Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


Zijbalk

institutie:48

Inhoud

Het avondmaal

1. Hoe wordt het andere sacrament van het Nieuwe Testament genoemd?

  1. Het nachtmaal of het Avondmaal van de Heere,1) vanwege de tijd waarop het voor het eerst werd ingesteld, namelijk op de avond of nacht vóór de dag dat Christus gekruisigd werd. Ook omdat het een heilige maaltijd is, die de Heere niet voor het lichaam heeft ingesteld maar voor de ziel. Het wordt het Avondmaal van de Heere genoemd vanwege de insteller en het doel ervan: het is door de Heere ingesteld en wordt gehouden tot Zijn gedachtenis. Ook vanwege de tijd, omdat het avondmaal over het algemeen gehouden wordt op de dag van de Heere, dat wil zeggen: op de zondag.2)
  2. Het breken van het brood,3) wat een bijzonder treffende synecdocheEen stijlfiguur waarbij het geheel wordt aangeduid door een deel (of andersom). Voorbeeld: een gemeente met 100 zielen ('zielen' betekent hier 'mensen', met lichaam én ziel). is. Want elders wordt dit in het algemeen genomen voor een gewone maaltijd. Zo bijvoorbeeld in Lucas 24:3535 En zij verhaalden wat onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend was bij het breken van het brood., waar Christus door de twee discipelen herkend wordt bij het breken van het brood: en in Handelingen 27:3535 En terwijl hij dit zeide, nam hij brood, dankte God in aller tegenwoordigheid, brak het en begon te eten. heeft Paulus in het schip het brood gebroken en gegeten. Het wordt ook gebruikt voor de milde uitreiking van de aalmoezen in Jesaja 58:77 Is het niet, dat gij voor de hongerige uw brood breekt en arme zwervelingen in uw huis brengt, ja, als gij een naakte ziet, dat gij hem bekleedt en u niet onttrekt aan uw eigen vlees en bloed?: "Deelt de hongerigen uw brood mee", want de Joden kenden de gewoonte, omdat hun broden niet zo rond en dik waren als die van ons, maar breed en dun, dat ze hun maaltijden niet begonnen met het snijden, zoals wij dat doen, maar met het breken van het brood.
  3. Genoemd naar het effect: de gemeenschap met het lichaam en het bloed van Christus.4) Omdat wij, zoals DamascenusJohannes Damascenus (676-749) was een monnik die wel bekendstaat als de laatste Griekse kerkvader. Hij schreef onder meer 'Een nauwkeurige uiteenzetting van het orthodoxe geloof' en strijdschriften tegen de islam, tegen het manicheïsme en tegen andere ketterijen. zegt, "Christus daardoor deelachtig worden, en de gemeenschap onder elkaar hebben en verenigd zijn".5)
  4. De tafel van de Heere 6), vanwege de spijs en de drank die op de tafel gezet worden. Hieruit blijkt dat de apostel in het houden van het Avondmaal van de Heere tafels en dus geen altaren gebruikt heeft. Handelingen 6:2 – “En de twaalven riepen de menigte der discipelen bijeen en zeiden: Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen.”: "Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen", en niet de altaren.
  5. Door de kerkvaders werd het Avondmaal een bijeenkomst genoemd, omdat men met elkaar bijeenkwam om het Avondmaal van de Heere te houden. Het Avondmaal dient immers om de gelovigen in een gezelschap te houden en niet om ze van elkaar te scheiden. 7) Want het Avondmaal behoort gehouden te worden in het openbaar, door velen die bijeenvergaderd zijn, en dus niet door een enkele mispriester.
  6. Een Eucharistie of dankzegging, wat komt van eucharistein (danken), omdat het avondmaal niet zonder dankzegging gehouden kan worden.
  7. De liefde, of een lieflijke maaltijd, omdat er een onderlinge liefde vereist wordt onder degenen die tot het Avondmaal van de Heere gaan. Want dit woord betekent ook de broederlijke maaltijden 8) van de kerkelijke bijeenkomst, die ook broederschap genoemd wordt 9). Die zo genoemd zijn omdat ze bereid werden van de geschonken giften en gaven en als getuigenis waren van de broederlijke liefde, mits doende de armen milde handreiking. Hierop ziet Handelingen 2:4646 en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten.: zij "braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten." In deze maaltijden waren zij ook gewoon het Heilig Avondmaal van de Heere op het laatst te houden, zoals blijkt uit Handelingen 6:2 – “En de twaalven riepen de menigte der discipelen bijeen en zeiden: Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen.”, 1 Korintiërs 11:21 – “Want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken.”, alsook uit de verantwoording van TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof..10)
  8. Het wordt ook een opoffering genoemd, omdat het brood en de drinkbeker tot de voorganger van de broeders gebracht werd, zowel om de collecten en aalmoezen die ze tot onderhoud van de armen gaven, alsook omdat het nachtmaal niet aan God opgeofferd wordt, maar aan degenen die aan de tafel gaan, gegeven wordt, zoals Justinus leert in zijn twee verantwoordingen??? voor de christenen, of omdat de voorganger van de broeders "God de Vader alle lof en dank en heerlijkheid toezendt en offert", aldus Justinus, welke opoffering Hem lief en aangenaam is. Maar hij zegt niet dat de Zoon door de mispriester aan de Vader wordt opgeofferd.
  9. Een offer, slachtoffer en brandoffer, maar dan in een betekenis die al te vrij en wijdlopig is, en dat vanwege de gebeden en de gedachtenis van het offer van Christus, die eenmaal voor ons aan het kruis geschied is. Dit gebeurt dan ook op figuurlijke wijze en in oneigenlijke zin: omdat het een gedachtenis is van het enige brandoffer en offer waardoor wij ten volle verzoend zijn, zoals Christus het sacrament van Zijn lichaam, Zijn eigen lichaam genoemd heeft. Want anders heeft Christus als hij zijn discipelen beval te nemen, en niet te offeren, een sacrament ingesteld en niet een offer.
  10. Cyprianus noemt het een sacrament dat alles volbrengt, omdat het een einde gemaakt heeft aan al de ceremoniën van de wet, van welke het Paaslam het voornaamste geweest is. En omdat het in zich vervat de verborgenheid van onze volmaaktheid in Christus. Het woord missa, 'mis' vind men nergens in de Schrift voor het Avondmaal van de Heere zelf en is in de apostolische kerk ook niet bekend geweest: waarvan sommigen zeggen dat het voortkomt uit het Hebreeuwse woord missath, dat een gave of een heffing betekent. 11) Maar het is niet waarschijnlijk omdat de Hebreeuwse woorden tot de Latijnse kerk niet gekomen zijn dan door de Grieksen en men leest nergens dat de Griekse kerkvaders dit woord gebruikt hebben. Maar de Griekse kerk noemde het Avondmaal van de Heere een leitourgian, dat is een heilige bediening omdat er in Handelingen van de apostelen, Handelingen 13:2 – “En terwijl zij vastten bij de dienst des Heren, zeide de heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.” gezegd wordt: "En terwijl zij vastten bij de dienst des Heren, zeide de heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen geroepen heb", of toen zij de dienst deden. Anderen zeggen dat het komt, wat ook met de waarheid overeenstemt, van het woord missio, wat komt van missere, 'laten gaan, ontslaan, verlaten', gelijk de kerkvaders gezegd hebben, remissa peccatorum, voor remissio peccatorum, dat betekend 'de vergeving van zonden', zoals TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof.. Zo hebben ze ook gezegd missa, voor missio: waaruit ontstaan is deze wijze van spreken ite, missa est, dat is 'gaat, de dienst is gedaan of het volk heb ik laten gaan': gelijk eertijds de oude Romeinen net als de farizeeën, wanneer de offeranden gedaan waren, deze woorden lieten uitroepen: i, licet, missa est, dat is 'gaat vrij heen, het is gedaan.' Als de priester bij de Grieken eertijds als hij zijn dienst gedaan had ook uitriep: laois aphesis, alsof hij het volk hun afscheid gaf en verliet.??? Maar anderen willen zeggen dat het woord missa evenveel is als transmissa, een overzending, te weten van de offerande door de priester tot God. Maar aangezien de papisten van de mis zeggen dat het een offer is, die de priesters in het bijzonder betreft voor de vergeving van zonden, zo van de levenden als van de doden, zeer veel verschilt van het Avondmaal van de Heere, gelijk Christus hetzelve ingesteld heeft, en vol is van verschrikkelijke afgoderijen, zo is het te beklagen dat het Heilig Avondmaal onteert wordt door de naam van mis, gelijk het ook niet betaamd hetzelve het sacrament van het altaar te noemen.

2. Wat is het Avondmaal van de Heere?

Het is het tweede evangelische sacrament in de christelijke kerk, voor de bejaarden die gedoopt zijn en zich zelf kunnen beproeven van Christus, die terstond daarna zou sterven, ingesteld. In hetwelk door het uiterlijk breken van het brood en het uitstorten van de wijn in de drinkbeker, het kruisigen van het lichaam en het uitstorten van het bloed van Christus voor ons, afgebeeld en de gelovigen als voor ogen gesteld wordt: en door het geven, nemen en genieten van deze elementen, de vergeving van onze zonden die Christus ons door zijn dood verworven heeft, het inwendig nemen en het geestelijk genieten van het lichaam en het bloed van Christus en overzulks(???) de gemeenschap met Christus en de volle voeding en de levendmaking in Christus, mitsgaders de gemeenschap met zijn levende lidmaten, te kennen wordt gegeven, bevestigt en de gelovige verzekerd en de gedachtenis van zo grote weldaden gehouden en God daar voor gedankt wordt, zijnde de gelovige bevolen hetzelve dikwijls te gebruiken, opdat ze in geloof en liefde groeien en toenemen.

Want gelijk wij door de doop herboren worden alzo worden wij door het Avondmaal, nu herboren zijnde, gespijst en gevoed en worden in Christus als gespijst en gevoed tot het eeuwige leven. Nademaal dan de doop maar eens bedient wordt, zo moet nochtans het Avondmaal dikwijls gebruikt worden, overmits Christus ons hetzelve door het genieten van de spijs gegeven wordt: en de spijs en drank moeten wij in dit leven dikwijls gebruiken overmits wij daar door gevoed worden. Het patroon of schappeljoen(???) van deze beschrijving is de historie van het eerste Avondmaal van de Heere die van Paulus 12) en de evangelisten 13) verhaalt en uitgelegd is.

3. Welke is de voornaamste werkende oorzaak van het nachtmaal van de Heere?

De Heere zelf, die alleen de testamentmaker is van het nieuwe testament en de auteur van het verbond der genade en God de verlosser is: In welke alleen de Vader belieft heeft alles tot een te vergaderen, *Efeziers Lucas 1:10 – “En de gehele volksmenigte was buiten in gebed op het uur van het reukoffer.”. Die ook is de weg, de waarheid en het leven, Johannes 14:6 – “Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.”. De hogepriester, *Hebreeen Johannes 3:1 – “En er was iemand uit de Farizeeën, wiens naam was Nikodemus, een overste der Joden”., En de eeuwige koning van de gemeente, *Psalmen Johannes 2:6 – “Nu waren daar zes stenen watervaten neergezet volgens het reinigingsgebruik der Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten.”. Van wie de vader uit de hemel geroepen heeft: Hoort Hem, *Matteus Johannes 17:5 – “En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.”. Van wie het ook de naam heeft: het avondmaal van de Heere, en behoort derhalve van de dienaars getrouw geleerd, eerbiedig bedient en niet verdraait te worden noch door toedoen noch door afdoen noch door veranderen. Want *1Korintiers Johannes 11:23 – “Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan.”:"Ik heb van de Heere ontvangen," zegt Paulus, "Hetwelk ik ulieden ook overgeleverd heb te weten door de openbaring van Jezus Christus," Galaten 1:12 – “Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.”.Toen hij opgenomen was in het paradijs of in de derde hemel, alhoewel dit niet belet of hij heeft wel bijzondere dingen die Christus gesproken en gedaan heeft, zo uit Anania???, als uit de andere discipelen van Christus die ze zelf gehoord en gezien hebben mitsgaders uit Lucas, zelf verstaan.

4. Wanneer is het ingesteld?

Het Avondmaal van de Heere werd ingesteld in het jaar van de wereld 3995, vanaf de geboorte van Christus 33, de 24e. Martij(???) op een donderdag in de avond te weten in de nacht toen Hij van Judas aan de joden verraden werd 14) en dat:

  1. Om de voorvallende gelegenheid van de voorgaande schaduw of voorbeeld, dat is van het eten van het paaslam of het wetsen(???) solemnelen(???) en sacramentele avondmaal, in welker plaats Christus het evangelische Avondmaal ingesteld heeft, Lucas 22:14,19 – “En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen met Hem. (...) En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis.”. Waar het eerste volbracht zijnde, dit nieuwe met duidelijke woorden ingesteld word: Wat de Apostel ook leert in *1 Korintiers Lucas 5:7 – “En zij wenkten hun makkers in het andere schip, dat zij hen zouden komen helpen. En dezen kwamen en zij vulden beide schepen, tot zinkens toe.”:" Ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus." Waaruit volgt dat het Avondmaal van de Heere ons Pascha is. Want de betekenis is van beide hetzelfde, te weten, Christus, het ware en onbevlekte offer die voor de zonde van de wereld opgeofferd is, daar Die beloofd was en komen zou, hier Die gekomen is. De gedachtenis is in beide van een gelijke weldaad, daar, van de verlossing uit de dienstbaarheid van Egypte en van de inleiding in het beloofde land: en hier van de verlossing uit de gruwelijke slavernij van de duivel en van de inleiding in het eeuwige leven.
  2. Om het aanstaande lijden en de dood, de gedachtenis van welke weldaad die Hij daarin voor ons teweeg gebracht heeft, Hij in dit Avondmaal heeft willen voorstellen.
  3. Opdat hij bewees en te kennen gaf, dat alle sacramenten en offers van het oude testament, en overzulks ook het paaslam, dat Hij te voren met zijn discipelen gegeten had, volbracht en teniet gedaan waren. 15)
  4. Opdat Hij ook te kennen gaf dat Hij gekomen was in de volheid van de tijd. 16)
  5. Opdat Hij ons zijn Avondmaal zoveel te meer aanprees en recommandeerde(???) dat Hij de zijnen, als Hij terstond daarna zou sterven, zo ernstig bevolen heeft, overmits men die dingen het beste onthoud, die in het uiterste gezegd worden en voornamelijk van onze vrienden als ze overlijden.

5. Aangezien Christus het Avondmaal met zijn discipelen 's avonds, als ze gegeten hadden, uitgedeeld heeft, is het voor ons dan wel geoorloofd dit 's morgens en nog nuchter zijnde te houden?

Ja, want de omstandigheden van de tijd, zo ook van het zitten of liggen, van zus of zo gekleed te zijn, en van een zeker getal die aan de tafel gaan, gaan de verborgenheid niet aan, en zijn ook geen wezenlijke delen van het sacrament en zijn ook niet uitdrukkelijk van God geboden. Omdat Christus niet heeft gezegd doet dit na het eten, of staande of zittend of met zo velen: want Hij heeft eerst het Pascha gegeten omdat Hij nieuwe dingen na de oude wilde instellen. Maar het Avondmaal wordt het beste 's morgens gehouden.

  1. Omdat men dan het beste bij elkaar kan komen, want overdag heeft een mens zijn dingen te doen, waardoor hij belet wordt de Goddelijke te handhaven.
  2. Omdat men dan het rustigste is en het verstand zodanige uitnemende dingen dan het best kan begrijpen.

Vanouds nochtans hielden ze het Avondmaal des Heeren als ze vasten, in de nacht, omdat ze de gehele dag doorbrachten met bidden, prediken en lofzangen zingen. En in de tijd van AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme., gelijk hijzelf verteld, in veel gemeenten in Afrika, op donderdag voor Pasen, om te beter de Christus voor ogen te stellen en dat in de nacht als ze het Avondmaal gehouden hadden. Maar deze gewoonte is door de zesde Synode van Constantinopel afgeschaft.

6. Aangezien Christus, als Hij het Avondmaal houden zou, Zichzelf zozeer vernederde, dat Hij de voeten van Zijn discipelen waste en tot hen zei: *Johannes 13:15: "Ik heb ulieden een voorbeeld gegeven, opdat gelijkerwijs Ik gedaan heb, gijlieden ook doet." zijn wij dan aan dit gebod gehouden, de voeten te wassen van die aan de Tafel des Heeren zullen gaan?

Geenszins: want Christus heeft daarom de voeten van de discipelen niet gewassen, dat ze hetzelfde zouden navolgen, maar om hen uit het hoofd te slaan hetgeen zij droomden van het wereldlijk koninkrijk van Messias, daar ze om twistten. En om hen een voorbeeld te geven van Hemzelf als een voorbeeld van ware ootmoedigheid. Gelijk Hij hen elders beveelt dat ze het stof van hun voeten zouden schudden , geen staf of male??? met zich over de weg te dragen, niemand te groeten die hen in het gemoed kwamen, hun hoofden te zalven als ze vasten: niet omdat ze dit zo precies naar de letter zouden onderhouden, maar opdat Hij hen hierdoor mocht brengen om de dingen wat hoger te bedenken en te verstaan. Men leest ook niet dat de apostelen dit voetwassen gebruikt of onderhouden hebben: maar dat dit voetwassen in hete landen, daar ze niet zo geschoeid gaan als wij hier doen, veel eer het werk van vrouwen geweest is dan van de mannen. *1 Timoteus Galaten 5:9 – “Een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur.”.

7. Wie zijn de medewerkers of bedienden van het Avondmaal des Heeren?

De dienaren des woords alleen, die wettig beroepen zijn, die de sleutels van de gemeente gegeven zijn, als zij haar ambt in de bediening van het woord en het heilig Avondmaal en de uitreiking van hetzelve, wettig uitvoeren: 17) Niemand neemt zichzelf de eer aan , maar die van God geroepen word, gelijkerwijs Aaron, Hebreeën 5:4 – “En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron.”. Maar de Zoon van God die bij Zijn kerk is, niet door lichamelijke 18), maar door een geestelijk tegenwoordigheid, die ons ook ter zaligheid strekt, 19) bediend hetzelve zo als de opper-dismeester door Zijn dienaren, dat Hij alleen ons zo waarlijk het brood en de drank des levens, dat is Zichzelf geeft, om door het geloof te genieten als door de hand van zijn dienaren, de tekenen derzelve klaarlijk geeft, dat is het brood om gegeten te worden en de wijn om gedronken te worden, Johannes 6:51 – “Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.”. Het brood dat Ik geven zal is Mijn vlees, hetwelk ik geven zal voor het leven der wereld.

8. Voor wie is het avondmaal des Heeren ingesteld?

Niet voor allen zonder onderscheid: want in Matteüs 7:6 – “Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij die niet vertrappen met hun poten en, zich omkerende, u verscheuren.”. verbied Hij het heilige voor de honden en goddelozen, die van Christus vervreemd zijn, te werpen: maar voor degenen die uit Water en Geest herboren zijn, dat is voor de discipelen van Christus 20). Omdat Hij hen alleen toegezegd en beloofd heeft de spijs van Zijn levendmakend vlees en bloed, gelijk Hij het hen ook alleen geeft: Het sacrament komt ook diegene toe, die deel aan de belofte hebben: daarom werd eertijds de bezetenen en leerlingen die nog niet gedoopt waren, met degenen die zich van het Avondmaal moesten onthouden, en boete deden, als de prediking gedaan was, belast dat ze zouden uitgaan, door de diaken die overluid uitriep: 'Dat de leerlingen en de gebannenen uitgaan.' Hieruit is ontstaan dat ze dit noemden: Missacatechumenrum, dat is dat de leerlingen nu waren laten gaan: de Grieken zeiden als ze het Avondmaal zouden houden overluid: hagio tois hagion, dat is: Het heilige komt de heiligen toe. Gelijk Apuleus boek 2. verhaalt dat de priester bij de oude Grieken als hij zou beginnen te offeren gemeenlijk zei: 't is tede, wie is daar nog?', waarop men hem antwoordde: 'kaloi k'agathoi, eerlijke en goede lieden', namelijk als de boze, onreine en onwaardige weggegaan waren.

9. Uit hoeveel delen bestaat de instelling van het Heilig Avondmaal?

Uit drie:

  1. Uit de daad van Christus waardoor Hij de zichtbare materie van dit sacrament heeft ingesteld.
  2. Uit de woorden van Christus, waardoor Hij gebied en uit te kennen geeft, te weten de inwendige materie en vorm en overzulks(???) ook het doel.
  3. Uit de wettelijke bediening en genieting van het Avondmaal des Heeren.

10. Wat heeft Christus gedaan toen Hij het Avondmaal instelde?

  1. Hij is met Zijn discipelen aan de tafel gaan zitten en heeft niet gestaan aan het altaar, omdat Hij geen offer instelde maar een heilige maaltijd 21) Om deze oorzaak behoort het niet genoemd te worden een sacrament van het altaar, maar het Avondmaal of de Tafel des Heeren, gelijk Paulus het ook noemt.
  2. Hij heeft de materie genomen en ingesteld, te weten de uiterlijke tekenen, tot twee toe niet meer, niet minder, namelijk het brood en de drinkbeker of de wijn in de beker. Heeft daarbij ook heilige en ceremoniële daden gebruikt: want met betrekking op beide tekens heeft Hij: 1. De Vader gedankt. 2. Het brood genomen en gebroken. 3. Zijn discipelen gegeven: zo heeft Hij ook de drinkbeker of de wijn uitgedeeld.

11. Maar is het heilig Avondmaal niet een dubbel sacrament, nadien (???daar) het een dubbel teken heeft?

Nee, want elk teken is in zichzelf geen sacrament maar zijn beide tekenen die bij elkaar horen: omdat het ook onder ons maar één maaltijd is en niet een dubbele of uitgebreide maaltijd waar velerlei gerechten en drank opgediend worden. Want die twee tekenen geven ons te verstaan, dat die ene daad van Christus te kennen, onze gehele geestelijke voeding is. En het sacrament wordt daarom ook gezegd één te zijn, niet dat het uit enkele of ondeelbare tekenen bestaat en later samen gevoegd (???), maar ook dat volmaakt en volkomen is. Het is één door volmaaktheid tot welker volkomenheid alle dingen in één samen komen, die tot het doel van hetzelve vereist worden, gelijk een mens die bestaat uit zijn wezenlijke delen, één is. Zo is dan dit sacrament ten aanzien van de materie wel tweeërlei, maar één, ten aanzien van de vorm en de volkomenheid, in zoveel daardoor een verzadiging en voeding teweeg gebracht werd, zegt Tomas Aquinas, part.3 quest.73 art.20.

12. Waarom heeft Christus gewild dat wij tweeërlei teken zouden gebruiken?

Omdat Hij door de onderscheiden tekenen Zijn bloedige dood en het overgeven van Zijn lichaam en het uitstorten van Zijn bloed, voor onze zonden, als voor ogen zou stellen en in ons verstand inprenten. Want gelijk BellarminusDe Italiaan Robertus Bellarminus (1542-1621) was een jezuïetisch kardinaal, die de roomse leer verdedigde tegenover de Reformatie. zelf bekend in zijn vierde boek over het Avondmaal (hoofdstuk 22): de gedaante van brood alleen kan Christus niet ten volle genoeg vertogen(???) als gestorven, tenzij men aan de andere kant aanschouwd het bloed als vergoten: en de gestalte van de wijn alleen vertoogt (???) Christus niet genoeg als opgeofferd, want het bloed alleen maakt geen offer.

2. Gelijk (als AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt in zijn 26e tractaat over Johannes): de volkomen verzadiging of voeding van de lichamen in dit leven, bestaat uit eten, die een droog voedsel is en uit drank die een nat voedsel is. Zo moet men weten dat Christus ons in het Avondmaal onderscheiden voorgesteld word, als spijs en drank: en we behoeven niet te denken dat ons iets ontbreekt dat tot onze volkomen geestelijke spijs of voeding dient. En ons zo door het geloof toe-eigenen het lichaam en het bloed van Christus en de weldaden die Hij voor ons door het overgeven van Zijn lichaam en het uitstorten van zijn bloed, verworven heeft: en zo Christus zelf geheel door het geloof eten en drinken.Johannes 6:55 – “Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank.”: "Mijn vlees is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank"

Derhalve laten degenen nauwelijks een half volkomen genoegdoening voor onze zonden ons in Christus over, maar een manke of halve materie van voeding en nemen de volkomenheid van dit sacrament weg, die de drinkbeker van het brood in het Avondmaal scheiden, tegen de uitgedrukte woorden van Christus *Matteus Johannes 19:6 – “Toen dan de overpriesters en hun dienaars Hem zagen, schreeuwden zij en zeiden: Kruisigen, kruisigen! Pilatus zeide tot hen: Neemt gij Hem en kruisigt Hem: want ik vind geen schuld in Hem.”:"Hetgeen God samengevoegd heeft, scheidde de mens niet"

13. Zondigen dan diegenen die het de drinkbeker van het brood in het Avondmaal scheiden?

Jazeker: 1. Want zij wijken af van de instelling van Christus en evangeliseren anders dan Christus en zijn apostelen gedaan hebben. 22).

2. Want het is ongeoorloofd van het testament van Christus iets toe of af te doen. Galaten 3:15 – “Broeders, ik spreek op menselijke wijze: zelfs het testament van een mens, dat rechtskracht verkregen heeft - niemand kan het ongeldig maken of er iets aan toevoegen.”.

3. Overmits de gelovigen meer vrucht scheppen uit beide tekenen, dan uit één: en de twee tekenen geven de zaak beter te kennen en bewegen ook meer het hart, want anders zou Christus het tweede teken t'onspoed (???) gebruikt hebben, hetwelk verre zij.

4. Hiervan zegt Hieronymus, Dat het met ons nu niet is gelijk het onder de wet was, daar de priesters een deel hadden van de offers en een ander deel was voor degene die het offerde. Maar ons wordt nu alleen het zelfde lichaam van Christus voorgesteld en dezelfde drinkbeker.

5. Omdat het de conciliën niet geoorloofd is iets tegen het woord van God te besluiten.

6. Want alhoewel wij niet altijd gehouden zijn te doen hetgeen ons bevolen is, (wanneer wij de gelegenheid niet kunnen bekomen om de doop of het Avondmaal des Heeren te ontvangen) Echter als wij het doen, zo is het ons niet geoorloofd van de instelling van God in het allerminste af te wijken.

7. Want aangezien wij nu zo vrij zijn van de menigte van cereminién, dt wij alleen weinige en duidelijke ceremonién hebben die ook licht zijn om te doen, zo is het immers een onverdraaglijk ding dat wij dezelve niet onverzeert(???) willen laten blijven.

8. Omdat het paaslam, het manna en de offers geen schaduwen en figuren zijn geweest van het Avondmaal, maar van Christus. In *1Korintiërs Galaten 10:3,4 – “”. wordt gezegd dat de Israëlieten dezelfde geestelijke spijs hebben gegeten en dezelfde geestelijk drank hebben gedronken.

9. Omdat het een bijgeloof geweest is het brood van het Nachtmaal te bewaren, dat ook beter bewaard kon worden dan de wijn.

10. Want onze tegenstanders staan(???) zelfs ons toe dat het brood eertijds in de hand gegeven werd van degenen die aan de tefel gingen en de drinkbeker van de diakenen degene placht aan de mond gezet te worden die n de gemeente daar uit wilden drinken: en op sacramentsdag, zzo zij het noemen, zingen ze aldus: Dedit fragilibus corporis ferculum: Dedit & tristibus salutis poculum, dicens, Accipite quod trado vasculum: omnes ex eo bibite. Dat is hij gaf de zwakken zijn lichaam, hij gaf de droevigen de heilzame beker zeggende: Neemt dat ik u geef in mijn naam: en de drinkbeker drinkt allen tezamen daaruit.

11. Omdat de godzalige consciëntien niet behoren beroofd te worden van de lieflijke en heilzame belofte die de zoon van God gehecht heeft aan de gemeenschap van de drinkbeker.

12. Omdat de oorzaak niet weg genomen is, om welks wil Christus het gebruik van de drinkbeker ingesteld heeft.

13. Omdat Paulus schrijft aan de gehele kerk van Korinte, ja, aan al degenen die de naam van Jezus Christus aanroepen, in welke plaats hij ook is, *1Korintiërs Galaten 1:2 – “En al de broeders, die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië”., en niet aan de dienaren van de gemeente alleen, beveelt dat men beide gestalten nemen en geven zal, zeggende: Neemt, eet en drinkt: en de woorden: eet en drinkt, zijn niet minder gebiedende woorden als het woord: beproeft, of de mens beproeft zichzelf: en dat zo lang totdat de Heere weder komt.1 Korintiërs 11:28 – “Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker.”.

14. Omdat diegenen dwalen die menen dat de gemeenschap van de leken eertijds betekende de gemeenschap onder een gestalte alleen, en de geestelijken (zo ze die noemen) onder beide gestalten: want daar werden ook beide gestalten gegeven: maar werd genoemd de gemeenschap der leken omdat de geestelijken, die van hun ambt en bediening afgezet waren, om enige grove gebreken die ze begaan hadden, met de dienaren niet aan de tafel gingen maar met het gewone volk.

15. Omdat het Sacrament van het Avondmaal nu kort eerst verlemt(???) en verdraaid is.

16. Want wanneer daar gesproken wordt van het breken van het brood, zo wordt daarbij verstaan door ene Synecdochen(???) het gehele Avondmaal, zijnde het deel genomen voor het geheel: anders zouden de apostelen zelf, die het toekwam het brood te breken, maar één teken gebruikt hebben.

14. Zijn de ongemakken, die Gerson (???) verhaalt als: 1. dat de wijn door een ongeluk licht kan morsen, 2. zonder perikel niet kan omgedragen worden, 3. 's winters gemakkelijk verschaalt(???) en zuur wordt, 4. 's zomers bijna stinkt en vol wormen groeit, 5. degenen die ze drinken doet walgen, 6. in sommige landen moeilijk te krijgen is, 7. dat de leken op deze manier de drinkbeker aanraken, 8. dat sommigen van hen baarden hebben, 9. dat sommigen gichtziekig(???) zijn, 10. dat de priesters waardiger zijn dan de leken: gewichtige en rechtvaardige oorzaken genoeg waarom de leken met recht de beker van het Avondmaal mogen onthouden(geweigerd) worden?

Nee, 1. Want Christus, de apostelen en de eerste kerk, verstonden deze dingen ook wel, maar hebben ze niet zo hoog geacht dat ze daarom het heilig Avondmaal van zijn ene doel zouden beroven.

2. Omdat het ook kan gebeuren dat het brood op de aarde valt en schimmelig wordt als men het lang bewaard, echter wordt het daarom niet uitgesloten. het is waar, men moet wel toezien dat men de verborgenheden en sacramenten niet roekeloos bediend of behandelt: maar zo het gebeurde dat er onvoorziens een kruimeltje brood of een druppel wijn op de aarde viel, zo mag dat niet meer voor een sacrament gehouden worden.

3. Omdat het bewaren van de tekenen van het sacrament voor de toekomende tijd tot het gebruik van de zieken en het dragen van de ene plaats naar de andere: uit menselijk bijgeloof opgekomen is.

4. Omdat het bijgeloof is de leken (die Paulus in *1Korintiërs zegt gereinigd te zijn en gerechtvaardigd door de Naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God) niet toe te laten dat ze de drinkbeker hetzij met de hand of met de mond aanraken.

5. Omdat het besluit niet goed is wat men maakt uit die particuliere en bijzondere dingen: want als er enige zijn die van de wijn walgen, en in sommige landen moeilijk wijn te bekomen is, in sommige, zo men ze daar brengt, door oorzaak van grote koude ook moeilijk bewaard kan worden, zal men daarom een wet maken voor het gehele christendom om onder een gestalte het sacrament van het Avondmaal te moeten gebruiken? Maar hieruit zou met meer reden mogen besloten worden of dat degenen die geen wijn kunnen verdragen zich behoren van het Avondmaal des Heeren te onthouden, wat men door de natuur ontzegt wordt: of dat men in die landen waar men geen wijn kan bekomen enige andere natuurlijke drank, die de mensen in het algemeen daar drinken, gebruiken zal.

6. Omdat men de vrouwen de drinkbeker niet had behoren en ook niet behoort te weigeren uit oorzaak dat er mannen met baarden aan het Avondmaal gaan, die er ook in de eerste kerk geweest zijn.

7. Omdat de christenen niet zo gevoelig behoren te zijn: en zonder enigen van degene die aan de tafel gaan zo onhebbelijk en ontijdig(???) zijn, of met zodanige ziekte of zeer besmet zijn, daar men vreest dat zou kunnen verspreiden, die mogen alleen of op het laatst aan de tafel gaan.

8. Omdat ook in de gichtzieken(???) en die de bevende beroertheid hebben, zodat hun hoofd schud, deze voorzichtigheid kan gebruikt worden, zodat het niet nodig is de instelling van Christus daarom te veranderen.

9.Gods gebod moet men ook niet teniet doen, opdat de inzetting van de mensen gehouden werd. Matteüs 15:6 – “Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering.”.

10. Omdat de waardigheid van de dienaren er niet in bestaat dat hij een dubbel deel heeft en het volk maar een gestalte ontvangt. Maar in de eigenschappen die de apostel beschrijft in 1 Timoteüs 3:2 – “Een opziener dan moet zijn onbesproken, de man van één vrouw, nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen”. en 1 Timoteüs 5:17 – “De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht.”: dat de ouderlingen dubbele eer waardig zijn als ze wel regeren en in het Woord van God arbeiden. En de spreuk Christostomi (???) staat vast: Daar is iets, waarin de dienaar niet van een ander lidmaat verschilt, als wanneer men de sacramenten gebruiken zal: want wij worden alle tezamen de één zowel als de ander waardig geacht, dezelve deelachtig te zijn. En Ichnatius zegt in zijn brief aan die van Filadelfia: Één brood word voor allen gebroken, en één drinkbeker allen uitgedeeld. En Gelasius zegt: Wanneer men één en hetzelfde sacrament deelt en scheid, kan niet geschieden zonder grote Godslastering.

11. Omdat Christus, wat dekmantel men ook zoekt voort te brengen, niet alleen het Avondmaal door tweeërlei teken ingesteld heeft, maar ook de discipelen bevolen hetzelfde onder tweeërlei teken te ontvangen: Neemt, eet, drinkt, en doet dat. De leer ook van het Heilig Avondmaal die Paulus ons beschrijft in 1 Korintiërs 11:2323 Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam. en volgens, is alle gelovigen gemeenschappelijk. Ten laatste omdat het sacrament in zijn geheel behoort te blijven en genoten te worden.

15. Waarom heeft Christus brood genomen en geen broden?

Om te kennen te geven de verborgenheid van één en hetzelfde lichaam, daarom worden zij die aan de tafel gaan alle ééns broods deelachtig. 23).

16. Welk brood heeft Christus gebruikt, ongezuurd of gezuurd?

Zuiver en algemeen brood, maar ongezuurd vanwege de omstandigheden: de eerste dag van de ongezuurde broden, op welke Christus, nadat Hij het Paaslam met de zijnen gegeten had, het Avondmaal ingesteld heeft,24) omdat men zodanig brood op die vier-dagen van Pasen moest eten, want het was niet geoorloofd om dan gezuurd brood te eten.25) En de apostel sprekend van het Heilig Avondmaal noemt hetgeen dat die van Korinte aten, eenvoudig brood, verstaande ongetwijfeld daarbij algemeen brood dat bij hen gebruikt werd, zodanig als brood de Griekse gemeente gebruikte.

17. Waarom heeft Hij het brood ingesteld als een sacrament van Zijn lichaam?

Om de analogie of overeenkomst, of gelijkheid van eigenschappen en werken van het teken en de betekenis: Want:

  1. Gelijk het tarwegraan lichamelijk brood wordt: zo wordt het lichaam van Christus geestelijk brood.
  2. Gelijk het brood door de hitte van het vuur in de oven gebakken wordt: zo is het lichaam van Christus gebakken door de hitte van het kruis en tot een spijs des levens bereid.
  3. Gelijk het lichamelijk leven door brood onderhouden wordt: zo wordt de ziel gevoed tot het geestelijk en eeuwig leven door Jezus Christus, het Brood des levens.
  4. Gelijk het hart van de mensen door brood gesterkt wordt:26) zo versterkt ook de kracht en de verdiensten van het lichaam van Christus de ziel tot het eeuwige leven.
  5. Gelijk het brood de lichamelijke honger verdrijft: zo verzadigt ook de verdienste van het lichaam van Christus de honger van de ziel.
  6. Gelijk het brood de hongerigen nut doet, en niet degenen die vol en zat zijn: zo baad ook de kracht en de verdienste van het lichaam van Christus alleen degenen die hongeren naar de gerechtigheid: maar de hovaardigen en die op hun eigen gerechtigheid trots zijn, en als vol en zat zijn, gans niet.
  7. Gelijk het brood dat onder velen uitgedeeld wordt een teken is van eendracht, zo is ook het lichaam van Christus dat voor velen geofferd is, een pand van de goedwilligheid van Christus en van de onderlinge liefde onder ons.
  8. Gelijk een brood uit veel korrels gebakken wordt:zo zijn wij alle, die eens broods deelachtig zijn een verborgen geestelijk lichaam van Christus: één brood zeg ik, niet in getal maar in het algemeen verstaan van het Sacrament en tot een einde genomen zijnde overmits dat het tot één en hetzelfde doel genomen wordt. *1Korintiërs Psalm 10:17 – “De begeerte der ootmoedigen hebt Gij, Here, gehoord: Gij sterkt hun hart, uw oor merkt op”..

18. Waarom heeft Christus brood genomen en geen vlees of enige andere spijs om zijn Avondmaal in te stellen?

Omdat Hij niet gezien heeft op de koleus(???) en de uiterlijke vorm en gedaante waardoor het vlees best op vlees gelijkt: maar op de kracht van te kunnen voeden en spijzen, die meer is in het brood als in het vlees van wat schepsel dat ook is.

19. Hoedanige wijn heeft Christus gebruikt en door zijn voorbeeld geleerd dat men daartoe nemen zal?

Geen wijn die met water gemengd is, die de oude Grieken Krama noemden en gebruikten als en middel-matig vrij ding dat Sacrementen niet nodig was, door oorzaak dat het water uit de rotssteen vloot voor de Israëlieten die dorst hadden, welke steen Christus was:27) En dat er water en bloed uit de zij van de Heere gelopen is 28): Of overmits dat ze eertijds vrij was wat rouw dronken, als ze het Avondmaal hielden, zo dat er sommigen in de liefdelijke maaltijden dronken werden 29) derhalve omdat de wijn die door haar zelf krachtig is minder zou schaden, hebben zij ze met water vermengt: of om te kennen te geven de vereniging van Christus met de gemeente: als Cyprianus dat uitlegt: of om uit te beelden de vereniging van de twee naturen in Christus gelijk Nycephorus zegt.

Maar deze bewijsredenen kunnen dat zeggen niet genoeg beweren: want dat uitstorten van water en bloed zoals AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt betekende de twee sacramenten: de doop en het Avondmaal. Ten andere drinkt men in het Avondmaal niet zoveel en geen sterke wijn dat men daar dronken van zou kunnen worden: de vereniging die wij met Christus hebben wordt ook op een andere manier te verstaan gegeven : maar hieruit zou men beter kunnen beweren dat Christus ongemengde wijn gebruikt heeft: want de schrift maakt geen gewag van enig water dat in de wijn gemengd zou zijn geweest. Ook niet van rode of witte wijn maar wel van de vrucht van de wijnstok. Matteüs 26:29 – “Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders.”

Deze woorden van Matteüs en Markus voegen erbij de woorden 'van de geestelijke drinkbeker' , maar bij Lukas schijnen ze verzet te zijn (zoals AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. leert in ???) en men vind ze niet bij de syrische overzetters. Chrysostomus zegt ook(???) in Matteüs 261 En het geschiedde, toen Jezus al deze woorden geëindigd had, dat Hij tot zijn discipelen zeide: 2 Gij weet, dat het over twee dagen Paasfeest is, en alsdan wordt de Zoon des mensen overgeleverd om gekruisigd te worden. 3 Toen kwamen de overpriesters en de oudsten des volks bijeen in het paleis van de hogepriester, genaamd Kajafas, 4 en zij beraamden een plan om Jezus door list in handen te krijgen en te doden. 5 Maar zij zeiden: Niet op het feest, opdat er geen opschudding ontsta onder het volk. 6 Toen Jezus te Betanië was, in het huis van Simon de melaatse, 7 kwam een vrouw tot Hem met een albasten kruik vol kostbare mirre en goot die uit over zijn hoofd, terwijl Hij aanlag. 8 Toen de discipelen dit zagen, waren zij verontwaardigd en zeiden: Waartoe die verkwisting? 9 Want deze (mirre) had duur verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden. 10 Maar Jezus merkte het op en zeide tot hen: Waarom valt gij deze vrouw lastig? Want zij heeft een goede daad aan Mij verricht. 11 De armen hebt gij immers altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd. 12 Want toen zij deze mirre over mijn lichaam uitgoot, heeft zij dat gedaan om mijn begrafenis voor te bereiden. 13 Voorwaar, Ik zeg u, overal waar dit evangelie verkondigd zal worden in de gehele wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van wat zij gedaan heeft. 14 Toen ging één van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters, 15 en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. 16 En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren. 17 Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten? 18 Hij zeide: Gaat naar de stad tot die-en-die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u houd Ik met mijn discipelen het Pascha. 19 En de discipelen deden, zoals Jezus hun had opgedragen, en zij maakten het Pascha gereed. 20 Toen het avond geworden was, lag Hij aan met de twaalf [discipelen]. 21 En terwijl zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij verraden zal. 22 En zeer bedroefd, begonnen zij, een voor een, tot Hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Here? 23 Hij antwoordde hun en zeide: Die zijn hand met Mij in de schotel heeft gedoopt, die zal Mij verraden. 24 De Zoon des mensen gaat wel heen gelijk van Hem geschreven staat, doch wee die mens, door wie de Zoon des mensen verraden wordt. 25 Het ware voor die mens goed geweest, als hij niet geboren was. Judas, zijn verrader, antwoordde en zeide: Ik ben het toch niet, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. 26 En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. 27 En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. 28 Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. 29 Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders. 30 En na de lofzang gezongen te hebben vertrokken zij naar de Olijfberg. 31 Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. 32 Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea. 33 Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit! 34 Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. 35 Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen. Zo spraken ook al de discipelen. 36 Toen ging Jezus met hen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij zeide tot de discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te bidden. 37 En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs mede en Hij begon bedroefd en beangst te worden. 38 Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij. 39 En Hij ging een weinig verder en Hij wierp Zich met het aangezicht ter aarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. 40 En Hij kwam bij zijn discipelen en vond hen slapende, en Hij zeide tot Petrus: Waart gijlieden zo weinig bij machte één uur met Mij te waken? 41 Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. 42 Wederom, ten tweeden male, ging Hij heen en bad, zeggende: Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede! 43 En toen Hij terugkwam, vond Hij hen slapende, want hun ogen waren bezwaard. 44 En Hij liet hen daar en ging wederom heen en bad ten derden male, opnieuw dezelfde woorden sprekende. 45 Toen kwam Hij bij de discipelen en zeide tot hen: Slaapt nu maar en rust. Zie, de ure is nabijgekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen van zondaren. 46 Staat op, laten wij gaan. Zie, die Mij overlevert, is nabij. 47 En terwijl Hij nog sprak, zie, daar was Judas, één van de twaalven, en met hem een grote schare met zwaarden en stokken, gezonden vanwege de overpriesters en oudsten des volks. 48 En die Hem overleverde had hun een teken gegeven, zeggende: Die ik zal kussen, die is het; grijpt Hem. 49 En terstond trad hij op Jezus toe en zeide: Wees gegroet, Rabbi, en hij kuste Hem. 50 Maar Jezus zeide tot hem: Vriend, waartoe zijt gij hier? Toen traden zij toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem. 51 En zie, één van die bij Jezus waren, strekte zijn hand uit, trok zijn zwaard en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af. 52 Toen zeide Jezus tot hem: Breng uw zwaard weder op zijn plaats, want allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen. 53 Of meent gij, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen? 54 Hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het aldus moet geschieden? 55 Op dat ogenblik sprak Jezus tot de scharen: Als tegen een rover zijt gij uitgetrokken met zwaarden en stokken om Mij gevangen te nemen? Dagelijks zat Ik in de tempel te leren, maar gij hebt Mij niet gegrepen. 56 Doch dit alles is geschied, opdat de schriften der profeten in vervulling zouden gaan. Toen lieten al de discipelen Hem alleen en vluchtten. 57 Die nu Jezus gegrepen hadden, leidden Hem weg naar Kajafas, de hogepriester, bij wie de schriftgeleerden en oudsten bijeengekomen waren. 58 En Petrus volgde Hem van verre tot aan de hof van de hogepriester, en binnengekomen zijnde, ging hij tussen de dienaars zitten om de afloop te zien. 59 De overpriesters en de gehele Raad trachtten een vals getuigenis tegen Jezus te vinden om Hem ter dood te brengen, maar zij vonden er geen, 60 hoewel er vele valse getuigen optraden. 61 Maar ten laatste traden er twee op, die verklaarden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen. 62 En de hogepriester stond op en zeide tot Hem: Geeft Gij geen antwoord; wat getuigen dezen tegen U? 63 Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. 64 Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels. 65 Toen scheurde de hogepriester zijn klederen en zeide: Hij heeft God gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord. Wat dunkt u? 66 Zij antwoordden en zeiden: Hij is des doods schuldig. 67 Toen spuwden zij Hem in het aangezicht en sloegen Hem met vuisten; 68 anderen sloegen Hem in het gelaat en zeiden: Profeteer ons, Christus, wie is het, die u geslagen heeft? 69 Petrus zat buiten in de hof en er kwam een slavin naar hem toe, die zeide: Ook gij waart bij Jezus, de Galileeër. 70 Maar hij loochende het ten aanhoren van allen en zeide: Ik weet niet, wat gij zegt. 71 Toen hij naar het portaal ging, zag een andere hem en zij zeide tot hen, die daar waren: Die man was bij Jezus, de Nazoreeër. 72 En wederom loochende hij het met een eed: Ik ken de mens niet. 73 Even later kwamen zij, die daar stonden, naar Petrus toe en zeiden: Waarlijk, ook gij behoort tot hen, want ook uw uitspraak verraadt u. 74 Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de mens niet. 75 En terstond kraaide een haan. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus gesproken had: Eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter.. Van de vrucht van de wijnstok, die voorwaar wijn voortbrengt en geen water. Ja zo men de allegorieën of gelijkenissen wilde gebruiken, men zou het mogen uitleggen van de vervalsing van het Avondmaal van de Heere. *Jesaja1:22. Uw wijn is vermengt met water.

20. Waarom heeft Hij de wijn ingesteld tot een sacrament van Zijn bloed?

Desgelijks om de gelijkenis van de eigenschappen en de werken van de wijn en ven het Bloed van Christus. Want,

  1. Gelijk de wijn voortkomend uit de wijnstok een lieflijke drank is: zo is het bloed van Christus dat uit Zijn zijde vloeide, die de ware wijnstok is 30), de heilzame drank van de zielen.
  2. Gelijk de wijn de dorst van het lichaam verslaat: zo lest ook de verdienste van het bloed van Christus de dorst van de zielen.
  3. Gelijk de wijn het hart van de mensen verheugd 31): zo verblijden ook de beloften van Christus de ziel.
  4. Gelijk de wijn het lichaam verwarmt en ons vaardiger en bekwamer maakt om onze dingen te doen: zo ontsteekt het bloed van Christus, door het geloof aangenomen, de ziel tot alle goede bewegingen en maakt ons door de kracht van de Heilige Geest te vaardiger tot alle goede werken en wekt ons daartoe op.
  5. Gelijk de wijn de kou verdrijft: zo verjaagt het bloed van Christus de koude van de liefde.
  6. Gelijk de wijn ons onbeschroomder en vrijmoediger maakt: zo maakt ons ook het bloed van Christus, door het geloof aangenomen, vrijmoedig, onbeschroomd en gerust voor God, en in de belijdenis standvastig zodat er geheel niets is dat we behoeven te vrezen.
  7. Gelijk de wijn ons de mond ontsluit en welsprekend maakt: zo maakt ons ook het bloed van Christus, door het geloof aangenomen, welsprekend in de belijdenis en in de verkondiging van de weldaden van Christus.
  8. Gelijk de wijn de bleekheid van het aangezicht verdrijft en het aangezicht van de mensen doet blinken als olie: zo verandert het bloed van Christus de bleke kleur van de ziel, die ze schept uit de vrees van de dood, in een lieflijke rode verf: dat is, het maakt de gewetens gerust en versiert ons voor God, dat wij met een schoon, blozend gezicht dat is rechtvaardig en aangenaam voor Hem mogen verschijnen.

21. Maar wanneer ze in sommige landen zodanig brood en wijn niet hadden, als wij hebben, met wat tekenen zouden ze dan het Avondmaal bedienen?

Met dat aardse en lichamelijke voedsel die alle mensen in die landen, in plaats van brood en wijn voor spijs en drank gebruiken: want dat komt met de mening van Christus overeen. Hierom was het de dienaren in Noorwegen, zoals Volaterranus schrijft, toegelaten wanneer de nood het eiste, het Avondmaal zonder wijn te houden, met mee of honing onder elkaar gemengd: omdat de wijn die men in dat land brengt vanwege de kou snel bederft.

  1. Omdat dezelfde concomitantie ook plaats heeft bij de mis-dienaren die nochtans willen dat ze het gehele sacrament zullen gebruiken als ze de mis doen.
  2. Omdat Christus Jezus, die de eeuwige wijsheid van de Vader is en Zijn kerk niet beveelt dingen die onnodig zijn, deze twee tekenen ingesteld heeft en met voorbedachte raad allen bevolen heeft de drinkbeker te gebruiken, zeggende:" Drinkt allen daaruit": om te kennen te geven dat de gelovigen in het algemeen zonder onderscheid van volk, stand en geslacht, dat één en hetzelfde bloed dat voor velen uitgestort is, zouden drinken en daarmee gelaafd worden. Om de ijdele verdichtselen van mensen behoord men Gods gebod niet te overteden, die uitdrukkelijk en onderscheiden het brood Zijn lichaam en niet Zijn bloed, en de wijn Zijn bloed en niet Zijn lichaam genoemd heeft. De kerk of gemeente heeft ook niet de macht om de materie of vorm en gestalte van de sacramenten naar goeddenken te veranderen.
  3. Omdat men de delen in de uiterlijke ceremonie niet van de ander behoord te scheuren of scheiden, omdat ze in de betekenende zaak verenigd zijn.
  4. Omdat Christus niet in de tekenen van het sacrament wordt gesloten: want Hij is in het Avondmaal niet om het brood maar om de mens.
  5. Omdat het lichaam en bloed van Christus ons in deze daad niet wordt voorgeschilderd, gelijk de gehele mensheid Christus nu onverscheiden(???) en eerlijk leeft: maar in zoveel dezelve voor ons aan het kruis ter dood opgeofferd zijn, het bloed uit het lichaam vergoten zijnde: Want de woorden die Christus bij de tekenen doet, geven uitdrukkelijk genoeg te kennen dat Zijn lichaam en bloed ons in het Avondmaal aangeboden en gegeven worden, die dingen die in de offerande des kruises van de ander gescheiden waren. Waaruit wij besluiten, gemerkt de concominatie, of natuurlijke vereniging van het lichaam en bloed, niet overeenkomt met de dood van Christus (want in het lichaam te zijn en uit het lichaam gestort en vergoten te worden zijn tegenstrijdige dingen) dat die concominatie regelrecht strijd tegen de instelling van Christus. Daarom wordt ook de persoonlijk vereniging van God en de mens niet gebroken die in de dood zelfs niet gebroken werd al waren ook de ziel en het bloed van het lichaam gescheiden. Zo zegt Beda dan zeer wel: het brood ziet geestelijker wijs op het lichaam van Christus en de wijn op zijn bloed. En de oudvaders hebben ook iet anders van deze verborgenheid gesproken alsof Christus nog dagelijks in de bedienig van het Heilig Avondmaal voor ons gestorven, gedood en opgeofferd werd: Hetgeen uit Zijn zijde gelopen is, zegt Chrisostomus, dat is in de beker en dezelve worden wij deelachtig.

23. Maar zo iemand vandaag woonde op de plaats waar de leken de drinkbeker geweigerd wordt, zal hij zich dan ten enemale van het Avondmaal onthouden?

Het is het allerbeste dat hij zich daarvan onthoud, zo hij tevoren uit het evangelie geleerd heeft dat het strijd tegen het woord van God: want het is een zware zonde, Christus instelling tegen zijn geweten te overtreden. Daarom zegt Ambrosius zeer wel: Hij is de Heere niet waardig, die het sacrament anders houd, dan het van hem ingesteld is: want hij mag niet ijverig genoemd worden, die anders daarvan gevoelt, dan het de insteller bevolen heeft.

24. Wat heeft Christus gedaan toen Hij het brood genomen had?

Hij heeft de twee soorten van tekenen ingesteld, dat de uiterlijke daden om het Avondmaal te bedienen, of de ceremoniën van het uitreiken van het Avondmaal des Heeren, waardoor Hij alleen de dienaren een voorbeeld gegeven heeft.

25. Welke zijn de ceremoniën?

Hij heeft de Vader gedankt: die Hij de genade van onze verlossing als de principieelste oorzaak van dezelve toeschrijft. Het leert ons hetzelfde naar Zijn voorbeeld ook te doen, zo in het gebruiken van het Avondmaal, als in het nuttigen van ons dagelijks eten en andere dingen 32) en heeft ook meteen door de zegening en dankzegging (want de woorden: als Hij gezegend en als Hij gedankt had, worden nu het één voor het ander genomen in de instelling van het Avondmaal des Heeren, ,) niet door het teken van het kruis, gelijk die van het pausdom dwaas menen, alsof Hij een toverbezwering gedaan had, maar door de zegening, zeg ik, dat is door het gebed tot God, het brood en de wijn, tot het heilig gebruik bereid, verordineert, bestemd en geheiligd.

Want al is het zaak, dat het woord: zegenen, genomen wordt:

  1. Van God, die of in het algemeen alle schepselen zegent, Genesis 1:28 – “En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.”, of in het bijzonder zijn kerk, Numeri 6:24 – “De Here zegene u en behoede u”., voor goed doen, overmits God door een woord alles uitwerkt en geestelijke en lichamelijke gaven geeft.
  2. Van de mensen tegenover God, als gezegend of geprezen zij de Heere, , voor \God danken en groot maken: Of tegenover andere mensen hen alle goeds toewensen Matteüs 5:44 – “Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen”. en prijzen 33). Nochtans betekent het dikwijls hetzelfde dat consacreeren betekend: dat is afzonderen van het werelds gebruik, heiligen en wijden tot heilig gebruik ordineren en bestemmen, naar Gods ordinantie als in Genesis 2:3 – “En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht.”. Daarom zegt Ecumenius, dat de woorden : de drinkbeker der dankzegging die wij dankzeggende zegenen, 1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?”, even veel zijn alsof men zei:die wij zegenede, dat is met gebeden en dankzegging in waarde houden. Hieruit ontstaat het woord: consecratie, ofwel heiliging en zegening, waardoor niet door het slechts hystorisch lezen van de tekst van de brief tot die van Korinthe, van het evangelie, maar door het gebed, de dankzegging, de heldere en getrouwe verhaling en levendige, duidelijke uitlegging van de woorden van de instelling en de beloften van Christus, die altijd krachtig is. En overzulks door die ganse dienst of heilige handeling, die Christus ons bevolen heeft te doen gelijk hij zelf gedaan heeft, daarin God krachtig werkt de dingen die algemene hulpmiddelen waren om het lichaam te voeden. Sacramenten worden van het lichaam en bloed van Christus, die ons tot een levendmakende spijs en drank geordineerd is en voorgesteld: en worden zo van algemene en natuurlijke spijs een spijs die heilig en geestelijk is, als die geordineerd zijn tot dit gebruik en ambt, dat ze zijn het lichaam en het bloed van Christus, niet vanwege haar natuur maar vanwege Gods instelling, die verhaalt en uitgelegd moet worden, opdat het geloof iets heeft dat het mag omhelzen, zo in het woord als in de elementen en tekenen: Want AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt: Ons brood en de beker, word ons geestelijk door een lekere(???) consecratie, of heiliging en niet van nature. zo dwalen dan degenen grotelijks die de consecratie alleen trekken tot deze woorden: dit is mijn lichaam en dit is mijn bloed. En die de concecratie uitleggen van de verborgen kracht van die woorden die ze werkelijk noemen, waardoor het wezen van het brood zou veranderen of het lichaam en het bloed van Christus in het brood besloten werden. Want de Heere sprak het brood niet aan, maar de discipelen toen Hij van het brood zei: Neemt, eet, dat is mijn lichaam.

En Gregorius zegt dat de apostelen het gebed des Heeren alleen gebruikt hebben tot de consecratie of heiliging, ??? Dat het Avondmaal door het gebed geschied, ???, Door de aanroeping van de allerhoogste God, ??? Door de dankzegging (Dat hetzelfde is wat de apostel zegt in 1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?”. En wat de woorden zijn verklaart hij in H. 5.??? Verhalende de woorden van de instelling: En AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zeg: "Het woord komt bij het element en het word een sacrament." De schrift getuigt nergens dat de canon van de mis (zonder welke de papisten zeggen geen consecratie of gemeenschap van het Avondmaal des Heeren te kunnen geschieden) van Christus of de apostelen zou gemaakt zijn. Maar het is een paapse versierde instelling die als een bedelaarsmantel, van veel Auteuren en op verscheiden tijden tezamen geflanst en bijeen geschraapt en geraapt is, en vol steekt van veel Gods lastering tegen Christus.

26. Wat heeft Christus na de zegen gedaan?

Het brood dat Hij genomen had, heeft Hij gebroken: niet alleen om het te beter uit te delen, maar ook om ons zijn dood voor ogen te stellen en af te schilderen.

27. Is het breken van het brood een middelmatige ceremonie?

Nee, maar een wezenlijke en sacramentele ceremonie, die tot het einde of oogmerk en overzulks tot de vorm en gestalte van het heilig Avondmaal inzonderheid dient, als ook het schenken van de wijn in de beker: als dingen waardoor de gelovigen Christus niet alleen hoe Hij zich tenenmale overgeeft voor ons, maar als aan het kruis met onuitsprekelijke pijnen aan ziel en lichaam gemarteld, gescheurd, vermorzeld, verbroken en vaneen gescheurd zijnde, totdat ziel en lichaam met geweld vaneen gescheiden zijn, en als in twee delen naar zijn menselijke natuur gekloofd en als noch vloeiende van druppels bloed om onze zaligheid wil met de ogen van het geloof aanschouwen.

Niet dat Zijn lichaam inderdaad gebroken zou zijn geweest: want er moest geen been aan Hem gebroken worden, gelijk het paaslam suier(???) afbeeldde 34) Maar omdat het toen geweldig gemarteld is, de zijde geopend, handen en voeten doornageld en eindelijk ook van de ziel gescheiden, daarom zegt men dat het gebroken is. Om deze oorzaak de apostel ook hetgeen dat in het brood geschied en nu ook behoort te geschieden, het lichaam de Heeren zelf, door een sacramentele overnoeming en onderlinge verwisseling van de namen toeschrijft: Als hij zegt dat de Heere dit van Zijn lichaam gesproken heeft, Dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. 1 Korintiërs 11:24 – “De dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.”. En vanwege de wijze van breken, wordt het Avondmaal een breking des broods genoemd.35)

Dat ook de ceremonie van breken in de tijd van Paulus in de gemeente in zwang was, blijkt klaar uit de woorden als hij zegt: Het brood dat wij breken 1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?”. En de kerk heeft deze gewoonte lang onderhouden. Maar de wijze van hostiën, dat is auwels of dunne ronde koekjes te geven, heeft de Roomse kerk ingesteld.

28. Wat heeft de Heere gedaan met het gebroken brood en de geschonken wijn?

Hij heeft het Zijn discipelen gegeven of het in de hand gelegd en uitgedeeld, en daarmee geleerd dat de gelovigen in de uitdeling van dat brood en die wijn, dezelfde Christus door het geloof moeten aanmerken, alsof ze Hem zagen met Zijn eigen hand, Zichzelf met het eeuwige leven, henlieden meedeeld, om gebruikt en genuttigd te worden, dat Hij ook inderdaad door de inwendige kracht van Zijn Heilige Geest doet.

29. Welke woorden heeft Christus bij Zijn handeling gevoegd?

Drieërlei woorden :Sommige gebiedend, waarmee Hij bevolen heeft hetgeen Hij wilde dat de zijnen in het houden van het Avondmaal zouden doen, waarmee Hij ook uitdrukt de uitwendige vorm van het Avondmaal en het inwendige te kennen geeft. Sommige zijn bepalend, en de sacramentele woorden of woorden van belofte die Hij tot verklaring bij de tekenen gevoegd heeft, waardoor de inwendige materie of betekende zaak verklaard wordt. En sommige zijn nader verklarende woorden, waardoor Hij uitgelegd heeft het doel van deze heilige handeling of daad.

30. Wat beveelt Hij de zijnen in het Avondmaal te doen?

Ten eerste leert Hij in de bediening van het Avondmaal wat de dienaren zelf of de uitdelers van het Avondmaal schuldig zijn te doen. Daarna beveelt Hij hetgeen de gehele gemeente in het gebruiken of nemen van hetzelve behoord na te komen. Want Hij spreekt in deze heilige handeling zijn apostelen aan, als die vertegenwoordigden zowel de herders of uitdelers van zijn geheimenissen als de ganse vergadering der gelovigen.

En voor het eerst beveelt Hij zijn discipelen of dienaren, als ze de dienst zullen doen, het brood en de wijn te nemen: God de Vader te danken, het brood te breken en uit te delen. Want Hij zegt in en 1 Korintiërs 11:24 – “De dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.” en 25. Doet dat tot Mijn gedachtenis. Zo moet men het woord 'dat' niet duiden op het lichaam of de beker, maar op hetgeen dat de Heere omtrent het brood en de wijn gedaan had: En Hij heeft Zijn lichaam en bloed onder de gedaante van brood en wijn niet aan God Zijn Vader geofferd, maar heeft het brood genomen, gedankt en gebroken, en desgelijks nam Hij ook de drinkbeker, maar niet Gode opgedragen, maar de discipelen gegeven, met tweeërlei gebod, zeggende: Eet drinkt allen daaruit. Zo is dan datzelfde en niet wat anders aan de dienaren ook bevolen te doen. Tenzij dat ze van Christus beschuldigd willen worden, hun opdracht en bevel niet juist uit te voeren.

Men moet ook niet zien op de betekenis van het latijnse woord 'facere,'doen' alsof Christus zegt: doet dat, 'tonto pojeite' Wat soms in het latijn wordt vervoegd met een 'ablativo casu', betekent 'facrisicare', offeren: want zij zeggen:??? met deze of die offerande doen als bij voorbeeld in dit vers:???, dat is, komt zelfs als ik een hockling??? voor mijn korenvruchten offer.En niet gelijk de roomsen met een hochlings??? verstand uitleggen??? En soms ook in de schrift als namelijk het ding dat geofferd of de Heere opgedragen wordt, bij het woord zelf wordt gevoegd als de tekst uitdrukkelijk van offerande spreekt. Wanneer de schrift zegt van een lam, geit, kemel en andere dergelijke dingen te doen, dat is te offeren naar de Hebreeuwse en niet naar de Latijnse manier van spreken: Leviticus 15:15 – “En de priester zal ze bereiden, de ene als zondoffer en de andere als brandoffer. En de priester zal verzoening over hem doen voor het aangezicht des Heren vanwege zijn vloeiing.”. Waar Mozes spreekt om twee tortelduiven te offeren: Het ene zult gij bereiden tot een zondoffer, het andere tot een brandoffer. En Numeri 28:4 – “Het ene schaap zult gij des morgens bereiden, het andere schaap zult gij in de avondschemering bereiden.”. Een lam zult gij 's morgens doen, dat is dat zult gij offeren. Doch het woord 'doë', in deze manier van spreken 'doet dat' betekend nergens offeren, maar wel doen hetgeen dat toen in het eerste Avondmaal gedaan werd. En dat zoveel belangt, zowel het uitdelen als het ontvangen van het Avondmaal.

Ten andere worden deze woorden 'doet dat' verstaan hetgeen dat de communicanten of degenen die aan de tafel gaan, in het gebruiken en nemen van het Avondmaal behoren te doen: Hetwelk blijkt wanneer Paulus dit toepast, niet alleen op de dienaren, maar op de gehele kerk van Korinthe. Daarom beveelt hij dat de genodigde gasten of die aan de tafel gaan en communiceren, eerst het gebroken brood zullen nemen, daarna eten en de geschonken wijn drinken. Hetwelk sacramentele ceremoniën zijn, degenen belast die zich aan de tafel begeven, te weten de uitwendige tekenen, eerbiedig in de hand te nemen, te eten en te drinken.

31. Maar heeft Christus in het laatste Avondmaal Zichzelf niet onder de tekenen van brood en wijn, God de Vader geofferd en bevolen dat datzelfde zou geschieden tot de voleinding der wereld toe?

Hij heeft wel zo met woorden als met werken, de offerande die Hij de andere dag aan het kruis offeren zou, afgeschilderd en bevolen dat men het doen zou tot een gedachtenis van dien. Maar Hij heeft zichzelf inderdaad en eigenlijk in de gedaante van brood en wijn God Zijn Vader niet geofferd, noch bevolen dat men daar een offer van zou maken tot vergeving van de zonden.

  1. Omdat Hij door één offer eenmaal geschied,(niet door twee, de ene zonder bloed, de andere bloedig. de ene als de voornaamste, de andere als de tweede of een gedenkoffer of toeëigenend offer, niet door het weerhalen van de ene en dezelfde offer) in eeuwigheid volmaakt heeft degenen die geheiligd worden, Hebreeën 5:5 – “Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de eer toegekend hogepriester te worden, maar Hij, die tot Hem sprak: Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt”. en Hebreeën 10:12 – “Deze echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God”. en 14.En waar vergeving van zonden is, daar is geen offer meer voor de zonden. Hebreeën 10:18 – “Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer (nodig).”.
  2. Omdat de vrucht van dit enige offer ons toegeëigend word, zowel uitwendig door het woord en door het wettig gebruik van de Sacramenten, als inwendig door de kracht van de Heilige Geest en door het geloof.
  3. Omdat de afbeelding of toe-eigening van een ding, het ding zelf niet is: Want de dingen die van de ander verschillen, zijn in getal, voorwerpen, wijze en manier van doen, en in de bijvoegsels als in het Avondmaal des Heeren en het offer van Christus aan het kruis, en kunnen voorwaar niet een en het zelfde ding zijn: Het beeld van een ding en het ding zelf zijn niet één, dan bij degene die krankzinnig zijn: Maar de toe-eigening breng met zich dat haar de voldoening eerst moet geschieden.
  4. Christus heeft ook geen offer in het Avondmaal geofferd, noch de dienaren bevolen te offeren waardoor de zonden gereinigd en vergeven zouden worden.
  5. Daar is ook niets dat macht heeft de zonden te verzoenen dan de enige offerande van het kruis.
  6. Zonder bloedstorting geschied geen vergeving van zonden. Hebreeën 9:22 – “En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving.”. En er wordt nergens in de schrift gezegd dat Christus aan God opgeofferd wordt, dan ten aanzien van Zijn dood: Want Hebreeën 9:25 – “Ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat”., Niet opdat Hij zichzelf dikwijls zou offeren, anders had Hij dikwijls moeten lijden.
  7. Men leest ook nergens in de schrift dat Christus aan God opgeofferd moet worden: opdat Zijn offer ons werd toegeëigend, maar wel dat men Hem door het geloof moet aannemen. Romeinen 3:25 – “Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden”.. Welke God voorgesteld heeft tot een verzoening door het geloof in Zijn bloed.
  8. Hij wordt wel enigzins door de verkondiging van het evangelie gekruisigd 36) en geofferd 37), maar op schriftuurlijke en geestelijke wijze: niet Gode maar ons, opdat wij Hem van ganser harte, door het geloof aangenomen hebbende, omhelzen.
  9. Omdat de apostel nadat de enige Hoogepriester verschenen is, geen melding maakt van enige onder-priesters in het Nieuwe Testament, die eigenlijk zo genoemd worden die of in de plaats van Christus of in de plaats van de oude priesters zouden komen.38).
  10. Omdat het enige en volkomen offer van Christus alle uitwendige offers teniet gedaan heeft. 39).???
  11. Omdat er geen dadelijk, uiterlijk en verzoenend offer is, tenzij dat ze met bloed geschiedde: geschied dan het uitstorten van het bloed in het Avondmaal op sacramentele wijze, zo geschied het dan niet in de daad zelf.
  12. Omdat de plaats Maleachi 1:11 – “Want van waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, is mijn naam groot onder de volken, allerwege wordt mijn naam reukwerk gebracht en een rein spijsoffer, want groot is mijn naam onder de volken, zegt de Here der heerscharen.”.niet wordt verstaan van de uitelijke offers, maar op allechorische wijze, of door gelijkenis (ziende op de wetische ceremoniën welker woorden de profeet daar gebruikt, als ook in *Jesaja2:2 Jesaja 61:6 – “Maar gij zult priesters des Heren heten, dienaars van onze God genoemd worden; gij zult het vermogen der volken genieten en u op hun heerlijkheid beroemen.” Jesaja 56:7 – “Hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op mijn altaar, want mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken.” Jesaja 66:20 – “En zij zullen al uw broeders brengen uit alle volken als een offer voor de Here; op paarden en op wagens, op draagstoelen; op muildieren en op snelle kamelen, naar mijn heilige berg, naar Jeruzalem, zegt de Here, zoals de Israëlieten het offer in rein vaatwerk naar het huis des Heren brengen.”.) van de geestelijke offerande dat is van de geestelijk godsdienst die voornamelijk in de tijden van Christus in de gemente begon toen de heidenende evangelie prediking aan namen. Van welke gesproken word in Hebreeën 13:15 – “Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden.”.
  13. Hetgeen Daniël 12:11 – “En van de tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt en een gruwel wordt opgericht, die verwoesting brengt, zijn het duizend tweehonderd en negentig dagen”. zegt: Dat men in de laatste dagen, als Antiochus woedde, het dagelijks offer brengen zal, dat moet men verstaan alsof van het dagelijks offer onder de wet, dat in de tijd van Antichus voor een tijd ophield, en naderhand in de verwoesting van Jeruzalem geheel weggenomen is, als Chrysostomus dat uitlegd in zijn 9. Oratie tegen de joden: of door gelijkenis van de dienst van God die in Zijn woord beschreven staat en geweerd zal worden als de antichrist in de wereld regeert zoals Hieronymus zegt over Daniël 121 Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. 2 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. 3 En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos. 4 Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen. 5 En ik, Daniël, zag en zie, daar stonden twee anderen, de een aan deze oever van de rivier, en de ander aan gene oever der rivier, 6 en de een zeide tot de man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond: hoelang toeft het einde dezer wonderbare dingen? 7 Toen hoorde ik de man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond, zweren bij Hem die eeuwig leeft, terwijl hij zijn rechter- en zijn linkerhand naar de hemel hief: Een tijd, tijden en een halve tijd; en wanneer er een einde komt aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk, dan zullen al deze dingen voleindigd zijn. 8 Ik nu hoorde het wel, maar begreep het niet en zeide: Mijn heer, waarop zullen deze dingen uitlopen? 9 Doch hij zeide: Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd. 10 Velen zullen zich laten reinigen en zuiveren en louteren, maar de goddelozen zullen goddeloos handelen; en geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan. 11 En van de tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt en een gruwel wordt opgericht, die verwoesting brengt, zijn het duizend tweehonderd en negentig dagen; 12 welzalig hij die blijft verwachten en duizend driehonderd vijfendertig dagen bereikt. 13 Maar gij, ga het einde tegen, en gij zult rusten en opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen..
  14. Alhoewel Melchizedek een voorbeeld van Christus geweest is, zo is hij dat niet geweest vanwege het uiterlijke offer, daar geen melding van gemaakt wordt. Genesis 14:18,19,20 – “En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden.”. noch in de gehele vergelijking van Christus met Melchizedek, die de apostel in Hebreeën 7:1 – “Want deze Melchisedek, koning van Salem, priester van de allerhoogste God, die Abraham bij zijn terugkeer na het verslaan van de koningen tegemoet kwam en hem zegende”. en volgens zeer uitvoerig verklaart: Maar, 1. Omdat Melchizedek koning en priester tegelijk was. 2. Omdat hij als priester Abraham zegende, dat is Gods genade en gunst toewenste, zeggende: Gezegend zij Abraham, Gode de allerhoogste. 3. Omdat hij ons zonder geslacht voorgesteld wordt. 4. Omdat men daar uit kan afleiden dat hij meer geweest is dan Abraham en zijn nakomelingen, omdat Abraham hem tienden gegeven heeft. Genomen nochtans (hetwelk wij niet toestaan) dat Melchizedek, eer hij Abraham, die met de zijnen van de overwinning terugkwam, aan de maaltijd ontving, een deel brood en wijn genomen had en geofferd, dat is God door een offer gedankt voor de overwinning en voor het gebruik van de lichamelijke spijs en voor alle andere ontvangen weldaden. (dat de heilige oudvaders tot een gewoonte hadden en wat ook onder de heidenen in zwang was: gelijk Athenus Homerum daarin prijst, dat hij de Griekse prinsen beschrijft nimmermeer aan de tafel te gaan zitten noch vandaar te gaan, voor zij geoffert, gebeden en gedankt hadden) Daarom volgt juist niet dat die dankzegging een offer geweest is voor Abraham en de zijnen, om voor hen de vergeving van zonden te verdienen.

Zo geschied er ook in het Avondmaal des Heeren een heilig offer, dat is, als wij het lichaam en bloed des Heeren gesmaakt hebben, danken wij God voor de geestelijke spijs en voor die grote overwinning waardoor Christus de zonden en de dood voor ons overwonnen heeft en ons Zijn overwinning deelachtig gemaakt, maar deze dankzegging verdient noch voor hen noch voor anderen de vergeving der zonden: Veel minder volgt hieruit dat Christus Zichzelf in het Avondmaal aan God onder de gedaante van brood en wijn zou geofferd hebben, maar dit volgt alleen door aan allegorisch besluit, dat het brood en de wijn die Abraham gegeven werden, voorbeelden geweest zijn van Christus, die Zichzelf ons in het Avondmaal aanbied, opdat wij Hem door een waar geloof aannemen. In welke zin de oudvaders het voorbeeld Melchizedek op het Avondmaal des Heeren toepassen. Dat Lombardus genoeg te kennen geeft als hij zegt: "Melchizedek zag op de manier en ceremonie van het sacrament, als hij Abraham brood en wijn bracht."

Eindelijk, dat de oudvaders zo hier en daar het Avondmaal een offer noemen dat geschied:

  1. Vanwege de zegening van de tekenen.
  2. Omdat men in deze verborgenheid de gedachtenis houdt van die enige offerande, die voor ons aan het kruis geschied is, en hier onder het beeld van het sacrament afgeschilderd wordt.
  3. Omdat het is een dankoffer, of een offer van dankzegging, vanwege de statelijke belijdenis van het geloof, de gebeden, en voornamelijk vanwege de bijzondere dankzegging.
  4. Omdat wij onszelf aan God daarin geheel opofferen en toewijden, Romeinen 12:1 – “Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst.”.
  5. Omdat het eertijds de manier was dat de gelovigen als het Heilig Avondmaal gehouden werd, hun giften brachten en mild meedeelden tot onderhoud van de behoeftige broeders, hetwelk ook een soort van ons geestelijk offer is.40) Daarom zegt ook Lombardus, Christus is eenmaal gestorven aan het kruis, en aldaar geslacht in Zichzelf, doch dagelijks wordt Hij geslacht in het sacrament, omdat men in het sacrament de gedachtenis houdt van hetgeen eenmaal geschied is. En Distin(???)t, 13. Offer, wordt genoemd, als een heilige daad omdat ze voor ons door een geestelijk gebed geheiligd wordt tot een gedachtenis van het lijden des Heeren.

32. Maar dewijl men altijd in de Christelijke kerk drieërlei offer, als de sacramenten gebruikt werden, onderhouden heeft: de een geheel geestelijk, waardoor een ieder zich met gebroken en geloviger harten voor God steld: de tweede zichtbare, als een ieder wat met zich meebrengt opdat hij niet leeg voor God verschijnt *Exodus 23:15. De derde, van het eigen lichaam en bloed des Heeren: zijn de twee laatsten met recht van onze gemeente afgeschaft?

Ja, daar is geen van beiden, zo men het goed verstaat, afgeschaft, maar veel meer in zijn juiste verhouding gesteld. Want al is het, dat de gaven nu zo niet worden gegeven als eertijds, toen ze die besteedde om algemene maaltijden van te houden, die ze 'agapas', liefde maaltijden noemden, als om de armen bijstand te doen, en andere noodzakelijkheden in de gemeente te handhaven, welke zij gemeenlijk, of op de tafel of op een rechtbank, die daar gemaakt was legden. (die ze in de regel Apostolisch noemen, een offerkist genoemd wordt, Canon 3.) en door een plechtig gebed tot God, dat is, tot een Godzalig gebruik toewijden, eerst weggelegd hebbend brood en wijn, die ze in het bijzonder tot het gebruik van het Heilig Avondmaal zegenden: Aangezien de algemene maaltijden al lange tijd volgens het bevel van Paulus *1Korintiërs Hebreeën 11:34 – “De kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen.” weggelaten zijn en dat de dingen in de Christelijke kerk zich mettertijd zo toegedragen hebben, dat het schijnt dat men zo zeer niet behoefde te werken om middelen te zoeken waarmee de dienaren der kerken onderhouden mochten worden. Maar veel eerder toezien dat de goederen die de kerken hebben, goed besteed worden. Zo is het niet nodig geweest, zulke gaven die in het Woord van God niet uitdrukkelijk zijn geboden, in onze gemeenten te onderhouden. Maar het is genoeg dat men zorg draagt dat de dienaren des Woords een eerlijk onderhoud hebben, de armen goed verzorgt worden, de scholen opgericht, scholieren en schoolmeesters onderhouden en kerken voorzien worden. Daarom behoort men ook niet te verzuimen, de gaven die gegeven worden in de kerken of in het geheim, te verzamelen.

Zo blijft dan de opoffering van het offer die zonder bloed geschied, bij ons in haar geheel. Is het dat men aanziet of de zegening van de tekenen zelf, dat is, het verhaal en verklaring van de instelling des Heeren, zijnde gevoegd met de gebeden, waardoor het lijden des Zoons, zoals Cyprianus spreekt, God de Vader als opgeofferd wordt. En de gehele gemeente verkondigden de dood van Christus, haar Gode als opofferen en toeëigenen: of statelijke belijdenis van het Christelijk geloof. Of eigenlijk, zo men onder de naam van offer verstaat, de dankzegging en de milde handreiking van de gaven.

33. Wat is nemen?

  1. De evangelisten gebruiken het woord: labein, of lambanein, nemen: hetwelk eigenlijk betekend: met de hand nemen. Daarom wordt alles waar men iets mee grijpt of vat als een hecht, oor of handvat, bij de Grieken 'labe' genoemd.
  2. Het schijnt ook niet geloofwaardig en kan ook uit de historie van de inzetting van des Heeren Avondmaal noch uit de manier die Christus met Zijn discipelen in het zitten aan de tafel gehouden heeft, besloten worden dat Christus in het eerste Avondmaal een ieder van Zijn discipelen het brood in de mond gestoken zou hebben. Want in Johannes 13:23 – “Eén van de discipelen, dien Jezus liefhad, lag aan de boezem van Jezus”. wordt gezegd, dat Johannes in het laatste Avondmaal in Jezus schoot lag, te weten naar de wijze die men in die tijden hielden in het aanzitten aan de tafel, als ze tijdens de maaltijd uitgestrekt op de aarde lagen, of op bedden die daartoe in de eetzaal gedekt waren: gelijk hiervan melding gemaakt wordt in Lucas 22:12 – “En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van alles voorzien: maakt het daar gereed.”, zodat ze als in het rond lagen, de een op de ander steunden, met de hoofden inwaarts en de voeten uitwaarts stekende.
  3. Ja dat meer is, de wijze van spijs en drank met de mond te nemen en niet met de hand, past de ouden en bejaarden niet, die het goed van het kwaad kunnen onderscheiden 41) (zodanige degenen al tezamen zoveel het mogelijk is, behoren te wezen welke belast wordt zich te beproeven eer ze aan de Tafel des Heeren gaan) maar de schreeuwende kindertjes die nog in de wieg liggen en niet weten wat rechts of links is. Jona 4:11 – “Zou Ik dan Nineve niet sparen, de grote stad, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechterhand en hun linkerhand, benevens veel vee?”
  4. Daarboven blijkt het hieruit dat het woord 'nemen' moet verstaan worden van het nemen met de hand, omdat anders in de woorden van Christus een ding zeer ongerijmd tot tweemaal zou vermeld worden, dewijl dat het nemen met de mond noodzakelijk moet verstaan worden uit de woorden 'Eet en drink'.
  5. Het gebruik in de oude kerken getuigd van dezelfde klaarheid: waarvan wij een voorbeeld hebben in de woorden van Ambrosius tot de keizer Theodosius Magnus, als hij zegt:"Hoe zult u uw handen uitsteken daar het onschuldige bloed nog vanaf druipt? Hoe zult u met zodanige handen het heilig lichaam des Heeren aannemen? Met welke onbedachtzaamheid zult u de beker vol dierbaar bloed aan de mond zetten, daar zoveel onschuldig bloed door de woedende razernij uwer woorden vergoten is?" Zo is het dan een groot bijgeloof om te verbieden dat degenen die aan het Avondmaal zullen gaan, het brood en de beker met de hand niet aanraken: want de mond is van binnen heiliger dan de lippen en de handen zijn. Derhalve weet ik ook niet hoe degenen zullen kunnen ontkomen, dat ze de sleur van het Pausdom niet volgen en het bijgeloof hiermee niet voeden die degenen die aan de tafel gaan, en gehele koekjes, niet in de handen maar in de mond steken.

34. Wat wordt erdoor te kennen gegeven, als men het brood en de wijn in de hand neemt?

Dat Christus met Zijn weldaden, die tot onze zaligheid nodig zijn, zo waarachtig geestelijker wijze door het werktuig van het geloof, in ons verzegeld wordt, als wij de tekenen waarachtig en voor zeker in onze handen nemen.

35.Wat betekent het lichamelijk eten en drinken van dit brood en deze wijn en dat deze overzulks in ons lichaam gaan?

Dat Jezus Christus, die wij door het geloof vanwege Gods kracht, naar luid van het verbond van het Nieuwe Testament, aannemen, zo onze wordt, dat hij door een onbegrijpelijke verborgenheid als in ons gaat om het geestelijk leven in ons te verzegelen. En wij aan de andere kant wederom in Hem gaan: Dit onderscheid is er nochtans in, dat de dingen die wij eten en drinken, in het natuurlijk eten en voeden, door de kracht van de natuurlijke warmte in ons wezen verandert worden, tot weder oprichting van hetgeen dat begon verteert te worden: Maar in het geestelijk voeden, spijzen en versterken Christus lichaam en bloed ons zo, en maken ons met Christus één lichaam, dat ze ons veranderen,maar in ons niet verandert worden: overmits wij aan Christus gelijkvormig en van gelijke gestalte met Hem moeten worden. Romeinen 8:29 – “Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen”. Filippenzen 3:10 – “(Dit alles) om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik, aan zijn dood gelijkvormig wordende”..

36. Worden de tekenen en de betekenende dingen op een en dezelfde wijze ons gegeven en van ons met de mond gegeten?

  1. Nee, Want gelijk er twee personen zijn, die in het Avondmaal bedienen, de Leeraar doende hetgeen dat uiterlijk is: en Christus werkende door Zijn Heilige Geest hetgeen inwendig geschied:
  2. En het ganse werk van des Heeren Avondmaal uit twee delen bestaat, het één aards, lichamelijk, tafelijk en zichtbaar: het ander hemels, geestelijk en dat van de gelovige ziel verstaan wordt.
  3. En de mens heeft twee delen, lichaam en ziel: zo zijn er ook twee verscheiden manieren van geven, de één waardoor het lichaam door de dienaar gegeven wordt, en de andere de ziel door Christus: en tegelijk ook zoveel manieren van eten: de één namelijk uitwendig, lichamelijk met de mond, natuurlijk en gevoelig te weten, van de gevoelige tekenen, die ook sacramentarisch genoemd wordt, en met de mond geschied. De andere inwendig en bovennatuurlijk van de betekenende dingen en die met de ogen van het geloof aanschouwd worden, en wordt geestelijk genoemd. De eerste is van Christus ingesteld opdat dat uiterlijk eten en drinken een uitgedrukt beeld was van dit geestelijk eten en drinken.

Van dit tweeërlei eten zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: Die inwendig eet, en niet uitwendig, die met het hart eet en niet die met de tanden eet. En Lombardus, gelijk twee dingen in dat sacrament zijn, zo zijn er ook twee wijzen van eten: de één sacramentarisch, waardoor goede en kwade eten: de ander geestelijk, waardoor de goeden alleen eten.

Want gelijk de aardse dingen op het menselijk lichaam zien en op zijn werktuigen: zo zien ook de hemelse gaven op de ziel, en haar voortreffelijkste werktuig, namelijk het geloof. Maar de aardse tekenen worden van het lichaam en zijn werktuigen met de uiterlijke zinnen en lichamelijker wijze genoten. Zo worden dan de geestelijke goederen van de ziel alleen en haar werktuig, te weten, het geloof geestelijker wijze en met verstand ontvangen en aangenomen.42) Waaruit men dit kan besluiten dat het woord eten, van het genieten van de tekenen eigenlijk verstaan wordt, maar oneigenlijk van de gemeenschap van het lichaam van Christus.

37. Nademaal Christus vlees lichamelijk is, is dan het eten van hetzelvein het Avondmaal ook niet lichamelijk?

Christus vlees is wel lichamelijk in zoveel het een lichaam is, maar het is niet lichamelijk, om eigenlijk te spreken, in zoveel het een spijze is: Dewijl namelijk onze lichamen door Zijn vlees en bloed niet gevoed worden tot dit lichamelijk, tijdelijk en vergankelijk leven: Want dit is met recht: Capernaïtisch vlees eten.

Maar het is geestelijk, niet ten aanzien van haar wezen, maar vanwege de wijze waardoor men hetzelve ontvangt en de geestelijke kracht van te voeden: overmits de geest of de ziel van de mensen hetzelve door het geloof alleen aanneemt en daardoor inderdaad en waarlijk. (want de geestelijke daden geschieden ook inderdaad zelf) door de kracht van de Heilige Geest tot het geestelijke en eeuwige leven gevoed en onderhouden wordt.De weldaad van het geestelijke leven komt ook wel ten nut van het lichaam zelf dewijl het daardoor herboren en geheiligd wordt en eigenlijk de gelukzalige opstanding ook zal deelachtig worden. Maar mag die spijs nochtans niet lichamelijk genoemd worden, maar geestelijk, omdat ze ons alleen geestelijke voeding aanbrengt: Derhalve alhoewel het een eten is van het lichaam van Christus ten aanzien van welke, te weten, van het voorwerp, het lichamelijk genoemd zou mogen worden: maar ten aanzien van de wijze is het geen lichamelijk eten. Nadien dan het vlees van Christus alleen een geestelijke spijs is, en Zijn bloed een geestelijke drank: zo volgt hieruit dat het vlees van Christus alleen geestelijker wijze gegeten en Zijn bloed alleen geestelijker wijze gedronken wordt, dat is, met de mond van de geest of de ziel, dat is, met het geloof, dat de Heilige Geest zelf in onze harten werkt.Johannes 6:51 – “Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.”. en volgens.

38. Aangezien de woorden: neemt en eet, spreken van het lichamelijk doen en met de mond eten: En dat Christus daarna zegt van hetgeen dat men nemen en eten zal, Dat is Mijn lichaam, neemt men dan het ware lichaam van Christus door een lichamelijke daad en met de mond eten?

Het volgt niet. Want nademaal het Heilig Avondmaal (zoals gezegd is) bestaat uit twee dingen, aardse en hemelse, of uit het teken en wat het betekend. En dat er ook twee manieren van eten zijn: zo wordt er ook tweeërlei eten ons bevolen. Het ene van het teken, het andere van wat het betekend: dat lichamelijk en gevoelig en dit geestelijk en dat in het verstand alleen bestaat: Het woord 'eten' wordt die wijze eigenlijk toegeschreven en deze oneigenlijk zoals in Psalm 14:4 – “Hebben zij dan geen kennis, al die bedrijvers van ongerechtigheid, die mijn volk opeten, als aten zij brood? De Here roepen zij niet aan.”. en Johannes 6:53 – “Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf.”. Anders zou hieruit volgen dat men het lichaam van Christus lichamelijker wijze moest eten, hetwelk schrikkelijk is en geheel Capernaïtisch. Want Christus gaat niet in de maag maar in het hart.Efeziërs 3:17 – “Opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in de liefde”.. en wordt derhalve met de mond niet gegeten.43) En dat sommigen om deze ongerijmdheid (zo ze menen) te schouwen, een lichamelijk eten versieren, die op een hemelse bovennatuurlijke wijze zou toegaan, dat is een onuitsprekelijk en onbegrijpelijk verdichtsel en dat tegen zichzelf strijd.

39. Wat is het lichaam van Christus eten en Zijn bloed drinken?

Het is niet alleen de belofte van God te geloven die getuigd (gelijk Christus zelf uitlegt) Johannes 6:35 – “Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.”, waar de Heere te kennen geeft dat geloven, drinken is en door het geloof tot Christus te komen, eten is. Dat Christus vlees voor ons gekruisigd is en Zijn bloed voor ons vergoten is tot vergeving van de zonden: maar geestelijker wijze ook gespijst te worden met het ware lichaam van Christus, zijnde als de spijs van onze zielen en door hetzelfde geestelijke leven en de kracht te verkrijgen: gelijk Christus zegt: (Die zal niet hongeren noch dorsten tot in der eeuwigheid). En overzulks Christus door het geloof omhelzen en aannemen, niet die Zich van verre vertoont, maar die Zichzelf zo met ons verenigd dat Hij het hoofd is en wij de leden. Daarom zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. in zijn tweede verhandeling over de woorden van de apostel: 'Dat eten is: verzadigd te worden dat drinken, wat is het anders dan leven?" En verder zegt hij: "Die spijs te eten en die drank te drinken, dat is in Christus te blijven en Christus in ons woonachtig te hebben, gelijk Christus uitlegt in Johannes 6:56 – “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.”. En daarom, wie niet in Christus blijft en in wie Christus niet blijft, die eet ongetwijfeld Zijn vlees en drinkt Zijn bloed niet op een geestelijke wijze. Alhoewel hij in het sacrament van het lichaam en het bloed van Christus vleselijk en zichtbaar met de tanden bijt.

Zo is dan het eten van het vlees en het drinken van het bloed van Christus niet alleen het geloof, maar ook als een vrucht en effect van het geloof, te weten onze inwendige vereniging met Christus: welker vrucht is de blijdschap in God en om die reden??? het eeuwige leven. 44)

40. Aangezien Christus dadelijk in het woord ons aangeboden wordt om van ons door het geloof gegeten te worden en ook van de gelovigen gegeten wordt *Johannes 6:35. Waarom hebben wij dan het Avondmaal nodig?

Opdat wij door dit sacrament, als door een daad die ons wat beter bekend is, of door een zichtbaar woord, dat ons hetzelve voor ogen stelt, hetgeen het hoorbaar woord ons te kennen geeft, zijnde ons geloof hierdoor hoe langer hoe meer geoefend en gesterkt, Hem meer en meer te eten. En ons wat nauwer en krachtiger toeigenen en overzulks uit Christus zelf, die wij alzo eten, het geestelijk gevoelen, bewegen en leven, hoe langer hoe meer trekken en bekomen totdat wij eindelijk op de jongste dag, als wij het Woord en de sacramenten niet meer nodig zullen hebben, geheel in Christus en met Christus, die ons alsdan inderdaad in de hemelen tegenwoordig zijn zal, dat eeuwig leven zullen genieten.

41. Maakt dan eens een zuiver onderscheid tussen de wijze hoe men het lichaam van Christus eet?

Voor zoveel het woord 'sacrament' genomen wordt, niet in het algemeen voor de gehele daad van des Heeren Avondmaal en voor het genieten zelf, zo van het teken als van de betekenende zaak: maar voor het teken zelf, gelijk als bij AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme.: Het sacrament des lichaams van Christus, is op een zekere wijze het lichaam van Christus: En gelijk dezelve dikwijls zegt, dat het offer van de gemeente uit twee dingen bestaat, uit het sacrament en de betekenende zaak: In deze zin is het eten alleen uiterlijk, sacramentarisch, betekenend of ceremonieel voor degenen die in het Avondmaal des Heeren, dat heilige teken van het lichaam van Christus met de mond van het lichaam eten. Hetwelk wanneer het zonder geloof geschied gans en al ter zaligheid niet helpt en ook van geen waarde is.

Het andere naar de zielen of alleen geestelijk, namelijk de betekenende zaak, dat door het geloof alleen geschied uit het gehoor, lezen en overleggen van Gods Woord, waar men van leest 45). En geschied ten alle tijden allen door het geloof, gelijk ook eertijds de voorvaders in het Oude testament zulks mede gedaan hebben.46).

53 "Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage."

En:" 55 Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. Van welk eten Hieronymus zegt: Als wij het Woord van God horen, zo wordt Christus vlees en Zijn bloed in onze oren ingestort." 47)

Het derde is tenslotte geestelijk en sacramentarisch tegelijk: in het wettig gebruik van het Avondmaal des Heeren. Die in het Avondmaal des Heeren zo het teken van het lichaam van Christus met de mond van het lichaam eten, als het lichaam van Christus met de mond van de ziel, dat is met het ware geloof, en dezelve waarlijk deelachtig worden door de kracht van de Heilige Geest, eten niet alleen het brood des Heeren, maar ook het brood de Heere, zoals AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. eertijds gezegt heeft.

Alhoewel het geestelijk eten van een en dezelfde Christus één is en niet tweeërlei, te weten: door het geloof, hetzij Hij ons verstand om van ons aangenomen te worden, voorgesteld wordt of eenvoudig in het Woord: of daarbij voegend de tekenen van het sacrament. Derhalve kan men de woorden uit 48) betreffend het geestelijk eten van het Avondmaal, niet loochenen. Want hoewel Christus daar niet gesproken heeft van de tekenen, zo heeft Hij nochtans gesproken van de betekenende zaak van het Sacrament. Om welker oorzaak de voorvaders in haar 'Homilien', (???)voornamelijk die ze gedaan hebben voor het volk, die plaats geduid hebben op het sacrament van het Heilig Avondmaal.

Maar het vleselijk eten met de mond, waardoor het lichaam van Christus in de mond zou genomen worden en in de maag verteren, heeft hier geen plaats, aangezien het met het geestelijk eten en met de hemelvaart van Christus niet kan bestaan 49). Door oorzaak ook dat het vleselijk eten niet alleen nergens nut toe is, maar ook Kapernaïtisch is: Doch het geestelijk eten maakt levendig. 50)

Dat BellarminusDe Italiaan Robertus Bellarminus (1542-1621) was een jezuïetisch kardinaal, die de roomse leer verdedigde tegenover de Reformatie. het waagd te bewijzen dat de woorden van Christus in Johannes 61 Daarna vertrok Jezus naar de overzijde van de zee van Tiberias in Galilea. 2 En Hem volgde een grote schare, omdat zij de tekenen zagen, die Hij aan zieken verrichtte. 3 En Jezus ging de berg op en zat daar neder met zijn discipelen. 4 En het Pascha, het feest der Joden, was nabij. 5 Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide Hij tot Filippus: Waar zullen wij broden kopen, dat dezen kunnen eten? 6 Maar dit zeide Hij om hem op de proef te stellen, want Hij wist zelf, wat Hij doen zou. 7 Filippus antwoordde Hem: Tweehonderd schellingen brood is voor dezen niet genoeg, als ieder een kleine hoeveelheid zal krijgen. 8 Een van zijn discipelen, Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem: 9 Hier is een jongen, die vijf gerstebroden en twee vissen heeft; maar wat betekent dit voor zovelen? 10 Jezus zeide: Laat de mensen gaan zitten. Nu was er veel gras op die plaats. De mannen gingen dus zitten, ten getale van omstreeks vijfduizend. 11 Jezus dan nam de broden, dankte en verdeelde ze onder hen, die daar zaten, evenzo van de vissen, zoveel zij wensten. 12 En toen zij verzadigd waren, zeide Hij tot zijn discipelen: Verzamelt de overgebleven brokken, opdat niets verloren ga. 13 Zij verzamelden die dus en vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden, die overgeschoten waren, nadat men gegeten had. 14 Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld komen zou. 15 Daar Jezus bemerkte, dat zij zouden komen en Hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich weder terug in het gebergte, geheel alleen. 16 En toen het avond geworden was, gingen zijn discipelen naar de zee en begaven zich in een schip over de zee naar Kafarnaüm. 17 En het was reeds donker geworden en Jezus was nog niet tot hen gekomen, 18 en de zee werd onstuimig, daar er een harde wind woei. 19 Toen zij dan vijfentwintig of dertig stadiën hadden geroeid, zagen zij Jezus over de zee gaan en dicht bij het schip komen, en zij werden bevreesd. 20 Maar Hij zeide tot hen: Ik ben het, weest niet bevreesd. 21 Zij wilden Hem dan in het schip nemen en terstond bereikte het schip het land, waar zij heengingen. 22 De volgende dag zag de schare, die aan de andere zijde van de zee stond, dat daar geen ander scheepje was geweest dan één, en dat Jezus niet met zijn discipelen in dit schip gegaan was, maar dat zijn discipelen alleen waren weggevaren. 23 Doch er kwamen andere scheepjes uit Tiberias bij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, nadat de Here gedankt had. 24 Toen dan de schare zag, dat Jezus daar niet was en ook zijn discipelen niet, gingen ook zij in de scheepjes en kwamen te Kafarnaüm om Jezus te zoeken. 25 En toen zij Hem aan de overkant der zee vonden, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen? 26 Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt. 27 Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt. 28 Zij zeiden dan tot Hem: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? 29 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft. 30 Zij zeiden dan tot Hem: Wat voor teken doet Gij dan, opdat wij mogen zien en U geloven? Wat voor werk doet Gij? 31 Onze vaderen hebben het manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven is: Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten. 32 Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel; 33 want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft. 34 Zij zeiden dan tot Hem: Here, geef ons altijd dit brood. 35 Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. 36 Maar Ik heb u gezegd, dat gij niet gelooft, ook al hebt gij Mij gezien. 37 Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. 38 Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. 39 En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. 40 Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 41 De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood, dat uit de hemel nedergedaald is, 42 en zij zeiden: Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Hij nu: Ik ben uit de hemel nedergedaald? 43 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Mort niet onder elkander. 44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 45 Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. 46 Niet, dat iemand de Vader gezien heeft; alleen die van God komt, die heeft de Vader gezien. 47 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie gelooft, heeft eeuwig leven. 48 Ik ben het brood des levens. 49 Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; 50 dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve. 51 Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. 52 De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan deze ons zijn vlees te eten geven? 53 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 55 Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. 56 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. 57 Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. 58 Dit is het brood, dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. 59 Dit zeide Hij, lerende in de synagoge te Kafarnaüm. 60 Vele dan van zijn discipelen hoorden dit en zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren? 61 Jezus nu wist bij Zichzelf, dat zijn discipelen hierover morden, en Hij zeide tot hen: Geeft u dit aanstoot? 62 Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was? 63 De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven. 64 Maar er zijn sommigen onder u, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie het waren, die niet geloofden, en wie het was, die Hem verraden zou. 65 En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij het hem van de Vader gegeven zij. 66 Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede. 67 Jezus zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan? 68 Simon Petrus antwoordde Hem: Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; 69 en wij hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de Heilige Gods. 70 Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalven uitgekozen? En een van u is een duivel. 71 Hij bedoelde Judas, de zoon van Simon Iskariot; want die zou Hem verraden, één uit de twaalven. eigenlijk te verstaan zijn van het lichamelijk eten van het vlees van Christus in het Avondmaal,(hetwelk hij een sacramentarisch eten noemt) omdat Christus het Zelf met een eed bevestigd, zeggend: 'Voorwaar,voorwaar', dat niet geoorloofd is dan in dingen die duidelijk en zeker zijn en niet in een andere zin verdraaid kunnen worden, opdat men geen oorzaak geeft van een valse eed gezworen te hebben: Dat kan men gemakkelijk hieruit weerleggen dat Christus in Johannes 3:33 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. in een oneigenlijke manier van spreken en die van Nicodemus in een ander verband genomen werd, dezelfde eed gebruikt heeft: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg u…'. En wanneer het eigenlijk verstaan werd, zo zou deze ongerijmdheid hieruit volgen, dat een ieder alhoewel hij onwaardig aan het Avondmaal ging, het eeuwige leven nochtans zou beërven.

Maar AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. leert het tegendeel, als hij spreekt van die woorden van Christus: 'Hebt gij het geestelijk verstaan? Zo zijn ze geest en leven. Hebt gij het vleselijk verstaan? Zo zijn ze ook wel geest en leven, maar u niet. Verstaat het geestelijker wijze hetgeen ik gezegt heb. Gij zult niet eten dit lichaam dat gij ziet, noch drinken het bloed dat ze vergieten zullen, die mij zullen kruisigen: Ik heb u een sacrament bevolen hetwelk zo gij het geestelijk verstaat, u levendig zal maken: Het vlees is niet nut.' En: 'In Christus te geloven is het levende Brood eten.' Hij zeg ook verder dat die woorden: 'Tenzij dat gij eet het vlees van de Zoon des mensen', niet anders betekent dan 'dat wij gemeenschap moeten hebben aan het lijden des Heeren, en bedenken dat het vlees van Christus voor ons is gekruisigd geweest.' Hij zegt ook: 'Waartoe bereid gij u tanden en maag, gelooft en gij hebt gegeten'. Met welke woorden hij toch genoeg te kennen geeft dat het vlees van Christus oneigenlijk gegeten word, hetzij dat men het wezen aanziet of de manier van lichamelijk eten.

42. Welke zijn de woorden van het sacrament of de woorden van de belofte, die de Heere bij de tekenen gevoegd heeft?

Die namelijk, die het pit of de inwendige materie, of de betekenende zaak te verstaan geven. Van welke sommigen gezegd worden van het brood en sommige van de drinkbeker. De woorden van het brood bestaan uit twee delen: het eerst: 'Dit is mijn lichaam', het tweede: 'dat voor u gegeven of gebroken word.'

43 Welke is het onderwerp van het eerste deel van deze woorden en ook het bijwoord of wat van dit onderwerp gezegd wordt?

Het onderwerp is het (???) woord 'dit', niet in een bijvoegende maar in een zelfstandige zin genomen zijnde. Hetwelk niet betekend een ijdel en verdwijnend ding, of enig bijzonder of ondeelbaar ding van een algemeen wezen, dat met hetgeen wat daarvan gezegd wordt, een en hetzelfde ding is. Gelijk Scotus spreekt, hetzelfde stelt te zijn, in die voege dat de dingen die door het onderwerp en door hetgeen wat van het onderwerp gezegd wordt, te kennen word gegeven, onder de ander niet verschillen, alsof de menig was, hetgeen in het brood vervat is,(dit) is mijn Lichaam. Het woordje 'dat' is ook niet te verstaan van wat het brood geweest is: Alsof men zei van wat Mozes in zijn hand hield en wat een stok of staf was geweest, dat is een duivel, of wat water is geweest in de bruiloft te Kana, is wijn: ook niet voor het bijwoord 'hier', hetwelk een plaats betekent waar het is.

Maar dat vertogende woord 'dit of 'dat', wordt verstaan van het brood dat Christus nam, brak en de discipelen gaf en niet van Zijn Lichaam: Gelijk Paulus dat uitlegt in 51) " Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? "

Zo is het dan bedrog hetgeen BellarminusDe Italiaan Robertus Bellarminus (1542-1621) was een jezuïetisch kardinaal, die de roomse leer verdedigde tegenover de Reformatie. voor zeker aanneemt dat men niet mag zeggen van een ding, dat men ziet en openlijk kent 'dat', tenzij het ding waar men het van zegt neutrius generis(???) is, dat is noch mannelijk noch vrouwelijk.

Het bijwoord of wat van het onderwerp gezegd wordt: 'is mijn Lichaam', hetwelk gezegd wordt van dat oprechte brood. De band waarmee deze twee samen gevoegd worden is het zelfstandig naamwoord 'is'.

44. Zal men het woord 'is' zelfstandig en in zijn eigen natuurlijke betekenis verstaan?

Geenszins: en hier bedriegt BellarminusDe Italiaan Robertus Bellarminus (1542-1621) was een jezuïetisch kardinaal, die de roomse leer verdedigde tegenover de Reformatie. zichzelf wederom, als hij meent dat dit woord niet in een ander betekenis kan genomen worden: Omdat op geen enkele manier, noch in natuurlijk, noch in redekundige, noch in schriftuurlijk dingen, het een verschillend ding van het ander eigenlijk, dadelijk, zelfstandig en wezenlijk kan uitgesproken worden: maar alleen oneigenlijk. En twee dingen die zelfstandig van de ander onderscheiden zijn, mogen werkelijk in der waarheid hoe nauw ze ook met haar wezen aan de ander verbonden en verenigd zijn, niet gezegd worden in der waarheid de ander te wezen. Zo mag de ziel het lichaam niet genoemd worden of het lichaam de ziel, al zijn ze schoon(???) persoonlijk in een mens verenigd en verbonden. Ja in die bijzondere vereniging, waarvan wij ook geen voorbeeld meer hebben, van de menselijke natuur door de zelfstandigheid in de persoon van de Godheid van de Zoon, wordt gezegd dat God Mens is, en de mens God, tegen Nestorium, vanwege de eenheid des Persoons en ten aanzien van wat anders tegen de Eutychen.

45. Naar wat soort van zijn is het brood van het Avondmaal het lichaam van Christus?

Niet naar het wezenlijk, persoonlijk of dadelijk zijn maar naar het verborgen, sacramenteel en de betekenis waardoor de zaak, zegt AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme., die betekent, genoemd wordt met de naam van ding dat het betekent, vanwege de analogie of overeenkomst en onderlinge relatie of opzicht die ze ontvangt, hebben.

Want Christus wil met deze uitspraak niet leren wat dat brood en de wijn van haar natuur en wezen en eennamig zijn, of wat daarin vervat is: maar wat ze is in haar betekenis ,ambt, gebruik en overeenkomst. Van nature zijn ze brood en wijn: in betekenis, het lichaam en bloed van Christus. En overzulks wordt hier iets vaan het brood sacramenteeler wijze gezegd dat is door zodanige soort van betekenis, waardoor de betekenende zaak niet min waarlijk ons gegeven wordt om door het geloof op een geestelijke wijze aan te nemen, als een teken ons wordt aangeboden om door het werktuig van het lichaam te ontvangen.

46. Hoedanige wijze van uitspraak is het dan?

Niet letterlijk en volgens de algemene regel: Want die voorstelling 'Dat is Mijn lichaam', benoemd niet hetzelfde ding. (Als wanneer een en hetzelfde ding van Hemzelf gezegd wordt als: dat is brood, dat is Mijn lichaam,sprekende van een lichaam) daar brood en het lichaam van Christus verschillende dingen zijn. ….

1)
1 Korintiërs 11:20 – “Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren”.
2)
Handelingen 20:7 – “En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en, daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot middernacht.”
3)
Handelingen 2:42,46 – “En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden. (...) en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten”. Handelingen 20:7 – “En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en, daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot middernacht.” 1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?”
4)
1 Korintiërs 10:16 – “Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?”
5)
Orthodox. fidei, boek 4, hoofdstuk 14.
6)
1 Korintiërs 10:21 – “Gij kunt niet de beker des Heren drinken èn de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben èn aan de tafel der boze geesten.”
7)
1 Korintiërs 11:20,21 – “Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren; want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken.”
8)
Judas 1:12 – “Dezen zijn de schandvlekken bij uw liefdemalen, zij, die zonder schroom tezamen feesten om zichzelf te weiden; wolken, die geen water geven, daar zij door winden voorbijgejaagd worden; bomen, die in de late herfst geen vrucht geven; tweemaal gestorven zijn zij en ontworteld”.
9)
1 Petrus 1:17 – “En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap”. 1 Petrus 5:9 – “Wederstaat hem, vast in het geloof, wetende, dat aan uw broederschap in de wereld hetzelfde lijden wordt toegemeten.”
10)
In hoofdstuk 39.
11)
Deuteronomium 16:10 – “Dan zult gij het feest der weken vieren ter ere van de Here, uw God, naar de mate van de gaven, die gij vrijwillig geven zult, naar dat de Here, uw God, u gezegend heeft”.
12)
* Korintiërs Handelingen 11:23 – “Toen deze aankwam en de genade Gods zag, verheugde hij zich en wekte allen op om naar het voornemen van hun hart de Here trouw te blijven”.
13)
Matteüs 16:26 – “Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven?” Marcus 14:22 – “En terwijl zij aten, nam Hij een brood, sprak de zegen uit, brak het, gaf het hun en zeide: Neemt, dit is mijn lichaam.” Lucas 21:13 – “Het zal voor u hierop uitlopen, dat gij zult getuigen.”
14)
*Korintiers11:23
15)
Daniël 9:24,27 – “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. (...) En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” Matteüs 11:13 – “Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe”. Galaten 3:24 – “De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden.”
16)
Galaten 4:4 – “Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet”.
17)
1 Korintiërs 3:9 – “Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.” 1 Korintiërs 4:2 – “Voor zulke beheerders is dit tenslotte het vereiste: betrouwbaar te blijken.” Matteüs 28:19 – “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.”
18)
Johannes 16:7 – “Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden.”
19)
Matteüs 28:20 – “En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.”
20)
Matteüs 26:26 – “En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam.” Lucas 12:14 – “Hij echter zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld?” 1 Korintiërs 11:23 – “Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam”.
21)
Matteüs 26:20 – “Toen het avond geworden was, lag Hij aan met de twaalf [discipelen].” Matteüs 14:18 – “Hij zeide: Brengt Mij die hier.” Lucas 22:14 – “En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen met Hem.”
22)
Galaten 1:9 – “Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt!” 1 Korintiërs 11:25 – “Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis.”
23)
1 Korintiërs 10:17 – “Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood.”
24)
Matteüs 26:17 – “Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten?”
25)
Exodus 12:15 – “Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten; dadelijk op de eerste dag zult gij het zuurdeeg uit uw huizen verwijderen, want ieder die iets gezuurds eet, van de eerste tot de zevende dag, zo iemand zal uit Israël worden uitgeroeid.”
26)
Psalm 104:15 – “En wijn, die het hart des mensen verheugt, het aangezicht doende glanzen van olie; ja, brood, dat het hart des mensen versterkt.”
27)
Numeri 22:10 – “En Bileam zeide tot God: Balak, de zoon van Sippor, de koning van Moab, heeft tot mij de boodschap gezonden”. 1 Korintiërs 10:4 – “En allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus.”
28)
Johannes 19:14 – “En het was Voorbereiding voor het Pascha, ongeveer het zesde uur, en hij zeide tot de Joden: Zie, uw koning!”
29)
1 Korintiërs 11:21 – “Want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken.”
30)
Johannes 15:1 – “Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman.”
31)
*Psalmen Johannes 104:15 – “”.
32)
Johannes 6:11 – “Jezus dan nam de broden, dankte en verdeelde ze onder hen, die daar zaten, evenzo van de vissen, zoveel zij wensten.” 2 Timoteüs 4:5 – “Blijf gij echter nuchter onder alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle.”
33)
Lucas 1:42 – “En zij riep uit met luider stem en sprak: Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.”
34)
Johannes 19:3 – “En zij traden op Hem toe en zeiden: Gegroet, Koning der Joden! En zij gaven Hem slagen in het gelaat.” (???),36 Exodus 12:46 – “In één huis zal het gegeten worden; gij zult van het vlees niets uit het huis naar buiten brengen; geen been zult gij ervan breken.”
35)
Handelingen 2:42 – “En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.”
36)
Galaten 3:1 – “O, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is?”
37)
Romeinen 15:16 – “Om een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen te zijn in de heilige dienst van het evangelie Gods, opdat de offergave der heidenen (Gode) welgevallig zou wezen, geheiligd door de heilige Geest.”
38)
Hebreeën 7:24 – “Doch Híj heeft, juist doordat Hij in eeuwigheid blijft, een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan.”
39)
Daniël 2:27 – “Daniël gaf de koning ten antwoord: De verborgenheid waarnaar de koning vraagt, kunnen geen wijzen, bezweerders, geleerden of waarzeggers de koning te kennen geven.”
40)
Hebreeën 13:16 – “En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen.”
41)
Hebreeën 5:14 – “Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad.”
42)
Johannes 6:33 – “Want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft.”
43)
Marcus 7:18,19 – “En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij zo onbevattelijk? Begrijpt gij niet, dat al wat van buiten in de mens komt, hem niet onrein kan maken, omdat het niet in zijn hart komt, maar in de buik, en er te zijner plaatse uitgaat? En zo verklaarde Hij alle spijzen rein.”
44)
Johannes 6:51,54,55 – “Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. (...) Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank.” 1 Korintiërs 5:8 – “Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.”
45)
Johannes 6:53,54,55,63 – “Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. (...) De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven.”
46)
1 Korintiërs 10:3 – “Allen hetzelfde geestelijke voedsel aten”.
48)
* Johannes 61 Daarna vertrok Jezus naar de overzijde van de zee van Tiberias in Galilea. 2 En Hem volgde een grote schare, omdat zij de tekenen zagen, die Hij aan zieken verrichtte. 3 En Jezus ging de berg op en zat daar neder met zijn discipelen. 4 En het Pascha, het feest der Joden, was nabij. 5 Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide Hij tot Filippus: Waar zullen wij broden kopen, dat dezen kunnen eten? 6 Maar dit zeide Hij om hem op de proef te stellen, want Hij wist zelf, wat Hij doen zou. 7 Filippus antwoordde Hem: Tweehonderd schellingen brood is voor dezen niet genoeg, als ieder een kleine hoeveelheid zal krijgen. 8 Een van zijn discipelen, Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem: 9 Hier is een jongen, die vijf gerstebroden en twee vissen heeft; maar wat betekent dit voor zovelen? 10 Jezus zeide: Laat de mensen gaan zitten. Nu was er veel gras op die plaats. De mannen gingen dus zitten, ten getale van omstreeks vijfduizend. 11 Jezus dan nam de broden, dankte en verdeelde ze onder hen, die daar zaten, evenzo van de vissen, zoveel zij wensten. 12 En toen zij verzadigd waren, zeide Hij tot zijn discipelen: Verzamelt de overgebleven brokken, opdat niets verloren ga. 13 Zij verzamelden die dus en vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden, die overgeschoten waren, nadat men gegeten had. 14 Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld komen zou. 15 Daar Jezus bemerkte, dat zij zouden komen en Hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich weder terug in het gebergte, geheel alleen. 16 En toen het avond geworden was, gingen zijn discipelen naar de zee en begaven zich in een schip over de zee naar Kafarnaüm. 17 En het was reeds donker geworden en Jezus was nog niet tot hen gekomen, 18 en de zee werd onstuimig, daar er een harde wind woei. 19 Toen zij dan vijfentwintig of dertig stadiën hadden geroeid, zagen zij Jezus over de zee gaan en dicht bij het schip komen, en zij werden bevreesd. 20 Maar Hij zeide tot hen: Ik ben het, weest niet bevreesd. 21 Zij wilden Hem dan in het schip nemen en terstond bereikte het schip het land, waar zij heengingen. 22 De volgende dag zag de schare, die aan de andere zijde van de zee stond, dat daar geen ander scheepje was geweest dan één, en dat Jezus niet met zijn discipelen in dit schip gegaan was, maar dat zijn discipelen alleen waren weggevaren. 23 Doch er kwamen andere scheepjes uit Tiberias bij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, nadat de Here gedankt had. 24 Toen dan de schare zag, dat Jezus daar niet was en ook zijn discipelen niet, gingen ook zij in de scheepjes en kwamen te Kafarnaüm om Jezus te zoeken. 25 En toen zij Hem aan de overkant der zee vonden, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen? 26 Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt. 27 Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt. 28 Zij zeiden dan tot Hem: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? 29 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft. 30 Zij zeiden dan tot Hem: Wat voor teken doet Gij dan, opdat wij mogen zien en U geloven? Wat voor werk doet Gij? 31 Onze vaderen hebben het manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven is: Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten. 32 Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel; 33 want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft. 34 Zij zeiden dan tot Hem: Here, geef ons altijd dit brood. 35 Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. 36 Maar Ik heb u gezegd, dat gij niet gelooft, ook al hebt gij Mij gezien. 37 Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. 38 Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. 39 En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. 40 Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 41 De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood, dat uit de hemel nedergedaald is, 42 en zij zeiden: Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Hij nu: Ik ben uit de hemel nedergedaald? 43 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Mort niet onder elkander. 44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 45 Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. 46 Niet, dat iemand de Vader gezien heeft; alleen die van God komt, die heeft de Vader gezien. 47 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie gelooft, heeft eeuwig leven. 48 Ik ben het brood des levens. 49 Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; 50 dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve. 51 Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. 52 De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan deze ons zijn vlees te eten geven? 53 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 55 Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. 56 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. 57 Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. 58 Dit is het brood, dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. 59 Dit zeide Hij, lerende in de synagoge te Kafarnaüm. 60 Vele dan van zijn discipelen hoorden dit en zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren? 61 Jezus nu wist bij Zichzelf, dat zijn discipelen hierover morden, en Hij zeide tot hen: Geeft u dit aanstoot? 62 Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was? 63 De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven. 64 Maar er zijn sommigen onder u, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie het waren, die niet geloofden, en wie het was, die Hem verraden zou. 65 En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij het hem van de Vader gegeven zij. 66 Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede. 67 Jezus zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan? 68 Simon Petrus antwoordde Hem: Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; 69 en wij hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de Heilige Gods. 70 Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalven uitgekozen? En een van u is een duivel. 71 Hij bedoelde Judas, de zoon van Simon Iskariot; want die zou Hem verraden, één uit de twaalven.
49)
Johannes 6:62 – “Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was?”
50)
Johannes 6 – “Daarna vertrok Jezus naar de overzijde van de zee van Tiberias in Galilea. En Hem volgde een grote schare, omdat zij de tekenen zagen, die Hij aan zieken verrichtte. En Jezus ging de berg op en zat daar neder met zijn discipelen. En het Pascha, het feest der Joden, was nabij. Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide Hij tot Filippus: Waar zullen wij broden kopen, dat dezen kunnen eten? Maar dit zeide Hij om hem op de proef te stellen, want Hij wist zelf, wat Hij doen zou. Filippus antwoordde Hem: Tweehonderd schellingen brood is voor dezen niet genoeg, als ieder een kleine hoeveelheid zal krijgen. Een van zijn discipelen, Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem: Hier is een jongen, die vijf gerstebroden en twee vissen heeft; maar wat betekent dit voor zovelen? Jezus zeide: Laat de mensen gaan zitten. Nu was er veel gras op die plaats. De mannen gingen dus zitten, ten getale van omstreeks vijfduizend. Jezus dan nam de broden, dankte en verdeelde ze onder hen, die daar zaten, evenzo van de vissen, zoveel zij wensten. En toen zij verzadigd waren, zeide Hij tot zijn discipelen: Verzamelt de overgebleven brokken, opdat niets verloren ga. Zij verzamelden die dus en vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden, die overgeschoten waren, nadat men gegeten had. Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet, die in de wereld komen zou. Daar Jezus bemerkte, dat zij zouden komen en Hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich weder terug in het gebergte, geheel alleen. En toen het avond geworden was, gingen zijn discipelen naar de zee en begaven zich in een schip over de zee naar Kafarnaüm. En het was reeds donker geworden en Jezus was nog niet tot hen gekomen, en de zee werd onstuimig, daar er een harde wind woei. Toen zij dan vijfentwintig of dertig stadiën hadden geroeid, zagen zij Jezus over de zee gaan en dicht bij het schip komen, en zij werden bevreesd. Maar Hij zeide tot hen: Ik ben het, weest niet bevreesd. Zij wilden Hem dan in het schip nemen en terstond bereikte het schip het land, waar zij heengingen. De volgende dag zag de schare, die aan de andere zijde van de zee stond, dat daar geen ander scheepje was geweest dan één, en dat Jezus niet met zijn discipelen in dit schip gegaan was, maar dat zijn discipelen alleen waren weggevaren. Doch er kwamen andere scheepjes uit Tiberias bij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, nadat de Here gedankt had. Toen dan de schare zag, dat Jezus daar niet was en ook zijn discipelen niet, gingen ook zij in de scheepjes en kwamen te Kafarnaüm om Jezus te zoeken. En toen zij Hem aan de overkant der zee vonden, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen? Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt. Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt. Zij zeiden dan tot Hem: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft. Zij zeiden dan tot Hem: Wat voor teken doet Gij dan, opdat wij mogen zien en U geloven? Wat voor werk doet Gij? Onze vaderen hebben het manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven is: Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten. Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel; want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tot Hem: Here, geef ons altijd dit brood. Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Maar Ik heb u gezegd, dat gij niet gelooft, ook al hebt gij Mij gezien. Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood, dat uit de hemel nedergedaald is, en zij zeiden: Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Hij nu: Ik ben uit de hemel nedergedaald? Jezus antwoordde en zeide tot hen: Mort niet onder elkander. Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. Niet, dat iemand de Vader gezien heeft; alleen die van God komt, die heeft de Vader gezien. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het brood des levens. Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve. Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan deze ons zijn vlees te eten geven? Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. Dit zeide Hij, lerende in de synagoge te Kafarnaüm. Vele dan van zijn discipelen hoorden dit en zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren? Jezus nu wist bij Zichzelf, dat zijn discipelen hierover morden, en Hij zeide tot hen: Geeft u dit aanstoot? Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was? De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven. Maar er zijn sommigen onder u, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie het waren, die niet geloofden, en wie het was, die Hem verraden zou. En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij het hem van de Vader gegeven zij. Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede. Jezus zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan? Simon Petrus antwoordde Hem: Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de Heilige Gods. Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalven uitgekozen? En een van u is een duivel. Hij bedoelde Judas, de zoon van Simon Iskariot; want die zou Hem verraden, één uit de twaalven.”: 62,63


Paginahulpmiddelen