Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisieVorige revisieVolgende revisie | Vorige revisie | ||
institutie:45 [09-07-2021 om 12.02 uur] – ds. J.H. Zwart | institutie:45 [08-08-2025 om 11.38 uur] (huidige) – Cornelis Bregman | ||
---|---|---|---|
Regel 16: | Regel 16: | ||
Twee, namelijk: | Twee, namelijk: | ||
- | | + | |
+ | | ||
- De bijzondere gelofte, die men ook wel particulier, | - De bijzondere gelofte, die men ook wel particulier, | ||
Om een goed onderscheid te maken tussen goede en verkeerde geloften moeten we op vier dingen letten: | Om een goed onderscheid te maken tussen goede en verkeerde geloften moeten we op vier dingen letten: | ||
+ | |||
- wie degene is aan wie we de gelofte doen; | - wie degene is aan wie we de gelofte doen; | ||
- wie wij zijn, die de gelofte doen; | - wie wij zijn, die de gelofte doen; | ||
Regel 27: | Regel 29: | ||
==== 4. Aan wie doet men de gelofte? ==== | ==== 4. Aan wie doet men de gelofte? ==== | ||
- | Alleen aan God, aan wie wij onszelf en al wat wij bezitten verschuldigd zijn. Hij alleen is de Kenner van ons hart, en Hij heeft macht om te straffen wie zijn gelofte breekt.((*Deuteronomium 12:17 *Deuteronomium 13:21 *Psalm 50:14)) Bovendien is de gelofte een onderdeel van het aanroepen en belijden van Gods Naam, wat men Hem alleen schuldig is. Hij zegt ook tegen ons: “Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn” (Matteüs 15:9). En ook: “Naar hun [heidense] inzettingen zult gij niet wandelen” (Leviticus 18:3). | + | Alleen aan God, aan Wie wij onszelf en al wat wij bezitten verschuldigd zijn. Hij alleen is de Kenner van ons hart, en Hij heeft macht om te straffen wie zijn gelofte breekt.((*Deuteronomium 12:17 *Deuteronomium 13:21 *Psalm 50:14)) Bovendien is de gelofte een onderdeel van het aanroepen en belijden van Gods Naam, wat men Hem alleen schuldig is. Hij zegt ook tegen ons: “Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn” (Matteüs 15:9). En ook: “Naar hun [heidense] inzettingen zult gij niet wandelen” (Leviticus 18:3). |
Daaruit kan men afleiden dat het ons niet geoorloofd is om iets te beloven, behalve wanneer ons geweten er vooraf vanuit Gods Woord van verzekerd is dat het behaagt aan God, aan Wie wij de gelofte doen. Dan weten we ook dat deze gelofte uit het geloof voortkomt.((*Romeinen 14:23)) | Daaruit kan men afleiden dat het ons niet geoorloofd is om iets te beloven, behalve wanneer ons geweten er vooraf vanuit Gods Woord van verzekerd is dat het behaagt aan God, aan Wie wij de gelofte doen. Dan weten we ook dat deze gelofte uit het geloof voortkomt.((*Romeinen 14:23)) | ||
Regel 33: | Regel 35: | ||
==== 5. Wie en hoe zijn wij die de gelofte doen? ==== | ==== 5. Wie en hoe zijn wij die de gelofte doen? ==== | ||
- | Wij zijn mensen, maar door het geloof zijn wij gerechtvaardigde mensen. Als dat niet zo is, zijn wij vijanden van God, en kunnen we Hem met onze gaven en geloften niet behagen. We zijn ook in vrijheid gesteld. In Numeri 30:4-7 lezen we over kinderen die nog van hun ouders afhankelijk zijn, over een vrouw van wie de man nog leeft, en over een slaaf die nog niet vrijgelaten is. Als zij een bepaalde gelofte deden, kon die herroepen worden. Daarom had Hanna zonder toestemming van haar man of zonder een bijzondere aanwijzing van God geen gelofte mogen doen dat Samuël zijn leven lang in de tabernakel van de Heere zou dienen. | + | Wij zijn mensen, maar door het geloof zijn wij gerechtvaardigde mensen. Als dat niet zo is, zijn wij vijanden van God, en kunnen we Hem met onze gaven en geloften niet behagen. We zijn ook in vrijheid gesteld. In Numeri 30:4-7 lezen we over kinderen die nog van hun ouders afhankelijk zijn, over een vrouw van wie de man nog leeft, en over een slaaf die nog niet vrijgelaten is. Als zij een bepaalde gelofte deden, kon die herroepen worden. Daarom had Hanna zonder toestemming van haar man of zonder een bijzondere aanwijzing van God geen gelofte mogen doen dat Samuël zijn leven lang in de tabernakel van de Here zou dienen. |
Hiermee wordt ons de les meegegeven dat we een gelofte moeten afstemmen op de mogelijkheden die God ons gegeven heeft en dat ze ook moet overeenstemmen met onze taak in dit leven. Daarom was de gelofte van die veertig moordenaars die zichzelf vervloekten met de belofte om niet te eten vóór ze Paulus gedood hadden, niet alleen heel roekeloos, maar ook goddeloos. Ze dachten immers dat het leven en de dood van Paulus in hun macht lag.((*Handelingen 13:12)) Zo heeft ook Jefta een onbezonnen gelofte gedaan, toen hij God beloofde het eerste wat hem uit zijn huis tegemoetkwam te zullen offeren.((*Richteren 11:30)) Het is ook mogelijk dat deze gelofte voortkwam uit onwetendheid ten aanzien van de wet, dat hij zijn gelofte na schatting mocht inlossen.((*Leviticus 27:4)) | Hiermee wordt ons de les meegegeven dat we een gelofte moeten afstemmen op de mogelijkheden die God ons gegeven heeft en dat ze ook moet overeenstemmen met onze taak in dit leven. Daarom was de gelofte van die veertig moordenaars die zichzelf vervloekten met de belofte om niet te eten vóór ze Paulus gedood hadden, niet alleen heel roekeloos, maar ook goddeloos. Ze dachten immers dat het leven en de dood van Paulus in hun macht lag.((*Handelingen 13:12)) Zo heeft ook Jefta een onbezonnen gelofte gedaan, toen hij God beloofde het eerste wat hem uit zijn huis tegemoetkwam te zullen offeren.((*Richteren 11:30)) Het is ook mogelijk dat deze gelofte voortkwam uit onwetendheid ten aanzien van de wet, dat hij zijn gelofte na schatting mocht inlossen.((*Leviticus 27:4)) | ||
Regel 39: | Regel 41: | ||
==== 6. Welk soort zaken mag men beloven? ==== | ==== 6. Welk soort zaken mag men beloven? ==== | ||
- | - Het moet iets zijn wat mogelijk is om te doen en in onze macht ligt. Het is namelijk zinloos en dwaas om die dingen te beloven waartoe we niet in staat zijn. Dit laatste was het geval bij de gelofte die de joden deden om Paulus te doden. Dat stond immers niet aan hen! Denk ook aan hen die een gelofte van reinheid afleggen die hun niet gegeven is. Een gelofte moet geoorloofd zijn en aan God behagen, naar het richtsnoer van de Schrift. Het moet dus zijn naar Gods Woord, zodat het altijd met de Schrift in overeenstemming zal zijn. Het is namelijk onbehoorlijk om God iets te beloven en een gelofte te doen die Hem mishaagt en ongepast is voor Zijn heilige Majesteit. En omdat wij de Heere toebehoren, mogen wij ons niet verbinden aan iets dat in strijd is met Zijn wil. | + | - Het moet iets zijn wat mogelijk is om te doen en in onze macht ligt. Het is namelijk zinloos en dwaas om die dingen te beloven waartoe we niet in staat zijn. Dit laatste was het geval bij de gelofte die de joden deden om Paulus te doden. Dat stond immers niet aan hen! Denk ook aan hen die een gelofte van reinheid afleggen die hun niet gegeven is. Een gelofte moet geoorloofd zijn en aan God behagen, naar het richtsnoer van de Schrift. Het moet dus zijn naar Gods Woord, zodat het altijd met de Schrift in overeenstemming zal zijn. Het is namelijk onbehoorlijk om God iets te beloven en een gelofte te doen die Hem mishaagt en ongepast is voor zijn heilige Majesteit. En omdat wij de Here toebehoren, mogen wij ons niet verbinden aan iets dat in strijd is met zijn wil. |
- | - Een bijzondere gelofte moet bij de algemene worden inbegrepen. Daarom doen degenen die aan een abt of aan een bepaalde kloosterorde een gelofte van gehoorzaamheid afleggen, helemaal verkeerd. Zij onttrekken zich daarmee namelijk aan de gehoorzaamheid aan de ouders, aan degenen die over hen gesteld zijn en aan Christus | + | - Een bijzondere gelofte moet bij de algemene worden inbegrepen. Daarom doen degenen die aan een abt of aan een bepaalde kloosterorde een gelofte van gehoorzaamheid afleggen, helemaal verkeerd. Zij onttrekken zich daarmee namelijk aan de gehoorzaamheid aan de ouders, aan degenen die over hen gesteld zijn en aan Christus |
- We mogen de producten uit Gods schepping niet verachten, zoals degenen doen die bepaald voedsel op bepaalde dagen of hun leven lang niet willen gebruiken, terwijl God ons heeft toegestaan dat voedsel tot ons voordeel met dankzegging te gebruiken. | - We mogen de producten uit Gods schepping niet verachten, zoals degenen doen die bepaald voedsel op bepaalde dagen of hun leven lang niet willen gebruiken, terwijl God ons heeft toegestaan dat voedsel tot ons voordeel met dankzegging te gebruiken. | ||
Regel 55: | Regel 57: | ||
==== 9. Wat is het tweede doel? ==== | ==== 9. Wat is het tweede doel? ==== | ||
- | Om onszelf een straf of boete op te leggen vanwege de zonden die we gedaan hebben. Daarmee vragen we of God Zijn toorn en gramschap wil wegnemen. “Indien wij echter onszelf beoordeelden, | + | Om onszelf een straf of boete op te leggen vanwege de zonden die we gedaan hebben. Daarmee vragen we of God zijn toorn en gramschap wil wegnemen. “Indien wij echter onszelf beoordeelden, |
==== 10. Wat is het derde doel? ==== | ==== 10. Wat is het derde doel? ==== | ||
- | Dat is om voorzichtiger te zijn. Dan onthouden we ons door een gelofte voor een bepaalde tijd van iets dat op zichzelf iets middelmatigs is. Zie bijvoorbeeld 1 Korintiërs 6:12: “Ik zal mij door niets laten knechten.” En in 1 Korintiërs 9:27 lezen we: “Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.” | + | Dat is om voorzichtiger te zijn. Dan onthouden we ons door een gelofte voor een bepaalde tijd van iets wat op zichzelf iets middelmatigs is. Zie bijvoorbeeld 1 Korintiërs 6:12: “Ik zal mij door niets laten knechten.” En in 1 Korintiërs 9:27 lezen we: “Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.” |
==== 11. Wat is het vierde doel? ==== | ==== 11. Wat is het vierde doel? ==== | ||
Regel 69: | Regel 71: | ||
- We moeten gematigd zijn in het beloven, want wie gemakkelijk iets belooft, krijgt al gauw spijt, of hij doet het onwillig omdat hij zich gedwongen voelt. Dan gaat het met moeilijkheden en verdriet gepaard, en zo maakt hij zijn plicht tot iets onaangenaams. | - We moeten gematigd zijn in het beloven, want wie gemakkelijk iets belooft, krijgt al gauw spijt, of hij doet het onwillig omdat hij zich gedwongen voelt. Dan gaat het met moeilijkheden en verdriet gepaard, en zo maakt hij zijn plicht tot iets onaangenaams. | ||
- We moeten hierover pas na rijp beraad en goed overleg een beslissing nemen, zodat het hart en de tong het met elkaar eens zijn en met elkaar overeenstemmen. | - We moeten hierover pas na rijp beraad en goed overleg een beslissing nemen, zodat het hart en de tong het met elkaar eens zijn en met elkaar overeenstemmen. | ||
- | - De gelofte moet gedaan worden met de voorwaarde dat zij de Heere kan behagen. Ook moet de gelofte niet gedaan worden voor altijd, opdat we door onze roekeloosheid op dit punt onszelf geen strik om de hals werpen. | + | - De gelofte moet gedaan worden met de voorwaarde dat zij de Here kan behagen. Ook moet de gelofte niet gedaan worden voor altijd, opdat we door onze roekeloosheid op dit punt onszelf geen strik om de hals werpen. |
==== 13. Zijn de geloften uit de wet of uit het geloof? Met andere woorden: zijn de wettige of bijbelse geloften alleen geboden voor het volk onder het Oude Testament of worden ze ook bevolen aan de nieuwtestamentische christenen? ==== | ==== 13. Zijn de geloften uit de wet of uit het geloof? Met andere woorden: zijn de wettige of bijbelse geloften alleen geboden voor het volk onder het Oude Testament of worden ze ook bevolen aan de nieuwtestamentische christenen? ==== | ||
Regel 75: | Regel 77: | ||
De geloften waren vroeger, in de tijd van het Oude Testament, een onderdeel van de wet en de ceremoniën. Daarmee namen mensen in tijden van nood hun toevlucht tot God. Ook deden ze wel geloften in tijden van oorlog, zoals de Israëlieten in Numeri 21:2: “Daarop deed Israël de Here een gelofte en zeide: Indien Gij dit volk volkomen in mijn macht geeft, zal ik hun steden met de ban slaan.” Zo werd Jericho met de ban geslagen, | De geloften waren vroeger, in de tijd van het Oude Testament, een onderdeel van de wet en de ceremoniën. Daarmee namen mensen in tijden van nood hun toevlucht tot God. Ook deden ze wel geloften in tijden van oorlog, zoals de Israëlieten in Numeri 21:2: “Daarop deed Israël de Here een gelofte en zeide: Indien Gij dit volk volkomen in mijn macht geeft, zal ik hun steden met de ban slaan.” Zo werd Jericho met de ban geslagen, | ||
- | Vervolgens deden mensen ook geloften als ze eraan dachten hoeveel weldaden ze hadden ontvangen of juist om die te mogen ontvangen. Dan zegde men de Here een rund of een kalf toe, om een vruchtbare veestapel te mogen ontvangen. Ze vertrouwden ook wel een zoon of dochter aan de Here toe om kinderen te mogen ontvangen, nog vóór er leven in de moederschoot was ontvangen. Ze gaven God ook gaven en vrijwillige offers om gezondheid te ontvangen voor iemand die ernstig ziek was of om uit gevaren verlost te worden. Ze gaven en offerden soms ook zichzelf om de Here nauwgezetter te dienen en hun dankbaarheid te betuigen, zoals Jakob deed toen hij zei: “Indien God met mij al zijn, en mij behoeden zal op deze weg, die ik ga, mij zal geven brood om te eten en klederen om aan te trekken, en ik behouden tot mijns vaders huis wederkeer, dan zal de Here mij tot een God zijn (…) en van alles wat Gij mij schenken zult, zal ik U stipt de tienden geven” (Genesis 28:20-22). Zo was het ook met Hanna, die haar zoon aan God toevertrouwde; | + | Vervolgens deden mensen ook geloften als ze eraan dachten hoeveel weldaden ze hadden ontvangen of juist om die te mogen ontvangen. Dan zegde men de Here een rund of een kalf toe, om een vruchtbare veestapel te mogen ontvangen. Ze vertrouwden ook wel een zoon of dochter aan de Here toe om kinderen te mogen ontvangen, nog vóór er leven in de moederschoot was ontvangen. Ze gaven God ook gaven en vrijwillige offers om gezondheid te ontvangen voor iemand die ernstig ziek was of om uit gevaren verlost te worden. Ze gaven en offerden soms ook zichzelf om de Here nauwgezetter te dienen en hun dankbaarheid te betuigen, zoals Jakob deed toen hij zei: “Indien God met mij zal zijn, en mij behoeden zal op deze weg, die ik ga, mij zal geven brood om te eten en klederen om aan te trekken, en ik behouden tot mijns vaders huis wederkeer, dan zal de Here mij tot een God zijn (…) en van alles wat Gij mij schenken zult, zal ik U stipt de tienden geven” (Genesis 28:20-22). Zo was het ook met Hanna, die haar zoon aan God toevertrouwde; |
Mensen wendden de geloften ook wel aan als een vorm van discipline om daarmee de zuiverheid, de heiligheid, de matigheid en andere deugden te bevorderen. Daarom werden ze in de wet ook voorgeschreven. Met name bij de geloften van de Nazireeërs is dat aan de orde.((*Numeri 6:3)) Zij mochten geen wijn of sterke drank drinken waarvan men dronken kan worden; ze mochten het haar niet afscheren en zich ook niet verontreinigen door een dood lichaam aan te raken, en bovendien was het hun niet toegestaan om te rouwen en te weeklagen. Zo leerden ze om het lichaam niet al te veel op te pronken en het hoofd helder te houden, en zo werden ze ook niet tot wellust aangedreven. Ze mochten zich niet overgeven aan sterke gevoelens en emoties, zoals droefheid en vrolijkheid, | Mensen wendden de geloften ook wel aan als een vorm van discipline om daarmee de zuiverheid, de heiligheid, de matigheid en andere deugden te bevorderen. Daarom werden ze in de wet ook voorgeschreven. Met name bij de geloften van de Nazireeërs is dat aan de orde.((*Numeri 6:3)) Zij mochten geen wijn of sterke drank drinken waarvan men dronken kan worden; ze mochten het haar niet afscheren en zich ook niet verontreinigen door een dood lichaam aan te raken, en bovendien was het hun niet toegestaan om te rouwen en te weeklagen. Zo leerden ze om het lichaam niet al te veel op te pronken en het hoofd helder te houden, en zo werden ze ook niet tot wellust aangedreven. Ze mochten zich niet overgeven aan sterke gevoelens en emoties, zoals droefheid en vrolijkheid, | ||
Wat de vorm van die geloften betreft, waren ze ofwel absoluut, ofwel voorwaardelijk. | Wat de vorm van die geloften betreft, waren ze ofwel absoluut, ofwel voorwaardelijk. | ||
- | | + | |
- | - Er zijn ook geloften met een voorwaarde, zoals vrijwel al de geloften die in de strijd worden afgelegd. Ik denk ook aan de gelofte van Jakob, als hij zegt: ‘Als de Here met mij is, dan...’; en aan die van Hanna, als ze zegt: ‘Als U mij een zoon geeft, dan...’. | + | |
+ | - Er zijn ook geloften met een voorwaarde, zoals vrijwel al de geloften die in de strijd worden afgelegd. Ik denk ook aan de gelofte van Jakob, als hij zegt: ‘Als de Here met mij is, dan…’; en aan die van Hanna, als ze zegt: ‘Als U mij een zoon geeft, dan…’. | ||
Maar de noodzaak om geloften te doen is tegelijk met de andere ceremoniën van de wet door de komst van Christus weggenomen. In het Nieuwe Testament hebben wij dus in het geheel geen gebod daarvoor. Paulus heeft zich wel verbonden aan de gelofte van de Nazireeërs, | Maar de noodzaak om geloften te doen is tegelijk met de andere ceremoniën van de wet door de komst van Christus weggenomen. In het Nieuwe Testament hebben wij dus in het geheel geen gebod daarvoor. Paulus heeft zich wel verbonden aan de gelofte van de Nazireeërs, | ||
Regel 89: | Regel 92: | ||
==== 14. Is het geoorloofd geloften te verbreken? ==== | ==== 14. Is het geoorloofd geloften te verbreken? ==== | ||
- | Vroeger, onder de bediening van de wet, moesten de geloften voor vast en bondig | + | Vroeger, onder de bediening van de wet, moesten de geloften voor vast en bondig worden gehouden, al konden vele geloften gelost worden. Dit niet omdat de geloften God zo behaagden, maar opdat zijn heilige Naam niet bespot zou worden en opdat het volk er geen gewoonte van zou maken om ze op een goddeloze manier te verachten. Dat gebeurt als een lichtzinnig mens, vrijuit en zonder verder enig kwaad te doen, aan God zou weigeren wat hij Hem wel beloofd had.((*Deuteronomium 25:17-19)) Maar een eed die onbedachtzaam en ten aanzien van iets ongeoorloofds gedaan is, omdat ze in strijd is met de liefde, moet altijd gebroken en herroepen worden, zoals Christus zegt: “Barmhartigheid wil Ik en geen offerande” (Matteüs 9:13). Er kan immers geen bindende verplichting zijn tot iets wat de mens vastmaakt, als God dit zelf tenietdoet. |
Zo moet de gelofte die ongeoorloofd of onwettig is, die niet gedaan is naar de regel van de godzaligheid en naar het voorschrift van Gods Woord, of die onmogelijk is uit te voeren, niet voor bondig gehouden worden. Isidorus heeft gezegd: “Breek uw gelofte als u iets op een verkeerde manier hebt beloofd. Als uw advies in een dwaze gelofte verandert, doe dan niet wat u op een onvoorzichtige manier hebt beloofd. Dan wordt het namelijk een goddeloze belofte, die alleen langs een slechte weg vervuld kan worden. De gelofte mag immers niet een band van ongerechtigheid worden”, waarvan ook in de canon wordt gesproken.((Vgl. Jesaja 58:6, welk vers in de Septuagint spreekt van een band van ongerechtigheid, | Zo moet de gelofte die ongeoorloofd of onwettig is, die niet gedaan is naar de regel van de godzaligheid en naar het voorschrift van Gods Woord, of die onmogelijk is uit te voeren, niet voor bondig gehouden worden. Isidorus heeft gezegd: “Breek uw gelofte als u iets op een verkeerde manier hebt beloofd. Als uw advies in een dwaze gelofte verandert, doe dan niet wat u op een onvoorzichtige manier hebt beloofd. Dan wordt het namelijk een goddeloze belofte, die alleen langs een slechte weg vervuld kan worden. De gelofte mag immers niet een band van ongerechtigheid worden”, waarvan ook in de canon wordt gesproken.((Vgl. Jesaja 58:6, welk vers in de Septuagint spreekt van een band van ongerechtigheid, | ||
Regel 95: | Regel 98: | ||
Maar wanneer de Schrift zegt: “Doet geloften en betaalt ze de Here, uw God” (Psalm 76:12), dan moet men begrijpen dat dit gezegd wordt over de godzalige geloften, die aan de vereisten daarvan voldoen. Het is namelijk zonde als men Gods Woord veronachtzaamt, | Maar wanneer de Schrift zegt: “Doet geloften en betaalt ze de Here, uw God” (Psalm 76:12), dan moet men begrijpen dat dit gezegd wordt over de godzalige geloften, die aan de vereisten daarvan voldoen. Het is namelijk zonde als men Gods Woord veronachtzaamt, | ||
- | ==== 15. Wat is in strijd met het doen van geloften? ==== | + | ==== 15. Wat is in strijd met dit leerstuk? ==== |
- | - De geloften van de heidenen die ze aan de afgoden en de zogenaamde goden en ook aan de wind en de duivel doen. | + | - De geloften van de heidenen, die ze aan de afgoden en de zogenaamde goden en ook aan de wind en de duivel doen. |
- | - De geloften van de pausgezinden. Zij stellen dat een gelofte een godsdienstig werk is dat men aan God niet verschuldigd is. En toch doen zij naar hun eigen goeddunken geloften aan gestorven heiligen of bepaalde mensen, die geen goden zijn. Dan richten ze voor Christophorus of Barbara een altaar op, en gewoonlijk beloven ze dan een bedevaart te zullen afleggen naar een of andere heilige, of naar het graf van onze Heere. En dat terwijl het uur gekomen is dat de waarachtige aanbidders, zonder enig onderscheid wat plaats betreft, God aanbidden in geest en waarheid. ((*Johannes 4:23)) En Paulus zegt in 1 Timoteüs 2:8: “Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden.” Christus heeft de genade van Zijn verdienste namelijk niet gebonden aan een bepaalde plaats.((*Johannes 4:21)) | + | - De geloften van de pausgezinden. Zij stellen dat een gelofte een godsdienstig werk is dat men niet aan God verschuldigd is. En toch doen zij naar hun eigen goeddunken geloften aan gestorven heiligen of bepaalde mensen, die geen goden zijn. Dan richten ze voor Christophorus of Barbara een altaar op, en gewoonlijk beloven ze dan een bedevaart te zullen afleggen naar een of andere heilige, of naar het graf van onze Here. En dat terwijl het uur gekomen is dat de waarachtige aanbidders, zonder enig onderscheid wat plaats betreft, God aanbidden in geest en waarheid. ((*Johannes 4:23)) En Paulus zegt in 1 Timoteüs 2:8: “Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden.” Christus heeft de genade van zijn verdienste namelijk niet gebonden aan een bepaalde plaats.((*Johannes 4:21)) |
- De geloften van de monniken en de nonnen, en van de priesters die de mis bedienen. Zij doen die onbedacht en zonder dat God daarvoor een bevel heeft gegeven. Daardoor zijn het geloften die met Gods wil in strijd zijn, zoals die van het monnikenleven zelf. Ze houden er veel godsdienstige verplichtingen op na die eigenlijk goddeloos zijn; en beloven ook andere dingen die ze niet in de hand hebben om die ook werkelijk te doen. Ze beloven dan bijvoorbeeld aan God dat ze altijd maagd zullen blijven, wat echter niet aan alle vrouwen gegeven is.((*Matteüs 19:11 *1 Korintiërs 7:7)) De gave van de onthouding is immers niet in het algemeen bedoeld, maar geldt heel persoonlijk en is slechts aan enkele mensen gegeven. Deze geloften gaan ook in tegen teksten als: | - De geloften van de monniken en de nonnen, en van de priesters die de mis bedienen. Zij doen die onbedacht en zonder dat God daarvoor een bevel heeft gegeven. Daardoor zijn het geloften die met Gods wil in strijd zijn, zoals die van het monnikenleven zelf. Ze houden er veel godsdienstige verplichtingen op na die eigenlijk goddeloos zijn; en beloven ook andere dingen die ze niet in de hand hebben om die ook werkelijk te doen. Ze beloven dan bijvoorbeeld aan God dat ze altijd maagd zullen blijven, wat echter niet aan alle vrouwen gegeven is.((*Matteüs 19:11 *1 Korintiërs 7:7)) De gave van de onthouding is immers niet in het algemeen bedoeld, maar geldt heel persoonlijk en is slechts aan enkele mensen gegeven. Deze geloften gaan ook in tegen teksten als: | ||
- | | + | |
- | * “Met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben” (1 Korintiërs 7:2); | + | * “Met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben” (1 Korintiërs 7:2); |
- | * “Indien zij zich [echter] niet kunnen beheersen, laten ze trouwen” (1 Korintiërs 7:9); | + | * “Indien zij zich [echter] niet kunnen beheersen, laten ze trouwen” (1 Korintiërs 7:9)“Het is niet goed, dat de mens alleen zij” (Genesis 2: |
- | * “Het is niet goed, dat de mens alleen zij” (Genesis 2:18). | + | |
- | Zo beloven ze ook wel om al de dagen van hun leven heel sober te eten of geen beroep uit te oefenen. Of ze geven niet aan de slaap toe en andere noodzakelijke middelen die het leven hier en nu in stand houden. Geen van deze werken kunnen God behagen, of het moet datgene zijn wat Hij ons Zelf heeft opgelegd. Er zijn ook geloften bij die tot nadeel en schade van de medemens zijn, zoals de gelofte van armoede, waardoor luie en lege buiken door de arbeid van andere mensen worden gevoed en onderhouden. Paulus gaat hier echter tegenin en zegt: “Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten” (2 Thessalonicenzen 3:10). Evangelische armoede wil niet zeggen dat men al zijn goederen verlaat, maar dat men niet gierig is en zijn vertrouwen niet op zijn bezit stelt. Bovendien beloven ze ook aan bepaalde mensen gehoorzaam te zijn, tegen het gevoelen van de apostel in, die zegt: “Weest geen slaven van mensen” (1 Korintiërs 7:23). Hiermee stellen ze ook de gehoorzaamheid die ze hun overheden verschuldigd zijn, in diskrediet; en ook komen ze andere plichten niet na, die ze voor hun medemensen behoren te doen. Ze proberen langs deze weg vrij te zijn van anderen, ze minachten hun roeping in het openbare leven door geen ambt te willen bekleden en daarmee met hun gaven de gemeenschap te dienen. | + | |
- De vreemde ideeën van deze zelfde pausgezinden, | - De vreemde ideeën van deze zelfde pausgezinden, | ||
- | | + | |
- | - Dat de daad die gedaan wordt samen met een gelofte, méér waard is dan wanneer die zonder gelofte wordt gedaan. Deze mening is echter niet anders dan het bloed van Christus met voeten treden! | + | - Dat de daad die gedaan wordt samen met een gelofte, méér waard is dan wanneer die zonder gelofte wordt gedaan. Deze mening is echter niet anders dan het bloed van Christus met voeten treden! |
- | - Dat het huwelijk door een gelofte ontbonden kan worden; maar als dat waar zou zijn, zouden Gods instellingen door menselijke geboden tenietgedaan kunnen worden.((*Marcus 7:8)) | + | - Dat het huwelijk door een gelofte ontbonden kan worden; maar als dat waar zou zijn, zouden Gods instellingen door menselijke geboden tenietgedaan kunnen worden.((*Marcus 7:8)) |
- | - Dat de gelofte een daad van overleg is en niet berust op een gebod. Maar er is juist geen werk voor God aangenaam dan wat op de wet van God berust. Ze zijn bovendien van mening dat men alle geboden behoort te houden, omdat er geschreven staat: “Wanneer gij de Here een gelofte doet, zult gij er niet mee talmen haar in te lossen” (Deuteronomium 23:21). Dit slaat echter alleen op wettig gedane | + | - Dat de gelofte een daad van overleg is en niet berust op een gebod. Maar er is juist geen werk voor God aangenaam dan wat op de wet van God berust. Ze zijn bovendien van mening dat men alle geboden behoort te houden, omdat er geschreven staat: “Wanneer gij de Here een gelofte doet, zult gij er niet mee talmen haar in te lossen” (Deuteronomium 23:21). Dit slaat echter alleen op wettige |
- | - Het minachten van alles wat God geschapen heeft, wat Hij ons juist opdraagt om met dankzegging te gebruiken. Daarom dwalen de kartuizers heel ernstig, die geloften afleggen om nooit vlees te eten, waardoor ze dat ook degenen die ziek zijn, niet geven. | + | - Het minachten van alles wat God geschapen heeft, wat Hij ons juist opdraagt om met dankzegging te gebruiken. Daarom dwalen de kartuizers heel ernstig, die geloften afleggen om nooit vlees te eten, waardoor ze dat ook weigeren te geven aan zieken. |
- Ook het roomse sacrament van het vormsel – zoals zij het noemen – is een dwaling, want het is niet anders dan wat bestreken worden met olie onder het bijgelovig prevelen van een paar woorden. | - Ook het roomse sacrament van het vormsel – zoals zij het noemen – is een dwaling, want het is niet anders dan wat bestreken worden met olie onder het bijgelovig prevelen van een paar woorden. | ||
- De hoogmoed van de paus is eveneens een dwaling, want hij durft God als het ware na te bootsen in het inlossen van de geloften. Hij kan immers niet aantonen dat God hem tot een rechter over mensen heeft gesteld. Toch is hij zo overmoedig dat hij zonder daarvoor een opdracht te hebben een oordeel uitspreekt over de wettigheid van de inlossing. | - De hoogmoed van de paus is eveneens een dwaling, want hij durft God als het ware na te bootsen in het inlossen van de geloften. Hij kan immers niet aantonen dat God hem tot een rechter over mensen heeft gesteld. Toch is hij zo overmoedig dat hij zonder daarvoor een opdracht te hebben een oordeel uitspreekt over de wettigheid van de inlossing. | ||
- | - Het overtreden, hetzij van de algemene gelofte, die iedere christen in de doop heeft afgelegd, hetzij van een wettige | + | - De overtreding, hetzij van de algemene gelofte die iedere christen in de doop heeft afgelegd, hetzij van een bijzondere gelofte, mits zij wettig is. |
- | - De mening van Hiëronymus die beweert dat het beter is niet te geloven dan zijn gelofte niet te volbrengen. | + | - De mening van Hiëronymus, die beweert dat het beter is niet te geloven dan je gelofte niet te volbrengen. |