorzegd heeft, namelijk eenzaam en alleen in de woestijn; en ook zoals de kerk in het volk Israël na de afval van Jerobeam en vooral in de tijd van Achab geweest is. Daar leefde ze onder de afvallige en valse kerk die de gouden kalveren in Dan en Bethel diende. De roomse kerk komt met die valse kerk onder Israël heel goed overeen; ze is zelfs geheel en al aan haar gelijk. Toen waren Elia en Eliza er en met hen nog zevenduizend mensen méér, die hun knieën niet voor de Baäl bogen – ook zo waren als het ware in de woestijn en hielden zich daar verborgen. Zo zijn er ook velen geweest onder het pauselijk gezag; ook zij hebben hun knieën niet gebogen voor de antichrist. Paulus past dat ook toe op de kerk onder de Joden tot op zijn eigen tijd; zie Romeinen 11:33 Here, uw profeten hebben zij gedood, uw altaren hebben zij omvergehaald; ik ben alleen overgebleven en mij staan zij naar het leven..

12. Kan de algemene christelijke kerk wel geheel en al vervallen en ophouden kerk te zijn?

Dat kan op geen enkele manier! Het Rijk van Christus zal immers geen einde hebben, omdat deze algemene christelijke kerk gebouwd is op de rotssteen Christus; en de poorten van de hel kunnen daar niets tegen inbrengen (Matteüs 16:1818 En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.). Maar een kerk kan op een bepaalde plaats wel vervallen en ophouden daar te bestaan. Ja, dat verval kan zó zijn dat terwijl er eerst een ware kerk geweest is, er nu geen ware kerk meer is maar een valse. Op zo’n afzonderlijke kerk kan de satan de overwinning wel behalen, want dat blijkt wel uit veel voorbeelden. Denk aan de kerken in Efeze, Galatië en andere, die er gewoonweg niet meer zijn. Ja, de afzonderlijke kerken kunnen zo klein in aantal worden dat er in dit gebied op aarde geen zichtbare christelijke kerk meer bekend is. Er is op aarde echter altijd een bepaald getal van mensen die Christus door een godzalig leven dienen en eer geven, maar dit aantal is niet altijd even zichtbaar of groot of met veel status omringd; en de kerk is ook niet altijd in een bepaalde plaats gezeteld in opvolging van de generaties. Dikwijls is ze verstrooid, moet ze in het donker gaan en is bij de meeste mensen onbekend. Jesaja zegt daarvan dat God slechts een overblijfsel gelaten heeft.29)

13. Wanneer is in de kerk de afval van de waarheid begonnen?

Als de kerk in enkele dingen gedwaald heeft, is dat wat anders dan wanneer de kerk zo vervallen is dat ze geheel en al is uitgeblust.

  1. De godzalige bisschoppen na de apostolische tijd hebben door onvoorzichtigheid sommige verkeerde dingen met de waarheid vermengd en de dwalingen daaruit aan het nageslacht doorgegeven. Ook is niet alles in de kerk direct en in één ogenblik tot verval gekomen. Maar de pest van de ketterij heeft zich langzamerhand wijd en zijd verspreid, totdat ze ten slotte de gehele wereld ermee besmet heeft. Ondertussen is de kerk niet in totale zin tot in de grond toe vervallen, want God heeft de overblijfsels, namelijk Zijn uitverkorenen, erin overgehouden. De Heilige Geest heeft de algemene afval van het geloof tevoren al voorzegd,30) en in Openbaring 13:3-73 En (ik zag) een van zijn koppen als ten dode gewond, en zijn dodelijke wond genas; en de gehele aarde ging het beest met verbazing achterna, 4 en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren? 5 En hem werd een mond gegeven, die grote woorden en godslasteringen spreekt; en hem werd macht gegeven dit tweeënveertig maanden lang te doen. 6 En (het beest) opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tent en hen, die in de hemel wonen. 7 En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwinnen; en hem werd macht gegeven over elke stam en natie en taal en volk. wordt gezegd dat de gehele aarde met grote verbazing het beest is gevolgd, en dat daaraan macht gegeven is over alle geslachten, taal en natie. Al degenen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden – zij van wie de namen niet geschreven zijn in het boek des levens; dat wil zeggen allen, behalve de uitverkorenen.

14. Waar was de kerk toen?

TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. zegt in zijn boek over de boetvaardigheid dat de kerk uit een of twee personen kan bestaan. Dus als er die verdorven en heilloze tijden maar een of twee trouwe dienstknechten van God geweest zijn, is dat voldoende om van een kerk te spreken. Daarom komt het ons niet toe om zo nauwkeurig mogelijk te noteren of te zeggen in welke tijd precies de kerk is begonnen met haar afval. We moeten ons juist veel meer beijveren om haar uit die jammerlijke positie kunnen uithelpen en redden.

15. Wat is de bron en oorzaak van de kerk?

De voornaamste bron en oorzaak is God, de Vader, Die de kerk voor Zichzelf uitverkoren heeft en Die haar in de tijd ook roept en om Zich heen verzamelt; zie Efeziërs 1:44 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. en Johannes 1:1313 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.. In dat laatste vers staat dat de gelovigen “niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren” zijn. En in Johannes 6:4444 Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. lezen we: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke.” Als mede bron en oorzaak is er de Zoon van God Zelf; zie Johannes 14:66 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij”, en Hij heeft Zijn gemeente door Zijn eigen bloed verkregen (Handelingen 20:2828 Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft.). De medewerkers zijn de verkondigers van het Woord, de profeten en de apostelen, en na hen degenen die hen werkelijk nagevolgd zijn. Daarom worden zij de bouwmeesters en timmerlieden genoemd,31) maar dat geldt alleen ten aanzien van de dienst in de kerk. De uitwendige werkende oorzaak is de verkondiging van het Woord, waardoor God Zich Zijn kerk verzamelt. De formele oorzaak is de zuivere en oprechte belijdenis zowel van het geloof als van de ware leer. De materiële oorzaak bestaat uit mensen, die overal ter wereld gevonden worden om bijeen te komen. Het gebod van Christus luidde dan ook: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping” (Marcus 16:15,1615 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. 16 Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.).

16. Maar zijn de gelukzalige engelen ook niet een materieel deel van de ware kerk?

Jazeker, en dat geldt ook voor de zielen van de gelukzaligen; zij mogen zelfs het meest schone en meest uitnemende deel ervan.32) In Hebreeën 1:6-76 En wanneer Hij wederom de eerstgeborene in de wereld brengt, spreekt Hij: En Hem moeten alle engelen Gods huldigen. 7 En van de engelen zegt Hij: Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een vuurvlam. en 12:2323 en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben. spreekt de apostel over een vergadering van vele duizenden engelen en een gemeente van eerstgeborenen die in de hemelen opgeschreven zijn. Hier wordt dus gesproken over geesten en engelen. Christus is ook in Zijn mens-zijn het Hoofd en de Heere van alle schepselen, en dus ook van de engelen.33) Maar hier spreken we over de kerk die God die door het bloed van Zijn Zoon verworven heeft en door Zijn Woord heeft bijeengebracht. God heeft de gelukzalige engelen die nooit afgevallen zijn, niet verlost en dus heeft Hij hen ook niet aangenomen; zie Hebreeën 2:1616 Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham.. Hij roept hen ook niet door de dienst van Zijn Woord tot de gemeenschap van Zijn kerk, maar Hij heeft hen wel in hun eerste staat van gelukzaligheid ondersteund en bevestigd. Daarom zeggen wij dat de kerk alleen uit de mensen wordt bijeengebracht volgens het beloftewoord dat de Vader Zijn Zoon gegeven heeft; zie Psalm 2:88 Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit..

17. Heeft de kerk geen Hoofd?

Ja, want de kerk is een lichaam; ze is wel geen natuurlijk en fysiek lichaam, maar ze is wel een geestelijk lichaam dat voor het oog verborgen is.34) Daaruit volgt dus noodzakelijk dat ze een Hoofd moet hebben waardoor ze geregeerd, gevoed en gekoesterd wordt en waarvan ze afhankelijk is. Elk levend lichaam heeft zijn eigen hoofd waaronder het door de Schepper is gesteld en waaruit het zijn leven haalt. Dus ook de kerk heeft haar Hoofd; niet meerdere hoofden, maar één Hoofd. Ze kan ook niet zonder Hoofd zijn. Ze lijkt ook niet op een wanschapen dier met veel hoofden, twee of meer, zodat na het afsterven van het ene het andere de plaats ervan kan innemen. Dan zou ze even dikwijls moeten sterven als ze van haar hoofd beroofd wordt, en weer levend worden zodra ze weer een nieuw hoofd krijgt. Zoiets zou er heel monsterachtig en wanschapen uitzien. Nee, de kerk heeft een Hoofd, namelijk Christus, Die het Hoofd van Zijn kerk is, zoals de man het hoofd is van zijn vrouw; zie Efeziërs 5:2727 en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet. en 1:2323 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.. Dat is Hij in vele opzichten.

  1. Door Zijn ambt, want alleen Christus is Koning, Profeet en Hogepriester, Die over Zijn kerk heerst en haar leidt en bestuurt zoals een hoofd het lichaam bestuurt.35)
  2. Door Zijn kracht, want alleen Hij geeft Zijn ledematen kracht, sterkte, gevoelsbewegingen, het geestelijk leven en alles wat goed voor haar is.36) En alleen Hij – Die door de band van de Geest met het lichaam verenigd is – brengt haar volmaaktheid voort en zorgt ook voor de het samen gebonden zijn, de overeenstemming en de gemeenschap van alle leden onder elkaar en met God.37) Hij alleen neemt nooit afstand van Zijn kerk, maar is altijd bij haar door Zijn Geest;38) en alleen Hij geeft zijn lichaam het leven.39) Hij sterft nooit en te nimmer, want de dood zal geen heerschappij meer over Hem hebben; zie Romeinen 6:99 daar wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen heerschappij meer over Hem.. Hij houdt er dan ook geen stadhouder op na, evenmin als een bruid geen twee hoofden of twee bruidegoms heeft.
  3. Door Zijn leer, want Hij alleen is de Herder van de enige schaapstal van Christus’ kudde.40) Hij is naar het getuigenis van Petrus de opperherder.41) Niemand van de herders in de christelijke kerk heeft dan ook dezelfde positie als de hogepriester onder de wet in het Oude Testament. Want de hogepriester toen was een werkelijke voorafschaduwing van Christus.42) Dat geldt echter voor niemand van de herders in de christelijke kerk; zij zijn geen voorbeeld van Christus. De oudtestamentische hogepriester was ook alleen maar aangesteld in een klein land met één tempel over één volk. Maar niemand van ons kan geplaatst over de gehele wereld, hoewel de kerk daarover wel verstrooid is. Dat zou zoiets zijn als de gehele wereld in één stad te willen opsluiten, zoals Hiëronymus zegt.

De paus is dus niet het dienende hoofd in de katholieke of algemene kerk. Dat kan ook op geen enkele manier vanuit de Schrift bewezen worden. En omdat het Koninkrijk van Christus niet van deze wereld is, heeft Hij ook geen onderkoning of stadhouder nodig. De dienst in de kerk, die bestaat uit de bediening van het evangelie en van de sacramenten, kan door niemand over de gehele aardbodem tegelijk in praktijk gebracht worden. De schenking die keizer Constantijn aan paus Silvester gegeven zou hebben, zegt ons al genoeg hoe we hierover moeten denken; dat is namelijk de stem die Silvester vanuit de hemel gehoord heeft: “Nu is het vergif over de kerk uitgestort.” En ook het bekende spreekwoord Quam fabulam longi temporis fallacia finxit zegt ons genoeg, namelijk: een fabeltje uit oude tijden. Wie de paus dus een algemene bisschop noemt – zo zegt Gregorius de Grote, die zelf een roomse bisschop was – is werkelijk een voorloper van de antichrist.

18. Is er niet een bepaald fundament of een zekere grondslag van de kerk?

Omdat de kerk een geestelijk huis is,43) heeft ze in twee opzichten een fundament.

  1. Het fundament van de ambtelijke bediening. Van de kerk wordt in Efeziërs 2:2020 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. gezegd dat ze gebouwd is op het fundament van de profeten en de apostelen. Dat wil zeggen: op Christus Zelf of in overdrachtelijke zin op wat de verbreiding ervan betreft, op de verkondiging en het getuigenis van de bijbelse leer, op de leer van de apostelen en profeten waarvan zij beiden getuigen, of op beide testamenten, het Oude en het Nieuwe Testament. Ambrosius zegt daarvan dat zij het fundament van de kerk vormen. Zo kan worden gezegd dat de stad van God niet één maar twaalf fundamenten heeft waarop de namen van de apostelen van het Lam geschreven waren; zie Openbaring 21:1414 En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams.. Hierdoor lijkt het dat Jakobus, Petrus en Johannes steunpilaren van de kerk genoemd werden; zie Galaten 2:99 - en toen zij de genade, die mij geschonken was, opmerkten, reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die voor steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen, zij naar de besnedenen gaan.. Dat wil zeggen: daar leken ze op en dat waren ze voor een deel, omdat ze door hun arbeid de kerk en de dienst van God als het ware ondersteunden en onderhielden. Maar Christus Jezus Zelf is de fundamentele Hoeksteen, die het hele huis alleen overeind houdt; zie Efeziërs 2:20-2220 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. 21 In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, 22 in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest..
  2. Het krachtige en sterke fundament waarvan gezegd mag worden dat het gebouw rust op Christus, God en mens. Wat betreft het initiatief, de grond en de verdienste van de zaligheid, wat betreft de fontein en de kracht van de bijbelse leer der kerk – het is alles op Christus gefundeerd, omdat Hij alleen de wijsheid, de rechtvaardigheid, de heiligmaking, de verlossing, het eeuwige leven en de heerlijkheid van de gelovigen uitmaakt. Daarom wordt in 1 Korintiërs 3:1111 Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. gezegd: “Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen.” En in Jesaja 28:1616 daarom, zo zegt de Here Here: Zie, Ik leg in Sion een steen ten grondslag, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen van een vaste grondslag; hij die gelooft, haast niet. wordt Christus een steen ten grondslag genoemd. Dit hoort zó bij Christus dat Hij dit aan niemand anders overdraagt.

Christus zegt tegen Petrus: “Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen.” Daarmee zegt de evangelist – die tegelijk ook een uitlegger van deze woorden is – echter niet: U bent de petra, de steen; maar: U bent Petrus. Niet op u, Petrus, maar op deze petra, deze steen, zal Ik mijn gemeente bouwen. Zo maakt Hij een duidelijk onderscheid tussen deze Petrus, die een onderdeel van het gebouw is, en de steen of petra, waar het gebouw op rust. Er is dus een verandering van naam in begrip, en dat blijkt uit de uitgang van de woorden. De kerk is dus op Christus, de Steen of Petra, gebouwd en niet op de apostel Petrus, die direct hierna en daarna nog dikwijls gestruikeld en gevallen is. “En die rots was de Christus” (1 Korintiërs 10:44 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.). Die naam beleed Petrus uit naam van al de discipelen.44) Bovendien heeft Christus de sleutels – niet van de volledige macht, maar van de kennis – in Matteüs 16:19 – “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.” door het noemen van de naam van Petrus, die in naam van hen allen antwoordde, aan allen beloofd. Christus heeft die sleutels aan alle apostelen eendrachtig en zonder onderscheid te maken, gegeven; en in hun persoon aan alle dienaren in de kerk. Dan is er nog iets: tot driemaal toe wordt aan Petrus de opdracht gegeven: “Weidt mijn schapen” (Johannes 21:1717 Hij zeide ten derden male tot hem: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, dat Hij voor de derde maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? En hij zeide tot Hem: Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid mijn schapen.). Die woorden maken hem wel tot een herder van de kudde, maar geen enige en algemene herder, want tegen de anderen is ook gezegd: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u” (Johannes 20:2121 [Jezus] dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.). En ten slotte: Noach was in de ark het hoofd van zijn kinderen, maar hij was geen voorafschaduwing van de paus van Rome, maar wel van Christus45) - zoals de doop een beeld is van de verlossing die de kerk in de zondvloed ten deel viel.

19. Wat zijn de echte en intrinsieke eigenschappen van de kerk?

  1. Het toestemmen van en instemmen met de leer van het evangelie.
  2. De oprechte trits van geloof, hoop en liefde, de ware godsdienst naar het Woord van God, de bekering of boetvaardigheid, de belijdenis, het oprecht aanroepen van de enige ware God – al deze elementen samen signaleren en informeren dat hier van de ware kerk sprake is.

Het ‘wachtwoord’ van de kerk is de Apostolische Geloofsbelijdenis. Soms wordt de gewone en openbaar toegankelijke dienst van het Woord onderbroken, als de kerk voor een bepaalde tijd als het ware in de woestijn buiten de gewone orde om gevoed wordt. Dan komen er dienaren uit haar midden voort die maar aan weinig schapen van de kudde bekend zijn; en dan moeten wij zeggen dat God dit doet op een manier die Hij in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid het best en het meest nodig vindt.46) Zoals er een kerk kan zijn die zich moet verbergen, kunnen er in de kerk ook leraren zijn die niet voor ieder zichtbaar zijn.

20. Wat zijn de zichtbare en openlijke kenmerken van de zichtbare kerk, waarvan wij zonder aarzeling deel horen uit te maken?

Dat zijn er twee:

  1. Het eerste en voornaamste kenmerk is de zuivere verkondiging en belijdenis van Gods Woord, zoals dat te vinden is in de profetische en apostolische geschriften. Het Woord zal dan ook niet geheel zonder vruchten zijn, waar het op een eerlijke en bijbelse wijze gepredikt wordt.47)
  2. Het tweede kenmerk is de wettige bediening van de sacramenten, de Doop en het Heilig Avondmaal. Naar de instelling van Christus is deze bediening toegevoegd aan de zuivere verkondiging van het Woord als bij haar behorend – wanneer er althans geen echte verhindering daarvoor is.48)

Deze kenmerken zijn nu eens meer en dan weer minder sterk merkbaar; en bovendien moet altijd eerst aan de voorwaarde voldaan zijn dat de herders wettig geroepen zijn.49) Het is wel waar dat in Gods kerk ook een heilige discipline, de kerkelijke tucht, wordt vereist,50) maar als degenen die aan de gemeente leidinggeven op dit punt hun ambt onvoldoende nakomen, moet men niet direct oordelen dat hier geen kerk is. De twee andere fundamentele en wezenlijke kenmerken van de zichtbare kerk zijn immers wél aanwezig! De legitimiteit van een gemeente hangt ook niet af van het feit dat ook sekten en afsplitsingen van de kerk zich de genoemde kenmerken toe-eigenen. Men moet er maar goed op letten of zij dat op de waarheid funderen of niet! De verkondiging van het Woord ligt ten grondslag aan de kerk en daarom is zij voor de kerk vanzelfsprekend ook meer zichtbaar en hoorbaar dan de kerk zelf is.

21. Maar er is toch de oudheid van de kerk, er zijn grote menigten van mensen die deze leer aanhangen, er bestaat een successie of opvolging van de bisschoppen die vooral bij de roomsen via vergaderingen plaatsvinden, er zijn wonderen, er is de lange duur van de kerk, er is eenheid en eendracht; er is sprake van de kracht van de leer, er is heiligheid in het leven van de kerkvaders en die van de vroegchristelijke schrijvers, er is een gave van de profetie, er zijn tijdelijke gelukkige omstandigheden, en in de naam van de apostolische kerk wordt aangegeven dat ze één is, heilig, katholiek of algemeen, en apostolisch – zijn dat dan allemaal geen kenmerken van de ware kerk?

Nee, daarvoor zijn de volgende redenen.

  1. Namen zonder dat er zaken aan ten grondslag liggen, zijn van geen enkele waarde.
  2. Een bewijs alleen uit de namen en aanduidingen afleiden, is bedrieglijk, onzeker en niet waarachtig.
  3. De genoemde aanduidingen zouden ook kunnen gelden voor aanhangers van de islam en heidenen. Ze kunnen al die namen namelijk ook op zichzelf toepassen om daaruit te bewijzen dat hun bijeenkomsten ook Gods ware kerk zijn geweest en nog zijn – en dat is natuurlijk ongerijmd!
  4. Niet al deze aanduidingen hebben hun uitgangspunt in de kerk zelf genomen.
  5. De genoemde aanduidingen zijn er ook niet voortdurend als een soort vierde kenmerk, en ze zijn ook niet van wezenlijke aard, want die wezenlijke kenmerken moeten met de zaak zelf, dus met de kerk, verweven en daarin ingeplant zijn. Ze moeten ook onveranderlijk zijn en mogen geen oorzaak zijn van datgene waarvan ze nu een ‘kenmerk’ zouden zijn. Nee, de meeste van de bovengenoemde aanduidingen zijn ieder op zich een toevalligheid. En die behoren zelf zoals Gods Woord zegt onderzocht en getoetst te worden.

Bovendien geldt ook nog het volgende:

  1. De kerk die nu oud is, is ook ooit nieuw geweest. En Ezechiël 20:18,1918 Toen zeide Ik tot hun zonen in de woestijn: Wandelt niet naar de inzettingen van uw vaderen, onderhoudt hun verordeningen niet en verontreinigt u niet met hun afgoden. 19 Ik ben de Here, uw God, wandelt naar mijn inzettingen en onderhoudt naarstig mijn verordeningen. zegt: “Wandelt niet naar de inzettingen van uw vaderen, onderhoudt hun verordeningen niet”, want “Ik ben de HERE, uw God, wandelt naar mijn inzettingen.” TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. zegt in zijn Lib. de praescript: “Het eerste is het waarachtigste.” En Ignatius zegt: “Christus is mijn lot; wie Hem niet hoort, is een openlijke schandvlek.” Cyprianus zegt ten slotte: “Gewoonte zonder waarheid is een oudheid van dwalingen.”
  2. Hieronymus zegt: “Het zijn geen kinderen van de heiligen die nu hun plaats innemen, maar zij die hun werken navolgen.” Van de successie of opvolging in het ambt deugt niets als er geen opvolging in het geloof en de leer is. Men moet die successie ook niet verbinden aan een bepaalde stoel of bisschopszetel in een bepaalde plaats of aan een bepaalde kerk, want God kan op verschillende manieren en in verschillende plaatsen naar Zijn goeddunken herders voor de gemeente ten leven wekken. Bovendien volgen zíj de apostelen op die op een wettige manier zijn beroepen en trouw hun dienst in de kerk verrichten, al zou het zijn dat ze niet door voortdurende successie van de apostelen afstammen. In de verdorven toestand van de kerken verwekt God Zijn dienaren gewoonlijk ook buiten de gewone orde. TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. zegt in zijn genoemde boek: “Men moet het geloof niet vanuit de personen bewijzen, maar de personen vanuit hun geloof.” En Ambrosius stelt in zijn De poenit, boek 1, hoofdstuk 6: “Zij hebben de erfenis van Petrus niet, als zij het geloof van Petrus niet hebben.”
  3. Over de wonderen moet men vanuit de leer oordelen, en niet vanuit de leer de wonderen, want ook zij die wonderen in de Naam van Christus hebben gedaan, zullen in de hel worden geworpen; zie Matteüs 7:2323 En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid..
  4. De duivel heeft ook zijn ‘kerk’ vanaf Kaïn tot aan het einde van de wereld.
  5. De apostel zegt in 2 Tessalonicenzen 2:99 Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen. dat de antichrist zal komen “naar de werking des satans met allerlei krachtige werkingen”. Daarom zal God ernstige dwalingen zenden naar hen die de waarheid niet liefhebben, zodat ze de leugens zullen geloven (vers 1111 En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven.).
  6. Alleen de ware leer geeft een getuigenis van heiligheid, want ook de satan kan zich veranderen in een engel des lichts; de ware heiligheid komt voort uit het ware geloof; zie 2 Korintiërs 11:1414 Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts. en Handelingen 15:99 zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende.. Al kwam er een engel uit de hemel of een andere heilige, maar als hij ons de ware leer niet brengt, moet men geen acht op hem slaan; zie Galaten 1:88 Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!. De uitspraak van Christus: “Aan de vrucht zult u hen kennen” leggen de kerkvaders zo uit dat dit niet slaat op de zeden of de manieren van doen, maar op de valse leer en uitleg van het Woord.
  7. De gave van de profetie duurt niet voor altijd in de kerk. Joël 2:1818 Toen nam de Here het op voor zijn land en Hij kreeg medelijden met zijn volk. beschrijft ons de staat van de kerk die er zal zijn in de tijd van de apostelen en in de eerste christelijke gemeenten; zie Handelingen 2:1717 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen. en 18. De duivels en de valse profeten zijn soms ook in staat om toekomstige dingen te voorzeggen.53)
  8. De tijdelijke gelukzalige toestand is juist veel meer in strijd met de kerk.54)
  9. De ware leer zorgt ervoor dat de kerk heilig, apostolisch en katholiek of algemeen is.
  10. Christus heeft op geen van alle kenmerken van de kerk gewezen, maar Hij zegt met grote nadruk: “Mijn schapen horen naar mijn stem” (Johannes 10:2727 Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij.).

22. Maar houdt een kerk op kerk te zijn, wanneer er fouten en gebreken in de leer en de bediening van de sacramenten zijn gekomen?

Nee, maar ze moet wel het fundament behouden, en dat is Christus of de zaligheid die alleen door Christus is. Ze moet ook de waarheid erkennen en behouden van de belangrijkste artikelen van het christelijk geloof. Er is ook geen sprake van een dwaling in héél de kerk, als sommige mensen in de kerk met dwalingen zijn besmet.

23. Is ieder schuldig zich tot de vergadering van de kerk te begeven die deze ware kenmerken heeft?

Ja, zeer zeker. Zoveel als in zijn vermogen is, moet hij zich tot deze of gene vergadering wenden waarvan hij weet, en waar hij ook inderdaad naar toe kan gaan. Hij moet daar ook belijdenis doen, zodat hij een lidmaat van die gemeente is en in heilige gemeenschap met haar kan leven, haar kan liefhebben en haar samenkomsten dikwijls kan bijwonen.55) Zo’n bijeenkomst is als het ware een school van de Heilige Geest, waar het Woord van God geleerd wordt. Dat Woord is als een medicijn voor de ziel, een heldere spiegel waarin men Gods aangezicht ziet, een brief van de almachtige God aan Zijn schepselen, waarin Hij ons Zijn wil heeft uitgedrukt. Dat Woord is een middel waardoor men de weg tot zaligheid leert kennen en de zaligheid verkrijgt en behoudt. Het is immers niet genoeg om een Bijbel thuis te hebben en daarin te lezen. Paulus zegt in Efeziërs 4:1111 En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars. dat God apostelen, herders, leraars en zo verder gegeven heeft. Daarmee bedoelt hij niet dat God ons de Schrift heeft nagelaten zodat ieder daar thuis voor zichzelf in kan lezen. Nee, God heeft de dienst ingesteld, waarin bepaalde mensen aan anderen onderwijs kunnen geven in de ware godsdienst. Een godzalig mens is echter ook verplicht om zich terug te trekken uit vergaderingen van mensen waar ketterij of afgoderij openlijk voor wáár wordt gehouden, wordt geleerd en wordt opgedrongen; vergaderingen waar ook het Hoofd van onze zaligheid, Christus Jezus, niet in ere wordt gehouden. Hij moet uit zo’n vergadering wegvluchten als uit Babel. Waarom?

  1. Omdat de apostel in 1 Korintiërs 5:1111 Nu evenwel schrijf ik u, dat gij niet moet omgaan met iemand, die, al heet hij een broeder, een hoereerder, geldgierige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard, of oplichter is; met zo iemand moet gij zelfs niet samen eten. hem verbiedt zich niet te vermengen met hoereerders, afgodendienaars, gierigaards, lasteraars, dronkaards en oplichters. Dat houdt in dat men met hen niet eet of omgang met hen heeft, laat staan dan men zich met hun daden inlaat.
  2. Omdat de beloften van God en de weldaden van Christus alleen toebehoren aan Gods kerk of gemeente; zie 2 Korintiërs 7:11 Daar wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods.. Buiten haar is daarom geen zaligheid. Men moet dit echter laten slaan op de algemene christelijke kerk, want als wij zalig willen worden, moeten we ons noodzakelijk tot Christus wenden. Maar dat betekent niet dat degenen die buiten deze of gene plaatselijke gemeente zijn, niet zalig kunnen worden. Want al zouden we onder de Turken onze woonplaats hebben, we zijn daar toch lidmaten van Christus en van Zijn algemene christelijke kerk. Het komt alleen op het geloof aan.
  3. Dat wordt ook bevestigd door het voorbeeld van de godzalige voorvaderen, die zich eveneens afgescheiden hebben van de vergadering van afgodendienaars in Israël. Zij hielden hun eigen vergaderingen om daar God te dienen.56) Daarom zegt Nazianzus heel fraai: “De arke Noachs ik zoek, om te ontgaan Godes vloek.”

24. Kan de kerk wel van de waarheid wegdwalen en daarvan geheel en al vervallen?

Als men de kerk in het algemeen beschouwt op de manier die we hierboven hebben weergegeven, namelijk als de triomferende kerk in de hemel en de strijdende kerk op aarde – dan kan de triomferende kerk zeer beslist niet dwalen, omdat ze nu voor eens en altijd van de zonde en de dwaling verlost is. Ook de strijdende kerk heeft bij monde van de profeten en de apostelen door bijzondere genade niet in de leer gedwaald. En dat kan ze ook nooit zolang ze Christus, haar Zaligmaker en Leraar, door het geloof aanhangt en zij door Zijn Geest bestuurd wordt. Dat kan ze ook niet zo lang ze zich houdt aan het geschreven Woord van God als een licht dat in een duistere plaats schijnt. Dat kan ze ook niet zo lang ze de stem van haar Bruidegom hoort en gehoorzaam luistert naar het onderwijs van de Heilige Geest; zie 2 Petrus 2:1919 Vrijheid spiegelen zij hun voor, hoewel zij zelf slaven des verderfs zijn; immers, door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men.. Ze kan dan niet dwalen of afvallen van de waarheid die nodig is om te geloven. De waarheid die nergens elders in de wereld te vinden is, woont alleen in haar, en daarom noemt Paulus haar als hij hierop let “een pijler, fundament der waarheid” tegenover andere vergaderingen van mensen die leugens aanhangen en ook propageren; zie 1 Timoteüs 3:1515 Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.. De kerk dwaalt dan dus niet in de dingen die nodig zijn tot zaligheid. Dat doet ze niet zomaar eenvoudigweg [omdat ze kerk is], maar onder een zekere voorwaarde [van Schriftgetrouwheid]. Maar in de dingen die niet direct nodig zijn tot zaligheid, kan ze wel dwalen. In Johannes 16:1313 doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. staat: “Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”, dat wil zeggen: de waarheid die nodig is om zalig te worden. Zó heeft Christus voor Zijn kerk gebeden, opdat ze in de waarheid geheiligd zou worden; niet om in geen enkele kwestie te dwalen, maar om niet te dwalen in de dingen die de zaligheid betreffen.57) Men moet dus luisteren naar de stem van de kerk, zoals Christus in Lucas 10:1616 Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft. zegt: “Wie naar u hoort, hoort naar Mij.” De kerk moet daarbij zó luisteren dat ze eerst Christus Zelf hoort voor ze door anderen gehoord wil worden. Maar als men niet naar de kerk in het algemeen of haar geheel ziet, maar alleen een bepaalde gemeente op het oog heeft, kan het beslist gebeuren – en dat gebeurt ook – dat sommige afzonderlijke en soms ook vele gemeenten van de waarheid of voor een deel daarvan afvallen. De oorzaak daarvan is dat ze geen goed begrip hebben van de zaken die God ons voorgehouden en voorgeschreven heeft. Dan vallen ze in een bepaalde grove dwaling of ze dwalen geheel en al. Men moet zelfs toegeven dat dit, gezien de beperktheid van het menselijk verstand, nog veel meer plaatsvindt als men afzonderlijk op de lidmaten van die gemeenten let. Paulus spreekt in dit verband van de mens, die een mens is van vlees en bloed; zie Romeinen 3:44 Volstrekt niet! Maar het blijve: God waarachtig en ieder mens leugenachtig, gelijk geschreven staat: Opdat Gij gerechtvaardigd wordt in uw woorden, en overwint in uw rechtsgedingen.. Alle mensen zijn leugenachtig en aan de zonde onderworpen. Dat geldt ook voor de godzaligen in dit leven. God geeft die geest van dwaling dikwijls ook kracht, want dat is het loon op de zonde. Maar Hij doet dat dan toch zó dat de uitverkorenen niet in de dwaling volharden, maar na beter onderwijs hierover op de juiste weg terugkeren.58) De Here zegt in Jesaja 42:1919 Wie is er blind dan mijn knecht en doof als de bode die Ik zend? Wie is er blind als de volmaakte en blind als de knecht des Heren?: “Wie is er blind dan mijn knecht en doof als de bode die Ik zend? En in Daniël 9:1111 Ja, geheel Israël heeft uw wet overtreden en is afgeweken door niet te luisteren naar uw stem. Daarom is over ons uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek, welke geschreven staat in de wet van Mozes, de knecht Gods, want wij hebben tegen Hem gezondigd., waar over de kerk als volk van God gesproken wordt, lezen we: ”Geheel Israël heeft uw wet overtreden.” In 1 Korintiërs 13:99 Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. staat: “Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren.” De profeet David spreekt in Psalm 25:77 gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mijner naar uw goedertierenheid, om uwer goedheid wil, Here.: “Here, gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen.” De kerk onder Israël en de apostelen hebben gedwaald over de roeping van de heidenen. Daarom moest Petrus worden vermaand om bij Cornelius zonder vrees naar binnen te gaan.59) Petrus heeft gedwaald ten aanzien van het onderhouden van de wet der ceremoniën, omdat hij geloofde dat sommige voedselproducten nog onrein waren.60) Hij heeft ook gedwaald toen hij samen met de Joden huichelde [op het punt van de maaltijden].61) Ook de Joods-christelijke gemeente bleef nog ijveren voor de wet van Mozes.62) De gemeenten in Galatië stonden de besnijdenis toe.63) Uit de gemeente te Korinte is het misbruik rond het Avondmaal bekend, en ook waren er veel scheuringen onder hen.64) Ook waren er dwalingen in de gemeente van Constantinopel. En waarom zou dan nu ook de roomse kerk niet kunnen dwalen? Paulus zegt immers dat de antichrist zal zitten in Gods tempel en daar zal hij de ongerechtigheid tot openbaring brengen (2 Tessalonicenzen 2:44 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is.). AthanasiusAthanasius (276-373) staat bekend als de grootste Griekse kerkvader van de vierde eeuw. Aanvankelijk was hij diaken, later bisschop van Alexandrië. Bekend werd hij vooral vanwege zijn strijd tegen en overwinning op Arius tijdens het concilie van Nicea (325). zegt in zijn boek voor degenen die een teruggetrokken leven leiden, dat een zekere Liberius als rooms bisschop toch een aanhanger van Arius was. Christus zegt ten slotte in Lucas 22:3232 maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen. tegen Petrus: “Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken.” Daarbij moeten we twee dingen opmerken:

  1. Dat gaat alleen Petrus aan, want hij zou door een gevaarlijke verleiding worden besprongen – veel meer dan de anderen. Het gaat hier dus niet om de latere volgelingen van Jezus. Christus verstaat onder het geloof niet een historisch geloof, dat alleen kennis en begrip heeft van de juiste opvattingen van de leer. Nee, hier wordt het rechtvaardigende geloof bedoeld dat in het hart en niet zozeer in de mond beleden wordt. Als Christus voor alle pausen in de roomse kerk gebeden had dat ze niet zouden dwalen, is Zijn gebed niet verhoord! Het staat namelijk vast dat veel pausen in de roomse kerk in zeer sterke mate gedwaald hebben.
  2. Die uitspraak van Christus slaat ook niet op het geheel van de roomse kerk, behalve wanneer men zou willen zeggen dat ze goed met Petrus overeenkomt, omdat ze evenals hij Christus heeft verloochend. De vergelijking gaat alleen niet op als ze Petrus zou volgen in zijn tranen hierover en zijn bekering. Het is dus geen goede conclusie om uit het geloof van Petrus – dat een persoonlijk geloof was – eveneens het geloof van de roomse kerk vast te stellen. Christus heeft niet alleen voor de apostelen gebeden, maar ook voor allen die door hun woord in Christus zouden gaan geloven (Johannes 17:2020 En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven.). Al roepen de roomsgezinden met Jeremia 18:1818 Toen zeiden zij: Komt, laat ons plannen tegen Jeremia beramen, want nooit ontbreekt een aanwijzing aan de priester, raad aan de wijze, een woord aan de profeet! Komt, laat ons hem treffen door middel van de tong en laten wij niet luisteren naar één van zijn woorden.: “Nooit ontbreekt een aanwijzing aan de priester, raad aan de wijze, een woord aan de profeet” – toch moeten ze luisteren naar wat Jeremia 7:44 Stelt uw vertrouwen niet op bedrieglijke woorden: Des Heren tempel, des Heren tempel, des Heren tempel is dit! zegt: “Stel uw vertrouwen niet op bedrieglijke woorden: Des Heren tempel, des Heren tempel, des Heren tempel is dit!” Dit is namelijk een volk dat de stem van de Here niet gehoord heeft, en straf en kastijding niet aanneemt; zie Jeremia 42:2121 Want ik heb het u heden geboodschapt, maar gij wilt niet luisteren naar de stem van de Here, uw God, namelijk naar alles waarmee Hij mij tot u gezonden heeft..

25. Is het de godzaligen wel toegestaan om zich door de gebreken en kwade gewoonten van sommigen af te scheiden van de openbare kerkelijke samenkomsten en dus van hen die de leer van Christus belijden?

Op geen enkele manier, dan alleen wanneer zij er door een meerderheid met geweld worden uitgeworpen. De profeten hebben immers ook altijd slechte mensen onder hun gehoor gehad, maar daarom hebben zij die mensen nog niet vaarwelgezegd. Christus heeft Judas tot het laatst toe in de kring van de discipelen geduld; en de landman zegt dat men het onkruid niet moet uittrekken, omdat men anders tegelijk het koren uit de grond trekt. Het is zeer beslist waar dat de kerk hier op aarde nooit zuiver en volmaakt zal zijn, want men zal altijd nog veel kaf en onkruid vinden dat met het koren vermengd is; zie Matteüs 13:2929 De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen? Hij zeide: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken., en heel het gedeelte van vers 24 tot 4824 Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn akker. 25 Doch terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen het koren, en ging weg. 26 Toen het graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn. 27 Daarna kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid? 28 Hij zeide tot hen: Dat heeft een vijandig mens gedaan. 29 De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen? Hij zeide: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken. 30 Laat beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur. 31 Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn akker zaaide. 32 Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogelen des hemels in zijn takken kunnen nestelen. 33 Nog een gelijkenis sprak Hij tot hen: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was. 34 Dit alles zeide Jezus in gelijkenissen tot de scharen en zonder gelijkenis zeide Hij niets tot hen, 35 opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet, toen hij zeide: Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is. 36 Toen liet Hij de scharen gaan en ging naar huis. En zijn discipelen kwamen bij Hem en zeiden: Maak ons de gelijkenis van het onkruid in de akker duidelijk. 37 Hij antwoordde en zeide: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen; 38 de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Koninkrijk; 39 het onkruid zijn de kinderen van de boze; de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding der wereld; de maaiers zijn de engelen. 40 Zoals nu het onkruid verzameld wordt en met vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voleinding der wereld. 41 De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Koninkrijk verzamelen al wat tot zonde verleidt en hen, die de ongerechtigheid bedrijven, 42 en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. 43 Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk huns Vaders. Wie oren heeft, die hore! 44 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een akker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker. 45 Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone parelen zocht. 46 Toen hij een kostbare parel gevonden had, ging hij heen en verkocht al wat hij had, en kocht die. 47 Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee, dat allerlei bijeenbrengt. 48 Wanneer het vol is, haalt men het op de oever, en zet zich neer en verzamelt het goede in vaten, doch het ondeugdelijke werpt men weg..

26. In welke toestand verkeert de kerk?

  1. God wil zijn kinderen uitrusten met het kruis als een veld- en onderscheidingsteken, omdat ze gelijkvormig moeten zijn aan het beeld van Zijn Zoon.65) Het kruis is echter geen kenteken van de kerk, maar veeleer een toestand waarin de kerk verkeert.
  2. Zo lang de kerk in deze wereld is, zijn goeden en kwaden dooreengemengd in haar midden. Dat leert Christus ons ook in de gelijkenissen over het onkruid en het visnet.66)
  3. Enerzijds is de kerk door het bloed van Christus gereinigd en gewassen, zodat ze vanwege Christus’ verdienste zonder vlek en rimpel is.67) Ze probeert zelf ook die stand van heiliging te bereiken, maar ze is nog aan veel gebreken en overgebleven zwakheden van het vlees onderworpen. Dat geldt voor elke gelovige in persoonlijke zin die met die zwakheden belast en beladen zijn. Daarom is het voor hen nodig om altijd te bidden: “Vergeef ons onze schulden.”

27. Welke andere namen worden hier op aarde aan de kerk gegeven?

Ze wordt met verschillende namen aangeduid, soms ook in beeldende zin:

  1. De kerk als de moeder van de gelovigen; zie Galaten 4:66 En, dat gij zonen zijt - God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader.. De kerk baart immers kinderen voor God. Zij verenigt hen met Christus, en voedt en onderhoudt hen ook door de verkondiging van het Woord en de voorbeelden van de werkelijk goede werken.68) Van hieruit is men ook gekomen tot de uitspraak: “Niemand kan God hebben tot een Vader, die de kerk niet heeft als een moeder.”
  2. Het huis van Christus of het huis van de levende God genoemd,69) en ook wel Zijn huisgezin,70) omdat God woont te midden van hen die Hij uit genade tot Zijn kinderen heeft aangenomen. De stenen van dit huis zijn levende stenen, en dat geldt zowel voor de herders als voor de kudde.71) Er zijn gouden, maar ook houten en aarden voorwerpen, en het ene is tot eer en het andere tot oneer.72) De Vader van het huisgezin is de zeer zorgzame, de almachtige en alwijze God. De Eerstgeborene oftewel de Heer van Vaders huis is Christus, aan Wie alle macht gegeven is. De huisgenoten zijn de uitverkorenen en daarom kinderen van God die zich in dit huis voorzichtig en godzalig moeten gedragen. Degenen die voor de huishouding verantwoordelijk zijn, zijn de dienaren oftewel de verkondigers van het evangelie.73) Het voedsel in dat huisgezin is Gods Woord zelf. Uit dit huis zullen de dienstknechten van de zonde, die geen vrucht dragen, ten slotte uitgeworpen worden.74)
  3. De stad Gods,75) de godvrezende veste,76) de heilige stad die uit de hemel neerdaalt.77) het gezelschap van gelovigen, die alleen God als de enige Wetgever aanhangen en die door Zijn Woord en wetten geregeerd worden en de weldaden van Christus genieten. De muur van deze stad is God Zelf, en het sterke bolwerk is het aanroepen van de Here.78) De wapens en de veldtekens zijn de goedheid, het geloof, de gerechtigheid en de vrede.79) De poort en het fundament van de stad is Christus Jezus, en de burgers ervan zijn zij die al eerder Gods huisgenoten genoemd werden.80)
  4. Het erfdeel (cleros) van de Here. Deze benaming geldt niet alleen voor de herders, maar ook voor de schapen,81) omdat Christus als een juweel, als een schat en kostbaar en heerlijk pand aan hen gegeven is.
  5. Het geestelijk lichaam van Christus. Daarvan is Christus het Hoofd dat het lichaam bezielt,82) omdat het lichaam door de Geest van Christus levend gemaakt, gekoesterd en onderhouden wordt en door Zijn volheid tot volmaaktheid komt. Het wordt door de Geest met Christus, het Hoofd, in een nauwe en vaste band verenigd. De ledematen van dit lichaam groeien eveneens door de kracht van de Geest met elkaar op en vormen om zo te spreken een nieuwe eenheid. Dat lichaam wordt ook de vervulling van Christus genoemd.83) Christus vervult wel alles in allen en Hij heeft dus niemands vervulling nodig, maar Hij heeft Zijn kerk zó lief dat Hij dat geestelijke lichaam gebrekkig en ziek vindt behalve wanneer Hij het bij Zich heeft genomen als een lichaam dat leven ontvangt uit Hem. Zo komt het dat Christus dikwijls staat voor heel de kerk, omdat zij met haar Hoofd is verenigd.84) De gehele kerk is dus niet anders dan het lichaam van deze ene Christus, omdat dit geestelijke lichaam naar zijn Hoofd wordt vernoemd. Daaruit is de zegswijze ‘in Christus’ ontstaan, die deze realiteit veel beter weergeeft dan ‘met Christus’.85) Daarom zegt Paulus dat hij in Christus leeft en Christus in hem (Galaten 2:2020 Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.). Om dezelfde reden zegt Christus in Handelingen 9:44 en ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? ook: “Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?” (Handelingen 9:44 en ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?) Let ten slotte ook op wat in Kolossenzen 1:44 daar wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde, die gij al de heiligen toedraagt. geschreven is. Hier komt al onze troost uit voort.
  6. De berg des Heren, of ook wel de berg van heiligheid.86) Waarom wordt de kerk zo ook genoemd? 
    1. Omdat ze altijd uitziet naar de dingen die boven zijn, en de aardse dingen die hier beneden zijn veracht.
    2. Omdat men niet tot haar komen kan dan alleen wanneer men door de kracht van de Geest uit het vuil van dit aardse leven opklimt.
    3. Omdat haar leer niet kan en ook niet hoort weggemoffeld te worden als iets wat alleen voor de hemel bestemd is.87)
  7. Een pijler en fundament van de waarheid.88) Ze is dus het actieve fundament, wat echter niet inhoudt dat de waarheid eenvoudigweg van haar afhangt. De waarheid is immers afhankelijk van het Woord. Maar ze wordt zo genoemd omdat ze aan Christus onderworpen is en door de waarheid ondersteund en onderhouden wordt. Daardoor geeft ze de waarheid getuigenis, brengt ze die ook in anderen tot leven, onderhoudt ze die en geeft ze haar bescherming. Ze bevordert de waarheid ook, zodat die onder mensen haar plaats mag hebben. Chrysostomos zegt van de genoemd tekst heel terecht: “De waarheid is de pijler en het fundament van de kerk.”
  8. Een wijngaard.89) De Here heeft Zijn kerk als een wijngaard geplant, en door Zijn Woord en de gaven van Zijn Geest heeft Hij haar zorgvuldig aangeplant. Hij houdt haar ook in hoge waarde, Hij zorgt voor haar en door Zijn hulp en bijstand beschut en beschermt Hij haar op een wonderlijke wijze. En degenen die in de kerk als Zijn kinderen zijn aangenomen, moeten voor God ook heerlijke vruchten van geloof en liefde voort te brengen, waardoor Zijn hart vol blijdschap is.
  9. De tabernakel of de tent van God,90) waarin de Here woont. De kerk heeft in dit leven geen rustige en vaste woonplaats, maar het is voor haar nodig dikwijls te verhuizen totdat ze in haar ware vaderland zal zijn opgenomen. Ze wordt ook Gods tempel genoemd,91) omdat de Heilige Geest in de harten van de gelovigen woont; en daarin zijn alle christenen priester.92) Het zoenoffer voor de zonde is het offer van Christus waardoor Hij éénmaal voor de zonde is geofferd. Het dankoffer is:
    1. de verkondiging van het evangelie, waardoor de dienaars als met een zwaard de vleselijke genegenheden van de mensen doden en ten onder brengen.93)
    2. het zichzelf opofferen en het doden van het vlees.94) Het gebed is als een reuk- en brandoffer;95) het geloof en de goede werken vormen de dankzegging of ook wel “de offerstieren onzer lippen” die tot uiting komen in het dankoffer,96) het goed doen aan de naasten.97)
  10. De vriendin, de zuster en de bruid van Christus,98) en de dochter van de koning.99) Ze is namelijk met Christus verenigd door een geestelijk en niet te verbreken huwelijksverbond. Die vereniging is er door de allersterkste band tussen hen die gelegd is door de Heilige Geest in een reine, zuivere liefde. Christus heeft de bruid verheven tot de gemeenschap van Zijn liefde, Zijn eer en al Zijn genadeweldaden. Daardoor is ze geheel schoon en zonder enige smet. Ze is immers rein en zuiver door de genade, en in het hiernamaals zal ze zonder enige vlek zijn door de heerlijkheid waarin ze is. Hier is het in beginsel al aanwezig, en daar zal het ten volle werkelijkheid worden. Daarom wordt ze ook een reine, zuivere maagd genoemd.100) De vrienden tijdens de huwelijksviering zijn de dienaren van het Woord; zij zijn de vrienden van de bruidegom,101) die de bruid voor de bruidegom werven, de ondertrouw regelen en haar met haar versieringen tot de bruidegom brengen.102)
  11. Een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk dat God Zich als een eigendom toerekent.103)
  12. De gemeenschap der heiligen. Op een geestelijke wijze heeft Christus Zichzelf en al Zijn genadeweldaden aan haar geschonken.104) Zo schonk Hij de onderlinge gemeenschap door Zijn gaven aan de gelovigen, die hierdoor één hart en één ziel zijn.105)
  13. De schaapskudde en de schaapstal van Christus, want de kerk hoort Zijn stem en volgt Hem na.106)
  14. De wereld,107) maar dan in de goede zin van het woord, omdat de kerk het meest edele en uitnemende deel van de wereld is. Bovendien wordt zo de katholiciteit van de kerk gesteld tegenover één natie of volk.
  15. Een dorsvloer.108) De schoven worden namelijk samen met het stro en kaf op de dorsvloer verzameld; en nadat het graan gedorst is, wordt de tarwe door middel van de wan van het kaf gescheiden. Zo is het ook met de het gezelschap van mensen in de kerk, waar godzalige mensen samen bijeen zijn met huichelaars. Maar daarna wordt door de verkondiging van het evangelie – die als een wan te werk gaat – de een van de ander gescheiden.
  16. Het nieuwe Jeruzalem109) en Sion110), het Koninkrijk der hemelen of ook wel het rijk van Christus of van God.111) De kerk wordt namelijk door God op een hemelse wijze geregeerd, terwijl de burgers in dat rijk niet anders kunnen doen dan de wereldse dingen verachten en streven naar alles wat van de hemel is.

Verder wordt de kerk ook wel met een en ander vergeleken:

  1. met een kandelaar112)
  2. met een duiventil113) en ook wel met een duif114), omdat met haar heel goed overeenkomt met wat in een bepaald vers van een duif gezegd wordt:
    Est sine selle, gemit, rostro non laedit et ungues
    Possidet innocuos, puraque grana legit.

    Dat betekent:
    Zij is zonder gal, zij zucht, haar nagels schaden niemand.
    Haar bek kwetst ook niet, zij pikt het beste graan.
  3. De kerk wordt ook met een scheepje115) vergeleken, omdat ze zolang ze hier op aarde rondzwerft op een scheepje lijkt dat soms bij mooi weer voor de wind zeilt en direct daarna weer in nood is. Maar haar Stuurman is Christus en de roeiers zijn de dienaren van het Woord.
  4. Ook wordt de kerk wel met een akker116) vergeleken, en met het werk op de akker.117)
  5. En soms ook wel met een vis- of sleepnet, waarin goede en kwade vissen zijn.118)
  6. Of bij een volwassen man119) in eenheid van geloof, om haar eenheid aan te geven.
  7. Ten slotte wordt de kerk vergeleken met een spiegel. Als men daarin kijkt, zien ook de overheden en de machten in de hemelse gewesten, de engelen van God, steeds meer de eenheid van zo’n grote en verschillende menigte waarin de tweedracht is geworden tot eendracht. Daardoor wordt de veelkleurige wijsheid van God bekendgemaakt.120)

28. Waarom wordt de kerk heilig genoemd?

  1. Omdat ze door het bloed van Christus verlost, gewassen, gerechtvaardigd en geheiligd is.121)
  2. Omdat ze door het geloof deze weldaden heeft aangenomen, en zich nu beijvert om door de kracht van de Heilige Geest heilig en rechtvaardig te zijn. Daardoor neemt haar pril begonnen heiligheid van dag tot dag toe, hoewel die pas in het eeuwige leven voltooid zal worden.122) Dit alles wordt de kerk toegeschreven omwille van de uitverkorenen.123)

29. Wat is de uiteindelijke krachtbron van de kerk?

  1. Het waarachtig dienen van God, want de kerk is uitverkoren, bijeengebracht en ertoe geroepen om de ware dienst van God te realiseren en God te verheerlijken in dit en het eeuwige leven.124) Maar het einddoel waar de kerk naar streeft, is God Zelf. In het zien van Hem is de volheid van vreugde; dat is het ware hemelse erfdeel dat niet aangetast en bevlekt kan worden, dat niet kan verwelken en dat nooit kan vergaan.125)
  2. De volkomenheid en de absolute volmaaktheid van de kerk zelf, die zal worden waargemaakt op de jongste dag, wanneer alle uitverkorenen vanuit de vier windstreken verzameld zullen worden. Dan zullen wij allen komen tot de eenheid van het geloof en de kennis van Gods Zoon; dan zullen we komen tot “de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus”.126)

30. Wat is de taak of de dienst van de kerk?

Dat is het luisteren naar de stem van haar Herder en voor andere stemmen doof te zijn; Gods Woord geloven en Hem gehoorzamen; de sacramenten op een wettige wijze gebruiken; Christus alleen erkennen, aannemen en omhelzen als haar Herder, Leermeester, Hoofd, Bruidegom en Zaligmaker; en ten slotte de sleutels gebruiken die ze van Christus ontvangen heeft, dat wil zeggen ijverig zorgdragen voor de bediening van het Woord.127)

31. Wat is het gevolg en het nut om het geloofsartikel over de kerk steeds op ons persoonlijk toe te passen?

  1. Dat wij nergens méér naar verlangen dan binnen de gemeenschap van de kerk te zijn, want buiten haar is geen zaligheid.
  2. Dat we ervan verzekerd zijn tot haar gemeenschap te horen en daarom niet twijfelen aan onze zaligheid, die in Christus gegrond is. Wij kunnen van de kerk niet afgescheiden worden evenmin als de leden van Christus verscheurd en uiteengereten kunnen worden.
  3. Dat we ervaren dat de beloften ook óns aangaan en op ons mogen worden toegepast. De zaligheid zal in Sion zijn, God zal altijd wonen in het midden van Jeruzalem – dat wil zeggen: in zijn kerk, waarvan de berg Sion en Jeruzalem vroeger een beeld waren; en daardoor zal ze nimmermeer bewogen worden.128)

32. Welke zaken zijn in strijd met de leer aangaande de kerk?

  1. De vijanden van de kerk, die dikwijls vanuit het leger van de satan uitvallen doen en de kerk bespringen. De tirannen bestrijden de kerk met geweld; de wijsneuzen, de misleiders en de waanwijzen door de leer te verdraaien; de huichelaars door bijgelovigheid; de epicuristenVolgelingen van de Griekse filosoof Epicurus (341-270 v.Chr.), die streven naar zoveel mogelijk genot in dit leven. Het leven wordt bepaald door lust: wat genot geeft is goed, wat niet bevredigt is slecht. of de zogenaamde ‘mestvarkens’ door een goddeloos leven te leiden.
  2. De dwalingen van de roomsgezinden:
    1. Zij sluiten de leerlingen en de ongedoopte kinderen van de kerk uit.
    2. Ze veranderen de kerk in een burgerlijk koninkrijk dat bemoeienis heeft met bepaalde landen en gebieden in deze wereld. Ze streven naar de hoogste macht over heel de wereld. De paus heeft daarbij onherroepelijk de macht over zowel gewone burgers als geestelijken, ja zelfs over keizers en koningen. Hij gebiedt om zo te zeggen over hemel en aarde, en is een algemene bisschop over heel de wereld.
    3. Ze leren dat de kerk verschillende hoofden heeft. Christus is dan wel het Hoofd van de triomferende kerk, maar de paus van de strijdende kerk. Hij is degene die de schat van de kerk uitdeelt en zegt ook dat het voor de zaligheid nodig is om te geloven dat de paus van Rome boven allen staat en heer is van alle kerken. Hij is dan, zoals Bonifatius VIII zegt, een heer over allen.
    4. Ze binden de katholieke of algemene kerk niet alleen aan het Woord, maar aan een bepaalde plaats, aan de stad Rome, aan de paus en de bisschoppen. Ze stellen de successie of opvolging van personen als een absoluut kenmerk van de kerk. Ze verstaan onder de kerk alleen de herders, en zeggen dat het een ketterij is de naam van kerk ook te verbinden aan de gehele menigte van de gelovigen. Daarmee gaan ze in tegen de woorden van Christus: Op deze Steen – dat is: op Mijzelf – zal Ik Mijn gemeente bouwen; en ook tegen het geloofsartikel dat ons opdraagt te geloven in een algemene kerk.
    5. Ze stellen het Woord van God onder het gezag van de kerk, en niet de kerk onder het gezag van Gods Woord.
    6. Ze stellen dat de leer en de verordeningen van mensen het fundament van de kerk zijn.
    7. Ze funderen de eenheid van de kerk niet in het geloof en in de Geest, maar in het gebruik en de uniformiteit van dezelfde ceremoniën. Bovendien leren ze dat de veelheid, de zichtbare verschijning, de continuïteit, de oudheid e dergelijke kenmerken zijn van de ware kerk.
  3. De roomse clerus oftewel heel die menigte van monniken en geestelijken die de ware betekenis van Gods Woord vervalsen en het ambt van Christus metterdaad verloochenen, omdat ze hun werk of dat van anderen aan zichzelf toeschrijven wat alleen aan Christus toekomt. En dan zijn er ook nog de vele geestelijke orden die genoemd worden naar de naam van hem die de orde heeft ingesteld, van wie zij de regels opvolgen.
  4. De menigte van alle ongelovigen samen, die de profetische en apostolische leer, ja, Christus Zelf verwerpen en vervolgen.
  5. De dwaling van hen die zichzelf wijsmaken dat ieder wel met zijn eigen religie wel zal zalig worden, terwijl er buiten de enige en algemene christelijke kerk geen zaligheid is.
  6. De dwaling van een groep intellectuelen (de zogenaamde academisten) die proberen in te voeren dat in de kerk niemand gestraft of berispt wordt.
  7. De dwaling van degenen die in spoor van Plato denken; zij zijn van mening dat de kerk te allen tijde geheel onzichtbaar is, in tegenstelling tot hen die zich erop laten voorstaan dat de kerk hier op aarde altijd zichtbaar geweest is en dat nog is.
  8. De dwaling van de donatisten, wederdopers en scheurmakers, die zich vanwege de goddelozen losmaken van de ware kerk, waar toch het evangelie zuiver gepredikt en de sacramenten op de juiste manier bediend worden. Zij doen hun uiterste best om de eenheid van het lichaam van Christus te scheuren en de band van vrede, dus de liefde waarmee Christus Zijn kerk verbindt, te verbreken. Daarmee tonen ze heel hoogmoedig hun verachting voor de kerk, waardoor ze het gevaar lopen hun zaligheid te verliezen. Iemand kan geen gemeenschap met Christus hebben als hij niet tot de gemeenschap van de kerk van Christus behoort.
  9. De tweedracht en de scheuringen. En dan bedoel ik niet zozeer die tweedracht waardoor een verkeerde eenheid verbroken werd, zoals die van de Joden. Nadat zij Christus hadden horen spreken, werden zij door tweedracht van elkaar gescheiden.129) Ik bedoel dus niet dat de goeden zich van de slechten afzonderen. Nee, ik bedoel de tweedracht, de scheuringen en afscheidingen waardoor de vergadering van de gelovigen uiteengescheurd wordt, zoals toen de gelovigen van Korinte verdeeld waren.130) Soms verschillen ze niet alleen van mening met elkaar, maar ook scheiden ze van elkaar door niet meer gezamenlijk de kerkdiensten en andere gelegenheden te bezoeken. Dan wil men dus niet meer in gemeenschap met elkaar leven. Het woord ‘ketterij’ of ‘sektevorming’ betekent eigenlijk een bepaalde scheuring die tot stand komt vanwege tweedracht over de leer.131) Ketters worden zo genoemd, omdat ze van de algemeen aanvaarde en gezonde leer wegdwalen, het oordeel van God en Zijn kerk minachten, in hun verkeerde mening volharden en de eendracht van de kerk scheuren en kapotmaken.
  10. Het verachten van de kerkelijke vergaderingen door mensen die zich erop laten voorstaan alles zelf wel te weten; mensen die de preken verzuimen om hun eigen ding te kunnen doen, of omdat de predikant in hun ogen te simpel is, of omdat thuis hun werk opstapelt, of omdat ze voor de preken zelf hun neus ophalen; mensen die bang zijn voor kruis, of mensen die thuisblijven om machtige rijke mensen of hun vrienden daarmee een genoegen te doen. Dan is er ook nog het misbruik van hen die wel naar de kerk komen vanwege een mal bijgeloof, of vanwege de eer die ze ermee inleggen door uit gewoonte te komen, of om de tijd daarmee door te komen. Ook zijn er die maar zeer zelden komen, zo te hooi en te gras, zoals men wel zegt. Of er zijn mensen die daar een praatje maken en zo onnuttig hun tijd verkwisten, of met hun gedachten heel ergens anders zijn, of na een of twee woorden gehoord te hebben weer naar buiten gaan. Kort samengevat: mensen die de preken wel horen, maar een slecht leven leiden.
1)
Handelingen 20:17-18 – “Maar hij zond iemand van Milete naar Efeze en ontbood de oudsten der gemeente; en toen zij bij hem gekomen waren, zeide hij tot hen: Gij weet, hoe ik van de eerste dag aan, dat ik in Asia voet aan wal zette, al die tijd onder u verkeerd heb”. 1 Timoteüs 3:15 – “Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.”
2)
Matteüs 18:17 – “Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.”
3)
1 Timoteüs 4:14 – “Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten.”
4)
Romeinen 16:5 – “Groet insgelijks de gemeente bij hen aan huis. Groet mijn geliefde Epenetus, de eersteling voor Christus uit Asia.”
5)
1 Korintiërs 11:21-22 – “Want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij (zózeer) de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet.”
6)
1 Korintiërs 14:34 – “Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt.”
7)
Psalm 26:5 – “Ik haat het gezelschap der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet neer.”
8)
Waarschijnlijk bedoelt Bucanus met hen degenen die onderwijs krijgen in de christelijke leer met het oog op hun aanstaande doop, waardoor zij tot de christelijke gemeente behoren.
9)
Romeinen 10:14 – “Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker?” Handelingen 1:39 – “”. 1 Korintiërs 7:14 – “Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig.”
10)
Genesis 12:1 – “De Here nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal”. Genesis 13:18 – “Daarna sloeg Abram zijn tenten op en ging wonen bij de terebinten van Mamre, bij Hebron, en hij bouwde daar een altaar voor de Here.” Genesis 15:6 – “En hij geloofde in de Here, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid.” Genesis 17:13 – “Wie in uw huis geboren is en wie door u voor geld gekocht is, moet voorzeker besneden worden; zo zal mijn verbond in uw vlees zijn tot een eeuwig verbond.” Handelingen 7:3 – “En Hij zeide tot hem: Verlaat uw land en uw bloedverwanten en kom herwaarts naar het land, dat Ik u wijzen zal.” Romeinen 4:13 – “Want niet door de wet had Abraham of zijn nageslacht de belofte, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door gerechtigheid des geloofs.” e.v.
11)
2 Korintiërs 8:14 – “Maar uit het oogpunt van billijkheid kome uw overvloed voor het ogenblik hun gebrek ten goede, opdat hun overvloed wederkerig uw gebrek ten goede zou komen en er zodoende gelijkheid zij”.
12)
Genesis 6:14 – “Maak u een ark van goferhout; met vakken zult gij de ark maken en haar van binnen en van buiten met pek bestrijken.” 1 Petrus 3:20 – “Die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden.”
13) , 105)
Handelingen 4:32 – “En de menigte van hen, die tot het geloof gekomen waren, was één van hart en ziel, en ook niet één zeide, dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk.”
14)
Johannes 1:14 – “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.” Johannes 17:23 – “Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.” Efeziërs 4:13,31 – “Totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. (...) Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid.” Kolossenzen 3:4 – “Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.”
15)
Filippenzen 3:12-14 – “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.”
16)
Galaten 4:1-3 – “Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, al is hij ook eigenaar van alles; maar hij staat onder voogdij en toezicht tot op het tijdstip, dat door zijn vader tevoren bepaald was. Zo bleven ook wij, zolang wij onmondig waren, onderworpen aan de wereldgeesten.”
17)
Matteüs 8:11 – “Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen”. Johannes 10:16 – “Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.” Kolossenzen 1:20 – “En door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.” Efeziërs 1:10 – “Om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten”.
18)
Hebreeën 12:22-23 – “Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben”.
19) , 118)
Matteüs 13:47 – “Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee, dat allerlei bijeenbrengt.”
20) , 108)
Lucas 3:17 – “De wan is in zijn hand om zijn dorsvloer geheel te zuiveren en het graan in zijn schuur bijeen te brengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur.”
21)
Efeziërs 2:13 – “Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.” Handelingen 11:26 – “En het geschiedde, dat zij een vol jaar in de gemeente gastvrij ontvangen werden en een brede schare leerden en dat de discipelen het eerst te Antiochië Christenen genoemd werden.”
22)
2 Tessalonicenzen 2:13 – “Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid.”
23)
Openbaring 7:18 – “”. 1 Korintiërs 1:2 – “Aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen, hun en onze (Here)”. Romeinen 16:5 – “Groet insgelijks de gemeente bij hen aan huis. Groet mijn geliefde Epenetus, de eersteling voor Christus uit Asia.” 1 Korintiërs 16:19 – “U groeten de gemeenten van Asia. Vele groeten in de Here van Aquila en Prisca en van de gemeente bij hen aan huis.” Matteüs 18:20 – “Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.” Filippenzen 1:1 – “Paulus en Timoteüs, dienstknechten van Christus Jezus, aan al de heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, tezamen met hun opzieners en diakenen”.
24) , 64)
1 Korintiërs 11:18 – “Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit.”
25)
Lucas 17:20 – “En op de vraag der Farizeeën, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, antwoordde Hij hun en zeide: Het Koninkrijk Gods komt niet zó, dat het te berekenen is”.
26)
Johannes 4:23 – “Maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders”.
27) , 43) , 71) , 92)
1 Petrus 2:5 – “En laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus.”
28)
Psalm 74:9-10 – “Onze tekenen zien wij niet, geen profeet is er meer, niemand onder ons, die weet tot hoelang. Ja, hoelang nog zal de tegenstander honen, o God; zal de vijand uw naam voor altijd versmaden?” Jesaja 49:21 – “En gij zult bij uzelf zeggen: Wie heeft mij dezen gebaard, daar ik toch van kinderen beroofd en onvruchtbaar was, verbannen en verdreven; wie bracht dezen dan groot? Zie, ik was alleen overgebleven, waar waren dan dezen?”
29)
Jesaja 9:1,9,19-21 – “Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht. (...) Tichelstenen zijn gevallen, maar met gehouwen stenen herbouwen wij; wilde vijgebomen zijn geveld, maar ceders zetten wij daarvoor in de plaats. (...) men bijt naar rechts en toch hongert men, en men verslindt naar links en toch wordt men niet verzadigd, ieder verslindt het vlees van zijn eigen arm: Manasse Efraïm en Efraïm Manasse, en samen keren zij zich tegen Juda. Ondanks dit alles keert zijn toorn zich niet af en blijft zijn hand uitgestrekt.”
30)
2 Tessalonicenzen 2:3 – “Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs”. 1 Timoteüs 4:1 – “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen”.
31)
Romeinen 15:20 – “Ik stelde er mijn eer in het te verkondigen, doch zo, dat ik niet (optrad), waar de naam van Christus reeds genoemd was, om niet op eens anders fundament te bouwen”. 1 Petrus 2:7 – “U dan, die gelooft, geldt dit kostbare, maar voor de ongelovigen geldt: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis”. 1 Korintiërs 3:10 – “Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt.”
32)
Psalm 103:20 – “Looft de Here, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord.”
33)
Kolossenzen 1:17,18 – “En Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is.”
34)
1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?” 1 Korintiërs 12:12 – “Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus”. Kolossenzen 1:18 – “En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is.”
35)
Openbaring 1:6 – “En Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt - Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen.”
36)
Johannes 6:5-7 – “Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide Hij tot Filippus: Waar zullen wij broden kopen, dat dezen kunnen eten? Maar dit zeide Hij om hem op de proef te stellen, want Hij wist zelf, wat Hij doen zou. Filippus antwoordde Hem: Tweehonderd schellingen brood is voor dezen niet genoeg, als ieder een kleine hoeveelheid zal krijgen.” Johannes 15:1-2 – “Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman. Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage.”
37)
Johannes 1:3 – “Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.” Johannes 17:22 – “En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn”. Efeziërs 4:12 – “Om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus”.
38)
Matteüs 28:20 – “En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.”
39)
Efeziërs 5:24 – “Welnu, gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles.”
40)
Johannes 10:16 – “Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.”
41)
1 Petrus 5:4 – “En wanneer de opperherder verschijnt, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven.”
42)
Psalm 110:4 – “De Here heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek.” Hebreeën 7:17 – “Want van Hem wordt getuigd: Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek.” Hebreeën 9:7,11 – “Maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven. (...) Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping”.
44)
Matteüs 16:16-18 – “Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.”
45)
Genesis 7:13 – “Op diezelfde dag gingen Noach en Sem, Cham en Jafet, Noachs zonen, en de vrouw van Noach en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark”. 1 Petrus 3:21 – “Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus”.
46)
Openbaring 12:6 – “En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden.”
47)
Jesaja 55:11 – “Alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend.” Romeinen 1:16 – “Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.”
48)
Jozua 5:5 – “Want al het volk dat uitgetrokken was, was besneden geweest, maar al het volk dat geboren was in de woestijn onderweg na de uittocht uit Egypte, had men niet besneden.” Johannes 10:4,5,27 – “Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen; maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen. (...) Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij”. Handelingen 2:42 – “En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.” 1 Korintiërs 11:20-22 – “Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren; want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij (zózeer) de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet.” Matteüs 28:19,20 – “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.” Marcus 16:15 – “En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping.” Lucas 16:29 – “Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.” Romeinen 10:14 – “Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker?”
49)
Romeinen 10:15 – “En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen.” Efeziërs 4:11 – “En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars”.
50)
Matteüs 18:17 – “Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.” 1 Korintiërs 5:5 – “Leveren wij in de naam van de Here Jezus die man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren.”
51)
Efeziërs 4:3-6 – “En u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes: één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen.”
52)
Handelingen 11:2 – “En toen Petrus naar Jeruzalem gegaan was, verschilden zij, die uit de besnijdenis waren, met hem van mening”.
53)
1 Samuël 28:19 – “De Here zal ook Israël met u in de macht der Filistijnen geven, en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn. Ook het leger van Israël zal de Here in de macht der Filistijnen geven.” Deuteronomium 13:2 – “En het teken of het wonder komt, waarover hij u gesproken heeft met de woorden: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen”. Numeri 23:7 – “Toen hief hij zijn spreuk aan en zeide: Uit Aram voerde mij Balak, Moabs koning, uit de bergen van het Oosten: Kom, vervloek mij Jakob, en kom, verwens Israël.” Numeri 24:3 – “Toen hief hij zijn spreuk aan en zeide: De spreuk van Bileam, de zoon van Beor, en de spreuk van de man met het geopend oog”.
54)
2 Timoteüs 3:12 – “Trouwens, allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden.”
55)
Psalm 27:4-8 – “Eén ding heb ik van de Here gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen, en om te onderzoeken in zijn tempel. Want Hij bergt mij in zijn hut ten dage des kwaads, Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots. En nu heft mijn hoofd zich op boven mijn vijanden rondom mij; daarom wil ik in zijn tent offeren offers met geschal, ik wil zingen, ja psalmzingen de Here. Hoor, Here, hoe ik luide roep, wees mij genadig en antwoord mij. Van Uwentwege zegt mijn hart: Zoekt mijn aangezicht. Ik zoek uw aangezicht, Here.” Psalm 42:2-5 – “Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen? Mijn tranen zijn mij tot spijze dag en nacht, daar men de ganse dag tot mij zegt: Waar is uw God? Hieraan wil ik denken en mijn ziel in mij uitstorten: hoe ik optrok in de dichte drom, voor hen uit schreed naar Gods huis, bij jubelklank en lofgezang - een feestvierende menigte.” Psalm 84:2 – “Hoe liefelijk zijn uw woningen, o Here der heerscharen!” Jesaja 60:8 – “Wie zijn dezen, die als een wolk komen aangevlogen en als duiven naar hun til?” Hebreeën 10:25,35,39 – “Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen. (...) Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten. (...) Doch wij hebben niets van doen met nalatigheid, die ten verderve leidt, doch met geloof, dat de ziel behoudt.” 1 Korintiërs 11:21-22 – “Want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij (zózeer) de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet.”
56)
Genesis 12:7 – “Toen verscheen de Here aan Abram en zeide: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven. En hij bouwde daar een altaar voor de Here, die hem verschenen was.”, Genesis 13:18 – “Daarna sloeg Abram zijn tenten op en ging wonen bij de terebinten van Mamre, bij Hebron, en hij bouwde daar een altaar voor de Here.” Genesis 26:25 – “Toen bouwde hij daar een altaar en riep de naam des Heren aan. Hij spande daar zijn tent, en de knechten van Isaak groeven daar een put.” Genesis 33:20 – “Daar richtte hij een altaar op en noemde dat: De God van Israël is God.” 1 Koningen 3:2 – “Alleen was het volk gewoon op de hoogten te offeren, omdat tot op die dagen nog geen huis voor de naam des Heren gebouwd was.” 1 Koningen 18:21 – “Toen naderde Elia tot het gehele volk en zeide: Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de Here God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na. Doch het volk antwoordde hem niets.” 2 Koningen 4:8 – “Op zekere dag begaf Elisa zich naar Sunem. Daar woonde een welgestelde vrouw, die bij hem aandrong, dat hij zou blijven eten. En zo vaak hij op zijn doorreis daar kwam, ging hij erheen om te eten.” Psalm 16:4 – “Vele zijn de smarten van hen die dingen naar de gunst van een andere (god); ik zal hun plengoffers van bloed niet plengen, zelfs hun namen op mijn lippen niet nemen.”
57)
Johannes 17:17 – “Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.”
58)
Matteüs 24:24 – “Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden.”
59)
Handelingen 10:20 – “Sta dan op, ga naar beneden en reis, zonder bezwaar te maken, met hen mede, want Ik heb hen gezonden.” Handelingen 11:2 – “En toen Petrus naar Jeruzalem gegaan was, verschilden zij, die uit de besnijdenis waren, met hem van mening”.
60)
Handelingen 10:14,15 – “Maar Petrus zeide: Geenszins, Here, want ik heb nog nooit iets gegeten, dat onheilig of onrein was. En nogmaals ten tweeden male, kwam een stem tot hem: Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden.”
61)
Galaten 2:11-13 – “Maar toen Kefas te Antiochië gekomen was, heb ik mij openlijk tegen hem verzet, omdat het ongelijk aan zijn kant was. Want voordat sommigen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij met de heidenen aan één tafel, maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor de besnedenen. En [ook] de overige Joden huichelden met hem mede, zodat zelfs Barnabas zich liet medeslepen door hun huichelarij.”
62)
Handelingen 21:20 – “En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet, broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn zij ijveraars voor de wet”.
63)
Galaten 6:12,13 – “Allen, die zich uiterlijk goed willen voordoen, trachten u te dwingen tot de besnijdenis, alleen om niet vervolgd te worden ter wille van het kruis van Christus [Jezus]. Want zij, die zich laten besnijden, houden zelf niet eens de wet, doch zij willen, dat gij u laat besnijden, opdat zij op uw vlees roem kunnen dragen.”
65)
Romeinen 8:28 – “Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn.” 2 Timoteüs 3:12 – “Trouwens, allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden.”
66)
Matteüs 13:24,47 – “Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn akker. (...) Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee, dat allerlei bijeenbrengt.”
67)
Efeziërs 5:27 – “En zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet.”
68)
1 Korintiërs 4:15 – “Want al hadt gij duizenden opvoeders in Christus, gij hebt niet vele vaders. Immers, ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt.”
69)
Psalm 23:6 – “Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen.” 1 Timoteüs 3:15 – “Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.”
70) , 73)
Matteüs 24:45 – “Wie is dan de trouwe en verstandige slaaf, die de heer over zijn dienstvolk gesteld heeft om hun op tijd hun voedsel te geven?”
72)
2 Timoteüs 2:20 – “Doch in een groot huis zijn niet alleen voorwerpen van goud en van zilver, maar ook van hout en van aardewerk, en wel deels met eervolle, deels met minder eervolle bestemming”.
74)
Johannes 8:35 – “En de slaaf blijft niet eeuwig in het huis, de zoon blijft er eeuwig.”
75)
Psalm 46:5 – “Een rivier - haar stromen verheugen de stad Gods, de heiligste onder de woningen des Allerhoogsten.”
76)
Jesaja 1:21 – “Hoe is de getrouwe veste tot een ontuchtige geworden, zij die vervuld was van recht, en waarin gerechtigheid overnachtte, en nu - enkel moordenaars!”
77)
Openbaring 21:2,10 – “En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. (...) En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God”.
78)
Spreuken 18:10 – “De naam des Heren is een sterke toren; de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar.”
79)
Psalm 85:11 – “Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkander, gerechtigheid en vrede kussen elkaar”.
80)
Efeziërs 2:19 – “Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods”.
81)
Psalm 2:8 – “Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit.” 1 Petrus 5:3 – “Niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde.”
82)
Romeinen 12:5 – “Zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander.”
83)
Efeziërs 1:23 – “Die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.”
84)
1 Korintiërs 12:12,13 – “Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus; want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt.” Galaten 3:16 – “Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus.”
85)
Romeinen 6:2 – “Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?” Romeinen 8:3 – “Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees - God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees”. Efeziërs 3:6 – “(dit geheimenis), dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie”.
86)
Psalm 3:5 – “Als ik luide roep tot de Here, antwoordt Hij mij van zijn heilige berg. sela”. Psalm 15:1 – “Een psalm van David. Here, wie mag verkeren in uw tent? Wie mag wonen op uw heilige berg?” Psalm 24:3 – “Wie mag de berg des Heren beklimmen, wie mag staan in zijn heilige stede?”
87)
Matteüs 5:14 – “Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven.”
88)
1 Timoteüs 3:15 – “Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.”
89)
Psalm 80:9 – “Gij hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven, Gij hebt volken verdreven en hèm geplant.” Jesaja 5:2 – “Hij spitte hem om, zuiverde hem van stenen, beplantte hem met edele wijnstokken, bouwde daarin een toren en hieuw ook een perskuip daarin uit. En hij verwachtte, dat de wijngaard goede druiven zou voortbrengen, maar hij bracht wilde druiven voort.” Matteüs 21:28 – “Wat dunkt u? Iemand had twee kinderen. Hij ging naar de eerste en zeide: Kind, ga en werk vandaag in de wijngaard.” Johannes 15:1 – “Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman.”
90)
Psalm 31:21 – “Gij verbergt hen in het verborgene van uw aanschijn voor de samenscholing der mensen; Gij bergt hen in een hut voor het getwist der tongen.”
91)
1 Korintiërs 3:16 – “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?”
93)
Romeinen 15:16 – “Om een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen te zijn in de heilige dienst van het evangelie Gods, opdat de offergave der heidenen (Gode) welgevallig zou wezen, geheiligd door de heilige Geest.” Filippenzen 2:17 – “Maar ook indien ik geplengd word bij de offerande en de eredienst van uw geloof, verblijd ik mij, en ik verblijd mij met u allen.”
94)
Romeinen 12:2 – “En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.”
95)
Psalm 141:2 – “Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan, het opheffen van mijn handen als avondoffer.”
96)
Psalm 50:14 – “Offer Gode lof en betaal de Allerhoogste uw geloften”. Hosea 14:3 – “Komt met woorden van schuldbelijdenis, bekeert u tot de Here, zegt tot Hem: Vergeef de ongerechtigheid geheel en al, en wees genadig; wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen.”
97)
Hosea 6:6 – “Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers.” 2 Korintiërs 9:12 – “Want het dienstbetoon met deze ondersteuning draagt niet alleen bij tot de behoeften der heiligen, maar het is ook overvloedig door vele dankzeggingen aan God.” Filippenzen 4:18 – “Nu is alles voldaan en ik ben rijkelijk voorzien; alles is aangezuiverd, nu ik van Epafroditus het door u gezondene ontvangen heb, een welriekend, een aangenaam, Gode welgevallig offer.”
98)
Hooglied 4:7-8 – “Alles is schoon aan u, mijn liefste, zonder enig gebrek zijt gij. Kom bij mij van de Libanon, bruid, kom bij mij van de Libanon, daal af van de top van de Amana, de top van de Senir, de Hermon, van de holen der leeuwen, van de bergen der panters.” Efeziërs 5:23 – “Want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt.”
99)
Psalm 45:10 – “Koningsdochters zijn onder uw geliefden; de gemalin staat aan uw rechterhand in goud van Ofir.”
100) , 102)
2 Korintiërs 11:2 – “Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen.”
101)
Johannes 3:29 – “Die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend van de bruidegom, die erbij staat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap over de stem van de bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld.”
103)
1 Petrus 2:5,9 – “En laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus. (...) Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht”.
104)
1 Johannes 1:3 – “Hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus.” 1 Korintiërs 1:9 – “God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here.” Efeziërs 4:4 – “één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping”. Romeinen 12:5-13 – “Zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander. Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is: profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst, in het onderwijzen; wie vermaant, in het vermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft, in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid. De liefde zij ongeveinsd. Weest afkerig van het kwade, gehecht aan het goede. Weest in broederliefde elkander genegen, in eerbetoon elkander ten voorbeeld, in ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here. Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed, bijdragend in de noden der heiligen, legt u toe op de gastvrijheid.” Kolossenzen 3:15 – “En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar.”
106)
Lucas 12:32 – “Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.” Johannes 10:16 – “Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.”
107)
Johannes 3:16 – “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.” 1 Johannes 2:1 – “Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige”. 2 Korintiërs 5:19 – “Welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd.”
109)
Galaten 4:26 – “Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder.” Openbaring 3:12 – “Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam.”
110)
Psalm 2:6 – “Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg.”
111)
Matteüs 5:19,20 – “Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan.”
112)
Openbaring 1:20 – “Het geheimenis der zeven sterren, die gij gezien hebt in mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten, en de kandelaren zijn de zeven gemeenten.”
113)
Jesaja 60:8 – “Wie zijn dezen, die als een wolk komen aangevlogen en als duiven naar hun til?”
114)
Hooglied 2:14 – “Mijn duif in de rotskloof, in de schuilhoek van de bergwand, laat mij uw gedaante zien, laat mij uw stem horen, want zoet is uw stem en uw gedaante is bekoorlijk.” Hooglied 6:9 – “Maar enig is zij, mijn duif, mijn volmaakte, een enige was zij voor haar moeder, een reine voor wie haar gebaard heeft. Meisjes zien haar, en prijzen haar gelukkig; koninginnen en bijvrouwen, en loven haar.”
115)
Lucas 8:22 – “En het geschiedde op een van die dagen, dat Hij in een schip ging met zijn discipelen, en Hij zeide tot hen: Laten wij oversteken naar de overkant van het meer; en zij staken van wal.”
116)
Matteüs 13:24 – “Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn akker.”
117)
1 Korintiërs 3:9 – “Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.”
119)
Efeziërs 4:1313 totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. – “Totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus” (HSV).
120)
Efeziërs 3:10 – “Opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden”.
121)
1 Johannes 1:7 – “Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” Efeziërs 5:25-27 – “Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet.” Hebreeën 9:14 – “Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?”
122)
Romeinen 8:1 – “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.” Efeziërs 5:25-27 – “Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet.” Filippenzen 3:12 – “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben.”
123)
Romeinen 1:7 – “Aan alle geliefden Gods, geroepen heiligen, die te Rome zijn: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.” Romeinen 8:1 – “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.” 1 Korintiërs 1:2 – “Aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen, hun en onze (Here)”. 1 Korintiërs 6:11 – “En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.”
124)
1 Petrus 1:9 – “Daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen.”
125)
Psalm 16:11 – “Gij maakt mij het pad des levens bekend; overvloed van vreugde is bij uw aangezicht, liefelijkheid is in uw rechterhand, voor eeuwig.” 1 Petrus 1:4 – “Tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u”.
126)
Efeziërs 4:13 – “Totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.”
127)
Johannes 10:5 – “Maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen.” 1 Korintiërs 11:23 – “Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam”. Matteüs 16:19 – “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.” Matteüs 18:18 – “Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel.” Hebreeën 13:17 – “Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u (aan hen), want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen.”
128)
Joël 2:32 – “En het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de Here gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de Here zal roepen.” Obadja 1:17 – “Maar op de berg Sion zal er ontkoming zijn, en die zal een heiligdom wezen; en het huis van Jakob zal zijn bezittingen weer in bezit nemen.” Psalm 46:6 – “God is in haar midden, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen.” Zacharia 8:3 – “Zo zegt de Here: Ik keer weder tot Sion en Ik woon binnen Jeruzalem; Jeruzalem zal de stad der trouw, en de berg van de Here der heerscharen zal de berg der heiligheid genoemd worden.” Zacharia 8:8 – “Ik breng hen terug en zij zullen binnen Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn, in trouw en in gerechtigheid.”
129)
Johannes 9:16 – “Sommige dan van de Farizeeën zeiden: Deze mens komt niet van God, want Hij houdt de sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een zondig mens zulke tekenen doen? En er was verdeeldheid onder hen.” Johannes 10:19 – “Er ontstond opnieuw verdeeldheid onder de Joden om die woorden.”
130)
1 Korintiërs 3:3 – “Want gij zijt nog vleselijk. Want als er onder u nijd en twist is, zijt gij dan niet vleselijk, en leeft gij niet als (onveranderde) mensen?” 1 Korintiërs 11:18,19 – “Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit. Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan.”
131)
Handelingen 5:36 – “Want vóór deze dagen stond Teudas op, die beweerde, dat hij iets was, en een aantal van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem aan; maar hij werd gedood en zijn gehele aanhang viel uiteen en verliep.”


Paginahulpmiddelen