Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


institutie:49

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
institutie:49 [10-09-2025 om 09.21 uur] Cornelis Bregmaninstitutie:49 [18-09-2025 om 17.10 uur] (huidige) Cornelis Bregman
Regel 74: Regel 74:
 “Magistraat”, overheid, komt van //magistro//, meester; en het woord “meester” is, zoals Sextus Pompeius leert, afkomstig van het bijwoord “meest”. Daarom wordt overal dat begrip meesterschap gebruikt als iets boven de andere dingen uitsteekt, zoals ritmeesterschap, schoolmeesterschap, burgemeesterschap, en dergelijke. En het woord //magisterare//, de meester zijn, wordt door Festus gebruikt voor regeren, leiden, heersen. Zo noemt Suetonius in zijn boek over het leven van de keizer Augustus degenen die een overheidsambt bekleden ook wel ambtsmeesters. “Magistraat”, overheid, komt van //magistro//, meester; en het woord “meester” is, zoals Sextus Pompeius leert, afkomstig van het bijwoord “meest”. Daarom wordt overal dat begrip meesterschap gebruikt als iets boven de andere dingen uitsteekt, zoals ritmeesterschap, schoolmeesterschap, burgemeesterschap, en dergelijke. En het woord //magisterare//, de meester zijn, wordt door Festus gebruikt voor regeren, leiden, heersen. Zo noemt Suetonius in zijn boek over het leven van de keizer Augustus degenen die een overheidsambt bekleden ook wel ambtsmeesters.
  
-Het is ook mogelijk dat “magistraat” afstamt van het Griekse woord //megistos//, de grootste, machtigste en geweldigste. Daarom worden ze in het Grieks //megistanes//, oversten genoemd, die bij de Romeinen de magistraten zijn. In zijn levensbeschrijving van Calligula – als hij zegt dat Germanicus niet wilde plaatsnemen aan de tafel bij de magistraten, dat is: de oversten – gebruikt dezelfde Suetonius ook het woord //magistanes //in het Latijn. Dat zijn dan de oversten, en dan zo dat men daarmee de mannen bedoelt die het grootst, het meest geweldig en het machtigst zijn.+Het is ook mogelijk dat “magistraat” afstamt van het Griekse woord //megistos//, de grootste, machtigste en geweldigste. Daarom worden ze in het Grieks //megistanes//, oversten genoemd, die bij de Romeinen de magistraten zijn. In zijn levensbeschrijving van Calligula – als hij zegt dat Germanicus niet wilde plaatsnemen aan de tafel bij de magistraten, dat is: de oversten – gebruikt dezelfde Suetonius ook het woord //magistanes //in het Latijn. Dat zijn dan de oversten, en dan zo dat men daarmee de mannen bedoelt die het grootst, het geweldigst en het machtigst zijn.
  
 Hoewel er vele soorten meesters zijn, wordt het woord “magistraat” of overheid toch vooral gebruikt voor hen die de macht van het zwaard dragen. Het woord “magistraat” wordt gebruikt voor hen die dat ambt bedienen en soms ook voor het ambt en de waardigheid zelf. Hoewel er vele soorten meesters zijn, wordt het woord “magistraat” of overheid toch vooral gebruikt voor hen die de macht van het zwaard dragen. Het woord “magistraat” wordt gebruikt voor hen die dat ambt bedienen en soms ook voor het ambt en de waardigheid zelf.
Regel 86: Regel 86:
 Aan de overheden komt de jurisdictie, de rechtspleging of het onderzoek van de zaak toe, maar ook de bevoegdheid om die uit te voeren. De gerechtelijke ambtenaren zijn dienaren van de overheid, die alleen belast zijn met de taak de gevelde oordelen uit te voeren. Aan de overheden komt de jurisdictie, de rechtspleging of het onderzoek van de zaak toe, maar ook de bevoegdheid om die uit te voeren. De gerechtelijke ambtenaren zijn dienaren van de overheid, die alleen belast zijn met de taak de gevelde oordelen uit te voeren.
  
-Vroeger waren er bij de Romeinen //viatores//, die bij ons stadsboden heten en die de Fransen //sergens//, dienaren, noemen; dat woord stamt af van het Latijnse woord //servire//, dienen. De dienaren van de staat zijn zij die toezicht moeten houden op slechts één zaak en verantwoordelijk zijn over een bepaald wek dat gedaan moet worden. Te denken valt aan de zogenaamde rooimeesters, keurmeesters, meesters over de steenhouwers, kerkmeesters, brandmeesters, of aan mensen die een bepaald openbaar ambt in de staat bedienen zoals rentmeesters en thesauriërs of schatmeesters. Zo zouden er meer te noemen zijn.+Vroeger waren er bij de Romeinen //viatores//, die bij ons stadsboden heten en die de Fransen //sergens//, dienaren, noemen; dat woord stamt af van het Latijnse woord //servire//, dienen. De dienaren van de staat zijn zij die toezicht moeten houden op slechts één zaak en verantwoordelijk zijn over een bepaald werk dat gedaan moet worden. Te denken valt aan de zogenaamde rooimeesters, keurmeesters, meesters over de steenhouwers, kerkmeesters, brandmeesters, of aan mensen die een bepaald openbaar ambt in de staat bedienen zoals rentmeesters en thesauriërs of schatmeesters. Zo zouden er meer te noemen zijn.
  
 ==== 15. Welke aspecten zijn er wat de overheid betreft te onderscheiden? ==== ==== 15. Welke aspecten zijn er wat de overheid betreft te onderscheiden? ====
Regel 107: Regel 107:
  
   - In de eerste plaats ontsteekt Hij een licht in de harten van de mensen, waardoor ze begrijpen dat ze zonder iemand die hen leidt en regeert niet kunnen leven. Ook de bijen hebben hun koningin, en ze volgen haar na. De kraanvogels hebben hun leider, en die staan ’s nachts op wacht, ieder bij zijn groep. Welke vergelijking je ook trekt uit de natuur – ze geven allemaal heel goed aan dat de overheid op goddelijke en natuurlijke rechten gegrond is.   - In de eerste plaats ontsteekt Hij een licht in de harten van de mensen, waardoor ze begrijpen dat ze zonder iemand die hen leidt en regeert niet kunnen leven. Ook de bijen hebben hun koningin, en ze volgen haar na. De kraanvogels hebben hun leider, en die staan ’s nachts op wacht, ieder bij zijn groep. Welke vergelijking je ook trekt uit de natuur – ze geven allemaal heel goed aan dat de overheid op goddelijke en natuurlijke rechten gegrond is.
-  - In de tweede plaats heeft God in Genesis 9:6 uitdrukkelijk besloten: “Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden.” Dat mag niet op een roekeloze en gewelddadige manier gebeuren en ook niet door iedereen, maar door hen die wettig tot het overheidsambt geroepen zijn of die daarvoor van God de bevoegdheid en macht ontvangen. Dat gebeurt dus door de gewone rechter ofwel door de overheid, die de schuldige op een geordende manier uit de samenleving zal verbannen om zo het oordeel namens Gods te voltrekken. En omdat de overheid hier opdracht krijgt om lijfstraffen te geven aan hem die iemand anders doodgeslagen heeft, staat het ook vast dat door dit gebod alle andere vormen van rechtszaken en straffen gewettigd zijn en bekrachtigd worden. \\ In Exodus 18:21 worden de overheden door Mozes ingesteld, en wel op raad van Jetro. De Heere verbindt daaraan Zijn goedkeuring, zoals wel duidelijk wordt uit Deuteronomium 16:18: “Rechters en opzieners zult gij aanstellen in al de steden die de Here, uw God, u geven zal, naar uw stammen; zij zullen het volk berechten met een rechtvaardige rechtspraak.” En in Deuteronomium 19:19-21 heeft God Zelf bevoegdheden, rechten en straffen ingesteld, terwijl Hij daaraan deze strenge woorden toevoegde: “Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen, want de overigen zullen dit horen en vrezen en niet weer zulk een kwaad in uw midden doen. Gij zult hem niet ontzien; leven om leven, oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet.” De morele zaken die uit het natuurlijke leven in de wet van Mozes aan de orde gesteld worden, gelden in het algemeen gedurende alle eeuwen van de wereld. In Spreuken 8:15 zegt de Wijsheid (die Gods Zoon is): “Door mij regeren de koningen en verordenen de machthebbers recht”; dat wil zeggen dat al hun gezag van God afkomstig is. In 2 Kronieken 19:6 zegt Josafat, de koning van Juda, tegen de rechters die hij aangesteld had: “Ziet toe, wat gij doet, want gij oefent de rechtspraak niet uit voor mensen, maar voor de Here". En Daniël 2:21 zegt: “Hij zet koningen af en stelt koningen aan.” In het Nieuwe Testament bevestigt Christus de overheid, als hij in Matteüs 22:21 zegt: “Geeft dan de keizer wat des keizers is.” Dat doet Hij ook als Hij Pilatus antwoordt: “Gij zoudt geen macht tegen Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware” (Johannes 19:11). En Paulus zegt in Romeinen 13:1: “Er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld”, oftewel op een ordelijke manier ingesteld. Paulus noemt de overheden immers vanwege hun effectiviteit Gods ordonnantie of instelling. En in Romeinen 13:4-6 noemt hij de magistraat of de regering een dienares van God. Dat hebben ook de heidenen erkend, want Hesiodus zegt: “De koningen zijn uit God.” +  - In de tweede plaats heeft God in Genesis 9:6 uitdrukkelijk besloten: “Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden.” Dat mag niet op een roekeloze en gewelddadige manier gebeuren en ook niet door iedereen, maar door hen die wettig tot het overheidsambt geroepen zijn of die daarvoor van God de bevoegdheid en macht ontvangen. Dat gebeurt dus door de gewone rechter ofwel door de overheid, die de schuldige op een geordende manier uit de samenleving zal verbannen om zo het oordeel namens Gods te voltrekken. En omdat de overheid hier opdracht krijgt om lijfstraffen te geven aan hem die iemand anders doodgeslagen heeft, staat het ook vast dat door dit gebod alle andere vormen van rechtszaken en straffen gewettigd zijn en bekrachtigd worden. \\ In Exodus 18:21 worden de overheden door Mozes ingesteld, en wel op raad van Jetro. De Here verbindt daaraan zijn goedkeuring, zoals wel duidelijk wordt uit Deuteronomium 16:18: “Rechters en opzieners zult gij aanstellen in al de steden die de Here, uw God, u geven zal, naar uw stammen; zij zullen het volk berechten met een rechtvaardige rechtspraak.” En in Deuteronomium 19:19-21 heeft God zelf bevoegdheden, rechten en straffen ingesteld, terwijl Hij daaraan deze strenge woorden toevoegde: “Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen, want de overigen zullen dit horen en vrezen en niet weer zulk een kwaad in uw midden doen. Gij zult hem niet ontzien; leven om leven, oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet.” De morele zaken die uit het natuurlijke leven in de wet van Mozes aan de orde gesteld worden, gelden in het algemeen gedurende alle eeuwen van de wereld. In Spreuken 8:15 zegt de Wijsheid (die Gods Zoon is): “Door mij regeren de koningen en verordenen de machthebbers recht”; dat wil zeggen dat al hun gezag van God afkomstig is. In 2 Kronieken 19:6 zegt Josafat, de koning van Juda, tegen de rechters die hij aangesteld had: “Ziet toe, wat gij doet, want gij oefent de rechtspraak niet uit voor mensen, maar voor de Here". En Daniël 2:21 zegt: “Hij zet koningen af en stelt koningen aan.” In het Nieuwe Testament bevestigt Christus de overheid, als hij in Matteüs 22:21 zegt: “Geeft dan de keizer wat des keizers is.” Dat doet Hij ook als Hij Pilatus antwoordt: “Gij zoudt geen macht tegen Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware” (Johannes 19:11). En Paulus zegt in Romeinen 13:1: “Er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld”, oftewel op een ordelijke manier ingesteld. Paulus noemt de overheden immers vanwege hun effectiviteit Gods ordonnantie of instelling. En in Romeinen 13:4-6 noemt hij de magistraat of de regering een dienares van God. Dat hebben ook de heidenen erkend, want Hesiodus zegt: “De koningen zijn uit God.” 
-  - Mozes, Jozua, de richters, David, Hizkia, Josia en vele anderen zijn vaak door God Zelf geroepen, als Hij Zijn volk wilde verlossen en wraak wilde nemen op de vijanden die hen verdrukten. De Heilige Schrift geeft ook duidelijk aan dat het volk Israël nooit in een hopelozer positie was dan toen het geen wettige richters of overheden had en toen er geen koning in Israël was. Toen verzon ieder zijn eigen godsdienst en hing het bijgeloof aan dat hij wilde. Ze waren bandeloos in al hun doen en laten en alles bleef ongestraft. Daaruit ontstond een zee van ellende, zowel in het openbare leven als het persoonlijke leven. \\ Als Petrus echter in 1 Petrus 2:13 de overheid dus een menselijke instelling of ordening noemt, doet hij dat niet omdat ze door mensen bedacht is, want ze is een kostbare gave van God. Hij doet dat alleen omdat de overheid op mensen betrekking heeft; en ook vanwege haar doel, omdat ze tot nut van mensen is ingesteld. \\ Hieruit kan men heel gemakkelijk concluderen dat de paus van Rome zich tegen God verheft. Hij durft zich namelijk de macht en bevoegdheid toe te eigenen om koningen af te zetten, en aan wie hij ook maar wil landen en koninkrijken te geven, die te begunstigen of die tegen te werken en te onderdrukken.+  - Mozes, Jozua, de richters, David, Hizkia, Josia en vele anderen zijn vaak door God zelf geroepen, als Hij zijn volk wilde verlossen en wraak wilde nemen op de vijanden die hen verdrukten. De Heilige Schrift geeft ook duidelijk aan dat het volk Israël nooit in een hopelozer positie was dan toen het geen wettige richters of overheden had en toen er geen koning in Israël was. Toen verzon ieder zijn eigen godsdienst en hing het bijgeloof aan dat hij wilde. Ze waren bandeloos in al hun doen en laten en alles bleef ongestraft. Daaruit ontstond een zee van ellende, zowel in het openbare leven als het persoonlijke leven. \\ Als Petrus echter in 1 Petrus 2:13 de overheid een menselijke instelling of ordening noemt, doet hij dat niet omdat ze door mensen bedacht is, want ze is een kostbare gave van God. Hij doet dat alleen omdat de overheid op mensen betrekking heeft; en ook vanwege haar doel, omdat ze tot nut van mensen is ingesteld. \\ Hieruit kan men heel gemakkelijk concluderen dat de paus van Rome zich tegen God verheft. Hij durft zich namelijk de macht en bevoegdheid toe te eigenen om koningen af te zetten, en aan wie hij ook maar wil landen en koninkrijken te geven, die te begunstigen of die tegen te werken en te onderdrukken.
  
 ==== 17. Is het wel nodig om de overheid te omschrijven vanuit de gedachte dat ze door God is ingesteld? ==== ==== 17. Is het wel nodig om de overheid te omschrijven vanuit de gedachte dat ze door God is ingesteld? ====
Regel 119: Regel 119:
   - Zowel de overheden als de onderdanen mogen zich hierin getroost weten dat God in alle noden en gevaren van dit burgerlijk leven regeert, en de geweldplegers en opstandelingen straft.   - Zowel de overheden als de onderdanen mogen zich hierin getroost weten dat God in alle noden en gevaren van dit burgerlijk leven regeert, en de geweldplegers en opstandelingen straft.
  
-==== 18. Is het een christen van Godswege toegestaan om met een goed geweten een overheidsambt te bekleden als hij daarvoor op een wettige geroepen wordt? ====+==== 18. Is het een christen van Godswege toegestaan om met een goed geweten een overheidsambt te bekleden als hij daarvoor op een wettige manier geroepen wordt? ====
  
 Jazeker, om de volgende redenen. Jazeker, om de volgende redenen.
Regel 125: Regel 125:
   - Het een goede ordening of instelling die God ons gegeven heeft.((*Romeinen 13:1 *1 Petrus 2:13))   - Het een goede ordening of instelling die God ons gegeven heeft.((*Romeinen 13:1 *1 Petrus 2:13))
   - Het Evangelie maakt de burgerlijke regeringen en de rechtspraak niet overbodig, zoals dat evenmin het geval is bij de medicijnkunst of bij welke bezigheid ook, maar het predikt ons de geestelijke rechtvaardigheid die door het geloof in Christus is.   - Het Evangelie maakt de burgerlijke regeringen en de rechtspraak niet overbodig, zoals dat evenmin het geval is bij de medicijnkunst of bij welke bezigheid ook, maar het predikt ons de geestelijke rechtvaardigheid die door het geloof in Christus is.
-  - Van de overheid wordt geëist dat ze de Heere met ontzag dient en de Zoon van God kust, dat wil zeggen: dat ze Hem hierdoor met een teken van onderdanigheid als haar Heer erkent en belijdt.((*Psalm 2:12)) Dat kan niemand beter doen dan een oprecht christen, die meer dan anderen is onderwezen in de kennis en vreze Gods en in het geloof.+  - Van de overheid wordt geëist dat ze de Here met ontzag dient en de Zoon van God kust, dat wil zeggen: dat ze Hem hierdoor met een teken van onderdanigheid als haar Heer erkent en belijdt.((*Psalm 2:12)) Dat kan niemand beter doen dan een oprecht christen, die meer dan anderen is onderwezen in de kennis en vreze Gods en in het geloof.
   - God gebiedt dat men voor de overheid zal bidden. In Jeremia 29:7 lezen we: “Bidt voor haar tot de Here, want in haar vrede zal uw vrede gelegen zijn.” Zo bidt Abraham voor koning Abimelek,((*Genesis 20:17)) en Jakob zegende de farao in Egypte.((*Genesis 47:10)) In 1 Timoteüs 2:1,2 lezen we: “Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten” - en dat waren ongelovigen! Daarom moet de overheid wel een goede zaak zijn, die God behaagt. Men mag immers niet bidden voor een slechte zaak.   - God gebiedt dat men voor de overheid zal bidden. In Jeremia 29:7 lezen we: “Bidt voor haar tot de Here, want in haar vrede zal uw vrede gelegen zijn.” Zo bidt Abraham voor koning Abimelek,((*Genesis 20:17)) en Jakob zegende de farao in Egypte.((*Genesis 47:10)) In 1 Timoteüs 2:1,2 lezen we: “Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten” - en dat waren ongelovigen! Daarom moet de overheid wel een goede zaak zijn, die God behaagt. Men mag immers niet bidden voor een slechte zaak.
   - We hebben ook voorbeelden in hen die heel trouw in een overheidsambt gediend hebben en tegelijk getrouwe discipelen van Christus zijn geweest. Te denken valt aan Jozef van Arimatea, Nicodemus, Paulus Sergius, Erastus en veel meer anderen, zoals de hoofdman over honderd((*Marcus 15:39 *Johannes 3:1 *Handelingen 13:7,12 *Romeinen 16:23 *Matteüs 8:8 *Handelingen 10:1)) en anderen. Ik zwijg dan nog maar over godvrezende keizers, zoals Constantinus, Theodosius en anderen, die Gods Kerk door hun gezag en met hun wapens verdedigd hebben.   - We hebben ook voorbeelden in hen die heel trouw in een overheidsambt gediend hebben en tegelijk getrouwe discipelen van Christus zijn geweest. Te denken valt aan Jozef van Arimatea, Nicodemus, Paulus Sergius, Erastus en veel meer anderen, zoals de hoofdman over honderd((*Marcus 15:39 *Johannes 3:1 *Handelingen 13:7,12 *Romeinen 16:23 *Matteüs 8:8 *Handelingen 10:1)) en anderen. Ik zwijg dan nog maar over godvrezende keizers, zoals Constantinus, Theodosius en anderen, die Gods Kerk door hun gezag en met hun wapens verdedigd hebben.
Regel 140: Regel 140:
   - dat ze zo brutaal waren om een nieuwe regeringsvorm voor te stellen;   - dat ze zo brutaal waren om een nieuwe regeringsvorm voor te stellen;
   - dat ze de regering van God als hun Koning verachtten, en een koning wilden hebben zoals de andere heidenvolken;   - dat ze de regering van God als hun Koning verachtten, en een koning wilden hebben zoals de andere heidenvolken;
-  - dat ze ervan gingen walgen om hun geloof en hoop alleen op God te moeten stellen en naar Zijn goddelijke wil op richters moesten wachten. De Israëlieten hadden immers vanaf de tijd van Mozes tot aan die van Samuël richters gehad, die dan uit de ene stam en dan weer uit een andere stam op een bijzondere manier door God als regeringshoofd werden aangesteld. Daarom zegt God in Zijn toorn tegen Samuël: “Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn” (1 Samuël 8:7). Het is zoals de Here in Hosea 13:11 zegt: “Ik geef u een koning in mijn toorn, en Ik neem hem weg in mijn verbolgenheid.”+  - dat ze ervan gingen walgen om hun geloof en hoop alleen op God te moeten stellen en naar zijn goddelijke wil op richters moesten wachten. De Israëlieten hadden immers vanaf de tijd van Mozes tot aan die van Samuël richters gehad, die dan uit de ene stam en dan weer uit een andere stam op een bijzondere manier door God als regeringshoofd werden aangesteld. Daarom zegt God in zijn toorn tegen Samuël: “Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn” (1 Samuël 8:7). Het is zoals de Here in Hosea 13:11 zegt: “Ik geef u een koning in mijn toorn, en Ik neem hem weg in mijn verbolgenheid.”
  
 ==== 21. Maar er zijn wel veel goddeloze en tirannieke vorsten die het overheidsambt bekleden, daarin veel ongerechtigheid bedrijven en bedrieglijk handelen ten aanzien van het recht. Is dan ook hun ambt van God afkomstig? ==== ==== 21. Maar er zijn wel veel goddeloze en tirannieke vorsten die het overheidsambt bekleden, daarin veel ongerechtigheid bedrijven en bedrieglijk handelen ten aanzien van het recht. Is dan ook hun ambt van God afkomstig? ====
Regel 146: Regel 146:
 Jawel, omdat het ambt op zichzelf een goede instelling van God is.((Zie Romeinen 13.)) Jawel, omdat het ambt op zichzelf een goede instelling van God is.((Zie Romeinen 13.))
  
-  - Het misbruik en de gebreken komt op rekening van de personen die het overheidsambt bekleden, en zijn dus niet van God afkomstig. Die zondige praktijken komen er “van buiten” bij en hebben hun oorsprong in de duivel en ook wel in de zwakheid en slechtheid van de mensen. Daarom moet men onderscheid maken tussen het ambt en de personen die het ambt met hun gebreken bekleden. Het is dus kwade trouw die van het toeval gebruikmaakt, als men de burgerlijke regering zélf verwerpt vanwege de goddeloosheid van sommige vorsten en de grote en vele verwarringen die men in het leven waarneemt.+  - Het misbruik en de gebreken komen op rekening van de personen die het overheidsambt bekleden, en zijn dus niet van God afkomstig. Die zondige praktijken komen er “van buiten” bij en hebben hun oorsprong in de duivel en ook wel in de zwakheid en slechtheid van de mensen. Daarom moet men onderscheid maken tussen het ambt en de personen die het ambt met hun gebreken bekleden. Het is dus kwade trouw die van het toeval gebruikmaakt, als men de burgerlijke regering zélf verwerpt vanwege de goddeloosheid van sommige vorsten en de grote en vele verwarringen die men in het leven waarneemt.
   - Men moet niet alleen op het kwade maar ook op het goede zien dat voortvloeit uit het geregeerd worden. Het past om op de goede dingen te letten, zoals het sluiten van huwelijken, het vormen van familiegemeenschappen onder het menselijk geslacht, het krijgen van kinderen en hun opvoeding, het maken van contracten, het voeren van onderhandelingen, het maken van onderscheid in verschillende vormen van heerschappij, het rechtspreken en bestraffen van slechte en het beschermen van goede mensen, het stichten van scholen en de bescherming die de gemeenschap biedt, en nog veel meer. De verkeerde dingen dient men op een wijze manier ten onder te houden en te blijven bedwingen door de vermeerdering van goede dingen.   - Men moet niet alleen op het kwade maar ook op het goede zien dat voortvloeit uit het geregeerd worden. Het past om op de goede dingen te letten, zoals het sluiten van huwelijken, het vormen van familiegemeenschappen onder het menselijk geslacht, het krijgen van kinderen en hun opvoeding, het maken van contracten, het voeren van onderhandelingen, het maken van onderscheid in verschillende vormen van heerschappij, het rechtspreken en bestraffen van slechte en het beschermen van goede mensen, het stichten van scholen en de bescherming die de gemeenschap biedt, en nog veel meer. De verkeerde dingen dient men op een wijze manier ten onder te houden en te blijven bedwingen door de vermeerdering van goede dingen.
   - De gebreken van de vorsten zijn voor hen die zich aan God hebben onderworpen, dikwijls een straf en een vorm van gevangenschap. Daardoor straft God de zonden van de mensen ook in hun persoonlijke leven. In het apocriefe boek Jezus Sirach 10:8 staat: “Een koninkrijk wordt van het ene volk tot het andere overgebracht vanwege ongerechtigheden en moedwilligheden en rijkdommen die door bedrog verkregen zijn.” Er is vaak veel waarheid in het spreekwoord: Wat de zeug verkeerd doet, moeten de biggen ontgelden.   - De gebreken van de vorsten zijn voor hen die zich aan God hebben onderworpen, dikwijls een straf en een vorm van gevangenschap. Daardoor straft God de zonden van de mensen ook in hun persoonlijke leven. In het apocriefe boek Jezus Sirach 10:8 staat: “Een koninkrijk wordt van het ene volk tot het andere overgebracht vanwege ongerechtigheden en moedwilligheden en rijkdommen die door bedrog verkregen zijn.” Er is vaak veel waarheid in het spreekwoord: Wat de zeug verkeerd doet, moeten de biggen ontgelden.
Regel 155: Regel 155:
  
   - Er is een wettige vergelding die in het openbaar door de overheid plaatsvindt. Dat gebeurt met een bepaalde orde en aan de hand van bepaalde wetten om tot een goede afwikkeling te komen, zonder dat de persoon in kwestie daarbij haat ondervindt. Deze vorm van vergelding wordt door het Evangelie niet verboden; ze is juist veel eerder een onderdeel van het ambt dat de overheid bekleedt. Paulus noemt in Romeinen 13:4 de overheid heel uitdrukkelijk een “toornende wreekster voor hem die kwaad bedrijft”. Deze vergelding komt ook overeen met de wet die de natuur voorschrijft, en sluit ook aan bij de tekst van Deuteronomium 32:35: “Mij komt de wraak toe en de vergelding.” Als een rechtvaardig Rechter straft God de zonden soms zónder de hulp van de mens daarbij in te schakelen, zoals toen Hij Sodom verdelgde; en andere keren doet Hij dat weer door de gewone straffen waarvoor Hij de overheden gemachtigd heeft.   - Er is een wettige vergelding die in het openbaar door de overheid plaatsvindt. Dat gebeurt met een bepaalde orde en aan de hand van bepaalde wetten om tot een goede afwikkeling te komen, zonder dat de persoon in kwestie daarbij haat ondervindt. Deze vorm van vergelding wordt door het Evangelie niet verboden; ze is juist veel eerder een onderdeel van het ambt dat de overheid bekleedt. Paulus noemt in Romeinen 13:4 de overheid heel uitdrukkelijk een “toornende wreekster voor hem die kwaad bedrijft”. Deze vergelding komt ook overeen met de wet die de natuur voorschrijft, en sluit ook aan bij de tekst van Deuteronomium 32:35: “Mij komt de wraak toe en de vergelding.” Als een rechtvaardig Rechter straft God de zonden soms zónder de hulp van de mens daarbij in te schakelen, zoals toen Hij Sodom verdelgde; en andere keren doet Hij dat weer door de gewone straffen waarvoor Hij de overheden gemachtigd heeft.
-  - Er is ook een onwettige vergelding die voortkomt uit kwade neigingen en op persoonlijke wraakzucht berust. Dan is men eropuit om de persoon op wie men zich wil wreken, te benadelen of uit de weg te ruimen. Het is ook mogelijk dat de overheid zelf tegen haar eigen wetten in en gedreven door eigen verlangens en begeerten het zwaard misbruikt en onschuldigen bestraft. Te denken valt aan Saul die David naar het leven stond, of aan een privépersoon die door haat en nijd gedreven wraak probeert te nemen vanwege het door hem geleden onrecht. Daarbij is hij er niet zozeer op uit om zichzelf te beschermen en te verdedigen als wel om zijn tegenpartij te benadelen. Het is ook mogelijk dat hij zonder enig wettelijk onderzoek van de kwestie die hem bezighoudt, zelf voor opperste rechter en wreker wil spelen, zoals Joab deed toen hij Abner ombracht.((*2 Samuël 3:27)) Een bekend vers spreekt daarover als: “De wraak is hem aangenamer dan het leven.” \\ Het Evangelie verbiedt deze vorm van wraak. Zie Romeinen 12:17: “Vergeldt niemand kwaad met kwaad.” In Matteüs 5:39 lezen we: “Ik zeg u, de boze niet te weerstaan. En de Here zegt ons in Deuteronomium 32:35: “Mij komt de wraak toe en de vergelding.” Zo is het ook in Spreuken 24:29: “Zeg niet: Zoals hij mij deed, zo zal ik hem doen; ik vergeld de man naar zijn doen.” Dat is ook de strekking van het gebod: “Gij zult niet doden”, dat wil zeggen: door uw eigen wil en naar uw goeddunken, buiten de orde die door God is ingesteld en als goed en rechtvaardig erkend en aangenomen is. Het is immers de taak van de overheid om met de wet als richtlijn de schuldigen uit de gemeenschap te verwijderen. \\ Elia heeft weliswaar het vuur uit de hemel doen vallen op degenen die hem gevangen kwamen nemen (2 Koningen 1:10), en Eliza heeft de jongens gevloekt die hem bespotten (2 Koningen 2:24). Dat was echter een ontzagwekkende reactie van de belediging die niet hem in het bijzonder maar die God en Zijn gemeente was aangedaan. \\ Celsus, Julianus en anderen hebben het Evangelie dan ook ten onrechte beschuldigd en belasterd door te schrijven dat het Evangelie door het verbieden van de vergelding de overheid tegenwerkt en uitbant. Uit alles blijkt immers heel duidelijk dat alle vormen van vergelding door de leer van het Evangelie niet worden verboden.+  - Er is ook een onwettige vergelding die voortkomt uit kwade neigingen en op persoonlijke wraakzucht berust. Dan is men eropuit om de persoon op wie men zich wil wreken, te benadelen of uit de weg te ruimen. Het is ook mogelijk dat de overheid zelf tegen haar eigen wetten in en gedreven door eigen verlangens en begeerten het zwaard misbruikt en onschuldigen bestraft. Te denken valt aan Saul die David naar het leven stond, of aan een privépersoon die door haat en nijd gedreven wraak probeert te nemen vanwege het door hem geleden onrecht. Daarbij is hij er niet zozeer op uit om zichzelf te beschermen en te verdedigen als wel om zijn tegenpartij te benadelen. Het is ook mogelijk dat hij zonder enig wettelijk onderzoek van de kwestie die hem bezighoudt, zelf voor opperste rechter en wreker wil spelen, zoals Joab deed toen hij Abner ombracht.((*2 Samuël 3:27)) Een bekend vers spreekt daarover als: “De wraak is hem aangenamer dan het leven.” \\ Het Evangelie verbiedt deze vorm van wraak. Zie Romeinen 12:17: “Vergeldt niemand kwaad met kwaad.” In Matteüs 5:39 lezen we: “Ik zeg u, de boze niet te weerstaan. En de Here zegt ons in Deuteronomium 32:35: “Mij komt de wraak toe en de vergelding.” Zo is het ook in Spreuken 24:29: “Zeg niet: Zoals hij mij deed, zo zal ik hem doen; ik vergeld de man naar zijn doen.” Dat is ook de strekking van het gebod: “Gij zult niet doden”, dat wil zeggen: door uw eigen wil en naar uw goeddunken, buiten de orde die door God is ingesteld en als goed en rechtvaardig erkend en aangenomen is. Het is immers de taak van de overheid om met de wet als richtlijn de schuldigen uit de gemeenschap te verwijderen. \\ Elia heeft weliswaar het vuur uit de hemel doen vallen op degenen die hem gevangen kwamen nemen (2 Koningen 1:10), en Eliza heeft de jongens gevloekt die hem bespotten (2 Koningen 2:24). Dat was echter een ontzagwekkende reactie van de belediging die niet hem in het bijzonder maar die God en zijn gemeente was aangedaan. \\ Celsus, Julianus en anderen hebben het Evangelie dan ook ten onrechte beschuldigd en belasterd door te schrijven dat het Evangelie door het verbieden van de vergelding de overheid tegenwerkt en uitbant. Uit alles blijkt immers heel duidelijk dat alle vormen van vergelding door de leer van het Evangelie niet worden verboden.
  
 ==== 23. Waarom straft de overheid de misdadigers? ==== ==== 23. Waarom straft de overheid de misdadigers? ====
  
-  - Omdat God wil dat men uit de hierdoor gestelde voorbeelden zal begrijpen dat er een God is Die onderscheid maakt tussen wat recht en onrecht is, en Zich werkelijk over de zonde vertoornt.+  - Omdat God wil dat men uit de hierdoor gestelde voorbeelden zal begrijpen dat er een God is die onderscheid maakt tussen wat recht en onrecht is, en Zich werkelijk over de zonde vertoornt.
   - Omdat Hij wil dat deze nog betrekkelijk geringe straffen die slechts weinig mensen treffen, ons zullen waarschuwen voor het toekomende oordeel en de eeuwige straffen.   - Omdat Hij wil dat deze nog betrekkelijk geringe straffen die slechts weinig mensen treffen, ons zullen waarschuwen voor het toekomende oordeel en de eeuwige straffen.
   - Omdat de overheid let op het profijt van de medemens; de moedwillige kwaaddoeners worden gestraft, zodat ze niemand meer last bezorgen en zij geen schade meer zullen aanbrengen.   - Omdat de overheid let op het profijt van de medemens; de moedwillige kwaaddoeners worden gestraft, zodat ze niemand meer last bezorgen en zij geen schade meer zullen aanbrengen.
Regel 169: Regel 169:
  
   - God heeft immers bij de doop van Christus de leer van Johannes de Doper getoetst en met een heerlijk getuigenis bevestigd.   - God heeft immers bij de doop van Christus de leer van Johannes de Doper getoetst en met een heerlijk getuigenis bevestigd.
-  - De burgerlijke zaken zijn door God Zelf ingesteld, opdat Hij onder de mensen gekend zal worden en ook opdat wij daardoor ‘getraind’ worden om onze belijdenis vast te houden en ons te oefenen in lijdzaamheid, liefde en geloof.+  - De burgerlijke zaken zijn door God zelf ingesteld, opdat Hij onder de mensen gekend zal worden en ook opdat wij daardoor ‘getraind’ worden om onze belijdenis vast te houden en ons te oefenen in lijdzaamheid, liefde en geloof.
  
 Het wegvluchten voor deze oefeningen getuigt veel meer van zwakte dan van kracht. In een bekend spreekwoord zegt men wel: //Magistratus ostendit virum//  – door de overheid leert men de mens kennen. En ook Christus geeft alle mensen een bevel (dus geen advies), een algemeen gebod om de keizer te geven wat van de keizer is, en aan God wat van God is.((*Matteüs 22:21)) Het wegvluchten voor deze oefeningen getuigt veel meer van zwakte dan van kracht. In een bekend spreekwoord zegt men wel: //Magistratus ostendit virum//  – door de overheid leert men de mens kennen. En ook Christus geeft alle mensen een bevel (dus geen advies), een algemeen gebod om de keizer te geven wat van de keizer is, en aan God wat van God is.((*Matteüs 22:21))
  
-==== 25. Heeft Christus de strengheid van de burgerlijke straffen door Zijn handelwijze bekritiseerd, toen Hij in Johannes 8:11 de overspelige vrouw niet tot de dood wilde veroordelen? ====+==== 25. Heeft Christus de strengheid van de burgerlijke straffen door zijn handelwijze bekritiseerd, toen Hij in Johannes 8:11 de overspelige vrouw niet tot de dood wilde veroordelen? ====
  
 Nee, helemaal niet; en dat heeft Hij ook niet gedaan bij de vraag over het delen van een erfenis, toen Hij geen uitspraak wilde doen tussen de beide broers. Hij zei namelijk in Lucas 12:14: “Wie heeft Mij tot een rechter of scheidsman over u aangesteld?” Daarmee heeft Hij duidelijk willen maken dat Hij niet in de wereld gekomen was om een overheidsfunctie te krijgen of een leidsman te zijn, maar om zondaren tot bekering te roepen en degenen die zich met heel hun hart bekeren, zalig te maken. Nee, helemaal niet; en dat heeft Hij ook niet gedaan bij de vraag over het delen van een erfenis, toen Hij geen uitspraak wilde doen tussen de beide broers. Hij zei namelijk in Lucas 12:14: “Wie heeft Mij tot een rechter of scheidsman over u aangesteld?” Daarmee heeft Hij duidelijk willen maken dat Hij niet in de wereld gekomen was om een overheidsfunctie te krijgen of een leidsman te zijn, maar om zondaren tot bekering te roepen en degenen die zich met heel hun hart bekeren, zalig te maken.
  
-Hij spreekt de betreffende vrouw ook niet zomaar vrij voor wat het burgerlijk recht betreft, maar alleen voor zover het een gewetenszaak is. Met dit voorbeeld geeft Hij een bijzonder getuigenis van Zijn barmhartigheid en genadige vergeving. De overheid heeft Hij echter haar wettige plaats laten houden; en daarvan wordt gezegd: “Zij draagt het zwaard niet tevergeefs” (Romeinen 13:4).+Hij spreekt de betreffende vrouw ook niet zomaar vrij voor wat het burgerlijk recht betreft, maar alleen voor zover het een gewetenszaak is. Met dit voorbeeld geeft Hij een bijzonder getuigenis van zijn barmhartigheid en genadige vergeving. De overheid heeft Hij echter haar wettige plaats laten houden; en daarvan wordt gezegd: “Zij draagt het zwaard niet tevergeefs” (Romeinen 13:4).
  
 Samenvattend: Christus heeft de dienst van het Evangelie van het burgerlijk ambt willen onderscheiden! Samenvattend: Christus heeft de dienst van het Evangelie van het burgerlijk ambt willen onderscheiden!
Regel 192: Regel 192:
  
   - Op een vrije manier, dus niet door omkopingen of pogingen daartoe.   - Op een vrije manier, dus niet door omkopingen of pogingen daartoe.
-  - Op een vrome en heilige manier, dus eerst en vooral een ernstig aanroepen van de Naam des Heren, om zo als het ware God om raad te vragen. Zie Judit 1 : 1 en Numeri 27:16, waar Mozes zegt: “De Here, de God der geesten van alle levende schepselen, stelle over de vergadering een man, die voor hun aangezicht uitgaat en die voor hun aangezicht ingaat.”+  - Op een vrome en heilige manier, dus eerst en vooral door een ernstig aanroepen van de Naam des Heren, om zo als het ware God om raad te vragen. Zie Judit 1 : 1 en Numeri 27:16, waar Mozes zegt: “De Here, de God der geesten van alle levende schepselen, stelle over de vergadering een man, die voor hun aangezicht uitgaat en die voor hun aangezicht ingaat.”
   - Op een voorzichtige manier die met voorbedachten rade plaatsvindt.   - Op een voorzichtige manier die met voorbedachten rade plaatsvindt.
  
Regel 225: Regel 225:
   - De overheid behoort in algemene zin gesproken de beide tafels van de Wet te bewaren en te onderhouden.((*Deuteronomium 17:19)) Ze moeten de Zoon kussen en Hem met de verschuldigde dienstwilligheid en in oprechte vroomheid en trouw blijvend dienen.((*Psalm 2:12))   - De overheid behoort in algemene zin gesproken de beide tafels van de Wet te bewaren en te onderhouden.((*Deuteronomium 17:19)) Ze moeten de Zoon kussen en Hem met de verschuldigde dienstwilligheid en in oprechte vroomheid en trouw blijvend dienen.((*Psalm 2:12))
   - Ze behoort ook de zuivere godsdienst vanuit het Woord van God in te stellen en te beschermen; en daarnaast moet ze de valse godsdienst verbieden,((*Deuteronomium 13:5,6)) en alles wegnemen wat de ware godsdienst lijkt te verhinderen. Dit laatste naar het voorbeeld van Hizkia, Josia en Nebukadnesar.((*2 Koningen 18:4 *2 Koningen 23:2,3))   - Ze behoort ook de zuivere godsdienst vanuit het Woord van God in te stellen en te beschermen; en daarnaast moet ze de valse godsdienst verbieden,((*Deuteronomium 13:5,6)) en alles wegnemen wat de ware godsdienst lijkt te verhinderen. Dit laatste naar het voorbeeld van Hizkia, Josia en Nebukadnesar.((*2 Koningen 18:4 *2 Koningen 23:2,3))
-  - Ze moet Gods kerk helpen met raad en daad en de dienst van het Woord bevorderen.((*Daniël 3:29)) In Psalm 122:9 klinkt het: “Om het huis van de Here, onze God, wil ik het goede voor u zoeken”; en Jesaja 49:23: “Koningen zullen uw voedstervader zijn en hun vorstinnen uw zoogsteres.”+  - Ze moet Gods kerk helpen met raad en daaden de dienst van het Woord bevorderen.((*Daniël 3:29)) In Psalm 122:9 klinkt het: “Om het huis van de Here, onze God, wil ik het goede voor u zoeken”; en Jesaja 49:23: “Koningen zullen uw voedstervader zijn en hun vorstinnen uw zoogsteres.”
  
 Vervolgens behoort de overheid in menselijke aangelegenheden recht en gerechtigheid te beoefenen. Dat betekent dat ze de doodstraf moet hanteren, de goeden moet beschermen en belonen, de verdrukten moet verlossen uit de hand van de goddelozen, en de wezen te hulp moet komen. Ze moet ook op een rechtvaardige manier omgaan met de armen, de mensen uit de onderste lagen van de maatschappij, de weduwen en de wezen, die zich [geen van allen] op iemand of iets kunnen beroepen.((*Genesis 9:6 *Psalm 82:3,4 *Psalm 72:2,4)) De overheid dient de vrede te bewaren, en ook – als de nood dat vereist – haar onderdanen met wapens te beschermen. Ze moet ook haar autoriteit door wapens beschermen, de oproerkraaiers beteugelen, het land vrijwaren van straatschenders, moordenaars en ander gespuis. En als het nodig is, moet ze het eigen land proberen terug te veroveren wanneer het van haar door onrechtvaardig geweld afgenomen is. Alfonsus, de koning van Napels, had als veld- of herkenningsteken een pelikaan die met haar bek het bloed uit haar borst haalde om daarmee haar jongen te voeden. Het droeg als opschrift: “Voor de wet en voor de kudde”. De overheid behoort ook als een vader haar onderdanen te voorzien van goed voedsel, zoals Jozef deed.((*Genesis 41:48)) Vervolgens behoort de overheid in menselijke aangelegenheden recht en gerechtigheid te beoefenen. Dat betekent dat ze de doodstraf moet hanteren, de goeden moet beschermen en belonen, de verdrukten moet verlossen uit de hand van de goddelozen, en de wezen te hulp moet komen. Ze moet ook op een rechtvaardige manier omgaan met de armen, de mensen uit de onderste lagen van de maatschappij, de weduwen en de wezen, die zich [geen van allen] op iemand of iets kunnen beroepen.((*Genesis 9:6 *Psalm 82:3,4 *Psalm 72:2,4)) De overheid dient de vrede te bewaren, en ook – als de nood dat vereist – haar onderdanen met wapens te beschermen. Ze moet ook haar autoriteit door wapens beschermen, de oproerkraaiers beteugelen, het land vrijwaren van straatschenders, moordenaars en ander gespuis. En als het nodig is, moet ze het eigen land proberen terug te veroveren wanneer het van haar door onrechtvaardig geweld afgenomen is. Alfonsus, de koning van Napels, had als veld- of herkenningsteken een pelikaan die met haar bek het bloed uit haar borst haalde om daarmee haar jongen te voeden. Het droeg als opschrift: “Voor de wet en voor de kudde”. De overheid behoort ook als een vader haar onderdanen te voorzien van goed voedsel, zoals Jozef deed.((*Genesis 41:48))
Regel 234: Regel 234:
  
   - Ja, want Augustinus zegt: “Hierin dienen de koningen de Heere in hun hoedanigheid van koning, als ze dingen doen die niemand anders kan doen dan alleen de koningen.” Dat wil zeggen: als ze wetten uitvaardigen die de ware godsdienst betreffen. Zoals de vader van het huisgezin het recht heeft zorg te dragen over de godsdienst in zijn gezin, zo heeft de overheid daartoe nog veel méér recht, want zij zorgt als een algemene en allerhoogste vader voor al haar onderdanen. \\ De overheid moet dus zorgen dat de godsdienst naar het voorschrift van Gods Woord ingesteld of weer opnieuw ingericht en beschermd wordt. Ze moet dat echter vooral doen als de herders en leraars op dit punt slap zijn of zelfs in strijd handelen met het Evangelie. Maar het eigenlijke dienstwerk komt alleen toe aan de dienaren van het Woord. Dat eist de Schrift ook van de overheid. “Kust de Zoon” en “Dient de Here met vreze” (Psalm 2:11,12). Dat betekent: O, vorsten en overheden, doe uw poorten open, opdat de Koning der heerlijkheid daarin kan gaan. God noemt de overheden en dus ook de koningen en vorsten namelijk een poort, want eertijds sprak men recht in de poort. Daarom werd het boek van Gods Wet aan koning Joas tijdens zijn kroning ter hand gesteld, zoals ook geboden wordt in Deuteronomium 17:18. Vooral hierom wordt de overheid door Paulus dan ook een “dienares van God” genoemd.((*Romeinen 13:2,4,6)) We kunnen hier ook denken aan de voorbeelden van Mozes, David, Josia, Hizkia, Theodosius en anderen. Deze geboden hebben betrekking op de hele gemeenschap en op ieder lid daarvan. Zie Matteüs 7:15: “Wacht u voor de valse profeten, die in schapenvacht tot u komen”, dat zijn dus de valse leraren. Zie ook 1 Korintiërs 5:13: “Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg.” En Galaten 1:8: “Al zouden wij of een engel uit de hemel u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!”   - Ja, want Augustinus zegt: “Hierin dienen de koningen de Heere in hun hoedanigheid van koning, als ze dingen doen die niemand anders kan doen dan alleen de koningen.” Dat wil zeggen: als ze wetten uitvaardigen die de ware godsdienst betreffen. Zoals de vader van het huisgezin het recht heeft zorg te dragen over de godsdienst in zijn gezin, zo heeft de overheid daartoe nog veel méér recht, want zij zorgt als een algemene en allerhoogste vader voor al haar onderdanen. \\ De overheid moet dus zorgen dat de godsdienst naar het voorschrift van Gods Woord ingesteld of weer opnieuw ingericht en beschermd wordt. Ze moet dat echter vooral doen als de herders en leraars op dit punt slap zijn of zelfs in strijd handelen met het Evangelie. Maar het eigenlijke dienstwerk komt alleen toe aan de dienaren van het Woord. Dat eist de Schrift ook van de overheid. “Kust de Zoon” en “Dient de Here met vreze” (Psalm 2:11,12). Dat betekent: O, vorsten en overheden, doe uw poorten open, opdat de Koning der heerlijkheid daarin kan gaan. God noemt de overheden en dus ook de koningen en vorsten namelijk een poort, want eertijds sprak men recht in de poort. Daarom werd het boek van Gods Wet aan koning Joas tijdens zijn kroning ter hand gesteld, zoals ook geboden wordt in Deuteronomium 17:18. Vooral hierom wordt de overheid door Paulus dan ook een “dienares van God” genoemd.((*Romeinen 13:2,4,6)) We kunnen hier ook denken aan de voorbeelden van Mozes, David, Josia, Hizkia, Theodosius en anderen. Deze geboden hebben betrekking op de hele gemeenschap en op ieder lid daarvan. Zie Matteüs 7:15: “Wacht u voor de valse profeten, die in schapenvacht tot u komen”, dat zijn dus de valse leraren. Zie ook 1 Korintiërs 5:13: “Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg.” En Galaten 1:8: “Al zouden wij of een engel uit de hemel u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!”
-  - Vervolgens is het de plicht van de overheid om samen met het advies van goede voorgangers in de kerken alle dingen wat de uitwendige godsdienst betreft met orde te laten plaatsvinden. Ook moet zij erop toezien dat de eenmaal ingestelde kerkelijke ordeningen ook onderhouden worden. Zie 1 Kronieken 13:5, waar verteld wordt dat David met inachtneming van de verordeningen de ark in Kirjat-Jearim ophaalt om die in Jeruzalem te brengen.((*1 Kronieken 13:5)) En in hoofdstuk 23 lezen we dat hij de levieten telt en ieder van hen in het ambt stelt.((*1 Kronieken 23:2-5)) In 2 Koningen 29:5 zien we dat Hizkia zodra hij koning werd de vervallen godsdienstige praktijk weer in ere herstelde en de priesters de opdracht gaf om zich te reinigen en de tempel te heiligen.((*2 Koningen 29:5))+  - Vervolgens is het de plicht van de overheid om samen met het advies van goede voorgangers in de kerken alle dingen wat de uitwendige godsdienst betreft met orde te laten plaatsvinden. Ook moet zij erop toezien dat de eenmaal ingestelde kerkelijke ordeningen ook onderhouden worden. Zie 1 Kronieken 13:5, waar verteld wordt dat David met inachtneming van de verordeningen de ark in Kirjat-Jearim ophaalt om die in Jeruzalem te brengen.((*1 Kronieken 13:5)) En in hoofdstuk 23 lezen we dat hij de levieten telt en ieder van hen in het ambt stelt.((*1 Kronieken 23:2-5)) In 2 Koningen 29:5 zien we dat Hizkia zodra hij koning werd de vervallen godsdienstige praktijk weer in ere herstelde en de priesters de opdracht gaf zich te reinigen en de tempel te heiligen.((*2 Koningen 29:5))
   - Het is ook de taak van de vorsten en overheden om de scholen te onderhouden, opdat daar de vaardigheden en wetenschappelijke kennis verkregen zullen worden die nodig zijn voor Gods kerk en voor de samenleving. De overheid heeft de plicht godzalige predikanten en hoogleraren op een waardige manier te onderhouden en de gemeente als het ware te koesteren. In Jesaja 49:23 lezen we: “Koningen zullen uw voedstervader zijn en hun vorstinnen uw zoogsters.” De overheid moet dus aan haar onderdanen een goed voorbeeld van godzaligheid en deugd geven, zoals David dat ook beloofd had als hij op zijn koninklijke troon zou gezeten zijn.((*Psalm 101:2,3)) En Claudianus zegt heel terecht: “de onderdanen voegen zich naar het voorbeeld van de koning.”   - Het is ook de taak van de vorsten en overheden om de scholen te onderhouden, opdat daar de vaardigheden en wetenschappelijke kennis verkregen zullen worden die nodig zijn voor Gods kerk en voor de samenleving. De overheid heeft de plicht godzalige predikanten en hoogleraren op een waardige manier te onderhouden en de gemeente als het ware te koesteren. In Jesaja 49:23 lezen we: “Koningen zullen uw voedstervader zijn en hun vorstinnen uw zoogsters.” De overheid moet dus aan haar onderdanen een goed voorbeeld van godzaligheid en deugd geven, zoals David dat ook beloofd had als hij op zijn koninklijke troon zou gezeten zijn.((*Psalm 101:2,3)) En Claudianus zegt heel terecht: “de onderdanen voegen zich naar het voorbeeld van de koning.”
  
Regel 245: Regel 245:
 ==== 33. Mag de overheid iemand dwingen om te geloven? ==== ==== 33. Mag de overheid iemand dwingen om te geloven? ====
  
-Nee, de overheid kan niemand het geloof geven of het verstand onder druk zetten, maar ze kan en mag wel iemand ertoe brengen dat hij de ware leer hoort. Ze is ook verplicht om de middelen waardoor het geloof tot stand komt, te bevorderen. Daarbij moet ze de omstandigheden weren die de geloofspraktijk negatief beïnvloeden en eveneens de openbare ketterijen en dwalingen die het geloof doen wankelen. Ze moet van die ketterijen dan wel eerst kennisnemen en ze goed onderzocht hebben om ze daarna af te schaffen en uit te bannen.+Nee, de overheid kan niemand het geloof geven of het verstand onder druk zetten, maar ze kan en mag wel iemand ertoe brengen dat hij de ware leer hoort. Ze is ook verplicht om de middelen waardoor het geloof tot stand komt, te bevorderen. Daarbij moet ze de omstandigheden weren die de geloofspraktijk negatief beïnvloeden en eveneens de openbare ketterijen en dwalingen die het geloof doen wankelen. Ze moet van die ketterijen dan wel eerst  kennisnemen en ze goed onderzocht hebben om ze daarna af te schaffen en uit te bannen.
  
 Zo heeft Josia volgens 2 Kronieken 34:33 al de afgodische gruwelen weggenomen uit heel het land van de Israëlieten, en hij zorgde er ook voor dat allen die in Israël gevonden werden, de Here, hun God, dienden. Zo heeft Josia volgens 2 Kronieken 34:33 al de afgodische gruwelen weggenomen uit heel het land van de Israëlieten, en hij zorgde er ook voor dat allen die in Israël gevonden werden, de Here, hun God, dienden.
Regel 284: Regel 284:
 ==== 37. Wat wil Christus er dan mee zeggen als Hij in Matteüs 5:39 gebiedt om de boze niet te weerstaan; om ook de mantel te geven als men uw hemd wil hebben en om de rechterwang toe te keren aan hem die u op de linkerwang slaat? ==== ==== 37. Wat wil Christus er dan mee zeggen als Hij in Matteüs 5:39 gebiedt om de boze niet te weerstaan; om ook de mantel te geven als men uw hemd wil hebben en om de rechterwang toe te keren aan hem die u op de linkerwang slaat? ====
  
-Dit is geen raad die Christus aan de volmaakten geeft, zoals sommigen beweren, maar een helder en duidelijk gebod waarin Hij niet simpelweg beveelt dat men degene die ons slaat de andere wang moet toekeren. Dat heeft Hij Zelf namelijk ook niet gedaan bij degene die Hem sloeg, maar Hij bestrafte veel meer zijn brutale grofheid.((*Johannes 18:12)) Ook Paulus zei toen hij geslagen werd: “God moge u slaan, gij gewitte wand”.((*Handelingen 23:3)) Christus wil wel dat Zijn discipelen zó ver weg zullen blijven van de wens het kwaad betaald te zetten, dat ze zich veel meer twee keer onrechtvaardig laten behandelen dan zich één keer te wreken. Ze kunnen beter onrecht lijden dan onrecht doen!+Dit is geen raad die Christus aan de volmaakten geeft, zoals sommigen beweren, maar een helder en duidelijk gebod waarin Hij niet simpelweg beveelt dat men degene die ons slaat de andere wang moet toekeren. Dat heeft Hij Zelf namelijk ook niet gedaan bij degene die Hem sloeg, maar Hij bestrafte veel meer zijn brutale grofheid.((*Johannes 18:12)) Ook Paulus zei toen hij geslagen werd: “God moge u slaan, gij gewitte wand”.((*Handelingen 23:3)) Christus wil wel dat zijn discipelen zó ver weg zullen blijven van de wens het kwaad betaald te zetten, dat ze zich veel meer twee keer onrechtvaardig laten behandelen dan zich één keer te wreken. Ze kunnen beter onrecht lijden dan onrecht doen!
  
 Het is echter wat anders om zichzelf en het zijne wettig te beschermen – dat staat de godzalige gelovigen vrij om te doen – dan een ander [bewust] schade te berokkenen; dat laatste mogen ze namelijk beslist niet! Het is echter wat anders om zichzelf en het zijne wettig te beschermen – dat staat de godzalige gelovigen vrij om te doen – dan een ander [bewust] schade te berokkenen; dat laatste mogen ze namelijk beslist niet!
Regel 302: Regel 302:
 ==== 39. Hoe moet men het recht handhaven? ==== ==== 39. Hoe moet men het recht handhaven? ====
  
-Dat leert de Schrift ons ook in Deuteronomium 1:16,17: (1) “Hoort de geschillen tussen uw broeders en (2) oordeelt rechtvaardig tussen de een en de ander, of dit diens broeder is dan wel de vreemdeling die bij hem woont. (3) Gij zult in de rechtspraak de persoon niet aanzien – dat wil zeggen: geen onderscheid maken; gij zult de onaanzienlijke evenzeer horen als de aanzienlijke; gij zult voor niemand vrezen, want de rechtspraak is Godes”. En in Deuteronomium 17:4,5 wordt daaraan toegevoegd: “Het wordt u meegedeeld en gij hoort daarvan, (4) dan zult gij de man of de vrouw, die deze wandaad bedreven heeft, naar de poort brengen.” Daar moet men het goed onderzoeken en zo handelen als de waarheid vast staat en de zaak zeker is.+Dat leert de Schrift ons ook in Deuteronomium 1:16,17: (1) “Hoort de geschillen tussen uw broeders en (2) oordeelt rechtvaardig tussen de een en de ander, of dit diens broeder is dan wel de vreemdeling die bij hem woont. (3) Gij zult in de rechtspraak de persoon niet aanzien – dat wil zeggen: geen onderscheid maken; gij zult de onaanzienlijke evenzeer horen als de aanzienlijke; gij zult voor niemand vrezen, want de rechtspraak is Godes”. En in Deuteronomium 17:4,5 wordt daaraan toegevoegd: “Het wordt u meegedeeld en gij hoort daarvan (...), (4) dan zult gij de man of de vrouw, die deze wandaad bedreven heeft, naar de poort brengen.” Daar moet men het goed onderzoeken en zo handelen als de waarheid vast staat en de zaak zeker is.
  
 Zie ook Leviticus 19:15: “Gij zult bij het rechtspreken geen onrecht doen; gij zult de arme niet begunstigen en de aanzienlijke niet voorttrekken; op rechtvaardige wijze zult gij uw naaste berechten.” In Spreuken 17:15 lezen we: “Wie een goddeloze vrijspreekt en wie een rechtvaardige veroordeelt, deze beiden zijn de Here een gruwel.” In Spreuken 24:24 staat: “Wie tot de schuldige zegt: Gij zijt onschuldig – hen zullen volken vloeken, natiën zullen hem verwensen.” In Johannes 7:24 houdt Christus ons voor: “Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt met een rechtvaardig oordeel.” Het is alsof Hij zegt: Onderzoek de zaak eerst goed, en geef daarna uw oordeel zonder aanzien des persoons. In 2 Kronieken 19:6,7 zegt Josafat tegen de rechters: “Ziet toe, wat gij doet, want gij oefent de rechtspraak niet uit voor mensen, maar voor de Here” – dat wil zeggen: als u rechtspreekt, vertegenwoordigt u geen andere mensen maar alleen God. De Here is bij u “als gij rechtspreekt. Nu dan, de schrik des Heren zij over u; handelt nauwgezet, want bij de Here, onze God, is geen onrecht, geen partijdigheid noch aanneming van geschenken.” Zie ook Leviticus 19:15: “Gij zult bij het rechtspreken geen onrecht doen; gij zult de arme niet begunstigen en de aanzienlijke niet voorttrekken; op rechtvaardige wijze zult gij uw naaste berechten.” In Spreuken 17:15 lezen we: “Wie een goddeloze vrijspreekt en wie een rechtvaardige veroordeelt, deze beiden zijn de Here een gruwel.” In Spreuken 24:24 staat: “Wie tot de schuldige zegt: Gij zijt onschuldig – hen zullen volken vloeken, natiën zullen hem verwensen.” In Johannes 7:24 houdt Christus ons voor: “Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt met een rechtvaardig oordeel.” Het is alsof Hij zegt: Onderzoek de zaak eerst goed, en geef daarna uw oordeel zonder aanzien des persoons. In 2 Kronieken 19:6,7 zegt Josafat tegen de rechters: “Ziet toe, wat gij doet, want gij oefent de rechtspraak niet uit voor mensen, maar voor de Here” – dat wil zeggen: als u rechtspreekt, vertegenwoordigt u geen andere mensen maar alleen God. De Here is bij u “als gij rechtspreekt. Nu dan, de schrik des Heren zij over u; handelt nauwgezet, want bij de Here, onze God, is geen onrecht, geen partijdigheid noch aanneming van geschenken.”
Regel 316: Regel 316:
 Maar Gods Woord geeft te kennen dat geen ding in de gemeente schadelijk kan zijn voor hen die God liefhebben.((*Romeinen 8:28)) Maar Gods Woord geeft te kennen dat geen ding in de gemeente schadelijk kan zijn voor hen die God liefhebben.((*Romeinen 8:28))
  
-==== 41. Christus heeft in Johannes 8:7 degenen die de overspelige vrouw aanklaagden als antwoord gegeven: “Wie van u zonder zonden is, werpe het eerst een steen naar haar.” Mogen misdadigers dan alleen naar de rechtbank verwezen of gestraft worden door hen die rechtvaardig en zonder zonden zijn? ====+ ==== 41. Christus heeft in Johannes 8:7 degenen die de overspelige vrouw aanklaagden als antwoord gegeven: “Wie van u zonder zonden is, werpe het eerst een steen naar haar.” Mogen misdadigers dan alleen naar de rechtbank verwezen of gestraft worden door hen die rechtvaardig en zonder zonden zijn? ====
  
 Nee, zeker niet! Men moet namelijk niet zien op de gebreken van de persoon die straft, maar op zijn ambt en op de gevolgen die de wet met zich meebrengt. Hoewel ook de rechter door de zonde is besmet, moet hij toch de wet volgen in de uitspraak of in het vonnis dat hij over anderen moet uitspreken. Het is overigens wel waar dat men grote ergernis veroorzaakt als de rechter aan dezelfde zonde schuldig is die hij een ander verwijt en daarom veroordeelt. Nee, zeker niet! Men moet namelijk niet zien op de gebreken van de persoon die straft, maar op zijn ambt en op de gevolgen die de wet met zich meebrengt. Hoewel ook de rechter door de zonde is besmet, moet hij toch de wet volgen in de uitspraak of in het vonnis dat hij over anderen moet uitspreken. Het is overigens wel waar dat men grote ergernis veroorzaakt als de rechter aan dezelfde zonde schuldig is die hij een ander verwijt en daarom veroordeelt.
  
-Het antwoord van Christus ziet in het bijzonder op de farizeeën die Hem op Zijn woorden probeerden te vangen. Daarom legt Hij hun huichelarij bloot; ze letten immers heel nauwgezet op de gebreken van andere mensen, waren blind voor die van henzelf en liefkoosden zichzelf op een schandelijke manier in hun eigen zonden.+Het antwoord van Christus ziet in het bijzonder op de farizeeën die Hem op zijn woorden probeerden te vangen. Daarom legt Hij hun huichelarij bloot; ze letten immers heel nauwgezet op de gebreken van andere mensen, waren blind voor die van henzelf en liefkoosden zichzelf op een schandelijke manier in hun eigen zonden.
  
 ==== 42. Mag de hoge overheid misdadigers die door de wet overtuigd zijn van hun misdaden, wel met een goed geweten genadig zijn of hun misdaad geheel en al vergeven? ==== ==== 42. Mag de hoge overheid misdadigers die door de wet overtuigd zijn van hun misdaden, wel met een goed geweten genadig zijn of hun misdaad geheel en al vergeven? ====
Regel 343: Regel 343:
  
   - Het is niet de bedoeling van Christus geweest om in het evangelie een burgerlijke regering in te stellen, maar een geestelijk rijk, het Koninkrijk van God, op te richten.   - Het is niet de bedoeling van Christus geweest om in het evangelie een burgerlijke regering in te stellen, maar een geestelijk rijk, het Koninkrijk van God, op te richten.
-  - Zoals ook Augustinus benadrukt, heeft Johannes de Doper degenen die hij de opdracht gaf met hun soldij tevreden te zijn, niet verboden om te vechten.((*Lucas 3:14)) Het is immers heel gebruikelijk uit de verschillende uitspraken een meer abstracte conclusie te trekken. Die conclusie mag ook getrokken worden als er geen onduidelijkheid is in het betoog. Als bijvoorbeeld Johannes de Doper de soldaten ontvangt en hen in hun officiële functie als zodanig accepteert, prijst hij daarmee ook het krijgswezen zelf aan. Als men een bepaalde kwestie een voorbeeld daarvan aanprijst, prijst men in het algemeen ook de zaak zelf aan.+  - Zoals ook Augustinus benadrukt, heeft Johannes de Doper degenen die hij de opdracht gaf met hun soldij tevreden te zijn, niet verboden om te vechten.((*Lucas 3:14)) Het is immers heel gebruikelijk uit de verschillende uitspraken een meer abstracte conclusie te trekken. Die conclusie mag ook getrokken worden als er geen onduidelijkheid is in het betoog. Als bijvoorbeeld Johannes de Doper de soldaten ontvangt en hen in hun officiële functie als zodanig accepteert, prijst hij daarmee ook het krijgswezen zelf aan. Als men bij een bepaalde kwestie een voorbeeld daarvan aanprijst, prijst men in het algemeen ook de zaak zelf aan.
   - De overheid straft de straatschenders met goed recht, terwijl die voor slechts weinig mensen schadelijk zijn. Veel minder zal ze dus toelaten dat het hele land door straatrovers lastiggevallen en beroofd wordt zonder hen te straffen. De overheid draagt het zwaard namelijk “niet tevergeefs; zij staat immers in de dienst van God, als toornende wreekster voor hem, die kwaad bedrijft” (Romeinen 13:4). De wettige oorlogen vormen een onderdeel van de openbare wraakneming op onrecht. Abigaïl spreekt daarvan tegenover David in 1 Samuël 25:28: “Mijn heer voert de oorlogen des Heren.”   - De overheid straft de straatschenders met goed recht, terwijl die voor slechts weinig mensen schadelijk zijn. Veel minder zal ze dus toelaten dat het hele land door straatrovers lastiggevallen en beroofd wordt zonder hen te straffen. De overheid draagt het zwaard namelijk “niet tevergeefs; zij staat immers in de dienst van God, als toornende wreekster voor hem, die kwaad bedrijft” (Romeinen 13:4). De wettige oorlogen vormen een onderdeel van de openbare wraakneming op onrecht. Abigaïl spreekt daarvan tegenover David in 1 Samuël 25:28: “Mijn heer voert de oorlogen des Heren.”
   - In Hebreeën 11:34 wordt gesproken over veel godzalige mannen die oorlog hebben gevoerd en vijanden hebben verslagen; dat deden zij ook door het geloof. Men moet echter wel denken aan de uitspraak dat het een wijs man past om eerst alle middelen aan te wenden die de vrede als doel hebben vóór hij de wapenen opneemt. Men moet er dus op toezien dat de overheid niet wordt gedreven door bepaalde verkeerde verlangens en ongepaste sympathieën. Ze moet – zoals Augustinus zegt – een medelijdend oog hebben voor de algemene menselijke natuur in hem aan wie ze de misdaad straft.   - In Hebreeën 11:34 wordt gesproken over veel godzalige mannen die oorlog hebben gevoerd en vijanden hebben verslagen; dat deden zij ook door het geloof. Men moet echter wel denken aan de uitspraak dat het een wijs man past om eerst alle middelen aan te wenden die de vrede als doel hebben vóór hij de wapenen opneemt. Men moet er dus op toezien dat de overheid niet wordt gedreven door bepaalde verkeerde verlangens en ongepaste sympathieën. Ze moet – zoals Augustinus zegt – een medelijdend oog hebben voor de algemene menselijke natuur in hem aan wie ze de misdaad straft.
-  - Er zijn rechtvaardige oorlogen. In Matteüs 26:52 staat wel: “Allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen.” Hier wordt echter gesproken over hen aan wie dat zwaard niet door de Here gegeven wordt. Dat zijn dus mensen die het zwaard nemen om daarmee te slaan, hoewel het hun door de wettige hoge overheid niet geboden of toegelaten wordt. Daarom wordt tegen Petrus als een herder van de zielen en een verkondiger van het Evangelie gezegd: “Breng uw zwaard weder op zijn plaats.” Tot de dienaren van de kerk wordt in 2 Timoteüs 2:4 gezegd: “Tijdens de veldtocht wordt geen soldaat gemoeid in de zorg voor zijn onderhoud.” Het is wel mogelijk dat zij degenen die een rechtvaardige oorlog voeren, ondersteunen met hun prediking en hun gebeden. Zo werd in Jozua 6:8 aan de priesters de opdracht gegeven om met de bazuinen te blazen tijdens de oorlogsvoering.+  - Er zijn rechtvaardige oorlogen. In Matteüs 26:52 staat wel: “Allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen.” Hier wordt echter gesproken over hen aan wie dat zwaard niet door de Here gegeven wordt. Dat zijn dus mensen die het zwaard nemen om daarmee te slaan, hoewel het hun door de wettige hoge overheid niet geboden of toegelaten wordt. Daarom wordt tegen Petrus als een herder van de zielen en een verkondiger van het Evangelie gezegd: “Breng uw zwaard weder op zijn plaats.” Tegen de dienaren van de kerk wordt in 2 Timoteüs 2:4 gezegd: “Tijdens de veldtocht wordt geen soldaat gemoeid in de zorg voor zijn onderhoud.” Het is wel mogelijk dat zij degenen die een rechtvaardige oorlog voeren, ondersteunen met hun prediking en hun gebeden. Zo werd in Jozua 6:8 aan de priesters de opdracht gegeven om met de bazuinen te blazen tijdens de oorlogsvoering.
   - In Micha 4:3 lezen we als een profetie van het Koninkrijk van Christus: “Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen (…) en zij zullen de oorlog niet meer leren.” Hier wordt de christenen duidelijk gemaakt en tegelijk ook geleerd hoe hun gewoonten, hun manieren en hun daden onder elkaar behoren te zijn. Ze horen namelijk liefde, vrede en eendracht onder elkaar te handhaven. Dat doen zij die Jezus Christus, de Vorst van de vrede, door het ware geloof hebben omhelsd en aangenomen. Maar dit neemt niet weg dat zij zich op een rechtvaardige manier mogen beschermen tegen het geweld en de tirannie van slechte en goddeloze mensen.   - In Micha 4:3 lezen we als een profetie van het Koninkrijk van Christus: “Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen (…) en zij zullen de oorlog niet meer leren.” Hier wordt de christenen duidelijk gemaakt en tegelijk ook geleerd hoe hun gewoonten, hun manieren en hun daden onder elkaar behoren te zijn. Ze horen namelijk liefde, vrede en eendracht onder elkaar te handhaven. Dat doen zij die Jezus Christus, de Vorst van de vrede, door het ware geloof hebben omhelsd en aangenomen. Maar dit neemt niet weg dat zij zich op een rechtvaardige manier mogen beschermen tegen het geweld en de tirannie van slechte en goddeloze mensen.
  
Regel 376: Regel 376:
 ==== 48. Is het wel toegestaan om de ware godsdienst met wapens te beschermen? ==== ==== 48. Is het wel toegestaan om de ware godsdienst met wapens te beschermen? ====
  
-Ja, dat is geoorloofd tegenover buitenlandse vijanden die geen recht op en evenmin macht over ons hebben. Het is ook toegestaan als de strijd – met openbare toestemming van de raden en staten in het land – wordt begonnen tegen dat deel van het rijk dat de ware godsdienst wil uitroeien. Zo stond het Constantijn vrij om de christenen tegen Licinus, zijn metgezel, te beschermen. God gebiedt immers in de wet, in Deuteronomium 13:13-15, om de stad die onder onze heerschappij is uit te roeien als ze vreemde goden dient en in die goddeloosheid moedwillig volhardt. Met nog veel meer recht en noodzaak mogen we tegen hen strijden die ons vreemde goden en schandalige afgoderij proberen op te dringen, de heilzame leer van Gods Woord van ons willen wegnemen of ons met het vergif van menselijke inzettingen willen besmetten. Dat leert de wet van de natuur ons al, want daarin leren we dat alles wat wij hebben aan de godheid verschuldigd zijn. De inwoners van Athene hebben vanwege dit goede inzicht zichzelf verplicht om voor hun goden en godsdienst alleen of samen met anderen te vechten. De Here heeft Zijn volk Israël echter niet bevolen om andere landen in te nemen en blijvend te bezitten vanwege hun afgoderij, maar wel om de altaren van de afgoden in hun eigen land af te breken.((*Deuteronomium 7:1-5)) Christus heeft ook niet bevolen om oorlog te voeren met andere landen waarover wij geen zeggenschap hebben, om daar de ware godsdienst in te stellen. Hij gaf wel de opdracht om daar het Evangelie te prediken en daaruit onderwijs te geven. Als men de goede boodschap echter niet aanneemt, moet men daar weggaan.((*Matteüs 10:23))+Ja, dat is geoorloofd tegenover buitenlandse vijanden die geen recht op en evenmin macht over ons hebben. Het is ook toegestaan als de strijd – met openbare toestemming van de raden en staten in het land – wordt begonnen tegen dat deel van het rijk dat de ware godsdienst wil uitroeien. Zo stond het Constantijn vrij om de christenen tegen Licinus, zijn metgezel, te beschermen. God gebiedt immers in de wet, in Deuteronomium 13:13-15, om de stad die onder onze heerschappij is uit te roeien als ze vreemde goden dient en in die goddeloosheid moedwillig volhardt. Met nog veel meer recht en noodzaak mogen we tegen hen strijden die ons vreemde goden en schandalige afgoderij proberen op te dringen, de heilzame leer van Gods Woord van ons willen wegnemen of ons met het vergif van menselijke inzettingen willen besmetten. Dat leert de wet van de natuur ons al, want daarin leren we dat alles wat wij hebben aan de godheid verschuldigd zijn. De inwoners van Athene hebben vanwege dit goede inzicht zichzelf verplicht om voor hun goden en godsdienst alleen of samen met anderen te vechten. De Here heeft zijn volk Israël echter niet bevolen om andere landen in te nemen en blijvend te bezitten vanwege hun afgoderij, maar wel om de altaren van de afgoden in hun eigen land af te breken.((*Deuteronomium 7:1-5)) Christus heeft ook niet bevolen om oorlog te voeren met andere landen waarover wij geen zeggenschap hebben, om daar de ware godsdienst in te stellen. Hij gaf wel de opdracht om daar het Evangelie te prediken en daaruit onderwijs te geven. Als men de goede boodschap echter niet aanneemt, moet men daar weggaan.((*Matteüs 10:23))
  
 ==== 49. Zijn al die zaken die gewoonlijk bij de oorlogsvoering horen, rechtvaardig te noemen? Ik denk aan brandschattingen, het aanbrengen van verschansingen, belegeringen, moorden, beroving van eigendommen en andere erge dingen die men in de oorlog de vijand aandoet? ==== ==== 49. Zijn al die zaken die gewoonlijk bij de oorlogsvoering horen, rechtvaardig te noemen? Ik denk aan brandschattingen, het aanbrengen van verschansingen, belegeringen, moorden, beroving van eigendommen en andere erge dingen die men in de oorlog de vijand aandoet? ====
Regel 385: Regel 385:
   - In rechtvaardige oorlogen is het toegestaan om spionnen in te zetten, hinderlagen te leggen en aanslagen tegen de vijand te realiseren, maar de afspraken die men met hem heeft gemaakt, mogen niet verbroken worden. Men behoort beloften die men de vijand gedaan heeft, eerlijk na te komen zolang híj zijn woord en belofte ook niet breekt.((*Psalm 15:4)) Daarom zegt Augustinus: “Als men een rechtvaardige oorlog voert, doet het er niet veel toe of men de vijand frontaal aanvalt of dat met hulp van hinderlagen doet.” In de oorlog geldt namelijk deze stelregel: “Wie vraagt er naar, of hij zijn vijand door list of door dapperheid ten onder brengt?”((Vergilius, Aeneis 2, 390.)) Er zijn vroeger op Gods bevel ook verspieders of spionnen uit het leger van de Israëlieten naar het beloofde land uitgezonden, en daar waren ook godvrezende mannen onder zoals Jozua en Kaleb.((*Numeri 13:6,8))   - In rechtvaardige oorlogen is het toegestaan om spionnen in te zetten, hinderlagen te leggen en aanslagen tegen de vijand te realiseren, maar de afspraken die men met hem heeft gemaakt, mogen niet verbroken worden. Men behoort beloften die men de vijand gedaan heeft, eerlijk na te komen zolang híj zijn woord en belofte ook niet breekt.((*Psalm 15:4)) Daarom zegt Augustinus: “Als men een rechtvaardige oorlog voert, doet het er niet veel toe of men de vijand frontaal aanvalt of dat met hulp van hinderlagen doet.” In de oorlog geldt namelijk deze stelregel: “Wie vraagt er naar, of hij zijn vijand door list of door dapperheid ten onder brengt?”((Vergilius, Aeneis 2, 390.)) Er zijn vroeger op Gods bevel ook verspieders of spionnen uit het leger van de Israëlieten naar het beloofde land uitgezonden, en daar waren ook godvrezende mannen onder zoals Jozua en Kaleb.((*Numeri 13:6,8))
   - Als de vijand vrede wil sluiten, behoort men zich tegenover degenen die zich overgeven en om genade vragen, rechtvaardig te handelen. Er staat namelijk dat men de Gibeonieten spaarde.((*Deuteronomium 20:11 *Jozua 9:6,15))   - Als de vijand vrede wil sluiten, behoort men zich tegenover degenen die zich overgeven en om genade vragen, rechtvaardig te handelen. Er staat namelijk dat men de Gibeonieten spaarde.((*Deuteronomium 20:11 *Jozua 9:6,15))
-  - Als men bepaalde steden met geweld verovert, moet men het leven van de burgers die overwonnen zijn sparen wanneer men van de overwinning verzekerd is. Men moet zich onthouden van wreedheden tegen de vrouwen, kinderen en oude mannen en vooral ook van het aanranden van vrouwen. Gods Wet laat nooit toe om overspel te plegen of meisjes en jonge vrouwen te roven. Voor hen die zich hierin schuldig maken, gelden volgens de wet zeer ernstige straffen. Zolang de vijand in leven is, blijft de goddelijke band van het huwelijk, want wat God heeft samengevoegd, mag de mens niet scheiden.((*Matteüs 19:6))+  - Als men bepaalde steden met geweld verovert, moet men het leven van de burgers die overwonnen zijn sparen wanneer men van de overwinning verzekerd is. Men moet zich onthouden van wreedheden tegen de vrouwen, kinderen en oude mannen en vooral ook van het aanranden van vrouwen. Gods Wet laat nooit toe om overspel te plegen of meisjes en jonge vrouwen te roven. Voor hen die zich hieraan schuldig maken, gelden volgens de wet zeer ernstige straffen. Zolang de vijand in leven is, blijft de goddelijke band van het huwelijk, want wat God heeft samengevoegd, mag de mens niet scheiden.((*Matteüs 19:6))
   - De overwinning behoort men op een passende en ingehouden manier te laten gelden. Daarbij moet men het verschil zien tussen de activiteiten van de leiders, de legerofficieren en de aanvoerders aan de ene kant en de misleide onderdanen uit het gewone volk en de legers die zich overgeven aan de andere kant. Men mag die laatsten niet op een wrede manier ombrengen, want Augustinus schrijft aan paus Bonifatius I: “Men stelt zich wel met geweld tegenover degenen die tegen ons ingaan en oorlog met ons voeren, maar de overwinnaar behoort barmhartig te zijn voor de krijgsgevangenen, en dan vooral voor wie men niet bang hoeft te zijn dat ze de vrede zullen verbreken.” De oude Romeinen werden dan ook bijzonder geprezen, omdat ze de onderdanen wisten te sparen en de hooghartige leiders uit te schakelen, zoals het bekende rijmpje luidt: “De onderworpenen sparen en de overmoedigen ten onder brengen”.((Virgilius, Aeneas 6, S53.)) Als Gods bijzondere gebod hier niet tegenin gaat, is het altijd tot méér eer voor de overwinnaar om barmhartig en goedhartig te zijn dan om streng en wreed te zijn. Het is daarom geen zinloze uitspraak om te zeggen dat het grootste deel van de overwinning bestaat uit zachtmoedigheid en goedhartigheid.   - De overwinning behoort men op een passende en ingehouden manier te laten gelden. Daarbij moet men het verschil zien tussen de activiteiten van de leiders, de legerofficieren en de aanvoerders aan de ene kant en de misleide onderdanen uit het gewone volk en de legers die zich overgeven aan de andere kant. Men mag die laatsten niet op een wrede manier ombrengen, want Augustinus schrijft aan paus Bonifatius I: “Men stelt zich wel met geweld tegenover degenen die tegen ons ingaan en oorlog met ons voeren, maar de overwinnaar behoort barmhartig te zijn voor de krijgsgevangenen, en dan vooral voor wie men niet bang hoeft te zijn dat ze de vrede zullen verbreken.” De oude Romeinen werden dan ook bijzonder geprezen, omdat ze de onderdanen wisten te sparen en de hooghartige leiders uit te schakelen, zoals het bekende rijmpje luidt: “De onderworpenen sparen en de overmoedigen ten onder brengen”.((Virgilius, Aeneas 6, S53.)) Als Gods bijzondere gebod hier niet tegenin gaat, is het altijd tot méér eer voor de overwinnaar om barmhartig en goedhartig te zijn dan om streng en wreed te zijn. Het is daarom geen zinloze uitspraak om te zeggen dat het grootste deel van de overwinning bestaat uit zachtmoedigheid en goedhartigheid.
   - De oorlogsbuit komt in een oorlog rechtmatig toe aan de overwinnaar, en is dus zijn eigendom geworden. Daarom schrijft Ambrosius dat aan het oorlogsrecht toe. De buit valt namelijk de overwinnaar toe als hij een wettige oorlog voert en de bezittingen in beslag neemt van hen die schuldig staan aan de oorlog. Zo is Cyrus (Kores) op een rechtvaardige manier de vorst geworden van het Babylonische koninkrijk.((*Jesaja 45:1 en volgende.)) Dit is een bevestiging van de manier van optreden, zoals we die van Abraham((*Genesis 14:11)), David((*1 Samuël 30:20)) en de Israëlieten in het algemeen((*Jozua 22:8)) kennen.   - De oorlogsbuit komt in een oorlog rechtmatig toe aan de overwinnaar, en is dus zijn eigendom geworden. Daarom schrijft Ambrosius dat aan het oorlogsrecht toe. De buit valt namelijk de overwinnaar toe als hij een wettige oorlog voert en de bezittingen in beslag neemt van hen die schuldig staan aan de oorlog. Zo is Cyrus (Kores) op een rechtvaardige manier de vorst geworden van het Babylonische koninkrijk.((*Jesaja 45:1 en volgende.)) Dit is een bevestiging van de manier van optreden, zoals we die van Abraham((*Genesis 14:11)), David((*1 Samuël 30:20)) en de Israëlieten in het algemeen((*Jozua 22:8)) kennen.
Regel 401: Regel 401:
   - De meesten van deze krijgslui dienen niet hun wettige overheid maar buitenlandse vorsten.   - De meesten van deze krijgslui dienen niet hun wettige overheid maar buitenlandse vorsten.
   - Ze laten op een totaal verkeerde manier hun taak en roeping in de steek die ze van God gekregen hebben. Daarom verlaten ze hun ouders, hun vrouw, hun kinderen, hun gewone werk of bezigheden; en ze beginnen aan een leven dat vandaag de dag het meest dubieuze is wat men kan bedenken.   - Ze laten op een totaal verkeerde manier hun taak en roeping in de steek die ze van God gekregen hebben. Daarom verlaten ze hun ouders, hun vrouw, hun kinderen, hun gewone werk of bezigheden; en ze beginnen aan een leven dat vandaag de dag het meest dubieuze is wat men kan bedenken.
-  - Ze hebben geen ander doel voor ogen dan buit en roof; of ze willen iets hebben waar ze hun goddeloze lusten mee kunnen bevredigen. Vrijwel altijd mogen ze tot de mensen gerekend worden die om geld onschuldig bloed vergieten; zulke mensen zijn voor de Heere een vloek.((*Deuteronomium 27:25))+  - Ze hebben geen ander doel voor ogen dan buit en roof; of ze willen iets hebben waar ze hun goddeloze lusten mee kunnen bevredigen. Vrijwel altijd mogen ze tot de mensen gerekend worden die om geld onschuldig bloed vergieten; zulke mensen zijn voor de Here een vloek.((*Deuteronomium 27:25))
  
 ==== 52. Wat is en waaruit bestaat het recht van de overheid? ==== ==== 52. Wat is en waaruit bestaat het recht van de overheid? ====
Regel 415: Regel 415:
 ==== 53. Samuël zegt echter in 1 Samuël 8:11: “Zo zal het optreden zijn van de koning die over u regeren zal.” 1. Hij zal uw zonen en dochters nemen om hem te dienen. 2. Uw akkers, wijngaarden en olijftuinen zal hij nemen en die aan zijn hovelingen geven. 3. Van uw koren en de opbrengst van uw wijngaarden zal hij tienden nemen en aan zijn hovelingen geven. 4. Uw slaven en slavinnen, de beste van uw jonge mannen en uw ezels zal hij nemen en die gebruiken voor zijn werk. 5. Van uw kleinvee zal hij tienden nemen, en u zult zijn knechten zijn. Geeft Samuël daarmee aan de koningen niet de volledige en absolute macht over de lichamen en bezittingen van de onderdanen – een macht die niet door wetten wordt begrensd? ==== ==== 53. Samuël zegt echter in 1 Samuël 8:11: “Zo zal het optreden zijn van de koning die over u regeren zal.” 1. Hij zal uw zonen en dochters nemen om hem te dienen. 2. Uw akkers, wijngaarden en olijftuinen zal hij nemen en die aan zijn hovelingen geven. 3. Van uw koren en de opbrengst van uw wijngaarden zal hij tienden nemen en aan zijn hovelingen geven. 4. Uw slaven en slavinnen, de beste van uw jonge mannen en uw ezels zal hij nemen en die gebruiken voor zijn werk. 5. Van uw kleinvee zal hij tienden nemen, en u zult zijn knechten zijn. Geeft Samuël daarmee aan de koningen niet de volledige en absolute macht over de lichamen en bezittingen van de onderdanen – een macht die niet door wetten wordt begrensd? ====
  
-Nee, en dat om der volgende redenen.+Nee, en dat om de volgende redenen.
  
   - Alleen van God kan in waarheid gezegd worden dat Hij doet al wat Hem behaagt.((*Psalm 115:3)) God alleen heeft immers werkelijk alle macht. Dat houdt in dat Hij soeverein is en over alles volledige macht en zeggenschap heeft. Hij is er niet aan gebonden om iemand rekenschap te geven van wat of waarom Hij iets doet, want Hij is aan niemand gebonden. Het is zoals Nebukadnessar zegt in Daniël 4:35: “Niemand is er (…) die (…) tot Hem kan zeggen: wat doet Gij?” Het is al te pretentieus en te hoogmoedig om van een sterfelijk mens te zeggen: “Zo wil ik het, zo gebied ik het, mijn wil staat boven welk argument ook.” En Aristoteles omschrijft een tiran als iemand die aan niemand de reden van zijn doen en laten wil uitleggen.((Zie //Polit. Lib. 4//))   - Alleen van God kan in waarheid gezegd worden dat Hij doet al wat Hem behaagt.((*Psalm 115:3)) God alleen heeft immers werkelijk alle macht. Dat houdt in dat Hij soeverein is en over alles volledige macht en zeggenschap heeft. Hij is er niet aan gebonden om iemand rekenschap te geven van wat of waarom Hij iets doet, want Hij is aan niemand gebonden. Het is zoals Nebukadnessar zegt in Daniël 4:35: “Niemand is er (…) die (…) tot Hem kan zeggen: wat doet Gij?” Het is al te pretentieus en te hoogmoedig om van een sterfelijk mens te zeggen: “Zo wil ik het, zo gebied ik het, mijn wil staat boven welk argument ook.” En Aristoteles omschrijft een tiran als iemand die aan niemand de reden van zijn doen en laten wil uitleggen.((Zie //Polit. Lib. 4//))
Regel 430: Regel 430:
 Die gematigdheid houdt in dat de strikt juridische gerechtigheid vanwege de omstandigheden van een bepaalde kwestie wat gematigd en verzacht wordt. Dat geldt in tweeërlei opzicht. Die gematigdheid houdt in dat de strikt juridische gerechtigheid vanwege de omstandigheden van een bepaalde kwestie wat gematigd en verzacht wordt. Dat geldt in tweeërlei opzicht.
  
-  - In het openbaar wordt die zichtbaar in de persoon van de rechter als hij de wet in gunstige zin interpreteert naar de situatie die zich voordoet. Dan ziet hij dus niet zo scherp toe op de meest strenge uitoefening van het recht, maar voegt hij zich naar de bedoeling en de geest van de wet en past hij die toe al naar gelang de kwestie die zich heeft afgespeeld. \\ Het tegenovergestelde gebeurt als de kwestie puur gezien wordt vanuit de optiek van de wet. Bij de beoordeling van de feiten handhaaft men het hoogste recht en de gerechtigheid en staat men niet toe om enige gematigdheid gezien de omstandigheden toe te passen. Het hoogste recht leidt dan echter vaak tot het grootste ongelijk, zoals gezegd wordt in Prediker 7:16: “Wees niet te zeer rechtvaardig en gedraag u niet al te wijs.” En Spreuken 30:33 waarschuwt: “Drukking op de neus brengt bloed voort.” Ja, God Zelf stelt enige uitzonderingen voor op het hoogste recht als zich bepaalde omstandigheden voordoen, zoals blijkt uit de wet op de doodslag. \\ De wetten zijn dus een algemeen richtsnoer en kunnen niet direct en precies op alle personen en situaties worden toegepast. Ze behoren dus op een verstandige manier door de wijsheid van de rechter en naar de stand van zaken uitgelegd te worden. Zo verdedigt Christus ook Zijn discipelen dat ze op de sabbat aren plukten. En David eet tegen de wet in van de toonbroden.((*1 Samuël 21:6)) \\ Tot zover wat de gematigdheid in het openbaar betreft. +  - In het openbaar wordt die zichtbaar in de persoon van de rechter als hij de wet in gunstige zin interpreteert naar de situatie die zich voordoet. Dan ziet hij dus niet zo scherp toe op de meest strenge uitoefening van het recht, maar voegt hij zich naar de bedoeling en de geest van de wet en past hij die toe al naar gelang de kwestie die zich heeft afgespeeld. \\ Het tegenovergestelde gebeurt als de kwestie puur gezien wordt vanuit de optiek van de wet. Bij de beoordeling van de feiten handhaaft men het hoogste recht en de gerechtigheid en staat men niet toe om enige gematigdheid gezien de omstandigheden toe te passen. Het hoogste recht leidt dan echter vaak tot het grootste ongelijk, zoals gezegd wordt in Prediker 7:16: “Wees niet te zeer rechtvaardig en gedraag u niet al te wijs.” En Spreuken 30:33 waarschuwt: “Drukking op de neus brengt bloed voort.” Ja, God zelf stelt enige uitzonderingen voor op het hoogste recht als zich bepaalde omstandigheden voordoen, zoals blijkt uit de wet op de doodslag. \\ De wetten zijn dus een algemeen richtsnoer en kunnen niet direct en precies op alle personen en situaties worden toegepast. Ze behoren dus op een verstandige manier door de wijsheid van de rechter en naar de stand van zaken uitgelegd te worden. Zo verdedigt Christus ook zijn discipelen dat ze op de sabbat aren plukten. En David eet tegen de wet in van de toonbroden.((*1 Samuël 21:6)) \\ Tot zover wat de gematigdheid in het openbaar betreft. 
-  - Er is ook een niet-openbare en persoonlijke gematigdheid, waarbij ieder mens in het bijzonder de zwakheid van zijn naaste verdraagt, diens heimelijke gebreken bedekt houdt en zijn dubieuze daden of woorden niet erger maakt maar juist veel meer zo positief mogelijk duidt. Er zijn dan geen openlijke blijken van slechtheid, men maakt ook niets ruchtbaar; maar heimelijke gebreken van de naaste probeert men met onderwijs, advies, vermaning en broederlijke bestraffing te verbeteren. Daarover lezen we in Filippenzen 4:5: “Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend.” \\ Het is een bijzonder grote goedheid van Christus dat Hij de straffen van onze zonden op Zich genomen heeft, dat Hij voor Zijn vijanden gebeden heeft, en dat Hij alle berouwvolle zondaren elk ogenblik Zijn genade en vergeving aanbiedt. \\ Ten slotte vergeeft iemand door deze persoonlijke gematigdheid de fouten die tegen hem begaan zijn. Hierdoor laat men zijn rechten varen, zowel wat het beschermen en behouden van zijn bezittingen betreft als het weren van het kwade en het zich wreken op het onrecht dat men ons aandoet. Dit alles doet men omwille van de vrede.+  - Er is ook een niet-openbare en persoonlijke gematigdheid, waarbij ieder mens in het bijzonder de zwakheid van zijn naaste verdraagt, diens heimelijke gebreken bedekt houdt en zijn dubieuze daden of woorden niet erger maakt maar juist veel meer zo positief mogelijk duidt. Er zijn dan geen openlijke blijken van slechtheid, men maakt ook niets ruchtbaar; maar heimelijke gebreken van de naaste probeert men met onderwijs, advies, vermaning en broederlijke bestraffing te verbeteren. Daarover lezen we in Filippenzen 4:5: “Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend.” \\ Het is een bijzonder grote goedheid van Christus dat Hij de straffen van onze zonden op Zich genomen heeft, dat Hij voor zijn vijanden gebeden heeft, en dat Hij alle berouwvolle zondaren elk ogenblik zijn genade en vergeving aanbiedt. \\ Ten slotte vergeeft iemand door deze persoonlijke gematigdheid de fouten die tegen hem begaan zijn. Hierdoor laat men zijn rechten varen, zowel wat het beschermen en behouden van zijn bezittingen betreft als het weren van het kwade en het zich wreken op het onrecht dat men ons aandoet. Dit alles doet men omwille van de vrede.
  
 ==== 56. Welke burgerlijke wetten mag men als goed beschouwen? ==== ==== 56. Welke burgerlijke wetten mag men als goed beschouwen? ====
Regel 454: Regel 454:
 ==== 60. Wat verstaat u onder “onderdanen”? ==== ==== 60. Wat verstaat u onder “onderdanen”? ====
  
-Onderdanen zijn alle mensen over wie geregeerd wordt. De naam “onderdanen” is veel algemener dan die van “burger”, want alle burgers zijn wel onderdanen van de hoge overheid, maar niet alle onderdanen zijn een burger. Zij die alleen de lasten en niet ook tegelijk de eer dragen in de vorm van een openbaar ambt en waardigheden, zijn in de natie waar ze thuishoren, geen burger maar een onderdaan. Maar zij die in de natie waarin ze thuishoren, ook delen in de ambten en waardigheden én in de lasten (in sommige of alle) en met elkaar verbonden zijn door dezelfde banden van het recht – die zijn burgers. Iemand wordt een burger genoemd in relatie tot het vaderland of natie waarin hij geboren of aanvaard is; en iemand wordt een onderdaan genoemd in relatie tot de overheid.+Onderdanen zijn alle mensen over wie geregeerd wordt. De naam “onderdanen” is veel algemener dan die van “burger”, want alle burgers zijn wel onderdanen van de hoge overheid, maar niet alle onderdanen zijn een burger. Zij die alleen de lasten en niet ook tegelijk de eer dragen in de vorm van een openbaar ambt en waardigheden, zijn in de natie waar ze thuishoren, geen burger maar een onderdaan. Maar zij die in de natie waarin ze thuishoren, ook delen in de ambten en waardigheden én in de lasten (in sommige of alle) en met elkaar verbonden zijn door dezelfde banden van het recht – die zijn burgers. Iemand wordt een burger genoemd in relatie tot het vaderland of de natie waarin hij geboren of aanvaard is; en iemand wordt een onderdaan genoemd in relatie tot de overheid.
  
 ==== 61. Wie zijn de onderdanen van de overheid? ==== ==== 61. Wie zijn de onderdanen van de overheid? ====
Regel 470: Regel 470:
 ==== 63. Wat is de [eerste] taak van de onderdanen in relatie tot de overheid? ==== ==== 63. Wat is de [eerste] taak van de onderdanen in relatie tot de overheid? ====
  
-Ze zijn gehoorzaamheid schuldig. Als de overheid wettig is, moeten de onderdanen haar gehoorzamen; of die overheid nu gelovig of neutraal is, rechtvaardig of inhalig of op een uiterst strenge manier haar macht uitoefent.((*1 Samuël 8:11 *Jeremia 27:8-17 *Jeremia 29:7 *Handelingen 24:10 *Romeinen 13:2 *Titus 3:1 *1 Petrus 2:13-18)) De vorsten die onrechtvaardig en met geweld heersen, worden immers niet buiten Gods bijzondere voorzienigheid om verwekt, zodat de zonden van het volk door hen gestraft worden.((*Daniël 2:21-37 *Daniël 5:18)) Romeinen 13:1 zegt: “Er is geen overheid dan door God.” Het is dus nodig dat wij ons aan hen onderwerpen. Dit is geen middelmatige zaak, maar iets waar het geweten van de mens aan gebonden is.((*Romeinen 13:5)) Geen enkel mens mag zich verzetten tegen de macht van hem onder wie God hem gesteld heeft. De onderdanen behoren dus gehoorzaam te zijn, maar niet verder dan tot het godsdienstige leven, én voor zover de overheid niet gebiedt wat niet uit te voeren is, boven ons vermogen uitgaat en met de wet van de natuur in strijd is. Dit naar de regel die Christus geeft in Matteüs 22:21: “Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.” In Handelingen 5:29 staat: “Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.” Op gezag hiervan hebben Sadrak, Mezak, Abednego en Daniël terecht niet gehoorzaamd aan het goddeloze gebod om het beeld te aanbidden en koning Nebukadnessar aan te roepen. Ze hebben zich juist, zonder daar lang over na te denken, heel dapper en standvastig en met een oprecht hart daartegen teweergesteld.((*Daniël 3:18 *Daniël 6:11)) Daartegenover is het zeer te bestraffen dat de Israëlieten de goddeloze koning Jerobeam gehoorzaam geweest zijn door het eren, dienen en aanbidden van het gouden kalf.((*1 Koningen 12:30))+Ze zijn gehoorzaamheid schuldig. Als de overheid wettig is, moeten de onderdanen haar gehoorzamen; of die overheid nu gelovig of neutraal is, rechtvaardig of inhalig of op een uiterst strenge manier haar macht uitoefent.((*1 Samuël 8:11 *Jeremia 27:8-17 *Jeremia 29:7 *Handelingen 24:10 *Romeinen 13:2 *Titus 3:1 *1 Petrus 2:13-18)) De vorsten die onrechtvaardig en met geweld heersen, worden immers niet buiten Gods bijzondere voorzienigheid om verwekt, zodat de zonden van het volk door hen gestraft worden.((*Daniël 2:21-37 *Daniël 5:18)) Romeinen 13:1 zegt: “Er is geen overheid dan door God.” Het is dus nodig dat wij ons aan hen onderwerpen. Dit is geen middelmatige zaak, maar iets waar het geweten van de mens aan gebonden is.((*Romeinen 13:5)) Geen enkel mens mag zich verzetten tegen de macht van hem onder wie God hem gesteld heeft. De onderdanen behoren dus gehoorzaam te zijn, maar niet verder dan tot het godsdienstige leven, én voor zover de overheid niet gebiedt wat niet uit te voeren is, boven ons vermogen uitgaat en met de wet van de natuur in strijd is. Dit naar de regel die Christus geeft in Matteüs 22:21: “Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.” In Handelingen 5:29 staat: “Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.” Op gezag hiervan hebben Sadrak, Mezak, Abednego en Daniël terecht niet gehoorzaamd aan het goddeloze gebod om het beeld te aanbidden en koning Nebukadnessar aan te roepen. Ze hebben zich juist, zonder daar lang over na te denken, heel dapper en standvastig en met een oprecht hart daartegen teweergesteld.((*Daniël 3:18 *Daniël 6:11)) Daartegenover is het ernstig te bestraffen dat de Israëlieten de goddeloze koning Jerobeam gehoorzaam geweest zijn door het eren, dienen en aanbidden van het gouden kalf.((*1 Koningen 12:30))
  
 ==== 64. Maar als sommige wetgevers rechtvaardige of onrechtvaardige wetten uitvaardigen, moeten godzalige burgers dan al die wetten houden in die zin dat ze daaraan gebonden zijn? ==== ==== 64. Maar als sommige wetgevers rechtvaardige of onrechtvaardige wetten uitvaardigen, moeten godzalige burgers dan al die wetten houden in die zin dat ze daaraan gebonden zijn? ====
Regel 494: Regel 494:
 ==== 69. Wat is de vijfde taak? ==== ==== 69. Wat is de vijfde taak? ====
  
-Om geen bemoeial te zijn en niet te doen alsof men zelf de taak van de overheid op zich moet nemen. Nee, we moeten haar op de hoogte stellen als er iets is dat dienstbaar lijkt te zijn voor de gemeenschap, en haar om hulp en bescherming vragen.((*2 Koningen 8:3)) Het is goed om het versje te onthouden dat een zekere Johannes Funccius opzei toen men hem naar de plaats van het doodsgericht bracht:+Om geen bemoeial te zijn en niet te doen alsof men zelf de taak van de overheid op zich moet nemen. Nee, we moeten haar op de hoogte stellen als er iets is wat dienstbaar lijkt te zijn voor de gemeenschap, en haar om hulp en bescherming vragen.((*2 Koningen 8:3)) Het is goed om het versje te onthouden dat een zekere Johannes Funccius opzei toen men hem naar de plaats van het doodsgericht bracht:
 > Spiegelt u vrij, en leer van mij uw ambt betrachten \\  > Spiegelt u vrij, en leer van mij uw ambt betrachten \\ 
 > met ziel en lijf. Van albedrijf wilt u toch wachten.((Houdt u rustig de spiegel voor en leer van mij om met lichaam en ziel uw taak te doen zoals het behoort. Pas er echter voor op om een bemoeial te zijn.)) > met ziel en lijf. Van albedrijf wilt u toch wachten.((Houdt u rustig de spiegel voor en leer van mij om met lichaam en ziel uw taak te doen zoals het behoort. Pas er echter voor op om een bemoeial te zijn.))
Regel 504: Regel 504:
 ==== 71. Wat is de zevende taak? ==== ==== 71. Wat is de zevende taak? ====
  
-De overheid helpen met de middelen die wij hebben en kunnen geven. Dat kan in de vorm van leningen, belastingen en tienden en door het heffen van tol; en dat in een geest van vrijwilligheid en blijmoedigheid.((*Spreuken 13:7)) Christus heeft Zelf ook belasting betaald en daarmee geleerd dat men schuldig is aan de overheid belasting te betalen.((*Matteüs 17:27 *Matteüs 22:21)) Ook Abraham gaf Melchizedek de tienden.((*Genesis 14:20)) In de tijd van het Nieuwe Testament gaven Jozef en Maria ook wat ze schatplichtig waren.((*Lucas 2:4,5)) Zonder belasting te betalen kan de gemeenschap niet bestaan en evenmin bestuurd worden. “De arbeider is zijn loon waard” (Lucas 10:7). Het is ook met de wet van de natuur in overeenstemming, waardoor deze manier van doen vanaf het begin van de wereld in zwang is geweest bij alle volken die een bepaalde vorm van gemeenschap hebben bereikt. De belastingen, de tol en dergelijke accijnzen en heffingen worden betaald, zodat de onderdanen daarmee laten zien dat ze onder hun vorsten of overheden staan en hun een goed hart toedragen. Die belastingen zijn ook een soort beloning, zodat wij de zware lasten die de overheid voor de gemeenschap op zich moet nemen en moet dragen, enigszins vergelden en verzachten. Daardoor is de overheid ook in staat voor de openbare onkosten met ere in te staan. Ten slotte zijn de burgers ook schuldig om, als het nodig is, hun leven voor de gemeenschap te wagen. Als dat zo is, zijn ze natuurlijk ook verplicht hun goederen ruimhartig te delen om daarmee diezelfde gemeenschap te beschermen.+De overheid helpen met de middelen die wij hebben en kunnen geven. Dat kan in de vorm van leningen, belastingen en tienden en door het heffen van tol; en dat in een geest van vrijwilligheid en blijmoedigheid.((*Spreuken 13:7)) Christus heeft zelf ook belasting betaald en daarmee geleerd dat men schuldig is aan de overheid belasting te betalen.((*Matteüs 17:27 *Matteüs 22:21)) Ook Abraham gaf Melchizedek de tienden.((*Genesis 14:20)) In de tijd van het Nieuwe Testament gaven Jozef en Maria ook wat ze schatplichtig waren.((*Lucas 2:4,5)) Zonder belasting te betalen kan de gemeenschap niet bestaan en evenmin bestuurd worden. “De arbeider is zijn loon waard” (Lucas 10:7). Het is ook met de wet van de natuur in overeenstemming, waardoor deze manier van doen vanaf het begin van de wereld in zwang is geweest bij alle volken die een bepaalde vorm van gemeenschap hebben bereikt. De belastingen, de tol en dergelijke accijnzen en heffingen worden betaald, zodat de onderdanen daarmee laten zien dat ze onder hun vorsten of overheden staan en hun een goed hart toedragen. Die belastingen zijn ook een soort beloning, zodat wij de zware lasten die de overheid voor de gemeenschap op zich moet nemen en moet dragen, enigszins vergelden en verzachten. Daardoor is de overheid ook in staat voor de openbare onkosten met ere in te staan. Ten slotte zijn de burgers ook schuldig om, als het nodig is, hun leven voor de gemeenschap te wagen. Als dat zo is, zijn ze natuurlijk ook verplicht hun goederen ruimhartig te delen om daarmee diezelfde gemeenschap te beschermen.
  
 ==== 72. Zijn de geestelijken (zoals men die noemt) vrij van alle belasting en tol? ==== ==== 72. Zijn de geestelijken (zoals men die noemt) vrij van alle belasting en tol? ====
  
-Christus heeft van dit voorrecht beslist geen gebruik willen maken. Hij heeft namelijk opdracht gegeven dat de belastingpenning voor Hem en voor Petrus betaald werd. Het is ook in strijd met de wet van de liefde, want dan zouden de geestelijken met hun eigen akkers en boerderijen en verdere bezittingen onder de lasten van de gewone burgerij uitdraaien en die aan anderen opleggen! Zouden alleen zíj vrijgesteld zijn, terwijl al de anderen onder de lasten zuchten? We lezen wel in Genesis 47:24-26 dat de akkers van de priesters in Egypte vrij waren van de zogenaamde vijfde penning, maar dat is gebeurd omdat hun akkers in die tijd van duurte en hongersnood niet aan de farao verkocht waren, omdat in hun levensonderhoud door de koning werd voorzien. De priesters onder Israël waren terecht vrijgesteld van belasting, omdat ze onder het volk Israël geen akkers in bezit hadden, maar alleen van de offers leefden. Justinianus heeft echter besloten dat kerkelijke personen vrij zouden zijn van alle persoonsgebonden burgerlijke ambten, omdat het niet mocht voorkomen dat zij door die verbinding in hun geestelijk ambt zouden worden verhinderd. We ontkennen ook niet dat het vorsten en overheden wel toegestaan is de mensen in een kerkelijk ambt iets van hun belastingen kwijt te schelden. Dat mag echter niet uitgroeien tot schade en nadeel van anderen én daarmee mag het leven van de geestelijken in rijkdom niet versterkt worden tot overdaad. Wij stellen dat de geestelijken (zoals men die noemt) zich vanwege een bepaald goddelijk recht een dergelijke belastingvrijheid niet mogen toe-eigenen en dat ze zogenaamd op grond van hun geweten geen betaling van belasting mogen weigeren wanneer men die van hen eist. We zeggen dus ronduit dat het besluit van [paus] Bonifatius VIII goddeloos en onrechtvaardig was. In dat besluit legt hij de geestelijken een scherp verbod op en mogen ze het niet wagen om zonder de goedkeuring en het bevel van de paus van Rome bepaalde belastingen aan de vorsten of wereldlijke overheden te betalen.+Christus heeft van dit voorrecht beslist geen gebruik willen maken. Hij heeft namelijk opdracht gegeven dat de belastingpenning voor Hem en voor Petrus betaald werd. Het is ook in strijd met de wet van de liefde, want dan zouden de geestelijken met hun eigen akkers en boerderijen en verdere bezittingen onder de lasten van de gewone burgerij uitdraaien en die aan anderen opleggen! Zouden alleen zíj vrijgesteld zijn, terwijl al de anderen onder de lasten zuchten? We lezen wel in Genesis 47:24-26 dat de akkers van de priesters in Egypte vrij waren van de zogenaamde vijfde penning, maar dat is gebeurd omdat hun akkers in die tijd van duurte en hongersnood niet aan de farao verkocht waren, omdat in hun levensonderhoud door de koning werd voorzien. De priesters onder Israël waren terecht vrijgesteld van belasting, omdat ze onder het volk Israël geen akkers in bezit hadden, maar alleen van de offers leefden. Justinianus heeft echter besloten dat kerkelijke personen vrij zouden zijn van alle persoonsgebonden burgerlijke ambten, omdat het niet mocht voorkomen dat zij door die verbinding in hun geestelijk ambt zouden worden verhinderd. We ontkennen ook niet dat het vorsten en overheden wel toegestaan is de mensen in een kerkelijk ambt iets van hun belastingen kwijt te schelden. Dat mag echter niet uitgroeien tot schade en nadeel van anderen én daarmee mag het leven van de geestelijken in rijkdom niet versterkt worden tot overdaad. Wij stellen dat de geestelijken (zoals men die noemt) zich vanwege een bepaald goddelijk recht een dergelijke belastingvrijheid niet mogen toe-eigenen en dat ze zogenaamd op grond van hun geweten geen betaling van belasting mogen weigeren wanneer men die van hen eist. We zeggen dus ronduit dat het besluit van [paus] Bonifatius VIII goddeloos en onrechtvaardig was. In dat besluit legt hij de geestelijken een scherp verbod op en mogen ze het niet wagen om zonder de goedkeuring en het bevel van de paus van Rome bepaalde belastingen aan de vorsten of wereldlijke overheden te betalen.
  
 ==== 73. Waarom zijn de onderdanen onderworpen aan de overheden en moeten zij haar gehoorzaam zijn? ==== ==== 73. Waarom zijn de onderdanen onderworpen aan de overheden en moeten zij haar gehoorzaam zijn? ====
  
-Vanwege Gods verordening en gebod. Vervolgens ook om geen straf te krijgen, want alleen zij die de overheid weerstaan, halen zichzelf straffen op de hals.((*Romeinen 13:1)) Bovendien behoren wij niet alleen gehoorzaam te zijn om de toorn te ontlopen – dus uit vrees voor tijdelijke straffen – maar ook omwille van het geweten. Dat laatste wil zeggen: vanwege het vrezen en dienen van God, omdat men God niet wil vertoornen maar een zuiver geweten voor Hem wil houden. Anders gezegd: niet alleen uit angst voor straf, maar omdat het God aangenaam is en Hij gehoorzaamheid wil. Het geweten staat dan niet zozeer schuldig omdat men het gebod van de vorst heeft overtreden, maar omdat men tegen Gods gebod is ingegaan dat ons gebiedt de overheid en de burgerlijke wetten te gehoorzamen. Het gebod van God en niet van mensen bindt immers ons geweten en stelt haar schuldig aan de eeuwige dood en verdoemenis.+Vanwege Gods verordening en gebod. Vervolgens ook om geen straf te krijgen, want alleen zij die de overheid weerstaan, halen zichzelf straffen op de hals.((*Romeinen 13:1)) Bovendien behoren wij niet alleen gehoorzaam te zijn om de toorn te ontlopen – dus uit vrees voor tijdelijke straffen – maar ook omwille van het geweten. Dat laatste wil zeggen: vanwege het vrezen en dienen van God, omdat men God niet wil vertoornen maar een zuiver geweten voor Hem wil houden. Anders gezegd: niet alleen uit angst voor straf, maar omdat het God aangenaam is en Hij gehoorzaamheid wil. Het geweten staat dan niet zozeer schuldig omdat men het gebod van de vorst heeft overtreden, maar omdat men tegen Gods gebod is ingegaan dat ons gebiedt de overheid en de burgerlijke wetten te gehoorzamen. Het gebod van God en niet van mensen bindt immers ons geweten en stelt ons schuldig aan de eeuwige dood en verdoemenis.
  
 ==== 74. Is het de onderdanen eigenlijk wel toegestaan om tegen hun overheden in verzet te komen? ==== ==== 74. Is het de onderdanen eigenlijk wel toegestaan om tegen hun overheden in verzet te komen? ====
  
-Nee, want God heeft eenmaal de leiders van het oproer, zoals Korach en anderen, die in de woestijn tegen Mozes in opstand kwamen en toen door het vuur werden verslonden.((*Numeri 16:48,49)) De aarde heeft de huisgezinnen en medestanders van Korach, Dathan en Abiram met al de hunnen levend opgeslokt.((*Numeri 16:32,33)) Absalom bleef aan zijn eigen haren hangen en werd gestraft vanwege het goddeloze oproer dat hij tegen zijn vader uitriep.((*2 Samuël 18:9)) Seba, Adonia en Zimri is het niet beter vergaan.((*2 Samuël 20:1,2,22 *1 Koningen 2:20-25 *1 Koningen 16:18)) In Spreuken 24:21 lezen we: “Vrees de Here en de koning, laat u niet in met oproermakers; want onverhoeds verheft zich hun verderf.” En Christus zegt in Matteüs 26:52: “Allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen.”+Nee, want God heeft eenmaal de leiders van het oproer gestraft, zoals Korach en anderen, die in de woestijn tegen Mozes in opstand kwamen en toen door het vuur werden verslonden.((*Numeri 16:48,49)) De aarde heeft de huisgezinnen en medestanders van Korach, Dathan en Abiram met al de hunnen levend opgeslokt.((*Numeri 16:32,33)) Absalom bleef aan zijn eigen haren hangen en werd gestraft vanwege het goddeloze oproer dat hij tegen zijn vader uitriep.((*2 Samuël 18:9)) Seba, Adonia en Zimri is het niet beter vergaan.((*2 Samuël 20:1,2,22 *1 Koningen 2:20-25 *1 Koningen 16:18)) In Spreuken 24:21 lezen we: “Vrees de Here en de koning, laat u niet in met oproermakers; want onverhoeds verheft zich hun verderf.” En Christus zegt in Matteüs 26:52: “Allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen.”
  
 ==== 75. Heeft Nabot er goed aan gedaan (zie 1 Koningen 21:3) dat hij koning Achab de wijngaard weigerde die deze van hem wilde kopen? ==== ==== 75. Heeft Nabot er goed aan gedaan (zie 1 Koningen 21:3) dat hij koning Achab de wijngaard weigerde die deze van hem wilde kopen? ====
Regel 523: Regel 523:
  
   - Het was de koning niet toegestaan op die wijngaard zelfs maar het oog te laten vallen, want goddelijke rechten behoort men niet te verbreken. Het verschil in gezag en macht en het gegeven van erfelijke bezittingen is gebaseerd op goddelijk recht. Het gebod luidt immers: Gij zult niet stelen. Er is onderscheid tussen de bezittingen van vorsten én die van burgers. Daarom zegt Johannes de Doper in Lucas 3:13,14: “Vordert niet meer dan u voorgeschreven is” en “perst niets af en weest tevreden met uw soldij”. Het is ook geen enkele koning toegestaan om de vrouw van een ander te begeren.   - Het was de koning niet toegestaan op die wijngaard zelfs maar het oog te laten vallen, want goddelijke rechten behoort men niet te verbreken. Het verschil in gezag en macht en het gegeven van erfelijke bezittingen is gebaseerd op goddelijk recht. Het gebod luidt immers: Gij zult niet stelen. Er is onderscheid tussen de bezittingen van vorsten én die van burgers. Daarom zegt Johannes de Doper in Lucas 3:13,14: “Vordert niet meer dan u voorgeschreven is” en “perst niets af en weest tevreden met uw soldij”. Het is ook geen enkele koning toegestaan om de vrouw van een ander te begeren.
-  - Er was een speciale wet die God had ingesteld in het kader van de regering over het volk dat men het vaderlijk erfgoed of grondbezig niet mocht laten overgaan van de ene stam naar de andere. Nee, dat bezit moest men binnen de stam laten blijven((*Numeri 36:9)) en zij die met elkaar gingen trouwen, moesten het binnen hetzelfde geslacht houden. God wilde namelijk dat men de stam en het geslacht zou blijven herkennen waaruit Hij naar Zijn besluit de Messias zou laten geboren worden.+  - Er was een speciale wet die God had ingesteld in het kader van de regering over het volk dat men het vaderlijk erfgoed of grondbezig niet mocht laten overgaan van de ene stam naar de andere. Nee, dat bezit moest men binnen de stam laten blijven((*Numeri 36:9)) en zij die met elkaar gingen trouwen, moesten het binnen hetzelfde geslacht houden. God wilde namelijk dat men de stam en het geslacht zou blijven herkennen waaruit Hij naar zijn besluit de Messias zou laten geboren worden.
  
 ==== 76. Maar als de overheid onrechtvaardige belastingen oplegt, mogen de onderdanen zich daar dan niet tegen verzetten en ongehoorzaam zijn? ==== ==== 76. Maar als de overheid onrechtvaardige belastingen oplegt, mogen de onderdanen zich daar dan niet tegen verzetten en ongehoorzaam zijn? ====
Regel 536: Regel 536:
   - Ten slotte laat Christus de godzalige en vrome mensen toe om te vluchten met het doel aan de aanstaande noden te ontkomen.   - Ten slotte laat Christus de godzalige en vrome mensen toe om te vluchten met het doel aan de aanstaande noden te ontkomen.
  
-Als het bovenstaande echter niet van toepassing is of wanneer er sprake is van een onschuldige bescherming, dus bij een eerlijke en rechtvaardige verdediging – dan moeten de andere verbanden wijken voor het recht van de natuur. Het is een onderdaan toegestaan zichzelf, zijn lichaam, zijn vrouw en kinderen te beschermen tegen de woedende razernij van zijn landheer. Hij mag zich verweren tegen de onrechtvaardige wreedheid van zijn heer die hem openlijk en publiekelijk bijzonder ernstig benadeelt. De wetten van de natuur worden in het Evangelie immers niet afgeschaft. Men ziet immers dat alle dieren, en ook de hennen, voor hun jongen vechten. Toen [keizer] Trajanus iemand tot overste benoemde, gaf hij hem een zwaard en sprak daarbij de woorden: “Gebruik dit zwaard voor mij, als ik recht doe; en gebruik het tegen mij, als ik onrecht doe.” Dat wil zeggen: u mag uw eigen lichaam verdedigen en dat van hen die ik u bevolen heb te beschermen. Vanuit dit motief hebben de Zwitsers de Oostenrijkers terecht verdreven, want die laatsten pasten ongehoorde wreedheden toe. Het Joodse volk heeft terecht Antiochus verjaagd, al was hij toentertijd de vorst over dat volk; hij had namelijk het bevel gegeven om de afgoden te dienen. David had Saul met recht mogen ombrengen,((*1 Samuël 24:7)) omdat deze Davids vrouw aan een ander had gegeven en hem en zijn ouders uit het land verdreven had. Bovendien had Saul de priesters omwille van David gedood en hij vervolgde hem met een groot leger. David heeft echter het hoogste recht dat hij had, niet willen gebruiken en daarom heeft hij Saul gespaard. Ja, hij heeft zelfs de Amalekiet laten doden die zich erop beroemde Saul te hebben gedood.((*2 Samuël 1:15)) Hij wilde het volk van God namelijk geen voorbeeld geven van een koningsmoord dat anderen later door eergierigheid zouden kunnen navolgen. Zo heeft hij metterdaad de lasterpraat willen weerleggen die men over hem uitstrooide, namelijk dat hij er altijd op uit was geweest om op een goed tijdstip zijn heer en meester uit het rijk te stoten. Bovendien heeft hij zich gewacht voor ergernis, want anders zouden de andere volken gezegd hebben dat de Israëlieten zich ten onrechte beriepen op de hun door God gegeven koningen. Het koninkrijk zou dan immers zijn ingenomen door oproer en het ombrengen van hun wettige heer. Hieruit wordt duidelijk dat wel alle dingen geoorloofd zijn, maar niet alle dingen zijn nuttig (1 Korintiërs 6:12). Het is dus beter dan men het leven van hem die tegen ons gekeerd is, in waarde acht en voor kostbaar houdt. Tertullianus zegt hiervan: “Het is meer een eigenschap van christenen om gedood te worden dan om te doden.” Als er echter duidelijk sprake is van een woedende wreedheid, is het de onderdanen toegestaan om ootmoedig aan andere vorsten om bevrijding te smeken en hulp te vragen. Ook staat het andere koningen dan vrij om de mensen op een wettige manier te beschermen. Zo heeft Constantijn de christenen geholpen en bijgestaan die zijn hulp inriepen tegen Licinius, zijn metgezel, zwager en bondgenoot.+Als het bovenstaande echter niet van toepassing is of wanneer er sprake is van een onschuldige bescherming, dus bij een eerlijke en rechtvaardige verdediging – dan moeten de andere verbanden wijken voor het recht van de natuur. Het is een onderdaan toegestaan zichzelf, zijn lichaam, zijn vrouw en kinderen te beschermen tegen de woedende razernij van zijn landheer. Hij mag zich verweren tegen de onrechtvaardige wreedheid van zijn heer die hem openlijk en publiekelijk bijzonder ernstig benadeelt. De wetten van de natuur worden in het Evangelie immers niet afgeschaft. Men ziet immers dat alle dieren, en ook de hennen, voor hun jongen vechten. Toen [keizer] Trajanus iemand tot overste benoemde, gaf hij hem een zwaard en sprak daarbij de woorden: “Gebruik dit zwaard voor mij, als ik recht doe; en gebruik het tegen mij, als ik onrecht doe.” Dat wil zeggen: u mag uw eigen lichaam verdedigen en dat van hen die ik u bevolen heb te beschermen. Vanuit dit motief hebben de Zwitsers de Oostenrijkers terecht verdreven, want die laatsten pasten ongehoorde wreedheden toe. Het Joodse volk heeft terecht Antiochus verjaagd, al was hij toentertijd de vorst over dat volk; hij had namelijk het bevel gegeven om de afgoden te dienen. David had Saul met recht mogen ombrengen,((*1 Samuël 24:7)) omdat deze Davids vrouw aan een ander had gegeven en hem en zijn ouders uit het land verdreven had. Bovendien had Saul de priesters omwille van David gedood en hij vervolgde hem met een groot leger. David heeft echter het hoogste recht dat hij had, niet willen gebruiken en daarom heeft hij Saul gespaard. Ja, hij heeft zelfs de Amalekiet laten doden die zich erop beroemde Saul te hebben gedood.((*2 Samuël 1:15)) Hij wilde het volk van God namelijk geen voorbeeld geven van een koningsmoord dat anderen later door eergierigheid zouden kunnen navolgen. Zo heeft hij metterdaad de lasterpraat willen weerleggen die men over hem uitstrooide, namelijk dat hij er altijd op uit was geweest om op een goed tijdstip zijn heer en meester uit het rijk te stoten. Bovendien heeft hij zich gewacht voor ergernis, want anders zouden de andere volken gezegd hebben dat de Israëlieten zich ten onrechte beriepen op de hun door God gegeven koningen. Het koninkrijk zou dan immers zijn ingenomen door oproer en het ombrengen van hun wettige heer. Hieruit wordt duidelijk dat wel alle dingen geoorloofd zijn, maar niet alle dingen nuttig (1 Korintiërs 6:12). Het is dus beter dan men het leven van hem die tegen ons gekeerd is, in waarde acht en voor kostbaar houdt. Tertullianus zegt hiervan: “Het is meer een eigenschap van christenen om gedood te worden dan om te doden.” Als er echter duidelijk sprake is van een woedende wreedheid, is het de onderdanen toegestaan om ootmoedig aan andere vorsten om bevrijding te smeken en hulp te vragen. Ook staat het andere koningen dan vrij om de mensen op een wettige manier te beschermen. Zo heeft Constantijn de christenen geholpen en bijgestaan die zijn hulp inriepen tegen Licinius, zijn metgezel, zwager en bondgenoot.
  
 ==== 78. Wat is in het algemeen gesproken het doel van de burgerlijke diensten en de burgerlijke overheid? ==== ==== 78. Wat is in het algemeen gesproken het doel van de burgerlijke diensten en de burgerlijke overheid? ====
  
-De openbare vrede en rust, en het onderhouden van de godzaligheid, van de godsdienst of anders gezegd van het oprechte en wettige dienen van God. Op die twee hoofdpijlers zijn al de burgerlijke wetten gericht. Daaruit komen voort het wreken van de kwaden en de bescherming van de goeden, het beschermen van de eigendommen, het belonen van de deugden, het handhaven van de zeden, het straffen van de misdaden en straatschenderij, en het handhaven van een stil en rustig leven. Ten slotte wordt hierdoor het welvaren van alle dingen en dus ook van de godsdienst gediend. Agaperus schrijft aan Justinianus dat het doel is dat allen door het Woord van God worden onderwezen om Zijn ware gerechtigheid in de gewone samenleving onverhinderd te onderhouden en uit te oefenen. Stigelius((* Johannes Stigelius oftewel Johann Stigel (1515-1562) was een Duitse dichter en redenaar en een vriend en geestverwant van Philipp Melanchthon.)) schreef hierover een treffend versje: “Opdat de één aan de ander de ware godsdienst zou leren, heeft God gewild dat de één met de ander zou verkeren.” Zo lezen we het ook in 1 Timoteüs 2:2 dat er voorbede gedaan moet worden voor koningen en alle hooggeplaatsten, “opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid”.+De openbare vrede en rust, en het onderhouden van de godzaligheid, van de godsdienst of anders gezegd van het oprechte en wettige dienen van God. Op die twee hoofdpijlers zijn al de burgerlijke wetten gericht. Daaruit komen voort het wreken van de kwaden en de bescherming van de goeden, het beschermen van de eigendommen, het belonen van de deugden, het handhaven van de zeden, het straffen van de misdaden en straatschenderij, en het handhaven van een stil en rustig leven. Ten slotte wordt hierdoor het welvaren van alle dingen en dus ook van de godsdienst gediend. Agaperus schrijft aan Justinianus dat het doel is dat allen door het Woord van God worden onderwezen om zijn ware gerechtigheid in de gewone samenleving onverhinderd te onderhouden en uit te oefenen. Stigelius((* Johannes Stigelius oftewel Johann Stigel (1515-1562) was een Duitse dichter en redenaar en een vriend en geestverwant van Philipp Melanchthon.)) schreef hierover een treffend versje: “Opdat de één aan de ander de ware godsdienst zou leren, heeft God gewild dat de één met de ander zou verkeren.” Zo lezen we het ook in 1 Timoteüs 2:2 dat er voorbede gedaan moet worden voor koningen en alle hooggeplaatsten, “opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid”.
  
 ==== 79. Wat is het nut van de christelijke leer ten aanzien van de overheid? ==== ==== 79. Wat is het nut van de christelijke leer ten aanzien van de overheid? ====
Regel 553: Regel 553:
 ==== 80. Welke zaken strijden tegen de inzetting van de overheid? ==== ==== 80. Welke zaken strijden tegen de inzetting van de overheid? ====
  
-  - De ketterij van de Donatisten, die het gezag van de overheden wegnamen. Door hun haat en nijd tegen deze inzettingen brachten ze verschillende vervolgingen teweeg die de overheden tegen Gods kerk hadden ingezet.+  - De ketterij van de donatisten, die het gezag van de overheden wegnamen. Door hun haat en nijd tegen deze inzettingen brachten ze verschillende vervolgingen teweeg die de overheden tegen Gods kerk hadden ingezet.
   - De dwaling van de wederdopers en de zogenaamde vrije geesten. Die laatsten worden zo genoemd, omdat ze de vrijheid in uitwendige dingen zoeken; zo brachten ze ook in de tijd van onze voorouders de boeren onder de wapenen tegen hun overheden.   - De dwaling van de wederdopers en de zogenaamde vrije geesten. Die laatsten worden zo genoemd, omdat ze de vrijheid in uitwendige dingen zoeken; zo brachten ze ook in de tijd van onze voorouders de boeren onder de wapenen tegen hun overheden.
-      - Zij ontkennen het gezag van de overheid over de christenen als geestelijke mensen, want zij zijn door de waarheid, namelijk door Christus, vrijgemaakt. +      - Zij ontkennen het gezag van de overheid over de christenen als geestelijke mensen, want zij zeggen dat ze door de waarheid, namelijk door Christus, zijn vrijgemaakt. 
-      - Ze veroordelen en verdoemen alle rechtshandelingen en al het pleiten op het recht als zodanig. Maar door de inwendige vrijheid van het hart die God door de kracht van Zijn Geest in het geweten van Zijn kinderen gewerkt heeft, wordt de uitwendige gehoorzaamheid die men de overheden verschuldigd is, niet weggenomen.((*Galaten 5:18 *1 Korintiërs 7:21)) +      - Ze veroordelen en verdoemen alle rechtshandelingen en al het pleiten op het recht als zodanig. Maar door de inwendige vrijheid van het hart die God door de kracht van zijn Geest in het geweten van zijn kinderen gewerkt heeft, wordt de uitwendige gehoorzaamheid die men de overheden verschuldigd is, niet weggenomen.((*Galaten 5:18 *1 Korintiërs 7:21)) 
-      - Ze zijn van mening dat alle oorlogen voor christenen door God verboden zijn, want Paulus zegt in 2 Korintiërs 10:4: “de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk.” Hij spreekt daar echter niet over de burgerlijke overheid, maar over de opzichters over de gemeenten. Deze laatsten zijn zowel ter rechter als ter linkerhand gewapend met het Woord van de waarheid, en door de wapens van de gerechtigheid met de kracht van God.+      - Ze zijn van mening dat alle oorlogen voor christenen door God verboden zijn, want Paulus zegt in 2 Korintiërs 10:4: “de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk.” Hij spreekt daar echter niet over de burgerlijke overheid, maar over de opzichters over de gemeenten. Deze laatsten zijn zowel ter rechterals ter linkerhand gewapend met het Woord van de waarheid, en door de wapens van de gerechtigheid met de kracht van God.
       - Zij verachten elke vorm van heerschappij en lasteren alle aanzienlijke personen.((*Judas 1:3))       - Zij verachten elke vorm van heerschappij en lasteren alle aanzienlijke personen.((*Judas 1:3))
   - De oproerige en weerspannige houding van de roomse paus en van heel de roomse geestelijkheid. Ze hebben zich beroepen op hun zogenaamde vrijheden en zo het juk van de overheid van hun hals geschud en de overheid juist aan hen onderdanig gemaakt. Petrus heeft echter de opzichters van de gemeenten openlijk het gebod opgelegd om geen heerschappij over het erfdeel des Heren te voeren.((*1 Petrus 5:3))   - De oproerige en weerspannige houding van de roomse paus en van heel de roomse geestelijkheid. Ze hebben zich beroepen op hun zogenaamde vrijheden en zo het juk van de overheid van hun hals geschud en de overheid juist aan hen onderdanig gemaakt. Petrus heeft echter de opzichters van de gemeenten openlijk het gebod opgelegd om geen heerschappij over het erfdeel des Heren te voeren.((*1 Petrus 5:3))


Paginahulpmiddelen