Jazeker! Want:
Die wordt met volmacht, autoriteit, kerkrecht en de sleutels van het Koninkrijk der hemelen aangeduid. Zie Matteüs 16:1919 Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.: “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen.” Door de beeldspraak van deze laatste aanduiding wordt de bevoegdheid van het hoofd van het huisgezin aangegeven waarmee hij kan binnen- en buitensluiten, al naar hij dat wenselijk vindt.6) Het Koninkrijk der hemelen – dat is de gemeente – wordt gestalte gegeven door de verkondiging van het evangelie, dat wil zeggen: het wordt voor de gelovigen opengedaan en voor de ongelovigen toegesloten. De hemel zelf wordt hierbij als een huis voorgesteld, waarin men alleen door Christus binnengaat. Alleen het geloof leidt ons tot Christus. Dat geloof wordt door de Heilige Geest in ons gewerkt door de bediening van het Woord en de sacramenten, opgedragen aan de herders van de gemeente. Daarom wordt van hen gezegd dat zij de sleutels van het Koninkrijk der hemelen dragen.
Het is de volmacht of bevoegdheid die God aan de kerk gegeven heeft om door de dienaars en opzieners van de gemeenten geoefend te worden in de opbouw en onderhouding van de zuiverheid van de leer en het dienen van God. Die macht of autoriteit is er ook om te stichten en de orde, de heiligheid en de eerbaarheid in de gemeente te bevorderen – zowel voor het openbare leven als in de privésfeer, en ook voor elk lid van de gemeente in het bijzonder. Die macht mag niet aangewend worden naar eigen goeddunken en willekeur van de gezagsdragers om alles te gebieden wat men maar wil, maar naar het voorschrift van Gods eigen Woord en naar Zijn wil – en dat tot zaligheid en stichting van de kerk en de gemeenten.
Van God door Jezus Christus. Als men namelijk van de mens uit beziet door wie die macht wordt uitgeoefend, kan men alleen van een dienst spreken. Als men het echter vanuit Christus beziet, is er sprake van een onbeperkte macht zoals die op aarde wat haar omvang, nut en waardigheid betreft, niet te vinden is. De kracht ervan is door de Heilige Geest ingegeven, Die Zijn werk doet door de bediening van het Woord; zie Johannes 20:2222 En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest.: “En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest.”
Ja, zeer zeker! Christus zegt dit Zelf.7) Bij beide machten is er wel overeenstemming wat de werkende Oorzaak betreft, want dat is God, Die beide machten heeft ingesteld. Maar er zijn wel verschillen:
Dat zijn er drie:
Over deze drie bevoegdheden zal afzonderlijk gesproken worden.
Het recht en de bevoegdheid om in de kerk niet zomaar alles te leren maar alleen wat de Heere ons door Zijn profeten en apostelen heeft voorgeschreven, om de sacramenten naar Zijn bevel en instelling te bedienen, en om – naar oud gebruik – de huwelijken in te zegenen. Die bevoegdheid komt alleen de leraars toe, al hebben diakenen dikwijls wel hun beurt hierin waargenomen. In het bijzonder zijn hier de uitdrukking “met de sleutel openen en toesluiten” van toepassing.17) De bediening van het Woord is dan de eerste sleutel, terwijl de tweede betrekking heeft op de kerkelijke straf, de tucht en de uitsluiting door de ban.
Die is niet anders dan de prediking van het evangelie – een prediking die aan de dienaren van de gemeente is opgedragen. Daardoor wordt aan de gelovigen verkondigd dat hun zonden hun door Christus uit genade vergeven zijn. Maar aan de ongelovigen wordt verkondigd dat hun zonden níet vergeven zijn. Christus heeft in Matteüs 16:1919 Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen. tegen Petrus gezegd: “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.” Deze uitspraak wordt door Johannes in Johannes 20:22-2322 En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest. 23 Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend. als volgt uitgelegd: “Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.”
Er is maar één dienst van het goddelijk Woord, waardoor men van de zonden bevrijd of daaraan juist gebonden blijft; en zo is er eigenlijk ook maar één sleutel om het Koninkrijk der hemelen te openen of te sluiten. Maar omdat er verschillende vruchten [op de bediening van het Woord] zijn, wordt er toch over twee sleutels gesproken, namelijk de sleutel die losmaakt of opendoet, en de andere die vastbindt en sluit. Hetzelfde evangelie is namelijk een kracht Gods tot behoud voor eenieder die gelooft,18) én een doodslucht ten dode voor ieder die niet gelooft.19)
De sleutel die ontbindt en opent, is een deel van de bediening van het Woord van God waardoor naar het spreken van dat Woord de gelovigen zowel in het openbare als het persoonlijke leven de vergeving van zonden verkondigd wordt, dus de vrijspraak van de zonden in de Naam van Christus. Zo wordt door de prediking van het evangelie dus de hemel geopend, en de gelovigen worden verlost van de banden der zonden die ons verstrikt houden in de macht van de dood en het eeuwige oordeel. Daardoor worden zij tot een erfgenaam verklaard van het eeuwige leven.20)
De sleutel die bindt en sluit, is het andere deel van de bediening van het Woord, waardoor de ongelovigen en hardnekkige weigeraars aangezegd wordt dat ze nog aan hun zonden vastzitten, en zo wordt de hemel voor hen gesloten. Zij worden als het ware gebonden, dat wil zeggen: ze blijven verstrikt in de sterke banden van de zonden; zo worden zij veroordeeld tot de eeuwige dood en het eeuwige oordeel – tenzij zij zich bekeren.
Deze sleutels zijn zo belangrijk dat gezegd kan worden dat alles wat op aarde door de verkondiging van het evangelie geopend en vergeven is, ook in de hemel geopend en losgemaakt is tot vergeving van zonden; en dat alles wat op de aarde door diezelfde verkonding juist gesloten en vastgebonden is, dat ook in de hemel zal zijn. Christus heeft immers Zelf gezegd in Lucas 10:1616 Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft.: “Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij.” En in Johannes 3:1818 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. lezen we: “Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld”.21) Er is dus sprake van één sleutel, maar in de praktijk werkt deze op tweeërlei manier. En wie het evangelie gelooft, gelooft het door de kracht van de Heilige Geest – dat geloof is als het ware de tweede sleutel van het Koninkrijk der hemelen.
Die hangt niet af van de persoon of waardigheid van de dienaren van het Woord. In eigenlijke zin kunnen zij namelijk niet binden of vrijmaken of naar hun goeddunken het Koninkrijk der hemelen openen of sluiten. Maar die macht hangt wél af van hun wettig ambt, of veeleer van God Zelf, Die in de dienst van het Woord door de Heilige Geest Zijn kracht laat gelden zo dikwijls de dienaar zijn ambt op een goede en zuivere wijze bedient.22) In dat licht moeten we ook Marcus 2:77 Wat spreekt deze aldus? Hij lastert God. Wie kan zonden vergeven dan God alleen? lezen: “Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” – te weten van rechtswege en op grond van Zijn eigen autoriteit of bevoegdheid. Zie ook Johannes 20:2323 Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.: “Wie gij hun zonden kwijtscheldt”, namelijk in een heel concrete situatie of door de verkondiging van het Woord in de Naam van Christus, “die zijn ze kwijtgescholden”. En in dat licht moeten deze beide teksten ook overeenstemmen.
Niet alleen aan Petrus, maar aan al de apostelen tegelijk, en ook aan de trouwe herders en dienaars van alle tijden, tot wie Christus spreekt: “Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend” (Johannes 20:22,2322 En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest. 23 Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.).
Dat is de volmacht van de kerkelijke tucht, die uitgaat van een bepaalde vastgestelde regel of richtsnoer, namelijk het Woord van God dat altijd gevolgd moet worden. Het is een volmacht van de kerk, enerzijds ten aanzien van de leer en de artikelen van het geloof – dit is de volmacht over de leer; en anderzijds ten aanzien van de bepalingen die ze voorschrijft om de maatschappelijke voorschriften en de goede omgang met elkaar in maatschappelijk verband te handhaven – zij wordt de volmacht van de kerkelijke tucht genoemd.
Deze is van tweeërlei aard: in het algemeen en in bijzondere zin.
In het algemeen gesproken is deze volmacht iets wat gemeenschappelijk is voor heel de kerk; niet alleen voor de herders, maar voor ieder lidmaat van de gemeente in het bijzonder.
De bijzondere volmacht van de kerk is niet aan haar gegeven om nieuwe artikelen van het geloof te formuleren of iets te onderwijzen buiten het geschreven Woord van God om, maar om de Schrift als door een trompet overal bekend te maken. Die volmacht is er om zo het apostolische en profetische Woord alléén aan de mensen voor te houden, daarvan niets achterwege te laten of te veranderen, daar ook niets bij te doen of te verzinnen26), maar alles getrouw naar Gods Woord, tot Zijn eer en tot stichting van de gemeente te verkondigen. Zo mag de kerk de leer uit de canonieke boeken uitstallen en de waarheid ervan bewijzen. De Schrift moet vanuit de Schrift zelf verklaard worden en niet uit enkele vooringenomen standpunten, ideeën en inzichten, en evenmin uit iemands persoonlijke gevoelens – maar uit de fontein en de kern van de Schrift zelf.
Dat moet gebeuren door het ijverige onderzoek van elk woord en de observatie van de manier van spreken in de Schrift waar het op dat moment over gaat, door het nadenken over de context van wat voorafgaat en wat volgt, en door de vergelijking van overeenkomstige Schriftgedeelten. De uitleg moet ook overeenkomen met de rechtzinnige leer en het richtsnoer van het geloof zoals dat kort samengevat is in de geloofsbelijdenis van de apostelen.27) Ten slotte moeten alle menselijke ingevingen – van wie ze ook zijn – worden weggenomen, zodat het alleen gaat om Gods geboden en Zijn besluiten.28)
Dit zijn de geestelijke wapens die God heel effectief kan gebruiken om alle verdedigingswerken ondersteboven te keren, waardoor de trouwe strijders voor God alle beraadslagingen en alle hoogmoed die ingaat tegen de wijsheid van God, verbreken en aan de schandpaal brengen.29) Zo wordt het rijk van Christus gebouwd en dat van satan uitgeroeid; zo mogen de schapen weiden en worden de wolven verjaagd. Degenen die graag willen leren, worden onderwezen, terwijl zij die hardnekkig blijven, worden bestraft en weerlegd.
Ten slotte mag de kerk ook ‘donderen en bliksemen’ als dat nodig is, en vertrouwend op de almacht van Christus alle mensen aanspreken – of ze nu een hoge of lage positie innemen. Maar dit alles wel gebaseerd op het Woord van God, en ook in die mate dat niemand de overmoed heeft of zich de volmacht toe-eigent om anderen in woord of geschrift te leren dan alleen wanneer men daartoe op een wettige manier geroepen is. Dat mag ook alleen gebeuren vanuit een goede orde – een orde die niemand met een goed geweten kan voorbijgaan, want anders zou men alleen maar een opening bieden voor de razernij van de wederdopers.30) Het is echter wel zo dat alle christenen verplicht zijn elkaar te onderwijzen, te vermanen, te bestraffen en in de Heere te troosten. Het mag ook niet ontkend worden dat elk huisgezin door de vaders en de moeders bestuurd en geleid moet worden, zodat ze fungeren als een gemeente in het klein.
Beslist niet! De kerk mag alleen maar leren en doorgeven wat ze van God geleerd heeft, wat haar bevolen is te verkondigen en wat ze vanuit het gezag van Gods Woord kan bewijzen.
De kerk mag de boeken die niet canoniek zijn, niet alsnog voor canoniek verklaren; maar ze zorgt er alleen voor dat díe boeken als canoniek worden aangenomen die in zichzelf werkelijk canoniek zijn. Ik zeg dus dat de kerk de Schrift niet geloofwaardig maakt, maar ze verklaart alleen maar dát ze dit is. Immers, alleen dat wordt authentiek of geloofwaardig genoemd wat vanuit zichzelf waarheid genoeg bevat, dat zichzelf hierin ook voldoende aanbeveelt, ondersteunt, bewijst en vanuit zichzelf de autoriteit heeft om geloofd te worden.
De Schrift is inderdaad het middel, maar alleen van uitwendige aard dat in dienst staat [van het geloof], maar er niet de oorzaak van is. De belangrijkste oorzaak waardoor men tot geloof komt, is de Geest van God. De gemeente is daarbij niet meer dan een instrument – dus wel iets waardoor maar niet waarom wij geloven. Het is immers Paulus die plant, Apollos die begiet, maar God Die de wasdom geeft (1 Korintiërs 3:66 Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom.). De kerk kan zich zonder de Heilige Geest niet overtuigend presenteren, en ze zorgt er ook niet voor dat wij de zaken die in zichzelf wáár zijn, voor waarachtig houden en geloven. Ze prijst ons echter wel door het getuigenis van de Heilige Geest de Schrift aan – en dat is ook haar roeping.
De kerk kan de mensen door haar gezag en voortdurend getuigenis er soms wel toe brengen dat ze gaan erkennen dat de Schrift canoniek is. We zouden immers niet in de Schrift geloven, behalve wanneer de kerk die aan ons voorhoudt en ons die aanprijst. Niemand kan echter in zijn hart en heel persoonlijk van de waarheid van de Schrift overtuigd zijn, dan alleen door de Geest van God. Het geloof is dan ook geen gave van de kerk, en ons geloof richt zich ook niet op wat de kerk zegt en oordeelt, maar op het Woord van God dat in de canonieke boeken is te vinden.
Nee, die macht ligt bij de Heilige Geest, Die zowel in het openbaar door de woorden van de Schrift als persoonlijk in onze harten spreekt; en verder ligt die macht ook bij de Heilige Schrift zelf. Daarom moet men de zin en betekenis van de Schrift onder leiding van de Heilige Geest uit de Schrift zelf afleiden. De Schrift moet dus door de Schrift zelf uitgelegd worden. Immers:
In de concilies van de kerk zijn besluiten genomen die voor de kerk van groot belang waren, maar dat gebeurde niet op het gezag van die concilies zelf, maar alleen op het gezag van de Heilige Schrift, zoals we dat zien in Handelingen 15:6-156 En de apostelen en de oudsten vergaderden om deze aangelegenheid te overwegen. 7 En toen daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie zouden horen en geloven. 8 En God, die de harten kent, heeft getuigd door hun de heilige Geest te geven evenals ook aan ons, 9 zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende. 10 Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen? 11 Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij. 12 En de gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. 13 En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jakobus het woord en zeide: Mannen broeders, hoort naar mij! 14 Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen. 15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat..
Dat is de bevoegdheid om iets in te stellen of te verordenen. Dat betekent niet dat het de kerk is toegestaan om bepaalde wetten van wat goed of verkeerd is aan het geweten op te leggen of voor te schrijven39). We hebben namelijk maar één Meester en Wetgever, de Zoon van God40), onze Bruidegom41) en Here42), Die ook de wil van Zijn Vader aan ons uitlegt43), Die het Hoofd van de kerk is44) en onze enige Leraar. Alleen ten aanzien van Hem is vanuit de hemel in absolute zin gesproken: “Hoort naar Hem!”45) Hij alleen heeft de heerschappij en Hij gebiedt over het geweten. In Zijn Woord heeft Hij ten volle de gehele raad van onze zaligheid, de volheid van de ware gerechtigheid en alles wat met de dienst van Zijn Naam te maken heeft, duidelijk genoeg aan ons voorgehouden; en het is ons niet toegestaan daar ook maar iets aan toe of af te doen. Het is echter wel toegestaan aan de herders en leraars om tot welzijn van de gemeente enige regels en bepalingen uit te vaardigen ten aanzien van uitwendige en minder belangrijke zaken. Dat geldt ook voor het instellen of juist afschaffen van verschillende gebruikelijke vormen die als doel hebben de eerbaarheid en de algemene bereidwilligheid van de lidmaten der gemeente te bevorderen – al naar de noodzaak of het nut voor de gemeente dit lijkt te eisen. Dergelijke regels of bepalingen zijn meestal immers niet algemeen geldend en ook niet altijddurend.46) Alle dingen behoren eerlijk en met orde in de gemeente – het huis van God – toe te gaan47). Daarbij moeten we het voorbeeld volgen van de apostelen tijdens de eerste door hen gehouden ‘synode’ van Jeruzalem48), en van Paulus49).
Over deze bepalingen spreekt de apostel in 2 Tessalonicenzen 2:1515 Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn.: “Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn.” Het is mogelijk dat iemand hieronder wil verstaan dat het onderwijs dat ze ontvangen hadden, niet verschilt van zowel de brief [van Paulus] als van het Woord, of dat woord en brief van Paulus niet van elkaar verschillen, zoals ze dat van hem geleerd hadden.50) De Geest Die leert in alle waarheid en in het bijzonder aan de apostelen beloofd was51), heeft hun niets nieuws geleerd, maar Hij heeft verklaard wat ze al eerder gehoord hadden en heeft het hun weer in herinnering gebracht. Wel niet alle woorden van Christus zijn een voor een opgeschreven, maar alleen de kern of de basis ervan, maar wel is alles opgeschreven wat nodig is voor de zaligheid.52)
Dat zijn bijvoorbeeld zaken als het Avondmaal van de Here houden terwijl men nuchter is, het bidden met gebogen knieën en ontbloot hoofd, het plechtig bedienen van de sacramenten zonder enige slordigheid, het op waardige manier begraven van de doden en het zegenen van pasgehuwde stellen. Ook kan men denken aan het houden van bepaalde dagen, uren en plaatsen waar men zal samenkomen om een godsdienstoefening te houden, waar men een zekere orde handhaaft in het bidden, preken, uitleggen van de Catechismus en het bedienen van de sacramenten. Zo zijn er meer dingen te noemen, die iets van God hebben wat betreft de stichting die ervan uitgaat – en dat is onze opdracht; maar ook iets menselijks en aan verandering onderhevig voor wat betreft de vorm, de manier waarop en het uiterlijk aanzien ervan.
In de plaatselijke gemeenten mogen dat de herders en leraars doen, met vooraf gegeven advies van de kerkenraad en met toestemming van een gezaghebbende christelijke overheid, en eveneens met de voorkennis en de toestemming van de gemeente, die daarin niet op lichtvaardige gronden behoort af te wijken van de mening van de predikanten en ouderlingen. Dit alles op voorwaarde dat een en ander met goede redenen vanuit Gods Woord is gebaseerd. Voor gemeenten in regionaal of provinciaal verband komen dergelijke beslissingen toe aan een synode, die op een wettige wijze is bijeengekomen en dit soort wetten en bepalingen kan instellen.
Het is een vergadering of een concilie waarbij de kerk óf uit verschillende plaatsen bijeenkomt – en dan wordt ze een particuliere of provinciale vergadering genoemd; óf waarbij de gehele kerk samenkomt – en dan is er sprake van een algemene of generale synode. De gemeenten worden hierbij vertegenwoordigd door personen die zij voor een bepaalde tijd afvaardigen, zoals de herders en de ouderlingen. Dezen zijn dan onafhankelijk van elke vorm van heerschappij, of dat nu een meer democratische regeringsvorm is of één waarbij slechts enkelen de macht hebben; en dat geldt nog veel meer voor elke vorm van antichristelijke tirannie. Het gaat er de synode om, alle wolven te weren en de meningsverschillen die in de kerk zijn gekomen, vanuit het Woord van God – dat altijd als regel en richtsnoer moet worden gehanteerd – uit de weg te ruimen; om de zuivere leer te verdedigen en een goede uitwendige regeling van zaken, zoals in het geheel van de kerk gebruikelijk is, vast te stellen.57)
Het nut van zo’n synode is groot, want:
Door de hoge overheid, als deze althans zelf het christelijk geloof aanhangt of dat toestaat; deze behoort ook zelf in eigen persoon of door anderen die ze daarvoor wil uitkiezen, in de synode de leiding als voorzitter te hebben. Het is namelijk het ambt en de plicht van de overheid om als een beschermheer voor Gods gemeente te functioneren tot behoud van een bestendig en rustig kerkelijk leven. Maar dan wel op zó’n manier dat ze zich onderwerpt aan het Woord van God, dat door Zijn dienaren wordt uitgelegd. Als de overheid echter ongelovig is, is het de taak van de herders en leraars om er scherp op te letten dat de christelijke kerk geen verderf, schade of hinder ondervindt. Tegelijk is het dan hun taak om elkaar te vermanen en ertoe aan te zetten om gezamenlijk namens de gemeenten bijeen te komen, zonder daarbij te letten op de voortreffelijkheid van een bepaalde verblijfplaats. Men moet er dan van verzekerd zijn dat de afgevaardigden uitblinken in de leer, in de vroomheid van hun leven en in andere gaven van de Heilige Geest – zonder echter het gewone volk buiten te sluiten. Dit alles blijkt wel uit Handelingen 151 En sommigen, uit Judea gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet behouden worden. 2 En toen er van de zijde van Paulus en Barnabas geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond, droegen zij Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de apostelen en oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. 3 Zij reisden dan, nadat hun door de gemeenten uitgeleide gedaan was, door Fenicië en Samaria, en bereidden met hun verhaal van de bekering der heidenen al de broeders grote blijdschap. 4 En te Jeruzalem aangekomen, werden zij door de gemeente, de apostelen en de oudsten ontvangen en vermeldden al wat God met hen gedaan had. 5 Maar er stonden uit de partij der Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren, en zeiden, dat men hen moest besnijden en gebieden de wet van Mozes te houden. 6 En de apostelen en de oudsten vergaderden om deze aangelegenheid te overwegen. 7 En toen daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie zouden horen en geloven. 8 En God, die de harten kent, heeft getuigd door hun de heilige Geest te geven evenals ook aan ons, 9 zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende. 10 Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen? 11 Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij. 12 En de gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. 13 En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jakobus het woord en zeide: Mannen broeders, hoort naar mij! 14 Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen. 15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat: 16 Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten, 17 opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet, 18 welke van eeuwigheid bekend zijn. 19 Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder moet lastig vallen, 20 maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed. 21 Immers Mozes heeft van oudsher in iedere stad, die hem prediken, daar hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen. 22 Toen besloten de apostelen en de oudsten met de gehele gemeente mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te zenden: Judas, genaamd Barsabbas, en Silas, mannen van aanzien onder de broeders. 23 En men schreef door hun bemiddeling: De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. 24 Aangezien wij gehoord hebben, dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden, 25 hebben wij eenstemmig besloten mannen te kiezen om die tot u te zenden met onze geliefden, Barnabas en Paulus, 26 mensen, die hun leven hebben overgehad voor de naam van onze Here Jezus Christus. 27 Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die zelf ook mondeling hetzelfde te uwer kennis zullen brengen. 28 Want het heeft de heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: 29 onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wèl doen. Vaart wel! 30 Toen men afscheid van hen genomen had, kwamen zij te Antiochië aan, riepen de vergadering bijeen en legden de brief over. 31 En toen zij die gelezen hadden, verblijdden zij zich over de bemoediging. 32 Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, bemoedigden en versterkten de broeders met vele woorden. 33 En toen zij daar een tijd lang geweest waren, werden zij door de broeders met de vredegroet gezonden tot degenen, die hen hadden afgevaardigd. 34 [Maar Silas besloot op hen te wachten.] 35 En Paulus en Barnabas bleven te Antiochië en leerden en verkondigden met vele anderen het woord des Heren. 36 Maar na enige dagen zeide Paulus tot Barnabas: Laten wij toch terugkeren tot onze broeders in iedere stad, waar wij het woord des Heren verkondigd hebben, om te zien, hoe het hun gaat. 37 En Barnabas wilde ook Johannes, genaamd Marcus, medenemen; 38 maar Paulus bleef van oordeel, dat men niet iemand bij zich moest hebben, die hen na Pamfylië had verlaten en zich niet met hen tot het werk had begeven. 39 En er ontstond een verbittering, zodat zij uiteengingen en Barnabas met Marcus naar Cyprus voer. 40 Maar Paulus koos zich Silas en vertrok, door de broeders aan de genade des Heren opgedragen; 41 en hij ging door Syrië en Cilicië en versterkte de gemeenten..58) En vooral moet Christus Zelf in de concilies, synoden en andere vergaderingen van de predikanten aanwezig zijn, zoals Hij dat was toen Hij in het midden van de leraren zat59), en de leiding op Zich nemen.
Nee, en dat blijkt wel als men kijkt naar het tweede concilie van Nicea, dat een besluit nam om tegen Gods Woord in de beeldenverering in te voeren; en dat geldt ook voor de tweede synode van Efeze, waar de ketterse ideeën van Eutyches de overhand behielden, en het concilie in Afrika, waar Cyprianus ook bij tegenwoordig was en waar besloten werd dat men degenen die door ketters gedoopt waren, opnieuw moest dopen. De kerk hier op aarde kan dwalen, ook als ze in vergadering bijeen is, zo is af te leiden uit meerdere Schriftplaatsen.60) De oorzaak hiervan is dat de kerk hier op aarde niet bestaat uit heilige engelen, maar uit mensen wie het eigen is om te dwalen en te struikelen. Als in Psalm 89:66 Daarom loven de hemelen uw wondermacht, o Here, ook uw trouw in de gemeente der heiligen. gesproken wordt over Gods “trouw in de gemeente der heiligen”, moet dat opgevat worden ten aanzien van de engelen die in de hemel wonen óf van de kerk waar het evangelie zuiver gepredikt wordt.
Jazeker, maar dat is wel een gezag dat afhankelijk is van Gods Woord. In Matteüs 18:2020 Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden. lezen we: “Waar twee of drie – dus ook méér – vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.” Er valt dus niet aan te twijfelen dat Hij nog veel méér op een algemene vergadering van de kerk door Zijn Heilige Geest de leiding neemt.61) De uitspraken en beslissingen van synoden mag men dus niet naast zich neerleggen, namelijk van die vergaderingen waarbij Christus in hun midden was.
Daar moet men dan wel de voorwaarde aan verbinden dat Christus in het midden van dat concilie of die vergadering zal zijn – dat is dus als er in Zijn Naam vergaderd wordt en de Heilige Schrift daar de belangrijkste plaats inneemt. Als dat het geval is, heeft het besluit van het concilie of synode ten aanzien van een bepaald onderdeel van de leer waarover verschil van mening bestaat, ook kracht. Het is dan van groot gewicht, omdat de kwestie op een wettige manier onderzocht en ook nauwgezet getoetst en beproefd is. Het moet dan worden gezien als een bindende uitspraak die na vooraf gehouden beraadslagingen en overleg tot stand gekomen is. Maar dan wel zo dat die uitspraak altijd getoetst moet worden aan de toetssteen van Gods Woord, zoals in 1 Tessalonicenzen 5:2121 maar toetst alles en behoudt het goede. wordt gezegd: “Toetst alles en behoudt het goede.”
Jawel, maar onder deze niet genoemde voorwaarde dat ze wáre voorgangers zijn en het boek van de wet niet uit hun mond wijkt als ze op de stoel van Mozes gezeten zijn;62) dat wil zeggen: als ze de leer van Mozes zuiver prediken.63) Dat geldt voor de zaken die het godsdienstig leven aangaan, en ook voor de bediening van het Woord van God en die der sacramenten. Men moet dus de geesten – dat zijn hier dus de geesten van hen die zeggen dat ze met de Geest van God begenadigd zijn – wel beproeven of ze uit God zijn.64) Dat kan nooit en nergens op een overtuigender manier gebeuren dan door het Woord van God zelf. Daarin staat immers dat we de geesten moeten beproeven65) en niet moeten luisteren naar de woorden van valse profeten.66)
Ze worden vaak canones genoemd. Deze krijgen pas dan hun gezag en bindende kracht ten aanzien van hen die deze overtreden of verachten, als ze door de hoge overheid als goed erkend en bekrachtigd worden en nier voorafgaan aan de burgerlijke straf, alhoewel ze effectief en bindend zijn ten aanzien van de kerkelijke tucht.
Op zichzelf gezien in het geheel niet, omdat ze van mensen zijn en ook vatbaar voor verandering. Toch mag niemand ze, zo gezien, met een goed geweten moedwillig overtreden of verachten. Dat mag niet vanwege de ergernis die dat geeft, en ook niet vanwege de halsstarrigheid waarmee dat gebeurt. Ieder is dan ook verplicht om zich daar met een vrij geweten aan te houden.67) Maar als men niet de kans loopt ergernis te geven, dus zó dat onze zwakke broeders daardoor niet worden geërgerd en wij vanwege doorslaggevende oorzaken verhinderd worden ons eraan te houden, is het toegestaan die met een onbezwaard hart en geweten soms te laten voor wat ze zijn.
In het algemeen gesproken: de eer van God en de stichting van de gemeente. In 2 Korintiërs 8:1010 En ik geef op dit punt mijn mening, want dit is voor u nuttig; gij hebt immers reeds vroeger, het vorige jaar, een begin gemaakt, niet alleen met de uitvoering, maar ook met het willen. en ook in 13:1010 Hierom schrijf ik dit uit de verte, om bij mijn komst niet streng te moeten optreden naar de bevoegdheid, die de Here mij heeft gegeven om op te bouwen en niet om af te breken. zegt Paulus dat hem de bevoegdheid gegeven is om op te bouwen en niet om af te breken.68) Het doel van synodes is de zuivere leer naar het Woord van God tegen de ketters te verdedigen en de orde in de kerken in te stellen en te bewaren, naar de omstandigheden die tijd, plaats en personen met zich meebrengen.
Het aanzien ervan en de goede orde die ze bevorderen.69) Wat de orde betreft, hebben degenen die leidinggeven en de verkondigers van het evangelie bepaalde richtlijnen waarnaar ze kunnen handelen. Daardoor gaan de gemeenteleden ook gehoorzaamheid in praktijk brengen, en wordt de vrede, de eenheid en de welstand van de gemeente in stand gehouden.
Wat het aanzien en gezag betreft, worden wij hierdoor aangespoord tot godzaligheid. Daardoor gaan de uitnemendheid en de waardigheid van de praktijk der godzaligheid schitteren.