Het Latijnse woord baptismus (doop) komt van het Griekse werkwoord baptein, dat zoveel betekent als dopen, onderdompelen, indopen, nat maken of wassen. Van baptein komen woorden als baptizoo (ik doop of dompel onder, ik was af), baptomai (ik word gedoopt) en baptismos (een doop, een onderdoop of een afwassing). In het Latijn is baptisterion een waterbad of waterkuip van hout of steen waarin men zich wast. Een baptista is iemand die doopt. Hiervan komen de woorden anabaptist (Wederdoper) en katabaptist (iemand die de doop tegenspreekt).
Op hoeveel manieren wordt dit woord voor 'doop' of 'afwassing' in de Schrift gebruikt?
Op twee manieren:
Favorinus legt het woord doop, om haar te prijzen, aldus uit: "De doop is datgene waarin de zonde afgeworpen wordt en vervalt." De Grieken hebben de doop vanwege zijn vrucht ook een verlichting genoemd, omdat daarin het ware licht alle mensen verlicht. In de oude kerk was 'verlicht worden' een synoniem voor door de doop in de gemeente aangenomen worden. De 'verlichten' of gedoopten waren van de leerlingen onderscheiden.3) Uit dit spraakgebruik is later ontstaan de grote menigte van wassen Paaskaarsen.
De doop is het eerste of het inleidende sacrament van het Nieuwe Testament. Het is een heilige daad bestaande uit het waterbad en het woord. Hiermee wordt een Christenmens, volgens het gebod en de instelling van Christus, hetzij dat hij volwassen is geworden en Christus belijdt, hetzij dat hij een kind is van gelovige ouders, met aanroeping van de naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, door de dienst der gemeente, in gewoon water gedoopt of besprenkeld, waarmee de bloedstorting van Christus op het kruishout verbeeld wordt. (Hebreeën 10:2222 laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water.: "en met een lichaam dat gewassen is met zuiver water." Zo leest men ook in Handelingen 8:3939 En toen zij uit het water gekomen waren, nam de Geest des Heren Filippus weg en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met blijdschap. dat Filippus zo gedaan heeft.) Het dient om echt en metterdaad, krachtig het hele leven door, het verbond der genade dat tevoren gemaakt is te versterken; de gerechtigheid of de afwassing der zonden verkregen door dat bloed, aan de gelovigen te geven en te verzegelen. Om te betuigen de aanneming in het genadeverbond, de inplanting in Christus, de wedergeboorte en de vernieuwing van de natuur of de bekering, door de genade des Heiligen Geestes die hem door dat bloed verworven of verkregen is. Het betuigt ook de gemeenschap aan Christus en aan al Zijn goederen, de hemelse erfenis en de aanneming onder de burgers van de zichtbare kerk en van het hemels koninkrijk, opdat hij (van dezelve) ??? (door de doop, of door de kerk?) gerekend werd onder de kinderen van God en het recht daarvan geniete en gebruike. Ook om te betuigen dat de gedoopte van zijn kant belooft dat hij gerekend wil zijn onder het volk van God, en daarmee de duivel, de zonde, de wereld, het vlees en alle sekten verzaakt; en daarmee belijdt dat hij in Christus tot eer van God leven wil. Met andere woorden: De doop is een sacrament of een zegel van de gerechtigheid door het geloof, dat is onze inleiding en inlijving in Christus, vergeving van de zonden, schenking van de Heilige Geest en van de wedergeboorte, waardoor wij Christus verzegeld en ingelijfd en met Hem begraven worden. Daardoor sterven wij aan de zonden door de kracht van de dood van Christus, en wij staan op tot een nieuw leven door de kracht van Zijn verrijzenis.4) Wij worden daardoor ook verbonden om de enige God oprecht te dienen, in eenvoud en onschuld te leven en de eenheid van de gemeente te onderhouden. Daarom wordt de doop ook genoemd een stipulatie of een vraag van een goed geweten5), dat is een onderlinge verbintenis tussen God en de gedoopte mens. Van God Die betuigt dat Hij de gedoopte persoon in genade aanneemt. En van de de gedoopte persoon die aan God belooft dat hij Hem ( wettelijk) ??? (trouw of oprecht) wil dienen. Waaruit volgt dat men iemand die niet gedoopt is niet tot het heilig avondmaal mag toelaten omdat hij eerst in de gemeente behoort aangenomen te zijn voordat hij daardoor kan gespijsd en gevoed worden.6)
De doop is eenderlei, Efeziërs 4:55 één Here, één geloof, één doop. "Een Heer, een geloof, een doop". Maar aangezien men in de doop niet alleen moet kijken naar de materie en de uiterlijke daad, maar ook moet letten op de inwendige werking van God, kan men wat dat betreft ook zeggen dat de doop tweeerlei is: de uitwendige waterdoop waarmee de dienaar des Woords doopt en de inwendige doop des Geestes. Dat ziet op het inwendige werk van Christus waardoor Hij zelf de harten reinigt door Zijn bloed en daarmee ook de Heilige Geest schenkt. Toch moet men deze beide zijden van de doop niet van elkaar losmaken. De uitwendige doop is een getuigenis van de inwendige; de waterdoop is een zegel en pand van de geestelijke doop en inwendige afwassing die door het bloed en de Geest van Christus geschiedt. Daarom wordt van Christus gezegd dat Hij gekomen is "door water, Geest en bloed". 1 Johannes 5:66 Dit is Hij, die gekomen is door water en bloed, Jezus Christus, niet slechts met water, maar met het water en met het bloed. En de Geest is het, die getuigt, omdat de Geest de waarheid is..
God, als Vader, Zoon en Heilige Geest. En overdrachtelijk gesproken:
De voornaamste en echte werkende oorzaak is Christus Zelf. Want Hij is het inderdaad die ons Zelf in Zichzelf, in Zijn dood en in Zijn opstanding doopt. Efeziërs 5:2626 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord.. "om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord". De tweede, en we noemen dat hier de werktuiglijke oorzaak, zijn de dienaren. Zo zegt Johannes de Doper: Ik doop u met water. Christus heeft aan zijn discipelen bevolen: doopt hen.
Ja men, doch ??? Want Christus heeft het gebod niet beperkt tot het waterbad, maar in het algemeen gezegd: "doopt hen", en in Johannes 201 En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen. 2 IJlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben de Here weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd. 3 Petrus dan ging op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf; 4 en die twee liepen samen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf, 5 en zich vooroverbuigende, zag hij de linnen windsels liggen; hij ging echter niet naar binnen. 6 Simon Petrus dan kwam ook, hem volgende, en hij ging het graf binnen en zag de windsels liggen, 7 maar de zweetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de windsels liggen, doch opgerold, terzijde op een andere plaats. 8 Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde; 9 want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan. 10 De discipelen dan gingen weder naar huis. 11 En Maria stond buiten dicht bij het graf, wenende. Terwijl zij dan weende, boog zij zich voorover naar het graf, 12 en zij zag twee engelen zitten, in witte klederen, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde, waar het lichaam van Jezus gelegen had. 13 En zij zeiden tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Here weggenomen hebben en ik weet niet, waar zij Hem neergelegd hebben. 14 Na deze woorden keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zij wist niet, dat het Jezus was. 15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Wie zoekt gij? Zij meende, dat het de hovenier was, en zeide tot Hem: Heer, als gij Hem weggedragen hebt, zeg mij dan, waar gij Hem hebt neergelegd en ik zal Hem wegnemen. 16 Jezus zeide tot haar: Maria! Zij keerde zich om en zeide tot Hem in het Hebreeuws: Rabboeni, dat wil zeggen: Meester! 17 Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God. 18 Maria van Magdala ging heen en boodschapte de discipelen, dat zij de Here had gezien en dat Hij haar dit gezegd had. 19 Toen het dan avond was op die eerste dag der week en ter plaatse, waar de discipelen zich bevonden, de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u! 20 En na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De discipelen dan waren verblijd, toen zij de Here zagen. 21 [Jezus] dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. 22 En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest. 23 Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend. 24 En Tomas, een der twaalven, genaamd Didymus, was niet met hen, toen Jezus daar kwam. 25 De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben de Here gezien! Maar hij zeide tot hen: Indien ik in zijn handen niet zie het teken der nagels en mijn vinger niet steek in de plaats der nagels en mijn hand niet steek in zijn zijde, zal ik geenszins geloven. 26 En na acht dagen waren zijn discipelen weer in het huis en Tomas met hen. Jezus kwam, terwijl de deuren gesloten waren, en Hij stond in hun midden en zeide: Vrede zij u! 27 Daarna zeide Hij tot Tomas: Breng uw vinger hier en zie mijn handen en breng uw hand en steek die in mijn zijde, en wees niet ongelovig, maar gelovig. 28 Tomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Here en mijn God! 29 Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, hebt gij geloofd? Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloven. 30 Jezus heeft nog wel vele andere tekenen voor de ogen zijner discipelen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, 31 maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam.: 23 wordt gezegd: "wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden". En zo spreekt Paulus over de wedergeboorte als hij zegt: "Ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt" 1 Korintiërs 4:1515 Want al hadt gij duizenden opvoeders in Christus, gij hebt niet vele vaders. Immers, ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt.. En in 2 Korintiërs 4:66 Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus. zegt de apostel dat hij hen de Geest bedient heeft en niet de letter. Hij doelt daar op het sacrament dat hij hen bedient heeft, waardoor Christus Zelf als door een werktuig de zonde afwast en hen wederbaart.
Degenen die de opdracht hebben het woord te bedienen. Want tot hen tot wie Christus gezegd heeft : predik het evangelie, Tot dezelfden heeft Hij ook gezegd doop hen. En in Efeziërs 5:2626 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord. noemt de apostel het waterbad met het woord des evangelies: "haar reinigende door het waterbad met het Woord". Zo doopten ook Johannes de Doper en de discipelen van Christus die tegelijk het evangelie predikten.
Nee, want iemand die uitspreekt: Ik doop u, kan dat alleen waar zeggen als hij zelf de doop bedient. Hij moet dus zelf ook het water gebruiken om te besprengen of onderdompelen.
Het is niet verschillend in de insteller, noch in het wezen, in de leer, in het teken of in de ceremonie. Ook niet in de vrucht of in de betekenis, want ze zijn beiden door God ingesteld en dezelfde vergeving der zonden en genade des Heiligen Geestes wordt in beiden te kennen gegeven, aangeboden en verzegeld; hetzij Johannes ze bedient, of de apostelen of de hen navolgende dienaars.12) Het onderscheid is alleen wat betreft de omstandigheden zelf en de wijze van de openbaring van Christus daarin. Want de doop van Johannes wordt zo genoemd omdat hij de eerste is die gedoopt heeft en de doop van Christus heet zo omdat de doop op Hem ziet. En ook doopte Johannes in Degene die na hem kwam, dat is in Christus die kort daarna lijden, sterven en verrijzen zou.13) Terwijl de apostelen naderhand en alle dienaren dopen in Christus die geleden heeft en opgestaan is.
AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. is van dat gevoelen omdat hij meent dat de doop van Johannes een andere doop geweest is dan de doop van Christus. Maar Ambrosius ontkent dat terecht. Want Handelingen 18:2525 Deze was ingelicht omtrent de weg des Heren en, vurig van geest, sprak en leerde hij nauwkeurig hetgeen op Jezus betrekking had, ofschoon hij alleen wist van de doop van Johannes.: "Apollos wist alleen van de doop van Johannes," toch wordt hij evenwel aangenomen en alleen nauwkeuriger onderwezen in de weg des Heren, terwijl men niet leest dat hij opnieuw met water gedoopt werd. Men moet geen ding voor zeker beweren zonder dat het gestaafd is door het woord van God. Als deze mening dat de doop van Johannes een andere doop is waar zou zijn, dan zouden wij ook onze doop met Christus niet gemeen kunnen hebben. Maar Christus is zowel besneden als gedoopt en heeft daarmee zowel de besnijdenis der vaderen als onze doop geheiligd.
In Handelingen 19:22 En hij zeide tot hen: Hebt gij de heilige Geest ontvangen, toen gij tot het geloof kwaamt? Doch zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een heilige Geest is. - 5 vraagt Paulus aan deze mensen: hebt gij de Heilige Geest ontvangen toen u tot geloof kwam? Maar zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een heilige Geest is. En hij zei tot hen: Waarin bent u dan gedoopt? En zij zeiden: In de doop van Johannes. - Sommigen zeggen dat die twaalf discipelen wel onderricht gehad hadden en onderwezen waren in de doop van Johannes, dat wil zeggen: in zijn leer en in zijn dienst, maar dat ze niet met werkelijk indopen in het water gedoopt waren. Zo zijn ze dan naderhand eenmaal alleen in de naam van Jezus gedoopt. - Anderen zijn van gevoelen dat ze wel werkelijk met de doop van Johannes gedoopt waren. Ze zijn dan naderhand door Paulus niet met water gedoopt, maar ze zouden door hem gedoopt zijn in de naam van Jezus, dat is met wonderlijke gaven des Geestes versiert, als Paulus hen de handen oplegde. - Ambrosius is van mening dat ze met een vervalste doop, door een nabootsing onder de naam van de doop van Johannes, niet zozeer gedoopt waren als wel besmet, ofwel dat ze niet wettelijk gedoopt waren. Ze wisten immers volgens hun eigen bekentenis niet dat de Heilige Geest een persoon was, te onderscheiden van de Vader en van de Zoon. Zonder de Heilige Geest kan men niet op rechte wijze in Christus geloven. Daarom werden ze eerst door Paulus onderwezen. Na dat onderricht zijn ze op de rechte wijze in Christus gedoopt. Daarom kan men niet zeggen dat de doop bij hen herhaalt is. - AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. denkt dat die twaalf mensen door Johannes echt gedoopt zijn en daarna ook door Paulus gedoopt zijn. Want hij houdt het ervoor dat de doop door Johannes een andere is dan de doop van Christus. Dus hij is van mening dat het daarom geen wederdoop genoemd kan worden. Dat zou wel zo zijn als het een en dezelfde doop zou zijn. - Anderen willen zeggen dat men beide de dopen moest gebruiken vanwege de onderscheiden betekenis. Dat wil zeggen de een zag op Christus die komen zou, de andere ziet op Christus die gekomen is. Daarom is het dus geen wederdoop geweest, maar het was een bevestiging, een verbetering van de eerste doop. - Maar men moet de tekst wel goed lezen. Want ten eerste zegt de tekst niet dat Paulus degenen gedoopt heeft die door Johannes gedoopt waren. Dat zeggen de wederdopers wel, maar men moet de woorden van Paulus die daar spreekt wel onderscheiden van de woorden van de evangelist die de historie vertelt. Want dit zijn de woorden van Paulus die daar zegt: "Johannes doopte een doop van bekering en zeide tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Christus Jezus. En die hem hoorden (te weten Johannes) werden gedoopt in de naam van de Here Jezus." Hier bedoelt Paulus met: " zij die hem hoorden" de mensen die naar de dienst van Johannes hoorden. Zij werden door Johannes gedoopt in de naam van de Here Jezus. ??? (Hier speelt een vertaalinterpretatie) Maar daarna in vers 66 En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de heilige Geest over hen, en zij spraken in tongen en profeteerden. vertelt de evangelist met zijn eigen woorden: " En toen Paulus hen de handen oplegde kwam de heilige Geest op hen." En verder, dat de twaalf zeggen dat ze zelfs niet gehoord hebben dat er een Heilige Geest is, moet niet verstaan worden van de zelfstandigheid, het wezen en de persoon van de Heilige Geest, (anders waren het geen discipelen, dat is christenen geweest), want Johannes had duidelijk van de Heilige Geest geleerd toen hij zei dat Christus dopen zou met de Heilige Geest. Daarom moeten we deze uitspraak overdrachtelijk opvatten; bedoeld wordt de uitstorting van de gave van de Heilige Geest zoals die zo voortreffelijk zichtbaar werd in het begin van de eerste kerk. In Johannes 7:3939 Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was. wordt gezegd: Want de Heilige Geest was nog niet, want Christus was nog niet verheerlijkt. En daarom mag men ook zeggen dat die twaalf óók gedoopt zijn in de naam van Jezus, dat is dat ze door de oplegging der handen van Paulus niet de ceremonie van de doop ontvangen hebben, maar de zichtbare genade van de Heilige Geest. De gave van de Heilige Geest wordt overdrachtelijk ook een doop genoemd in Handelingen 1:55 Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze. en 11: 16. Ook wordt er zo over geschreven in Handelingen 8:1212 Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen. - 17. Daar staat dat die van Samaria, als ze Filippus die hen Christus predikte geloofden, door hem gedoopt zijn. Daarna echter kwamen Petrus en Johannes te Samaria "die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de heilige Geest mochten ontvangen. Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus." (Waarmee ze de vergeving der zonden ontvingen) " Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de heilige Geest." Dit gebeurde op een zichtbare wijze; dus niet de gave van de wedergeboorte, die hun al in de doop aangeboden werd, maar die heerlijke en bijzondere gaven als daar zijn de gave der tongentaal, de gave om wonderwerken te doen en dergelijke.
Zeker niet, want in al de plaatsen waar over de doop gesproken wordt leest men daar niets van. Epifanius schrijft dat het gebruik van de doop door vrouwen, door de ketter Marcion is ingevoerd. En verder: de doop komt toe aan degenen die het evangelie prediken;15) en aangezien het de vrouwen niet toekomt in de gemeente te onderwijzen16), zo hoort men haar ook niet toe te laten de doop zowel als het heilig avondmaal te bedienen. De hele oude kerk heeft gewild dat de doop alleen zou bediend worden in de gemeente, de bijeenkomst der gelovigen, waarvan de apostel beveelt dat de vrouwen daar helemaal stil zouden zijn. Laat staan dus dat hij zou willen dat ze de sacramenten bedienen.17) Zo handelen vrouwen dus dubbel verkeerd als ze, in een zogenaamde gelegenheid van nood, de doop bedienen en daarmee zonder, ja tegen het gebod Gods dopen. Daarenboven binden ze dan de eeuwige zaligheid aan het uiterlijke teken, terwijl die alleen in de dood van Christus en in het verbond der genade te vinden is. Het voorbeeld van Zippora die haar zoon besneed18) behoort men hierin niet na te volgen. Dat was óf een reukloze en ongeoorloofde daad van een dwaze en boze vrouw, óf een apart staande en bijzondere daad. Want de engel liet hem met rust omdat het kind besnéden was, niet omdat zíj hem besneden had. Op dezelfde manier moet men oordelen als een particulier persoon die niet in de dienst is, of een zogenaamde leek, zich er toe zet om de doop te bedienen, Hebreeën 5:44 En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron. "En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron." Want wij weten van geen noodzakelijkheid die ons er toe zou moeten brengen, dat we de orden zouden moeten te buiten gaan die God ingesteld heeft. Wij houden de spreuk voor goed: Niet het derven van het sacrament verdoemt, maar het verachten ervan. Bovendien is de doop door vrouwen, zonder enige uitzondering, al lang geleden door het concilie van Carthago veroordeeld. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. is hierin ook niet te prijzen als hij schrijft: dat het geen of maar een geringe zonde is zo een leek, als de nood het vereist, doopt.19). Wel moet men zijn best doen dat het kind door een wettige dienaar gedoopt wordt, maar als dat niet lukt dan moet men het van God verwachten dat Hij het Zelf door Zijn Geest doopt. Ja, men moet vast geloven dat het kind van gelovige ouders nu al door de doop van de Heilige Geest gedoopt is vanwege dat het in het verbond is.
Immers Petrus, in Handelingen 10:3838 van Jezus van Nazaret, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem. en 48, toen hij aan Cornelius het evangelie verkondigd had, doopte hem toch niet maar beval dat hij door anderen gedoopt zou worden. Men leest toch ook van Paulus in 1 Korintiërs 1:1616 Ook heb ik nog het gezin van Stefanas gedoopt; verder weet ik niet, dat ik nog iemand gedoopt heb. dat zij die de apostelen gebruikten om de gelovigen te dopen leken geweest zijn? Geenszins, maar het waren evangelisten, ouderlingen of diakenen die de apostelen gewoonlijk met zich mee namen. Ze bedienden soms ook het woord en waren toen in een groot aantal. Ze doopten ook niet uit zichzelf, maar op het bevel van de apostelen. Daarom doopten niet zijzelf, maar de apostelen doopten door hen. Immers die door een ander wat doet, die lijkt het zelf te doen. Dat Paulus er in de gemelde plaats aan toe voegt dat hij niet gezonden is om te dopen maar om het evangelie te prediken, dat moet men verstaan als enigszins in vergelijking gesproken. Want hij wil te kennen geven dat hem niet voornamelijk en in het bijzonder door God opgelegd is het ambt om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen.Dergelijke manier van spreken staat er in Jeremia 7:2121 Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Voegt uw brandoffers bij uw slachtoffers en eet vlees. "Ik heb niet gesproken noch geboden etc." Hij verkleint ook de waarde en de vrucht van de doop niet, maar aangezien het weinig personen gegeven was om onderwijs te geven, terwijl er velen waren die doopten; ook konden er velen tegelijk onderwezen worden, maar de doop moest ieder apart toegediend worden; daarom begaf Paulus zich, omdat hij met wetenschap boven anderen begaafd was om te onderwijzen, tot het werk dat het allernodigst was. En hij liet anderen doen waar zij bekwaam toe waren.
Is het dat men spreekt van ketters die de beginselen van de hemelse leer verzaken, en de wezenlijke vorm of gestalte van de doop ten enenmale verderven, zoals de Arianen, de Samosathenianen, Manicheeën en Macedonianen doen die niet zuiver zijn in de leer van de Drie-eenheid, en als ze toch in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest dopen, dan ontkennen ze toch dat deze twee met de Vader mede eeuwig, mede wezenlijk en van een en gelijke eer zijn. Of ze ontkennen dat de Zoon de menselijke natuur waarlijk aangenomen heeft. Zodanige doop moet niet voor bondig en goed gehouden worden, maar voor godslasterlijk. Want als de wezenlijke gestalte van een ding weggenomen wordt, dan wordt ding ook zelf weggenomen. Daarom moet men de doop van hen die zich van deze dwalingen bekeren en zich begeven tot de rechtzinnige kerk of gemeente, geen herdoop noemen, maar zij worden dan eerst echt gedoopt. Dat komt ook overeen met het besluit van het concilie van Nicea. Maar van de doop van ketters als de Novatianen en Donatisten die het artikel van de Drie-eenheid recht leerden, of de doop van Papisten die ten dele van de waarheid afdwalen en door algemene dwaling al heel lang de stoel der herders innemen en de openbare dienst behouden terwijl men het er niet voor mag houden dat ze wettelijk beroepen zijn; in hun doop, al is duidelijk dat er veel ongerijmde en ongeoorloofde dingen in zijn, zo wordt Christus er toch enigszins, tenminste met de naam, de betekende zaak zelf, wat het voornaamste hoofdpunt betreft, zonder afgoderij behouden. Immers de wezenlijke gestalte van de instelling en de rechte zin en mening van de woorden "Ik doop u in de naam des Vader, des Zoons en des Heiligen Geestes" wordt gehandhaafd. Daarenboven heeft het Gods barmhartigheid belieft om de overblijfselen van Zijn gemeente temidden van het pausdom te over te houden. Zo hebben ook de Israëlieten de besnijdenis behouden alhoewel velen goddeloze godsdiensten omhelsden en najaagden.20) Ze geven ook haar namen niet aan de antichrist, noch aan de beelden en afgoden, maar aan Christus. Zo is dan die doop niet tevergeefs of van geen waarde, maar goed. Het is immers niet de dienst van die persoon (die doopt), maar van de gemeente die nog onder het pausdom schuilt. Zij hebben wel het hoofd of het lichaam met water besprengd, maar Christus heeft inwendig gedoopt. Daarom moeten degenen die door hen gedoopt zijn het er niet voor houden alsof het geen doop was. Ze moeten zich niet opnieuw laten dopen. Nochtans, aangezien ze goddeloos van de andere dingen leren, zo geven ze reden waarom de gelovigen van hen moeten wegvluchten, zoals geschreven staat in 1 Johannes 5:2121 Kinderkens, wacht u voor de afgoden.: "Bewaart uzelven van de afgoden".
Nee, zeker niet, want: 1e Het is wat anders dat het voor goed gehouden mag worden dat je zo gedoopt bent, dan of je het begeert datgene wat zo schennend bijgelovig en overgelovig bediend wordt. 2e Aangezien we er geen oorzaak toe moeten geven dat de dwalingen zowel in de leer als in het gebruik van de sacramenten met de bijgelovige ceremoniën, door ons gebruik zouden bevestigd worden. Ook zijn de dienaren van de antichrist vals en onwettig tot het ambt gekomen. We zouden dan door ons voorbeeld daarmee instemmen. We moeten ons in deze hoeden voor alle schijn des kwaads en voor gemeenschap aan de zonde van anderen.21) 3e Aangezien al hetgeen wij ter hand nemen met een twijfelend gemoed, zelfs in de middelmatige, ja de allergeringste dingen als spijs of drank, terwijl uit Gods woord niet duidelijk op te maken is of de dingen wel of niet geoorloofd zijn, zonde is. Romeinen 14:55 Deze [immers] stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd. tot 23. "Men moet ook geen kwaad doen opdat er goed uit voortkome" Romeinen 3:88 Het is toch niet, zoals men van ons lastert en sommigen ons laten zeggen: Laten wij het kwade doen, opdat het goede eruit voortkome? Het oordeel over dezen is welverdiend.. Laat ons Christus hierin openlijk belijden en niet altijd onze zwakheid al te veel toegeven. 4e Het is onze plicht uit de tempelen der afgoden te vluchten22), en ons voor de afgoden te wachten23), voor vervloekt te houden die een ander evangelie leert, Galaten 1:88 Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!. We moeten naar Christus' stem horen en van de stem van anderen wegvluchten, Johannes 101 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie niet door de deur de schaapskooi binnenkomt, maar op een andere plaats inklimt, die is een dief en een rover; 2 maar wie door de deur binnenkomt, is de herder der schapen. 3 Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen naar zijn stem en hij roept zijn eigen schapen bij name en voert ze naar buiten. 4 Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen; 5 maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen. 6 In dit beeld sprak Jezus tot hen, maar zij begrepen niet, wat het was, dat Hij tot hen sprak. 7 Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. 8 Allen, die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord. 9 Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. 10 De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed. 11 Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; 12 maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht - en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen - 13 want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. 14 Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, 15 gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen. 16 Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. 17 Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. 18 Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen. 19 Er ontstond opnieuw verdeeldheid onder de Joden om die woorden. 20 En velen van hen zeiden: Hij is bezeten en waanzinnig; waarom luistert gij naar Hem? 21 Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden voor een bezetene, een boze geest kan toch de ogen van blinden niet openen? 22 Toen kwam het Vernieuwingsfeest te Jeruzalem; het was winter. 23 En Jezus wandelde in de tempel, in de zuilengang van Salomo. 24 De Joden dan omringden Hem en zeiden tot Hem: Hoelang houdt Gij onze ziel nog in spanning? Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons ronduit. 25 Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd en gij gelooft het niet; de werken, die Ik doe in de naam mijns Vaders, die getuigen van Mij; 26 maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort. 27 Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij, 28 en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. 29 Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders. 30 Ik en de Vader zijn één. 31 De Joden droegen weder stenen aan om Hem te stenigen. 32 Jezus antwoordde hun: Ik heb u vele goede werken doen zien vanwege mijn Vader; om welk van die werken wilt gij Mij stenigen? 33 De Joden antwoordden Hem: Niet om een goed werk willen wij U stenigen, maar om godslastering en omdat Gij, een mens, Uzelf God maakt. 34 Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd: Gij zijt goden? 35 Als Hij hén goden genoemd heeft, tot wie het woord Gods gekomen is, en de Schrift niet kan gebroken worden, 36 zegt gij dan tot Hem, die de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft: Gij lastert, omdat Ik heb gezegd: Ik ben Gods Zoon? 37 Indien Ik de werken mijns Vaders niet doe, gelooft Mij niet, 38 doch indien Ik ze doe en gij Mij toch niet gelooft, gelooft dan de werken, opdat gij weten en erkennen moogt, dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader. 39 Zij trachtten Hem dan weder te grijpen, maar Hij ontkwam uit hun handen. 40 En Hij vertrok weer naar de overzijde van de Jordaan, naar de plaats, waar Johannes de eerste maal doopte, en Hij bleef daar. 41 En velen kwamen tot Hem en zeiden: Johannes deed wel geen enkel teken, maar al wat Johannes van deze zeide, was waar. 42 En velen daar geloofden in Hem.: 3-5 en 27. Verder, we moeten ons wachten voor de desem, ja de pestilentiale leer van de Farizeeën en de Sadduceeën. Matheus 16:66 Maar omdat Ik dit tot u gesproken heb, heeft droefheid uw hart vervuld., 11 en 12. De Galaten werden om reden dat ze bij de belijdenis van het evangelie de ceremonien onderhielden, door de apostel beoordeelt als het evangelie verlaten te hebben en los van Christus te zijn en zijn genade vernietigd te hebben. Terwijl ze Hem toch voor de zaligmaker hielden. 5e De zuivere bediening van de doop behoort bij de godzaligen van zo groot gewicht te wezen, dat ze alle moeite zullen doen om die voor hun kleine kinderen te bekomen. 6e Als de doop vanwege dit godzalig voornemen, dat verre het beste is, uitgesteld moet worden, en de kinderen in die tussentijd komen te sterven, ze mogen dan toch geacht worden deel te hebben aan het verbond van God en erfgenamen te zijn van de eeuwige zaligheid. Immers, zoals gezegd wordt, het derven van het sacrament verdoemt niet, maar het verachten.
Zeker niet, want het woord en de sacramenten behoren eerbiedig en godsdienstig bediend te worden; en alleen door degenen die het wettelijk opgedragen is en daartoe geroepen zijn. Dus niet door hen die niet in enige bediening zijn, laat staan door kinderen in hun kinderspel en grappenmakerij.
Het is tweeërlei, uitwendig die gezien kan worden, en inwendig die alleen het verstand begrijpt. Ten eerste, het teken, het middel dat uiterlijk met de zintuigen waargenomen wordt, is gewoon helder schoon en zuiver water dat men overal kan bekomen. Het hoeft niet eerst met bijzondere bezweringen gewijd te worden, er hoeft niets bij gemengd te worden of bijzondere geneeskrachtige werking te hebben, het hoeft niet gemaakt of gedistilleerd te worden. Het moet ook geen ander vochtigheid zoals olie of bloed zijn. Er is geen vuur of zout of enig ander element bij nodig. Want het woord van de instelling van de doop komt bij het element van het water en zo wordt de doop gewijd en geheiligd tot een bad der wedergeboorte en vernieuwing door de heilige Geest.24) Het andere teken dat gezien wordt is de ceremonie van de daad zelf, de uitwendige afwassing met het water door de dienaar der gemeente. We zien het indopen in het water, het blijven onder het water en het uittrekken van het lichaam uit het water. Of we zien de besprenging van in ieder geval het hoofd tot twee of driemaal toe om duidelijk te maken dat de doop geschied in de naam van ieder van de drie personen in de goddelijke Drie-eenheid, of maar eenmaal om daarmee aan te geven de eenheid van wezen in de drie goddelijke personen. Er is geen principieel verschil of de dopeling geheel in het water ondergedompeld wordt, zoals oorspronkelijk gebeurde in een rivier of fontein, of alleen maar besprengd wordt.25) Daarom was er vroeger in de kerken van de christenen een wasvat of een waterbad, dat is een grote kuip vol water. Als de apostel spreekt van de doop in Galaten 3:2727 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. "Want gij allen die in Christus gedoopt zijt hebt u met Christus bekleed", dan doelt hij over de gewoonte die in de eerste kerk gebruikelijk was dat de naakte lichamen niet besprengd, maar ondergedompeld zijnde, naderhand met nieuwe witte kleding bekleed werden. Zo staat er ook in Kolossenzen 3:99 Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd. "daar gij uitgedaan hebt de oude mens met zijn praktijken". In Handelingen 2:4141 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. lezen we van de drieduizend bekeerlingen die op die dag gedoopt werden, waarschijnlijk werden zij besprengd. Hoe het ook de manier is, ondergedompeld of besprengd, het is hetzelfde, want het woord dopen betekent niet alleen onderdompelen, maar eigenlijk vooral besprengen en nat maken. Christus heeft de wijze van dopen gesteld in de vrijheid van de gemeente. Het besprengen met water komt het best overeen met de betekenis, want Petrus zegt: "dat wij uitverkoren zijn tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus".26) Door de doop wordt deze besprenging te kennen gegeven, zoals dit onder de wet werd afgebeeld door de besprenging met het bloed27). De kracht van de doop is ook niet afhankelijk van de hoeveelheid van het water.28) Ten tweede, de duidelijke en begrijpelijke woorden der instelling en belofte zijn ook een onderdeel van de doop. Voornamelijk de aanroeping van de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, zijn heldere duidelijke woorden waardoor we innerlijk de doop kunnen begrijpen. Deze drie, het water, de besprenging en het woord, zijn uiterlijke wezenlijke onderdelen van de doop. Met name de laatste twee, de besprenging en de woorden, maken het uiterlijk gezien, echt tot een doop.
Voorbeelden daarvan zijn: zout, om de dopeling op de tong te leggen; speeksel, om de oren en de neusgaten van de dopeling daarmee te bestrijken onder het uitspreken van het woord: "Effatha" dat is wordt geopend; melk en honing, om daarmee aan te duiden het recht tot het eeuwige leven waarvan het land Kanaän dat van melk en honing vloeide een voorbeeld was; vettigheid of heilige olie waarmee de borst, de schouderbladen en het voorhoofd bestreken werden, om daarmee aan te duiden dat hij een gezalfde oftewel een christen is, en als een worstelaar met olie des geestes ingesmeerd. Ook werd een gewijde brandende waskaars gebruikt, om daarmee aan te geven dat de dopeling van het rijk der duisternis overgegaan was in het rijk van het licht. Verder werd er wel geblazen in het gezicht van de dopeling, er werd een wit kleed gebruikt en de dopeling werd ook bekruist. Al deze dingen zijn niet geoorloofd, omdat in het van God ingestelde teken van de doop niet minder dan in de andere geboden van God behoort te gelden wat we lezen in Deuteronomium 12:3232 Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen. "Al wat ik u gebied zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen." Deze gebruiken zijn immers allemaal door mensen ingesteld. Ze hoeven op zichzelf niet verkeerd te zijn, sommige dingen zijn ook door de oudvaders gebruikt, zoals melk, honing, het blazen en het witte kleed, we kunnen dit lezen bij TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof.. Toch zijn ze zonder Gods bevel door mensen ingesteld en nu worden ze een oorzaak van superstitie en bijgeloof. Ze worden voor noodzakelijke dingen gehouden. En zo besmetten ze veeleer de doop dan dat ze die versieren. Daarom moeten ze geweerd en weggenomen te worden, naar het voorbeeld van Hizkia die het koperen voorbeeld van de slang stuk brak, die nochtans op Gods bevel gemaakt was; immers het volk begon die slang te misbruiken en onteerden daarmee God.29) Als men voorgeeft dat, door die door mensen bijgevoegde ceremoniën, veel nuttige en fraaie dingen geleerd kunnen worden, dan zeggen we: 1 Dat we niet wijzer moeten zijn dan Christus Jezus: de voorbeelden zijn onder het oude verbond geweest, maar hetgeen Christus ons in het Nieuwe Testament heeftwillen leren dat heeft Hij gedaan niet door schaduwen en figuren, maar door het licht van zijn woord. En de ceremoniën die Hij wilde dat men bij zijn woord zouden gebruiken, die heeft hij zelf ingesteld. 2 De sacramenten krijgen hun waardigheid en sieraad uitsluitend uit het woord van God. 3 De menigte en pompeuze pracht der menselijke ceremoniën verlammen en verduisteren de ceremoniën die van God ingesteld zijn. 4 De ceremoniën schrijft men niet toe de blote betekenis, maar zonder en buiten het woord Gods, schrijft men ze een geestelijke kracht en werking toe. Zoals blijkt uit de wijding met olie, zout en waskaarsen, etc. 5 Ze zijn verworden tot, en veranderd in bijgelovigheid en misbruik. 6 Ten onrechte meent men dat ze behoren tot het wezenlijke en de waarheid van de doop.
Het woord van het evangelie, namelijk de instellingswoorden van de Here Jezus Christus die ook de belofte van zaligheid en het eeuwige leven bevatten. Ze luiden als volgt: ”en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes;” ”wie gelooft en zich laat dopen zal behouden worden” (Matteüs 28:1919 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.).30) Dit woord wordt bij de bediening van de doop uitgesproken in gewoon Nederlands zodat ieder ze verstaan kan: “Ik doop u in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes”. Deze woorden noemt men wel de vorm of de gestalte des doops. Wij spreken liever van het formulier of het kort begrip der woorden. Daarom zegt Didymus dat de doop onvolkomen is als een van de drie personen niet genoemd wordt. Want al leest men in Handelingen 2:3838 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen. “ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus,” dat wordt óf bedoeld als een deel voor het geheel, zoals Ambrosius het uitlegt, want het heeft dezelfde betekenis als de voornoemde volledige vorm. Immers in Christus is ook de Vader en de Heilige Geest; en wie in de Zoon gelooft, die gelooft in de Vader en in de Heilige Geest.31) Óok kan het opgevat worden als in de naam of uit het bevel van Christus. Dat wil zeggen: gelijk Hij hen bevolen had. Immers het woord ‘in de naam van’ wordt dikwijls gebruikt voor een bevel of gebod. Óf het geeft weer het doel en oogmerk waartoe zij doopten. Óf de vrucht van de doop wordt bedoeld en niet de vorm of de gestalte, zodat de betekenis is dat ze gedoopt hebben in de naam en in de belijdenis van Christus. Óf ook in Zijn dood en daarmee werd de gelovige in Christus ingelijfd en de christenen werden daarmee Christus als hun Middelaar toegewijd en verzegeld. Hoe dan ook de doop is op de gebruikelijke wijze en vorm bediend.
Door deze manier van spreken wordt te kennen gegeven dat degene die gedoopt wordt met aanroeping van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn zonden vergeven zijn van God die Vader, Zoon en Heilige Geest is. De dopeling wordt in genade aangenomen, verkoren tot een kind, verzegeld, opgenomen en geheiligd tot het eigendom en huisgezin-, tot het recht, de macht, de godsdienst, het verbond, de genade, religie, geloof, trouw en gemeenschap des Vader, des Zoons en des Heiligen Geestes die de ware God is. Hij is vanwege natuur en wezen één, maar drie in persoonlijke eigenschappen. Hij is de Auteur van onze zaligheid, opdat wij naar Zijn wil en welbehagen zouden leven. Daarom luidt de doopformule ook: ‘in de naam’ en niet ‘in de namen’ opdat niemand uit deze plaats oorzaak zou nemen om toezeggen dat er drie goden zijn. Deze manier van spreken kan men afleiden uit de woorden van Paulus in 1 Korintiërs 1:1313 Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt gij in de naam van Paulus gedoopt? waar hij zegt dat hij niemand in zijn naam gedoopt heeft. Zo worden wij dan door de doop aan God den Vader toegewijd; aangezien onze aanneming tot kinderen en onze wedergeboorte die daar op volgt door de Heilige Geest bekrachtigd en vast gemaakt wordt.
De betekende zaak, zowel die met het water overeenkomen, als het bloed en de Geest van Jezus Christus, als ook de inenting en inlijving in Christus door de Heilige Geest32), verder ook de toerekening van de gerechtigheid van Christus die daar op volgt, de vergeving en de afwassing der zonden, de geestelijke wedergeboorte, vernieuwing en heiligmaking van degenen die gedoopt wordt. Ook dat men Christus als een kleed aandoet om ons daarmee te bedekken33). Verder ook als vrucht: de gemeenschap en de genieting des doods, der begrafenis en der opstanding van Christus.34) Ten laatste onze aanneming tot kinderen en de ingang in Gods gemeente oftewel de aanneming in de gemeenschap der heiligen. Deze betekende zaak mag wel genoemd worden het wezenlijke deel en de inwendige vorm of gestalte des doops.
De vorm van de uiterlijke doop is de heilige uitwendige en betekenende daad die de dienaar des woord bedient, bestaande ten eerste uit het uitspreken en verklaren van de instelling en de beloften Gods die Hij bij de doop gevoegd en gedaan heeft, of in het onderwijs van het wettelijk en heilzaam gebruik van de doop. Verder ook bestaat het in de belijdenis van het geloof waarop men doopt, óf in het op catechetische wijze vragen en antwoorden, óf in het uitspreken en voor vast verklaren???, waardoor de leerlingen die gedoopt zouden worden eertijds de inwendige doop die door de uitwendige voor vastgesteld zou verklaard worden, betuigden. Zoals in Handelingen 8:2727 En hij stond op en ging. En zie, een Ethiopiër, een kamerling, een rijksgrote van Kandake, de koningin der Ethiopiërs, haar opperschatbewaarder, was naar Jeruzalem gegaan om te aanbidden.. Maar vooral en voornamelijk in de besprenging met het water in de naam van de Vader, de Zoon en de Heiligen Geest. En ten laatste behoort bij de vorm van de doop ook het gebed, de zegening en de dankzegging. Dit alles in een taal die de mensen kennen, zodat ze daar amen op kunnen zeggen, 1 Korintiërs 14:1616 Want anders, indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt., want van deze dingen hebben wij een gebod en voorbeeld in de Schriften. “Predik het evangelie, wie gelooft zal hebben etc.” Matteüs 28:1919 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. en ook lezen we in Handelingen 22:1616 En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam. “Laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van Zijn naam.” Maar de bijbel schrijft ons geen vaste regel voor, met vast uitgedrukte woorden, hoe men die vermaningen en gebeden die ons uit de instelling en leer van de doop die ons uit Gods woord nagelaten is, doen zal. Ze heeft het overgelaten en gesteld onder de vrijheid van de gemeente naar de eis der omstandigheden zoals het meest stichtelijk is. Als men maar het fundament en de grond behoud. De gestalte van de inwendige doop is die inwendige daad die alleen Jesus Christus zelf toekomt, werkende door de Heilige Geest.
De overeenkomst is zeer heerlijk want zoals het water het lichaam en de vuiligheid van het lichaam afwast, zo wast het bloed van Christus door zijn verdienste onze zonden en geestelijke vuiligheden af. En Zijn Geest heiligt ons35). En zoals alle vruchtbaarheid (voortplanting)??? geschied door vochtigheid of uit waterachtige materie, (waarom enige filosofen als Thales gezegd hebben dat het water het begin en de oorsprong aller dingen is), zo geschied onze wedergeboorte in de doop door (de werking van) de Heilige Geest, die dikwijls onder de naam van water wordt te kennen gegeven. (wiens werking dikwijls met die van water wordt vergeleken)??? Want net zoals water de aarde vruchtbaar maakt om vrucht te dragen en de dorst verslaat, net zo maakt de Heilige Geest, die namelijk over de wateren zweefde,36) ons bekwaam om goede werken te doen. Bovendien blust ze de dorst naar de aardse en de vergankelijke dingen. Daarom worden de goede werken vruchten van de Geest genoemd.37) En Christus zegt in Johannes 7:37-3937 En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! 38 Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. 39 Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden.38) Verder, het dopen in water, of het besprenkelen, geeft duidelijk te kennen de besprenging met het bloed van Christus tot vergeving der zonden en de toerekening van de gerechtigheid. Het blijven onder water, al is het maar voor een ogenblik, maakt duidelijk de dood en de begraving van onze aangeboren verdorvenheid, (door de kracht van de dood en de begrafenis van Christus), dat is de doding van onze oude Adam die het eerste deel is van onze wedergeboorte.39) En het trekken uit het water, stelt ons als door zijn overeenkomst voor ogen, de opgang (opstanding)??? van de nieuwe mens. Ofwel de levendmakend en vernieuwing van het leven en daarmee is het een beeld van onze toekomstige opstanding.40)
Geen natuurlijke, want het teken oftewel de uiterlijke afwassing, is een lichamelijke daad van de dienaar alleen; terwijl het betekende een geestelijke werkelijkheid is, een daad die God alleen toekomt. Want afgewassen te worden door het bloed van Christus en door de Geest van Christus wedergeboren te zijn is niet lichamelijk, hetzij zichtbaar of onzichtbaar met het bloed van Christus besprengd worden. Maar het is het van God in genade aangenomen worden om het vergoten bloed van Christus. En de wedergeboorte is het om Zijn ganse gehoorzaamheid in Zijn lichaam ingeplant zijnde ook door de kracht van Zijn Heilige Geest levend gemaakt te worden. Zo wordt er ook uitdrukkelijk van Christus gezegd: “Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur” (Johannes 1:3333 En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt.).41) Nochtans, vanwege de overeenkomst van het teken met de betekende zaak en vanwege de relatie en de overdrachtelijkheid en de waarheid van de betekenis met de tekenen, en ook vanwege de belofte die gedaan is aan hen die de doop op de rechte wijze gebruiken, zo is de vereniging op sacramentele wijze. Daarom kunnen de namen en eigenschappen van de tekenen en de betekende zaken onder elkaar verwisseld worden. Hierom wordt de doop genoemd het bad der wedergeboorte waardoor wij zalig gemaakt of gered zijn, Titus 3:55 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest.. Het water wordt wel genoemd het bloed en de Geest van Christus. En dat is niet maar beeldspraak, integendeel, het is een zeker getuigenis dat de gedoopten, wanneer ze geloven, door het bloed van Christus gereinigd, en door de Heilige Geest wedergeboren worden.
Nee, aangezien de belofte van de Geest bij de doop gegeven niet absoluut is, maar conditioneel, of onder een zekere voorwaarde; namelijk gehoorzaamheid en geloof zijn nodig en vereist. Verder, omdat God bij de doop niet handelt alsof men op natuurlijke manier een drankje ingenomen heeft dat even goed werkt of men nu slaapt of wakker is; of zoals men verwarmd wordt door het vuur, of men er nu aan denkt, of dat men er niet aan denkt. Nee, God handelt daar in vrij. Soms is de waterdoop zonder de doop des Geestes, zoals blijkt uit het voorbeeld van Simon de Tovenaar. Hoewel hij geloofde, dat wil zeggen, hij was begaafd met een zogenoemd historisch geloof, toch had hij de Geest van de wedergeboorte niet.42) De doop met de Heilige Geest gaat soms voor, soms tijdens, en soms ook wel na de waterdoop. Want de mannen en vrouwen in Samaria die Filippus geloofden toen hij hen de dingen van het Koninkrijk Gods en de naam van Jezus Christus verkondigde, als ook de Moorman en de hoofdman Cornelius met zijn huis, ze zijn eerst met de Heilige Geest gedoopt geweest en daarna met water. Dat blijkt uit hun geloof en bekering.43) Maar in de kinderen die het koninkrijk der hemelen toekomt, zo men Gods inzettingen aanziet, komen de doop, de rechtvaardigmaking en de wedergeboorte wel te samen in een, vanwege de natuur van het verbond. “Ik zal uw God zijn en de God van uw zaad na u.” Genesis 17:77 Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn.. Maar de vrucht daarvan wordt eerst te zijner tijd door duidelijke blijken geopenbaard. Want het zaad van Woord en sacramenten ligt zolang als in de aarde begraven, als het de Heere goeddunkt om Zijn genade uit te stellen en op te schorten.
Hij is tegenwoordig in het wettelijk gebruik, maar de wijze waarop moet wel enigszins onderscheiden worden. In de doop is Hij tegenwoordig als tot wedergeboorte, in het avondmaal als tot versterking en voeding van degene die al wedergeboren is. Versta dit wel als alleen voor degene die het nuttigt, want buiten het ingestelde gebruik mag het op zichzelf genomen geen sacrament genoemd worden.
De wijze waarop de tekenen ontvangen worden is natuurlijk, maar het ontvangen van de betekende zaak is geestelijk. Want de betekende zaken worden ons krachtig meegedeeld van God door de Heilige Geest alleen, door middel van de wettige bediening van de doop. Alleen door het geloof als een gave van God kunnen de mensen de zaken die door het sacrament betekent worden zichzelf, ieder in het bijzonder, toe-eigenen. De kinderen hebben ten aanzien van God een bijzonder privilege of voordeel.
Zonder onderscheid van natie en geslacht alle levende mensen die klaarblijkelijk door God in Zijn verbond aangenomen zijn, of waarvan gezegd wordt dat ze daarin aangenomen zijn.44) Hetzij volwassenen die zich bij de gemeente voegende en met de leer van het evangelie instemmend, belijdenis van hun geloof in Christus doen, hun zonden bekennend en boetvaardigheid tonend. Volgens de opdracht in Matteüs 3:66 en zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden. en 28:1919 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb., daar lezen we dat gedoopt moeten worden die het evangelie gehoorzamen en discipelen zijn. Ook lezen we in Handelingen 2:4141 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. “die zijn woord aanvaardden lieten zich dopen “. En Christus zegt eerst: “Wie gelooft zal hebben” en daarna “en gedoopt zal zijn” Zo is Simon de tovenaar toegelaten tot de doop, ook de Moorman en anderen.45) Of kinderen, die uit gelovige en gedoopte ouders geboren zijn. Dus geen kinderen van ongelovigen, die geen deel uitmaken van de gemeente en niet gedoopt zijn. Want alleen het nageslacht van de eersten is in het verbond begrepen, volgens Handelingen 2:3939 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. “Want voor u is de belofte en voor uw kinderen”, maar dat van ongelovigen niet.46) Het maakt daarbij niet uit of een kind uit een ongelijk huwelijk geboren is, van een gelovige met een ongelovige, of dat beide ouders christen zijn, want de apostel noemt deze kinderen ‘heilig’47)ofwel rein en voor de Heere afgezonderd volgens het verbond. Daarbij is het geen verhindering dat we niet weten of al deze kinderen die uit gelovige ouders geboren zijn wel uitverkoren zijn, want we moeten Gods verborgen oordelen niet onderzoeken. We houden met recht al degenen die uit christenen geboren zijn voor waarschijnlijk uitverkoren.
Nee, de volwassenen zal men niet eerder dopen dan nadat ze behoorlijk onderwezen zijn in het geloof van Christus, of tenminste in de eerste beginselen van de christelijke leer, het abc van het christelijk geloof, de catechismus; die de ruwe en onverstandige mensen de eerste grondbeginselen van het geloof in Christus leert.48) En verder, voordat men ze dopen zal, zijn ze verplicht haar geloof voor de gemeente te belijden. Matteüs 3:66 en zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden. ”en zij lieten zich in de rivier de Jordaan door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden.” Dat wil zeggen dat ze de leer van de vergeving der zonden uit genade, van harte omhelsden en aannamen. Ook in de eerste kerk eiste men een zodanige bekentenis van de leerlingen, die zeer verschillend is van de paapse oorbiecht. Daarom noemt de apostel in 1 Petrus 3:2121 Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus. de doop “een bede van een goed geweten tot God” Dit ziet namelijk op de vraag van de onderwijzer in de beginselen der hoofdpunten, daar de leerlingen gevraagd werden van de voornaamste artikelen des geloofs; en het gebruik van de doop op antwoorden. Hierop ziet de uitspraak van TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. “de ziel wordt bekrachtigd, niet door het wassen, maar door het antwoorden”.49) Maar als men de kleine kinderen der gelovigen dopen zal, zo moet van van hen niet het dadelijk geloof dat uit het gehoor is vorderen, nog de belijdenis van het geloof die zelfs God niet van hen eist, want zij kunnen het zelfs nog niet kennen en uitdrukken vanwege hun kind zijn. Daarom de wijze van vragen en antwoorden: gelooft gij?- ik geloof en verzaakt gij? - ik verzaak, zoals die bij de volwassenen gebruikt wordt, is voor de kinderdoop zeer ongerijmd en ongefundeerd, gezien op hun kind zijn.
In het geval van Turken, Joden of van heidenen die soms de doop verlangen vanwege maatschappelijke voordelen, voor eigen gewin en profijt, daarom zal men ze niet mogen dopen, want de doop is een sacrament van de wedergeboorte, daarom behoort ze geen dekmantel te zijn van huichelarij en vuil gewin. Men zal ze alleen mogen dopen als ze van harte betuigen dat ze de godzaligheid niet veinzen om vuil gewin. Verder dat ze ook de mohammedaanse leer of het vals jodendom of heidendom verzaken. Ook moet duidelijk zijn dat ze de christelijke leer verstaan, omhelzen en van harte belijden en bekennen dat ze in de gekruiste Christus geloven. Als hun levenswandel en geloof door de tijd heen wel getoetst is, en ze de gemeente goede hoop geven, dan mogen ze tenslotte gedoopt worden. Zo antwoordde Filippus de Moorman toen hij begeerde gedoopt te worden: “Indien gij van ganser harte gelooft zo is het geoorloofd.” En hij antwoordde en zei “ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.” Deze woorden bevatten de zuivere vorm van de belijdenis die ze ten tijde van de apostelen van de dopelingen vorderden en eisten.
Nee, totdat ze volwassen geworden zijn en in de christelijke leer grondig onderwezen zijnde belijdenis doen van hun rechtzinnig geloof en daardoor betuigen dat ze door God uit genade begiftigd zijn met het recht der kinderen Gods en dat ze van de wereld afgezonderd en geheiligd zijn. Daarom moesten alle volwassen ongelovigen in de oude kerk eerst leerlingen zijn aleer ze gedoopt werden. Als dat onderricht gevolgd is en het geloof beleden, mag men hen de doop geenszins weigeren.50)
Ja, toch wel, want de goddeloosheid van de ouders behoort de kinderen van de gemeente niet tot nadeel te strekken, Ezechiël 18:44 Zie, alle zielen zijn van Mij, zowel de ziel van de vader als die van de zoon zijn van Mij; de ziel die zondigt, die zal sterven., 20 “de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid van de vader” Men moet ook niet zien op de goddeloosheid der naaste ouders, maar op de godzaligheid van de gemeente, die toch ook hun moeder is. En ook mag men zien op de voorouders die godzalig geleefd hebben, want Paulus zegt in Romeinen 11:1616 Zijn de eerstelingen heilig, dan ook het deeg, en is de wortel heilig, dan ook de takken. “is de wortel (de voorouders) heilig, dan ook de takken(de nakomelingen).” Daarom werd ook de besnijdenis van de kinderen van goddeloze Joden niet geweigerd. Daarom worden ook de kleine kinderen die uit overspel geboren zijn, door de gemeente niet terug gezonden, ofschoon de ouders hen niet bekeren, als ze nochtans door anderen als de ouders ten doop gebracht worden. AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. leert dit ook,51) als hij besluit dat als iemand geboren wordt uit gebannen ouders, dat hij nochtans zulk een ban niet onderworpen is, omdat hij geen deel heeft aan de zonde van die ouders.
Men houdt het er terecht voor dat er in de roomse kerk (de vuiligheid des pausdom) nog een gemeente is ten aanzien van de uitverkorenen, die zich te zijner tijd zal openbaren. (???Of die te zijner tijd openbaar zal komen.) In 2 Tessalonicenzen 2:44 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. wordt gezegd “dat de tegenstander die zich verheft en stelt boven al wat God is (dat is de antichrist) of die zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien dat hij een God is," (niet in de tempel in Jeruzalem, want die zal volgens het getuigenis van Christus niet herbouwd worden, maar in de gemeente die volgens Paulus in de brief aan de Korintiërs de tempel van God wordt genoemd). Zo, al is het met veel gebreken besmet, is het kleed en kenteken van het christendom naar zijn wezenlijke vorm en gestalte daar nog behouden. Immers de grondstukken van de christelijke godsdienst als de (belijdenis van de) Drie-eenheid en de persoon van Christus worden er beleden. Daarom blijft het verbond van God hun deel, zoals Paulus van de Joden zegt in Romeinen 3:3-43 Wat toch is het geval? Als sommigen ontrouw geworden zijn, zal dan hun ontrouw de trouw Gods tenietdoen? 4 Volstrekt niet! Maar het blijve: God waarachtig en ieder mens leugenachtig, gelijk geschreven staat: Opdat Gij gerechtvaardigd wordt in uw woorden, en overwint in uw rechtsgedingen.: "Zal hun ontrouw de trouw van God tenietdoen? Volstrekt niet".52) Ook worden de kinderen van de Joodse en Samaritaanse gemeenschap, kinderen voor God genoemd, alhoewel ze aan de Moloch geofferd werden en besmet werden met allerlei valse godsdiensten. Ze onderhielden toch de besnijdenis en bleven de wet met de mond belijden. Maar tegelijk omhelsden ze allerlei afgodische godsdienst van de omringende volken.53) Daarom behoort men de kinderen van roomsen, als er iemand van de ouders dat wenst, en als er iemand bij is die belooft ze godvrezend op te voeden, naar mijn gevoelen van de doop niet uit te sluiten.
Ja, toch wel, want het wordt nergens verboden. En alhoewel het ook nergens uitdrukkelijk en letterlijk gezegd wordt, toch wordt het wel bedoeld met woorden die van gelijke waarde zijn en door noodzakelijke gevolgtrekkingen te maken.
Sommige oudvaders zijn van dat gevoelen geweest, zoals Cyprianus 81) en ook AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. 82) daartoe bewogen zijnde door de woorden uit Johannes 6:5353 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf.
Maar wij gaan daar niet in mee; want deze plaats spreekt niet van het sacramenteel eten, maar van het geestelijk eten. Het spreekt van het geloof waardoor de gelovigen die op Christus steunen levend gemaakt worden. Ze vertrouwen dat hij voor hen Zijn lichaam heeft opgeofferd en Zijn bloed heeft uitgestort. Op deze wijze is het vlees van Christus voor ons een spijs en Zijn bloed voor ons een drank geworden.
Ook werd daarvoor wel aangedragen de spreuk: die de belofte toekomt, die komt ook het teken toe. Dit is wel waar, maar dan wel naar Gods schikking en naar de eigenschap van ieder sacrament. In dier voege namelijk dat het sacrament der inlijving zowel aan de kinderen als aan de volwassenen op gelijke wijze medegedeeld wordt; alhoewel in het Oude Testament alleen aan de manspersonen, en ook niet eerder dan op de achtste dag; maar in het Nieuwe Testament zowel aan de manlijke als aan de vrouwelijke personen zonder daarvoor een vaste tijd te bestemmen.
Maar het sacrament van de voeding werd in het Nieuwe Testament alleen aan de volwassenen meegedeeld; en dat vanwege het bijzondere doel en de verscheidenheid van de omstandigheden van werking en daad.
En zo heeft het Avondmaal zijn eigen doel, opdat in de openbare vergadering de dood des Heren in het gebruik daarvan verkondigd zou worden; daarin is ook vereist dat ieder die ten avondmaal zal gaan zichzelf eerst oprecht beproeft. De bijzondere handelingen betreffen ook de uiterlijke ceremonie, als eten en drinken, die voorwaar in de kinderen geen plaats hebben.
Ook was de besnijdenis in het Oude Testament ook voor de jonge kinderen; maar het Pascha alleen voor degenen die vanwege hun leeftijd konden vragen wat het inhield en beduide83).
Hierom zegt het bekende versje:
Ebrius, infamis,erroneusatque furentus.
Cum pueris, Domini non debent fumere corpus.
Oftewel: Dronkaards, kwalijk beruchte dwaalgeesten, onzinnigen en kinderen behoren aan de tafel des Heren niet te gaan.
Christus geeft hier zelf het antwoord op aan Johannes, toen die hem weigerde te dopen. In Matteüs 3:1515 Jezus echter antwoordde en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden. lezen we: Laat het nu gebeuren, want op deze wijze past het ons alle gerechtigheid te vervullen. Alsof Hij wilde zeggen: Ieder het zijne, U uw ambt, Ik het Mijne. Dat Jezus zich toen aan die ceremonie heeft willen onderwerpen, dat heeft Hij gedaan om verschillende redenen.
De tekst luidt: "Wat zullen anders zij doen, die zich voor de doden laten dopen? Indien er in het geheel geen doden opgewekt worden, waarom laten zij zich nog voor hen dopen?" Daarmee wil hij beslist niet leren:
Zeker niet, in deze uitleggingen wordt de zin en de mening van de woorden niet goed getroffen, omdat het woordje 'voor' (hyper) niet altijd betekent: 'in plaats van' of 'op de plaats van'. En het is ook niet geloofwaardig dat deze bijgelovigheden en kwellingen voor de doden en het dopen van de zieken ten tijde van de apostelen in gebruik geweest zijn (wat echter naderhand is opgekomen, zoals Epiphanius getuigt87)): dat sommigen, als ze met de kennis van Christus en het geloof begaafd waren, toch de doop uitstelden, hetzij uit vrees, hetzij om enige andere oorzaken, totdat ze de doop in hun ziekte voor hun dood begeerden, en zich pas dan tot de gemeente en tot Christus begaven, opdat ze zonder het openbare getuigenis van de zaligheid, daar de Heere geboden heeft de gelovigen mede te tekenen uit deze wereld niet zouden scheiden: eindelijk is dit bijgeloof daar nog bij gekomen, dat sommigen de doop met voorbedachten rade tot het uur van de dood toe uitstelden, opdat ze daarna, als ze doop ontvangen hadden, niet weer zouden zondigen. En ik acht het ook niet geloofwaardig dat deze manier in zwang zou geweest zijn toen Paulus nog leefde, want anders zou hij niet verzwegen hebben wat voor bijgeloof daarin gelegen was.
In dit vers ziet de apostel dan ook op:
Alleen de uitverkorenen en gelovigen die door aanneming kinderen van God en broeders en mede-erfgenamen van Jezus Christus zijn. Want bij al de gaven van Christus wordt deze voorwaarde gedaan dat we er alleen deel aan zullen krijgen als we geloven. Alleen van de gelovigen wordt gezegd: maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods; 1 Korintiërs 6:1111 En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.
Hij wilde in de Jordaan gedoopt worden en niet ergens anders, omdat daarin ook onze Zaligmaker gedoopt was. Bovendien wilde hij zich niet eerder laten dopen dan nadat hij 65 jaar oud was en op het einde van zijn leven, toen wilde hij alsnog met haast gedoopt worden door Eusebio, een Ariaan, de bisschop van Nicomedië.90)
Dit is te wijten aan zijn bijgeloof of superstitie. Want niet de plaats is hierbij van belang, maar de instelling van God en de zaak die er door uitgebeeld wordt. Het is ook beter dat de doop in de samenkomst bediend wordt dan heimelijk in de huizen, want zo zal er ook in het openbaar in de samenkomst over gebeden kunnen worden en deze gebeden zullen niet vruchteloos zijn.91). En ook is het belangrijk dat veel mensen weten wie de medeburgers der heiligen en de huisgenoten Gods zijn.
Vroeger werden er wel bijzondere dagen voor verordineerd. Er kwamen veel leerlingen uit de heidenen tot de gemeente, daarom werd er dan een bijzondere dag voor vastgesteld, zoals op Pasen of Pinksteren, deze dagen werden daarom wel doopdagen genoemd. Ook de tweede zaterdag na pasen, die quasi modogeniti (van de pasgeborenen?) werd genoemd en de zondag voor Pasen die ze Witte Zondag noemden (nu is dat Witte Donderdag).
Deze naamgevingen zijn voortgekomen uit de wijze waarop vroeger de volwassenen bij de doop met nieuwe kleding gekleed werden. Later werd het langzamerhand gebruikelijk dat de dopelingen in witte kleding verschenen om gedoopt te worden. Hieruit is ook het gebruik van het witte hemd (de doopjurk) ontstaan dat de kleine kinderen aangedaan wordt als ze bij het doopvont gebracht worden. Dit gebruik is niet alleen zonder enig nut en profijt, maar is ook bijgelovig te noemen. Alhoewel het algemeen gebruik is, weet men over het algemeen niet waarom dit zo gedaan wordt.
Wel is het zo dat er een bepaalde dag verordineerd was voor de besnijdenis. Maar wij zijn zowel voor volwassenen als kinderen niet meer gebonden aan bepaalde dagen, als het maar een dag is dat de gemeente samenkomt om het Woord van God te horen en hun gebeden tot God te doen. Als het maar naar de instelling van Christus godzalig, eerlijk en ordelijk geschiedt.92) Laten we schijn vermijden dat de enen dag belangrijker is voor de godsdienstoefening dan de ander.
Galaten 4:1010 Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. Gij onderhoudt dagen, en maanden, en tijden, en jaren. 11 Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.
Alleen in het geval iemand gedoopt is in de naam van God, zonder ieder der personen te noemen, of als maar een van de personen overgeslagen is, of als de doop gedaan is door ketters die de leer van de drie-eenheid loochenen, zoals Marcionieten, Arianen en Geestbestrijders en dergelijke. Want de formule van de doop is daarin niet gehandhaafd, zo is namelijk op het concilie van Nicea besloten; zie daarvoor Hoofdstuk 19. Als men zich daarna laat dopen, dan wordt men niet werkelijk herdoopt, maar met de ware doop van Christus gedoopt.
Als echter de doop op een wettige manier geschied is, naar de instelling en het voorbeeld dat Christus ons heeft voorgeschreven, dan is het niet geoorloofd om die te herhalen.
Men moet de spreuken der oudvaders, zoals ook de rechtsgeleerden van hun wetten zeggen, wel met een korreltje zout nemen. Men mag de spreuk , die wat merkwaardig schijnt te luiden, wel gebruiken tegen de Novatianen, namelijk dat de boetvaardigheid nog rest voor hen die na de doop over hun zonden treuren en beangst zijn. Zo heeft Johannes de jongeling98) die kapitein van de moordenaars was geworden weer geroepen. Zo nodigt hij ook de gemeenten in Klein Asia tot bekering.99). En Paulus roept ook de Galaten, die na hun doop gevallen waren, tot de genaden van de beloften van de doop100); en zo ook de Korintiërs101).
Maar het is een ongerijmd gevoelen als men het verstaat alsof de eerste plank of tafel, namelijk de doop of de genade van de vergeving der zonden die men in de doop ontvangen heeft, als men die helemaal verloren zou hebben, zoals de papisten dat leren, dan door voldoende innigberouw of verslagenheid, biecht en voldoeningen weer zou kunnen verwerven en verkrijgen. Integendeel: Gods verbond is eeuwig bevestigd en onveranderlijk. Jesaja 54:8-108 in een uitstorting van toorn heb Ik mijn aangezicht een ogenblik voor u verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid ontferm Ik Mij over u, zegt uw Losser, de Here. 9 Dit is Mij als in de dagen van Noach: zoals Ik gezworen heb, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden komen, zo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer toornig op u zal zijn noch u zal dreigen. 10 Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de Here. en Hosea 2:1818 Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming. Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid. Van deze belofte is immers de ontvangen doop een bevestiging.
Het is voor de kerk van Christus noodzakelijk. De kinderen van de christenen moeten en behoren gedoopt te worden. Dus dit is het uitgangspunt voor de kinderen der christenen. Maar als het door iets verhinderd is, dan is men wel verplicht om ze te begeren en naar al zijn vermogen daar naar te staan, nochtans is het niet zo simpel, precies en absoluut, dat degenen die zo zonder gedoopt te zijn sterven, met name de christenkinderen, niet zouden kunnen zalig worden. Dit is wel de mening van AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.102), en ook de mening van hen die zeggen dat de doop de eerste trap en ingang der zaligheid is; ze sluiten daarmee allen buiten de zaligheid die niet gedoopt zijn, terwijl het duidelijk is dat ze de doop niet hebben veracht.
Maar wij verklaren ronduit dat dit ons gevoelen niet is.
Het werkwoord Excorcizein, (daarvan is het woord excorsisme of bezwering), is iemand bij goddelijke zaken, zoals bij God of bij Christus bezweren door iets te zeggen of te doen als we lezen in Matteüs 26:6363 Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. En in Handelingen 19:1313 En ook enige van de rondreizende Joodse geestenbezweerders waagden het over hen, die zulke boze geesten hadden, de naam van de Here Jezus te noemen met de woorden: Ik bezweer u bij de Jezus, die Paulus predikt. bezwoeren de zonen van Sceva de duivel door Jezus, die Paulus verkondigde. Hiervan komt het woord excorsisten, bezweerders. Er is een ware bezwering als een bijzondere gave van de heilige Geest. Men leest in het boek Handelingen dat de apostelen, en andere gelovigen met hen, duivelen uit de bezetenen uitdreven. Ook zegt Christus in de evangelieën: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, maar dat geschiedde niet bij de doop. zoals ook TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. in zijn verantwoording schrijft.
Men moet daarom ook deze wijze van doen niet onderhouden:
Dat de heidenen die gedoopt zouden worden, zoals TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. schrijft110) soms voor de doop, onder handoplegging van de bedienaar, betuigden dat ze de duivel en zijn engelen en alle wereldse pracht verzaakten, dat was in de oude kerk een openbaar getuigenis van hun bekering. De dopeling blies daarbij en klapte in de handen, om daarmee aan te geven dat hij de satan en zijn hele rijk verfoeide en verloochende.
Maar in het pausdom wordt dit gedaan door degene die doopt; hij blaast in het gezicht van het kind dat gedoopt wordt; dit zijn daarom dwaasheden en verwerpelijke grillen.
Het is niet echt nodig, het wordt in de schrift nergens uitdrukkelijk geboden, maar men hoeft het ook niet simpel af te keuren of te verwerpen.
Maar men zal daarvoor zulke getuigen en borgen nemen die zelf behoorlijk weten wat ze beloven aangaande het onderwijzen, sturen en vermanen van de kinderen. Ze moeten, als het nodig zou zijn, klaarblijkelijk in staat zijn om dit te kunnen doen.
Oorspronkelijk gaf men namen, ofwel vanwege iets wat samenhing met de omstandigheid bij de geboorte, zoals Izak of Jacob; ofwel door een profetische ingeving, om een verborgen werk van God te laten weten; of ook wel ter gedachtenis aan iets wat in het verleden plaatsvond, zoals Adam (uit bloedrode grond) of Israël (vorstelijk strijder); of ook wel om aan te geven wat er gebeuren zal, zoals Eva, Abraham en Johannes.
Nu zijn er zoveel namen; alhoewel het niet zo belangrijk is hoe iemand genoemd wordt, want de naam helpt niet om zalig te worden; toch zijn de gelovigen schuldig om de beste en godzaligste namen voor hun kinderen uit te kiezen. Ze moeten geen namen kiezen die algemeen zijn, zoals namen van ons beroep of ambt, ook geen vreemde, ongewone, goddeloze namen, die onbekend zijn of geen enkele betekenis hebben. Men kan beter wezenlijke, gebruikelijke, heilige, bekende en betekenisvolle namen kiezen die de drager tot lering en vermanig dienen, of namen van mensen die vanwege hun godzaligheid in de schrift geprezen worden als voorbeeld tot navolging. Of men gebruikt tenminste namen van onze voorouders die niet met afgoderij besmet zijn geweest en ook zulke die ons tot godzaligheid en een oprechtheid leven mogen onderwijzen.
Men gebruike niet namen van hen die ons een verkeerd voorbeeld in gedachten zouden brengen en die genomen zijn van trotse en bloeddorstige mensen. De gedachtenis van zulke mensen behoren de vromen met recht te haten.112)
Ja, dat is het. Want men leest nergens dat Christus, die het evangelie verkondigd heeft, ook iemand heeft gedoopt.113) En Paulus heeft er maar zeer weinig gedoopt. Want Christus zegt hij heeft mij niet gezonden dat wil zeggen in het bijzonder en voornamelijk om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen. 1 Korintiërs 1:1717 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, en dat niet met wijsheid van woorden, om niet het kruis van Christus tot een holle klank te maken.. En Petrus heeft zelfs het huisgezin van Cornelius niet gedoopt, als was hij er wel bij aanwezig, maar heeft het door anderen laten dopen.114)
Daarom doen zij ook dwaas die de sacramenten, die op zich heilig en voortreffelijk zijn, al te veel toeschrijven.
Niet ten aanzien van het wezen,
dat wil zeggen, niet daarin alsof men in de doop alleen ontving de gave van de genade van Christus en niet Christus zelf, maar in het avondmaal het lichaam en bloed van Christus, alhoewel ze niet allen zijn genade ontvangen (zoals ons tegensprekers zeggen); daar het doel ofwel de relatie en opzicht in beiden een en hetzelfde is, die ook de daadwerkelijke uitwerking van beiden mag genoemd worden, te weten onze vereniging of vergezelschapping met Christus die zowel in de doop als in het avondmaal verzegeld wordt.116)
Maar alleen in de reden,
dat is ten aanzien zowel van ons begin of opgang in Christus, als van onze toeneming en onderhouding in Hem; want inzoverre het meer is om geboren te worden, als om gevoed te worden, inzoverre mag het sacrament der wedergeboorte gesteld worden boven het sacrament van voeding namelijk het heilig avondmaal.
Daar het uitnemender is voor het eeuwige leven gevoed en gekoesterd te worden, (in dier voege dat men altijd herboren mensen blijft), zou men kunnen zeggen dat het heilig avondmaal gesteld worden vóór de doop.
Maar aangezien de waardigheid van beiden heel en al hangt aan de betekende zaak, namelijk de gemeenschap die wij aan Christus hebben, alhoewel de doop ons die afbeeld door het waterbad en het avondmaal door de spijze en de drank, toch is het beter dat men zich matige in de vergelijking van beiden, opdat het niet schijne dat men de een meer toeschrijft dan de ander.
Want het water in de doop is niet minder, op een sacramentele wijze van spreken, het bloed van Christus als de wijn in het avondmaal het bloed van Christus is.117) En het is ook niet minder om in de doop in Christus ingelijfd te worden, met Hem gekruisigd te worden, te sterven en begraven te worden, te verrijzen en Christus aan te doen, als in het avondmaal Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken. En tenslotte wordt ons een en dezelfde Christus voorgesteld in de doop als een wasvat, een ingang tot het huis des Heren, en als een kleed; en in het avondmaal als een spijs en drank; om Hem door het geloof meer en meer te genieten.
Die zijn twee: het eerste ziet op ons geloof tot God, het tweede ziet op onze belijdenis en bekentenis tot de mensen. Ten eerste:
Nee, want allen zijn daarin niet hetzelfde. Want de inlijving en inplanting in Christus en de weldaden die daaruit volgen worden de verworpenen (ofschoon ze gedoopt worden), zeker niet inderdaad meegedeeld, (alhoewel ze hen wel echt aangeboden worden) maar alleen ten aanzien van het sacrament. Want God roept alleen diegenen krachtig, en rechtvaardigt ze, wederbaart ze en verheerlijkt ze die Hij daartoe ook verkoren en verordineerd heeft. 123) Maar de uitverkorenen, hetzij kinderen of volwassenen, worden evengelijk, of door de doop of voor de doop, ingelijfd en begiftigd met de toerekening der gerechtigheid, de vergeving der zonden en met het recht op het eeuwige leven; want ze zijn alleen evengelijk kinderen van God.
Maar de wedergeboorte geschiedt niet in allen op dezelfde manier; en ook de gaven van de Geest, het geloof, de hoop en de liefde worden aan allen niet in gelijke maat geschonken, of door allen in gelijke maat ontvangen, maar alleen naar de mate dat het God belieft en goed denkt. De gelijkenis van de talenten124) leert ons dat heel duidelijk. En we lezen in Efeziërs 4:1717 Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken. Aan elk van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus. Men neemt de vruchten van de wedergeboorte in de één meer en groter waar dan in de ander.
Om onze belijdenis voor de mensen te betuigen. Want de doop is ook een pand, veldteken en krijgslivrei, of kenteken en leus waarmee wij openlijk voor de mensen en de engelen van God betuigen dat we bij Gods zichtbare gemeente willen gerekend worden; we willen daarin ingelijfd worden en ons onder de dienst van Christus begeven. We willen onder Hem de strijd voeren. We verklaren namelijk dat we in de dienst van de enige ware God, Vader, Zoon en Heilige Geest, of in de enige ware godsdienst met alle christenen eensgezind zijn; dat we vreemd zijn van alle andere sekten onder de mensen die God niet in waarheid aanroepen zoals Hij zich in zijn woord geopenbaard heeft. En zo dienen en eren we God met onze belijdenis.
De verzegeling van de heilzame gaven van Christus en van onze rechtvaardigheid voor God; en de rust in ons geweten voor God, als God de zaligheid uit genade om Christus wil aanbiedt, opdraagt en belooft; het geweten stemt dat dan toe en neemt de beloofde genade door het geloof aan. Daaruit ontstaat de gerustheid van ons gemoed en geweten voor God. Ze houdt het in zichzelf voor zeker met God verzoend te zijn door de opstanding van Jezus Christus125). Ze geeft daarbij ook de zekere hoop om in het koninkrijk der hemelen binnen te gaan.
Vanwege de natuurstaat blijven de zonden inderdaad voorzover het de kracht, of de wortel en de materie van de zonde betreft. Maar ze worden weggenomen vanwege de stand van de persoon wat aangaat de schuld of de ??? form (ik ben niet zeker over dit woord, het kan hier en elders niet met vorm vertaalt worden, het omvat behalve de vorm ook de daadwerkelijke handeling) die de gelovigen niet toegerekend wordt, want in Romeinen 8:11 Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. lezen we: zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn. Dat wil zeggen, al de zonden, zowel erfzonde als daadwerkelijke zonden, worden in de doop vergeven126). Daarom zegt Ambrosius: Gods genade scheld ons alle onze zonden in de doop om niet kwijt, en, de begeerlijkheid wordt in de doop weggenomen, niet opdat ze niet meer in de mens zij, maar opdat ze hem niet hindere.
En ten andere wordt de zonde dagelijks meer en meer gedood127), totdat ze eindelijk in de dood ten enenmale tenietgedaan en weggenomen zal wezen.
Dus dwalen degenen zeer die menen dat men door de doop in dit leven in dezelfde gerechtigheid en volkomenheid of zuiverheid van natuur gesteld wordt als Adam voor de val gehad heeft.
Als wij ze gebruiken met het doel waarvoor ze door Christus ingesteld is; namelijk dat we in Christus alleen, zoeken en door het geloof aannemen, de vergeving van de zonden, de vernieuwing van onze natuur en de hemelse erfenis. We moeten de doop daarin zien als een goddelijk getuigschrift van die weldaden, die zo lang wij leven ons geloof zal versterken, en ons steeds zal betuigen dat de belofte der genade ons toekomt. En ook dat wij, daar ons onze zonden vergeven zijn, in genade aangenomen zijn. Ook onderwijst en vermaant de doop ons dat wij op deze conditie of voorwaarde gedoopt zijn, dat wij zouden wandelen in een vernieuwd leven; en ons met heel ons bestaan naar het eeuwige leven zouden uitstrekken.
De kinderdoop strekt tot troost van de ouders, want het teken dat aan het kind gegeven wordt, versterkt als door een ingedrukt zegel, de belofte die aan de gelovige ouders gedaan is, namelijk dat de Here niet alleen haarzelf, maar ook haar kinderen tot een God zal zijn. Daardoor verblijden ze zich uitermate en maken Gods goedertierenheid groot.
De kinderdoop strekt daarnaast ook tot onderwijzing aan de kinderen als ze ouder worden; ze worden er door aangezet om die God ernstig en ijverig te dienen, die hen zo ernstig en plechtig met zo'n bijzonder zegelpand der aanneming, tot zijn kinderen aangenomen heeft, nog voor ze Hem, vanwege hun klein kind zijn, als een Vader konden erkennen.