Institutie van Bucanus

de christelijke leer in vragen en antwoorden


institutie:45

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
institutie:45 [09-07-2021 om 12.04 uur] ds. J.H. Zwartinstitutie:45 [09-07-2021 om 12.15 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 16: Regel 16:
  
 Twee, namelijk: Twee, namelijk:
-  - De algemene gelofte, die ook wel de gewone en noodzakelijke gelofte genoemd wordt. Deze gelofte doen de christenen in de doop, waarbij ze de satan en zijn daden verloochenen, zich in de dienst van God begeven door Zijn heilige geboden te gehoorzamen, en niet toegeven aan de boze lusten en begeerten van hun vlees. Daarom noemt Petrus in 1 Petrus 3:21 de doop “een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus”. En in Matteüs 28:19 wordt aan de apostelen de opdracht gegeven om te dopen “in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes”, dat wil zeggen: “leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb”. En in Romeinen 6:17,18 lezen we: “Gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u is overgeleverd.” In Efeziërs 5:26,27 wordt gezegd dat Christus Zijn gemeente “door het waterbad met het woord” gereinigd heeft om “zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks”. Deze belofte wordt door de Catechismus en het genieten van het Heilig Avondmaal bevestigd en versterkt. De vroege en zuivere Kerk had de gewoonte om de kinderen – namelijk zij die als kind gedoopt waren – nadat ze goed onderwezen waren in de christelijke leer, in het openbaar voor de bisschop en de hele gemeente te brengen, waar ze ondervraagd werden over de artikelen van het geloof. Daar moesten ze zelf de gelofte die in de doop in hun naam gedaan was, met hun eigen woorden bevestigen. Daaruit is het geheel van catechetische handelingen ontstaan, die bestaan uit het onderzoek, de bevestiging van de belofte die in de Doop is afgelegd en het gebed en de oplegging van de handen door de bisschop. Het geheel van deze handelingen ging de //confirmatie// of bevestiging heten. Aan deze geloften zijn de godzalige leden van de gemeente altijd onderworpen en gebonden. Zij moeten hier dus altijd aan denken, opdat ze mogen behouden wat ze in de Doop zo overvloedig hebben geloofd en naderhand openlijk hebben beleden, namelijk het geloof en een zuiver geweten. Zij zullen er genoeg werk aan hebben als ze zich in hun gehele leven voortdurend beijveren deze éne gelofte op een goede wijze in praktijk te brengen.+ 
 +  - De algemene gelofte, die ook wel de gewone en noodzakelijke gelofte genoemd wordt. Deze gelofte doen de christenen in de doop, waarbij ze de satan en zijn daden verloochenen, zich in de dienst van God begeven door Zijn heilige geboden te gehoorzamen, en niet toegeven aan de boze lusten en begeerten van hun vlees. Daarom noemt Petrus in 1 Petrus 3:21 de doop “een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus”. En in Matteüs 28:19 wordt aan de apostelen de opdracht gegeven om te dopen “in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes”, dat wil zeggen: “leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb”. En in Romeinen 6:17,18 lezen we: “Gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u is overgeleverd.” In Efeziërs 5:26,27 wordt gezegd dat Christus Zijn gemeente “door het waterbad met het woord” gereinigd heeft om “zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks”. Deze belofte wordt door de Catechismus en het genieten van het Heilig Avondmaal bevestigd en versterkt. De vroege en zuivere Kerk had de gewoonte om de kinderen – namelijk zij die als kind gedoopt waren – nadat ze goed onderwezen waren in de christelijke leer, in het openbaar voor de bisschop en de hele gemeente te brengen, waar ze ondervraagd werden over de artikelen van het geloof. Daar moesten ze zelf de gelofte die in de doop in hun naam gedaan was, met hun eigen woorden bevestigen. Daaruit is het geheel van catechetische handelingen ontstaan, die bestaan uit het onderzoek, de bevestiging van de belofte die in de Doop is afgelegd en het gebed en de oplegging van de handen door de bisschop. Het geheel van deze handelingen ging de //confirmatie//  of bevestiging heten. Aan deze geloften zijn de godzalige leden van de gemeente altijd onderworpen en gebonden. Zij moeten hier dus altijd aan denken, opdat ze mogen behouden wat ze in de Doop zo overvloedig hebben geloofd en naderhand openlijk hebben beleden, namelijk het geloof en een zuiver geweten. Zij zullen er genoeg werk aan hebben als ze zich in hun gehele leven voortdurend beijveren deze éne gelofte op een goede wijze in praktijk te brengen.
   - De bijzondere gelofte, die men ook wel particulier, persoonlijk en vrijwillig zou kunnen noemen. Het is de gelofte van iemand die om een bijzondere reden ertoe bewogen wordt om vanuit zichzelf en vrijwillig iets aan God te beloven. Hoewel alles wat we hebben aan God toebehoort, zonder dat daar een gelofte aan te pas komt, kan een gelofte toch van nut zijn om onszelf op te wekken en aan te sporen om tegenover anderen te getuigen van ons geloof en van Gods uitnemende heerlijkheid. Hierdoor werpen we onszelf ook geen strik om de hals, waarvan Paulus in 1 Korintiërs 6:35 zegt dat hij dit niet wil doen. Maar wij sporen onszelf hierdoor steeds weer aan om God te betalen wat wij Hem al schuldig waren. Van deze aard was de gelofte van de aartsvader Jakob,((*Genesis 28:20 *Genesis 31:13)) en ook die van de Nazireeërs.((*Numeri 6:2,3)) En in 1 Samuël 1:11 heeft Hanna, de moeder van Samuël, door een gelofte haar zoon beloofd en afgestaan aan de dienst van het goddelijke Woord. De bijzondere gelofte kan wettig, geoorloofd en godzalig zijn, maar ook onwettig, ondoordacht en onbezonnen. Een wettige gelofte wordt door iemand gedaan die weet wat hij doet; ze gaat ook over een geoorloofde zaak en heeft een goed doel op het oog. Een onwettige gelofte wordt gedaan door personen die geen controle hebben over zichzelf. Ze gaat over ongeoorloofde zaken en er zit een slechte bedoeling achter. Een voorbeeld hiervan is de gelofte van de personen die Paulus wilden doden.((*Handelingen 23:14))   - De bijzondere gelofte, die men ook wel particulier, persoonlijk en vrijwillig zou kunnen noemen. Het is de gelofte van iemand die om een bijzondere reden ertoe bewogen wordt om vanuit zichzelf en vrijwillig iets aan God te beloven. Hoewel alles wat we hebben aan God toebehoort, zonder dat daar een gelofte aan te pas komt, kan een gelofte toch van nut zijn om onszelf op te wekken en aan te sporen om tegenover anderen te getuigen van ons geloof en van Gods uitnemende heerlijkheid. Hierdoor werpen we onszelf ook geen strik om de hals, waarvan Paulus in 1 Korintiërs 6:35 zegt dat hij dit niet wil doen. Maar wij sporen onszelf hierdoor steeds weer aan om God te betalen wat wij Hem al schuldig waren. Van deze aard was de gelofte van de aartsvader Jakob,((*Genesis 28:20 *Genesis 31:13)) en ook die van de Nazireeërs.((*Numeri 6:2,3)) En in 1 Samuël 1:11 heeft Hanna, de moeder van Samuël, door een gelofte haar zoon beloofd en afgestaan aan de dienst van het goddelijke Woord. De bijzondere gelofte kan wettig, geoorloofd en godzalig zijn, maar ook onwettig, ondoordacht en onbezonnen. Een wettige gelofte wordt door iemand gedaan die weet wat hij doet; ze gaat ook over een geoorloofde zaak en heeft een goed doel op het oog. Een onwettige gelofte wordt gedaan door personen die geen controle hebben over zichzelf. Ze gaat over ongeoorloofde zaken en er zit een slechte bedoeling achter. Een voorbeeld hiervan is de gelofte van de personen die Paulus wilden doden.((*Handelingen 23:14))
  
 Om een goed onderscheid te maken tussen goede en verkeerde geloften moeten we op vier dingen letten: Om een goed onderscheid te maken tussen goede en verkeerde geloften moeten we op vier dingen letten:
 +
   - wie degene is aan wie we de gelofte doen;   - wie degene is aan wie we de gelofte doen;
   - wie wij zijn, die de gelofte doen;   - wie wij zijn, die de gelofte doen;
Regel 80: Regel 82:
  
 Wat de vorm van die geloften betreft, waren ze ofwel absoluut, ofwel voorwaardelijk. Wat de vorm van die geloften betreft, waren ze ofwel absoluut, ofwel voorwaardelijk.
-  - De absolute geloften zijn om zo te zeggen ronduit en eenvoudig geformuleerd. Er zijn geen uitzonderingen en geen voorwaarden. Ze zijn ook vrijwillig en spontaan aan God beloofd en toegezegd. Ik denk hierbij aan de geloften die in Leviticus 27 worden afgelegd en aan die van de Nazireeërs.  + 
-  - Er zijn ook geloften met een voorwaarde, zoals vrijwel al de geloften die in de strijd worden afgelegd. Ik denk ook aan de gelofte van Jakob, als hij zegt: ‘Als de Here met mij is, dan...’; en aan die van Hanna, als ze zegt: ‘Als U mij een zoon geeft, dan...’.+  - De absolute geloften zijn om zo te zeggen ronduit en eenvoudig geformuleerd. Er zijn geen uitzonderingen en geen voorwaarden. Ze zijn ook vrijwillig en spontaan aan God beloofd en toegezegd. Ik denk hierbij aan de geloften die in Leviticus 27 worden afgelegd en aan die van de Nazireeërs. 
 +  - Er zijn ook geloften met een voorwaarde, zoals vrijwel al de geloften die in de strijd worden afgelegd. Ik denk ook aan de gelofte van Jakob, als hij zegt: ‘Als de Here met mij is, dan’; en aan die van Hanna, als ze zegt: ‘Als U mij een zoon geeft, dan’.
  
 Maar de noodzaak om geloften te doen is tegelijk met de andere ceremoniën van de wet door de komst van Christus weggenomen. In het Nieuwe Testament hebben wij dus in het geheel geen gebod daarvoor. Paulus heeft zich wel verbonden aan de gelofte van de Nazireeërs,((*Handelingen 18:18 *Handelingen 21:26)) maar dat deed hij slechts met het oog op de tijd en andere omstandigheden. Hij is namelijk voor zover het middelmatige dingen betrof "voor de Joden geworden als een Jood", en daarmee "hun, die onder de wet staan, als onder de wet", om hen voor Christus "te winnen" (1 Korintiërs 9:20). Maar de noodzaak om geloften te doen is tegelijk met de andere ceremoniën van de wet door de komst van Christus weggenomen. In het Nieuwe Testament hebben wij dus in het geheel geen gebod daarvoor. Paulus heeft zich wel verbonden aan de gelofte van de Nazireeërs,((*Handelingen 18:18 *Handelingen 21:26)) maar dat deed hij slechts met het oog op de tijd en andere omstandigheden. Hij is namelijk voor zover het middelmatige dingen betrof "voor de Joden geworden als een Jood", en daarmee "hun, die onder de wet staan, als onder de wet", om hen voor Christus "te winnen" (1 Korintiërs 9:20).
Regel 100: Regel 103:
   - De geloften van de pausgezinden. Zij stellen dat een gelofte een godsdienstig werk is dat men aan God niet verschuldigd is. En toch doen zij naar hun eigen goeddunken geloften aan gestorven heiligen of bepaalde mensen, die geen goden zijn. Dan richten ze voor Christophorus of Barbara een altaar op, en gewoonlijk beloven ze dan een bedevaart te zullen afleggen naar een of andere heilige, of naar het graf van onze Heere. En dat terwijl het uur gekomen is dat de waarachtige aanbidders, zonder enig onderscheid wat plaats betreft, God aanbidden in geest en waarheid. ((*Johannes 4:23)) En Paulus zegt in 1 Timoteüs 2:8: “Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden.” Christus heeft de genade van Zijn verdienste namelijk niet gebonden aan een bepaalde plaats.((*Johannes 4:21))   - De geloften van de pausgezinden. Zij stellen dat een gelofte een godsdienstig werk is dat men aan God niet verschuldigd is. En toch doen zij naar hun eigen goeddunken geloften aan gestorven heiligen of bepaalde mensen, die geen goden zijn. Dan richten ze voor Christophorus of Barbara een altaar op, en gewoonlijk beloven ze dan een bedevaart te zullen afleggen naar een of andere heilige, of naar het graf van onze Heere. En dat terwijl het uur gekomen is dat de waarachtige aanbidders, zonder enig onderscheid wat plaats betreft, God aanbidden in geest en waarheid. ((*Johannes 4:23)) En Paulus zegt in 1 Timoteüs 2:8: “Ik wil dan, dat de mannen op iedere plaats bidden.” Christus heeft de genade van Zijn verdienste namelijk niet gebonden aan een bepaalde plaats.((*Johannes 4:21))
   - De geloften van de monniken en de nonnen, en van de priesters die de mis bedienen. Zij doen die onbedacht en zonder dat God daarvoor een bevel heeft gegeven. Daardoor zijn het geloften die met Gods wil in strijd zijn, zoals die van het monnikenleven zelf. Ze houden er veel godsdienstige verplichtingen op na die eigenlijk goddeloos zijn; en beloven ook andere dingen die ze niet in de hand hebben om die ook werkelijk te doen. Ze beloven dan bijvoorbeeld aan God dat ze altijd maagd zullen blijven, wat echter niet aan alle vrouwen gegeven is.((*Matteüs 19:11 *1 Korintiërs 7:7)) De gave van de onthouding is immers niet in het algemeen bedoeld, maar geldt heel persoonlijk en is slechts aan enkele mensen gegeven. Deze geloften gaan ook in tegen teksten als:   - De geloften van de monniken en de nonnen, en van de priesters die de mis bedienen. Zij doen die onbedacht en zonder dat God daarvoor een bevel heeft gegeven. Daardoor zijn het geloften die met Gods wil in strijd zijn, zoals die van het monnikenleven zelf. Ze houden er veel godsdienstige verplichtingen op na die eigenlijk goddeloos zijn; en beloven ook andere dingen die ze niet in de hand hebben om die ook werkelijk te doen. Ze beloven dan bijvoorbeeld aan God dat ze altijd maagd zullen blijven, wat echter niet aan alle vrouwen gegeven is.((*Matteüs 19:11 *1 Korintiërs 7:7)) De gave van de onthouding is immers niet in het algemeen bedoeld, maar geldt heel persoonlijk en is slechts aan enkele mensen gegeven. Deze geloften gaan ook in tegen teksten als:
-    * “Weest vruchtbaar en wordt talrijk” (Genesis 1:28); +      * “Weest vruchtbaar en wordt talrijk” (Genesis 1:28); 
-    * “Met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben” (1 Korintiërs 7:2); +      * “Met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben” (1 Korintiërs 7:2); 
-    * “Indien zij zich [echter] niet kunnen beheersen, laten ze trouwen” (1 Korintiërs 7:9)+      * “Indien zij zich [echter] niet kunnen beheersen, laten ze trouwen” (1 Korintiërs 7:9)“Het is niet goed, dat de mens alleen zij” (Genesis 2:18). \\  \\ ​​​​​​​Zo beloven ze ook wel om al de dagen van hun leven heel sober te eten of geen beroep uit te oefenen. Of ze geven niet aan de slaap toe en andere noodzakelijke middelen die het leven hier en nu in stand houden. Geen van deze werken kunnen God behagen, of het moet datgene zijn wat Hij ons Zelf heeft opgelegd. Er zijn ook geloften bij die tot nadeel en schade van de medemens zijn, zoals de gelofte van armoede, waardoor luie en lege buiken door de arbeid van andere mensen worden gevoed en onderhouden. Paulus gaat hier echter tegenin en zegt: “Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten” (2 Thessalonicenzen 3:10). Evangelische armoede wil niet zeggen dat men al zijn goederen verlaat, maar dat men niet gierig is en zijn vertrouwen niet op zijn bezit stelt. Bovendien beloven ze ook aan bepaalde mensen gehoorzaam te zijn, tegen het gevoelen van de apostel in, die zegt: “Weest geen slaven van mensen” (1 Korintiërs 7:23). Hiermee stellen ze ook de gehoorzaamheid die ze hun overheden verschuldigd zijn, in diskrediet; en ook komen ze andere plichten niet na, die ze voor hun medemensen behoren te doen. Ze proberen langs deze weg vrij te zijn van anderen, ze minachten hun roeping in het openbare leven door geen ambt te willen bekleden en daarmee met hun gaven de gemeenschap te dienen.
-    * “Het is niet goed, dat de mens alleen zij” (Genesis 2:18). +
-Zo beloven ze ook wel om al de dagen van hun leven heel sober te eten of geen beroep uit te oefenen. Of ze geven niet aan de slaap toe en andere noodzakelijke middelen die het leven hier en nu in stand houden. Geen van deze werken kunnen God behagen, of het moet datgene zijn wat Hij ons Zelf heeft opgelegd. Er zijn ook geloften bij die tot nadeel en schade van de medemens zijn, zoals de gelofte van armoede, waardoor luie en lege buiken door de arbeid van andere mensen worden gevoed en onderhouden. Paulus gaat hier echter tegenin en zegt: “Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten” (2 Thessalonicenzen 3:10). Evangelische armoede wil niet zeggen dat men al zijn goederen verlaat, maar dat men niet gierig is en zijn vertrouwen niet op zijn bezit stelt. Bovendien beloven ze ook aan bepaalde mensen gehoorzaam te zijn, tegen het gevoelen van de apostel in, die zegt: “Weest geen slaven van mensen” (1 Korintiërs 7:23). Hiermee stellen ze ook de gehoorzaamheid die ze hun overheden verschuldigd zijn, in diskrediet; en ook komen ze andere plichten niet na, die ze voor hun medemensen behoren te doen. Ze proberen langs deze weg vrij te zijn van anderen, ze minachten hun roeping in het openbare leven door geen ambt te willen bekleden en daarmee met hun gaven de gemeenschap te dienen.+
   - De vreemde ideeën van deze zelfde pausgezinden, die beweren:   - De vreemde ideeën van deze zelfde pausgezinden, die beweren:
-    - Dat het leven van de monniken een evangelische volmaaktheid inhoudt en het eeuwige leven verdient. De gelofte hiertoe is een extra werk goed werk, want het woord “Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen” is volgens hen geen gebod in het algemeen dat alle mensen betreft, maar een bijzonder gebod dat alleen de hier genoemde jongeman betreft. Deze beroemde zich erop dat hij geheel de wet gehouden had. Als men dan volmaakt wil zijn, is dat hetzelfde als wanneer men oprecht wil zijn, zonder enige huichelarij.((*Matteüs 19:21)) +      - Dat het leven van de monniken een evangelische volmaaktheid inhoudt en het eeuwige leven verdient. De gelofte hiertoe is een extra werk goed werk, want het woord “Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen” is volgens hen geen gebod in het algemeen dat alle mensen betreft, maar een bijzonder gebod dat alleen de hier genoemde jongeman betreft. Deze beroemde zich erop dat hij geheel de wet gehouden had. Als men dan volmaakt wil zijn, is dat hetzelfde als wanneer men oprecht wil zijn, zonder enige huichelarij.((*Matteüs 19:21)) 
-    - Dat de daad die gedaan wordt samen met een gelofte, méér waard is dan wanneer die zonder gelofte wordt gedaan. Deze mening is echter niet anders dan het bloed van Christus met voeten treden! +      - Dat de daad die gedaan wordt samen met een gelofte, méér waard is dan wanneer die zonder gelofte wordt gedaan. Deze mening is echter niet anders dan het bloed van Christus met voeten treden! 
-    - Dat het huwelijk door een gelofte ontbonden kan worden; maar als dat waar zou zijn, zouden Gods instellingen door menselijke geboden tenietgedaan kunnen worden.((*Marcus 7:8)) +      - Dat het huwelijk door een gelofte ontbonden kan worden; maar als dat waar zou zijn, zouden Gods instellingen door menselijke geboden tenietgedaan kunnen worden.((*Marcus 7:8)) 
-    - Dat de gelofte een daad van overleg is en niet berust op een gebod. Maar er is juist geen werk voor God aangenaam dan wat op de wet van God berust. Ze zijn bovendien van mening dat men alle geboden behoort te houden, omdat er geschreven staat: “Wanneer gij de Here een gelofte doet, zult gij er niet mee talmen haar in te lossen” (Deuteronomium 23:21). Dit slaat echter alleen op wettig gedane geloften die God aangenaam zijn. Anders zou het zelfs toegestaan zijn om zonen en dochters te slachten en te offeren, voor de afgoden altaren op te richten, en honden te offeren – maar zo zou men de gehele wet van God verdraaien! +      - Dat de gelofte een daad van overleg is en niet berust op een gebod. Maar er is juist geen werk voor God aangenaam dan wat op de wet van God berust. Ze zijn bovendien van mening dat men alle geboden behoort te houden, omdat er geschreven staat: “Wanneer gij de Here een gelofte doet, zult gij er niet mee talmen haar in te lossen” (Deuteronomium 23:21). Dit slaat echter alleen op wettige geloftendie God aangenaam zijn. Anders zou het zelfs toegestaan zijn om zonen en dochters te slachten en te offeren, voor de afgoden altaren op te richten, en honden te offeren – maar zo zou men de gehele wet van God verdraaien! 
-  - Het minachten van alles wat God geschapen heeft, wat Hij ons juist opdraagt om met dankzegging te gebruiken. Daarom dwalen de kartuizers heel ernstig, die geloften afleggen om nooit vlees te eten, waardoor ze dat ook degenen die ziek zijn, niet geven.+  - Het minachten van alles wat God geschapen heeft, wat Hij ons juist opdraagt om met dankzegging te gebruiken. Daarom dwalen de kartuizers heel ernstig, die geloften afleggen om nooit vlees te eten, waardoor ze dat ook weigeren te geven aan zieken.
   - Ook het roomse sacrament van het vormsel – zoals zij het noemen – is een dwaling, want het is niet anders dan wat bestreken worden met olie onder het bijgelovig prevelen van een paar woorden.   - Ook het roomse sacrament van het vormsel – zoals zij het noemen – is een dwaling, want het is niet anders dan wat bestreken worden met olie onder het bijgelovig prevelen van een paar woorden.
   - De hoogmoed van de paus is eveneens een dwaling, want hij durft God als het ware na te bootsen in het inlossen van de geloften. Hij kan immers niet aantonen dat God hem tot een rechter over mensen heeft gesteld. Toch is hij zo overmoedig dat hij zonder daarvoor een opdracht te hebben een oordeel uitspreekt over de wettigheid van de inlossing.   - De hoogmoed van de paus is eveneens een dwaling, want hij durft God als het ware na te bootsen in het inlossen van de geloften. Hij kan immers niet aantonen dat God hem tot een rechter over mensen heeft gesteld. Toch is hij zo overmoedig dat hij zonder daarvoor een opdracht te hebben een oordeel uitspreekt over de wettigheid van de inlossing.
-  - Het overtreden, hetzij van de algemene gelofte, die iedere christen in de doop heeft afgelegd, hetzij van een wettige bijzondere gelofte. +  - De overtreding, hetzij van de algemene gelofte, die iedere christen in de doop heeft afgelegd, hetzij van een bijzondere gelofte, mits zij wettig is
-  - De mening van Hiëronymus die beweert dat het beter is niet te geloven dan zijn gelofte niet te volbrengen. Het is immers juist beter als men zijn verkeerde geloften niet nakomt.+  - De mening van Hiëronymusdie beweert dat het beter is niet te geloven dan je gelofte niet te volbrengen. Als het gaat om verkeerde geloften, is het immers juist beter om die niet te volbrengen.


Paginahulpmiddelen