‘Gemeente’ of ‘kerk’ is in het Grieks ecclesia, en komt van eccalein, wat ‘uitroepen’ betekent. Want de samenkomst van de burgers, die door de omroeper uit hun huizen geroepen werden om het besluit van de raad aan te horen, werd door de Grieken ecclesia, ‘gemeente’ genoemd. Daarvan komt ook het woord ecclesiazein, ‘prediken’ of ‘tot de preek roepen’, en ecclesiastes, ‘prediker’. Deze gemeente wordt ook wel synagoge genoemd, dat is: ‘vergadering’. Dit woord komt van synagein, oftewel: ‘vergaderen’, ‘verzamelen’, ‘bijeenbrengen’. Maar omdat de Joden hun vergaderingen en de plaatsen waar zij de Wet en de Profeten lazen, synagogen noemden, hebben de christenen hun vergaderingen wat de naam betreft van de Joodse willen onderscheiden. Daarom hebben ze het woord ‘kerk’, ‘gemeente’, of ecclesia, dat veel heerlijker klinkt, gebruikt en behouden. Dit woord betekent de vergadering van hen die Christus erkennen en belijden. Sommigen gebruiken daarvoor zeer onterecht het woord ‘stad’ en ‘gemenebest’, al is het waar dat Jakobus 2:22 Want stel, er kwam in uw vergadering een man binnen met een gouden ring aan zijn vinger en in prachtige kleding, en er kwam ook een arme binnen in schamele kleding. het woord synagoge ook gebruikt: “Want stel, er kwam in uw vergadering (synagoge) een man binnen met een gouden ring …” En in Hebreeën 10:2525 Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen. staat dat we onze eigen bijeenkomst (episynagogen) niet mogen verzuimen. Het woord ‘kerk’ of ‘gemeente’ is niet absoluut, maar ziet op iets anders: het wordt zo genoemd ten aanzien van God, die de mensen door de verkondigers van Zijn Woord uit de wereld roept tot het Rijk van zijn Zoon. En wie die roeping gehoorzaamt en zich tot de kerk of gemeente begeeft – hij wordt geroepen genoemd, alsof men zei: uitgeroepen, zoals men ziet als Paulus in zijn brieven de groeten doet. Niemand begeeft zich immers opzettelijk tot de gemeente vanuit zichzelf, uit eigen beweging en zichzelf aansporend; maar zoveel als er komen, worden zij door God geroepen.
De kerk is een vergadering van mensen, die door de verkondiging van het Evangelie krachtig uit de wereld geroepen en daarvoor uitgekozen zijn. Daardoor gaan zij in Christus geloven, zij hangen Hem aan als hun enig Hoofd en belijden dat ze in Hem geloven. Uit het geloof kennen en dienen zij God zoals Hij Zich in Zijn Woord openbaart. Onder hen worden ook de leerlingen8) en kinderen van de uitverkorenen en soms ook van de huichelaars gerekend, hoewel die laatsten vanwege hun jeugd nog niet kunnen geroepen kunnen worden of de sacramenten kunnen gebruiken.9) De kerk is ook een vergadering van mensen die overal vandaan door God uit de verdorven menigte van het hele menselijke geslacht door de stem van het Evangelie tot het geestelijke rijk van Christus geroepen zijn. Zij zijn afgezonderd van andere vergaderingen van mensen, en onderscheiden zich door het gehoor van Gods Woord, het geloof, de sacramenten, het gebed, een heilig leven en een belijdenis van de waarheid. Hun samenkomsten zijn gegrond op de Hoeksteen Christus, opdat God in hen zal wonen en naar de profetische en apostolische leer in der eeuwigheid gediend en geëerd zal worden. Zie Johannes 10:4,54 Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen; 5 maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen. waar Jezus zegt dat Zijn schapen naar Zijn stem luisteren, en niet naar die van een ander. Deze omschrijving wordt ontleend aan het voorbeeld van Abraham, die met zijn huisgenoten uit Ur in het land van de Chaldeeën uit het midden van de afgodendienaars geroepen is. Hij is Gods stem gehoorzaam geweest en heeft zich door de gehoorzaamheid van het geloof afgescheiden van de goddeloosheid van de wereld om nu Zijn Naam te belijden.10) Of in één woord gezegd: de kerk is een gemeenschap der heiligen;11) het is dus een gezelschap van mensen, die door het geloof dat uit het gehoor is, gerechtvaardigd en geheiligd zijn in Christus Jezus, door de Heilige Geest. Ze is geen gemeenschap die op een platonische manier alleen in de geest bestaat; en ze leeft ook niet zoals de monniken en de wederdopers in een gemeenschappelijk bezit van alle gaven en goederen. Nee, de kerk is een gemeenschap in de Geest, in de leer, in het geloof, in de hoop en in het weldoen van de medemens en andere uitingen van een godzalig leven. In de openbare vergadering van de kerk zijn echter wel veel huichelaren aanwezig.
Er is één kerk of gemeente, omdat er maar één Lichaam van Christus is, dat bestaat uit verschillende leden, zoals er één God en Vader is van allen, één Middelaar Christus, en één Hoofd van dit geestelijk lichaam, één geloof, en één hoop door de Heilige Geest, en ten slotte één eeuwig leven. De goddelijke Personen zijn één, niet in getal, maar wel in wezen; en zo is ook de kerk één. Van deze gehele kerk wordt in Galaten 3:2828 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. gezegd: “Gij allen zijt één in Christus Jezus”; dat wil zeggen: zoals een mens een eenheid is. Daarmee wordt te kennen gegeven dat er sprake is van de meest intieme samenvoeging en vereniging. In Efeziërs 4:44 één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping. staat: “één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping”. In het Hooglied lezen we in hoofdstuk 6:99 En gij, heren, handelt evenzo jegens hen; laat het dreigen na. Gij weet immers, dat hun en uw Heer in de hemelen is, en bij Hem is geen aanzien des persoons.: “Maar enig is zij, mijn duif, mijn volmaakte.” Ze is in vroeger tijd uitgebeeld door de ene ark van Noach.12) In Johannes 10:1616 Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. lezen we: “Het zal worden één kudde, één herder.” De kerk is één in de overeenstemming van de leer, in de gelijke uitleg van de teksten der Heilige Schrift naar de regel van het rechtzinnige geloof, en in de zuivere bediening van de sacramenten. Ze is één wat de Bewerker van de zaligheid betreft, één in het Hoofd, één in de bediening door dezelfde Geest en in de band van deze Geest, en één in de vereniging van hart en ziel.13) Daarbij is het zo dat verschillende personen in verschillende tijden en in verschillende plaatsen tot deze kerk geroepen worden.
Jawel, en dat op vele manieren.
Wat in de Geloofsbelijdenis gezegd wordt, moet men niet laten slaan op deze of gene kerk, maar op de katholieke of algemene kerk. Dat heeft dus betrekking op het gehele lichaam van de kerk, in welke tijd ze hier op aarde ook geweest is. De kerk bestaat uit een verzameling van godzaligen en uitverkorenen die er vanaf het begin van de wereld geweest zijn, die er nu nog zijn en die er zijn zullen tot aan het einde van de wereld. Niemand kan die hier op aarde ooit met zijn eigen ogen in één blik overzien. Het is dus zeer zeker zo dat de kerk gelóófd wordt en niet gezien. Hier op aarde kan ze nooit in haar geheel gezien worden, maar slechts ten dele. Waarom is dat zo?
Maar als we de synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel). (dat wil zeggen: een deel voor het geheel) als beeldspraak toepassen, mag van de plaatselijke kerken wel gezegd worden dat ze zichtbaar zijn. Waarom?
Nee, want ze is vaak op een tirannieke manier onderdrukt, zoals dat gebeurde tijdens de tien perioden van vervolging [in de Romeinse tijd] en daarna is ze onder de heerschappij van de antichrist [de paus] gekomen. Soms waren er ketterijen en dwalingen waaronder ze bedekt lag als een sprankje vuur onder de as. Zo was het bijvoorbeeld in de tijd van Arius, toen heel de wereld – zoals Hiëronymus zegt – zich er zeer over verbaasde dat ze zo ariaans was. Het is ook dikwijls voorgekomen dat er door Gods rechtvaardig oordeel geen samenkomsten van mensen konden plaatsvinden waar God in het openbaar, zichtbaar en zuiver naar de richtlijnen van Zijn Woord gediend kon worden.28) Zo was het bijvoorbeeld onder de profeet Elia, toen hij zei dat hij alleen was overgebleven (1 Koningen 19:1010 Daarop zeide hij: Ik heb zeer geijverd voor de Here, de God der heerscharen, want de Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen.). Daarmee bedoelde hij: niet één profeet meer, niet één dienaar van God meer. Maar God antwoordde hem toen: “Ik zal in Israël zevenduizend overlaten, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, en elke mond die hem niet gekust heeft.” En in Openbaring 12:66 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden. lezen we dat Gods kerk in de woestijn moest vluchten. Daar moest ze zich namelijk verbergen voor de mensen vanwege de woedende razernij van de antichrist. De positie van de kerk is dus de ene tijd meer en de andere tijd minder zichtbaar; dat ligt ook niet voor alle mensen gelijk en ook de manier waarop is niet altijd dezelfde.
Het is niet nodig dat wij altijd en in alle opzichten belijdenis van het geloof afleggen, want dat betekent dat we ons overgeven in de hand van onze vijanden. Maar als de zaak zelf, de gelegenheid, de tijd en de eer van God het eisen, dan is het nodig. Elia heeft de conclusie [die in de vraag wordt gesteld] niet getrokken, toen God hem antwoordde dat Hij voor Zich nog zevenduizend mannen had overgelaten, die hun knie voor Baäl niet gebogen hadden, al was het een feit dat ze als zodanig niet bekend waren.
Zij is daaronder zó geweest als Johannes in Openbaring 12:66 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden. al voorzegd heeft, namelijk eenzaam en alleen in de woestijn; en ook zoals de kerk in het volk Israël na de afval van Jerobeam en vooral in de tijd van Achab geweest is. Daar leefde ze onder de afvallige en valse kerk die de gouden kalveren in Dan en Bethel diende. De roomse kerk komt met die valse kerk onder Israël heel goed overeen; ze is zelfs geheel en al aan haar gelijk. Toen waren Elia en Eliza er en met hen nog zevenduizend mensen méér, die hun knieën niet voor de Baäl bogen – ook zo waren als het ware in de woestijn en hielden zich daar verborgen. Zo zijn er ook velen geweest onder het pauselijk gezag; ook zij hebben hun knieën niet gebogen voor de antichrist. Paulus past dat ook toe op de kerk onder de Joden tot op zijn eigen tijd; zie Romeinen 11:33 Here, uw profeten hebben zij gedood, uw altaren hebben zij omvergehaald; ik ben alleen overgebleven en mij staan zij naar het leven..
Dat kan op geen enkele manier! Het Rijk van Christus zal immers geen einde hebben, omdat deze algemene christelijke kerk gebouwd is op de rotssteen Christus; en de poorten van de hel kunnen daar niets tegen inbrengen (Matteüs 16:1818 En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.). Maar een kerk kan op een bepaalde plaats wel vervallen en ophouden daar te bestaan. Ja, dat verval kan zó zijn dat terwijl er eerst een ware kerk geweest is, er nu geen ware kerk meer is maar een valse. Op zo’n afzonderlijke kerk kan de satan de overwinning wel behalen, want dat blijkt wel uit veel voorbeelden. Denk aan de kerken in Efeze, Galatië en andere, die er gewoonweg niet meer zijn. Ja, de afzonderlijke kerken kunnen zo klein in aantal worden dat er in dit gebied op aarde geen zichtbare christelijke kerk meer bekend is. Er is op aarde echter altijd een bepaald getal van mensen die Christus door een godzalig leven dienen en eer geven, maar dit aantal is niet altijd even zichtbaar of groot of met veel status omringd; en de kerk is ook niet altijd in een bepaalde plaats gezeteld in opvolging van de generaties. Dikwijls is ze verstrooid, moet ze in het donker gaan en is bij de meeste mensen onbekend. Jesaja zegt daarvan dat God slechts een overblijfsel gelaten heeft.29)
Als de kerk in enkele dingen gedwaald heeft, is dat wat anders dan wanneer de kerk zo vervallen is dat ze geheel en al is uitgeblust.
TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. zegt in zijn boek over de boetvaardigheid dat de kerk uit een of twee personen kan bestaan. Dus als er die verdorven en heilloze tijden maar een of twee trouwe dienstknechten van God geweest zijn, is dat voldoende om van een kerk te spreken. Daarom komt het ons niet toe om zo nauwkeurig mogelijk te noteren of te zeggen in welke tijd precies de kerk is begonnen met haar afval. We moeten ons juist veel meer beijveren om haar uit die jammerlijke positie kunnen uithelpen en redden.
De voornaamste bron en oorzaak is God, de Vader, Die de kerk voor Zichzelf uitverkoren heeft en Die haar in de tijd ook roept en om Zich heen verzamelt; zie Efeziërs 1:44 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. en Johannes 1:1313 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.. In dat laatste vers staat dat de gelovigen “niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren” zijn. En in Johannes 6:4444 Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. lezen we: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke.” Als mede bron en oorzaak is er de Zoon van God Zelf; zie Johannes 14:66 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij”, en Hij heeft Zijn gemeente door Zijn eigen bloed verkregen (Handelingen 20:2828 Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft.). De medewerkers zijn de verkondigers van het Woord, de profeten en de apostelen, en na hen degenen die hen werkelijk nagevolgd zijn. Daarom worden zij de bouwmeesters en timmerlieden genoemd,31) maar dat geldt alleen ten aanzien van de dienst in de kerk. De uitwendige werkende oorzaak is de verkondiging van het Woord, waardoor God Zich Zijn kerk verzamelt. De formele oorzaak is de zuivere en oprechte belijdenis zowel van het geloof als van de ware leer. De materiële oorzaak bestaat uit mensen, die overal ter wereld gevonden worden om bijeen te komen. Het gebod van Christus luidde dan ook: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping” (Marcus 16:15,1615 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. 16 Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.).
Jazeker, en dat geldt ook voor de zielen van de gelukzaligen; zij mogen zelfs het meest schone en meest uitnemende deel ervan.32) In Hebreeën 1:6-76 En wanneer Hij wederom de eerstgeborene in de wereld brengt, spreekt Hij: En Hem moeten alle engelen Gods huldigen. 7 En van de engelen zegt Hij: Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een vuurvlam. en 12:2323 en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben. spreekt de apostel over een vergadering van vele duizenden engelen en een gemeente van eerstgeborenen die in de hemelen opgeschreven zijn. Hier wordt dus gesproken over geesten en engelen. Christus is ook in Zijn mens-zijn het Hoofd en de Heere van alle schepselen, en dus ook van de engelen.33) Maar hier spreken we over de kerk die God die door het bloed van Zijn Zoon verworven heeft en door Zijn Woord heeft bijeengebracht. God heeft de gelukzalige engelen die nooit afgevallen zijn, niet verlost en dus heeft Hij hen ook niet aangenomen; zie Hebreeën 2:1616 Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham.. Hij roept hen ook niet door de dienst van Zijn Woord tot de gemeenschap van Zijn kerk, maar Hij heeft hen wel in hun eerste staat van gelukzaligheid ondersteund en bevestigd. Daarom zeggen wij dat de kerk alleen uit de mensen wordt bijeengebracht volgens het beloftewoord dat de Vader Zijn Zoon gegeven heeft; zie Psalm 2:88 Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit..
Ja, want de kerk is een lichaam; ze is wel geen natuurlijk en fysiek lichaam, maar ze is wel een geestelijk lichaam dat voor het oog verborgen is.34) Daaruit volgt dus noodzakelijk dat ze een Hoofd moet hebben waardoor ze geregeerd, gevoed en gekoesterd wordt en waarvan ze afhankelijk is. Elk levend lichaam heeft zijn eigen hoofd waaronder het door de Schepper is gesteld en waaruit het zijn leven haalt. Dus ook de kerk heeft haar Hoofd; niet meerdere hoofden, maar één Hoofd. Ze kan ook niet zonder Hoofd zijn. Ze lijkt ook niet op een wanschapen dier met veel hoofden, twee of meer, zodat na het afsterven van het ene het andere de plaats ervan kan innemen. Dan zou ze even dikwijls moeten sterven als ze van haar hoofd beroofd wordt, en weer levend worden zodra ze weer een nieuw hoofd krijgt. Zoiets zou er heel monsterachtig en wanschapen uitzien. Nee, de kerk heeft een Hoofd, namelijk Christus, Die het Hoofd van Zijn kerk is, zoals de man het hoofd is van zijn vrouw; zie Efeziërs 5:2727 en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet. en 1:2323 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.. Dat is Hij in vele opzichten.
De paus is dus niet het dienende hoofd in de katholieke of algemene kerk. Dat kan ook op geen enkele manier vanuit de Schrift bewezen worden. En omdat het Koninkrijk van Christus niet van deze wereld is, heeft Hij ook geen onderkoning of stadhouder nodig. De dienst in de kerk, die bestaat uit de bediening van het evangelie en van de sacramenten, kan door niemand over de gehele aardbodem tegelijk in praktijk gebracht worden. De schenking die keizer Constantijn aan paus Silvester gegeven zou hebben, zegt ons al genoeg hoe we hierover moeten denken; dat is namelijk de stem die Silvester vanuit de hemel gehoord heeft: “Nu is het vergif over de kerk uitgestort.” En ook het bekende spreekwoord Quam fabulam longi temporis fallacia finxit zegt ons genoeg, namelijk: een fabeltje uit oude tijden. Wie de paus dus een algemene bisschop noemt – zo zegt Gregorius de Grote, die zelf een roomse bisschop was – is werkelijk een voorloper van de antichrist.
Omdat de kerk een geestelijk huis is,43) heeft ze in twee opzichten een fundament.
Christus zegt tegen Petrus: “Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen.” Daarmee zegt de evangelist – die tegelijk ook een uitlegger van deze woorden is – echter niet: U bent de petra, de steen; maar: U bent Petrus. Niet op u, Petrus, maar op deze petra, deze steen, zal Ik mijn gemeente bouwen. Zo maakt Hij een duidelijk onderscheid tussen deze Petrus, die een onderdeel van het gebouw is, en de steen of petra, waar het gebouw op rust. Er is dus een verandering van naam in begrip, en dat blijkt uit de uitgang van de woorden. De kerk is dus op Christus, de Steen of Petra, gebouwd en niet op de apostel Petrus, die direct hierna en daarna nog dikwijls gestruikeld en gevallen is. “En die rots was de Christus” (1 Korintiërs 10:44 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.). Die naam beleed Petrus uit naam van al de discipelen.44) Bovendien heeft Christus de sleutels – niet van de volledige macht, maar van de kennis – in Matteüs 16:19 – “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.” door het noemen van de naam van Petrus, die in naam van hen allen antwoordde, aan allen beloofd. Christus heeft die sleutels aan alle apostelen eendrachtig en zonder onderscheid te maken, gegeven; en in hun persoon aan alle dienaren in de kerk. Dan is er nog iets: tot driemaal toe wordt aan Petrus de opdracht gegeven: “Weidt mijn schapen” (Johannes 21:1717 Hij zeide ten derden male tot hem: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, dat Hij voor de derde maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? En hij zeide tot Hem: Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid mijn schapen.). Die woorden maken hem wel tot een herder van de kudde, maar geen enige en algemene herder, want tegen de anderen is ook gezegd: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u” (Johannes 20:2121 [Jezus] dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.). En ten slotte: Noach was in de ark het hoofd van zijn kinderen, maar hij was geen voorafschaduwing van de paus van Rome, maar wel van Christus45) - zoals de doop een beeld is van de verlossing die de kerk in de zondvloed ten deel viel.
Het ‘wachtwoord’ van de kerk is de Apostolische Geloofsbelijdenis. Soms wordt de gewone en openbaar toegankelijke dienst van het Woord onderbroken, als de kerk voor een bepaalde tijd als het ware in de woestijn buiten de gewone orde om gevoed wordt. Dan komen er dienaren uit haar midden voort die maar aan weinig schapen van de kudde bekend zijn; en dan moeten wij zeggen dat God dit doet op een manier die Hij in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid het best en het meest nodig vindt.46) Zoals er een kerk kan zijn die zich moet verbergen, kunnen er in de kerk ook leraren zijn die niet voor ieder zichtbaar zijn.
Dat zijn er twee:
Deze kenmerken zijn nu eens meer en dan weer minder sterk merkbaar; en bovendien moet altijd eerst aan de voorwaarde voldaan zijn dat de herders wettig geroepen zijn.49) Het is wel waar dat in Gods kerk ook een heilige discipline, de kerkelijke tucht, wordt vereist,50) maar als degenen die aan de gemeente leidinggeven op dit punt hun ambt onvoldoende nakomen, moet men niet direct oordelen dat hier geen kerk is. De twee andere fundamentele en wezenlijke kenmerken van de zichtbare kerk zijn immers wél aanwezig! De legitimiteit van een gemeente hangt ook niet af van het feit dat ook sekten en afsplitsingen van de kerk zich de genoemde kenmerken toe-eigenen. Men moet er maar goed op letten of zij dat op de waarheid funderen of niet! De verkondiging van het Woord ligt ten grondslag aan de kerk en daarom is zij voor de kerk vanzelfsprekend ook meer zichtbaar en hoorbaar dan de kerk zelf is.
Nee, daarvoor zijn de volgende redenen.
Bovendien geldt ook nog het volgende:
Nee, maar ze moet wel het fundament behouden, en dat is Christus of de zaligheid die alleen door Christus is. Ze moet ook de waarheid erkennen en behouden van de belangrijkste artikelen van het christelijk geloof. Er is ook geen sprake van een dwaling in héél de kerk, als sommige mensen in de kerk met dwalingen zijn besmet.
Ja, zeer zeker. Zoveel als in zijn vermogen is, moet hij zich tot deze of gene vergadering wenden waarvan hij weet, en waar hij ook inderdaad naar toe kan gaan. Hij moet daar ook belijdenis doen, zodat hij een lidmaat van die gemeente is en in heilige gemeenschap met haar kan leven, haar kan liefhebben en haar samenkomsten dikwijls kan bijwonen.55) Zo’n bijeenkomst is als het ware een school van de Heilige Geest, waar het Woord van God geleerd wordt. Dat Woord is als een medicijn voor de ziel, een heldere spiegel waarin men Gods aangezicht ziet, een brief van de almachtige God aan Zijn schepselen, waarin Hij ons Zijn wil heeft uitgedrukt. Dat Woord is een middel waardoor men de weg tot zaligheid leert kennen en de zaligheid verkrijgt en behoudt. Het is immers niet genoeg om een Bijbel thuis te hebben en daarin te lezen. Paulus zegt in Efeziërs 4:1111 En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars. dat God apostelen, herders, leraars en zo verder gegeven heeft. Daarmee bedoelt hij niet dat God ons de Schrift heeft nagelaten zodat ieder daar thuis voor zichzelf in kan lezen. Nee, God heeft de dienst ingesteld, waarin bepaalde mensen aan anderen onderwijs kunnen geven in de ware godsdienst. Een godzalig mens is echter ook verplicht om zich terug te trekken uit vergaderingen van mensen waar ketterij of afgoderij openlijk voor wáár wordt gehouden, wordt geleerd en wordt opgedrongen; vergaderingen waar ook het Hoofd van onze zaligheid, Christus Jezus, niet in ere wordt gehouden. Hij moet uit zo’n vergadering wegvluchten als uit Babel. Waarom?
Als men de kerk in het algemeen beschouwt op de manier die we hierboven hebben weergegeven, namelijk als de triomferende kerk in de hemel en de strijdende kerk op aarde – dan kan de triomferende kerk zeer beslist niet dwalen, omdat ze nu voor eens en altijd van de zonde en de dwaling verlost is. Ook de strijdende kerk heeft bij monde van de profeten en de apostelen door bijzondere genade niet in de leer gedwaald. En dat kan ze ook nooit zolang ze Christus, haar Zaligmaker en Leraar, door het geloof aanhangt en zij door Zijn Geest bestuurd wordt. Dat kan ze ook niet zo lang ze zich houdt aan het geschreven Woord van God als een licht dat in een duistere plaats schijnt. Dat kan ze ook niet zo lang ze de stem van haar Bruidegom hoort en gehoorzaam luistert naar het onderwijs van de Heilige Geest; zie 2 Petrus 2:1919 Vrijheid spiegelen zij hun voor, hoewel zij zelf slaven des verderfs zijn; immers, door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men.. Ze kan dan niet dwalen of afvallen van de waarheid die nodig is om te geloven. De waarheid die nergens elders in de wereld te vinden is, woont alleen in haar, en daarom noemt Paulus haar als hij hierop let “een pijler, fundament der waarheid” tegenover andere vergaderingen van mensen die leugens aanhangen en ook propageren; zie 1 Timoteüs 3:1515 Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.. De kerk dwaalt dan dus niet in de dingen die nodig zijn tot zaligheid. Dat doet ze niet zomaar eenvoudigweg [omdat ze kerk is], maar onder een zekere voorwaarde [van Schriftgetrouwheid]. Maar in de dingen die niet direct nodig zijn tot zaligheid, kan ze wel dwalen. In Johannes 16:1313 doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. staat: “Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”, dat wil zeggen: de waarheid die nodig is om zalig te worden. Zó heeft Christus voor Zijn kerk gebeden, opdat ze in de waarheid geheiligd zou worden; niet om in geen enkele kwestie te dwalen, maar om niet te dwalen in de dingen die de zaligheid betreffen.57) Men moet dus luisteren naar de stem van de kerk, zoals Christus in Lucas 10:1616 Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft. zegt: “Wie naar u hoort, hoort naar Mij.” De kerk moet daarbij zó luisteren dat ze eerst Christus Zelf hoort voor ze door anderen gehoord wil worden. Maar als men niet naar de kerk in het algemeen of haar geheel ziet, maar alleen een bepaalde gemeente op het oog heeft, kan het beslist gebeuren – en dat gebeurt ook – dat sommige afzonderlijke en soms ook vele gemeenten van de waarheid of voor een deel daarvan afvallen. De oorzaak daarvan is dat ze geen goed begrip hebben van de zaken die God ons voorgehouden en voorgeschreven heeft. Dan vallen ze in een bepaalde grove dwaling of ze dwalen geheel en al. Men moet zelfs toegeven dat dit, gezien de beperktheid van het menselijk verstand, nog veel meer plaatsvindt als men afzonderlijk op de lidmaten van die gemeenten let. Paulus spreekt in dit verband van de mens, die een mens is van vlees en bloed; zie Romeinen 3:44 Volstrekt niet! Maar het blijve: God waarachtig en ieder mens leugenachtig, gelijk geschreven staat: Opdat Gij gerechtvaardigd wordt in uw woorden, en overwint in uw rechtsgedingen.. Alle mensen zijn leugenachtig en aan de zonde onderworpen. Dat geldt ook voor de godzaligen in dit leven. God geeft die geest van dwaling dikwijls ook kracht, want dat is het loon op de zonde. Maar Hij doet dat dan toch zó dat de uitverkorenen niet in de dwaling volharden, maar na beter onderwijs hierover op de juiste weg terugkeren.58) De Here zegt in Jesaja 42:1919 Wie is er blind dan mijn knecht en doof als de bode die Ik zend? Wie is er blind als de volmaakte en blind als de knecht des Heren?: “Wie is er blind dan mijn knecht en doof als de bode die Ik zend? En in Daniël 9:1111 Ja, geheel Israël heeft uw wet overtreden en is afgeweken door niet te luisteren naar uw stem. Daarom is over ons uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek, welke geschreven staat in de wet van Mozes, de knecht Gods, want wij hebben tegen Hem gezondigd., waar over de kerk als volk van God gesproken wordt, lezen we: ”Geheel Israël heeft uw wet overtreden.” In 1 Korintiërs 13:99 Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. staat: “Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren.” De profeet David spreekt in Psalm 25:77 gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mijner naar uw goedertierenheid, om uwer goedheid wil, Here.: “Here, gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen.” De kerk onder Israël en de apostelen hebben gedwaald over de roeping van de heidenen. Daarom moest Petrus worden vermaand om bij Cornelius zonder vrees naar binnen te gaan.59) Petrus heeft gedwaald ten aanzien van het onderhouden van de wet der ceremoniën, omdat hij geloofde dat sommige voedselproducten nog onrein waren.60) Hij heeft ook gedwaald toen hij samen met de Joden huichelde [op het punt van de maaltijden].61) Ook de Joods-christelijke gemeente bleef nog ijveren voor de wet van Mozes.62) De gemeenten in Galatië stonden de besnijdenis toe.63) Uit de gemeente te Korinte is het misbruik rond het Avondmaal bekend, en ook waren er veel scheuringen onder hen.64) Ook waren er dwalingen in de gemeente van Constantinopel. En waarom zou dan nu ook de roomse kerk niet kunnen dwalen? Paulus zegt immers dat de antichrist zal zitten in Gods tempel en daar zal hij de ongerechtigheid tot openbaring brengen (2 Tessalonicenzen 2:44 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is.). AthanasiusAthanasius (276-373) staat bekend als de grootste Griekse kerkvader van de vierde eeuw. Aanvankelijk was hij diaken, later bisschop van Alexandrië. Bekend werd hij vooral vanwege zijn strijd tegen en overwinning op Arius tijdens het concilie van Nicea (325). zegt in zijn boek voor degenen die een teruggetrokken leven leiden, dat een zekere Liberius als rooms bisschop toch een aanhanger van Arius was. Christus zegt ten slotte in Lucas 22:3232 maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen. tegen Petrus: “Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken.” Daarbij moeten we twee dingen opmerken:
Op geen enkele manier, dan alleen wanneer zij er door een meerderheid met geweld worden uitgeworpen. De profeten hebben immers ook altijd slechte mensen onder hun gehoor gehad, maar daarom hebben zij die mensen nog niet vaarwelgezegd. Christus heeft Judas tot het laatst toe in de kring van de discipelen geduld; en de landman zegt dat men het onkruid niet moet uittrekken, omdat men anders tegelijk het koren uit de grond trekt. Het is zeer beslist waar dat de kerk hier op aarde nooit zuiver en volmaakt zal zijn, want men zal altijd nog veel kaf en onkruid vinden dat met het koren vermengd is; zie Matteüs 13:2929 De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen? Hij zeide: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken., en heel het gedeelte van vers 24 tot 4824 Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen komt overeen met iemand, die goed zaad gezaaid had in zijn akker. 25 Doch terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen het koren, en ging weg. 26 Toen het graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn. 27 Daarna kwamen de slaven van de eigenaar en zeiden tot hem: Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid? 28 Hij zeide tot hen: Dat heeft een vijandig mens gedaan. 29 De slaven zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij het bijeenhalen? Hij zeide: Neen, want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken. 30 Laat beide samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur. 31 Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn akker zaaide. 32 Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogelen des hemels in zijn takken kunnen nestelen. 33 Nog een gelijkenis sprak Hij tot hen: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was. 34 Dit alles zeide Jezus in gelijkenissen tot de scharen en zonder gelijkenis zeide Hij niets tot hen, 35 opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet, toen hij zeide: Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is. 36 Toen liet Hij de scharen gaan en ging naar huis. En zijn discipelen kwamen bij Hem en zeiden: Maak ons de gelijkenis van het onkruid in de akker duidelijk. 37 Hij antwoordde en zeide: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen; 38 de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Koninkrijk; 39 het onkruid zijn de kinderen van de boze; de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding der wereld; de maaiers zijn de engelen. 40 Zoals nu het onkruid verzameld wordt en met vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voleinding der wereld. 41 De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Koninkrijk verzamelen al wat tot zonde verleidt en hen, die de ongerechtigheid bedrijven, 42 en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. 43 Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk huns Vaders. Wie oren heeft, die hore! 44 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een akker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker. 45 Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone parelen zocht. 46 Toen hij een kostbare parel gevonden had, ging hij heen en verkocht al wat hij had, en kocht die. 47 Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee, dat allerlei bijeenbrengt. 48 Wanneer het vol is, haalt men het op de oever, en zet zich neer en verzamelt het goede in vaten, doch het ondeugdelijke werpt men weg..
Ze wordt met verschillende namen aangeduid, soms ook in beeldende zin:
Verder wordt de kerk ook wel met een en ander vergeleken:
Dat is het luisteren naar de stem van haar Herder en voor andere stemmen doof te zijn; Gods Woord geloven en Hem gehoorzamen; de sacramenten op een wettige wijze gebruiken; Christus alleen erkennen, aannemen en omhelzen als haar Herder, Leermeester, Hoofd, Bruidegom en Zaligmaker; en ten slotte de sleutels gebruiken die ze van Christus ontvangen heeft, dat wil zeggen ijverig zorgdragen voor de bediening van het Woord.127)