Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:43

Inhoud

De macht en autoriteit van de kerk en de synoden

1. Heeft de kerk wel enige macht?

Jazeker! Want:

  1. Er is geen enkel huisgezin, geen geordend gezelschap, geen maatschappij of staat, en dus ook geen kerk – die toch de uitnemendste vorm van samenleving is – die kan bestaan zonder een geheel van regels en instellingen, zonder toezicht en zonder een vorm van regering.
  2. God heeft Zelf bepaalde regels voor de kerk voorgeschreven, en Hij heeft haar dus ook de macht gegeven de zaken aan de hand daarvan te beoordelen en bindende uitspraken te doen.
  3. De priesters en levieten waren in de tijd van het Oude Testament geordend om kerkelijke zaken te behartigen.1) De ‘kerkenraad’ bestond toen uit priesters, levieten, wetgeleerden of schriftgeleerden, de hoofden van de families of de oudsten van het volk. Die raad had de taak om Gods wetten en Zijn goddelijke rechten te behartigen.2)
  4. Christus heeft in de plaats van de ambten in de synagoge het zogenaamde presbyterium of de kerkenraad ingesteld in de christelijke gemeente.3) Daar hebben de apostelen zich strikt aan gehouden,4) en zo heeft de christelijke kerk altijd een kerkenraad gehad.
  5. De zogenaamde sleutelmacht is aan de kerk gegeven met het bevel die ook te hanteren.
  6. De verkondiging van het Woord zou niet tot nut zijn, als de kerk geen macht of autoriteit had om de verachters van dat Woord in te tomen en aan banden te leggen.
  7. Men is verplicht aan de keizer te geven wat hem toekomt, en zo komt ook de kerk toe wat haar toekomt.5)

2. Hoe wordt die macht van de kerk genoemd?

Die wordt met volmacht, autoriteit, kerkrecht en de sleutels van het Koninkrijk der hemelen aangeduid. Zie Matteüs 16:1919 Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.: “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen.” Door de beeldspraak van deze laatste aanduiding wordt de bevoegdheid van het hoofd van het huisgezin aangegeven waarmee hij kan binnen- en buitensluiten, al naar hij dat wenselijk vindt.6) Het Koninkrijk der hemelen – dat is de gemeente – wordt gestalte gegeven door de verkondiging van het evangelie, dat wil zeggen: het wordt voor de gelovigen opengedaan en voor de ongelovigen toegesloten. De hemel zelf wordt hierbij als een huis voorgesteld, waarin men alleen door Christus binnengaat. Alleen het geloof leidt ons tot Christus. Dat geloof wordt door de Heilige Geest in ons gewerkt door de bediening van het Woord en de sacramenten, opgedragen aan de herders van de gemeente. Daarom wordt van hen gezegd dat zij de sleutels van het Koninkrijk der hemelen dragen.

3. Wat houdt de kerkelijke volmacht in?

Het is de volmacht of bevoegdheid die God aan de kerk gegeven heeft om door de dienaars en opzieners van de gemeenten geoefend te worden in de opbouw en onderhouding van de zuiverheid van de leer en het dienen van God. Die macht of autoriteit is er ook om te stichten en de orde, de heiligheid en de eerbaarheid in de gemeente te bevorderen – zowel voor het openbare leven als in de privésfeer, en ook voor elk lid van de gemeente in het bijzonder. Die macht mag niet aangewend worden naar eigen goeddunken en willekeur van de gezagsdragers om alles te gebieden wat men maar wil, maar naar het voorschrift van Gods eigen Woord en naar Zijn wil – en dat tot zaligheid en stichting van de kerk en de gemeenten.

4. Waar komt die volmacht of bevoegdheid vandaan of van wie is die afkomstig?

Van God door Jezus Christus. Als men namelijk van de mens uit beziet door wie die macht wordt uitgeoefend, kan men alleen van een dienst spreken. Als men het echter vanuit Christus beziet, is er sprake van een onbeperkte macht zoals die op aarde wat haar omvang, nut en waardigheid betreft, niet te vinden is. De kracht ervan is door de Heilige Geest ingegeven, Die Zijn werk doet door de bediening van het Woord; zie Johannes 20:2222 En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest.: “En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest.”

5. Is de kerkelijke volmacht onderscheiden van die van de burgerlijke autoriteiten?

Ja, zeer zeker! Christus zegt dit Zelf.7) Bij beide machten is er wel overeenstemming wat de werkende Oorzaak betreft, want dat is God, Die beide machten heeft ingesteld. Maar er zijn wel verschillen:

  1. Wat het subject betreft. De burgerlijke macht is namelijk gericht op de mensenmaatschappij en het in stand houden daarvan, met het doel het natuurlijke leven onder controle te brengen van een en dezelfde overheid. Maar het subject van de kerkelijke macht is de gemeente, dus de vergadering van de christenen in zover ze door God geroepen en aan Hem toegewijd zijn om in ware gehoorzaamheid aan God een geestelijk leven te leiden. De burgerlijke autoriteit is er vervolgens voor tijdelijke behoeften, dus voor vergankelijke aardse aangelegenheden die tot dit leven behoren8), maar de kerkelijke autoriteit is er voor geestelijke zaken die het dienen van God betreffen9).
  2. Wat het doel betreft. Het doel van de burgerlijke overheid is namelijk om de mensen in het maatschappelijk bestel een stil en gerust leven te laten leiden, hun met goede wetten leiding te geven, te zorgen voor de fysieke veiligheid van de onderdanen, hun leven te beschermen – en dat alles voor zover ze hier op aarde leven en wonen10). Het is overigens wel zo dat God wil dat door de burgerlijke overheid ook het welzijn van Zijn gemeente wordt bevorderd. Een voorbeeld daarvan is Asa, die een wet liet uitgaan dat “ieder die de Here, de God van Israël, niet zou zoeken, ter dood gebracht [moest] worden” (2 Kronieken 15:1313 en ieder die de Here, de God van Israël, niet zou zoeken, moest ter dood gebracht worden, zowel klein als groot, zowel man als vrouw.). Maar het werkelijke doel van de herders en leraars is dat ze het geweten van de leden der gemeente stichten, daaraan leidinggeven, en onderwijs geven vanuit Gods Woord. Dat geldt namelijk voor hen in zover ze burgers zijn van het hemelrijk en te zijner tijd in de hemel zullen worden verzameld om daar voor altijd te blijven11). Daarom wordt de kerkelijke autoriteit de jus poli genoemd, het recht van de hemel, en de burgerlijke autoriteit de jus soli, het recht van de aarde.
  3. Wat de vorm betreft. De wereldse macht is meestal van gebiedende aard, en kan uitgeoefend worden in soeverein machtsvertoon waarbij geweld kan worden gebruikt, naar het goeddunken van hem aan wie de macht gegeven is. De burgerlijke overheid heeft ook alle bevoegdheid om wetten uit te vaardigen. Maar de kerkelijke macht heeft een dienend karakter, en wordt begrensd door bepalingen en wetten die door God, de enige Wetgever, worden vastgesteld. De kerk ontvangt immers geboden om te geloven, maar vaardigt die niet zelf uit. Ze mag Gods geboden ook niet veranderen, maar moet die onderhouden en ze ook handhaven. De kerkelijke bevoegdheid is dus een aan haar gegunde en toevertrouwde macht. Wat de kerk God hoort spreken, moet ze alleen maar ná spreken als een echo, als een weerklank; en zo geeft ze de boodschap aan anderen door.12)
  4. Wat de manier waarop betreft – en dat geldt dan zowel de rechtspraak als de toepassing daarvan. De burgerlijke autoriteiten spreken recht aan de hand van menselijke wetten, die ze zelf gemaakt hebben. Ze onderzoeken een kwestie heel nauwkeurig, zoals het behoort, en veroordelen de schuldige, ondanks het feit dat hij ontkent, op grond van wat de getuigen melden – als die tenminste terecht opgeroepen zijn.13) De kerkelijke macht oordeelt alleen op gezag van het geschreven Woord van God. Ze onderzoekt de kwestie dus niet op de nauwkeurige manier als het werelds gerecht doet; ze handelt dus anders, maar neemt op samenvattende wijze en naar de aard der liefde kennis van de zaak uit de mond van de zondaar zelf. Als hij zijn zonde heeft bekend, oordeelt de kerk dat hij schuldig is en vermaant hem dan tot boete, berouw, leedwezen en bekering.14)
    Vervolgens voert de burgerlijke macht haar oordeel en vonnis uit door middel van het fysiek leed, door lijfstraffen, door een geldboete, door gevangenisstraf, door oorlog en geweld en door het zwaard zelf. De kerkelijke macht voert haar oordeel echter uit door het geestelijke zwaard, dus vanuit het Woord van God, door te bestraffen en vermanen, door tuchtmaatregelen te nemen en ten slotte door uitvaardiging van de ban [of kerkelijke uitsluiting].15) Dat de apostelen soms fysieke strafmaatregelen hebben gebruikt16), viel buiten de normale orde omdat de burgerlijke regering in die gevallen een godloos karakter droeg. Het ene neemt dus het andere niet weg, maar ze versterken elkaar juist.

6. Uit welke elementen bestaat de kerkelijke volmacht?

Dat zijn er drie:

  1. de bevoegdheid om het Woord te bedienen;
  2. de bevoegdheid om vastgestelde regels of richtsnoeren te hanteren;
  3. de bevoegdheid om de kerkelijke tucht te handhaven.

Over deze drie bevoegdheden zal afzonderlijk gesproken worden.

7. Wat is de volmacht om het Woord te bedienen?

Het recht en de bevoegdheid om in de kerk niet zomaar alles te leren maar alleen wat de Heere ons door Zijn profeten en apostelen heeft voorgeschreven, om de sacramenten naar Zijn bevel en instelling te bedienen, en om – naar oud gebruik – de huwelijken in te zegenen. Die bevoegdheid komt alleen de leraars toe, al hebben diakenen dikwijls wel hun beurt hierin waargenomen. In het bijzonder zijn hier de uitdrukking “met de sleutel openen en toesluiten” van toepassing.17) De bediening van het Woord is dan de eerste sleutel, terwijl de tweede betrekking heeft op de kerkelijke straf, de tucht en de uitsluiting door de ban.

8. Wat is de eerste van die beide sleutels?

Die is niet anders dan de prediking van het evangelie – een prediking die aan de dienaren van de gemeente is opgedragen. Daardoor wordt aan de gelovigen verkondigd dat hun zonden hun door Christus uit genade vergeven zijn. Maar aan de ongelovigen wordt verkondigd dat hun zonden níet vergeven zijn. Christus heeft in Matteüs 16:1919 Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen. tegen Petrus gezegd: “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.” Deze uitspraak wordt door Johannes in Johannes 20:22-2322 En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest. 23 Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend. als volgt uitgelegd: “Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.”

9. Hoeveel sleutels zijn er?

Er is maar één dienst van het goddelijk Woord, waardoor men van de zonden bevrijd of daaraan juist gebonden blijft; en zo is er eigenlijk ook maar één sleutel om het Koninkrijk der hemelen te openen of te sluiten. Maar omdat er verschillende vruchten [op de bediening van het Woord] zijn, wordt er toch over twee sleutels gesproken, namelijk de sleutel die losmaakt of opendoet, en de andere die vastbindt en sluit. Hetzelfde evangelie is namelijk een kracht Gods tot behoud voor eenieder die gelooft,18) én een doodslucht ten dode voor ieder die niet gelooft.19)

De sleutel die ontbindt en opent, is een deel van de bediening van het Woord van God waardoor naar het spreken van dat Woord de gelovigen zowel in het openbare als het persoonlijke leven de vergeving van zonden verkondigd wordt, dus de vrijspraak van de zonden in de Naam van Christus. Zo wordt door de prediking van het evangelie dus de hemel geopend, en de gelovigen worden verlost van de banden der zonden die ons verstrikt houden in de macht van de dood en het eeuwige oordeel. Daardoor worden zij tot een erfgenaam verklaard van het eeuwige leven.20)

De sleutel die bindt en sluit, is het andere deel van de bediening van het Woord, waardoor de ongelovigen en hardnekkige weigeraars aangezegd wordt dat ze nog aan hun zonden vastzitten, en zo wordt de hemel voor hen gesloten. Zij worden als het ware gebonden, dat wil zeggen: ze blijven verstrikt in de sterke banden van de zonden; zo worden zij veroordeeld tot de eeuwige dood en het eeuwige oordeel – tenzij zij zich bekeren.

Deze sleutels zijn zo belangrijk dat gezegd kan worden dat alles wat op aarde door de verkondiging van het evangelie geopend en vergeven is, ook in de hemel geopend en losgemaakt is tot vergeving van zonden; en dat alles wat op de aarde door diezelfde verkonding juist gesloten en vastgebonden is, dat ook in de hemel zal zijn. Christus heeft immers Zelf gezegd in Lucas 10:1616 Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft.: “Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij.” En in Johannes 3:1818 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. lezen we: “Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld”.21) Er is dus sprake van één sleutel, maar in de praktijk werkt deze op tweeërlei manier. En wie het evangelie gelooft, gelooft het door de kracht van de Heilige Geest – dat geloof is als het ware de tweede sleutel van het Koninkrijk der hemelen.

10. Van wie is deze sleutelmacht afhankelijk?

Die hangt niet af van de persoon of waardigheid van de dienaren van het Woord. In eigenlijke zin kunnen zij namelijk niet binden of vrijmaken of naar hun goeddunken het Koninkrijk der hemelen openen of sluiten. Maar die macht hangt wél af van hun wettig ambt, of veeleer van God Zelf, Die in de dienst van het Woord door de Heilige Geest Zijn kracht laat gelden zo dikwijls de dienaar zijn ambt op een goede en zuivere wijze bedient.22) In dat licht moeten we ook Marcus 2:77 Wat spreekt deze aldus? Hij lastert God. Wie kan zonden vergeven dan God alleen? lezen: “Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” – te weten van rechtswege en op grond van Zijn eigen autoriteit of bevoegdheid. Zie ook Johannes 20:2323 Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.: “Wie gij hun zonden kwijtscheldt”, namelijk in een heel concrete situatie of door de verkondiging van het Woord in de Naam van Christus, “die zijn ze kwijtgescholden”. En in dat licht moeten deze beide teksten ook overeenstemmen.

11. Aan wie zijn die sleutels gegeven?

Niet alleen aan Petrus, maar aan al de apostelen tegelijk, en ook aan de trouwe herders en dienaars van alle tijden, tot wie Christus spreekt: “Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend” (Johannes 20:22,2322 En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest. 23 Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.).

12. Wat is het tweede deel van de kerkelijke volmacht?

Dat is de volmacht van de kerkelijke tucht, die uitgaat van een bepaalde vastgestelde regel of richtsnoer, namelijk het Woord van God dat altijd gevolgd moet worden. Het is een volmacht van de kerk, enerzijds ten aanzien van de leer en de artikelen van het geloof – dit is de volmacht over de leer; en anderzijds ten aanzien van de bepalingen die ze voorschrijft om de maatschappelijke voorschriften en de goede omgang met elkaar in maatschappelijk verband te handhaven – zij wordt de volmacht van de kerkelijke tucht genoemd.

13. Wat houdt de volmacht van de kerk over de leer in?

Deze is van tweeërlei aard: in het algemeen en in bijzondere zin.

In het algemeen gesproken is deze volmacht iets wat gemeenschappelijk is voor heel de kerk; niet alleen voor de herders, maar voor ieder lidmaat van de gemeente in het bijzonder.

  1. Het trouw bewaren van de Schriften – zoals een brievenbesteller met brieven doet –, ze ook ijverig lezen, en ook [de betrouwbaarheid ervan] beoordelen. Dit laatste mag men niet doen alsof men gezag heeft over de Schrift, want onze autoriteit moet aan die van de Schrift onderworpen zijn, maar naar de regel van de Schrift zelf. Het gaat er daarbij om naar de norm van de Schrift de echte en betrouwbare geschriften door de Geest van Christus te onderscheiden van de bastaard- en pseudogeschriften. De schapen kennen immers de stem van de Herder.23)
  2. Het erkennen, aanvaarden en toestemmen van de ware leer vanuit de Heilige Schrift; zie Johannes 5:3939 Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen.: “Onderzoekt de Schriften”; Matteüs 7:1515 Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven.: “Wacht u voor de valse profeten”; Lucas 12:11 Toen intussen duizenden mensen waren bijeengekomen, zodat zij elkander verdrongen, begon Hij te spreken, in de eerste plaats tot zijn discipelen: Wacht u voor de zuurdesem, dat is de huichelarij, der Farizeeën.: “Wacht u voor de zuurdesem, dat is de huichelarij, der Farizeeën”; en Galaten 1:88 Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!: “Maar ook al zouden wij (…) een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.” Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.:24) “De Schrift is als het ware gezeten op een hoge stoel, en ze moet door ieder heel trouw en met een Gode geheiligd verstand gediend worden.” En in een ander geschrift zegt hij: “Men moet de eeuwige wet kennen met een rein hart, maar het is niet toegestaan erover te oordelen.”25)

De bijzondere volmacht van de kerk is niet aan haar gegeven om nieuwe artikelen van het geloof te formuleren of iets te onderwijzen buiten het geschreven Woord van God om, maar om de Schrift als door een trompet overal bekend te maken. Die volmacht is er om zo het apostolische en profetische Woord alléén aan de mensen voor te houden, daarvan niets achterwege te laten of te veranderen, daar ook niets bij te doen of te verzinnen26), maar alles getrouw naar Gods Woord, tot Zijn eer en tot stichting van de gemeente te verkondigen. Zo mag de kerk de leer uit de canonieke boeken uitstallen en de waarheid ervan bewijzen. De Schrift moet vanuit de Schrift zelf verklaard worden en niet uit enkele vooringenomen standpunten, ideeën en inzichten, en evenmin uit iemands persoonlijke gevoelens – maar uit de fontein en de kern van de Schrift zelf.

Dat moet gebeuren door het ijverige onderzoek van elk woord en de observatie van de manier van spreken in de Schrift waar het op dat moment over gaat, door het nadenken over de context van wat voorafgaat en wat volgt, en door de vergelijking van overeenkomstige Schriftgedeelten. De uitleg moet ook overeenkomen met de rechtzinnige leer en het richtsnoer van het geloof zoals dat kort samengevat is in de geloofsbelijdenis van de apostelen.27) Ten slotte moeten alle menselijke ingevingen – van wie ze ook zijn – worden weggenomen, zodat het alleen gaat om Gods geboden en Zijn besluiten.28)

Dit zijn de geestelijke wapens die God heel effectief kan gebruiken om alle verdedigingswerken ondersteboven te keren, waardoor de trouwe strijders voor God alle beraadslagingen en alle hoogmoed die ingaat tegen de wijsheid van God, verbreken en aan de schandpaal brengen.29) Zo wordt het rijk van Christus gebouwd en dat van satan uitgeroeid; zo mogen de schapen weiden en worden de wolven verjaagd. Degenen die graag willen leren, worden onderwezen, terwijl zij die hardnekkig blijven, worden bestraft en weerlegd.

Ten slotte mag de kerk ook ‘donderen en bliksemen’ als dat nodig is, en vertrouwend op de almacht van Christus alle mensen aanspreken – of ze nu een hoge of lage positie innemen. Maar dit alles wel gebaseerd op het Woord van God, en ook in die mate dat niemand de overmoed heeft of zich de volmacht toe-eigent om anderen in woord of geschrift te leren dan alleen wanneer men daartoe op een wettige manier geroepen is. Dat mag ook alleen gebeuren vanuit een goede orde – een orde die niemand met een goed geweten kan voorbijgaan, want anders zou men alleen maar een opening bieden voor de razernij van de wederdopers.30) Het is echter wel zo dat alle christenen verplicht zijn elkaar te onderwijzen, te vermanen, te bestraffen en in de Heere te troosten. Het mag ook niet ontkend worden dat elk huisgezin door de vaders en de moeders bestuurd en geleid moet worden, zodat ze fungeren als een gemeente in het klein.

14. Is men niet verplicht om eenvoudigweg naar de stem van de gemeente te luisteren en alles te accepteren wat zij zegt?

Beslist niet! De kerk mag alleen maar leren en doorgeven wat ze van God geleerd heeft, wat haar bevolen is te verkondigen en wat ze vanuit het gezag van Gods Woord kan bewijzen.

15. Heeft de kerk de bevoegdheid om de canon of regel van de Schrift vast te stellen?

De kerk mag de boeken die niet canoniek zijn, niet alsnog voor canoniek verklaren; maar ze zorgt er alleen voor dat díe boeken als canoniek worden aangenomen die in zichzelf werkelijk canoniek zijn. Ik zeg dus dat de kerk de Schrift niet geloofwaardig maakt, maar ze verklaart alleen maar dát ze dit is. Immers, alleen dat wordt authentiek of geloofwaardig genoemd wat vanuit zichzelf waarheid genoeg bevat, dat zichzelf hierin ook voldoende aanbeveelt, ondersteunt, bewijst en vanuit zichzelf de autoriteit heeft om geloofd te worden.

16. Is de kerk niet het middel waardoor men gelooft dat de Heilige Schrift en ook andere zaken er [voor ons] zijn die de zaligheid betreffen?

De Schrift is inderdaad het middel, maar alleen van uitwendige aard dat in dienst staat [van het geloof], maar er niet de oorzaak van is. De belangrijkste oorzaak waardoor men tot geloof komt, is de Geest van God. De gemeente is daarbij niet meer dan een instrument – dus wel iets waardoor maar niet waarom wij geloven. Het is immers Paulus die plant, Apollos die begiet, maar God Die de wasdom geeft (1 Korintiërs 3:66 Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom.). De kerk kan zich zonder de Heilige Geest niet overtuigend presenteren, en ze zorgt er ook niet voor dat wij de zaken die in zichzelf wáár zijn, voor waarachtig houden en geloven. Ze prijst ons echter wel door het getuigenis van de Heilige Geest de Schrift aan – en dat is ook haar roeping.

De kerk kan de mensen door haar gezag en voortdurend getuigenis er soms wel toe brengen dat ze gaan erkennen dat de Schrift canoniek is. We zouden immers niet in de Schrift geloven, behalve wanneer de kerk die aan ons voorhoudt en ons die aanprijst. Niemand kan echter in zijn hart en heel persoonlijk van de waarheid van de Schrift overtuigd zijn, dan alleen door de Geest van God. Het geloof is dan ook geen gave van de kerk, en ons geloof richt zich ook niet op wat de kerk zegt en oordeelt, maar op het Woord van God dat in de canonieke boeken is te vinden.

17. Heeft de kerk de volmacht, het gezag en het hoogste recht om de Schrift uit te leggen?

Nee, die macht ligt bij de Heilige Geest, Die zowel in het openbaar door de woorden van de Schrift als persoonlijk in onze harten spreekt; en verder ligt die macht ook bij de Heilige Schrift zelf. Daarom moet men de zin en betekenis van de Schrift onder leiding van de Heilige Geest uit de Schrift zelf afleiden. De Schrift moet dus door de Schrift zelf uitgelegd worden. Immers:

  1. Het geloof komt alleen uit de Schrift voort.
  2. De Schrift moet door dezelfde Geest worden uitgelegd en begrepen door Wie ze ook geschreven is; zie daarvoor 1 Johannes 2:2727 En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft.: “De zalving, die gij van Hem ontvangen heeft, (…) [leert] u over alle dingen.”31)
  3. De kerk heeft een minder groot gezag dan de Heilige Schrift.32)
  4. De mensen uit Berea werden geprezen, omdat ze de leer die Paulus bracht, onderzochten en toetsten aan de Schrift.33)
  5. De kerk kan dwalen.
  6. Alleen Hij Die de wet gegeven heeft, heeft ook de volmacht en de autoriteit om de wet uit te leggen. Daarom las Nehemia de wet des Heren aan het volk voor, en hij leerde haar te begrijpen door de Schrift zelf.
    We ontkennen echter niet dat de kerk een uitlegster van de Schrift is en dat alleen in de kerk de gave is om haar uit te leggen. Maar we ontkennen dat de uitleg van de Schrift gebonden is aan een bepaalde ‘stoel’ en aan de geldige opvolging van mensen. We geloven dus niet dat de paus zich de volmacht over de Schrift mag toe-eigenen.
    Mozes functioneerde als rechter om alle meningsverschillen te beoordelen34), en hij was een profeet die God met zeer grote wijsheid – buiten de normale orde om – bedeeld had. Door het getuigenis van God Zelf was hij in zijn ambt bevestigd en door Hem ook naar het volk [Israël] gezonden. Maar de paus heeft geen enkele van deze kenmerken. En in Deuteronomium 17:88 Wanneer een zaak voor u te moeilijk is om daarin uitspraak te doen, in geval van bloedschuld, geschil of lichamelijk letsel - aanleidingen tot rechtsgedingen in uw steden - dan zult gij u begeven naar de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal. e.v. wordt allen wel het bevel gegeven het besluit van de hoogste rechter na te volgen en te gehoorzamen, maar alleen op voorwaarde dat hij een oordeel uitspreekt in overeenstemming met Gods wet. In Maleachi 2:77 Want de lippen van de priester bewaren kennis en uit zijn mond zoekt men onderricht in de wet, want een bode van de Here der heerscharen is hij. wordt het bevel gegeven dat “de lippen van de priester kennis [bewaren]” en dat men “uit zijn mond onderricht [zoekt] in de wet”, maar daar wordt niet beloofd dat hij altijd als zodanig in functie zou blijven. Er volgt namelijk direct na die tekst: “Gij evenwel zijt van de weg afgeweken; gij hebt door het onderricht in de wet velen doen struikelen” (vers 88 Gij evenwel zijt van de weg afgeweken; gij hebt door het onderricht in de wet velen doen struikelen; gij hebt het verbond met Levi verdorven, zegt de Here der heerscharen.).
    Ook de sleutels die aan Petrus gegeven zijn,35) houden niet in dat hij een volmacht heeft om de Schrift uit te leggen, maar wel om het evangelie te verkondigen – en dat werd niet alleen aan Petrus, maar ook aan de andere discipelen gegeven!36) En Christus Zelf geeft ons in Matteüs 18:1717 Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar. de opdracht dat we naar de gemeente moeten luisteren, maar dan bedoelt Hij wel de ware kerk, die alleen datgene gebiedt wat door Christus als goed erkend en aanbevolen wordt. Daarom moest men ook naar de Schriftgeleerden en de Farizeeën luisteren37) zolang ze, op de stoel van Mozes zittend, hem ook werkelijk navolgden. Als zij dat niet deden, wilde Christus dat Zijn discipelen zich zouden wachten voor de zuurdesem van de Farizeeën.38)

In de concilies van de kerk zijn besluiten genomen die voor de kerk van groot belang waren, maar dat gebeurde niet op het gezag van die concilies zelf, maar alleen op het gezag van de Heilige Schrift, zoals we dat zien in Handelingen 15:6-156 En de apostelen en de oudsten vergaderden om deze aangelegenheid te overwegen. 7 En toen daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie zouden horen en geloven. 8 En God, die de harten kent, heeft getuigd door hun de heilige Geest te geven evenals ook aan ons, 9 zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende. 10 Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen? 11 Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij. 12 En de gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. 13 En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jakobus het woord en zeide: Mannen broeders, hoort naar mij! 14 Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen. 15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat..

18. Wat is de volmacht van de kerk als het gaat over tradities, bepaalde instellingen of wetten?

Dat is de bevoegdheid om iets in te stellen of te verordenen. Dat betekent niet dat het de kerk is toegestaan om bepaalde wetten van wat goed of verkeerd is aan het geweten op te leggen of voor te schrijven39). We hebben namelijk maar één Meester en Wetgever, de Zoon van God40), onze Bruidegom41) en Here42), Die ook de wil van Zijn Vader aan ons uitlegt43), Die het Hoofd van de kerk is44) en onze enige Leraar. Alleen ten aanzien van Hem is vanuit de hemel in absolute zin gesproken: “Hoort naar Hem!”45) Hij alleen heeft de heerschappij en Hij gebiedt over het geweten. In Zijn Woord heeft Hij ten volle de gehele raad van onze zaligheid, de volheid van de ware gerechtigheid en alles wat met de dienst van Zijn Naam te maken heeft, duidelijk genoeg aan ons voorgehouden; en het is ons niet toegestaan daar ook maar iets aan toe of af te doen. Het is echter wel toegestaan aan de herders en leraars om tot welzijn van de gemeente enige regels en bepalingen uit te vaardigen ten aanzien van uitwendige en minder belangrijke zaken. Dat geldt ook voor het instellen of juist afschaffen van verschillende gebruikelijke vormen die als doel hebben de eerbaarheid en de algemene bereidwilligheid van de lidmaten der gemeente te bevorderen – al naar de noodzaak of het nut voor de gemeente dit lijkt te eisen. Dergelijke regels of bepalingen zijn meestal immers niet algemeen geldend en ook niet altijddurend.46) Alle dingen behoren eerlijk en met orde in de gemeente – het huis van God – toe te gaan47). Daarbij moeten we het voorbeeld volgen van de apostelen tijdens de eerste door hen gehouden ‘synode’ van Jeruzalem48), en van Paulus49).

Over deze bepalingen spreekt de apostel in 2 Tessalonicenzen 2:1515 Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn.: “Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn.” Het is mogelijk dat iemand hieronder wil verstaan dat het onderwijs dat ze ontvangen hadden, niet verschilt van zowel de brief [van Paulus] als van het Woord, of dat woord en brief van Paulus niet van elkaar verschillen, zoals ze dat van hem geleerd hadden.50) De Geest Die leert in alle waarheid en in het bijzonder aan de apostelen beloofd was51), heeft hun niets nieuws geleerd, maar Hij heeft verklaard wat ze al eerder gehoord hadden en heeft het hun weer in herinnering gebracht. Wel niet alle woorden van Christus zijn een voor een opgeschreven, maar alleen de kern of de basis ervan, maar wel is alles opgeschreven wat nodig is voor de zaligheid.52)

19. Geef eens enkele voorbeelden van wetten of verordeningen die door de kerk mogen worden geformuleerd en ingesteld, dus van kerkelijke instellingen die van het ene op het andere geslacht zijn overgeleverd.

Dat zijn bijvoorbeeld zaken als het Avondmaal van de Here houden terwijl men nuchter is, het bidden met gebogen knieën en ontbloot hoofd, het plechtig bedienen van de sacramenten zonder enige slordigheid, het op waardige manier begraven van de doden en het zegenen van pasgehuwde stellen. Ook kan men denken aan het houden van bepaalde dagen, uren en plaatsen waar men zal samenkomen om een godsdienstoefening te houden, waar men een zekere orde handhaaft in het bidden, preken, uitleggen van de Catechismus en het bedienen van de sacramenten. Zo zijn er meer dingen te noemen, die iets van God hebben wat betreft de stichting die ervan uitgaat – en dat is onze opdracht; maar ook iets menselijks en aan verandering onderhevig voor wat betreft de vorm, de manier waarop en het uiterlijk aanzien ervan.

20. Waar moet men op letten als men voor die menselijke instellingen regels voorschrijft en als men die in stand houdt?

  1. Ze mogen niet in strijd zijn met de rechtzinnige leer van het geloof, en evenmin van Christus afleiden of van bijgeloof getuigen, zoals dat van de meeste roomse ceremoniën en instellingen geldt. Ze mogen ook het geweten geen strik om de hals werpen, zoals wetten die alleen maar zijn ingesteld om de bestemming en de vaste gang van zaken van iets te onderhouden, terwijl men doet alsof het aspecten zijn van het dienen van God.53)
  2. Ze mogen niet verheven worden boven de leer die de apostelen vanuit de hemel ontvangen hadden; en ze mogen ook niet worden beschouwd als altijddurende en onveranderlijke instellingen. Ze mogen namelijk veranderd worden als dat noodzakelijk is.
  3. In de plaats van goede, eerlijke en nuttige bepalingen mogen niet allerlei onnuttige, vreemde, lachwekkende, bedrieglijke en heel bezwaarlijke zaken worden ingesteld, zoals bepalingen die de roomsen opleggen over de oorbiecht, het verschil in voedsel of dagen of kleding, het opleggen van een bedevaart, en dergelijke.
  4. De kerk mag ook niet zoals onder de roomsen het geval is, worden overladen door een menigte van dergelijke bepalingen, waardoor de ware en zuivere godsdienst wordt onderdrukt – zoals eertijds ook door de farizeeërs is gebeurd54). Daardoor zouden de geboden van God namelijk worden uitgewist ten gunste van die van mensen.55)
  5. Die bepalingen en instellingen mogen ook niet veranderen in iets van bijgelovige of zelfs goddeloze aard. Er mag ook niet een verkeerd idee van verdienstelijkheid ontstaan, van iets wat echt nodig is en waarmee men God dient. Men mag ze dus niet beschouwen alsof ze nodig zijn tot zaligheid, en ook moet men niet denken dat ze door zichzelf – ex opere operato, zoals de roomsen zeggen – vanwege het feit dat ze door ons gedaan worden, een dienst aan God zijn. Als dat gebeurt, moeten ze direct in goede zin gewijzigd worden of radicaal worden afgeschaft – naar het voorbeeld van Hizkia, die de koperen slang stukgeslagen heeft.56)
  6. Ten slotte moet men erop letten dat ze niet onder de mantel van “een middelmatige zaak” het vergif schuilhouden dat we moeten opdrinken; en dat ze geen dodelijke angel verbergen onder een aantrekkelijk lokmiddel.

21. Wie mogen deze wetten en verordeningen opstellen?

In de plaatselijke gemeenten mogen dat de herders en leraars doen, met vooraf gegeven advies van de kerkenraad en met toestemming van een gezaghebbende christelijke overheid, en eveneens met de voorkennis en de toestemming van de gemeente, die daarin niet op lichtvaardige gronden behoort af te wijken van de mening van de predikanten en ouderlingen. Dit alles op voorwaarde dat een en ander met goede redenen vanuit Gods Woord is gebaseerd. Voor gemeenten in regionaal of provinciaal verband komen dergelijke beslissingen toe aan een synode, die op een wettige wijze is bijeengekomen en dit soort wetten en bepalingen kan instellen.

22. Wat is een wettig samengeroepen synode?

Het is een vergadering of een concilie waarbij de kerk óf uit verschillende plaatsen bijeenkomt – en dan wordt ze een particuliere of provinciale vergadering genoemd; óf waarbij de gehele kerk samenkomt – en dan is er sprake van een algemene of generale synode. De gemeenten worden hierbij vertegenwoordigd door personen die zij voor een bepaalde tijd afvaardigen, zoals de herders en de ouderlingen. Dezen zijn dan onafhankelijk van elke vorm van heerschappij, of dat nu een meer democratische regeringsvorm is of één waarbij slechts enkelen de macht hebben; en dat geldt nog veel meer voor elke vorm van antichristelijke tirannie. Het gaat er de synode om, alle wolven te weren en de meningsverschillen die in de kerk zijn gekomen, vanuit het Woord van God – dat altijd als regel en richtsnoer moet worden gehanteerd – uit de weg te ruimen; om de zuivere leer te verdedigen en een goede uitwendige regeling van zaken, zoals in het geheel van de kerk gebruikelijk is, vast te stellen.57)

Het nut van zo’n synode is groot, want:

  1. datgene waar velen hun advies over geven, wordt des te gemakkelijker aangenomen;
  2. de dwalingen en de ketters die deze dwalingen aanhangen, worden des te gemakkelijker onderdrukt en het zwijgen opgelegd, als ze na algemene instemming en afweging door velen veroordeeld worden.

23. Door wie moeten synoden worden voorgeschreven of uitgevaardigd?

Door de hoge overheid, als deze althans zelf het christelijk geloof aanhangt of dat toestaat; deze behoort ook zelf in eigen persoon of door anderen die ze daarvoor wil uitkiezen, in de synode de leiding als voorzitter te hebben. Het is namelijk het ambt en de plicht van de overheid om als een beschermheer voor Gods gemeente te functioneren tot behoud van een bestendig en rustig kerkelijk leven. Maar dan wel op zó’n manier dat ze zich onderwerpt aan het Woord van God, dat door Zijn dienaren wordt uitgelegd. Als de overheid echter ongelovig is, is het de taak van de herders en leraars om er scherp op te letten dat de christelijke kerk geen verderf, schade of hinder ondervindt. Tegelijk is het dan hun taak om elkaar te vermanen en ertoe aan te zetten om gezamenlijk namens de gemeenten bijeen te komen, zonder daarbij te letten op de voortreffelijkheid van een bepaalde verblijfplaats. Men moet er dan van verzekerd zijn dat de afgevaardigden uitblinken in de leer, in de vroomheid van hun leven en in andere gaven van de Heilige Geest – zonder echter het gewone volk buiten te sluiten. Dit alles blijkt wel uit Handelingen 151 En sommigen, uit Judea gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet behouden worden. 2 En toen er van de zijde van Paulus en Barnabas geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond, droegen zij Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de apostelen en oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. 3 Zij reisden dan, nadat hun door de gemeenten uitgeleide gedaan was, door Fenicië en Samaria, en bereidden met hun verhaal van de bekering der heidenen al de broeders grote blijdschap. 4 En te Jeruzalem aangekomen, werden zij door de gemeente, de apostelen en de oudsten ontvangen en vermeldden al wat God met hen gedaan had. 5 Maar er stonden uit de partij der Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren, en zeiden, dat men hen moest besnijden en gebieden de wet van Mozes te houden. 6 En de apostelen en de oudsten vergaderden om deze aangelegenheid te overwegen. 7 En toen daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie zouden horen en geloven. 8 En God, die de harten kent, heeft getuigd door hun de heilige Geest te geven evenals ook aan ons, 9 zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende. 10 Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen? 11 Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij. 12 En de gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. 13 En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jakobus het woord en zeide: Mannen broeders, hoort naar mij! 14 Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen. 15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat: 16 Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten, 17 opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet, 18 welke van eeuwigheid bekend zijn. 19 Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder moet lastig vallen, 20 maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed. 21 Immers Mozes heeft van oudsher in iedere stad, die hem prediken, daar hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen. 22 Toen besloten de apostelen en de oudsten met de gehele gemeente mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te zenden: Judas, genaamd Barsabbas, en Silas, mannen van aanzien onder de broeders. 23 En men schreef door hun bemiddeling: De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. 24 Aangezien wij gehoord hebben, dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden, 25 hebben wij eenstemmig besloten mannen te kiezen om die tot u te zenden met onze geliefden, Barnabas en Paulus, 26 mensen, die hun leven hebben overgehad voor de naam van onze Here Jezus Christus. 27 Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die zelf ook mondeling hetzelfde te uwer kennis zullen brengen. 28 Want het heeft de heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: 29 onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wèl doen. Vaart wel! 30 Toen men afscheid van hen genomen had, kwamen zij te Antiochië aan, riepen de vergadering bijeen en legden de brief over. 31 En toen zij die gelezen hadden, verblijdden zij zich over de bemoediging. 32 Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, bemoedigden en versterkten de broeders met vele woorden. 33 En toen zij daar een tijd lang geweest waren, werden zij door de broeders met de vredegroet gezonden tot degenen, die hen hadden afgevaardigd. 34 [Maar Silas besloot op hen te wachten.] 35 En Paulus en Barnabas bleven te Antiochië en leerden en verkondigden met vele anderen het woord des Heren. 36 Maar na enige dagen zeide Paulus tot Barnabas: Laten wij toch terugkeren tot onze broeders in iedere stad, waar wij het woord des Heren verkondigd hebben, om te zien, hoe het hun gaat. 37 En Barnabas wilde ook Johannes, genaamd Marcus, medenemen; 38 maar Paulus bleef van oordeel, dat men niet iemand bij zich moest hebben, die hen na Pamfylië had verlaten en zich niet met hen tot het werk had begeven. 39 En er ontstond een verbittering, zodat zij uiteengingen en Barnabas met Marcus naar Cyprus voer. 40 Maar Paulus koos zich Silas en vertrok, door de broeders aan de genade des Heren opgedragen; 41 en hij ging door Syrië en Cilicië en versterkte de gemeenten..58) En vooral moet Christus Zelf in de concilies, synoden en andere vergaderingen van de predikanten aanwezig zijn, zoals Hij dat was toen Hij in het midden van de leraren zat59), en de leiding op Zich nemen.

24. Moet men altijd voor ontegensprekelijk wáár houden wat op de synoden besloten wordt?

Nee, en dat blijkt wel als men kijkt naar het tweede concilie van Nicea, dat een besluit nam om tegen Gods Woord in de beeldenverering in te voeren; en dat geldt ook voor de tweede synode van Efeze, waar de ketterse ideeën van Eutyches de overhand behielden, en het concilie in Afrika, waar Cyprianus ook bij tegenwoordig was en waar besloten werd dat men degenen die door ketters gedoopt waren, opnieuw moest dopen. De kerk hier op aarde kan dwalen, ook als ze in vergadering bijeen is, zo is af te leiden uit meerdere Schriftplaatsen.60) De oorzaak hiervan is dat de kerk hier op aarde niet bestaat uit heilige engelen, maar uit mensen wie het eigen is om te dwalen en te struikelen. Als in Psalm 89:66 Daarom loven de hemelen uw wondermacht, o Here, ook uw trouw in de gemeente der heiligen. gesproken wordt over Gods “trouw in de gemeente der heiligen”, moet dat opgevat worden ten aanzien van de engelen die in de hemel wonen óf van de kerk waar het evangelie zuiver gepredikt wordt.

25. Hebben de synoden dan wel enig gezag?

Jazeker, maar dat is wel een gezag dat afhankelijk is van Gods Woord. In Matteüs 18:2020 Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden. lezen we: “Waar twee of drie – dus ook méér – vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.” Er valt dus niet aan te twijfelen dat Hij nog veel méér op een algemene vergadering van de kerk door Zijn Heilige Geest de leiding neemt.61) De uitspraken en beslissingen van synoden mag men dus niet naast zich neerleggen, namelijk van die vergaderingen waarbij Christus in hun midden was.

Daar moet men dan wel de voorwaarde aan verbinden dat Christus in het midden van dat concilie of die vergadering zal zijn – dat is dus als er in Zijn Naam vergaderd wordt en de Heilige Schrift daar de belangrijkste plaats inneemt. Als dat het geval is, heeft het besluit van het concilie of synode ten aanzien van een bepaald onderdeel van de leer waarover verschil van mening bestaat, ook kracht. Het is dan van groot gewicht, omdat de kwestie op een wettige manier onderzocht en ook nauwgezet getoetst en beproefd is. Het moet dan worden gezien als een bindende uitspraak die na vooraf gehouden beraadslagingen en overleg tot stand gekomen is. Maar dan wel zo dat die uitspraak altijd getoetst moet worden aan de toetssteen van Gods Woord, zoals in 1 Tessalonicenzen 5:2121 maar toetst alles en behoudt het goede. wordt gezegd: “Toetst alles en behoudt het goede.”

26. Maar beveelt de apostel niet in Hebreeën 13:17 dat wij onze voorgangers gehoorzaam zijn?

Jawel, maar onder deze niet genoemde voorwaarde dat ze wáre voorgangers zijn en het boek van de wet niet uit hun mond wijkt als ze op de stoel van Mozes gezeten zijn;62) dat wil zeggen: als ze de leer van Mozes zuiver prediken.63) Dat geldt voor de zaken die het godsdienstig leven aangaan, en ook voor de bediening van het Woord van God en die der sacramenten. Men moet dus de geesten – dat zijn hier dus de geesten van hen die zeggen dat ze met de Geest van God begenadigd zijn – wel beproeven of ze uit God zijn.64) Dat kan nooit en nergens op een overtuigender manier gebeuren dan door het Woord van God zelf. Daarin staat immers dat we de geesten moeten beproeven65) en niet moeten luisteren naar de woorden van valse profeten.66)

27. Hoe worden de besluiten van de synoden meestal genoemd?

Ze worden vaak canones genoemd. Deze krijgen pas dan hun gezag en bindende kracht ten aanzien van hen die deze overtreden of verachten, als ze door de hoge overheid als goed erkend en bekrachtigd worden en nier voorafgaan aan de burgerlijke straf, alhoewel ze effectief en bindend zijn ten aanzien van de kerkelijke tucht.

28. Zijn dergelijke instellingen geen hinderlijke binding ten aanzien van het geweten?

Op zichzelf gezien in het geheel niet, omdat ze van mensen zijn en ook vatbaar voor verandering. Toch mag niemand ze, zo gezien, met een goed geweten moedwillig overtreden of verachten. Dat mag niet vanwege de ergernis die dat geeft, en ook niet vanwege de halsstarrigheid waarmee dat gebeurt. Ieder is dan ook verplicht om zich daar met een vrij geweten aan te houden.67) Maar als men niet de kans loopt ergernis te geven, dus zó dat onze zwakke broeders daardoor niet worden geërgerd en wij vanwege doorslaggevende oorzaken verhinderd worden ons eraan te houden, is het toegestaan die met een onbezwaard hart en geweten soms te laten voor wat ze zijn.

29. Wat is het doel van dit kerkelijk gezag?

In het algemeen gesproken: de eer van God en de stichting van de gemeente. In 2 Korintiërs 8:1010 En ik geef op dit punt mijn mening, want dit is voor u nuttig; gij hebt immers reeds vroeger, het vorige jaar, een begin gemaakt, niet alleen met de uitvoering, maar ook met het willen. en ook in 13:1010 Hierom schrijf ik dit uit de verte, om bij mijn komst niet streng te moeten optreden naar de bevoegdheid, die de Here mij heeft gegeven om op te bouwen en niet om af te breken. zegt Paulus dat hem de bevoegdheid gegeven is om op te bouwen en niet om af te breken.68) Het doel van synodes is de zuivere leer naar het Woord van God tegen de ketters te verdedigen en de orde in de kerken in te stellen en te bewaren, naar de omstandigheden die tijd, plaats en personen met zich meebrengen.

30. Wat is het nut en resultaat van synodes?

Het aanzien ervan en de goede orde die ze bevorderen.69) Wat de orde betreft, hebben degenen die leidinggeven en de verkondigers van het evangelie bepaalde richtlijnen waarnaar ze kunnen handelen. Daardoor gaan de gemeenteleden ook gehoorzaamheid in praktijk brengen, en wordt de vrede, de eenheid en de welstand van de gemeente in stand gehouden.

Wat het aanzien en gezag betreft, worden wij hierdoor aangespoord tot godzaligheid. Daardoor gaan de uitnemendheid en de waardigheid van de praktijk der godzaligheid schitteren.

31. Welke zaken zijn hiermee in strijd?

  1. De dwaling van hen die de kerk te veel of juist te weinig gezag toeschrijven.
  2. De dwaling van de novatianen of katharen, die hen die dwaalden in de belijdenis of die slechte daden deden, niet weer in genade wilden aannemen.
  3. De roomse heerszuchtige drang naar de monarchie die de roomsen zich toe-eigenen om koninkrijken naar hun hand te kunnen zetten.
  4. De dictatoriale uitspraak dat de paus van Rome door niemand beoordeeld mag worden, en dat hij boven de concilies en synodes staat.
  5. Dat de paus zichzelf de sleutels van de macht in de kerk toe-eigent en misbruikt, om naar eigen goeddunken de zonden wél of niet te vergeven.
  6. De opperheerschappij en de absolute macht die de pausen zich naar eigen goeddunken aanmeten – op grond van hun [zogenaamde] recht van opvolging in de kerk – ten aanzien van de vraag hoe de norm van de Schrift moet worden vastgesteld. Dus hoe het Woord moet worden uitgelegd en wat de juiste betekenis of bedoeling is van de Schrift. Dit betreft ook het recht om artikelen van het geloof te formuleren, nieuwe kerkelijke wetten uit te vaardigen, niet eerder omschreven verordeningen te interpreteren en daarover te oordelen, en goddeloze besluiten te bekrachtigen. Het is immers zo, zeggen ze, dat de paus alle rechten daartoe in het ‘kastje’ van zijn hart heeft opgesloten.
  7. De roomse ceremonies en gebruiken, en alle andere op niets berustende godsdienstige handelingen die tegen het Woord van God ingaan.
  8. De dwaling dat de kerk het richtsnoer of de norm zou zijn van alle dingen die men moet geloven, terwijl juist de Schrift het enige richtsnoer is van het geloof.
  9. Het bijgelovige en zelfs goddeloze waandenkbeeld dat het nodig, verdienstelijk en van godsdienstig belang is om menselijke ceremonies te onderhouden.
  10. Een verkeerd en zondig ijveren voor de ceremoniële wetten van Mozes.
  11. De belediging van God die hierin bestaat dat de roomsen aan de leken – zoals ze die noemen – verbieden om de Heilige Schrift te lezen en ook om de Bijbel in de eigen taal uit te geven.
  12. Daar komt nog bij dat de concilies moeten vergaderen onder het gezag van de paus, die dus deze vergaderingen beïnvloedt en regeert; en de mening da deze concilies dan ook niet kunnen dwalen.
  13. De dwaling dat de kerk datgene wat in Gods geschreven Woord ontbreekt, door de ongeschreven traditie moet aanvullen. Dat betekent dat aan de kerk méér gezag en macht wordt toegekend dan passend is.
  14. De dwaling dat de kerk in de algemene concilies een hoogtepunt beleeft en dat de waarheid alleen maar gewaarborgd is onder de herders en leraars van de kerk.
  15. De dwaling dat de bevoegdheid om de Schrift uit te leggen, bij de concilies berust, zonder dat men zich verder nog op iets kan beroepen.
  16. De dwaling dat de goedkeuring of het voor betrouwbaar erkennen van de Schrift ten aanzien van de vraag of ze canoniek is of apocrief, afhankelijk is van hoe de kerk daarover oordeelt.
  17. Het minachtend neerzien op verordeningen die alleen maar tot stand gekomen zijn om de eerbaarheid en de orde in de gemeente te handhaven.
  18. De dwaling van hen die bij meningsverschillen in de kerk genoeg denken te hebben aan hun eigen mening en oordeel en daardoor aan synodes of synodale besluiten geen waarde toekennen.
1)
Leviticus 14:3 – “En de priester zal uitgaan buiten de legerplaats; wanneer de priester hem beziet en het blijkt, dat de plaag der melaatsheid genezen is, van de melaatse is geweken”. Deuteronomium 24:8 – “Draag er ten aanzien van de plaag der melaatsheid zorg voor, dat gij zeer stipt alles onderhoudt, waarin de levitische priesters u onderrichten; wat ik hun geboden heb zult gij stipt onderhouden.”
2)
2 Kronieken 19:8-11 – “Ook in Jeruzalem stelde Josafat sommige Levieten, priesters en familiehoofden van Israël aan, voor de rechtspraak des Heren en voor de twistgedingen. Zij zetelden in Jeruzalem. Hij gebood hun: In de vreze des Heren, in getrouwheid en met een volkomen hart zult gij aldus handelen: bij elk twistgeding, dat u door uw broeders die in hun steden wonen, voorgelegd wordt, - over gevallen van bloedschuld, over wet, gebod, inzettingen en verordeningen - , zult gij hen vermanen niet schuldig te worden voor de Here, waardoor er toorn zou rusten op u en uw broeders. Als gij zo handelt, zult gij niet schuldig worden. Zie, de hogepriester Amarja is over u gesteld voor elke zaak des Heren, en Zebadja, de zoon van Jismaël, de vorst van het huis Juda, voor elke zaak des konings, en als opzieners staan de Levieten te uwer beschikking. Handelt vastberaden, de Here zij met hem, die goed is.” Matteüs 5:22 – “Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur.”
3)
Matteüs 18:17 – “Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.”
4)
1 Timoteüs 4:14 – “Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten.”
5)
Matteüs 22:21 – “Zij zeiden: Van de keizer. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.”
6)
Jesaja 22:22 – “En Ik zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; opent hij, niemand sluit; sluit hij, niemand opent.”
7)
Lucas 12:14 – “Hij echter zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld?” Lucas 22:25-26 – “Hij zeide tot hen: De koningen der volken voeren heerschappij over hen en hun machthebbers worden weldoeners genoemd. Doch gij niet alzo, maar de eerste onder u worde als de jongste en de leider als de dienaar.” 2 Korintiërs 10:4 – “Want de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken”.
8)
1 Korintiërs 6:3 – “Weet gij niet, dat wij over engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer dan over alledaagse dingen?”
9)
2 Korintiërs 10:5,6 – “Zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus, en gereed staan, zodra uw gehoorzaamheid volkomen is, alle ongehoorzaamheid te straffen.”
10)
Romeinen 13:3-5 – “Want, als iemand goed handelt, behoeft hij niet bevreesd te zijn voor de overheidspersonen, maar wel, als hij verkeerd handelt. Wilt gij zonder vrees voor de overheid zijn? Doe het goede, en gij zult lof van haar ontvangen. Zij staat immers in dienst van God, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, wees dan bevreesd; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; zij staat immers in de dienst van God, als toornende wreekster voor hem, die kwaad bedrijft. Daarom is het nodig zich te onderwerpen, niet slechts om de toorn, maar ook om des gewetens wil.” 1 Timoteüs 2:2 – “Voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid.”
11)
Efeziërs 1:18 – “Verlichte ogen [uws] harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen”. Filippenzen 2:30 – “Want om het werk van Christus is hij de dood nabijgekomen en hij heeft zijn leven gewaagd om aan te vullen wat nog aan uw dienstbetoon jegens mij ontbrak.” Kolossenzen 3:2,3 – “Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.”
12)
Maleachi 2:6-7 – “Betrouwbaar onderricht in de wet was in zijn mond en ongerechtigheid werd op zijn lippen niet gevonden. In vrede en in oprechtheid wandelde hij met Mij en velen bracht hij van ongerechtigheid terug. Want de lippen van de priester bewaren kennis en uit zijn mond zoekt men onderricht in de wet, want een bode van de Here der heerscharen is hij.” Ezechiël 3:17 – “Mensenkind, u heb Ik tot wachter over het huis Israëls aangesteld. Wanneer gij een woord uit mijn mond hoort, zult gij hen uit mijn naam waarschuwen.” Jeremia 23:28 – “De profeet die een droom heeft, vertelle een droom, en die mijn woord heeft, spreke mijn woord naar waarheid; wat heeft het stro met het koren gemeen? luidt het woord des Heren.” Matteüs 28:20 – “En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.”
13)
Deuteronomium 19:15 – “Eén enkele getuige zal niet tegen iemand kunnen optreden ter zake van enige ongerechtigheid of zonde, welke ook, die hij begaan mocht hebben; op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak vaststaan.” Matteüs 18:16 – “Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Indien hij niet luistert, neem dan nog een of twee met u mede, opdat op de verklaring van twee getuigen of van drie elke zaak vaststa.”
14)
Matteüs 15:25,26 – “Maar zij kwam en viel voor Hem neer en zeide: Here, help mij! Hij echter antwoordde en zeide: Het is niet goed het brood der kinderen te nemen en het de honden voor te werpen.” 1 Korintiërs 5:4,5 – “Wanneer wij vergaderd zijn, gij en mijn geest met de kracht van onze Here Jezus, leveren wij in de naam van de Here Jezus die man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren.” 2 Korintiërs 2:7 – “Zodat gij nu integendeel hem vergiffenis moet schenken en hem vertroosten, opdat hij niet door overmatige droefenis overstelpt worde.” 2 Korintiërs 7:11 – “Want zie toch, wat juist deze ervaring van droefheid naar Gods wil u gebracht heeft: welk een ernst, meer nog, verontschuldiging, verontwaardiging, vrees, verlangen, ijver, bestraffing. Gij hebt in allen dele doen blijken, dat gij zuiver stondt in deze zaak.”
15)
2 Tessalonicenzen 3:14 – “Als iemand niet luistert naar wat wij door onze brief zeggen, tekent hem en gaat niet met hem om, opdat hij beschaamd worde”. 1 Timoteüs 1:20 – “Tot hen behoren Hymeneüs en Alexander, die ik aan de satan heb overgegeven, opdat hun het lasteren worde afgeleerd.”
16)
Handelingen 5:5 – “En bij het horen van deze woorden viel Ananias neder en blies de adem uit. En een grote vrees kwam over allen, die het hoorden.” Handelingen 13:11 – “En nu, zie, de hand des Heren keert zich tegen u, en gij zult een tijd lang blind zijn en de zon niet zien. En terstond viel op hem donkerheid en duisternis, en rondtastende zocht hij iemand om hem bij de hand te leiden.”
17)
Matteüs 16:19 – “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.”
18)
Romeinen 1:16 – “Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.”
19)
2 Korintiërs 2:16 – “Voor dezen een doodslucht ten dode, voor genen een levensgeur ten leven. En wie is tot zulk een taak bekwaam?”
20)
Lucas 1:77 – “Om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden”. Handelingen 2:38 – “En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen.” Johannes 20:23 – “Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.”
21)
Johannes 3:36 – “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.”
22)
Hebreeën 4:12 – “Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten”.
23)
Johannes 10:4 – “Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen”.
24)
In boek 2 Contra Faustum, hoofdstuk 5.
25)
In Boek van de ware godsdienst, hoofdstuk 31.
26)
Deuteronomium 4:2 – “Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de Here, uw God, onderhoudt, die ik u opleg.” Deuteronomium 12:32 – “Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen.” Openbaring 22:18,19 – “Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.”
27)
Matteüs 23:8 – “Want één is uw Meester en gij zijt allen broeders.” Matteüs 28:20 – “En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.” Romeinen 12:6 – “Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is”. 1 Petrus 4:11 – “Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God; dient iemand, laat het zijn als uit kracht, door God verleend, opdat in alles God verheerlijkt worde door Jezus Christus, aan wie de heerlijkheid is en de kracht, in alle eeuwigheid! Amen.”
28)
2 Korintiërs 4:7 – “Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons”.
29)
2 Korintiërs 10:4-6 – “Want de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus, en gereed staan, zodra uw gehoorzaamheid volkomen is, alle ongehoorzaamheid te straffen.”
30)
1 Korintiërs 14:30-33 – “Maar indien aan een ander, die daar gezeten is, een openbaring ten deel valt, moet de eerste zwijgen. Want gij kunt allen één voor één profeteren, opdat allen lering en allen opwekking erdoor ontvangen. En de geesten der profeten zijn aan de profeten onderworpen, want God is geen God van wanorde, maar van vrede.”
31)
Jesaja 54:13 – “Al uw zonen zullen leerlingen des Heren zijn, en het heil uwer zonen zal groot zijn”.
32) , 39)
Galaten 1:8 – “Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!”
33)
Handelingen 17:11 – “En dezen onderscheidden zich gunstig van die te Tessalonica, daar zij het woord met alle bereidwilligheid aannamen en dagelijks de Schriften nagingen, of deze dingen zo waren.”
34)
Exodus 18:13-26 – “De volgende dag hield Mozes zitting om recht te spreken over het volk; en het volk stond vóór Mozes van de morgen tot de avond. Toen de schoonvader van Mozes zag al wat hij te doen had met het volk, zeide hij: Wat hebt gij toch met het volk te doen! Waarom houdt gij alleen zitting, terwijl het gehele volk vóór u staat van de morgen tot de avond? En Mozes zeide tot zijn schoonvader: Omdat het volk tot mij komt om God te vragen. Wanneer zij een zaak hebben, komt deze tot mij en spreek ik recht tussen de een en de ander; bovendien maak ik de inzettingen en wetten Gods bekend. Maar de schoonvader van Mozes zeide tot hem: Het is niet goed, wat gij doet. Gij raakt geheel uitgeput, gij zowel als dit volk dat met u is; want dit is te zwaar voor u, gij kunt het alleen niet doen. Luister nu naar mij, ik zal u raad geven en God zal met u zijn. Vertegenwoordig gij het volk bij God en breng de zaken voor God. Voorts moet gij hun de inzettingen en de wetten Gods inscherpen, en hun de weg bekend maken, die zij te gaan, en het werk dat zij te volbrengen hebben. Daarnaast moet gij onder het gehele volk omzien naar flinke, godvrezende, betrouwbare mannen, die winstbejag haten, en hen over hen aanstellen als oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien. Die zullen te allen tijde onder het volk rechtspreken; dan zullen zij alle grote zaken voor u brengen, maar alle kleine zaken zullen zij zelf berechten, zodat zij u verlichting geven en met u meedragen. Indien gij dit doet en God het u gebiedt, dan zult gij staande kunnen blijven en zal ook al dit volk tevreden naar zijn woonplaats gaan. Mozes nu luisterde naar de woorden van zijn schoonvader en deed al hetgeen hij gezegd had. Onder geheel Israël koos Mozes flinke mannen en stelde hen aan als hoofden over het volk, oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien. Dezen spraken te allen tijde recht onder het volk; de moeilijke zaken brachten zij tot Mozes, maar alle kleine zaken berechtten zij zelf.”
35)
Matteüs 16:18,19 – “En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.”
36)
Matteüs 28:18,19 – “En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.”
37) , 63)
Matteüs 23:2 – “Zeggende: De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben zich gezet op de stoel van Mozes.”
38)
Matteüs 16:6 – “Jezus zeide tot hen: Ziet toe en wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën.”
40)
Jakobus 4:11 – “Spreekt geen kwaad van elkander, broeders. Wie van zijn broeder kwaad spreekt of hem oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar; en indien gij de wet oordeelt, zijt gij geen dader, doch een rechter der wet.”
41)
Efeziërs 5:30 – “Omdat wij leden zijn van zijn lichaam.”
42)
1 Korintiërs 8:6 – “Voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem.”
43)
Johannes 1:18 – “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.”
44)
Efeziërs 4:15 – “Maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus.”
45)
Matteüs 17:5 – “Terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een stem uit de wolk zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!”
46)
Kolossenzen 2:5 – “Want al ben ik naar het vlees afwezig, naar de geest ben ik bij u en ik zie met blijdschap de orde, die bij u heerst, en de hechtheid van uw geloof in Christus.”
47)
1 Korintiërs 14:30 – “Maar indien aan een ander, die daar gezeten is, een openbaring ten deel valt, moet de eerste zwijgen.”
48)
Handelingen 15:29 – “Onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wèl doen. Vaart wel!”
49)
1 Korintiërs 11:4,7,34 – “Iedere man, die bidt of profeteert met gedekten hoofde, doet zijn hoofd schande aan. (...) Want een man moet het hoofd niet dekken: hij is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man. (...) Heeft iemand honger, laat hij thuis eten, opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt. Het overige zal ik regelen, wanneer ik kom.”
50)
2 Tessalonicenzen 3:6 – “Maar wij bevelen u, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan elke broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overlevering, die gij van ons ontvangen hebt.”
51)
Johannes 14:26 – “Maar de Trooster, de heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.” Johannes 16:13 – “Doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.”
52)
Johannes 20:31 – “Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam.”
53)
1 Korintiërs 7:35 – “Dit zeg ik in uw eigen belang, niet om u een strik om te werpen, maar lettende op de betamelijkheid en de onverdeelde toewijding aan de Here.” Kolossenzen 2:16-18 – “Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is. Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken”. Galaten 5:1 – “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen.”
54)
Matteüs 23:4 – “Zij binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders der mensen, maar zelf willen zij ze met hun vinger niet verroeren.”
55)
Matteüs 15:3 – “Immers, zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten. Hij antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw overlevering (zelfs) het gebod Gods?” Matteüs 7:13 – “Gaat in door de enge poort, want wijd is [de poort] en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan”. Handelingen 15:10 – “Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen?”
56)
2 Koningen 18:4 – “Hij verwijderde de offerhoogten, verbrijzelde de gewijde stenen en hieuw de gewijde palen om; ook sloeg hij de koperen slang stuk, die Mozes gemaakt had, omdat tot op die tijd de Israëlieten daaraan plachten te offeren. En men noemde haar Nechustan.”
57)
Handelingen 15:2-6 – “En toen er van de zijde van Paulus en Barnabas geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond, droegen zij Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de apostelen en oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. Zij reisden dan, nadat hun door de gemeenten uitgeleide gedaan was, door Fenicië en Samaria, en bereidden met hun verhaal van de bekering der heidenen al de broeders grote blijdschap. En te Jeruzalem aangekomen, werden zij door de gemeente, de apostelen en de oudsten ontvangen en vermeldden al wat God met hen gedaan had. Maar er stonden uit de partij der Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren, en zeiden, dat men hen moest besnijden en gebieden de wet van Mozes te houden. En de apostelen en de oudsten vergaderden om deze aangelegenheid te overwegen.” e.v.
58)
Handelingen 15:2,22-25 – “En toen er van de zijde van Paulus en Barnabas geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond, droegen zij Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de apostelen en oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. (...) Toen besloten de apostelen en de oudsten met de gehele gemeente mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te zenden: Judas, genaamd Barsabbas, en Silas, mannen van aanzien onder de broeders. En men schreef door hun bemiddeling: De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. Aangezien wij gehoord hebben, dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden, hebben wij eenstemmig besloten mannen te kiezen om die tot u te zenden met onze geliefden, Barnabas en Paulus”.
59)
Lucas 2:46 – “En het geschiedde na drie dagen, dat zij Hem vonden in de tempel, waar Hij zat te midden der leraren, terwijl Hij naar hen hoorde en hun vragen stelde.”
60)
Jesaja 56:10 – “De wachters zijn blind, zij allen hebben geen kennis, zij zijn allen stomme honden, die niet kunnen blaffen; dromend liggen zij neer, zij hebben de sluimering lief.” Jeremia 6:13 – “Want van klein tot groot zijn zij er allen op uit zich te bevoordelen; allen, van profeet tot priester, plegen zij bedrog.” Ezechiël 22:25 – “Waar de vorsten zijn als een brullende leeuw, die zijn prooi verscheurt: mensen verslinden zij, schatten en kostbaarheden roven zij weg, het aantal weduwen vermeerderen zij er.” 1 Koningen 22:6-23 – “Toen riep de koning van Israël de profeten, omtrent vierhonderd man, bijeen en vroeg hun: Zal ik optrekken ten strijde tegen Ramot in Gilead of zal ik het nalaten? Zij antwoordden: Trek op; de Here zal het in de macht des konings geven. Doch Josafat zeide: Is hier niet nog een profeet des Heren? Laten wij het dan door hem vragen. De koning van Israël zeide tot Josafat: Er is nog één man door wie wij de Here kunnen raadplegen, maar ik haat hem, omdat hij over mij nooit iets goeds, maar alleen onheil profeteert: Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: De koning spreke niet alzo. Daarop riep de koning van Israël een hoveling, en zeide: Haal dadelijk Micha, de zoon van Jimla. Nu zaten de koning van Israël en Josafat, de koning van Juda, ieder op zijn troon, gekleed in staatsiegewaad, op een dorsvloer aan de ingang der poort van Samaria, terwijl al de profeten vóór hen profeteerden. En Sidkia, de zoon van Kenaäna, had zich ijzeren horens gemaakt; hij zeide: Zo zegt de Here: hiermee zult gij Aram stoten totdat gij hen verdelgd hebt. En al de profeten profeteerden evenzo: Trek op naar Ramot in Gilead, en gij zult voorspoed hebben; de Here zal het in de macht des konings geven. De bode nu, die Micha was gaan roepen, sprak tot hem: Zie, de profeten hebben eenstemmig gunstig voor de koning gesproken; laat dan toch úw woord zijn als het woord van ieder hunner, en spreek gunstig. Maar Micha zeide: Zo waar de Here leeft, voorzeker, hetgeen de Here tot mij zeggen zal, dàt zal ik spreken. Toen hij bij de koning gekomen was, vroeg de koning hem: Micha, zullen wij tegen Ramot in Gilead ten strijde trekken of zullen wij het nalaten? Hij antwoordde hem: Trek op, en gij zult voorspoed hebben: de Here zal het in de macht des konings geven. Maar de koning zeide tot hem: Hoe dikwijls moet ik u bezweren, dat gij tot mij slechts de waarheid spreekt in de naam des Heren? Daarop zeide hij: Ik zag geheel Israël op de bergen verstrooid als schapen, die geen herder hebben, en de Here zeide: dezen hebben geen heer, een ieder kere in vrede naar zijn huis. Toen sprak de koning van Israël tot Josafat: Heb ik u niet gezegd: hij profeteert over mij niets goeds, maar enkel onheil? (Micha) zeide: Daarom, hoor het woord des Heren. Ik zag de Here op zijn troon zitten, terwijl het ganse heer des hemels aan zijn rechter- en aan zijn linkerhand stond. En de Here zeide: wie zal Achab verleiden, zodat hij optrekt en sneuvelt te Ramot in Gilead? De een zeide dit en de ander dat. Toen trad er een geest naar voren en stelde zich voor de Here en zeide: ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem: waarmede? Hij antwoordde: ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij: gij moet hem verleiden, en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het. Nu dan, zie, de Here heeft een leugengeest gegeven in de mond van al deze profeten van u, en de Here heeft onheil over u besloten.” Matteüs 22:29 – “Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet noch de kracht Gods.” Johannes 11:47 – “De overpriesters en de Farizeeën dan riepen de Raad samen en zeiden: Wat doen wij, want deze mens doet vele tekenen?” 2 Tessalonicenzen 2:4-12 – “De tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is. Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt. Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.”
61)
Handelingen 13:28 – “En hoewel zij geen grond voor doodstraf konden vinden, hebben zij Pilatus gevraagd Hem ter dood te brengen”. 1 Korintiërs 5:4 – “Wanneer wij vergaderd zijn, gij en mijn geest met de kracht van onze Here Jezus”.
62)
Jozua 1:7,8 – “Alleen, wees zeer sterk en moedig en handel nauwgezet overeenkomstig de gehele wet die mijn knecht Mozes u geboden heeft; wijk daarvan niet af naar rechts noch naar links, opdat gij voorspoedig zijt, overal waar gij gaat. Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.”
64)
1 Johannes 4:1 – “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan.”
65)
Deuteronomium 13:1-4 – “Wanneer onder u een profeet optreedt of iemand, die dromen heeft, en hij u een teken of een wonder aankondigt, en het teken of het wonder komt, waarover hij u gesproken heeft met de woorden: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen - dan zult gij naar de woorden van die profeet of van die dromer niet luisteren; want de Here, uw God, stelt u op de proef om te weten, of gij de Here, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel. De Here, uw God, zult gij volgen, Hem vrezen, zijn geboden houden en naar zijn stem luisteren: Hem zult gij dienen en aanhangen.”
66)
Jeremia 23:16 – “Zo zegt de Here der heerscharen: Hoort niet naar de woorden der profeten, die u profeteren; zij maken, dat gij u aan een ijdele waan overgeeft, zij spreken het gezicht van hun eigen hart, niet uit des Heren mond.”
67)
1 Korintiërs 10:28,29 – “Doch indien iemand tot u zegt: Dat is gewijd vlees, eet het dan niet, om hem, die u dat te kennen gaf, èn om het geweten. Ik bedoel nu niet uw eigen geweten, maar dat van die ander. Want waartoe zou mijn vrijheid beoordeeld worden door eens anders geweten?”
68)
2 Korintiërs 8:10 – “En ik geef op dit punt mijn mening, want dit is voor u nuttig; gij hebt immers reeds vroeger, het vorige jaar, een begin gemaakt, niet alleen met de uitvoering, maar ook met het willen”. 2 Korintiërs 13:10 – “Hierom schrijf ik dit uit de verte, om bij mijn komst niet streng te moeten optreden naar de bevoegdheid, die de Here mij heeft gegeven om op te bouwen en niet om af te breken.”
69)
1 Korintiërs 14:40 – “Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden.”


Paginahulpmiddelen