Vanwege de eerste betekenis is het woord ‘sacrament’ gebruikt in de heilige eredienst die door God in de gemeente is ingesteld. Maar het heeft wel veel betekenissen.
Een sacrament is niet gewoonweg een subject of iets dat door en vanuit zichzelf bestaat; het is evenmin iets materieels of een derde substantie die uit twee andere is samengesteld. Nee, het is een goddelijke instelling, en daarom moet men het begrip omschrijven vanuit wat het vooraf al stelt te zijn en vanuit het ingestelde doel. Er moet dus melding gemaakt worden van dat doel waarvoor het sacrament is ingesteld.
Het is dus, zoals Paulus ons voorhoudt, een teken of een zegel van de rechtvaardiging door het geloof. De gerechtigheid van het geloof wordt hierdoor te kennen gegeven maar ook verzegeld, en dat geldt eveneens voor de gemeenschap, de inlijving en de vereniging van de gelovigen met Christus, hun Hoofd, en met alle leden van hetzelfde verborgen lichaam. Dat gebeurt als de Heilige Geest daadwerkelijk zelf datgene inwendig tot stand brengt wat de uitwendige ceremonie laat zien en voorgeeft. Want hoewel men niet vanuit het bijzondere tot het algemene kan concluderen, maar juist het tegenovergestelde geldt – toch wordt rechtens aan het algemene woord toegeschreven wat gemeenschappelijk is voor alle afzonderlijke delen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de besnijdenis en de andere sacramenten.3)
Het is ook een heilige handeling, die aan de gemeente door God is opgedragen en bevolen. Daarin stelt God in een passende overeenkomst tussen het uitwendige teken en de betekende zaak, via de handen van de dienaar het pand van de zaken die onze zaligheid in Christus betreffen aan onze lichamelijke zintuigen voor. Zo schenkt Hij de hemelse zaken aan onze ziel en eigent die ook toe, opdat ze hoe langer hoe meer daarin door het geloof op een geestelijke wijze worden verzegeld.
Het is ook een zichtbare gestalte van de onzichtbare maar heilzame genade van God – een gestalte die door God is ingesteld om die aan ons te verzegelen.
Het sacrament is ten slotte een getuigenis van Gods genade in Christus naar ons toe; en dat wordt bevestigd door een zichtbaar teken waarmee van onze kant ons geloof en onze godzaligheid wordt toegezegd.4)
God alleen, want het komt Hem toe om:
Het is dus alleen Zijn werk om een teken van die genade, van dat verbond en van de vergeving der zonden in te stellen. Zie 1 Korintiërs 11:2323 Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam.: “Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb.”
Daarom moet men ook geen andere sacramenten in de gemeente instellen dan alleen die God tot dat doel ingesteld heeft. Ook het uiterlijk aanzien ervan mag men beslist niet wijzigen. Thomas van AquinoDe Italiaan Thomas van Aquino (1225-1274) was een filosoof en theoloog, die voor de roomse kerk geldt als een van de belangrijkste kerkleraren. Zijn werk kwam vooral neer op een synthese tussen het christelijk geloof en de filosofie van Aristoteles. zegt namelijk heel terecht: “Sacramenten instellen is een werk van Gods voortreffelijkheid, macht en majesteit.”
Het woord behoort tot de categorie van uitspraken die op iets anders betrekking hebben. Het wordt namelijk opgevat als een teken of iets dat betekenis geeft ten aanzien van het doel waartoe iets is ingesteld. Het teken staat in verband met de betekende zaak. Een sacrament behoort dus tot de zaken die op iets anders betrekking hebben.
Dat geldt ook wat betreft de categorie van uitspraken die een activiteit aangeven. Deze zichtbare daad moet namelijk op een bepaalde manier plaatsvinden. Het water is bijvoorbeeld niet simpelweg de doop, maar het besprengen met het water in het gebruik zoals dat met de instelling van Christus overeenkomt. Het brood en de wijn vormen ook niet eenvoudigweg het Avondmaal des Heren, maar het breken, uitdelen, aannemen en eten van het brood en het drinken van de wijn maken tezamen het Avondmaal uit, zoals dit door Christus tot Zijn gedachtenis is ingesteld.
Het is een teken-woord, omdat het iets be-tekent en te kennen geeft . Elk sacrament is een teken, maar elk teken is nog geen sacrament. Dat is het alleen als het op wettige wijze wordt gebruikt. De gulden regel is: buiten het gebruik dat God ingesteld heeft, mag geen enkel ding of teken een sacrament genoemd worden.
AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.6) zegt dat een teken een ding is dat boven de gestalte van het uitwendige uit door zichzelf iets anders in gedachten brengt. Zo wordt de besnijdenis in Genesis 17:1111 gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u. een teken van het verbond genoemd. Sommige tekenen maken vanuit zichzelf al iets duidelijk, zoals de dageraad die er een teken van is dat de zon gaat opkomen. En sommige andere zijn er die voortkomen vanuit de beslissing en wil van degenen die het instelt, zoals de wapenschilden die door gezinnen en geslachten worden ingesteld als een familieteken. Die hebben een bepaalde overeenkomst met de zaak die ze aangeven, zoals de sacramenten ook doen. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.7) ook: “Als de sacramenten niet enige overeenkomst hebben met de zaken waarvan ze sacramenten zijn, dan zouden ze geen sacramenten wezen.” Het is overigens wel mogelijk dat er in het geheel geen gelijkenis is met de betekende zaak; dan zijn ze geheel en al afhankelijk van de inzetting zelf. Woorden zijn bijvoorbeeld tekenen van de zaken die daardoor worden aangegeven. Zo is ook het luiden van de klok een teken dat men gaat preken.
Dat zijn er drie.
Uit drie.
Die is van tweeërlei aard: de ene is uitwendig, fysiek, tastbaar en zichtbaar; de andere is inwendig, geestelijk en hemels, wat alleen door het verstand en het hart ervaren wordt. Ik zeg: het verstand, of de ziel, dat begiftigd is met het ‘werktuig’ dat daartoe in staat gesteld wordt, namelijk het geloof.
Wat is de uitwendige materie?
Ook die is van tweeërlei aard. Er is een fysieke substantie – en dat is niet iets van toevallige aard zoals water, brood en wijn; en er is de ceremoniële handeling, die door de mensen op een zekere manier maar wel op de gebruikelijke wijze wordt uitgevoerd, zoals de besnijdenis van een bepaald doel van het lichaam, de uitwendige lichamelijke afwassing, het eten en het drinken.
Waarom heeft God voor de instelling van de sacramenten zulke heel gewone dingen gekozen?
Omdat die daartoe zijn ingesteld, dat we onze harten in het gebruik daarvan tot boven in de hemel opheffen en ons verwonderen; we mogen dus niet blijven hangen aan de aardse voorwerpen.
Dat is de betekende zaak, en die heeft betrekking op zowel de substantie als op de daad. De substantie is Christus die het pit en merg van alle sacramenten genoemd wordt met al de schatten en rijkdommen die Hij in zich heeft. Hij wordt ‘de gehele Christus’ genoemd, of op de manier van een synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel).: het lichaam van Christus dat voor ons in de dood is overgegeven, of zijn vergoten bloed.
De daad komt alleen aan God toe, en die kan omschreven worden als de rechtvaardiging en de vergeving van de zonden, of de wedergeboorte, de heiliging en de afwassing van de zonden, of ook wel de geestelijke besnijdenis of de gave van het lichaam en bloed van Christus.
Wat het wezen van het sacrament betreft, is in de eerste plaats heel belangrijk – en daar hangt het ook vanaf en wordt er door bepaald: Gods inzetting of instelling, die in het Woord wordt gegeven. De sacramenten zijn namelijk datgene waarvan God door het Woord getuigt wat Hij wil dat ze zullen zijn. Daardoor is het Woord als het ware de ziel van het sacrament, of ook wel de oorzaak waardoor het sacrament is wat het is.
U moet hier ‘woord’ niet opvatten als een aantal lettergrepen die worden uitgesproken of gebrabbeld zonder dat daar het verstand of het geloof bij te pas komt – alsof dat enige kracht zou hebben om op de tekenen te wijzen of die te veranderen en te versterken. De letters op zichzelf hebben geen enkele kracht en ook het geluid en het uitspreken van de woorden heeft die niet. Maar de woorden die door God worden gesproken en via de dienaar duidelijk geleerd en gepredikt worden, doen ons begrijpen en geloven wat het zichtbare teken wil duidelijk maken. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: “Niet omdat het gezegd wordt, maar omdat men het gelooft.”
In de tweede plaats is er de heerlijke overeenkomst tussen het teken en de betekende zaak, de onderlinge relatie die er tussen beide is, ieder met de bij hen behorende eigenschappen. Het wezen van het sacrament is immers niets anders dan dat het tot het ‘be-tekende’ of het ‘ge-sacramenteerde’ – dat wil zeggen: tot de betekende zaak – getrokken wordt.
Vervolgens is er de analogie, de overeenkomst, de overeenstemming van het ene ding ten opzichte van een ander ding. Die analogie bestaat in de gelijkheid van de kracht of het werk – bijvoorbeeld zoals het water het vuil wegwast, zo wast het bloed van Christus de zonden af.
Ook is er de relatie, die bestaat in het bestemmen van iets tot de betekende zaak, dus de onderlinge verhouding waarbij het ene zicht geeft op het andere. De betekende zaak wordt dan tegelijk met het zichtbare teken voor ons verstand duidelijk.
Ten slotte is wat het gebruik van het sacrament betreft, de daad de gestalte van het sacrament waardoor iets van deze aarde op wettige ren goede wijze bediend en gebruikt wordt tot het doel waarvoor God het heeft ingesteld. Dit gaat dus over de manier waarop het sacrament gepresenteerd en gebruikt wordt. De gestalte van de daad is namelijk de manier waarop die gedaan wordt.
Die samenvoeging is niet van natuurlijke of fysieke aard door middel van een samengaan van twee substanties, of door een eenheid of vereniging van het niet-wezenlijke met de dingen waar het werkelijk om gaat om een bepaalde zaak te herleiden tot één ondeelbaar geheel. Het gaat ook niet om één en dezelfde plaats, zodat er geen ruimte tussen beide onderdelen zou zijn maar de één in de ander opgaat. We kunnen evenmin van een geestelijke samenvoeging spreken, want dan zouden we de tekenen tot leven moeten wekken, en het past een christen niet om zoiets te beweren.
Die samenvoeging is er wel in relatieve zin, dat wil zeggen via een vergelijking en op een sacramentele wijze. Daardoor worden de onzichtbare dingen door een treffende overeenkomst door de zichtbare gepresenteerd. Op deze manier worden ze als het ware één vanwege de onderlinge relatie die ze ten opzichte van elkaar hebben. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de bundel staven als symbool van het Romeinse rijk – die bundels waren zo veel als de tekenen of symbolen die het Romeinse gebied aangaven. Zoals er een eenheid is tussen de dingen die op elkaar betrokken zijn, zo is er tussen de vader en de zoon geen natuurlijke en wezenlijke vereniging, maar we moeten die in een bepaald meta-verband zien. Die eenheid bestaat niet in een verandering van wezen of in een mede-wezenlijkheid, maar in de onderlinge verhouding van de een tot de ander. Zo is het ook tussen vader en zoon. De vader is niet de vader, omdat hij in de zoon veranderd wordt of de zoon wezenlijk in zich opneemt, maar omdat hij in een bepaalde verhouding tot de zoon staat.
Zo kan ook van het teken gezegd worden dat het het sacrament is, niet omdat het in de betekende zaak veranderd wordt of omdat het die in zich opneemt, zoals de haver in de zak de wijn in de beker – maar omdat het teken en de betekende zaak verenigd worden door de vereniging in een hogere zin. Zo worden de zoon met de vader of de knecht met zijn heer samengevoegd. Zo is het ook voor wat betreft de stem van de verkondiging van het evangelie én de zaak die door het evangelie beloofd wordt. Hier is geen sprake van een daadwerkelijke vereniging, maar die bestaat wel in ons verstand en die moet door het geloof aangenomen worden.
Ten aanzien van onze verhouding tot de betekende zaken, is de vereniging wel niet wezenlijk en persoonlijk, maar ze is er wel op een verborgen manier en zo is ze toch ook reëel en daadwerkelijk. Ze is er namelijk op een geestelijke wijze, tot stand gebracht door de kracht van de Heilige Geest. Die brengt teweeg dat Christus Jezus, die in de hemel is, ons hier op aarde toch inderdaad en waarachtig gegeven wordt. Dat is zo reëel als we de tekenen zelf zien. Ons geloof ziet Hem namelijk in de sacramenten en stijgt tot in de hemel op, zodat we Hem meer en meer zien en Hijzelf in ons leeft en blijft leven. De Heilige Geest kan namelijk door de band van het geloof de dingen heel vast met elkaar verbinden en verenigen, terwijl die beide – zoals men kan zien – ver uit elkaar gelegen kunnen zijn. Die vereniging is er dan niet op een natuurlijke manier, door een een-worden van de voorwerpen, maar op een hemelse en geestelijke manier. Zo zijn bovendien ook de gelovigen onderling heel nauw aan elkaar verbonden, zoals dat is tussen een man en een vrouw in het huwelijk, ook al zouden beide partners door hun verblijf in verschillende plaatsen ver van elkaar gescheiden zijn.
Voor wat God betreft Die het belooft, worden ze werkelijk en zonder enig bedrog samengevoegd. Toch zijn ze wel onderscheiden, zodat degene die de tekenen gebruikt, dikwijls minder ontvangt dan de betekende zaak zelf. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. in zijn commentaar op Leviticus (boek 3, 14e vraag): “De zichtbare doop hielp Simon de tovenaar niet, omdat hij de onzichtbare heiligmaking niet had.”
De manier waarop men de tekenen geniet, is van natuurlijke en lichamelijke aard; en deze tekenen worden zowel door gelovigen als ongelovigen op een natuurlijke wijze genoten, maar wel met een verschillend resultaat. Maar de betekende zaak zelf wordt vanuit God bezien geschonken door de Heilige Geest, en vanuit ons bezien door het geloof waardoor Christus met al Zijn weldaden door ons wordt aangenomen.21) Want iets wat men alleen met het verstand begrijpt maar op een geestelijke wijze wordt voorgesteld, kan alleen op een geestelijke wijze genoten worden. De geestelijke dingen moeten immers met de geestelijke en de lichamelijke dingen moeten met de lichamelijke en zichtbare overeenkomen.22)
Daadwerkelijk betekent in eigenlijke zin dat de zaak zelf werkelijk genoten wordt. Zo wordt van de gelovigen gezegd dat zij Christus in het wettig gebruik van het sacrament daadwerkelijk en wezenlijk genieten. De heilige tekenen nemen ze ook daadwerkelijk en wezenlijk tot zich. De termen “lichamelijk” en “geestelijk” betekenen in dit verband hoe men deze tekenen geniet. De tekenen neemt men bijvoorbeeld met zijn lichaam tot zich, maar Christus eigent men zich op geestelijke wijze toe. En als men op een sacramentele wijze geniet, betekent dit dat men de tekenen van het lichaam en het bloed van Christus tot zich neemt.
Nee, in het geheel niet; maar alleen de gelovigen aan wie de genadebelofte toekomt en omwille van wie deze belofte door bepaalde zegels en bewijsstukken of waarborgen verzegeld zijn. “Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige?” (2 Korintiërs 6:1515 Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige?)
Jazeker, want er is een misbruik van de tekenen en de betekende zaak kan op een smadelijke manier veracht worden. Het is niet anders als degenen die de dienstknechten van Jezus Christus smaden – zij zijn daardoor ook schuldig aan de verachting van de Heere Jezus Christus en ook van Zijn Vader.23)
Nee, want niet het geloof, maar Gods instelling maakt en bepaalt het geloof. Dat geloof is wel nodig om de zaak van het sacrament te ondergaan en te genieten, want Christus woont door het geloof in onze harten.24) Maar of iemand gelooft of niet gelooft, als het sacrament op een wettige manier bediend wordt, ontvangt hij ten aanzien van God het ware sacrament. Maar ten aanzien van de ontvanger van het sacrament geldt dat wanneer hij niet gelooft, hij niet meer dan het teken ontvangt; want zonder geloof kan het Woord en evenmin het sacrament ons helpen.
Niet door het slaan van enkele kruisjes of het fluisterend mompelen of prevelen van sommige woorden. Het is niet zoals de tovenaars en bezweerders hun spreuken door bepaalde woorden herhalen, zoals bijvoorbeeld om Jupiter Elicium te lokken of de maan uit haar hemelbaan te trekken door de kracht van enkele kenmerkende klanken, woorden of lettergrepen als ze die op een bepaalde manier herhalen en uitspreken.
Nee, die heiliging en zegen zijn afkomstig van de heilige en goede wil van God Zelf; van Zijn afzondering en verkiezing; van Zijn toe-eigening, daad en gebod; van Zijn verzegeling van het Woord en Zijn belofte. Tot nut van mensen heeft God water, brood en wijn apart gezet en tot een bepaald teken ingesteld dat Hij door Zijn Woord verzegeld en uitgelegd heeft. Hij wil dat wij die voor sacramenten zullen houden en heeft ook gezegd hoe wij die moeten gebruiken.
Vervolgens worden die heiliging en zegen ook verkregen uit het heilige gebruik van de sacramenten, dat vergezeld gaat met het gebed, de verkondiging van Gods beloften en de dankzegging.
De Here Jezus heeft dat Zelf eens en voor altijd gedaan toen Hij het sacrament als een voorbeeld instelde tijdens het laatste Avondmaal. Nadat Hij dit zo gedaan had, heeft Hij tot aan het einde van de wereld toe de sacramenten voor de gemeente geheiligd. Het is met deze opdracht als met het woord “Weest vruchtbaar en wordt talrijk” in Genesis 1:2828 En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt., dat ook voortdurend van kracht is geweest.
De kracht ervan wordt nu herhaald door het gebed en het Woord, waardoor de gehele instelling en het gebruik van de uitwendige symbolen helder wordt uitgelegd. Dat gebeurt door mensen, hoewel niet door allen, maar alleen door degenen die daartoe wettig geroepen zijn; dat wil zeggen: door herders en dienaren. Als het niet zo gaat, is er geen sprake van een sacrament, maar van een ontheiliging ervan.
Jazeker, maar niet zozeer wat de natuur of het materiële van de tekenen betreft, want die wordt zoals Theodoretus zegt niet veranderd. Maar wat het doel, het werk, de plaats en het gebruik ervan betreft, is er wel een verandering en daarom zijn de sacramenten in de gemeente ook ingevoerd. Hierdoor namelijk beginnen we de dingen die geheel hemels en goddelijk zijn, te kennen en te begrijpen. Dat gebeurt dan niet vanwege de materiële aard van de sacramentstekenen, maar vanwege de opdracht en het bevel van Gods Zoon. Zo zijn water, brood en wijn afgezonderd van het gewone gebruik, en door het gebod van God tekenen geworden van het lichaam en het bloed van Christus. Dit zijn eigenschappen die deze tekenen beslist niet van zichzelf hebben, want dan zou bijvoorbeeld al het water een teken zijn van Christus’ bloed. Nee, deze eigenschappen van de tekenen zijn er alleen door de instelling van de Heere Zelf. De namen van de tekenen worden wel veranderd, maar niet de materie ervan. Het gaat er namelijk om dat wij méér moeten letten op de betekende zaak dan op de tekenen zelf. Ons verstand moet van de tekenen opstijgen tot Christus. Daarom zegt Theodoretus in zijn Dialogo Atrepto: “Christus noemt de zichtbare tekenen Zijn lichaam en bloed, niet omdat Hij de natuur van de tekenen verandert, maar omdat Hij de genade aan de natuur toevoegt.” Deze bij de natuur gevoegde genade houdt in dat de tekenen sacramenten worden, dat wil zeggen: werktuigen van de Heilige Geest om de gemeenschap die wij met Christus hebben in ons te versterken, te onderhouden en te vermeerderen.
Nee, beslist niet, want ze heeft alleen betrekking op het gebruik ervan, in het midden van de gemeente. Die verandering vindt dit niet plaats buiten de handeling oftewel de bediening van de sacramenten. Buiten het gebruik ervan zoals het door Christus is ingesteld, mag het ook beslist geen sacrament genoemd worden.
Men moet elk Schriftwoord niet altijd heel letterlijk opvatten, maar letten op de zin en mening ervan, waarbij men ook het rechtzinnige geloof en de context van de Bijbelplaats dient te betrekken. Vooral de Schriftplaatsen die betrekking hebben op de sacramenten mag men vanwege het wezen ervan niet naar de letter uitleggen of begrijpen. In een sacrament ziet men namelijk niet alleen maar simpelweg een concreet iets, maar er zijn twee aspecten, namelijk een uiterlijk en zichtbaar teken en de hemelse en onzichtbare zaak die daardoor be-tekend wordt.
Ten aanzien van mensen zijn er twee. Enkele waren er al vóór de val, in de staat van oprechtheid en onschuld; en enkele zijn er van ná de val.
Vóór de val waren er twee sacramenten; het ene was geboden en het ander was verboden.
Het eerste was het sacrament van de onsterfelijkheid dat vanwege dat einddoel de “boom des levens” werd genoemd. Dat wil niet zeggen dat die boom zelf het leven aanbracht dat Adam al eerder ontvangen had. We moeten dit echter op een sacramentele manier opvatten, omdat deze boom een pand, een teken en herinnering van onsterfelijkheid was voor hen die het vrij stond van zijn vruchten te eten.
Het andere was het sacrament van de beproeving, dat vanwege de afloop en de ervaring sacramenteel gesproken de “boom der kennis (of ervaring) van goed en kwaad” genoemd wordt. De reden daarvoor is dat na het eten van de vrucht de mens zou weten en ervaren welke grote weldaad hij verloren had en in welk groot kwaad hij gevallen was. De mens had namelijk niet van deze boom mogen eten; door niet te eten zou hij voor God bewezen hebben dat hij – waar God hem toe verplicht had – gehoorzaam was geweest. Het is niet zo dat God wilde dat de mens als een beest zonder enig verstand op de aarde zou zijn. Nee, God had hem oordeelsvermogen en verstand gegeven, waardoor hij deugd van ondeugd kon onderscheiden. Maar Hij wilde niet dat de mens zou proberen wijzer te zijn dan bij hem paste of dat hij op zijn eigen verstand zou vertrouwen. God wilde niet dat de mens Zijn gebod van zich zou afschudden en zichzelf tot een scheidsman en rechter van goed en kwaad zou opwerpen.
Er zijn enkele sacramenten in het Oude en enkele in het Nieuwe Testament. Ze beelden Christus af vóór Zijn komst of ze getuigen van Hem nadat Hij gekomen is.
Van de sacramenten waardoor de toekomende Messias afgebeeld werd, waren er sommige maar tijdelijk, accidenteel en buiten de gewone orde – sacramenten die God maar één keer of voor een bepaalde tijd liet gelden. Maar sommige waren ook van gewone aard en tegelijk bestendig – sacramenten die hun geldingskracht behielden “tot de tijd van het herstel” toe.25) Van dingen wordt namelijk gezegd dat ze “verbeterd” worden als ze regelrecht het doel bereiken waarnaar ze gestuurd worden. Daar wordt overigens wel naar getracht, maar het gaat altijd langs kromme wegen.
Er zijn dus tijdelijke sacramenten geweest, zoals de zondvloed,26) de doorgang door de Schelfzee,27) het schuilgaan onder de wolkkolom28) – deze drie zijn als het ware de doop van het Oude Testament geweest. Het hemelse manna29) en het water uit de rotssteen zijn het brood en de geestelijke drank van het Avondmaal geweest. Zie ook 1 Korintiërs 10:1-31 Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, 2 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, 3 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten.: “Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.”
De verlossing uit het water van de zondvloed die Noach en zijn gezin ondervonden, was voor de kerk in die tijd een teken van de verlossing uit het diepe water van de zonde en de dood tot een nieuw leven. Daarvan is de doop in onze tijd een “tegenbeeld”, en daarom wordt het ook een “voorbeeld” van de verlossing genoemd, die in de zondvloed heeft plaatsgevonden.30)
Er zijn dus twee “voorbeelden”, waarvan het eerste de afbeelding is van het laatste en het laatste het “tegenbeeld” van het eerste. Zo mogen ook de sacramenten van het Nieuwe Testament “tegenbeelden” genoemd worden van de sacramenten in het Oude Testament. De doorgang door de Rode Zee en het schuilen onder de wolkkolom – die de kracht van de Geest uitbeeldde – zijn “voorbeelden”, onderpanden en tekenen geweest van de afwassing van de zonde en voorafbeeldingen van de wedergeboorte en de hemelse kracht van de Geest. Maar ten aanzien van ons zijn ze voorbeelden geweest van onze doop en onze doop een “tegenbeeld” van die. Daarom zegt de apostel in 1 Korintiërs 10:22 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee. dat onze vaderen in Mozes gedoopt zijn, in de wolk en in de zee; dat wil zeggen: niet in de naam van Mozes, maar zoals Mozes hen vóór ging.
En zo zijn het manna uit de hemel en het water uit de rots beelden van het Avondmaal geweest, waarmee het geestelijke voedsel en drank van Christus werd uitgebeeld – het voedsel waarmee de zielen geestelijk worden gevoed tot het eeuwige leven. Ze waren een appèl op de gelovigen om dat voedsel en die drank door het geloof op een geestelijke wijze te genieten. Daarom noemt de apostel in 1 Korintiërs 10:33 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten. het manna het geestelijke voedsel – en daarbij beschouwde hij het als een sacrament. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt daarvan31) dat het voedsel is dat op iets geestelijks betrekking heeft, namelijk op Christus Die te zijner tijd geopenbaard zou worden. Hij was toen al heel duidelijk en met kracht aanwezig in de gelovigen die Hem Die komen zou, door het geloof omhelsden. In 1 Korintiërs 10:44 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus. noemt de apostel ook het water dat uit de rots kwam, een geestelijke drank – en dat water volgde de Israëlieten. En sacramenteel gezien noemt hij het Christus Zelf, want hij zegt dat ze uit de geestelijke rots dronken. Hij vervolgt immers met: “En die rots was de Christus”. Zo is ons Avondmaal een “tegenbeeld” van dat manna en dat water uit de rots.
Ze verschillen hierin dat het ene het sacrament van de inlijving was, dat wil zeggen van de aanneming van het kind in de gemeente en in Gods verbond. God wilde dat het aan alle bondelingen, zowel oude als jonge, maar één keer bediend zou worden. Het andere is het sacrament van het voortdurend blijven in het verbond. Het is het sacrament van de voeding, de bevestiging, het dagelijks toenemen en de voortdurende inwoning in Christus. Dit tweede sacrament werd dikwijls bediend, maar alleen voor de volwassenen die in staat waren zichzelf te beproeven.
In het Latijn komt het woord praeputium, voorhuid, van preputare, afsnoeien, afsnijden. De Joden sneden het velletje van de voorhuid weg. Dat is dus de besnijdenis, de afsnijding. AristotelesDe Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) wordt samen met Plato en Socrates beschouwd als een van de grootste filosofen uit de klassieke oudheid. Aristoteles wordt gezien als één van de grondleggers van de logica, onder meer door zijn concept van het syllogisme. noemt het acroposthian, dat is het voorste velletje van de voorhuid van het mannelijke lid postes. Paulus wijzigt het woord enigszins in acrobystian, de voorhuid, het afsluitende velletje.36) Daar komt het woord peritome, besnijdenis, vandaan dat weer afgeleid is van peri temnein, van rondom besnoeien of afsnijden. Deze besnijdenis wordt ook wel de uiterlijke besnijdenis en de besnijdenis naar de letter of ook wel de letterlijke besnijdenis genoemd,37) die in de boeken van Mozes naar Gods gebod is voorgeschreven. Deze termen gebruiken we voor zover die buiten haar geestelijke bedoeling omgaan.
Maar voor zover er hier sprake is van de tweeslag teken en betekende zaak, is het een sacrament van het Oude Testament geweest, dat door God is ingesteld. Door het zichtbare teken, namelijk de uitwendige besnijdenis van de voorhuid, ontvangen de manspersonen die in de gemeenschap van Gods volk en Zijn gemeente Israël worden opgenomen, de betekende zaak. Die zaak houdt het volgende in:
Nee, beslist niet! Want als iemand het ongerijmd vindt dat het zegel en pand van zo’n bijzondere en heerlijke genade gegeven is aan juist dat deel van het lichaam, dan schaamt zo iemand zich ook beslist aan zijn zaligheid die uit Abrahams lendenen is voortgekomen. “Doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid”.48)
JulianusKeizer Julianus staat wel bekend als de laatste heidense keizer van het Romeinse Rijk. Hoewel hij slechts twee jaar regeerde (van 361 tot 363), staat hij te boek als een van de grotere schurken, daar hij in alle ijver probeerde het christendom terug te dringen. de Afvallige en Celsus hebben er ook de spot mee gedreven dat aan onze eerste voorouders de vrucht van een bepaalde boom verboden was. Naäman uit Aram dacht ook dat het een al te belachelijke zaak zou zijn om zich zevenmaal in de Jordaan te wassen.49) Maar men moet Gods Woord van méér waarde achten dan de gehele wereld, “want het dwaze van God – dat is dus datgene wat onverstandige mensen in hun goddeloosheid dwaas noemen – is wijzer dan de mensen”.50) Want hoewel aardse vorsten prachtige en voortreffelijke zegels hebben, toch mankeert er vaak veel aan hun beloften, maar God heeft nooit iemand bedrogen met Zijn eenvoudige en verachte verbondstekenen.
We moeten letten op de tijd, op degenen die de besnijdenis uitvoeren, op de plaats, op het gereedschap en op wat er verder bij te pas komt.
De handelwijze van Zippora ten aanzien van de besnijdenis is heel bijzonder en daarvan mag men dan ook geen regel maken om die na te volgen. Zij was als Midianitische de vrouw van Mozes; en ze was niet voldoende onderwezen in de wil van God over de besnijdenis. Ze wilde haar man redden van de dood waarmee de Heere hem bedreigde, omdat hij verzuimd had zijn zoon te besnijden. Onderweg in de herberg werd zij door vrees bevangen, en besneed toen haar zoon.58) Bovendien volgde zij niet langer haar man, maar zij werd door Mozes naar haar vader gezonden.59)
De eerste reden kan zijn dat de ouders in de kinderen gestraft werden als ze – zoals sommigen beweren – door ziekte, door oorlog of door een bepaald ongeval uit dit tijdelijke leven werden weggerukt; of als ze – zoals anderen zeggen – uit de vergadering van Gods volk werden buitengesloten. Zij werden gestraft vanwege hun goddeloosheid, en wel vanwege de verachting van het zegel van Gods verbond. Zoals God namelijk in de persoon van de vader het kind aanneemt, zo kan van het kind ook terecht gezegd worden dat het uit de gemeente wordt buitengesloten, als die vader de weldaad van het sacrament veracht. Het kind draagt dan immers niet het teken en zegel of onderpand van de aanneming tot kinderen. Wij mogen ons niet beklagen over deze strengheid van God, omdat wij allen als kinderen van de toorn en de verdoemenis geboren worden.69)
De tweede reden kan zijn dat de kinderen na volwassen te zijn geworden, de besnijdenis verzuimden of het ermee eens waren dat het door de ouders nagelaten was. Zij worden hier en ook hiernamaals uitgesloten van de vergadering der heiligen. Het oordeel dat hier duidelijk werd in het getuigenis tegen de verachters van de sacramenten, moest de heiligheid van de gehele gemeente bevorderen. Hierom heeft God Mozes willen doden, omdat hij zijn zoon Gersom niet had laten besnijden.70) Zo zijn ook degenen die in de woestijn in de tijd van Mozes geboren waren, niet in het beloofde land gekomen vóór ze besneden waren.71)
De inwendige en geestelijke besnijdenis geldt voor altijd; daarom wordt er ook gesproken over een eeuwig verbond.72) Wat het wezen daarvan betreft, moet dat in Christus altijd standhouden, al kunnen de tekenen anders worden. Maar wat het uitwendig gebruik van deze verborgen besnijdenis betreft, geldt dat op de komst van Christus.
Phase of pesach – waarvan “pascha” of “pasen” is afgeleid maar niet paschê, ik lijd, wat veel ongeletterde mensen wel denken – betekent eigenlijk “doorgang”, “voorbijgang” of “sprong”, waarbij iets voorbijgegaan of voorbij gesprongen moet worden. Maar in bijzondere zin gesproken betekent het:
Het is een van de twee gewone sacramenten van het Oude Testament die beide door God bevolen zijn aan alle generaties van het volk Israël. Het lam moest een keer per jaar voor elk huisgezin in de tempel geslacht worden en daarna gebraden en gegeten. Dat mochten alleen zij doen die besneden waren en een bepaalde leeftijd hadden bereikt. De betekende zaak die hierdoor werd aangegeven, heeft de volgende aspecten:
Er zijn hier drie manieren te onderscheiden. De eerste twee zagen op het jaarlijkse Pascha, dat altijd moest gehouden worden; en de derde had betrekking op het eerste Pascha dat in Egypte gehouden en gevierd werd.
Om te bewijzen dat de profetieën die door het Joodse Pascha werden uitgebeeld in Hem vervuld zijn. Bij het vroegere Pascha ging het om het lichaam en bloed van het vlekkeloze en onschuldige lam. Door het eten van het lam en door het bloed werden elk jaar de verlossing van de eerstgeboren Joodse jongetjes en de bevrijding uit Egypte in herinnering gebracht. Dat was een aansporing om werkelijk dankbaar te zijn, en het was ook een teken van de verlossing die door Christus zou worden aangebracht. Maar in het Nieuwe Testament brengt het gekruisigde lichaam van het waarachtige en eeuwige Lam Gods met Zijn bloed dat tot vergeving van zonden is uitgestort, nog veel heerlijker dingen teweeg dan de uittocht van het volk uit Egypte voor de Joden deed.
Het Avondmaal des Heren is ook ingesteld met het doel dat wij door het eten en drinken van het lichaam en het bloed van het Lam Gods de hoogste en eeuwige genadeweldaden ontvangen. Dat geldt dan niet maar voor één jaar, maar voor altijd! Die genadeweldaden bestaan uit de zaligheid en veel andere weldaden die door de dood van Christus voor ons verworven en verkregen zijn. Daar mogen we elke keer weer aan denken en zo mogen we dit sacrament vieren. Dat is ook Christus’ eigen opdracht, want Hij heeft gezegd: “Doet dit tot mijn gedachtenis” (Lucas 22:1919 En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis.); en zo had ook de Here over het Pascha gesproken: “Deze dag zal u een gedenkdag zijn” (Exodus 12:1414 En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de Here; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren.).
Hier komt nog bij dat van het Pascha gezegd werd dat geen vreemdeling en ook geen onbesnedene daarvan mocht eten. Het mocht alleen gegeten worden door een ingezetene van het land die tot zijn jaren gekomen was en was onderwezen in de geheimen die het Pascha inhield. Zo is het ook met het Avondmaal. Het verbond dat met God gemaakt is, wordt hierin vernieuwd; en daarom mag men dat met niemand delen dan alleen met hen die besneden van hart zijn en door de doop huisgenoten van God en metgezellen van Zijn verbond zijn geworden. Het Avondmaal is niet bestemd voor hen die onrein van hart zijn, die daarvan geen kennis hebben en daar onverschillig tegenover staan. Nee, het is alleen voor de gelovigen bestemd, die door het geloof gereinigd zijn. Ze zijn in Christus’ Naam gedoopt en onderwezen in de verborgenheid van Zijn dood.
En zoals ook het paaslam met dankzegging gegeten werd, zo behoren ook wij het Avondmaal van de Here met dankzegging te gebruiken. En ten slotte was het een tot grote blijdschap van het hart als men het paaslam mocht eten. Zo is het ook voor de gelovigen nu een grote vreugde om het brood des Heren te eten.
Inderdaad werden zij allen door hetzelfde bloed [van dat ene lam] beschermd tegen het verderf, maar toch heeft God gewild dat ieder huisgezin zich die verlossing zou toe-eigenen [door een eigen lam]. Daardoor werd men hieraan herinnerd en gevoelde men de genade die zij ontvangen hadden des te levendiger. Zo is het nu ook met de doop. We hebben allen dezelfde doop waardoor wij allen in het lichaam van Christus gevoegd worden; en toch ontvangt ieder persoonlijk het doopsel, om er des te zekerder van te zijn dat men deel heeft aan de aanneming tot kinderen, en dat men dus een lidmaat van de gemeente is.
Omdat het vanaf de tijd van Noach geboden was niet alleen het bloed van mensen maar ook bloed van dieren niet te drinken.94) Het verbod daarvan is door de komst van Christus opgeheven, hoewel het toch nog enige tijd verboden was om de zwakheid van de broeders wat tegemoet te komen.95)
Er zijn er wel meer geweest, zoals de sabbat, de ark van het verbond, de wassingen en dergelijke, maar deze behoren in strikte zin gesproken toch veel meer een voorbeeld genoemd te worden dan een sacrament. Ze worden namelijk nergens met de sacramenten van het Nieuwe Testament vergeleken, maar de belangrijkste reden is wel dat ze de belofte van genade meer verklaren dan ze door toe-eigening aan ieder persoonlijk verzegelen.
Er kunnen meer dingen genoemd worden:
En zo zou er meer te noemen zijn. Maar deze dingen spelen zich meer in het verborgene af dan de sacramenten, omdat ze maar op enkele personen betrekking hebben en slechts voor een korte tijd duren. In de sacramenten wordt ons in het teken getoond, wat God ons werkelijk aanbiedt en het geloof ontvangt. Maar in de hierboven genoemde voorbeelden worden de toekomende of de vroegere zaken alleen afgebeeld en uitgeschilderd.
Ze hebben met elkaar gemeen dat ze beide door God zijn ingesteld en hun betekenis als zegel en onderpand gehad hebben. Het slachten van een redeloos dier gaf aan dat de menselijke natuur door de zonde aan de beesten gelijk geworden is,119) en dat de mens daarom schuldig is de dood te ondergaan en daaruit ook niet gered kan worden dan alleen door een slachtoffer. Vervolgens wees het offeren van het dier op een altaar ook aan dat Christus, het ware offerlam, aan het kruishout voor God voor onze zonde zou geofferd worden.
Ze verschillen van elkaar wat betreft het doel en de manier waarop ze ontvangen en gegeten worden. Het sacrament geeft niet aan dat wij iets aan God offeren, maar juist dat het ons door God aangeboden wordt en wij het van Hem ontvangen. Het offer daarentegen wees erop dat wij iets aan God offerden en opdroegen zoals Hij had ingesteld en geboden. Daarom werd dat ook een offer genoemd.
Er waren twee soorten offers:120)
Sommige sacramenten onder de wet zijn tegelijk ook enigszins een uitwendig offer geweest, zoals het paaslam dat met name een offer genoemd werd; maar die gedachten mag men beslist niet hebben ten aanzien van de sacramenten die in de christelijke gemeente onderhouden worden. Het enige en volmaakte offer Christus heeft namelijk alle uitwendige offers tenietgedaan.
Vervolgens verschillen de offers van de sacramenten wat uitwendige toedracht en daden betreft. Sommige offers werden met vuur verbrand. Dat gebeurde soms in zijn geheel, zoals de brandoffers. Deze offers werden op het altaar [in tabernakel of tempel] gebracht of buiten het leger of de stad.123) Soms gebeurde het ten dele, en ook dan sprak men van een offer; van dat offer kregen de priesters een deel. Het vuur werd gebruikt om daarmee de zuiverheid van het offer van Christus te kennen te geven; tegelijk wees het vuur ook op de eeuwige Geest door Wie Hij aan God is geofferd.124)
Maar datgene wat gegeten of in het lichaam aangebracht werd, was om zo te spreken het eigenlijke sacrament. Daarom is het altaar bestemd voor de offers, maar voor het sacrament dat gegeten wordt, gebruikt men een tafel. De apostel zegt dan ook in 1 Korintiërs 10:2121 Gij kunt niet de beker des Heren drinken èn de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben èn aan de tafel der boze geesten.: “Gij kunt niet de beker des Heren drinken én de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben én aan de tafel der boze geesten.” Daar blijkt uit dat de gemeenten in de vroege christelijke gemeenten geen altaar gekend hebben. De uitspraak in Hebreeën 13:1010 Wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen eten., namelijk “Wij hebben een altaar”, betekent niet een materieel altaar van hout of steen, maar in beeldende zin is dat Christus.
Andere offers waren weer zoenoffers, die gebracht werden voor de zonde van de priester, van heel het volk en van de vorsten;125) of ook wel voor een bepaalde misdaad.126) Deze zoenoffers zijn een voorafschaduwing geweest van het ware zoenoffer dat Christus voor de zonden bracht bij God. Sommige van deze offers zijn ingesteld tot wijding, waardoor de priesters gewijd werden.127) Sommige waren ook een dankoffer, zoals het vredeoffer of het offer tot zaligheid. Ze waren onderverdeeld in verschillende soorten, zoals het lof-offer, het geloofsoffer en het vrijwillige offer.128)
Daarom mogen de sacramenten die met gebed en dankzegging wettig zijn uitgevoerd, ook in enige mate een offer genoemd worden, maar dan alleen een dankoffer, dus zonder bloed, en geen zoenoffer. Er is immers geen offer meer nodig dat gebracht moet worden, omdat er ook geen vergeving van zonden meer verdiend moet worden. Het enige offer tot verzoening dat [Christus voor ons] gebracht heeft, moeten we door het geloof aannemen.129)
Toch getuigt de apostel in Hebreeën 13:1515 Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden. dat ons twee soorten van dankoffer nagelaten zijn, namelijk een lof-offer of een offer van dankzegging, én offers van weldoen en van gemeenschap der heiligen. Deze offers zijn Gode welgevallig, want ze zijn vruchten van Christus Die door het geloof in ons woont. Daar voegt de apostel de zachtmoedigheid nog aan toe, oftewel het offer van onszelf. Dat noemt hij door middel van beeldspraak een levend, heilig en Gode welgevallig offer, namelijk onze redelijke – dat wil zeggen: geestelijke – godsdienst.130) In deze lijn liggen ook het offeren van het lichaam tot martelaarschap, en de offers van geloof, van goede werken en van de verkondiging van het Evangelie131) – in zoverre de mensen door het geestelijke zwaard van God geofferd en toegewijd worden.132)
Hoewel er in de goede werken van de christenen, zoals door aalmoezen en dergelijke, iets uitwendigs is, worden ze toch vanwege dat uitwendige aspect geen offer genoemd. Er is dus geen sprake van uitwendige, maar van geestelijke offers; en daarom worden alle gelovigen ook wel priesters genoemd.133)
Op geen enkele manier!
AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt hiervan dat dit zo is opdat verstandige mensen meer en meer gewezen zouden worden op de komende Christus; en opdat onverstandige mensen onder zo’n groot getal van tekenen er minstens één zouden vinden waardoor ze kunnen begrijpen wat hun beloofd was.
Omdat de Kerk toen begon te bestaan en men veel minder wist over Christus dan ons na Zijn komst in de wereld bekend is, nu Hij Zijn lang verwachte offer heeft gebracht.
Het zijn gedenktekens die ons alles wat gebeurd is, zoals het lijden en de dood van Christus, in de herinnering brengen. Het zijn ook tekenen die vooruit wijzen en ons spreken over de dingen die nog gebeuren moeten, zoals de opstanding en de toekomstige heerlijkheid die in ons werkelijkheid zullen worden. Maar dat niet alleen! Het zijn ook tekenen van de dingen en gaven die er nú zijn en die we daadwerkelijk en waarachtig mogen genieten – dingen die iets be-tekenen en daarvan ook een zegel en een onderpand zijn.138)
Het zijn tekenen die door God zijn ingesteld en in het evangelie zijn bekendgemaakt. Daardoor worden het nieuwe verbond dat in het bloed van Christus bevestigd is, de belofte van genade en de gerechtigheid door het geloof in de Middelaar Christus Die nu gekomen is, te kennen gegeven en verzegeld tot aan de wederkomst van Christus.139)
Anderzijds worden wij hierdoor vermaand om onze verplichtingen tegenover God en onze naasten te bewijzen.140)
Niet meer dan twee; het ene is ter inlijving of inplanting en wedergeboorte, namelijk de doop. De doop is in de plaats van de besnijdenis en de andere reinigingen onder de wet gekomen. Het tweede is tot voeding, namelijk het Avondmaal des Heren, dat door het paaslam werd uitgebeeld.
Waarom maar twee sacramenten?
[Er zijn nog enkele opmerkingen te maken over de sacramenten die Rome kent:]
In het bijzonder geldt voor de boete of boetvaardigheid dat het geen sacrament is, omdat aan haar het teken dat door God is ingesteld en bekrachtigd, ontbreekt en eveneens de belofte van de genade.
Hetzelfde geldt voor de priesterordening, omdat ze niet samenhangt met de belofte van het Evangelie.
Er wordt ook nergens gesproken over een materiële vorm van olie. In 1 Johannes 2:2020 Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen. staat wel: “Gij hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen”, maar dat heeft niets met de olie in de roomse kerk te maken, maar met de genade van de Heilige Geest.
Ook het huwelijk is geen sacrament, want het is vóór de val ingesteld, niet om een zegel van de gerechtigheid door het geloof te zijn, maar als een middel om op een wettige manier het menselijke geslacht voort te zetten. Het huwelijk is iets gemeenschappelijks geweest voor alle gelovigen onder het Oude en Nieuwe Testament, maar ook voor hen die niet werkelijk christen waren, ja zelfs voor de heidenen; en dat zal het ook blijven tot het einde van de wereld. Het huwelijk kan ten slotte geen sacrament zijn, omdat Christus Zich ervan heeft onthouden.
Omdat de wet, dat wil zeggen de ceremoniële godsdienst, met de verandering in de priesterdienst zelf ook veranderd wordt in het tegenovergestelde ervan.146) Vervolgens ook omdat de kerk in die eerste periode naar de gelegenheid van die tijd anders over de beloften van God moest horen dan wij nu. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt namelijk in zijn Boek tegen Faustus (boek 19, hoofdstuk 16): “We spreken anders over de dingen die we doen zullen, dan over de dingen die al gedaan zijn.” Degene die nog moet lijden, spreekt anders dan hij die al geleden heeft.
Daarom zijn er andere sacramenten geweest onder de wet, want daarmee werd aangegeven welke dingen er zouden gebeuren; en andere onder het Evangelie, want daardoor worden de vroegere zaken nu zó begrepen zoals ze in Christus hebben plaatsgevonden.
Dat betekent niet dat God daarmee veranderlijk is. Het is als bij de vader van een huisgezin, die zijn kinderen in de zomer andere dingen opdraagt dan in de winter.
In Hem die de sacramenten heeft ingesteld, is alles begrepen, zowel het doel als de belangrijkste aspecten ervan, de betekende zaak en de manier van spreken erover. God is namelijk Degene die de sacramenten in beide verbonden heeft ingesteld.147) Het doel is een en hetzelfde, want de sacramenten willen tekenen zijn van Gods genade tegenover Zijn kerk.
Het gaat ook over dezelfde aspecten, want zowel de sacramenten van het Nieuwe als van het Oude Testament bevatten het teken en de betekende zaak, en in beide sacramenten is het teken van een andere aard.
De betekende zaak of anders gezegd: het wezen ervan, is één, namelijk Christus met al Zijn weldaden zoals de vergeving van de zonden, de rechtvaardiging, de wedergeboorte en het geestelijk voedsel dat ontvangen wordt. Abraham ontving het teken van de besnijdenis als het zegel der gerechtigheid van zijn geloof, dat hem in de voorhuid was toegerekend.148) In 1 Korintiërs 10:22 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee. lezen we dat zij zich allen in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee. Allen aten hetzelfde geestelijke voedsel, en allen dronken dezelfde geestelijke drank. In 1 Korintiërs 12:1313 want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt. staat dat wij allen door één Geest tot één lichaam gedoopt zijn, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; “en allen zij wij met één Geest gedrenkt”.
Hetzelfde wat door de besnijdenis betekend wordt, wordt ook in onze doop betekend. En datzelfde geldt voor het paaslam ten aanzien van het Avondmaal. Daardoor hebben de patriarchen onder de wet door het geloof deel gekregen aan dezelfde Christus en Zijn weldaden die wij door het Evangelie in het geloof hebben ontvangen. Zij hebben in dezelfde Christus geloofd en dezelfde beloften ontvangen.149) “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” (Hebreeën 13:88 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.). Het Lam Gods is vanaf het begin van de wereld geslacht (Openbaring 13:88 En allen, die op de aarde wonen, zullen het (beest) aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld.). AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt in zijn Boek over de boete: “Zij die Christus in het manna voor ogen hadden, hebben dezelfde geestelijke spijs met ons gegeten.”
Ten slotte is de manier van spreken in beide een en dezelfde, namelijk op sacramentele manier, dat wil zeggen: naar de aard van de dingen waarover gesproken wordt.
Soms is die letterlijk, dus dan wordt datgene wat het teken eigen is, aan het teken toegeschreven. Of: als datgene wat de betekende zaak eigen is, aan de zaak zelf in onderscheiden zin wordt toegeschreven. Of: als het gebruik en het wezen van de sacramenten duidelijk worden weergegeven.
Enkele voorbeelden: “Gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u” (Genesis 17:1111 gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u.). “Wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij” (Exodus 12:1313 En het bloed zal u dienen als een teken aan de huizen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij. Aldus zal er geen verdervende plaag onder u zijn, wanneer Ik het land Egypte sla.). “En het teken der besnijdenis ontving hij [Abraham] als het zegel der gerechtigheid van dat geloof” (Romeinen 4:1111 En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend.). In 1 Petrus 3:2121 Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus. wordt gesproken over de doop die niet “een afleggen van lichamelijke onreinheid” wordt genoemd, maar “een bede van een goed geweten tot God”.
Gewoonlijk echter moet de manier van spreken figuurlijk worden opgevat. Dat gebeurt als de naam, het werk of de gevolgen van de betekende zaken op een metonymische of beeldende manier aan de tekenen, of andersom als de namen of de activiteiten van de tekenen aan de betekende zaak worden toegeschreven.
Die manier van spreken komt in de Schrift heel vaak voor, en daardoor was ze in de gemeente ook heel gebruikelijk. Toch blijft het een figuurlijke manier van spreken, wat men heel gemakkelijk kan afleiden uit de aard van de woorden waarmee en de dingen waarover men spreekt. Dat kan men ook doen door de vergelijking met andere plaatsen uit de Schrift, en door de manier waarop de woorden met elkaar samenhangen. Het is echter wel een heldere manier van spreken, want een fraaie maar wel heldere figuurlijke manier van spreken verduistert een redenering niet, maar maakt die juist des te helderder.
Zo is het ook hier, omdat de aard of de wijze van het sacrament vereist dat het is zoals gewoonlijk gezegd wordt: een zichtbaar teken van een heilige realiteit. Als men dan de woorden in het sacrament domweg, zonder enige beeldende zin en heel simpel opvat, zal het geen sacrament meer zijn; het zijn dan namelijk geen tekenen meer, maar de dingen zélf. En de sacramenten behoren juist bij de dingen die op iets anders betrekking hebben. De oneigenlijke, beeldende zin en manier van spreken zit dus niet in de dingen, maar in de woorden. Het gaat namelijk in de eerste plaats om de juiste overeenkomst van het teken met de betekende zaak, en vervolgens om de gelijkheid en de vergelijking van zowel werk als het gevolg ervan. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. in zijn Vragen over Leviticus: “De sacramenten worden dikwijls met de namen van de dingen genoemd waarvan ze een sacrament zijn vanwege de overeenkomst die ze met de dingen hebben.”
Hieruit moet men de volgende stelregel onthouden, die dikwijls van pas komt om de Schrift goed te begrijpen: door de overeenkomst, de vergelijking en de gelijkheid van het werk en het gevolg daarvan worden de namen en eigenschappen van de dingen die een verschillende betekenis hebben, dikwijls onder elkaar verwisseld, waarbij de een de plaats van de ander inneemt. Dat gebeurt om daardoor des te beter te onderwijzen en te vermanen.
Een voorbeeld: Christus en een wijnstok zijn namen van heel verschillende ‘dingen’. Toch noemt Christus Zichzelf een wijnstok150) vanwege de gelijkheid van het werk, maar ook vanwege het pand en de zekerheid van Gods belofte die Hij bij de tekenen geeft, zoals de regenboog die Gods verbond aangeeft,151) de besnijdenis die het verbond uitbeeldt, het lam dat het Pascha is of het voorbijgaan van de Here.152) Zo is ook de doop het bad van de wedergeboorte153) en een bede van een goed geweten tot God.154)
Een dergelijke manier van spreken heeft men ook in bijvoorbeeld Galaten 4:2424 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar.. De twee moeders, Hagar en Sara, zijn twee testamenten of verbonden. In het Heilig Avondmaal is het gebroken brood het lichaam van Christus, en de wijn is het bloed van Christus. Dat is niet omdat het teken in iets anders is veranderd, zoals degenen die de transsubstantiatie of de verandering van wezen willen blijven volhouden. Of omdat de zaak zelf in het teken zou zijn opgesloten, zoals zij beweren die aan de zogenaamde mede-wezenlijkheid (consubstantiatie) willen vasthouden. Maar deze manier van spreken wordt gehanteerd omdat er sprake is van tekenen en getuigenissen, panden en ook middelen en werktuigen van de Heilige Geest. Door het wettig gebruik daarvan, dus niet door inbeelding van de dingen, ontvangt men door de werking van de Heilige Geest de betekende zaak die in het woord dat bij de sacramenten gevoegd is, beloofd wordt. Dat is even zeker als we de heilige tekenen die men sacramenten noemt, in de samenkomsten van de gemeente ontvangt.
De manier van spreken over dingen die van elkaar zijn onderscheiden terwijl men een van beide noemt, volgt de natuurlijke orde in die zin dat waarover het ook gaat, er altijd in oneigenlijke zin of figuurlijke zin gesproken wordt. Zo dikwijls als een zelfstandig woord in een redenering verschillende dingen samenvoegt die door specifieke eigenschappen van elkaar onderscheiden zijn, moet de uitspraak niet letterlijk maar figuurlijk, beeldend worden opgevat. Anders gezegd: zo dikwijls als iets wat werkelijk buiten het verstand om in eigenlijke zin bestaat, met iets anders dat in gelijke mate bestaat, wordt aangeduid – dan is die uitspraak oneigenlijk of figuurlijk.
Maar die figuurlijke manier van spreken moet leiden tot eigenlijke uitspraken, en die moeten dus uitgelegd of verklaard worden. Dus: de besnijdenis is het verbond – dat wil zeggen: een teken van het verbond, waardoor God getuigt dat Hij de gelovigen werkelijk in Zijn verbond aanneemt.
In het geheel niet! In beide sacramenten wordt immers dezelfde Christus en wordt dezelfde genade van Hem gepresenteerd. De apostel zegt dat de patriarchen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten en dezelfde geestelijke drank gedronken hebben.157) Ik voeg eraan toe: met ons; dus niet, zoals sommige uitleggers beweren: die mensen toen onder elkaar. Dit kunnen we duidelijk afleiden uit het standpunt en de bedoeling van de apostel, zoals we in het vervolg van de tekst zien uit de naam Christus die hij gebruikt, en uit het woord “dopen” dat hij in de mond neemt. De vaders hebben het teken [van het sacrament] ontvangen als een zegel van de rechtvaardiging door het geloof. Dus al de gelovigen uit elke tijd hebben deel aan Christus gekregen, en zo is Hij ook voor hen tot gerechtigheid geworden.158)
Ik geef overigens wel toe dat de sacramenten van het Oude Testament schaduwen en eerste contouren van de onze geweest zijn, niet wat de zaken zelf betreft, maar in zover de dingen als tekenen wat meer verhuld en duister werden afgebeeld. Daarom mag van die oude sacramenten gezegd worden dat zij voorbeelden van de onze zijn geweest,159) maar niet zonder dat ze eveneens de waarheid aan het licht brachten.
Hij spreekt er niet simpelweg over in de zin dat die sacramenten zomaar enkele instellingen waren die de genade niet aanboden of verzegelden. Nee, hij spreekt erover als instellingen die door de komst van Christus teniet zijn gedaan.
Hij spreekt ook over die oude sacramenten vanuit de visie hierop van de Joden in zijn tijd, dat wil zeggen: buiten Christus en Zijn belofte om. Met andere woorden: hij keek er nu naar als willekeurige tekenen die voor zijn begrip van de betekende zaak waren losgemaakt. De heiligmaking is namelijk niet afhankelijk van de tekenen, of dat nu de oude of de nieuwe tekenen zijn, maar te enenmale van de kracht van de Heilige Geest.
Het Woord had tot de volheid van de tijd de menselijke natuur nog niet aangenomen, maar toch was het in het geloof van de vaderen tegenwoordig – het geloof dat hen met Christus verenigde, Die nog geboren zou worden. Dus datgene wat er nog niet was in de natuur, is er desondanks altijd geweest door de kracht van het geloof. Daarom zegt Christus in Johannes 8:5656 Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd.: “Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd.”
De gelovigen uit vroeger tijd aten dus het vlees van Christus dat voor hen overgeven zou worden, maar wij eten het zelfde vlees dat voor ons overgegeven is. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt: “De tijden zijn veranderd, maar het geloof is niet verander.” En eveneens: “Die overgegeven zal worden en die overgegeven is; die komen zal, en die gekomen is – het zijn wel verschillende woorden, maar het is dezelfde Christus.”
Nee, want:
Het is ook niet zo dat de sacramenten invloed hebben op het genadewerk, of dat ze door zichzelf of door hun kracht iets uitwerken, of vanwege hun wezen invloed uitoefenen (zoals de scholastieke theologen leren). Nee, de sacramenten zijn alleen maar dienstbare werktuigen, maar toch oefenen ze een krachtige werking uit voor zover ze ons geloof ondersteunen en voeden.
Dat gebeurt dan niet door hun eigen inwendige kracht, maar door de kracht van Hem Die de voornaamste in dit werk is. In die zin zegt Paulus dan ook dat het evangelie een kracht tot behoud en zaligheid is voor ieder die gelooft.162) Dus het lezen van de Heilige Schrift leidt tot zaligheid, al moet men niet denken dat er in de woorden, in de lettergrepen of in de klank van de woorden kracht is. De apostel zegt immers in Hebreeën 4:22 Want ook ons is het evangelie verkondigd evenals hun, maar het woord der prediking was hun niet van nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden. dat het woord van de prediking hun niet van nut was, omdat het niet met geloof gepaard ging. God gebruikt echter het werktuig van het Woord wel tot onze zaligheid, en zo wordt van de gemeente in Efeziërs 5:2626 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord. gezegd dat ze geheiligd is door waterbad van het Woord. In Titus 3:55 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest. wordt de doop der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest genoemd. In Handelingen 22:1616 En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam. lezen we: “Laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam”, dat is de Naam des Heren. Hierom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: “Waar heeft het water dat het lichaam besprengt, de kracht vandaan om het hart af te wassen anders dan alleen door het Woord? Niet omdat het uitgesproken wordt, maar omdat men het gelooft.”
Dat men Gods genade niet aan de tekenen zelf hoort te verbinden, leert Petrus ons als hij in 1 Petrus 3:2121 Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus. over de doop zegt: “Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus.” Cornelius heeft de genade van God ontvangen vóór de doop,163) want God gebruikt de middelen en werktuigen tot onze zaligheid op zo’n wijze dat Hij Zijn vrijheid behoudt. Door Zijn eigen, inwendige kracht werkt Hij wanneer, hoe en in wie het Hem behaagt. Hij geeft Zijn werk dus niet over aan de uiterlijke tekenen. De genezing van de melaatsheid van Naäman de Syriër bestond niet uit het zeven keer baden in de Jordaan, maar in de kracht van God die dit wonder alleen tot stand bracht.164) Zo ontvangen sommigen de genade ook wel zonder het sacrament. Denk aan Abraham, die vóór zijn besnijdenis gerechtvaardigd werd; of aan de moordenaar aan het kruis, die geen doop en geen Avondmaal des Heren heeft ontvangen. Sommigen ontvangen de sacramenten zonder de genade, omdat ze geen geloof hebben, zoals Judas, van wie AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt: “Hij heeft wel het brood des Heren ontvangen, maar niet het brood in de Here.” Sommigen ontvangen tegelijkertijd de zaak zelf, dus het geloof, én de tekenen, zoals de gelovigen die het Avondmaal op waardige wijze ontvangen.
Niet door zichzelf of vanuit eigen kracht , ook niet door een bovennatuurlijke kracht die in ze zou zijn, en niet door een werkelijke en wezenlijke inprent zoals men een teken of zegel op was of geld drukt. Maar toch tekent en verzegelt God Zijn kinderen op de wijze van het sacrament, want Hij geeft hun het pand van Zijn Geest en het licht van het geloof. Daardoor worden ze aan Christus gelijkvormig, van de ongelovigen onderscheiden en gebonden aan de christelijke belijdenis. En ja, dit kenmerk is naar het voornemen van God niet uit te vagen!
In 2 Timoteüs 2:1919 En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid. staat: “En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen,” En in 2 Korintiërs 1:2121 Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God. lezen we: “Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God, die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.” Efeziërs 1:1313 In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte. zegt: “In Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis”, terwijl hoofdstuk 4:3030 En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing. vervolgt: “En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt.” In Ezechiël 9:44 En de Here zeide tot hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar bedreven worden. wordt gezegd dat degenen die zuchtten en kermden, een teken op hun voorhoofd moesten ontvangen. In Openbaring 7:33 en hij zeide: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben. lezen we eveneens dat de dienstknechten van God aan hun voorhoofd verzegeld worden, terwijl daar tegenover in Openbaring 13:1616 En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd. en 17 de kinderen der verderfenis met het merkteken van het beeld getekend zijn.
Alleen hen die gemachtigd zijn om het evangelie te verkondigen, op bevel van de woorden: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes” (Matteüs 28:1919 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.).165) De sacramenten liggen namelijk in het verlengde van de dienst van het goddelijke Woord. Het zijn zegels van Gods beloften die zónder verklaring van het Woord niet op een wettige manier kunnen bestaan. Iets wat toegevoegd is, kan niet bestaan zonder het eerste waaraan het toegevoegd is. Het is als het sluitstuk van het werk van de dienaar. Het is als de testamentaire brief van een kanselier die vertrouwt op de autoriteit van zijn vorst, trouw te beschrijven en die dan te verzegelen.
Van Gods instelling, als die althans inhoudelijk blijft wat ze is en door iemand bediend wordt die een openbaar ambt in de kerk bekleedt. Hij moet wettig en ordelijk geroepen zijn of tenminste zijn ambt in het openbaar bedienen, ook als dat gebeurt op een plaats waar fouten en dwalingen zijn binnengedrongen. Maar de kracht van de sacramenten hangt niet af van de geschiktheid, de goede manieren, de verdienste of de waardigheid van de persoon die het bedient.
In het geheel niet! Zij delen alleen de fysieke tekenen uit en bedienen alleen het ambt voor wat de uiterlijke aspecten ervan betreft. Maar God geeft inwendig de hemelse gaven die door de uitwendige tekenen worden uitgebeeld; en Hij geeft ook de groei of vermeerdering van het geloof. God alleen besnijdt immers het hart,166) en daarom wordt deze besnijdenis een besnijdenis zonder handen genoemd.167) Johannes de Doper belijdt dat hij wel met water doopt, maar de Here Jezus met de Heilige Geest en met vuur.168) Alleen de hemelse Vader geeft het ware brood uit de hemel.169) Anders zou aan de dienaren van het Woord soms toegeschreven worden wat alleen aan God toekomt.
De natuur van de woorden die op een bepaalde zaak betrekking hebben, is [nu eenmaal] van die aard dat hetgeen aan het werktuig wordt toegeschreven, in eigenlijke zin toekomt aan de werkende oorzaak ervan.
In de bijeenkomst van de gemeente en niet op een andere plaats, dus als de hele gemeente of een groot deel daarvan bijeengekomen is; maar niet buiten de bijeenkomst van de gemeente om.
Men moet alleen die tekenen gebruiken die Christus Zelf heeft ingesteld. Daarbij moet men eerst de woorden van de instelling door de Heere gebruiken. Daarna moeten eerst de woorden klinken van de beloften, die niet in een vreemde taal maar in de ons bekende volkstaal verhaald en verklaard moeten worden, en daarna pas worden de sacramenten bediend en uitgereikt.170) In 1 Korintiërs 14:1919 maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong. verbiedt de apostel uitdrukkelijk om een vreemde taal te gebruiken.
Men mag dus geen gewone menselijke ceremoniën gebruiken, maar alleen die ingesteld en bevolen zijn door het gezag van Gods Zoon. Zo moeten ook de gebeden en dankzeggingen gedaan worden naar het voorbeeld van Christus, Die Zijn kerk bevolen heeft hetzelfde te doen met de woorden: “Doe dat.” In Handelingen 22:1616 En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam. staat: “Laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam.”
De heerlijkheid en waardigheid van de sacramenten moet men afmeten uit Gods Woord. Maar de menigte, de pracht en de praal van menselijke ceremonies zijn een verhindering voor de zintuigen en het verstand; ze verduisteren alleen maar de ceremoniën die door God zijn ingesteld.
De sacramenten en ander uitwendige tekenen zijn gemeenschappelijk bij hen die God wel en die Hem niet vrezen.171) We denken aan Abraham en zijn huisgenoten,172) aan Absalom, Achitofel en het [afvallige] volk.173) We denken ook aan Judas174) en Simon de tovenaar175). Maar de sacramenten komen alleen diegenen toe voor wie ze ingesteld zijn en die naar Zijn belofte in het verbond van God zijn opgenomen. Ze komen dus niet toe aan de ‘vreemdelingen’ die geen belijdenis afleggen van de christelijke godsdienst. Bovendien gelden de sacramenten alleen voor hen die nu in deze tijd leven en niet voor hen die gestorven zijn, of die afwezig zijn.
Ze moeten er wel naar staan! Maar als ze niet in de gelegenheid zijn, moeten ze zich thuis stichten door voortdurende meditatie, geestelijke overdenkingen en onderzoek van Gods Woord. Het Koninkrijk van God is immers binnen in ons,185) en het evangelie is ook zonder de sacramenten een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft.186) Ook is het zo dat het de gelovigen nooit ontbreekt aan de betekende zaak die de sacramenten uitbeelden, ook al moeten ze de zichtbare tekenen ervan missen.
De opwekking van het hart om te geloven, en de versterking of bevestiging van het geloof. Het gehoorde woord dat in het oor klinkt, raakt het hart. En zo wekt ook het sacrament als het zichtbare woord dat ons voor ogen komt, door de kracht van de Heilige Geest het hart op om te geloven. Daaruit ontstaat de toe-eigening van Christus en al zijn weldaden, maar ook de groei en versterking van het geloof. Daaruit ontstaat ook de groei in de nauwe verbinding met Christus, zodat Hij in ons en wij in Hem leven.191)
Een zware straf. Niet dat God nu zo bezorgd is over de ceremoniën, maar omdat Hij wil dat men de zegels en panden van Zijn genade vanwege het nut dat men daaruit ontvangt, in ere en waarde zal houden. Daarom heeft Hij Zich ook willen wreken op de onachtzame slordigheid van Mozes. Die had namelijk door vergeetachtigheid en zorgeloosheid de besnijdenis van zijn zoon nagelaten, maar ook omdat hij merkte dat zijn vrouw of zijn schoonvader die besnijdenis liever niet wilden.192) Zo heerste ook de pest in Korinte, omdat het Avondmaal van de Here daar ontheiligd werd. Het was namelijk niet passend om zo’n kostbare schat van minder waarde te achten of zelfs te verachten.193)