Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisieVorige revisie | |||
institutie:35 [10-07-2025 om 19.44 uur] – Cornelis Bregman | institutie:35 [11-07-2025 om 12.13 uur] (huidige) – Cornelis Bregman | ||
---|---|---|---|
Regel 94: | Regel 94: | ||
==== 12. Maar is het [met die voorbede] dan niet in overeenstemming dat de gestorven heiligen voor ons bidden, omdat ook de mensen die hier op aarde leven toch de plicht hebben om voor elkaar te bidden? (Jakobus 5:16) ==== | ==== 12. Maar is het [met die voorbede] dan niet in overeenstemming dat de gestorven heiligen voor ons bidden, omdat ook de mensen die hier op aarde leven toch de plicht hebben om voor elkaar te bidden? (Jakobus 5:16) ==== | ||
- | Beslist niet! Degenen die hier op aarde leven doen die voorbede op het bevel en onder de belofte((niet sonder toesegginghe)) | + | Beslist niet! Degenen die hier op aarde leven doen die voorbede op het bevel en onder de belofte van de Here, om de liefde onder elkaar te voeden. Maar dat geldt niet meer voor hen die gestorven zijn en de Here onder ons heeft weggenomen; zie Prediker 9:5,6: de doden weten helemaal niets meer. Hij heeft gewild dat zij zonder enige kennis van onze omstandigheden zullen zijn. Sommigen zeggen wel dat zij als door een spiegelbeeld van de Drie-eenheid de dingen van de mensen hier van bovenaf zouden kunnen zien, maar dat is een verzinsel van mensen. |
==== 13. Wat is het ' | ==== 13. Wat is het ' | ||
Regel 102: | Regel 102: | ||
==== 14. Wat is de stof voor het gebed, of: om welke dingen mag men God vragen? ==== | ==== 14. Wat is de stof voor het gebed, of: om welke dingen mag men God vragen? ==== | ||
- | Dat is niet alles wat zich aan ons voordoet, maar wel de dingen die door God beloofd en bevolen zijn, en door Hem ook op een Hem passende wijze gegeven kunnen worden – naar Zijn wil, die Hij ons in Zijn Woord geopenbaard heeft. We moeten dus niet bidden om dingen die geen nut hebben, of die ongeschikt, schadelijk of onrechtmatig zijn; nee, het moet om rechtmatige dingen gaan((*Lucas 1:6 *Lucas 1:13 *Matteüs 20:21)). “En dit is de vrijmoedigheid, | + | Dat is niet alles wat zich aan ons voordoet, maar wel de dingen die door God beloofd en bevolen zijn, en door Hem ook op een Hem passende wijze gegeven kunnen worden – naar zijn wil, die Hij ons in zijn Woord geopenbaard heeft. We moeten dus niet bidden om dingen die geen nut hebben, of die ongeschikt, schadelijk of onrechtmatig zijn; nee, het moet om rechtmatige dingen gaan((*Lucas 1:6 *Lucas 1:13 *Matteüs 20:21)). “En dit is de vrijmoedigheid, |
Men moet om drie dingen bidden: | Men moet om drie dingen bidden: | ||
Regel 110: | Regel 110: | ||
- voor dingen die we nodig hebben in dit leven. | - voor dingen die we nodig hebben in dit leven. | ||
- | Daar tegenover moet men bidden of drie zaken afgewend mogen worden((driederley dingen verbidden)): | + | Daar tegenover moet men bidden of drie zaken afgewend mogen worden: |
- alles wat de eer van God onmogelijk maakt of belemmert; | - alles wat de eer van God onmogelijk maakt of belemmert; | ||
- alles wat tegen de zaligheid strijdt; | - alles wat tegen de zaligheid strijdt; | ||
Regel 119: | Regel 119: | ||
==== 15. Maar hoe moet men om deze dingen bidden om te ontvangen of af te wenden? ==== | ==== 15. Maar hoe moet men om deze dingen bidden om te ontvangen of af te wenden? ==== | ||
- | Om de als eerste en tweede genoemde weldaden te ontvangen – dus de eer van God en onze zaligheid – moet men ronduit((rondelick)) | + | Om de als eerste en tweede genoemde weldaden te ontvangen – dus de eer van God en onze zaligheid – moet men ronduit bidden, eenvoudig en zonder voorwaarden te stellen. Die weldaden worden ons in het Woord immers ook ronduit, eenvoudig en zonder voorwaarden toegezegd en beloofd (Joël 3:5 en Romeinen 10:13). Wij kunnen die toezeggingen niet op een andere manier gebruiken. |
- | Ook om de weldaden die als derde genoemd werden – die wij zowel goed als verkeerd kunnen gebruiken – moeten we bidden. Wat de verkeerde dingen betreft, die overigens wel bevorderlijk kunnen zijn voor onze bezittingen((het goet)), moeten we bidden of we ze niet zullen ontvangen. Het gaat er immers om dat de eer van God niet verminderd en onze zaligheid niet verhinderd wordt. Zo mag men de Heere vragen om vrede, gezondheid, rijkdom, kinderen en andere zaken die dit leven betreffen. We mogen bidden of ziekte en armoede ons niet overkomen, omdat gezondheid en welstand ons beloofd zijn als onze hemelse Vader althans oordeelt dat die gaven nuttig zijn voor onze zaligheid. Augustinus zegt immers: “Wat nodig is voor de zieke, weet de arts beter dan de zieke zelf.” | + | Ook om de weldaden die als derde genoemd werden – die wij zowel goed als verkeerd kunnen gebruiken – moeten we bidden. Wat de verkeerde dingen betreft, die overigens wel bevorderlijk kunnen zijn voor onze bezittingen, |
- | Vervolgens mag men God geen maat of trap voorschrijven, | + | Vervolgens mag men God geen maat of trap voorschrijven, |
==== 16. Maar strijdt een gebed dat onder de voorwaarden van God eer en onze zaligheid wordt gedaan, niet met de woorden van Jakobus in hoofdstuk 1:6, die zegt dat men moet bidden zonder te twijfelen? ==== | ==== 16. Maar strijdt een gebed dat onder de voorwaarden van God eer en onze zaligheid wordt gedaan, niet met de woorden van Jakobus in hoofdstuk 1:6, die zegt dat men moet bidden zonder te twijfelen? ==== | ||
Regel 129: | Regel 129: | ||
Nee, want dit bidden onder een voorwaarde is wat anders dan wanneer men al twijfelende bidt. Dat laatste verbiedt Jakobus, want het is in strijd met het geloof. Een gelovige twijfelt namelijk niet of God zijn gebed zal verhoren, als hij Gods stellige en zekere belofte heeft((*Johannes 16:23)). En als Hij niet geeft waar men Hem om bidt, zal Hij beslist iets geven wat beter is. Daarom zegt Bernardus: “Een van beide zaken mogen we zonder enige schroom verwachten, want óf Hij zal ons geven waar wij Hem om bidden, óf Hij geeft ons wat we nodig hebben en het beste voor ons is.” Dat ligt opgesloten in de naam van de Vader als de algoede, alwijze en almachtige God. | Nee, want dit bidden onder een voorwaarde is wat anders dan wanneer men al twijfelende bidt. Dat laatste verbiedt Jakobus, want het is in strijd met het geloof. Een gelovige twijfelt namelijk niet of God zijn gebed zal verhoren, als hij Gods stellige en zekere belofte heeft((*Johannes 16:23)). En als Hij niet geeft waar men Hem om bidt, zal Hij beslist iets geven wat beter is. Daarom zegt Bernardus: “Een van beide zaken mogen we zonder enige schroom verwachten, want óf Hij zal ons geven waar wij Hem om bidden, óf Hij geeft ons wat we nodig hebben en het beste voor ons is.” Dat ligt opgesloten in de naam van de Vader als de algoede, alwijze en almachtige God. | ||
- | ==== 17. De Heere zegt in Johannes 16:23: “Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam zal Hij u geven” (HSV). Mag men dan echt álle dingen van God vragen en verwachten? ==== | + | ==== 17. De Here zegt in Johannes 16:23: “Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam zal Hij u geven” (HSV). Mag men dan echt álle dingen van God vragen en verwachten? ==== |
- | Nee, maar men moet dit algemeen gesproken woord in deze tekst tot een bepaalde categorie inperken, namelijk: alles wat zalig voor u is, en dan niet naar uw mening en goeddunken, maar naar het oordeel van mijn [hemelse] Vader, zoals daar ook in Johannes 5:14 over gesproken wordt. Kort gezegd staat hier: Als wij iets bidden naar Zijn wil, verhoort Hij ons. | + | Nee, maar men moet dit algemeen gesproken woord in deze tekst tot een bepaalde categorie inperken, namelijk: alles wat zalig voor u is, en dan niet naar uw mening en goeddunken, maar naar het oordeel van mijn [hemelse] Vader, zoals daar ook in Johannes 5:14 over gesproken wordt. Kort gezegd staat hier: Als wij iets bidden naar zijn wil, verhoort Hij ons. |
==== 18. Voor wie moeten wij bidden? ==== | ==== 18. Voor wie moeten wij bidden? ==== | ||
Regel 150: | Regel 150: | ||
Het is ook mogelijk dat wij hen gekwetst of ook geslagen hebben; dan moeten we bidden om vergeving en het verschil van mening uit de wereld helpen. | Het is ook mogelijk dat wij hen gekwetst of ook geslagen hebben; dan moeten we bidden om vergeving en het verschil van mening uit de wereld helpen. | ||
- | Maar als we ons daaraan niet schuldig gemaakt hebben, moeten we bidden of ze van vijanden tot vrienden mogen worden, of dat we beschermd mogen worden tegen hun razernij((verwoedtheydt)). | + | Maar als we ons daaraan niet schuldig gemaakt hebben, moeten we bidden of ze van vijanden tot vrienden mogen worden, of we beschermd mogen worden tegen hun razernij. |
Als ze zowel een vijand zijn van iets wat rechtvaardig is én van ons als persoon, moeten we naar het voorbeeld van Christus bidden voor hen die vatbaar zijn voor bekering, en God vragen om straf voor degenen die zich niet willen bekeren. | Als ze zowel een vijand zijn van iets wat rechtvaardig is én van ons als persoon, moeten we naar het voorbeeld van Christus bidden voor hen die vatbaar zijn voor bekering, en God vragen om straf voor degenen die zich niet willen bekeren. | ||
Regel 158: | Regel 158: | ||
Voor degenen die gestorven zijn. [Daarvoor zijn twee redenen]: | Voor degenen die gestorven zijn. [Daarvoor zijn twee redenen]: | ||
- | - Alles wat niet uit geloof is, is zonde (Romeinen 14:23). Voor het bidden voor de doden hebben we in de canonieke Bijbelboeken geen opdracht en ook geen voorbeeld; daarom kan het niet uit het geloof plaatsvinden. Van Juda de Makkabeeër wordt verteld dat hij een zondoffer naar Jeruzalem bracht voor de gedode Joden die de schatten ter wijding van de afgoden in Jamnia geroofd en verborgen hadden (2 Makkabeeën 12:40). Dit is echter geen canoniek maar een apocrief verhaal met een dubieuze bron als oorsprong((van verdachte Waerheydt)). De auteur vraagt aan het einde van het boek om permissie, wat beslist niet past in een geschrift dat door God is ingegeven((*1 Timoteüs 3:16)). De schrijvers van dit boek werden dan ook niet gedreven door de Heilige Geest((*1 Petrus 1:21)). Een dergelijk offer is ook nergens door God bevolen; ja het gebeurt hier tegen de Wet in, die nadrukkelijk verbiedt om offers te brengen voor hen die zich door vervloekingen verontreinigd hebben. | + | - Alles wat niet uit geloof is, is zonde (Romeinen 14:23). Voor het bidden voor de doden hebben we in de canonieke Bijbelboeken geen opdracht en ook geen voorbeeld; daarom kan het niet uit het geloof plaatsvinden. Van Juda de Makkabeeër wordt verteld dat hij een zondoffer naar Jeruzalem bracht voor de gedode Joden die de schatten ter wijding van de afgoden in Jamnia geroofd en verborgen hadden (2 Makkabeeën 12:40). Dit is echter geen canoniek maar een apocrief verhaal met een dubieuze bron als oorsprong. De auteur vraagt aan het einde van het boek om permissie, wat beslist niet past in een geschrift dat door God is ingegeven((*1 Timoteüs 3:16)). De schrijvers van dit boek werden dan ook niet gedreven door de Heilige Geest((*1 Petrus 1:21)). Een dergelijk offer is ook nergens door God bevolen; ja, het gebeurt hier tegen de Wet in, die nadrukkelijk verbiedt om offers te brengen voor hen die zich door vervloekingen verontreinigd hebben. |
- Dergelijke gebeden hebben ook geen nut, want degenen die sterven, verlaten ons óf in het geloof en dan zijn ze zalig, óf zonder geloof en dan zijn ze verdoemd((*Johannes 3:18 *Johannes 3:36)), zodat ze niet meer geholpen kunnen worden. | - Dergelijke gebeden hebben ook geen nut, want degenen die sterven, verlaten ons óf in het geloof en dan zijn ze zalig, óf zonder geloof en dan zijn ze verdoemd((*Johannes 3:18 *Johannes 3:36)), zodat ze niet meer geholpen kunnen worden. | ||
Regel 164: | Regel 164: | ||
- dat ze daarmee niet doorgaan, maar daarin worden belet, verhinderd en tegengehouden((*1 Samuël 15:32 *Handelingen 4:29)); | - dat ze daarmee niet doorgaan, maar daarin worden belet, verhinderd en tegengehouden((*1 Samuël 15:32 *Handelingen 4:29)); | ||
- | - dat ze geheel en al worden verdelgd als ze ongeneeslijk zijn in het kwade en doorgaan in hun duivelse razernij om tegen God, Zijn kerk en de waarheid te strijden. Dat is dan geen daad om eigen wraakzucht te bevredigen, maar een uiting van vurige liefde((yver)) | + | - dat ze geheel en al worden verdelgd als ze ongeneeslijk zijn in het kwade en doorgaan in hun duivelse razernij om tegen God, zijn kerk en de waarheid te strijden. Dat is dan geen daad om eigen wraakzucht te bevredigen, maar een uiting van vurige liefde tot God. Zo was het bij David((*Psalm 5:11 *Psalm 59:6 *Psalm 59:13-14 *Psalm 140:2 *Psalm 140: |
==== 21. Wat is de juiste vorm van het gebed? ==== | ==== 21. Wat is de juiste vorm van het gebed? ==== | ||
- | Er zijn vele gebedsvormen en veel manieren om te bidden, zoals de psalmen van David en andere heiligen uit vroeger en later tijd die door de Geest van Christus op een goede wijze zijn weergegeven tot nut van anderen. Toch moet men het gebedsformulier dat de Here in Zijn onmetelijke goedheid ons heeft voorgeschreven, | + | Er zijn vele gebedsvormen en veel manieren om te bidden, zoals de psalmen van David en andere heiligen uit vroeger en later tijd die door de Geest van Christus op een goede wijze zijn weergegeven tot nut van anderen. Toch moet men het gebedsformulier dat de Here in zijn onmetelijke goedheid ons heeft voorgeschreven, |
- | We worden echter niet gebonden aan de woorden van dit formuliergebed of deze korte samenvatting van wat we mogen bidden. Maar het is ons ook niet toegestaan om andere stof voor onze gebeden aan te dragen. Nee, alle gebeden van de gelovigen moeten – wat de bedoeling ervan betreft – met dit volmaakte, zuivere en concrete((uyterlicke)) | + | We worden echter niet gebonden aan de woorden van dit formuliergebed of deze korte samenvatting van wat we mogen bidden. Maar het is ons ook niet toegestaan om andere stof voor onze gebeden aan te dragen. Nee, alle gebeden van de gelovigen moeten – wat de bedoeling ervan betreft – met dit volmaakte, zuivere en concrete voorschrift in overeenstemming zijn. Wie hierin verder gaan, voegen van het hunne nog iets toe aan Gods wijsheid. Daarmee doen zij zijn wil smaadheid aan, en ze krijgen ook niet waar ze om vragen, omdat ze zonder geloof bidden. |
==== 22. Wat zijn de vereisten voor het gebed? ==== | ==== 22. Wat zijn de vereisten voor het gebed? ==== | ||
Regel 178: | Regel 178: | ||
Welke zijn inwendig? | Welke zijn inwendig? | ||
- | - Een oprecht hart((wel gestelt gemoedt)). De bidder moet komen met een hart dat zich heeft vrijgemaakt van alle gevoelens van vrees en zorg en van vleselijke gedachten die alle kanten op schieten. Daardoor kan hij immers in zijn gedachten heen en weer vliegen, of hij wordt vanuit de hemel als het ware weer op de aarde neergedrukt. Hij moet ook komen met een vroom eerbiedig gestemd hart((met een bequame aendacht en eerbiedigheydt)) | + | - Een oprecht hart. De bidder moet komen met een hart dat zich heeft vrijgemaakt van alle gevoelens van vrees en zorg en van vleselijke gedachten die alle kanten op schieten. Daardoor kan hij immers in zijn gedachten heen en weer vliegen, of hij wordt vanuit de hemel als het ware weer op de aarde neergedrukt. Hij moet ook komen met een vroom eerbiedig gestemd hart tegenover de majesteit van God, met wie hij gaat spreken.((*Daniël 9:3-5 *Matteüs 14:23)) |
- Een oprecht en ongeveinsd of ook wel een rein hart((*1 Timoteüs 2:2)). De bidder moet alle hoogmoedige eigenwaan van waardigheid en verdienste achter zich laten. Hij moet beseffen dat hij vol armoede en gebrek is, en dat niet op een schijnheilige manier, maar metterdaad en oprecht. Jakob is hier een voorbeeld: “Ik ben te gering voor al de gunstbewijzen” (Genesis 32:10). En ook Daniël: “Niet op grond van onze gerechtigheden storten wij onze smeekbeden voor U uit, maar op grond van uw grote barmhartigheden” (Daniël 9:18). Ook David kan genoemd worden((*Psalm 143:2 *Jesaja 64:5)), en de tollenaar((*Lucas 18:13)). | - Een oprecht en ongeveinsd of ook wel een rein hart((*1 Timoteüs 2:2)). De bidder moet alle hoogmoedige eigenwaan van waardigheid en verdienste achter zich laten. Hij moet beseffen dat hij vol armoede en gebrek is, en dat niet op een schijnheilige manier, maar metterdaad en oprecht. Jakob is hier een voorbeeld: “Ik ben te gering voor al de gunstbewijzen” (Genesis 32:10). En ook Daniël: “Niet op grond van onze gerechtigheden storten wij onze smeekbeden voor U uit, maar op grond van uw grote barmhartigheden” (Daniël 9:18). Ook David kan genoemd worden((*Psalm 143:2 *Jesaja 64:5)), en de tollenaar((*Lucas 18:13)). | ||
- Een mishagen van zichzelf en verootmoediging. In die gesteldheid werpt de bidder zich neer voor God met een ootmoedig en oprecht belijden van zijn zonden, terwijl hij Hem smeekt om vergeving.((*Daniël 9:5 *Psalm 51:6)) | - Een mishagen van zichzelf en verootmoediging. In die gesteldheid werpt de bidder zich neer voor God met een ootmoedig en oprecht belijden van zijn zonden, terwijl hij Hem smeekt om vergeving.((*Daniël 9:5 *Psalm 51:6)) | ||
- Oprechte boetvaardigheid en een godzalig voornemen om het goede te doen. “Ik was mijn handen in onschuld, en maak de omgang om uw altaar, o HERE” (Psalm 26:6). Want God verhoort de zondaars niet((*Johannes 9:31 *Psalm 109:7)). “Wanneer gij uw handen uitbreidt, verberg Ik mijn ogen voor u; zelfs wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, | - Oprechte boetvaardigheid en een godzalig voornemen om het goede te doen. “Ik was mijn handen in onschuld, en maak de omgang om uw altaar, o HERE” (Psalm 26:6). Want God verhoort de zondaars niet((*Johannes 9:31 *Psalm 109:7)). “Wanneer gij uw handen uitbreidt, verberg Ik mijn ogen voor u; zelfs wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, | ||
- | - Een vast vertrouwen op de barmhartigheid en de genade van God om Christus’ wil, en een stellige hoop op verhoring dat God graag en mild en vol genade hen wil bijstaan die Hem aanroepen om geholpen te worden. De belofte luidt: “En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen” (Matteüs 21: | + | - Een vast vertrouwen op de barmhartigheid en de genade van God om Christus’ wil, en een stellige hoop op verhoring dat God graag en mild en vol genade hen wil bijstaan die Hem aanroepen om geholpen te worden. De belofte luidt: “En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen” (Matteüs 21: |
- Het verstand, want zonder het verstand van de dingen en woorden is het gebed niet minder huichelachtig en vruchteloos((*1 Korintiërs 14:15-16)) dan het is als we bidden zonder ons gevoel, zonder hart en zonder liefde. | - Het verstand, want zonder het verstand van de dingen en woorden is het gebed niet minder huichelachtig en vruchteloos((*1 Korintiërs 14:15-16)) dan het is als we bidden zonder ons gevoel, zonder hart en zonder liefde. | ||
- | - Broederlijke saamhorigheid en eensgezindheid, | + | - Broederlijke saamhorigheid en eensgezindheid, |
- | - Volharding. We mogen in ons bidden niet slap of lauw worden door verdrukkingen of verlammende vrees((quade vertsagen)), zoals voorkomt bij mensen die de moed verloren hebben.((*Lucas 11:9 *Lucas 18:1 *Lucas 21:36 *Romeinen 12:12 *Efeziërs 5:18-19 *1 Tessalonicenzen 3:10 *1 Tessalonicenzen 5:17 *Handelingen 6:4 *Handelingen 10:3-4)) “Als het vertoeft, verbeid het, want komen zal het gewis; uitblijven zal het niet” (Habakuk 2:3). | + | - Volharding. We mogen in ons bidden niet slap of lauw worden door verdrukkingen of verlammende vrees, zoals voorkomt bij mensen die de moed verloren hebben.((*Lucas 11:9 *Lucas 18:1 *Lucas 21:36 *Romeinen 12:12 *Efeziërs 5:18-19 *1 Tessalonicenzen 3:10 *1 Tessalonicenzen 5:17 *Handelingen 6:4 *Handelingen 10:3-4)) “Als het vertoeft, verbeid het, want komen zal het gewis; uitblijven zal het niet” (Habakuk 2:3). |
- | De genoemde voorwaarden worden in het gebed echter niet in absolute zin geëist((nochtans soo straf […] niet)). God verdraagt in Zijn godzalige kinderen immers nog veel zwakheden en vergeeft hun die als zij daarover bedroefd zijn, zichzelf daarvoor onder handen nemen((haer selfs tuchtigen)), tot Hem hun toevlucht nemen en in ieder geval streven naar het doel, al kunnen ze dat nog niet direct bereiken. Dit wordt bewezen door het voorbeeld van David. “Wend uw blik van mij af, opdat ik mij wederom verblijde, eer dat ik heenga en niet meer ben” (Psalm 39:14), en: “Hoelang brandt (uw toorn) tegen het gebed van uw volk?” (Psalm 80:5). En ook door het voorbeeld van Jeremia: “Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep, versmaadt Hij mijn gebed” (Klaagliederen 3:8). | + | De genoemde voorwaarden worden in het gebed echter niet in absolute zin geëist. God verdraagt in zijn godzalige kinderen immers nog veel zwakheden en vergeeft hun die als zij daarover bedroefd zijn, zichzelf daarvoor onder handen nemen, tot Hem hun toevlucht nemen en in ieder geval streven naar het doel, al kunnen ze dat nog niet direct bereiken. Dit wordt bewezen door het voorbeeld van David. “Wend uw blik van mij af, opdat ik mij wederom verblijde, eer dat ik heenga en niet meer ben” (Psalm 39:14), en: “Hoelang brandt (uw toorn) tegen het gebed van uw volk?” (Psalm 80:5). En ook door het voorbeeld van Jeremia: “Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep, versmaadt Hij mijn gebed” (Klaagliederen 3:8). |
==== 23. Wat zijn de bepalingen die in uitwendige zin voor het gebed gelden? ==== | ==== 23. Wat zijn de bepalingen die in uitwendige zin voor het gebed gelden? ==== | ||
Regel 193: | Regel 193: | ||
Dat zijn er vijf: de tijd, de plaats, de manier, de woorden die men gebruikt en het vasten. | Dat zijn er vijf: de tijd, de plaats, de manier, de woorden die men gebruikt en het vasten. | ||
- | //Wanneer moet men bidden?// \\ “En bidt daarbij met aanhoudend bidden” (Efeziërs 6:18). “Nacht en dag bidden wij vurig” (1 Tessalonicenzen 3:10). Zie ook Psalm 119:62. Onze armoede en ons gebrek zijn immers zo groot, we zondigen zo dikwijls, we worden door zoveel benauwdheden terneergedrukt, | + | //Wanneer moet men bidden?// \\ “En bidt daarbij met aanhoudend bidden” (Efeziërs 6:18). “Nacht en dag bidden wij vurig” (1 Tessalonicenzen 3:10). Zie ook Psalm 119:62. Onze armoede en ons gebrek zijn immers zo groot, we zondigen zo dikwijls, we worden door zoveel benauwdheden terneergedrukt, |
- | Maar in de tijd van het Nieuwe Testament is ons geen bepaalde tijd voorgeschreven. De tijd voor het gebed moet men gebruiken als de gelegenheid zich voordoet en als er redenen voor zijn. Maar om onze zwakheid wat tegemoet te komen en onze traagheid hierin wat tegen te gaan, is het nodig dat ieder van ons hiervoor toch naar gewoonte bepaalde tijden afzondert om te bidden. Ik noem: ’s morgens bij het opstaan, als we aan het werk gaan, als we gaan eten, als we door de zegen van de Heere verzadigd zijn na de maaltijd, en als we gaan slapen. Maar laten deze gebedsmomenten toch niet vanuit bijgeloof plaatsvinden! | + | Maar in de tijd van het Nieuwe Testament is ons geen bepaalde tijd voorgeschreven. De tijd voor het gebed moet men gebruiken als de gelegenheid zich voordoet en als er redenen voor zijn. Maar om onze zwakheid wat tegemoet te komen en onze traagheid hierin wat tegen te gaan, is het nodig dat ieder van ons hiervoor toch naar gewoonte bepaalde tijden afzondert om te bidden. Ik noem: ’s morgens bij het opstaan, als we aan het werk gaan, als we gaan eten, als we door de zegen van de Here verzadigd zijn na de maaltijd, en als we gaan slapen. Maar laten deze gebedsmomenten toch niet vanuit bijgeloof plaatsvinden! |
- | Maar we moeten tot de Heere vooral bidden en Hem danken elke keer als ons of onze broeders iets goeds of iets kwaads overkomt.((*Exodus 15:1 *Psalm 50:15)) En het is ook goed en gepast dat in elke gemeente een zekere tijd bestemd wordt om de openbare gebeden uit te spreken, waarbij men de omstandigheden van ieder in het oog heeft en alles stichtelijk en ordelijk in de gemeente toegaat; zie 1 Korintiërs 14:40. | + | Maar we moeten tot de Here vooral bidden en Hem danken elke keer als ons of onze broeders iets goeds of iets kwaads overkomt.((*Exodus 15:1 *Psalm 50:15)) En het is ook goed en gepast dat in elke gemeente een zekere tijd bestemd wordt om de openbare gebeden uit te spreken, waarbij men de omstandigheden van ieder in het oog heeft en alles stichtelijk en ordelijk in de gemeente toegaat; zie 1 Korintiërs 14:40. |
==== 24. Waar moet men bidden? ==== | ==== 24. Waar moet men bidden? ==== | ||
- | God had eertijds voor Zijn volk een bepaalde plaats afgezonderd, | + | God had eertijds voor zijn volk een bepaalde plaats afgezonderd, |
Niet de plaats, maar veel meer de godsvrucht van hem die bidt, maakt het gebed tot een heilige bezigheid. Maar toch prijst Christus een openbare gelegenheid die bestemd is voor de algemene gebeden en heilige samenkomsten, | Niet de plaats, maar veel meer de godsvrucht van hem die bidt, maakt het gebed tot een heilige bezigheid. Maar toch prijst Christus een openbare gelegenheid die bestemd is voor de algemene gebeden en heilige samenkomsten, | ||
- | Ook de kerkvaders((Outvaders)) | + | Ook de kerkvaders hebben de kerkgebouwen vanwege het wettig gebruik ervan “bedehuizen” genoemd. Ondertussen moeten we er wel voor waken om de kerkgebouwen in eigenlijke zin als Gods huis of woonplaats te gaan zien, waarin Hij ons op een betere manier kan verhoren. We moeten aan die gebouwen ook niet een of ander ik weet niet wat voor verborgen heilig kenmerk toeschrijven, |
==== 25. Maar wat betekent het dan dat de Here in Matteüs 6:6 zegt: “Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, | ==== 25. Maar wat betekent het dan dat de Here in Matteüs 6:6 zegt: “Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, | ||
- | Jezus keurt de openbare gebeden die in kerkelijke bijeenkomsten gedaan worden, niet eenvoudigweg af, maar met behulp van een Hebreeuwse manier van spreken en het beeld van het gaan in de binnenkamer((secreetkamer)) | + | Jezus keurt de openbare gebeden die in kerkelijke bijeenkomsten gedaan worden, niet eenvoudigweg af, maar met behulp van een Hebreeuwse manier van spreken en het beeld van het gaan in de binnenkamer bestraft Hij de schandelijke praktijk van de huichelaars. Ze zochten namelijk ijdele eer in de gebeden, als ze op hoeken van alle straten, op de drie- en viersprongen en de kruispunten aan het bidden waren. Daar waren gewoonlijk plaatsen waar de mensen elkaar ontmoetten. Ze waren eropuit om door de menigte gezien te worden en baden liever niet op stille plaatsen waar ze alleen waren. |
Christus leert door deze manier van spreken dat de gebeden moeten plaatsvinden zonder veinzerij en huichelarij, | Christus leert door deze manier van spreken dat de gebeden moeten plaatsvinden zonder veinzerij en huichelarij, | ||
Regel 215: | Regel 215: | ||
==== 26. Op welke manier moeten we bidden? ==== | ==== 26. Op welke manier moeten we bidden? ==== | ||
- | - Op verschillende plaatsen in de Schrift blijkt dat de manier van bidden ons niet wordt voorgeschreven, | + | - Op verschillende plaatsen in de Schrift blijkt dat de manier van bidden ons niet wordt voorgeschreven, |
- Mozes heft zijn handen op, gericht naar de hemel, en Paulus zegt in 1 Timoteüs 2:8 dat men reine handen tot God moet opheffen, net zoals kinderen hun handen naar hun ouders uitsteken als ze wat willen hebben of als ze ergens nederig om vragen. Deze handeling van het opheffen van de handen leert ons dat we – als we door God verhoord willen worden – onze gedachten opwaarts moeten heffen, zodat ze niet in het aardse stof blijven steken. Zo spreekt David het uit in Psalm 25:1: “Tot U, HERE, hef ik mijn ziel op.” | - Mozes heft zijn handen op, gericht naar de hemel, en Paulus zegt in 1 Timoteüs 2:8 dat men reine handen tot God moet opheffen, net zoals kinderen hun handen naar hun ouders uitsteken als ze wat willen hebben of als ze ergens nederig om vragen. Deze handeling van het opheffen van de handen leert ons dat we – als we door God verhoord willen worden – onze gedachten opwaarts moeten heffen, zodat ze niet in het aardse stof blijven steken. Zo spreekt David het uit in Psalm 25:1: “Tot U, HERE, hef ik mijn ziel op.” | ||
- | - Jezus heeft gebeden terwijl Hij Zijn ogen ophief naar de hemel.((*Johannes 11:41)) Ook dit is een teken dat men zijn hart tot God opheft, in vertrouwen dat men verhoord zal worden. Daartegenover is het neerslaan van de ogen een teken van grote nederigheid en ootmoed van hart.((*Lucas 18:13)) | + | - Jezus heeft gebeden terwijl Hij zijn ogen ophief naar de hemel.((*Johannes 11:41)) Ook dit is een teken dat men zijn hart tot God opheft, in vertrouwen dat men verhoord zal worden. Daartegenover is het neerslaan van de ogen een teken van grote nederigheid en ootmoed van hart.((*Lucas 18:13)) |
- Paulus geeft opdracht dat de man met ontbloot hoofd moet bidden om daarmee des te meer eerbied tegenover God aan te geven. Maar de vrouw moet met een gedekt hoofd bidden om haar gehoorzaamheid, | - Paulus geeft opdracht dat de man met ontbloot hoofd moet bidden om daarmee des te meer eerbied tegenover God aan te geven. Maar de vrouw moet met een gedekt hoofd bidden om haar gehoorzaamheid, | ||
- Als we onze gebeden doen, is het ook passend dat de stem op een eerbare manier gebruikt wordt zowel in spreken als zingen, en vooral: dat het met het hart gebeurt. Dat geldt als we privé bidden en ook in kerkelijke vergaderingen. “Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand” (1 Korintiërs 14:15). “En spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte” (Efeziërs 5:19, vgl. Kolossenzen 3:16). | - Als we onze gebeden doen, is het ook passend dat de stem op een eerbare manier gebruikt wordt zowel in spreken als zingen, en vooral: dat het met het hart gebeurt. Dat geldt als we privé bidden en ook in kerkelijke vergaderingen. “Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand” (1 Korintiërs 14:15). “En spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte” (Efeziërs 5:19, vgl. Kolossenzen 3:16). | ||
- | Zo heeft Christus na het door Hem ingestelde Avondmaal met Zijn discipelen een lofzang gezongen((*Matteüs 26:30)). En Plinius de Tweede schrijft in een van zijn brieven aan keizer Trajanus dat de christenen gewoon waren om bij het aanbreken van de dag ter ere van hun Christus lofzangen te zingen. Men moet er echter goed op letten dat de zang niet zozeer gericht is op de liefelijkheid van het zingen alleen of op het harmonieus klinken in de oren. De oren mogen immers niet scherper luisteren naar het liefelijke zingen dan het hart gespitst is op het geestelijk verstaan van de woorden. Het mag niet zo zijn dat er aan het zingen enige verdienste toegeschreven wordt of dat het het belangrijkste deel van de eredienst((den Dienst Godts)) | + | Zo heeft Christus na het door Hem ingestelde Avondmaal met zijn discipelen een lofzang gezongen((*Matteüs 26:30)). En Plinius de Tweede schrijft in een van zijn brieven aan keizer Trajanus dat de christenen gewoon waren om bij het aanbreken van de dag ter ere van hun Christus lofzangen te zingen. Men moet er echter goed op letten dat de zang niet zozeer gericht is op de liefelijkheid van het zingen alleen of op het harmonieus klinken in de oren. De oren mogen immers niet scherper luisteren naar het liefelijke zingen dan het hart gespitst is op het geestelijk verstaan van de woorden. Het mag niet zo zijn dat er aan het zingen enige verdienste toegeschreven wordt of dat het het belangrijkste deel van de eredienst uitmaakt. Het is immers zo: //’t Gebed, en niet de stem,// \\ //het hart, en niet de toon;// \\ //die lieft// ((liefheeft))//, |
+ | |||
==== 27. Hoe moeten de woorden van het gebed luiden? ==== | ==== 27. Hoe moeten de woorden van het gebed luiden? ==== | ||
Regel 240: | Regel 240: | ||
- Het uitstorten van ons hart voor God. | - Het uitstorten van ons hart voor God. | ||
- De voorbereiding tot een gestalte van dankbaarheid. | - De voorbereiding tot een gestalte van dankbaarheid. | ||
- | - Het overdenken((overlegginghe)) | + | - Het overdenken van Gods goedertierenheid. |
- Het ervaren van Gods voorzienigheid en goedheid. | - Het ervaren van Gods voorzienigheid en goedheid. | ||
- De verhoring, waardoor we de geestelijke en materiële gaven ontvangen waar we God om gebeden hebben. Ja, we hebben méér ontvangen dan we bidden of beseffen kunnen((*Efeziërs 3:20)), namelijk de zaligheid zelf.((*Romeinen 10:13)) | - De verhoring, waardoor we de geestelijke en materiële gaven ontvangen waar we God om gebeden hebben. Ja, we hebben méér ontvangen dan we bidden of beseffen kunnen((*Efeziërs 3:20)), namelijk de zaligheid zelf.((*Romeinen 10:13)) | ||
- Een godvrezend gemoed of ook wel de vrede van God die alle verstand te boven gaat. “Laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus” (Filippenzen 4:6-7). | - Een godvrezend gemoed of ook wel de vrede van God die alle verstand te boven gaat. “Laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus” (Filippenzen 4:6-7). | ||
- De heiliging van alle goede gaven, zoals eten, drinken en andere dingen die voor dit leven nodig zijn, en het wettig gebruik daarvan, met daaraan verbonden de dankzegging aan God. “[Alles wat God geschapen heeft] wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed” (1 Timoteüs 4:5). | - De heiliging van alle goede gaven, zoals eten, drinken en andere dingen die voor dit leven nodig zijn, en het wettig gebruik daarvan, met daaraan verbonden de dankzegging aan God. “[Alles wat God geschapen heeft] wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed” (1 Timoteüs 4:5). | ||
- | | + | |
==== 31. Van wie verhoort God de gebeden? ==== | ==== 31. Van wie verhoort God de gebeden? ==== | ||
Regel 255: | Regel 255: | ||
==== 32. God verhoort niet altijd en degenen die bidden, krijgen dikwijls niet waar ze om vragen. Mag men daarom zeggen dat het gebed tevergeefs is? ==== | ==== 32. God verhoort niet altijd en degenen die bidden, krijgen dikwijls niet waar ze om vragen. Mag men daarom zeggen dat het gebed tevergeefs is? ==== | ||
- | Zeer beslist niet! God weigert ons soms te geven waar we om bidden, niet omdat Hij ons gebed versmaadt, maar omdat de dingen waar we om vragen voor ons niet nuttig zijn. Denk aan wat Jakobus zegt: “Gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen (Jakobus 4:3). Daarom zegt Augustinus: “God verhoort ons dikwijls niet naar wat wij willen, opdat Hij ons verhoort tot zaligheid.” Ook zegt hij: “Als God iets niet geeft op dat gewenste tijdstip, beproeft Hij degene die bidt, maar Hij versmaadt hem niet.” God stelt soms het geven uit van de dingen die Hij wil geven. Dat doet Hij: | + | Zeer beslist niet! God weigert ons soms te geven waar we om bidden, niet omdat Hij ons gebed versmaadt, maar omdat de dingen waar we om vragen voor ons niet nuttig zijn. Denk aan wat Jakobus zegt: “Gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen" |
- om Zijn kinderen te beproeven; | - om Zijn kinderen te beproeven; | ||
- om hun geloof meer en meer aan te wakkeren; | - om hun geloof meer en meer aan te wakkeren; | ||
- | - om Zijn gaven des te aantrekkelijker te maken; | + | - om zijn gaven des te aantrekkelijker te maken; |
- om iets wat al heel gauw gegeven is, niet gering te schatten; | - om iets wat al heel gauw gegeven is, niet gering te schatten; | ||
- | - om Zijn gaven in de vreze des Heren te bewaren; | + | - om zijn gaven in de vreze des Heren te bewaren; |
- om des te vuriger tot Hem te bidden, als het er op lijkt dat Hij ons niet verhoort, terwijl Hij dat later wel doet. | - om des te vuriger tot Hem te bidden, als het er op lijkt dat Hij ons niet verhoort, terwijl Hij dat later wel doet. | ||
- | Maar bovendien moet gezegd worden dat God ons op twee manieren verhoort: wat het inwendige en wat het uitwendige leven betreft. Want de ene keer helpt Hij ons openlijk zodat ieder het ziet, zoals Hij de drie jonge mannen verhoord heeft((*Daniël 3:17)) en Daniël zelf((*Daniël 6:22 *Jesaja 37:36)). Een andere keer staat Hij ons bij door de kracht van Zijn Heilige Geest, zodat we niet overwonnen worden door het kwade en niet bezwijken. Zo heeft Hij Stefanus verhoord((*Handelingen 7:55)) en in alle tijden ontelbaar veel martelaars. En toen Paulus klaagde dat hij driemaal tot God gebeden had [zonder verhoring], werd hem geantwoord: “Mijn genade is u genoeg” (*2 Korintiërs 12:9). Daarom mag men deze regel vaststellen dat het een genade van God is, als Hij degene die Hem godvruchtig om iets bidt, niet direct verhoort. De Heere geeft hun immers iets wat beter voor hen is, namelijk de kracht van de Geest, zodat de dingen die hen kwellen hun juist ten goede komen. Daarom moet men de verhoring van de gebeden niet afmeten naar ons gevoelen, maar naar het geloof. | + | Maar bovendien moet gezegd worden dat God ons op twee manieren verhoort: wat het inwendige en wat het uitwendige leven betreft. Want de ene keer helpt Hij ons openlijk zodat ieder het ziet, zoals Hij de drie jonge mannen verhoord heeft((*Daniël 3:17)) en Daniël zelf((*Daniël 6:22 *Jesaja 37:36)). Een andere keer staat Hij ons bij door de kracht van zijn Heilige Geest, zodat we niet overwonnen worden door het kwade en niet bezwijken. Zo heeft Hij Stefanus verhoord((*Handelingen 7:55)) en in alle tijden ontelbaar veel martelaars. En toen Paulus klaagde dat hij driemaal tot God gebeden had [zonder verhoring], werd hem geantwoord: “Mijn genade is u genoeg” (*2 Korintiërs 12:9). Daarom mag men deze regel vaststellen dat het een genade van God is, als Hij degene die Hem godvruchtig om iets bidt, niet direct verhoort. De Here geeft hun immers iets wat beter voor hen is, namelijk de kracht van de Geest, zodat de dingen die hen kwellen hun juist ten goede komen. Daarom moet men de verhoring van de gebeden niet afmeten naar ons gevoelen, maar naar het geloof. |
==== 33. Welke dingen zijn in strijd met het gebed? ==== | ==== 33. Welke dingen zijn in strijd met het gebed? ==== | ||
- De farizese mening dat het gebed verdienstelijk zou zijn. | - De farizese mening dat het gebed verdienstelijk zou zijn. | ||
- | - Verschillende factoren die een verhindering zijn voor het gebed, zoals wantrouwen [tegenover God], twijfel, wankelmoedigheid((*Jakobus 1:6-8)), agressie((wreetheydt)) | + | - Verschillende factoren die een verhindering zijn voor het gebed, zoals wantrouwen [tegenover God], twijfel, wankelmoedigheid((*Jakobus 1:6-8)), agressie en hoogmoed((*Jesaja 1:15)). Ook ruzie, haat en nijd zijn niet te verenigen met het gebed((*1 Petrus 3:7)). Dat geldt ook voor gulzigheid, dronkenschap((*1 Korintiërs 7:5)) en slechte begeerten((*Jakobus 4:3)). Ook de weigering zich te bekeren is een verhindering – naar het woord “Wij weten, dat God naar zondaars niet hoort” in Johannes 9:31 – evenals eergierigheid en ijdelheidsvertoon((*Matteüs 6:5 *Matteüs 23:14)). Daarnaast moeten geveinsdheid genoemd worden, een omhaal van woorden en de vele herhalingen van dezelfde gebedjes (Matteüs 6:7). Daar gaat het brevieren van de roomsen mank aan, met hun getijdeboeken (zoals ze die noemen) en hun paternosters. |
- De gebeden van de huichelaars die helemaal geen last hebben van hun zonden. Hun gebeden lopen over van woorden die alleen maar herhalingen zijn uit de formuliergebeden. Zo bidden ze alsof ze God tol betalen. Of ze grauwen hun gebeden maar wat uit, zonder over de woorden na te denken; en zo mompelen ze maar wat zonder enig gevoel. Maar ook de gebeden van hen die het geloof en de hoop om tot God te bidden eigenlijk maar onzin vinden, is een belemmering! | - De gebeden van de huichelaars die helemaal geen last hebben van hun zonden. Hun gebeden lopen over van woorden die alleen maar herhalingen zijn uit de formuliergebeden. Zo bidden ze alsof ze God tol betalen. Of ze grauwen hun gebeden maar wat uit, zonder over de woorden na te denken; en zo mompelen ze maar wat zonder enig gevoel. Maar ook de gebeden van hen die het geloof en de hoop om tot God te bidden eigenlijk maar onzin vinden, is een belemmering! | ||
- De dwaling van het aanroepen en de voorbede van de heiligen; en verder ook gebeden voor hen die gestorven zijn, evenals gebeden in een vreemde taal, waarbij men woorden in het gebed gebruikt die men niet begrijpt (1 Korintiërs 14:15). | - De dwaling van het aanroepen en de voorbede van de heiligen; en verder ook gebeden voor hen die gestorven zijn, evenals gebeden in een vreemde taal, waarbij men woorden in het gebed gebruikt die men niet begrijpt (1 Korintiërs 14:15). | ||
- | - Het knielen voor afgodische beelden, en de verkeerde gedachte dat er verdienste schuilt in het aantal gebeden; met daarnaast het grote bijgeloof((superstitie ofte overgelooffheydt)) | + | - Het knielen voor afgodische beelden, en de verkeerde gedachte dat er verdienste schuilt in het aantal gebeden; met daarnaast het grote bijgeloof van hen die menen dat de gebeden die men op een bepaalde plaats – bijvoorbeeld in een of ander kapelletje – of op een zekere tijd uitspreekt, veel krachtiger zijn. |
- De ongeoorloofde manier waarop kerken worden ingewijd, en het verkeerde en zinloze onderscheid dat ten aanzien van de aanbidding van God wordt aangebracht tussen // | - De ongeoorloofde manier waarop kerken worden ingewijd, en het verkeerde en zinloze onderscheid dat ten aanzien van de aanbidding van God wordt aangebracht tussen // | ||
- | - Alle bijgelovige, | + | - Alle bijgelovige, |
- | + |