De mens is niet een lichaam of een ziel apart, maar een schepsel dat met ziel én lichaam door een liefdevolle en sterke band is gevormd tot één zelfstandigheid of persoon.
Genesis 1:26,2726 En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. 27 En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. zegt ons dat Hij Jahweh Elohim is, God de Heere, dat is: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Hij heeft de mens naar Zijn beeld geschapen, zonder medewerking van de engelen.
Twee keer, want Hij schiep de man én de vrouw, zodat zij mensen naar hun beeld konden voortbrengen.1)
Nee, eerst heeft Hij de man geschapen en daarna de vrouw. De man heeft Hij uit het stof van de aarde geschapen, maar de vrouw uit een rib van de man.2)
Zoals God het begin is in de schepping van alle dingen, mocht de mens het begin zijn in de voortplanting van alle mensen. Dit met als doel dat ze zouden beseffen samen te zijn voortgekomen uit één en dezelfde mens, elkaar zouden liefhebben als gelijken en zich met elkaar verbonden zouden weten door een gemeenschappelijke bloedband.3)
Ze is voor de man niet geschapen als een heerseres en ook niet als een dienstmeisje, maar als een metgezel en hulp. Daarom moest ze niet voortgebracht worden uit het hoofd en ook niet uit de voeten, maar uit de zijde van de man. Zo kon de man weten dat zij naast hem gesteld behoorde te worden, want hij was zich ervan bewust dat ze uit zijn zijde genomen was. Vervolgens mag ook gezegd worden dat zoals de vrouw uit de zijde van de slapende man is geschapen, zo ook de gemeente verlost is door het bloed en het water dat uit de zijde van de ontslapen Christus aan het kruis is gevloeid.4)
Uit twee delen, het lichaam en de ziel.
Uit het slijk van de aarde. Daarom is de eerste mens Adam genoemd, van adamah, rode aarde; en homo (mens) van humo (aarde). Daarom zegt Paulus van de eerste mens in 1 Korintiërs 15:3737 en als gij zaait, zaait gij niet het toekomstige lichaam, maar slechts een korrel, bijvoorbeeld van koren, of van iets anders. dat hij uit de aarde en stoffelijk is. TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. gaat uit van het Griekse woord en legt het in zijn eerste boek over de opstanding uit als slijkachtig. Door de Grieken wordt de mens naar zijn gestalte anthropos genoemd, iemand die zijn gezicht opheft, naar omhoog kijkt en ziet wat er boven hem is. Dat doet denken aan de prachtige tekst van de apostel Paulus: ‘Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn’ (Kolossenzen 3:1,21 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. 2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.). Ook Ovidius heeft op een mooie manier over de herkomst van die aanduiding gesproken in het eerste boek van zijn Metamorfose: Daar al het gediert’ altijd alleen de aarde aanziet, Heeft Hij de mens het hoofd omhoog doen heffen Om de vastheid van de hemel te zien; en gebood met haast Zijn gezicht recht omhoog te houden, in de richting van de sterren.
Ja, dat wordt voldoende duidelijk uit de vier humores of vochtigheden waaruit zijn lichaam bestond.5)
Omdat de naamgeving plaatsvindt aan de hand van het belangrijkste onderdeel.
Het houdt ons voor wat onze herkomst en oorsprong is. We zijn namelijk evenals de andere schepselen uit de aarde voortgekomen, en daarom mogen we ons niet in trots verheffen, omdat we eenmaal tot aarde zullen terugkeren.6)
De ziel.
Het Latijnse woord voor ziel, anima, komt van anemo, lucht. Het Griekse woord psyche komt van psychein, blazen. Door het ademend blazen van lucht wordt in het lichaam immers het leven onderhouden.
Nee, ze is onlichamelijk en heeft geen materie. Ze is dus geestelijk, een geestelijk wezen. Als ze van het lichaam gescheiden is, bestaat ze op zichzelf. Ze wordt wind of lucht genoemd, omdat wij dat inademen en daardoor leven.
In Genesis 2:77 toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen. wordt gezegd dat God de levensadem in de neus van de mens blies; en in Prediker 12:77 en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft. zegt Salomo als hij over de dood spreekt, dat de geest dan terugkeert naar God, Die de geest gegeven heeft. Christus zegt in het laatst van Zijn doodsstrijd: “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest” (Lucas 23:4747 Toen de hoofdman zag, wat er geschiedde, verheerlijkte hij God, zeggende: Inderdaad, deze mens was rechtvaardig!). En ook Stefanus zei: “Here Jezus, ontvang mijn geest” (Handelingen 7:5959 En zij stenigden Stefanus, die de Here aanriep, zeggende: Here Jezus, ontvang mijn geest.). In Matteüs 10:2828 En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. lezen we: “En weest niet bevreesd voor hen, die wél het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden.” Bovendien zegt Christus tegen de moordenaar aan het kruis: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn” (Lucas 23:4343 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.). Met het lichaam is hij daar niet geweest, maar wel met de ziel. De ziel is vervolgens ook het subject dat alles in zich bevat, alle deugden en ondeugden, alle kennis en kunde. En als de ziel wordt weggenomen, vergaat het levende lichaam. De ziel is dus een essentiële zelfstandigheid die niet afhankelijk is van het lichaam.
Jahweh Elohim, de Here God, Vader, Zoon en Heilige Geest, heeft – menselijkerwijs gesproken – in de neus van de mens een adem van leven geblazen. In Kolossenzen 1:1616 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. wordt gezegd dat God alles, zowel het zichtbare als het onzichtbare, door de Zoon geschapen heeft.
Er zijn theologen die dit blazen niet anders opvatten dan dat Mozes gewoon gezegd heeft dat de ziel op het bevel van God in het lichaam is gegoten. De oude kerkvaders Justinus, Irenaeus en TertullianusTertullianus (ca. 160-230) staat bekend als een van de grootste 'kerkvaders'. Hij heeft vele belangrijke geschriften nagelaten, waaronder met name strijdschriften tegen heidenen en joden, alsook tegen ketters. Hij was een fel bestrijder van het gnosticisme en legde steeds de nadruk op de feitelijkheid van het christelijk geloof. zijn van mening dat de Zoon van God toen al voor een tijd de gedaante van een menselijk lichaam had aangenomen; en in dat lichaam is Hij dan naderhand aan de aartsvaders verschenen als een voorspel van wat Hij daarna in werkelijkheid metterdaad heeft volbracht. Volgens hen heeft Gods Zoon met Zijn handen slijk genomen en Adams lichaam daaruit gemaakt naar het beeld van de lichamelijke gestalte die Hijzelf droeg. En zo heeft Hij al blazend in Adams neus de ziel in hem gegeven. Daarna heeft Hij een van Adams ribben genomen en daarvan Eva gemaakt. Deze mening van de oude kerkvaders gaat niet in tegen de rechtzinnige leer van het geloof. Christus heeft immers met soortgelijke daden gehandeld – zoals toen Hij uit speeksel slijk maakte waarmee Hij de blinde ziende maakte.7) En toen Hij blies op de apostelen en hun zo de Heilige Geest gaf, betuigde Hij daarmee dat Hij dezelfde is Die Adam uit het slijk schiep en hem de levende geest inblies. Het blazen waarover Mozes spreekt, is dus een scheppingsdaad geweest en niet het inblazen van Gods wezen of van Gods Geest zelf. Nee, het was het inblazen van de levende ziel! Dat was een zichtbaar teken van een onzichtbaar iets, namelijk van de ziel, die de Zoon van God schiep en in het lichaam van Adam ingoot. Zo was ook het blazen van Christus waarmee Hij op Zijn discipelen blies, niet de Heilige Geest zelf, maar een zichtbaar teken van de Heilige Geest.
De ziel is niet uit God geschapen, zoals de Manicheeërs stellen, want alles wat uit Hem is, is wat Hij Zelf is, en dat is geen ander dan de Zoon en de Heilige Geest; want ze is slechts door God geschapen. Ook niet uit hemelse elementen, niet uit de elementen van vuur en lucht, niet uit de vermenging van lichaamssappen, en niet toevalligerwijs uit de allerkleinste stoffelijke elementen. Want daarvan geldt wat Cicero zegt: “Het is niet zo dat een van deze genoemde elementen het vermogen heeft van herinnering, verstand en gedachtenvorming. Ze weten niet van dingen die in het verleden zijn gebeurd, ze kunnen geen dingen van tevoren zien aankomen die in de toekomst gaan gebeuren, en ze begrijpen ook niets van wat er momenteel gaande is, want dat is alleen voorbehouden aan goddelijke dingen.”8) De ziel is geheel uit het niets geschapen, en dat geldt voor ieder mens; daarom wordt God ook een “Vader der geesten” genoemd (Hebreeën 12:99 Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven?). Terecht haalt Paulus in Handelingen 17:2828 Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht. uit Aratus aan dat wij van Gods geslacht zijn; dat geldt niet voor Zijn wezen, maar wel voor het feit dat wij met goddelijke gaven zijn bedeeld, zoals de farizeeërs [duivelse gaven hadden en] adderengebroed werden genoemd (Matteüs 3:77 Toen hij nu zag, dat vele van de Farizeeën en Sadduceeën tot de doop kwamen, zeide hij tot hen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? en 12:3434 Adderengebroed, hoe kunt gij, die slecht zijt, iets goeds zeggen? Want uit de overvloed des harten spreekt de mond.).
Helemaal niet! Dat zou namelijk betekenen dat het wezen van God gedeeld kan worden, en dat Zijn wezen ook voor een deel veranderlijk en aan de zonden onderworpen is en de straf van de hel zou moeten dragen. Alleen al de gedachte hieraan is ongerijmd en godslasterlijk. De woorden van Aratus “Wij zijn Gods geslacht” worden door Paulus wel goedgekeurd,9) maar hebben uitsluitend betrekking op de werkende oorzaak en de uitnemende gaven van alle mensen gemeenschappelijk.
Omdat dit deel van het lichaam het meest is voorzien van de instrumenten waardoor de zintuigen hun werk kunnen doen, en ook het meest geschikt is om de dingen te zien die boven het hier en nu uitgaan.
Heel de ziel, met al haar krachten en vermogens: een levendmakende kracht, een gevoelskracht, een verstandelijke kracht. Let erop dat Mozes het woord “adem” niet in het meervoud gebruikt, maar dat hij spreekt over de levensadem.10) In 1 Tessalonicenzen 5:2323 En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. wordt gezegd dat in het lichaam een geest én een ziel is. Volgens AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. is dat een nadere verklaring, maar het is ook mogelijk dat de apostel tussen de wezenlijke eigenschappen of krachten van de ziel onderscheid maakt tussen een ‘hoger’ deel, en een ‘lager’ deel; de geest is dan het verstand en de ziel de kracht van gevoel en leven.
Het is een geestelijk wezen dat door God in het menselijk lichaam uit niets is geschapen, en met dat lichaam verenigd is om één zelfstandig persoon te vormen. Deze ziel maakt het lichaam levend en zorgt ervoor dat de verschillende lichamelijke en geestelijke vermogens hun werk kunnen doen. Maar ze neemt ook de leiding in het besturen van het hele menselijke leven, en ze wekt de mens op tot het kennen en dienen van God, de Schepper. Als de ziel echter van het lichaam gescheiden wordt, vergaat ze niet maar blijft ze onsterfelijk.
Op het ogenblik dat het lichaampje in de buik van de moeder zich heeft gevormd en gereed is om zo’n ziel te ontvangen. Dit blijkt duidelijk uit de schepping van de eerste ziel, die als een voorbeeld van alle andere zielen gezien kan worden.13)
In het bijzonder is dat het hart, want het hart is het eerste van de inwendige leden in de mens dat leeft en het laatste dat sterft. En in de Schrift worden hier en daar de belangrijkste daden van de ziel aan het hart toegeschreven.14)
AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. en sommigen na hem zijn wel van mening dat de ziel voor zichzelf vooral in het hele lichaam is en niet zozeer in de afzonderlijke delen. Ze is in het lichaam zoals het licht in de lucht is, en moet gezien worden als de voortdurende beweging, gestalte, werking en perfectie van het hele lichaam, maar ook voor de delen afzonderlijk. De ziel is onlichamelijk, niet aan een plaats gebonden en ondeelbaar. Maar anderen zijn van mening dat de ziel als een koning op zijn troon gezeten, haar kracht uitgiet door het hele lichaam en verschillende daden doet in de verschillende delen van het lichaam met alle verscheidenheid van het instrumentarium die voor die daden nodig zijn en zich in die delen bevindt. Zo gebruikt ze de ratio in het hoofd, ze laat haar wil gelden in het hart, ze is werkzaam in de maag, en ziet door de ogen.15) Met deze mening kunnen we ook instemmen. Het is het vrome verstand echter toegestaan van deze mening te verschillen tot aan de tijd dat ze duidelijk wordt bevestigd.
Volgens Plato drie: de functie om te heersen, om uiting te geven aan toorn en om te begeren. AristotelesDe Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) wordt samen met Plato en Socrates beschouwd als een van de grootste filosofen uit de klassieke oudheid. Aristoteles wordt gezien als één van de grondleggers van de logica, onder meer door zijn concept van het syllogisme. spreekt over de redelijke of verstandelijke functie, de gevoelsfunctie en de levenwekkende functie. AristotelesDe Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) wordt samen met Plato en Socrates beschouwd als een van de grootste filosofen uit de klassieke oudheid. Aristoteles wordt gezien als één van de grondleggers van de logica, onder meer door zijn concept van het syllogisme. zegt namelijk dat de ziel het innerlijke beginsel is wat de oorzaak is waardoor wij leven, gevoelen en vooral begrijpen. Maar de christelijke leer komt beter overeen met de gedachte dat de ziel wordt onderscheiden in verstand en wil. Soms drukt de Schrift zich nog nauwkeuriger uit door te spreken over de geest en de ziel.16)
Het is de kracht, waardoor wij alles onderscheiden als aannemelijk óf als verwerpelijk. Het verstand functioneert in tweeërlei opzicht: het functioneert actief wanneer we het goede van het kwade en het recht van het onrecht onderscheiden; en het is beschouwelijk van aard wanneer we door de kennis van het goede en van het ware – door God in ons verstand ingegeven17) – het echte en ware onderscheiden van het onware en leugenachtige.
Dat is de kracht van de ziel waardoor wij alle dingen accepteren of juist afwijzen, al naar gelang het verstand oordeelt of iets goed of slecht is. Deze wil wordt de bedachtzame wil genoemd als ze zich laat leiden door het goede. Als dat niet het geval is, maar ze door een zekere valse schijn van het goede bewogen wordt, dan wordt ze een gemoedsberoering of genegenheid van begeerlijkheid genoemd.
Origines en andere kerkvaders hebben dat wel gemeend; ze zouden dan na hun schepping als het ware in Gods schatkamer zijn bewaard. Maar het tegenovergestelde blijkt uit de Schrift. In Genesis 2:77 toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen. spreekt Mozes immers over de mens die pas bij het inblazen van de levensadem tot een levende ziel werd (SV). Daarnaast leert David in Psalm 33:1515 Hij, die hun aller harten vormt, die al hun werken doorgrondt. dat de zielen aansluitend in het lichaam van ieder mens geschapen worden, want God vormt hun aller hart, dat wil zeggen: de ziel. En in Zacharia 12:11 Godsspraak, het woord des Heren, over Israël. Aldus luidt het woord van de Here, die de hemel uitspant en de aarde grondvest, en de geest des mensen in diens binnenste formeert. lezen we dat de Here de geest des mensen in diens binnenste formeert. In Romeinen 9:1111 Want toen de kinderen nog niet geboren waren en goed noch kwaad hadden gedaan - opdat het verkiezend voornemen Gods zou blijven, niet op grond van werken, maar op grond daarvan, dat Hij riep. schrijft de apostel over Jakob en Ezau dat ze vóór hun geboorte nog geen goed of kwaad gedaan hadden. Als dat zo is, volgt daaruit dat hun zielen niet vanaf het begin van de schepping geschapen zijn geweest. Het zou immers heel merkwaardig zijn dat ze zo’n lange tijd niets gedaan zouden hebben.
Enkele oude kerkvaders hebben gemeend dat evenals licht uit licht ontstoken wordt, zo ook de gehele mens uit de gehele mens voortkomt. Het lichaam uit het lichaam, de ziel uit de ziel, die daarna bij ieder in zijn lichaam wordt ingebracht. Maar de schepping van de eerste mens leert ons – als voorbeeld – wat de herkomst of oorsprong van elke ziel is. Adam zei ook over Eva in Genesis 2:2323 Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal "mannin" heten, omdat zij uit de man genomen is.: “Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees.” Hij zei dus niet: ziel van mijn ziel – wat hij wel gezegd zou hebben als de ziel van Eva uit zijn ziel was genomen. Bovendien is er het getuigenis van Zacharia 12:11 Godsspraak, het woord des Heren, over Israël. Aldus luidt het woord van de Here, die de hemel uitspant en de aarde grondvest, en de geest des mensen in diens binnenste formeert. dat God “de geest des mensen in diens binnenste formeert”. En in Prediker 12:77 en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft. lezen we dat “de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft”. En Petrus geeft de opdracht dat wij onze “zielen aan de getrouwe Schepper overgeven”.18) De tegenstelling in Hebreeën 12:99 Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven? lijkt deze mening ook nodig te maken, want hier worden onze vaders naar het vlees gesteld tegenover de Vader der geesten – Die bij het scheppen van zielen geen gebruik maakt van de dienst van mensen. Dat blijkt ook duidelijk uit Jesaja 57:1616 Want Ik zal niet altoos twisten noch voor eeuwig toornig zijn, anders zou de geest voor mijn aangezicht bezwijken, terwijl Ik toch zelf de levensadem heb gegeven. waar duidelijk gezegd wordt dat God de zielen geschapen heeft, dus zonder middelen en niet door overbrenging van de ene mens op de andere. Ditzelfde standpunt blijkt ook uit de aard van de ziel die werkelijk een-voudig is en daarom ook ondeelbaar. Maar als iets overgedragen wordt, vereist dat afsnijding, en daaruit wordt al duidelijk dat de ziel er niet is door overbrenging. En zoals er geen enkele engel is die een andere engel voortbrengt, zo brengt ook geen enkele ziel – die van dezelfde aard is als de engelen – een andere ziel voort. Uit alles blijkt dat – zoals AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. zegt – de ziel terwijl ze ingestort wordt, wordt geschapen en terwijl ze geschapen wordt, wordt ingestort. In dit alles is de voortplanting van de mens niet minder volmaakt geworden dan die van de andere schepselen, maar juist veel uitmuntender. De waarheid en de macht van de Schepper wordt hierdoor ook niet verminderd; en God wordt ook niet tot oorzaak van de zonde gemaakt. En ten slotte wordt hierdoor ook de orthodoxe leer van de erfzonde niet omver gestoten.
Ik antwoord met AugustinusAurelius Augustinus (354-430) geldt als de meest invloedrijke kerkvader van het Westen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij de manicheeën, later bij het neoplatonisme, maar op het gebed van zijn moeder en door de prediking van bisschop Ambrosius werd hij in 386 bekeerd tot het christelijk geloof. Bekend is vooral zijn 'Belijdenissen', waarin hij zijn eigen bekering beschrijft. Ook schreef hij belangrijke werken tegen ketterijen als het donatisme en het pelagianisme. dat God wel gerust heeft van het werk om nieuwe soorten te scheppen, maar niet van het werk om dezelfde soorten te onderhouden.20)
Die manier heeft geen betrekking op het lichaam of op de ziel, maar het gebeurt door de voortplanting vanuit Adam. Dat het hele menselijke geslacht door Adam is verdorven, komt niet zozeer door het voortbrengen – al staat de manier waarop daar niet geheel buiten, want een zondig mens brengt een ander zondig mens voort – maar heeft alles te maken met Gods rechtvaardige straf. God heeft alle mensen vanuit de oorsprong, via het hoofd van het menselijk geslacht met de oorspronkelijke gerechtigheid begiftigd. En zo heeft Hij ook nadat Adam gezondigd heeft, allen rechtvaardig van hun gaven beroofd. CalvijnJohannes Calvijn (1509-1564) kennen we als de grote reformator van Genève, die naast zijn magistrale 'Institutie of Onderwijzing in de Christelijke Godsdienst' ook vele waardevolle brieven, preken en bijbelverklaringen schreef. Door zijn bijzonder grote geloofskennis en fijnzinnigheid heeft Calvijn uitzonderlijk veel mogen betekenen voor de kerken van de Reformatie. schrijft in zijn Institutie, boek 2, hoofdstuk 1, paragraaf 7: “De besmetting heeft haar oorzaak niet in de substantie van het vlees of van de ziel, maar omdat het zo door God beschikt was, dat wat Hij de eerste mens geschonken had, deze voor zichzelf en voor zijn nakomelingen zou hebben, echter met de mogelijkheid om het ook weer te verliezen.” Vervolgens is het zo dat de ziel besmet wordt in het lichaam dat door de zonde bedorven is. Dat gebeurt niet door een natuurlijke samenvoeging (zoals wijn die in een azijnvat wordt gedaan), maar door Gods rechtvaardige beschikking. Want zo spoedig de ziel, die vanuit zichzelf zuiver is, verenigd wordt met het lichaam dat in zonde ontvangen is,21) wordt de mens de ongehoorzaamheid van onze eerste ouders als zonde van hemzelf toegerekend. Daarom zegt de apostel dat wij allen in Adam – als de wortel van ons bestaan – gezondigd hebben. Dat wil zeggen: dat we schuldig geworden zijn als degenen die in zijn lendenen waren opgesloten (vgl. Romeinen 5:1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.). Zo wordt ook van Levi gezegd dat hij vóór hij werkelijk leefde, in Abraham al tienden gegeven had.22) Na de toerekening van de ongerechtigheid van Adam volgt naar Gods rechtvaardige beschikking in de ziel ook direct de besmetting of het verderf, en ook de neiging om het kwade te doen. Dat is een straf op de eerste zonde, en zij is ook zelf zonde, zoals de gehoorzaamheid van Christus die ons toegerekend wordt, werkelijk ook ónze gerechtigheid is waardoor wij gerechtvaardigd worden. Maar de wedergeboorte is een vervolg op deze rechtvaardiging. Zo wordt vanaf het allereerste begin de wortel van de zonde en de neiging om te zondigen, in ons overgeplant en zo is ze ons aangeboren.
Niet zoveel wat het wezen betreft, maar anders dan mensen kennen engelen niet een band met een lichaam waaraan ze onderworpen zijn en waardoor ze worden ingesloten. We kunnen ook zeggen dat engelen niet de gestalten zijn van een lichaam, terwijl zielen dat wel altijd zijn.
Allereerst om God te kennen. Vervolgens om Hem op aarde te dienen, zowel geestelijk en inwendig als lichamelijk en uitwendig. En ten slotte om Hem te verheerlijken. En daarop volgt dan de volle en totale gelukzaligheid van de mens in de hemel. Daarom zegt Christus: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt” (Johannes 17:33 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.).